Het bericht dat meer mensen veteranenziekte krijgen |
|
Cem Laçin |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Meer mensen krijgen veteranenziekte»1?
Ja.
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar de reden dat er sinds zes jaar een geleidelijke toename van het aantal legionellabesmettingen is geconstateerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, het RIVM volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Uit de gegevens van het RIVM blijkt dat er sinds 2011 sprake is van een geleidelijke toename van het aantal gemelde legionellosepatiënten. Deze toename kan vele oorzaken hebben: een verbeterde diagnose (legionellose wordt soms aangezien voor een longontsteking), een betere uitvoering van de meldplicht door de arts, maar bijvoorbeeld ook de weersomstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Vooral bij hevige regenval na een relatief warme periode, ziet het RIVM een toename van het aantal gemelde patiënten.
Overigens was het aantal gemelde patiënten in 2016 vrijwel even hoog als in 2010.
Op welke wijze wordt onderzocht of de toename te maken kan hebben met het gebruik van biologische luchtwassers en (plaatselijke) opwarming van waswater bij industriële luchtwassers? Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de aanbeveling uit het «Onderzoek naar aanwezigheid van legionella in biologische luchtwassers bij stallen» van Wageningen UR Livestock Research om ook onderzoek bij industriële stofwassers en biologische luchtwassers uit te voeren? Hoe is omgegaan met de overige aanbevelingen?2
Indien de GGD na een legionellosebesmetting besluit om een brononderzoek uit te voeren, worden industriële biologische luchtwassers onderzocht voor zover er aanwijzingen zijn dat deze in het concrete geval een mogelijke besmettingsbron zouden kunnen zijn.
Het in de vraag genoemde rapport bevat vijf aanbevelingen.
Hoe staat het met de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 6010 Legionellapreventie en het voornemen om deze richtlijn te herzien? Gaat u de toename van het aantal besmettingen hierbij betrekken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan u berichten dat een werkgroep gestart is met de voorbereidingen voor aanpassing van de BRL 6010. In de nieuwe BRL 6010 moet beter worden geborgd dat risicoanalyses en beheersplannen, opgesteld door adviesbureaus, van voldoende kwaliteit zijn. Doel van de aanpassing is uiteindelijk om enerzijds het aantal besmette personen te laten dalen, maar ook om te voorkomen dat eigenaren onnodig veel geld uitgeven aan het opstellen van risicoanalyses en beheersplannen, en het uitvoeren van beheersmaatregelen.
Wat is de uitkomst van de analyse van de ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) van de naleving van de regels omtrent legionellapreventie?
De resultaten van de inspecties die uitgevoerd worden in het kader van toezicht op het Drinkwaterbesluit laten een langzame verbetering zien van de naleving. Afhankelijk van de doelgroep varieert de naleving van 50% bij campings tot 75% bij ziekenhuizen.
Op welke wijze gaat u zeker stellen dat een mogelijke toename van legionella niet op enigerlei wijze van doen heeft met een lichter toezichtregime voor bedrijven en het voornemen te komen tot een efficiënter legionellabeleid?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Een licht toezichtregime zal vorm kunnen krijgen als het vertrouwen bestaat dat een lichter regime geen nadelige gevolgen geeft op het nalevingsgedrag.
Onder een licht toezichtregime wordt verstaan dat er geen (actief) toezicht meer wordt verricht bij een bedrijf. Maar dit zal alleen aan de orde kunnen zijn bij bedrijven met een laag risicoprofiel en bij bedrijven met een hoog risicoprofiel die aantoonbaar kunnen en willen naleven en daarmee een voorbeeldfunctie hebben voor anderen.
De ILT kan zich dan richten op bedrijven die de naleving van wet- en regelgeving onvoldoende geborgd hebben.
Wel kan de ILT op ieder moment besluiten om door middel van een reality check te toetsen of de indeling in een licht toezichtregime nog steeds gerechtvaardigd is.
Bent u bereid, in overleg met de ILT en de Stichting Veteranenziekte, meer in te zetten op voorlichting en te komen tot een actieve communicatie over projecten en uitkomsten van inspecties? Zo nee, waarom niet?
Ik kan u berichten dat dit reeds gebeurt. Bij de twee recent uitgevoerde projecten (Campings en Truckstops) wordt door de ILT al meer ingezet op voorlichting en een actieve communicatie van uitkomsten van inspecties.
De cholera uitbraak in Jemen |
|
Sadet Karabulut |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de cholera-uitbraak in Jemen nu de ergste in de wereld is?1
Ja.
Ziet u ruimte om in het licht van de enorme cholera-uitbraak extra geld beschikbaar te stellen om de humanitaire situatie in Jemen te verbeteren?
Nederland heeft recent een extra EUR 4,5 miljoen bijgedragen aan de gezamenlijke respons van de Dutch Relief Alliance in Jemen. Dit bedrag wordt door de Nederlandse noodhulporganisaties onder andere besteed aan bestrijding van de cholera-uitbraak. Ook levert het kabinet een expert op gebied van water en sanitaire voorzieningen aan het team van de VN World Health Organisation. Nederland heeft in 2017 in totaal meer dan EUR 20 miljoen bijgedragen om humanitaire noden in Jemen te lenigen.
Welke landen dragen niet of nauwelijks financieel bij aan het bestrijden van de crisis in Jemen?
Uit verschillende overzichten van humanitaire hulp voor Jemen blijkt een wereldwijde betrokkenheid en inzet van diverse landen, private instellingen, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties. De mate waarin landen bijdragen aan humanitaire hulp voor Jemen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de totale omvang van hun hulp en betrokkenheid bij Jemen. Nederland benadrukt voortdurend de noodzaak om op een zo flexibel mogelijke manier zo snel mogelijk bij te dragen aan oproepen van organisaties voor hulp aan Jemen, zoals onder andere tijdens de VN-donorconferentie op 25 april 2017. Het Verenigd Koninkrijk, Saudi-Arabië, de EU, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten deden tijdens de deze conferentie de hoogste toezeggingen. Daarnaast leveren sommige landen veel ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties en het Rode Kruis, hiervan wordt ook een aanzienlijk deel besteed aan hulp in Jemen.
Deelt u de mening dat het hypocriet is van Saudi-Arabië om mooie sier te maken met de 60 miljoen euro die het land beschikbaar stelde om de cholera-uitbraak te bestrijden, terwijl het land tegelijkertijd als leider van de coalitie aanvallen op onder andere ziekenhuizen uitvoert en in belangrijke mate bijdraagt aan het humanitaire leed in het land?
Hoewel Jemen ook al voor de oorlog in grote mate afhankelijk was van humanitaire hulp is de huidige humanitaire crisis inderdaad voornamelijk het gevolg van het huidige conflict in Jemen. Het kabinet is van mening dat Saoedi-Arabië als leider van de internationale militaire coalitie actief in Jemen, evenals de andere leden van die coalitie, een grote verantwoordelijkheid dragen bij het oplossen van het conflict, het verstrekken van hulp en de uiteindelijke wederopbouw van Jemen. Het kabinet blijft zich inzetten voor een onmiddellijk staakt-het-vuren, een politieke oplossing, humanitaire toegang tot heel Jemen en internationaal onderzoek naar alle schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht om straffeloosheid tegen te gaan.
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen over wapenexport naar landen die betrokken zijn bij de oorlog in Jemen?2
Ja.
Erkent u dat de blokkade van Jemen, onder andere op zee, niet alleen wapens voor de Houthi-rebellen tegenhoudt maar ook voedsel, medicijnen en andere hulpgoederen en zo de humanitaire situatie in Jemen verergert? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangeven in de beantwoording op Kamervragen van het lid Van Dijk (SP) over wapenexport naar Egypte, ligt de oorzaak van het feit dat (hulp)goederen hun eindbestemming niet bereiken vooral in de aanhoudende gevechten op de grond, de bombardementen vanuit de lucht en de beschadigingen aan de infrastructuur.3 Dit neemt niet weg, dat de blokkade ook heeft bijgedragen aan de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof. Nederland roept alle partijen in het conflict dan ook op om de import van zowel commerciële goederen als hulpgoederen niet te belemmeren en hulp te faciliteren.
Is u bekend dat eerder dit jaar een schip van Save the Children met hulpgoederen om ziektes te bestrijden door de militaire coalitie onder leiding van Saudi-Arabië is tegengehouden?3 Komt dit vaker voor?
Ja dit is mij bekend. Drie scheepsladingen met medische hulpgoederen van Save the Children UKzijn door de Saoedi-geleide coalitie tegengehouden bij de haven van Hodeidah en omgeleid naar Aden. Hierdoor is ernstige vertraging opgelopen. Alle niet bilaterale humanitaire hulp die Jemen binnenkomt behoort in principe vrijgesteld te zijn van controle onder het wapenembargo. Het kabinet beschikt niet over gegevens over andere gevallen waarin humanitaire hulp op zee is tegengehouden. Het kabinet veroordeelt echter iedere vorm van beperking van humanitaire toegang.
Dragen Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten met hun marines bij aan de blokkade van Jemen? Waren deze landen betrokken bij het tegenhouden van het schip van Save the Children? Kunt u uitsluiten dat Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten een bijdrage leveren aan de zeeblokkade van Jemen waardoor hulpverlening aan het land bemoeilijkt wordt?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Dijk over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine, is bekend dat de Egyptische marine sinds maart 2015 betrokken is bij de militaire interventie in Jemen.5 Voor zover bij het kabinet bekend worden schepen van de Egyptische marine ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216). Dit geldt ook voor de marine van de VAE. De marines van Egypte en de VAE spelen een rol bij het veiligstellen van vaarroutes en het aanleveren van materieel aan het door de Jemenitische regering gecontroleerde zuiden van Jemen. Er is bij het kabinet niets bekend over de eventuele betrokkenheid van de marine van Egypte en de VAE bij het tegenhouden van individuele schepen of zendingen van hulpgoederen.
Acht u het gerechtvaardigd om export van militair materieel naar de marines van Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten te blijven goedkeuren als deze landen broodnodige humanitaire hulpverlening aan Jemen bemoeilijken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet blijft bezorgd over het conflict in Jemen. Om die reden worden aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar landen in de door Saoedi-geleide coalitie zeer streng getoetst. Sinds het begin van het conflict in Jemen heeft het kabinet 26 vergunningaanvragen voor voorgenoemde landen afgewezen, vanwege het risico op inzet bij het grond- of luchtoffensief in Jemen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, bemoeilijken vooral aanhoudende gevechten op de grond, de bombardementen vanuit de lucht en de daaruit volgende beschadigingen aan de infrastructuur het aankomen van hulpgoederen.
Zoals evenwel aangegeven in het antwoord op vraag 6 neemt dit niet weg, dat ook de militaire operaties op zee, in de vorm van de blokkade, hebben bijgedragen aan de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof. In dat kader roept Nederland alle partijen in het conflict dan ook op om de import van zowel commerciële goederen als hulpgoederen niet te belemmeren en hulp te faciliteren. Tegelijkertijd zijn de militaire operaties op zee van groot belang voor het handhaven van het wapenembargo om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen. De marines van de betrokken landen spelen hierbij een belangrijke rol. Ook voorzien marineschepen van Egypte en de VAE in een legitieme veiligheidsbehoefte: zij bewaken de grenzen en dragen bij aan de maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van de vaarroutes is ook voor de EU en Nederland van belang, onder meer om de veilige doorgang van Europese schepen mogelijk te maken.
De complexiteit van voorgenoemde afwegingen maakt een zwart-of-wit-beleid niet wenselijk. Elke aanvraag wordt dan ook zorgvuldig case-by-case getoetst, waarbij steeds de laatste inzichten worden meegenomen. Nieuwe aanvragen voor export van militair materieel t.b.v. de marines van Egypte en de VAE zullen dan ook zeer kritisch worden getoetst, waarbij het kabinet niet vooruit kan lopen op de uitkomst van die toetsing.
Bent u bereid de aanbeveling van onder andere Save the Children op te volgen en de oorlogvoerende landen op te roepen de blokkade tegen Jemen per direct op te heffen? Zo nee, waarom niet?
De blokkade speelt een belangrijke rol om het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen te handhaven en daarmee te voorkomen dat nog meer wapens het land in komen. Dit moet op proportionele wijze gebeuren. Nederland zet zich daarbij in voor volledige humanitaire toegang, het zo efficiënt mogelijk functioneren van het VN Verificatie en Inspectie Mechanisme om de commerciële import te bevorderen en openstelling van alle havens en luchthavens voor zowel humanitaire als commerciële goederen. Nederland heeft hiertoe dringend opgeroepen tijdens de discussie over de Raadsconclusies over Jemen die werden aangenomen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl., en tijdens de gezamenlijke Nederlands-Zweedse verklaring over Jemen van 27 juni jl. Nederland zet in op een nieuwe ronde EU-demarches bij de bij het conflict betrokken partijen om te pleiten voor een onmiddellijk staakt-het-vuren, het verlenen van humanitaire toegang en hervatting van het politieke proces.
De onhoudbare situatie aangaande de cholera epidemie in Jemen |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de noodkreet van Oxfam en van Safe the Children aangaande de ernst van de cholera-epidemie in Jemen en de noodzaak om deze te bestrijden?1
Ja.
Kunt u de cijfers van Save the Children, dat 40% van de besmettingen kinderen jonger dan 15 jaar betreft, bevestigen?
De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) verklaart dat 46% van de besmettingen kinderen betreft (18% betreft kinderen jonger dan 5 jaar).
Bent u op de hoogte van de rapportage van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over Jemen waarin o.a. wordt vastgesteld dat 300.000 mensen binnen 6 maanden geïnfecteerd kunnen worden?2
Ja. Het betreft een schatting op basis van het verloop van de tweede golf van epidemie vanaf eind april dit jaar.
Definieert u de situatie in Jemen, in het bijzonder de cholera epidemie, als een humanitaire crisis?
Ja. Ook voor de recente cholera-uitbraak was er al sprake van een humanitaire crisis in Jemen. Sinds juli 2015 is de situatie in Jemen door de VN gekwalificeerd als een humanitaire crisis van het hoogste niveau (Level 3 crisis). De cholera- epidemie treft de bevolking extra hard door deze omstandigheden.
Welke hulpprogramma’s heeft Nederland lopen in Jemen? Hebben deze specifiek betrekking op de bestrijding van cholera of zijn die meer algemeen van karakter?
Het kabinet draagt bij met humanitaire hulp en specifieke programma’s op het gebied van drinkwater (via UNICEF en FAO), reproductieve gezondheid en vrede en veiligheid. De programma’s voor humanitaire hulp, en in het bijzonder de programma’s gericht op schoon en veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen, spelen in op de noodzaak om cholera te bestrijden. Nederland heeft voor een periode van 3 tot 6 maanden een expert op het gebied van water en sanitatie toegevoegd aan het team van de WHO.
Save the Children stelt dat er 60 miljoen euro nodig is om de epidemie te bestrijden. Deelt u de mening dat dit het bedrag is dat nodig is?3
De complexiteit van de situatie maakt dat het lastig is om een exact bedrag goed te onderbouwen. Dat neemt niet weg dat duidelijk is dat extra inspanningen noodzakelijk zijn. Het door Save the Children genoemde bedrag is een ruwe schatting, in een immer veranderende, onveilige situatie veroorzaakt door het conflict.
Hoe groot is het budget dat Nederland nu in Jemen besteedt aan de cholera epidemie? Wordt dit geld ook daadwerkelijk uitgegeven? Hoeveel is er al uitgegeven?
Er is geen specifiek budget toegekend aan de bestrijding van de cholera-epidemie.
Het kabinet heeft in 2017 reeds EUR 20,4 miljoen aan ongeoormerkte bijdragen ter beschikking gesteld voor noodhulp aan Jemen via de Verenigde Naties. Daarnaast heeft UNICEF via de programma’s van de ambassade een bijdrage van in totaal Euro 2,9 miljoen voor drinkwater en sanitaire voorzieningen ontvangen en draagt via deze voorzieningen ook bij aan het bestrijden van cholera.
Gaat u partners aanspreken op aangegane verplichtingen aangaande hulp aan Jemen en in het bijzonder de bestrijding van de cholera-epidemie?
Ja, zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 26 juni een verklaring afgegeven met zijn Zweedse collega waarin zij de strijdende partijen oproepen de wapens neer te leggen en per direct humanitaire toegang mogelijk te maken. Zij riepen de landen op het geld dat zij toezegden tijdens de Jemen-conferentie op 25 april jl. in Geneve in te zetten ter bestrijding van het menselijk leed.
UNICEF en de WHO zijn overigens al zeer actief en hebben de hulp aan Jemen inmiddels opgeschaald.
Tegen welke blokkades lopen Nederlandse hulpprogramma’s aan in Jemen?
Vooral de onveilige situatie in Jemen vormt een belemmering voor het effectief verlenen van hulp. Daarnaast werken de strijdende partijen de hulpverlening tegen door onnodige administratieve en bureaucratische hindernissen op te werpen. Zonder die blokkades zouden hulporganisaties veel meer mensen kunnen bereiken.
Welke NGO’s en welke overige internationale partners, die iets kunnen betekenen inzake de bestrijding van de cholera-epidemie, zijn actief in Jemen?
UNICEF, WHO, UNDP, FAO, Social Fund for Development (SFD) en ICRC zijn actief in Jemen. Daarnaast zijn er diverse internationale en nationale NGO’s actief waaronder Care International, Save the Children en Oxfam International.
Ben u bekend met het Oxfam rapport Yemen on the brink of famine?4
Ja.
Maken de aanbeveling uit dit rapport; zoals het heropenen van vredesbesprekingen, toegankelijkheid van de haven van Hodeidah en de verbeterde doorgang van humanitaire goederen en personen, al deel uit van bestaande hulp en diplomatieke inzet vanuit Nederland in Jemen?
Ja.
Wat doet de EU ter bestrijding van de cholera epidemie in Jemen?
De EU heeft bijna EUR 4 mln. specifiek beschikbaar gesteld voor de bestrijding van de cholera-epidemie in Jemen.
Wat doet de VN ter bestrijding van de cholera epidemie in Jemen?
Vooral WHO en UNICEF spelen een belangrijke rol bij de bestrijding van cholera in Jemen. WHO houdt zich onder andere bezig met voorlichting en preventie-activiteiten, monitoring van en rapportage over de situatie, het faciliteren van aanvoer van hulpgoederen en het opzetten van cholerabehandelingscentra.
Ook UNICEF draagt bij aan het opzetten van cholerabehandelingscentra en verstrekt daarnaast veilig drinkwater en voorlichting over bijvoorbeeld hygiëne.
Bent u op de hoogte van de brief welke door 22 NGO’s aan de Veiligheidsraad is gestuurd, waarin wordt opgeroepen dat het Verenigd Koninkrijk als penhouder voor Jemen meer actie moet ondernemen?5
Ja.
Deelt u de oproep aan de VN-Veiligheidsraad en het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder, zoals door de 22 NGO’s gedaan in deze brief?
Het kabinet deelt de mening van de 22 ngo’s dat de Veiligheidsraad een actievere houding zal moeten aannemen om een politieke oplossing voor het conflict in Jemen te bewerkstelligen en de humanitaire crisis te verlichten. In deze context verwelkomt het kabinet de op 15 juni jl. door de Veiligheidsraad aangenomen presidentiële verklaring, waarin de door de ngo’s naar voren gebrachte punten grotendeels zijn opgenomen. Het kabinet spreekt alle betrokken partijen, alsmede de bredere internationale gemeenschap aan om een oplossing voor de crisis in Jemen naderbij te brengen. Zo nam het kabinet in april het initiatief om Jemen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 4 april jl. te agenderen en Raadsconclusies aan te nemen waarin de EU en haar lidstaten worden opgeroepen de diplomatieke inspanningen wat betreft Jemen te verhogen. Ook werd in de Mensenrechtenraad van maart jl. op initiatief van Nederland een EU-verklaring aangenomen waarin de punten van de 22 ngo’s grotendeels terugkomen. Nederland onderhoudt nauw contact met het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van Jemen, en zal deze contacten in de aanloop naar het lidmaatschap van de Veiligheidsraad in 2018 verder intensiveren.
Gaat u uw Britse ambtsgenoot aanspreken op deze brief en verzoeken tot meer initiatief over te gaan?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u zo spoedig mogelijk een oproep doen bij de VN om de cholera-epidemie actiever aan te pakken?
De cholera-epidemie wordt zeer actief aangepakt door de VN-organisaties ter plekke.
Zou de bestrijding van deze epidemie een onderdeel van een gezamenlijke agenda van Italië en Nederland kunnen zijn als leden van de Veiligheidsraad in 2017–2018?
Het is vooral zaak de epidemie zo snel mogelijk aan te pakken en in te dammen. Dit kan niet wachten tot het lidmaatschap van Nederland van de Veiligheidsraad. Mede gezien de ernst van de choleracrisis, en de al desastreuze humanitaire situatie, heeft de Veiligheidsraad op 15 juni een presidentiële verklaring aangenomen. Hierin roept de Veiligheidsraad op tot het onmiddellijk mobiliseren van de toegezegde hulp tijdens de Jemen-conferentie in Genève van 25 april, en deze ook specifiek in te zetten om de cholera-epidemie te bestrijden.
Is de veiligheidssituatie in Jemen toereikend om effectief hulp te verlenen?
De veiligheidssituatie is zonder meer problematisch maar humanitaire hulporganisaties slagen er desalniettemin in om hulp te verlenen.
Welke mogelijkheden ziet u om de invoerbeperkingen voor medische hulpgoederen (tijdelijk) op te heffen?
Hoewel er net als bij de algemene hulpverlening sprake is van struikelblokken voert de VN humanitaire vluchten uit en is zij in staat om de benodigde medische hulpgoederen in te voeren. Het kabinet pleitte tijdens de Jemen-conferentie voor het openen van de vliegvelden van Sana’a en Aden voor commerciële vluchten, alsook voor het verbeteren van de toegang van goederen via de haven van Hodeidah.
Het bericht dat het UMC Utrecht weer onder vergrootglas ligt na een dubieus sterfgeval |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «UMC Utrecht weer onder vergrootglas na dubieus sterfgeval»?1
Uit de berichten in de media en van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heb ik begrepen dat een jonge vrouw onverwacht is overleden, kort nadat zij een medische ingreep heeft ondergaan. Dat is een tragisch bericht, in de eerste plaats voor haar nabestaanden, maar ook voor betrokken zorgverleners.
Deelt u de mening dat er direct onafhankelijk onderzoek dient plaats te vinden door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zeker gezien de misstanden die eerder in dit ziekenhuis speelden? Zo ja, bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg direct onafhankelijk onderzoek te laten starten? Zo neen, waarom niet?
Zoals de IGZ in haar recente rapport over het UMC Utrecht beschrijft, heeft het ziekenhuis nieuwe procedures opgesteld voor het melden van calamiteiten, zowel intern als bij de inspectie2. Het betreffende voorval is donderdag 8 juni jongstleden bij de IGZ gemeld als mogelijke calamiteit conform deze procedures en binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn van drie werkdagen. De IGZ heeft het ziekenhuis nu conform het Uitvoeringsbesluit Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) opdracht gegeven onderzoek uit te voeren en hierover aan de IGZ te rapporteren. De Raad van Bestuur heeft aan de IGZ laten weten in dit geval het onderzoek te laten beoordelen door een externe, onafhankelijke deskundige die geen relatie heeft met het UMC Utrecht. Het ziekenhuis zoekt daarnaast actief contact met de nabestaanden. Ik vind het van groot belang dat dit onderzoek zoveel mogelijk helderheid oplevert over de toedracht van het overlijden van de patiënte. Dit is vooral voor haar nabestaanden van belang. Indien er sprake is van tekortkomingen in de zorgverlening zal het ziekenhuis maatregelen moeten treffen om herhaling te voorkomen.
Deelt u de mening dat de reeks misstanden die hebben plaatsgevonden in het UMC Utrecht schadelijk zijn voor het vertrouwen van patiënten? Zo ja, op welke wijze wordt de veiligheid van patiënten in het UMC Utrecht gegarandeerd? Zo neen, waarom niet?
Het publieke vertrouwen in het UMC Utrecht is onmiskenbaar geschaad door de recente problemen rondom patiëntveiligheid. De IGZ heeft uitgebreid onderzoek verricht naar deze problemen en in haar rapport een aantal maatregelen geformuleerd. Het ziekenhuis moet nu hard aan het werk om deze maatregelen uit te voeren en het vertrouwen weer te herstellen. Het onderzoek van de IGZ wijst uit dat in het UMC Utrecht in het algemeen veilig wordt gewerkt. Het UMC Utrecht zal bij dit incident en bij toekomstige incidenten moeten laten zien dat het hier anders mee omgaat dan in het verleden het geval is geweest. De IGZ ziet daarop toe. Zoals u kunt lezen in haar recente rapportage over het UMC Utrecht, houdt de IGZ ook na het opheffen van het verscherpt toezicht nog intensief toezicht op het UMC Utrecht.
Stelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg opnieuw verscherpt toezicht in? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Nederlanders generieke Pre-Expositie Profylaxe (PrEP) uit het buitenland halen omdat het in Nederland nog niet verkrijgbaar is |
|
Antje Diertens (D66), Vera Bergkamp (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Nederlanders generieke PrEP uit het buitenland importeren?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat Europees goedkeurde (preventieve) medicijnen uit het buitenland moeten worden geïmporteerd omdat deze in Nederland niet betaalbaar verkrijgbaar zijn?2 Zo ja, kan u aangeven wat zu doet om ervoor te zorgen dat dit middel net als in vele landen binnen en buiten Europa wel voor iedereen betaalbaar beschikbaar is in Nederland, inclusief passende medische begeleiding? Zo nee, waarom niet?
De European Medicines Agency (EMA) heeft in 2016 een Europese marktregistratie toegekend aan het geneesmiddel Truvada voor HIV pre-exposure prophylaxis (PrEP). Daarmee is het geneesmiddel geregistreerd voor de Europese markt en mag het geneesmiddel in iedere lidstaat worden verhandeld. Het staat een bedrijf met een daartoe geschikte handelsvergunning vrij om het geneesmiddel vervolgens te importeren. Of de kosten voor een geneesmiddel voor gebruikers worden vergoed op grond van een zorgverzekering, is een besluit dat ieder land voor zich moet nemen.
Ik heb per brief van 11 oktober 2016 de Gezondheidsraad (GR) om advies gevraagd over het preventief gebruik van PrEP. Het advies zal zich onder andere richten op het individuele en publieke belang van PrEP bij soa- en hiv-preventie. Het advies wordt begin volgend jaar verwacht. Voor een definitieve invulling van landelijk beleid omtrent PrEP wacht ik het GR-advies af. Ik wil niet op dit advies vooruitlopen.
Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn voor de risico’s en voor de preventieve werking van PrEP als de gebruiker niet medisch wordt begeleid tijdens het gebruik?
Truvada is het enige in Europa geregistreerde geneesmiddel voor preventief gebruik en in Nederland uitsluitend op doktersvoorschrift verkrijgbaar. Ik raad het patiënten ten zeerste af om zonder doktersvoorschrift, en zonder begeleiding van een deskundig arts, een (niet-geregistreerd) geneesmiddel uit het buitenland te bestellen en te gebruiken. Het gebruik van receptplichtige geneesmiddelen, zoals Truvada, zonder begeleiding van een arts brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Bij onjuist gebruik van PrEP bestaat er onder andere risico op bijvoorbeeld ontwikkeling van bijwerkingen. In het geval van het gebruik van PrEP kan dit ook gevolgen hebben op de soa-preventie door mogelijk verminderd condoomgebruik alsook het risico op ontwikkeling van resistentie. Het medicijn is daarom receptplichtig.
Betrokken beroepsgroepen, waaronder GGD-profesionals en HIV-behandelaren, hebben gezamenlijk een richtlijn (informeel) PrEP gebruik opgesteld, waarin de kwalitatieve vereisten voor medische begeleiding van PrEP gebruik zijn vastgesteld. Met betrekking tot vergoeding van het geneesmiddel, verwijs ik naar mijn antwoord bij vraag 2.
Wat zijn de medische risico’s van het importeren van generieke PrEP uit andere landen voor de gebruikers? Eerder stelde u dat «thuis-dokteren» ongewenst is, en risico’s met zich meebrengt, op welke manier wil zij u tegengaan en gelijktijdig PrEP beschikbaar maken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uiteenzetten wat de mogelijkheden zijn voor huidige PrEP gebruikers binnen de Amsterdamse pilot zodra de pilot is afgelopen in 2018?3
Het middel is beschikbaar op de markt. Dat betekent dat gebruikers het middel via recept kunnen aanschaffen. Daarnaast wil ik benadrukken dat gebruik van condooms hiv, maar ook andere soa voorkomt. Zoals ik reeds met mijn adviesaanvraag aan de GR heb aangegeven vind ik het van belang dat er een gezagdragend advies komt over de plek van PrEP binnen de Nederlandse hiv/aids aanpak. Na het advies van de GR zal ik besluiten over het landelijke beleid omtrent PrEP-gebruik.
Kunt u aangeven wat de status is van de ontwikkeling Nederlandse richtlijn voor de toepassing van PrEP? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet? Zo ja, verwacht u nog steeds dat het advies van de Gezondheidsraad pas in 2018 af is?
De richtlijn (informeel) PrEP gebruik is ontwikkeld door de zorgprofessionals zelf en in zoverre behandelaren de zorg omtrent PrEP op zich nemen, zullen zij hun eigen richtlijn volgen. De gezondheidsraad bepaalt zelf haar agenda. Ik heb geen signalen ontvangen dat ze de planning voor eerste kwartaal 2018 niet zullen halen.
Ziet u mogelijkheden om vòòr de bekendwording van het uitkomst van het onderzoek van de Gezondheidsraad PrEP voor de risicogroep beschikbaar te maken, bijvoorbeeld door bestaande pilots uit te breiden? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt u dat met de HIV infecties die voorkomen kunnen worden door PrEP waarmee niet alleen veel menselijk leed maar ook hoge kosten van HIV behandelingen kunnen worden bespaard?
Zoals ik bij antwoord 5 heb aangegeven, hecht ik aan een gezagdragend advies over de mogelijke positie van PrEP in de totale nationale soa/hiv bestrijding. Dit advies is leidend voor de definitieve invulling van het nationale beleid.
Daarnaast staat het de regio’s vrij om pilots vergelijkbaar met Amsterdam op te pakken. Of zij dit zullen doen is mede afhankelijk van het lokale risicoprofiel en andere lokale factoren. Daarnaast kunnen personen uit de risicogroepen gebruik maken van condooms. Die zijn betaalbaar, effectief en beschermen ook tegen andere soa.
De voortgang van het onderzoek naar patiënten die niet wisten dat ze een proefkonijn waren |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de toezegging dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoek zou gaan doen naar de bevindingen zoals gepubliceerd in NRC op 23 september 2016 waaruit bleek dat diverse patiënten gebruikt werden als proefkonijn voor een nieuwe methode met de zogenoemde cryoballon voor hartpatiënten?1 2
Ja.
In hoeverre kunt u aangeven wat het oorspronkelijke tijdspad van de IGZ was voor het onderzoeken van deze «casus»?
In mijn reactie in een eerdere brief (Kamerstuk 31 016, nr. 99) heb ik aangegeven dat de IGZ er in eerste instantie naar streefde het onderzoek begin 2017 af te ronden. Door de afstemming met meerdere partijen is het onderzoek zoals toegezegd afgelopen mei afgerond. De IGZ zal het rapport conform haar openbaarmakingsprocedure openbaar maken, waarbij de IGZ gelegenheid aan de betrokkenen geeft om een zienswijze op openbaarmaking te geven. Daarbij dient de IGZ rekening te houden met de wettelijke bepalingen waardoor persoons- en andere privacygevoelige gegevens niet openbaar zullen worden gemaakt.
Het rapport zal naar verwachting voor de zomer worden gepubliceerd op de site van de IGZ.
Is dit onderzoek momenteel afgerond en zijn de resultaten bij u bekend? Zo ja, kan u dit naar de Kamer sturen en aangeven wat haar reactie is? Zo nee, kan u de Kamer informeren welke tijdsindicatie verwacht is voor het verdere onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
De sluiting van de spoedeisende hulppost in Woerden |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden?1
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor goede en toegankelijke spoedzorg in de regio.
De sluiting van de SEH in Woerden blijkt samen te hangen met het besluit om het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis na de fusie met het St. Anthonius Ziekenhuis in te richten als een brede polikliniek met diagnostiek en bepaalde dagbehandelingen.
Daarnaast heeft Primair Huisartsenpost ervoor gekozen om de huisartsenpost van Woerden te verplaatsen naar Leidsche Rijn, omdat daar een spoedeisende hulp naast zit. Een deel van de patiënten op een huisartsenpost wordt vanwege de ernst van hun aandoening of voor aanvullende diagnostiek doorgestuurd naar een spoedeisende hulp.2 In de opinie van een meerderheid van de betrokken huisartsen die aangesloten zijn bij ZorgNU is de kwaliteit en patiëntveiligheid het meeste geborgd door het verplaatsen van de spoedzorg naar de huisartsenpost bij de spoedeisende hulp van het Antonius Ziekenhuis in Leidsche Rijn.
Om voldoende spreiding van SEH’s te garanderen, bestaat de 45-minutennorm. Het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis is volgens de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM niet gevoelig voor de 45-minutennorm voor spoedeisende hulp en acute verloskunde. Er zijn meerdere ziekenhuizen met een SEH in de nabije omgeving.
Ik vind het van belang dat het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten goed communiceren met de inwoners van Woerden over de gevolgen van de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden. Het ziekenhuis geeft aan gesprekken te hebben gevoerd met de gemeente over de sluiting van de SEH. Ik heb dat gecheckt bij de wethouder, de wethouder kijkt daar anders tegenaan. Ik zal het ziekenhuis, Primair Huisartsenpost en de zorgverzekeraars indringend verzoeken in overleg te treden met de gemeente Woerden en met de inwoners van Woerden.
Op basis van welke besluitvorming worden per ingang van 1 januari 2018 de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost gesloten in het Zuwe Hoofdpoort Ziekenhuis?
Van zowel het St. Antonius ziekenhuis, als van Primair Huisartsenposten heb ik vernomen dat aan de verplaatsing van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost een langer lopend proces vooraf gegaan is. In 2016 is bij de fusie tussen het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en het St. Antonius ziekenhuis in overleg met zorgverzekeraars ervoor gekozen om de locatie Woerden in te richten als een brede polikliniek met diagnostiek en bepaalde dagbehandelingen, zonder SEH. Het St. Antonius ziekenhuis en Primair Huisartsenposten geven aan dat ze vervolgens in overleg geweest zijn om in Woerden wel enige mate van spoedzorg te handhaven in de weekenden. Daarbij hebben zij meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt. Eind juni heeft een mondelinge toelichting door het ziekenhuis in het ROAZ plaatsgevonden.
Het is cruciaal dat bij dit soort beslissingen de inwoners worden betrokken en er een intensieve dialoog wordt gevoerd. Ik zal er bij zowel het ziekenhuis als de huisartsenpost op aandringen deze dialoog alsnog te starten dan wel te intensiveren.
Deelt u de mening dat de sluiting van deze posten een ernstige aantasting is van het lokale voorzieningenniveau en dat dit betekend dat er langere reistijden voor spoedzorg en bevallingen komen en dit grotere risico’s voor patiënten veroorzaakt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom vindt u langere reistijden acceptabel?
Een goede spreiding van SEH’s vind ik van belang. Daarvoor is de 45-minutennorm bedoeld: indien de sluiting van de SEH van een ziekenhuis tot gevolg heeft dat het aantal inwoners dat niet binnen 45 minuten bij een SEH kan zijn, toeneemt, is sprake van een «gevoelig ziekenhuis» voor de SEH. Het beleid is erop gericht dat dergelijke «gevoelige» SEH’s niet verdwijnen. Bij het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis is er geen sprake van een «gevoelige» SEH. Er zijn meerdere ziekenhuizen met een SEH in de nabije omgeving.
Zoals gezegd, vind ik het van belang dat het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten goed communiceren aan de inwoners van Woerden over de gevolgen van de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden.
Deelt u de mening dat een huisartsenpost en een spoedeisende hulppost behoren tot de standaardvoorziening van een ziekenhuis en dat het logisch is om spoedzorg dicht bij de mensen te organiseren? Zo ja, waarom staat u de sluiting toe? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat het Zuwe Hofpoort de spoedzorg in de nacht sluit en moet doorverwijzen naar de spoedeisende hulppost van het St. Antonius in Utrecht of Nieuwegein? Is de spoedzorg in Woerden en omstreken hiermee nog wel op orde?2 3
Het St. Antonius ziekenhuis is van mening dat het openhouden van de SEH in Woerden in verband met de toenemende krapte in het beschikbare zorgpersoneel in de regio een verdunning in de dienstverlening in Nieuwegein, Utrecht en Woerden zou betekenen.
Vindt u het wenselijk dat de verloskunde en de acute en IC zorg ook geconcentreerd gaat worden in de regio? Wat betekend dit voor de aanrijtijden van de ambulances, zijn de aanrijtijden nog wel gewaarborgd?4
Het St. Antonius ziekenhuis stelt de verplaatsing van de SEH vanuit Woerden te hebben afgestemd met de verantwoordelijke regionale ambulancevoorzieningen. Deze ambulancediensten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de aanrijtijden. Zorgverzekeraars hebben in de ambulancezorg de zorgplicht om de responstijden van ambulances binnen de daarvoor geldende norm te realiseren.
Ik heb geen signalen ontvangen dat de paraatheid van de ambulances door de sluiting van de SEH in Woerden in gevaar zou komen.
Herinnert u antwoorden op eerdere vragen: «Mijn beleid is er op gericht dat patiënten voldoende alternatieven hebben in een regio, opdat ze kunnen kiezen. Voor de patiënt is het belangrijk om een keuze te hebben en weg te kunnen als een zorgaanbieder niet bevalt. Voor verzekeraars is het op hun beurt goed wanneer zij een keuze kunnen maken om de beste zorg voor hun verzekerden in te kopen tegen een redelijke prijs. Daarom is het van belang dat er voldoende verschillend aanbod overblijft en er niet wordt gefuseerd om het fuseren»?5 In hoeverre is hier nog sprake van als gekeken wordt naar de fusie tussen Zuwe Hofpoort en St. Antonius en naar de inwoners van Woerden en de basisvoorzieningen die nu gesloten en/of geconcentreerd worden?
Ik herinner mij deze antwoorden en onderschijf deze nog steeds. In hoeverre hier nog sprake van is, is ter beoordeling aan de NZa en ACM, de toezichthouders. Zo oordeelt de ACM bij een fusie of er voldoende keuze overblijft voor patiënten. Om dit goed te kunnen doen heb ik het zorgspecifieke markttoezicht versterkt.7
Op welke wijze zijn bewoners, patiënten, huisartsen, zorgverleners van de spoedeisende hulp, verloskundigen en ambulancebroeders betrokken geweest bij de plannen voor sluiting? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Het St. Antoniusziekenhuis heeft me medegedeeld dat de gefuseerde ziekenhuizen de plannen voor de sluiting als onderdeel van de fusieplannen hebben afgestemd met de ondernemingsraden, cliëntenraden en de medische staf. De fusieplannen zijn beoordeeld door de NZa en de ACM.
Zoals hierboven vermeld, zijn het St. Antonius Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten in overleg geweest om in Woerden wel enige mate van spoedzorg te handhaven in de weekenden. Daarbij hebben zij meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt.
Eind juni heeft een mondelinge toelichting door het ziekenhuis in het ROAZ plaatsgevonden.
Verder stelt het St. Antonius Ziekenhuis momenteel met verloskundigen plannen uit te werken voor een nieuw centrum voor geboortezorg in Utrecht.
Zie verder de antwoorden op vragen 1 en 2.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg betrokken bij de sluiting van deze posten en concentratie van spoedzorg, verloskundige zorg en IC zorg en wat is hun oordeel hierover? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
De IGZ volgt de veranderingen in het zorgaanbod en neemt maatregelen indien de voorwaarden voor goede zorg niet aanwezig zijn. De IGZ heeft mij laten weten dat dit op dit moment niet aan de orde is.
Heeft de gemeenteraad ingestemd met de sluiting van deze posten en de concentratie van zorg? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe het proces en de besluitvorming over de sluiting van deze posten en de concentratie van zorg precies is gegaan? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat de ordening van de ziekenhuiszorg in Nederland niet afhankelijk mag zijn tussen onderhandelingen tussen private marktpartijen, dus ziekenhuizen en zorgverzekeraars, maar dat goede toegankelijke en veilige (spoed)zorg een taak van de overheid is?
Dat ben ik met u eens. Daarom stelt de overheid ook randvoorwaarden zoals de 45-minutennorm. Ook moet deze zorg aan kwaliteitsnormen voldoen.
Wilt u de plannen om deze posten sluiten en concentratie van verloskundige en acute en IC per direct een halt toe roepen? Zo neen, waarom niet?
Deze plannen zijn getoetst en akkoord bevonden door de toezichthouders NZa en ACM. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg en stelt dat er geen reden is om in te grijpen. De ondernemingsraden, cliëntenraden en de medische staf zijn betrokken. Ik zie derhalve geen reden tot ingrijpen anders dan dat ik een dringend beroep doe op de huisartsenpost en het ziekenhuis om actief met de inwoners van Woerden en omstreken in gesprek te gaan over wat er gebeurt, waarom het gebeurt, wat dit oplevert aan betere zorg, betere hulpverlening en wat er kan worden gedaan om zorgen bij deze inwoners weg te nemen.
Het bericht dat de helft van de Vlaamse promovendi kampt met psychische gezondheidsklachten |
|
Frank Futselaar |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
In hoeverre ziet u het Vlaamse onderzoek onder promovendi als een bevestiging van een eerder onderzoek van het UvA-promovendinetwerk UvAPro, waaruit blijkt dat 36,5 procent van de promovendi aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) mogelijk klinisch depressief is?1 2
Verschillende landen hebben enquêtes of studies uitgezet om werkgerelateerde gezondheidsproblemen bij promovendi te inventariseren. Wat dat betreft ligt het Vlaamse onderzoek in lijn met het eerdere onderzoek aan de UvA.
Sluit u uit dat ook in Nederland promovendi op grote schaal psychische gezondheidsklachten kunnen hebben en dat er een verband is met de ervaren hoge werkdruk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uiteraard zijn psychische gezondheidsklachten niet alleen te herkennen in Vlaanderen en kunnen ook in Nederland promovendi te maken hebben met spanningsklachten. Een hoge werkdruk die wordt ervaren, kan daarmee in verband staan. De ervaren werkdruk is het gevolg van de door de werkgever gecreëerde arbeidsomstandigheden, waarbij de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van deze omstandigheden bij de werkgever zelf ligt. Daarnaast kunnen andere oorzaken geestelijke gezondheidsklachten als gevolg hebben. Zo kan een promovendus afkomstig uit het buitenland spanningen ervaren in relatie tot de noodzakelijke aanpassingen aan de Nederlandse samenleving of in relatie tot het leren van een vreemde taal tijdens de promotie.
Overigens lijkt voor veel promovendi te gelden, dat ze in hun leven – en hun onderzoek sterk gefocust zijn op het doel om carrière te maken binnen de academische wereld na hun promotie. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 januari 2017 (Kamerstuk 31 288, nr. 569) beschrijf ik ook dat de academische cultuur vooral gericht is op een wetenschappelijke loopbaan op basis van geboekte onderzoeksresultaten. De druk om zoveel mogelijk publicaties op naam te hebben kan een verkeerde prikkel opleveren. Het kan ertoe leiden dat veel universitaire medewerkers zich zo veel mogelijk op onderzoek richten. Soms vatten zij het onderwijs op als een verplichting die ten koste van hun onderzoek gaat, soms gaat onderwijs ze aan het hart maar zijn ze voor hun carrièreverloop min of meer gedwongen om het onderzoek te laten prevaleren. Dit leidt af en gaat ten koste van de goede verbinding tussen onderwijs en onderzoek. Ik kan me voorstellen dat dit ook kan leiden tot een te hoge werkdruk en psychische gezondheidsklachten.
Ik pleit er in mijn brief aan de Tweede Kamer voor aantrekkelijke loopbaanperspectieven door zinvolle combinaties van taken te ontwikkelen, bijvoorbeeld onderwijs met onderzoek of onderzoek met bestuurlijke taken. In deze context houdt dat ook in dat promovendi kunnen worden voorbereid op een loopbaan buiten de universiteit en dat ze daarin door de universiteit worden ondersteund in hun begeleiding. Ik onderschrijf dan ook in de Kamerbrief de wens van De Jonge Akademie en het Promovendi Netwerk Nederland dat instellingen goede afspraken maken over een verdere professionalisering van de begeleiding van promovendi, met een standaard begeleidingsplan waaraan zowel promovendi als begeleiders zich committeren. Daarin is een evenwichtige balans cruciaal met betrekking tot de toe te wijzen taken om te voorkomen dat een te hoge werkdruk kan leiden tot psychische gezondheidsklachten.
Deelt u de mening dat het Vlaamse onderzoek onder promovendi een aanleiding zou moeten zijn ook in Nederland versneld grootschalig landelijk onderzoek te doen naar psychische gezondheidsklachten onder promovendi? Zo ja, op welke termijn kan dat onderzoek plaatsvinden?
Het Vlaamse onderzoek kan als eye-opener dienen voor de Nederlandse instellingen. Ik zie het als de verantwoordelijkheid van de instellingen om te bepalen of een landelijk onderzoek nodig is naar eventuele werkgerelateerde psychische gezondheidsklachten onder hun werknemers in het algemeen en onder promovendi in het bijzonder.
Overigens heeft SoFoKles in januari 2017 het rapport «Werkdruk en prestatiedruk van wetenschappelijk personeel: Een nadere analyse op basis van de MTO’s» gepubliceerd.3 In dit rapport is op basis van gegevens uit de medewerkersonderzoeken aan elf universiteiten nagegaan hoe de resultaten van de eerdere verkenning over prestatiedruk nader zijn te onderbouwen en in te kleuren aan de hand van de begrippen werkdruk en werkstress. Uit de analyses blijkt dat hoogleraren, UHD’s en UD’s meer werkdruk ervaren dan de andere functiecategorieën (docenten, (contract)onderzoekers, postdocs en promovendi), maar bij de werkstress zijn het met name de promovendi die het hoogst scoren. Werkstress kan op langere termijn leiden tot psychische gezondheidsklachten, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, een verstoorde werk-privébalans en minder arbeidstevredenheid of -motivatie.
In de cao-onderhandelingen van de universiteiten is overeengekomen dat iedere universiteit vóór eind 2017 een werkplan over werkdruk en duurzame inzetbaarheid opstelt in samenspraak met het Lokaal Overleg. Ik ga ervan uit dat hierin ook aandacht wordt gegeven aan het voorkomen van psychische gezondheidsklachten als gevolg van een te hoge werkdruk.
In hoeverre wordt een dergelijk landelijk onderzoek «gehinderd door een gebrek aan urgentie en financiële dekking» en «gesteggel over wie de rekening betaalt», zoals het Promovendi Netwerk Nederland stelt?3 Deelt u de mening dat dit nooit redenen mogen zijn om een dergelijk onderzoek geen doorgang te laten vinden? Bent u bereid het voortouw te nemen om dit onderzoek uit te laten voeren?
Als zich onder werknemers werkgerelateerde psychische gezondheidsklachten voordoen, moeten die serieus worden genomen. In het antwoord bij vraag 3 zie ik het als de verantwoordelijkheid van de instellingen te onderzoeken of de werkdruk bij promovendi of andere groepen medewerkers leidt tot psychische gezondheidsklachten. Ook wordt in bovengenoemd antwoord verwezen naar de analyses die al zijn gemaakt en de afspraak die in het kader van de cao-onderhandelingen is gemaakt dat universiteiten een werkplan opstellen gericht op vermindering van de werkdruk. Daaruit blijkt dat instellingen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap en dat ze ook daarin willen investeren.
Bij de cao-afspraak is erop gewezen dat het van belang is dat universiteiten de faculteiten en diensten betrekken bij het opstellen van dit plan, zodat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de diverse omstandigheden op verschillende afdelingen. Bij de uitwerking van interventies gericht op werk- en prestatiedruk is het immers van belang dat optimaal rekening wordt gehouden met relevante lokale omstandigheden. Het werkplan dat in samenspraak met het Lokaal Overleg wordt opgesteld biedt ruimte aan faculteiten en diensten om zelf de plannen verder vorm te geven naar gelang de behoeften en omstandigheden binnen de faculteiten en diensten.
Kunt een uitgebreide reactie geven op de uitkomsten van het FNV en het onderzoek van de Vakbond voor de Wetenschap (VAWO) eerder dit jaar, waaruit blijkt dat bijna 7 van de 10 medewerkers van de Nederlandse universiteiten de werkdruk hoog tot zeer hoog ervaart?4 Kunt u daarbij ingaan of u de uitkomsten van dit onderzoek erkent of onderschrijft en wat uw concrete voorstellen zijn om deze door universiteitsmedewerkers ervaren werkdruk te verminderen?
FNV heeft dit onderzoek eind 2016 laten uitvoeren door onderzoeksbureau Totta Research. Ruim 2.500 medewerkers van alle universiteiten deden mee aan het onderzoek, zowel wetenschappelijk als ondersteunend personeel. Een werkbelevingsonderzoek van SoFoKles over werk- en prestatiedruk onder 6.478 medewerkers van zeven universiteiten, geeft een iets ander beeld. (Verkenning in het WO: Prestatiedruk onder wetenschappelijk personeel, januari 2016.) Van het wetenschappelijk personeel vindt 56,4 procent de werkdruk goed, 41,8 procent (veel) te hoog en minder dan 2 procent (veel) te laag. Vergeleken met hun jongere collega’s (<35 jaar) geven medewerkers in de leeftijd van 35 tot 60 jaar vaker aan dat de werkdruk (veel) te hoog is.
Ik erken uiteraard de uitkomsten van deze onderzoeken, maar ik zie het als de verantwoordelijkheid van de instellingen om voorstellen te ontwikkelen die de werkdruk bij hun medewerkers verminderen. Ik ben dan ook verheugd dat dit thema door hen is opgepakt. In de cao-onderhandelingen van de universiteiten is door alle partijen geconstateerd dat medewerkers ervaren dat de werk- en prestatiedruk de afgelopen jaren is toegenomen. Om die reden is ook afgesproken dat de universiteiten een werkplan opstellen om de werk- en prestatiedruk te verminderen. Ook is in dit verband afgesproken dat de aanbevelingen uit het SoFoKleS-rapport over werk- en prestatiedruk aan de universiteiten worden voorgelegd.
Verder heeft SoFoKleS aangekondigd in 2017 een stakeholdersmeeting te organiseren om meer inzicht te krijgen in deze materie en te bezien welke vervolgstappen nodig kunnen zijn.
Acute zorg op de Zuid-Hollandse eilanden |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen die leven rond het behoud en de continuïteit van acute zorg op de Zuid-Hollandse eilanden?1 2
Ik ken de signalen dat bewoners en lokale organisaties zich zorgen maken over de toekomst van de acute zorg op de Zuid-Hollandse eilanden. Medewerkers van VWS hebben op 5 april jl. met Paulina.nu gesproken, een samenwerkingsverband op Goeree-Overflakkee waarbij bewoners, ondernemers, gemeente en zorgaanbieders gezamenlijk streven naar goede zorgvoorzieningen en gezondheidsprogramma’s. Medewerkers van VWS hebben aangeboden mee te denken met concrete casussen.
Verder heb ik van de voorzitter van het ROAZ Zuidwest Nederland vernomen dat binnen het ROAZ regelmatig gesproken wordt over de acute zorg op de Zuid-Hollandse eilanden en dat het ROAZ samen met de betrokken ketenpartners bekijkt of de kwaliteit van de zorg nog steeds voldoet. Daarnaast heeft de voorzitter van het ROAZ mij medegedeeld dat er gesprekken hebben plaatsgevonden tussen het burgerinitiatief «Verbeterde Acute Spoed Eisende Hulp op VPR» en de betrokken ketenpartners, inclusief het Traumacentrum Zuidwest Nederland.
Op welke manier heeft het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) Zuidwest-Nederland uitvoering gegeven aan de afspraak om meer regie te nemen op het opleidingsbeleid in de regio? Welke concrete afspraken en doelstellingen zijn hierover gemaakt?3
De voorzitter van het ROAZ heeft mij gemeld dat dit onderwerp elke vergadering op de agenda staat. Van de «risicofuncties» onder de FZO-beroepen is een overzicht gemaakt hoeveel personen elk ziekenhuis zou moeten opleiden. Ter vergadering wordt de stand van zaken gepresenteerd in een overzicht waarbij zichtbaar wordt hoeveel de organisaties daadwerkelijk (gaan) opleiden. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de Zorgacademie van het Erasmus MC, die een regionale opleidingsfunctie heeft.
Verder is er een adviseur van het Traumacentrum Zuidwest Nederland voor een deel vrij gemaakt van andere taken om hierin de regie te nemen, de verbinding te leggen tussen alle activiteiten die plaatsvinden in de regio en hierover ook breed te communiceren in de regio. Daarnaast is er een bestuurlijk petit comité opgericht dat sturing geeft aan de activiteiten.
Dit moet op korte termijn resulteren in concrete afspraken over het aantal op te leiden verpleegkundigen in de komende jaren. Daarnaast wordt er binnen het petit comité nagedacht over korte termijnoplossingen die kunnen bijdragen aan het personeelstekort.
Wat is uw verklaring van het feit dat ambulances in de regio Zuidwest-Nederland steeds meer ritten uitvoeren en dat de spoedeisende hulpen te kampen hebben met een stijging in de zorgzwaarte?4
Meer ambulanceritten en een hogere zorgzwaarte zijn effecten die ook elders in Nederland gesignaleerd zijn. Ambulancezorg Nederland en afzonderlijke zorgaanbieders geven meerdere verklaringen voor de toename van ambulanceritten en stijging van de zorgzwaarte op SEH’s. Volgens de voorzitter van het ROAZ Zuidwest Nederland gelden deze verklaringen ook voor zijn regio. De genoemde verklaringen zijn veranderingen in het zorglandschap, zoals sluiting van SEH’s en extramuralisering, een veranderende zorgvraag en innovaties van het zorgproces, zoals de invoering van Directe Inzet Ambulance.
Welke verpleeg- en verzorgingshuizen op de Zuid-Hollandse eilanden hanteren een opnamestop en welke invloed heeft dat op de drukte van de Spoedeisende Hulp (SEH) in het ziekenhuis in Dirksland?
De opnamestop waaraan de voorzitter van het ROAZ in de brief van 14 december jl. refereerde, betrof een Rotterdamse instelling en niet een instelling op één van de Zuid-Hollandse eilanden. Inmiddels is deze opnamestop niet meer van kracht.
Verder heeft het zorgkantoor van CZ mij desgevraagd aangegeven dat er geen verpleeg- en verzorgingshuizen zijn op de Zuid-Hollandse eilanden die op dit moment een opnamestop hanteren.
Zijn bij het ROAZ Zuidwest-Nederland ook (regionale) verzekeraars structureel aangesloten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom maken deze verzekeraars geen afspraken om voor de betreffende verpleeg- en verzorgingshuizen een uitzondering te maken op het productieplafond in de verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties (VVT-sector)?
De zorgverzekeraars zijn niet structureel aangesloten bij het ROAZ Zuidwest Nederland, maar bij specifieke onderwerpen betrekt het ROAZ de zorgverzekeraars ad hoc. Dit lijkt mij een nuttige aanpak, omdat het niet voor alle onderwerpen noodzakelijk is als zorgverzekeraars erover mee vergaderen en mee beslissen.
Volgens zorgverzekeraar CZ is er genoeg capaciteit in de regio voor wat betreft de verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties.
Wat zijn de mogelijke alternatieve scenario’s voor de inrichting van de acute zorg (in de nacht) waarover binnen het ROAZ Zuidwest-Nederland wordt gesproken?
Van de voorzitter van het ROAZ heb ik vernomen dat het ROAZ over uiteenlopende oplossingen nadenkt. Zeker nu de druk in de acute zorg hoog is, streeft het ROAZ ernaar om zoveel mogelijk acute zorgvoorzieningen open te houden.
Welke pilots worden in deze regio op het gebied van eerstelijnsverblijven uitgevoerd? Op welke wijze wordt hiermee het gesignaleerde knelpunt van de productie van eerstelijnsverblijf bedden in de regio aangepakt?
De voorzitter van het ROAZ heeft me meegedeeld dat er in de Rotterdamse regio vorig jaar twee pilots zijn geweest gericht op samenwerkingsafspraken over eerstelijns verblijf. Op dit moment vinden er verschillende lokale initiatieven plaats in de regio om eerstelijns verblijven verder vorm te geven.
Op welke wijze wordt er bij de berekening van de 45-minutennorm voor het bereiken van een SEH rekening gehouden met de regelmatige problemen door brugopeningen en -storingen op de ontsluitingswegen van het eiland naar de ziekenhuizen in Rotterdam?
Bij de bereikbaarheidsanalyses voor de SEH's, die uitgaan van de 45-minutennorm, wordt gebruik gemaakt van het rijtijdenmodel voor ambulances die met A1-urgentie (spoed) rijden. Dit rijtijdenmodel is gebaseerd op metingen van snelheden van ambulances over een heel jaar. Daarin zijn metingen van ambulances die op Goeree-Overflakkee rijden meegenomen. Als er in de meetperiode bij genoemde bruggen storingen waren en bruggen open stonden, zijn de snelheden van ambulances meegenomen in de set van metingen voor het rijtijdenmodel. De gemiddelde snelheden worden vervolgens gebruikt om rijtijden te berekenen.
Welk percentage van de spoedritten van ambulances haalt de 15-minutennorm, als alleen naar de Zuid-Hollandse eilanden wordt gekeken? Welke actie wordt ondernomen, indien de 15-minutennorm niet wordt gehaald?
Uit het jaarverslag 2015 van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond volgt dat in dat jaar op Voorne-Putten de responstijd van 87,4% van de A1-ritten minder dan 15 minuten bedroeg en dat op Goeree-Overflakkee de responstijd van 86,1% van de A1-ritten minder dan 15 minuten bedroeg.
De grootste zorgverzekeraar (CZ) spreekt AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond aan op haar prestaties omtrent de norm dat onder normale omstandigheden in ten minste 95% van de A1-meldingen in de gehele regio een ambulance binnen 15 minuten na aanname van de melding ter plaatse is. Daarbij maken zij verbeterafspraken.
Wie heeft binnen een ROAZ doorzettingsmacht?
Het ROAZ is een netwerkoverleg van basisziekenhuizen, topklinische ziekenhuizen, academische ziekenhuizen, de crisisfunctie in GGZ-instellingen, regionale ambulancevoorzieningen en huisartsenposten. Deelnemers aan het ROAZ dienen constructief mee te werken aan onderlinge afspraken en dragen elk een eigen verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van die afspraken en de uitvoering ervan.
Op welke wijze worden lokale overheden betrokken bij besluiten over de uitvoering en de spreiding van de acute zorg? Zijn gemeenten betrokken bij de overleggen van de ROAZ? Zo nee, waarom niet?
In de Beleidsregels WTZi 2017 is de samenstelling van het ROAZ beschreven. Lokale overheden maken geen deel uit van het ROAZ, omdat zij niet als uitvoerder bij de spoedzorg betrokken zijn. In de praktijk is het natuurlijk raadzaam als ROAZ’en lokale overheden informeren over verstrekkende besluiten over de uitvoering en de spreiding van de acute zorg.
Wat vindt u van het idee om vast te leggen dat bij wijzigingen met betrekking tot de acute zorg gemeenteraden op zijn minst geraadpleegd moeten worden?
Via de zorgplicht van zorgverzekeraars wordt het patiëntenbelang reeds behartigd. Daarom zie ik geen noodzaak in een verplichting tot consultatie van gemeenteraden. Zoals ik eerder aangaf, beveel ik ROAZ’en wel aan om gemeenteraden goed te informeren.
Het bericht dat de benodigde gelden voor Huntington onderzoek niet op tafel komen |
|
Pia Dijkstra (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat afgelopen maandag, 27 februari 2017, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan het Campagneteam Huntington en de onderzoekers naar Huntington heeft laten weten dat de benodigde vier miljoen euro niet vanuit het ministerie beschikbaar gesteld zal worden en dat de onderzoekers voor benodigde gelden maar bij de farmacie en andere organisaties moeten leuren?
Tijdens de mondelinge begrotingsbehandeling van VWS van 10 november 2016 heb ik gezegd dat het ministerie geen innovatiefonds heeft om de gevraagde vier miljoen euro beschikbaar te stellen. Wel heb ik toegezegd om de onderzoekers te ondersteunen bij het vinden van andere mogelijke financieringsbronnen. Het laatste gesprek met de onderzoekers heeft op 23 februari 2016 plaatsgevonden. Op 27 februari 2016 is geen berichtgeving geweest richting het Campagneteam en de onderzoekers.
In hoeverre klopt het dat de onderzoekers nu met een kluitje in het riet worden gestuurd omdat er, volgens het Ministerie van VWS binnen de begroting geen instrumenten beschikbaar zijn, en de onderzoekers verwezen worden naar (Europese) subsidieregelingen die tot nu toe tot niets hebben opgeleverd? In hoeverre acht u dit ondersteuning van het Campagneteam Huntington en de onderzoekers?
Conform de toezegging hebben de medewerkers van VWS initiatief genomen om samen met de onderzoekers en het Campagneteam gesprekken te voeren met experts van het Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de topsector Life Sciences & Health. We hebben ook geholpen bij het vinden van de juiste contactpersonen bij onderzoeksfinanciers NWO en ZonMw. Behalve de al bekende subsidieregelingen, zijn ook enkele nieuwe mogelijkheden toegelicht en nader verkend. Ik zal meer details geven over deze mogelijkheden in de toegezegde Kamerbrief over Huntington onderzoek en zorg. Overigens hebben de onderzoekers zelf aangegeven dat ze de inzet van het ministerie waarderen en graag verder samenwerken.
Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot uw toezegging, gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van VWS d.d. 10 november jl., om de onderzoekers te assisteren in het vinden van de juiste fondsen om de benodigde vier miljoen euro bij elkaar te krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze benodigde vier miljoen euro zo snel mogelijk op tafel dient te komen om verder leed, veroorzaakt door de slopende erfelijke ziekte Huntington, te voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u het gerechtvaardigd acht dat u de onderzoekers met lege handen op pad stuurt?
Ik ben onder de indruk van de bevlogenheid van het Campagneteam en de onderzoekers. De medewerkers van VWS, RVO en LSH hebben zich de afgelopen maanden dan ook ingezet om zoveel mogelijk te assisteren, wat helaas niet direct tot extra middelen op korte termijn heeft geleid. Van de onderzoekers krijg ik het signaal dat ze de inzet van de overheid waarderen.
Zoals ik eerder aangaf tijdens de mondelinge begrotingsbehandeling, acht ik het helaas niet waarschijnlijk dat met vier miljoen euro de ziekte van Huntington bestreden is. De ontwikkeling van een geneesmiddel, dat honderden miljoenen meer zal kosten, is de verantwoordelijkheid van de farmaceutische industrie. Het ontbreken van «incentives» voor de industrie om geneesmiddelen voor bepaalde (zeldzame) ziekten te ontwikkelen, is een breder probleem dat ik wil adresseren door bijvoorbeeld het faciliteren van alternatieve business modellen voor geneesmiddelontwikkeling. Ik herhaal mijn toezegging van 10 november jl. dat ik zeer bereid ben om te (blijven) assisteren om deze 4 miljoen euro te vinden voor dit onderzoek.
Het toch niet beschikbaar komen van canules voor de heer Vercoutre, waarmee hij kan praten en hij minder benauwd is |
|
Fleur Agema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Weet u nog hoe dolgelukkig beademingspatiënt Rene Vercoutre uit Zeist was op 3 mei vorig jaar, toen zijn verhaal na veel media aandacht werd opgepikt door de betreffende fabrikant? Weet u nog dat die fabrikant toen toegezegd heeft om, speciaal voor Rene, eenmalig, de buisjes weer in productie nemen?1
Ja.
Is het u bekend dat de Duitse fabrikant Rush nu toch besloten heeft om de speciale canules voor de heer Vercoutre niet in productie te nemen met als gevolg dat praten niet meer mogelijk is en de benauwdheid enorm toeneemt?
Navraag heeft de volgende informatie opgeleverd.
De producent heeft persoonlijk een serie canules bij Dhr. Vercoutre afgeleverd. Deze canules zijn geproduceerd met de nog beschikbare mallen. Deze modellen blijken echter iets anders van vorm te zijn dan de canules van 25 jaar geleden die mijnheer nog steeds wil gebruiken. Omdat de oorspronkelijke canule al meer dan 20 jaar uit productie is, bestaan daar geen mallen meer van. Rusch kan de originele canules dus niet exact namaken. Bij een gespecialiseerd bedrijf zijn vervolgens de benodigde aanpassingen gemaakt. Alle materiaal en kosten zijn door de zorgverzekeraar vergoed. Het doet me deugd dat de fabrikant zich heeft ingespannen om een oplossing te vinden (en de verzekeraar hier ook aan meewerkt) en zoals ik begrijp dat dit ook door de heer Vercoutre wordt gewaardeerd, maar dat het helaas nog niet gelukt is om een goede oplossing te vinden. Ik heb vernomen dat men momenteel nog verder zoekt naar mogelijke alternatieven.
Wat kunt u nog voor Rene Vercoutre betekenen, waardoor zijn kwaliteit van leven er niet dramatisch op achteruit gaat?
Zie antwoord vraag 2.
De financiering van zorg voor kwetsbare ggz-patiënten bij Arkin |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat een zorginstelling u en de Kamer oproept tot bemiddeling om te bewerkstelligen dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea haar verantwoordelijkheid neemt voor het vergoeden van reeds geleverde zorgbehandelingen?1
Het betreft hier een contract tussen een zorgaanbieder en een zorgverzekeraar. Ik ben daarin geen partij. Voor geschillen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders is medio vorig jaar de onafhankelijke Geschilleninstantie voor Geschillenoplossing en -beslechting Zorgcontractering in het leven geroepen. De uitvoering van deze geschilleninstantie is ondergebracht bij het Nederlands Arbitrage Instituut. Mijn advies aan partijen is dan ook zich te wenden tot dit instituut.
Deelt u de zorgen die de Raad van Bestuur en de Cliëntenraad van Arkin uiten over de wijze waarop de financiering voor de zorg voor patiënten met ernstige psychische aandoeningen in Amsterdam en andere grote steden verloopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgverzekeraars hebben een belangrijke rol als het gaat om het betaalbaar houden van de zorg. De contracten die zij in het kader van de zorginkoop afsluiten zijn daarbij essentieel. Zorgverzekeraars hebben daarbij een zorgplicht dus zijn ervoor verantwoordelijk dat er voldoende kwalitatief goede zorg wordt ingekocht. Zilveren Kruis koopt zorg in voor haar eigen verzekerden en maakt inkoopafspraken met zorginstellingen voor de eigen verzekerdenpopulatie. Deze afspraken kunnen afwijken van die van andere verzekeraars.
Uit navraag bij Zilveren Kruis maak ik op dat zij met Arkin in gesprek zijn over de vergoeding van de geleverde zorg in relatie tot de door beide partijen ondertekende contracten. Het gaat daarbij vooral over de geleverde productmix van zwaardere en lichtere cliënten. Indien zij hierover niet tot overeenstemming kunnen komen kunnen zij naar de hiervoor genoemde geschilleninstantie.
Vind u het wenselijk dat Zilveren Kruis Achmea weigert een bedrag van ruim tien miljoen euro te vergoeden voor de reeds in 2014, 2015 en 2016 geleverde zorg? Vindt u dat Zilveren Kruis Achmea dit af kan doen als «ontevredenheid» van een zorginstelling?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het ook vreemd dat Zilveren Kruis Achmea afwijkt van andere zorgverzekeraars die wel bereid zijn aan Arkin de reële vergoeding te betalen? Vindt u het netjes dat zij het beroep van Arkin op vergoeding afdoet als «ontevredenheid»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Pleegt Zilveren Kruis Achmea met de achterblijvende vergoeding contractbreuk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan (laten) doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of hier sprake is van contractbreuk. Dat is aan de geschillencommissie of aan de rechter.
Hoe beoordeelt u de reactie van Zilveren Kruis Achmea dat Arkin «zelf verantwoordelijkheid moet nemen»? Wat bedoelt zij daarmee?3
Zie mijn antwoord op vraag 1
Hoe kan een zorginstelling nog voldoen aan een zorgplicht als zij niet zeker is dat de zorgverzekeraar ook daadwerkelijk de gemaakte afspraken voor vergoeding nakomt? Erkent u dat op deze wijze zorgverzekeraars op ontoelaatbare wijze zorgvergoeding tot bedrijfsrisico maken van zorginstellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat er afdoende budget is voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), maar dat zorgverzekeraars dit budget zo verdelen dat er wachtlijsten zijn en budget over? Vindt u ook dat wederom blijkt dat de verdeling van het budget niet aan zorgverzekeraars kan worden overgelaten? Wat gaat u doen om dit op te lossen? Kunt u dit toelichten?4
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, hebben zorgverzekeraars een belangrijke rol bij het betaalbaar houden van de zorg en maken zij daarom inkoopafspraken met zorgaanbieders. Wanneer mensen langer dan acceptabel moeten wachten, kan de zorgverzekeraar verzekerden bemiddelen naar een andere zorgaanbieder of aanvullend contracteren.
Recentelijk heb ik u geïnformeerd over de wachtlijsten in de zorg5. Ook zorgaanbieders hebben een verantwoordelijkheid waar het gaat om het zichtbaar maken van de wachtlijsten. Zoals ik in genoemde brieven aangeef, ziet de NZa hierop toe en volgt dit actief en zal zo nodig ook actief handhaven. Ik zie geen aanleiding om dit te veranderen.
Kunt u uitleggen wat er maatschappelijk is aan het gesol Zilveren Kruis Achmea met de zwakste ggz-patiënten, waarbij een goede ondersteuning van cruciaal belang is voor het welzijn van de patiënt en het beperken van (maatschappelijke) overlast door de patiënt?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Zij dienen ervoor te zorgen dat een patiënt de noodzakelijke zorg tijdig ontvangt. Een zorgaanbieder mag een reeds gestarte behandeling niet staken, ook niet bij het bereiken van het omzetplafond. Hiermee is de behandeling van de betrokken patiënten geborgd.
Ik ga er van uit dat zowel Zilveren Kruis als Arkin de kwetsbaarheid van deze doelgroep erkennen en deze niet de dupe laat zijn van onderhavig geschil.
Erkent u dat er een groot risico is op onderbehandeling van patiënten met ernstige psychische aandoeningen in Amsterdam en andere grote steden, als Zilveren Kruis Achmea blijft weigeren de kosten te vergoeden? Realiseert u zich dat onderbehandeling leidt tot terugkerende crises en daarmee het herstel van een patiënt belemmert en leidt tot onnodig leed en een langer durend ziekteproces?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat Amsterdam een grote en complexe zorgvraag heeft, gezien het grote aantal psychiatrische patiënten en de concentratie van ernstige problematiek in deze stad? Wat is volgens u de verantwoordelijkheid van Zilveren Kruis Achmea ten aanzien van deze complexe problematiek in Amsterdam? Vindt u dat Achmea Zilveren Kruis verantwoordelijk handelt door niet te voldoen aan betalingen aan Arkin voor geleverde zorg in Amsterdam, waar de concentratie van ernstige problematiek groot is? Kunt u dit toelichten?
Het klopt dat er meer mensen met ernstig psychiatrische aandoeningen (EPA) zijn in Amsterdam dan landelijk (2,4% vs 1,9% van de bevolking). In de afspraken tussen Arkin en Zilveren Kruis is hier naar ik heb begrepen rekening mee gehouden.
Aanvullend kan opgemerkt worden dat Zilveren Kruis samen met zorgaanbieders en de gemeente Amsterdam specifiek voor deze kwetsbare doelgroep een taskforce heeft opgezet, waarbij niet alleen kwalitatief goede zorg, maar ook de aansluiting van zorg en begeleiding wordt besproken.
Erkent u dat het dramatisch is dat door de weigerachtige houding van Zilveren Kruis Achmea er langere wachtlijsten zijn ontstaan en dat investeringen in extra locaties voor goede opvang en behandeling stil zijn komen te liggen waardoor de maatschappelijke overlast alleen maar toe zal nemen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat het risico erg groot is dat zorginstellingen de zorg voor mensen met ernstig psychiatrische aandoeningen niet meer zullen aanbieden als vergoeding structureel uitblijft? Wat zijn de maatschappelijke kosten als dat gebeurt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Structureel uitblijven van vergoeding is naar onze informatie niet aan de orde. Voor geschillen rond de productmix en de daarmee samenhangende prijs verwijs ik partijen naar de geschillencommissie.
Kunt u aangeven wie deze doelgroep in Amsterdam van zorg kan voorzien, indien Arkin dit niet langer kan door financieringsproblemen, veroorzaakt door Zilveren Kruis Achmea? Kunt u daarnaast aangeven hoe Zilveren Kruis Achmea in dat geval aan haar zorgplicht gaat voldoen?
Het is aan de NZa om te beoordelen of de zorgplicht in het geding is. In haar onderzoek over zorgplicht ggz van november 2015 concludeert de NZa dat er door zorgverzekeraars niet te weinig zorg is ingekocht.
Erkent u dat deze groep zeer kwetsbare mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen meer behoefte heeft aan ondersteuning dan aan behandeling, zoals beoogd word in de Zorgverzekeringswet (Zvw)? Vindt u ook dat deze groep daarom niet thuishoort in de Zvw? Erkent u dat zo lang deze groep mensen onder de Zvw valt niet gegarandeerd kan worden dat zij de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om verergering te voorkomen? Kunt u ervoor zorgen dat deze groep zeer kwetsbare mensen voortaan onder de Wet langdurige zorg (Wlz) valt, om te garanderen dat zij de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij de zorg voor mensen met ernstig psychiatrische aandoeningen is de medisch specialistische behandeling van stoornissen van belang. Ik ben van mening dat deze behandeling, ook wanneer sprake is van verblijf, in de Zvw past. Indien deze intramurale ggz ook na drie jaar nog moet worden voortgezet komt een cliënt alsnog onder de Wlz te vallen. Zoals u weet laat ik momenteel een uitvoeringstoets doen naar inhoudelijke criteria betreffende de toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis. Zoals ik in mijn brief van 22 december 2016 heb aangegeven, verwacht ik u in april te kunnen informeren over de uitvoeringstoets.6
Het bericht: “Medewerkers van verpleeghuis De Bleerinck in Emmen slaan alarm. Constant het gevoel dat ik tekortschiet” |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Constant het gevoel dat ik tekortschiet» en wat is uw reactie hierop?1
Ja. Veranderingen in het beleid van een zorginstelling kunnen tot onrust bij cliënten en medewerkers leiden. Ik vind dit zeer begrijpelijk. Omdat de Raad van Bestuur primair verantwoordelijk is voor het aanbieden van kwalitatief goede en veilige zorg, vind ik dat de Raad van Bestuur het signaal van de medewerkers en de Cliëntenraad serieus dient te nemen. Het is belangrijk dat de Raad van Bestuur van de Tangenborgh op een goede manier het gesprek aangaat met de Cliëntenraad en de medewerkers over de veranderingen.
Wat vindt u van de situatie dat het aantal zorguren daalt met ruim 15% en dat er vijf verzorgenden elk minimaal 6 bewoners onder hun hoede krijgen? Bent u van mening dat er nog verantwoorde zorg gegeven kan worden onder deze omstandigheden? Snapt u deze keuze van de Raad van Bestuur? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht om te zorgen voor veilige en kwalitatief goede zorg. Daarvoor is het onder meer belangrijk naar de juiste functiemix in de teamsamenstelling te zoeken. In dat verband geldt dat er meerdere mogelijkheden zijn om dit te bewerkstelligen: veel zorginstellingen zoeken naar combinaties van vaste medewerkers op een team, een verpleegkundige die op meerdere teams inzetbaar is en een goede samenwerking met informele hulp. In het nieuwe kwaliteitskader verpleegzorg, dat op 13 januari 2017 is ingeschreven in het Register van het Zorginstituut, zijn duidelijke normen opgenomen over de minimale inzet van personeel. Totdat er door de sector lokale, contextgebonden normen zijn ontwikkeld, zullen de normen uit het kwaliteitskader worden gebruikt als maatstaf. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de kwaliteit van zorg, waaronder de inzet van personeel. Wanneer de Inspectie van mening is dat er onvoldoende, of onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is, zal de IGZ ingrijpen. Daarvoor is vooralsnog geen aanleiding.
Bent u voornemens om op basis van het signaal van medewerkers dat er geen veilige en kwalitatieve zorg gegeven kan worden de Inspectie voor de Gezondheidszorg te vragen onderzoek te doen?
De IGZ heeft mij, in aanvulling op het antwoord op vraag 2, laten weten dat zij het signaal meeneemt in haar toezicht op verpleeghuis De Bleerinck en erop toeziet dat de kwaliteit van zorg op orde is en blijft.
Klopt het dat, jarenlang, niet alle zorguren zijn vergoed door de overheid en zorgkantoren zoals de Raad van Bestuur Tangenborgh stelt? Zo ja, hoe komt dit en bent u voornemens hier wat aan te doen?
De Tangenborgh krijgt, net als iedere andere zorginstelling in Nederland, een wettelijk zorgbudget op basis van de zorgzwaartepakketten (zzp’s) van de bewoners. Blijkbaar heeft de Tangenborgh in het verleden daarnaast budget vanuit de huisvestingscomponent ingezet voor extra zorguren. Deze uren werden niet vanuit de zzp’s vergoed en zijn een individuele keuze van de Tangenborgh geweest.
Wat vindt u dat medewerkers voortaan een half uur pauze moeten houden in hun eigen tijd?
De Arbeidstijdenwet geeft aan welke wettelijke rechten op pauze en rusttijden er zijn. In de cao kunnen daar andere afspraken over zijn gemaakt. Ik vind het een zaak van Raad van Bestuur en Ondernemingsraad om nader met elkaar te overleggen over de wijze waarop pauzes worden ingevuld.
Klopt het dat er de afgelopen jaren flink is bezuinigd op de langdurige ouderenzorg, zoals wordt gesteld door de cliëntenraad van de Bleerinck? Zo nee, waar komt dit beeld vandaan? Zo ja, hoeveel is er bezuinigd? Kunt u hierop uitgebreid ingaan?
Nee, dit klopt niet. Tijdens de regeling van werkzaamheden van 5 juli 2016 heeft uw Kamer gevraagd om de uitgavenontwikkeling bij verpleeghuizen en de kosten per plek in beeld te brengen voor de periode 2010–2021. Deze informatie heb ik toegevoegd in bijlage 2 van mijn brief van 5 juli 2016 over «Openbaarmaking lijst 150 verpleegzorginstellingen»(Kamerstuk 31 765, nr. 216). Voor alle duidelijkheid heb ik de eerste tabel, over de afgelopen jaren, hieronder opnieuw opgenomen.
Uitgaven exclusief kapitaal in miljarden euro
4,1
4,3
4,9
5,0
5,3
5,3
Uitgaven inclusief kapitaal in miljarden euro
4,6
4,9
5,5
5,8
6,1
6,1
Gemiddeld aantal plekken (x 1.000)
66
68
71
73
76
77
Gemiddelde kosten per plek
€ 71.000
€ 72.000
€ 78.000
€ 79.000
€ 80.000
€ 79.000
Wilt u in gesprek gaan met de medewerkers en het bestuur van verpleeghuis Bleerinck in Emmen om de vrees van medewerkers dat er geen verantwoorde zorg meer kan worden gegeven, te bespreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat de zorg op orde is en om daarover het gesprek met medewerkers aan te gaan. Blijkbaar heeft dat niet geleid tot het kunnen wegnemen van de onrust. Nu de veranderingen zijn ingevoerd, zal er scherp in de gaten moeten worden gehouden welke effecten die veranderingen hebben op werkdruk en werkplezier voor medewerkers én op de kwaliteit van zorg voor bewoners. In het kader van de interne governance zijn er, bijvoorbeeld in de Ondernemingsraad, Cliëntenraad en Raad van Toezicht, goede instrumenten beschikbaar om deze effecten te bespreken. Op het moment dat de IGZ constateert dat de kwaliteit van zorg niet geborgd is, zal de IGZ ingrijpen. De IGZ ziet vooralsnog geen aanleiding daartoe.
De uitzending van Zembla waaruit blijkt dat cliënten onvoldoende gewezen worden op de risico’s bij Lasik-oogchirurgie |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat patiënten onvoldoende gewezen worden op de risico’s bij Lasik-oogchirurgie?1
Aanbieders hebben een belangrijke rol bij het wijzen van consumenten op risico’s en alternatieven. Cliënten moeten op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) goed geïnformeerd worden over een ingreep. Zo moet de behandelaar onder meer informatie geven over de voorgestelde behandeling en de risico’s die daaraan verbonden zijn. De informatieplicht van de behandelaar omvat ook diens verplichting om zich ervan te vergewissen dat de patiënt de informatie heeft begrepen. Dit geldt ook voor niet medisch noodzakelijke ingrepen die verricht worden onder verantwoordelijkheid van een arts. Deze informatieplicht wordt tevens in de tuchtrechtspraak gehanteerd. Het goed vooraf informeren van de patiënt wordt ook gezien als onderdeel van «goede zorg» zoals bedoeld in de Wet kwaliteit en klachten zorg (Wkkgz).
Het is voor mij op basis van deze uitzending onvoldoende duidelijk of patiënten voldoende zijn geïnformeerd. Als betrokkenen van oordeel zijn dat de betreffende zorgaanbieders niet volgens wet- en regelgeving en/of veldnormen hebben gehandeld, kunnen ze dit melden bij het Landelijk Meldpunt zorg. Deze meldingen gebruikt de IGZ in haar toezicht.
Onderschrijft u de conclusie dat er een discrepantie is tussen klantinformatie van klinieken enerzijds en wetenschappelijke bevindingen en patiënten uitkomsten anderzijds? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het Nederlands Gezelschap voor Refractiechirurgie (NGRC) dat zich ten doel stelt om de kwaliteit van de refractiechirugie in Nederland te bewaken en te bevorderen en onderdeel uitmaakt van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG), beoordeelt ooglaserbehandelingen, inclusief Lasik, als veilig en verantwoord. Daarvoor moet vanzelfsprekend voldaan worden aan de regels en veldnormen. De IGZ ziet erop toe dat relevante wet- en regelgeving en veldnormen worden nageleefd.
Is het volgens u terecht dat klinieken Lasik-oogchirurgie verkopen als vrijwel onfeilbare, nauwkeurige techniek zodat er veel en snel klanten kunnen worden geworven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders hebben een belangrijke rol bij het wijzen van consumenten op risico’s. Cliënten moeten op grond van de WGBO goed geïnformeerd worden over de risico’s van een ingreep. Dit geldt ook voor niet medisch noodzakelijke ingrepen die verricht worden onder verantwoordelijkheid van een arts. Om toestemming te kunnen geven heeft de patiënt goede informatie nodig. De zorgaanbieder moet de patiënt duidelijk, en desgevraagd schriftelijk, inlichten over de gezondheidstoestand van de patiënt en over voorgenomen onderzoek en behandeling. De zorgaanbieder laat zich hierbij leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten over:
De informatieplicht van de zorgaanbieder omvat ook diens verplichting om zich ervan te vergewissen dat de patiënt de informatie heeft begrepen. Het goed vooraf informeren van de patiënt wordt ook gezien als onderdeel van «goede zorg» zoals bedoeld in de Wet kwaliteit en klachten zorg (Wkkgz).
De verantwoordelijkheid om zich goed te informeren ligt bij de consument. Deze dient zich vooraf vragen te stellen zoals: heb ik de eventuele risico’s goed afgewogen; heb ik te maken met een deskundige behandelaar die vindbaar is in een register, zoals het BIG-register of een privaat kwaliteitsregister en beschikt de instelling waar ik word behandeld over kwaliteitskeurmerken? Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat cliënten onvoldoende worden gewezen op complicaties, variërend van frequent voorkomende problemen als droge ogen en slecht nachtzicht tot minder optredende maar zeer ernstige complicaties als ectasie en neuropathische pijn?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op het feit dat gesteld wordt dat eventuele complicaties te verhelpen zijn terwijl dat zeker voor de meeste complicaties zeker niet het geval is? Is het moedwillig foutief informeren van (mogelijke) cliënten aanleiding voor u om in te grijpen?2
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de voorlichting met betrekking tot complicaties niet meer is dan een klein lijstje zonder vermelding van frequentie en ernst van risico's? Voldoet dit lijstje aan en de wet- en regelgeving?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat klanten dit lijstje bovendien pas onder ogen krijgen nadat de afspraak voor de behandeling al is ingepland waardoor er doelbewust een drempel wordt opgeworpen zodat cliënten niet terugkrabbelen en wordt voorkomen dat de risico’s met een behandelend arts worden besproken en bijvoorbeeld de frekwentie en impact van mogelijke complicaties zoals slecht nachtzicht, droge ogen, lichtovergevoeligheid en verminderde kwaliteit van leven?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dergelijke agressieve verkooptechnieken gepast voor de verlening van electieve niet noodzakelijke chirurgie? Handelen dergelijk kritieken volgens u in strijd met wet- en regelgeving of de normen en waarden van zorgverleners?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat dergelijke klinieken misbruik maken van het vertrouwen wat mensen hebben in medici in het algemeen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen aanwijzingen voor misbruik van vertrouwen. Zie ook mijn antwoord op de vragen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
Is de uitzending voor u aanleiding voor een grondige herevaluatie van de Lasik-oogchirurgie, over de voorlichting aan klanten vooraf en de controles achteraf? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding voor een herevaluatie van Lasik oogchirurgie. De IGZ houdt op de aanbieders risicogestuurd toezicht. De beroepsgroep zelf stelt richtlijnen op voor wat goede zorg is. De IGZ gebruikt de richtlijnen van de beroepsgroep zelf naast wet- en regelgeving in haar toezicht. Als de IGZ veel meldingen krijgt of op een andere manier merkt dat er veel mis gaat, dan kan zij de beroepsgroep adviseren te bekijken of de richtlijn wellicht aangepast moet worden. De IGZ heeft mij laten weten hiertoe vooralsnog geen aanleiding te zien. Het NOG en het NGRC hebben inmiddels aangekondigd, naar aanleiding van de uitzending van Zembla, de richtlijnen tegen het licht te zullen houden met betrekking tot informatieverstrekking rondom de diverse refractiechirurgische behandelingen, waaronder de Lasik methode en eventuele bijwerkingen.
De IGZ heeft de afgelopen jaren enkele meldingen gekregen met betrekking tot Lasik oogchirurgie. Deze meldingen gaven geen aanleiding voor nadere actie.
Klopt het dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) al eerder is geïnformeerd maar niet ingrijpt en het aan de industrie zelf overlaat? Is de uitzending van Zembla voor u aanleiding om de IGZ alsnog in te laten grijpen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen niet langer zonder zich bewust te zijn van de mogelijke complicaties, toch Lasik-oogchirurgie ondergaan?
Op basis van goede voorlichting van de behandelaar en informatie die consumenten kunnen vinden op betrouwbare websites moeten consumenten tot een weloverwogen besluit kunnen komen. Op de website rijksoverheid.nl/cosmetische ingrepen kunnen consumenten betrouwbare informatie vinden over cosmetische ingrepen, bijvoorbeeld over de vraag waar je op moet letten als je je veilig wilt laten behandelen. Daarnaast vervult de website de functie van wegwijzer. Via deze site worden consumenten verwezen naar sites waar ze meer informatie kunnen vinden over hun behandelaar, de behandelplek en het product. Als het gaat om behandelaren bevat de site bijvoorbeeld een link naar het BIG-register en Zorgkaart Nederland.
Wat gaat u ondernemen tegen klinieken waarbij cliënten onvoldoende of subjectieve informatie krijgen over mogelijke complicaties? Of deze informatie op het verkeerde moment verstrekken, bijvoorbeeld wanneer een afspraak al is ingepland?
Indien de IGZ signalen heeft dat er sprake is van een acuut gevaar voor de patiëntveiligheid zal zij niet aarzelen in te grijpen. Die signalen heeft de IGZ op dit moment niet. Zie verder mijn antwoord op vraag 10 en 11.
Is er volgens u spraken van acuut gevaar voor de volksgezondheid en derhalve voldoende aanleiding de betreffende klinieken per direct te laten sluiten door de IGZ? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Wat zegt u tegen een cliënt die de uitzending van Zembla heeft gezien en morgen onder het mes moet voor Lasik-oogchirurgie?
De verantwoordelijkheid voor de keuze voor zorg waar geen medische noodzaak aan ten grondslag ligt, ligt bij de patiënt en bij de zorgaanbieder. De patiënt maakt de uiteindelijke keuze, maar de zorgaanbieder moet de patiënt voldoende informeren over mogelijkheden en gevolgen van de ingreep, zodat de patiënt een afgewogen keuze kan maken. Zie ook mijn antwoord op de vragen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
Wat vindt u van het gegeven dat oogspecialisten die opgeleid zijn met behulp van grote sommen publiek geld gebruik maken van de autoriteit en faciliteiten van ziekenhuizen die eveneens met publieke middelen worden gefinancierd om commercieel de boer op te gaan en veel te verdienen aan Lasik-oogchirurgie via een private kliniek? Is dit niet onwenselijk en dient dit niet te worden tegengegaan? Zo neen, waarom niet?
Ik vind het niet aan de overheid om cosmetische chirurgie aan te sporen of te ontmoedigen. Cosmetische ingrepen kunnen echter een substantieel risico met zich mee brengen. Ik zie het dan ook als mijn taak om aan de ene kant de veiligheid van cliënten en consumenten zo goed mogelijk te beschermen via wet- en regelgeving en aan de andere kant te zorgen dat er goede informatie voorhanden is.
Het artikel “Oudere kankerpatiënt krijgt andere behandeling dan jongere” |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Oudere kankerpatiënt krijgt andere behandeling dan jongere»,?1
Ja.
Kunt u een uitgebreide reactie geven op het genoemde onderzoek van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)? Zo nee, waarom niet?
De diagnose kanker wordt het vaakst gesteld tussen het 65e en 70e levensjaar. Binnen deze groep oudere patiënten is veel heterogeniteit: in vitaliteit, comorbiditeit en sociale context. Dit leidt tot complexiteit die invloed heeft op de behandeling en resulteert in verschillen in behandeling tussen oudere en jongere patiënten en variatie tussen ziekenhuizen. Onderzoekers constateren in het rapport «Kankerzorg in beeld: de oudere patiënt» een wankele balans tussen de klinische bevindingen, de vitaliteit en de wensen van de oudere patiënt. Deze wankele balans houdt in dat er voor iedere individuele oudere kankerpatiënt maatwerk nodig is; er is op basis van de huidige kennis en informatie geen blauwdruk te maken van goede zorg voor «de oudere kankerpatiënt». Op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) biedt IKNL met dit rapport waardevolle informatie voor professionals om de zorg verder te kunnen verbeteren voor de 14 meest voorkomende vormen van kanker op hogere leeftijd.
Hoe oordeelt u over het bericht dat oudere patiënten bij in elk geval 2 soorten kanker een andere behandeling lijken te krijgen dan jongere patiënten?
Afwijken van de richtlijn kan volgens de onderzoekers juist een teken zijn van kwalitatief goede zorg. Soms ondergaan oudere patiënten minder diagnostiek en minder behandeling, maar dat wil volgens de onderzoekers niet zeggen dat ouderen slechter worden behandeld. Behandelaars baseren hun keuzes nu nog veel op basis van hun eigen praktijkervaring en minder op aanbevelingen in richtlijnen, omdat de meeste klinische trials waar richtlijnen op gebaseerd worden zich richten op de jongere patiënt met vaak maar één ziekte. Voor de oudere patiëntengroep is daarom van veel behandelingen niet bewezen of deze effectief zijn. Ouderen hebben immers vaak verschillende aandoeningen tegelijk (comorbiditeit). Ook is de groep ouderen meer heterogeen als het gaat om fitheid, kans op complicaties en wensen als het gaat om kwaliteit versus kwantiteit van leven. Waar voorheen oudere patiënten nauwelijks voor bepaalde in opzet curatieve behandelingen in aanmerking kwamen, zien de onderzoekers wel verbeteringen. De verschillen in percentages tussen jongere en oudere patiënten met kanker dat een curatieve behandeling krijgt worden kleiner.
Hoe oordeelt u over het bericht dat het verschil lijkt te maken in welk ziekenhuis iemand terechtkomt, aangezien de kans dat mensen vervolgonderzoek krijgen uiteen kan lopen tot wel 60%?
Ongewenste en/of onverklaarbare praktijkvariatie in uitkomsten van zorg vind ik onwenselijk. Ziekenhuisvariatie ontstaat volgens de onderzoekers doordat de ene behandelaar een bepaalde fitheid wel als voldoende bestempelt om een operatie te doen en de andere niet. Als de uitkomsten van zorg anders zijn, dan is dat reden voor nader onderzoek naar de beste manier van behandelen. De randvoorwaarden om de kankerzorg voor ouderen te kunnen verbeteren zijn voor een groot deel al beschikbaar. Denk bijvoorbeeld aan de vorming van Comprehensive Cancer Networks (CCN’s). Dit zijn samenwerkingsverbanden waar een groot aantal partijen in de curatieve zorg, waaronder ziekenhuizen, beroepsgroepen en patiënten, verenigd in de Taskforce Oncologie, zich aan hebben verbonden. De CCN’s zijn gericht op het verlenen van hoogwaardige oncologische zorg in een regio en moeten waarborgen dat patiënten – ongeacht hun entreepunt in de zorg – optimale oncologische zorg krijgen. Met het Citrienfonds faciliteer ik de totstandkoming van dergelijke regionale oncologische netwerken. Binnen de CCN’s kunnen ongewenste verschillen worden opgespoord en vervolgens aangepakt. Ik vind het belangrijk dat door het inzichtelijk maken van cijfers, zoals nu gedaan is in dit rapport, er voor professionals meer inzicht ontstaat in de effectiviteit van behandelingen. Binnen de CCN’s zou dit besproken moeten worden en moeten leiden tot meer samenwerking, betere doorverwijzingen en verminderen van praktijkvariatie2.
Hoe oordeelt u over de stelling dat er niet alleen naar de kalenderleeftijd moet worden gekeken, maar ook naar de biologische leeftijd, ofwel meer naar het individu?
Goede zorg betekent voor mij dat arts en patiënt het op basis van alle relevante kenmerken van de patiënt het samen zoveel mogelijk eens zijn over welke behandeling of welk onderzoek het meest passend is. Kalenderleeftijd zegt dan lang niet alles; het gaat om een integrale afweging van alle kenmerken. Juist vanwege de heteregoniteit van de groep oudere patiënten vraagt zorg om maatwerk van de behandelaars, die rekening moeten houden met de voorkeuren van de oudere patiënten, hun fysieke conditie, algemeen functioneren en sociale context. Hierbij vind ik het van groot belang dat een patiënt op basis van gelijkwaardigheid kan meebeslissen als het gaat om behandelopties, afgestemd op zijn of haar individuele wensen en persoonlijke situatie.
Bent u bereid in gesprek te gaan met relevante partijen om te bezien of en hoe kankerzorg voor ouderen verbeterd kan worden?
Ik zie op dit moment geen aanleiding om hier apart over met partijen in gesprek te gaan. Het is aan partijen zelf om de kankerzorg voor ouderen te verbeteren en vorm te geven conform de laatste stand van wetenschap en praktijk. Er zijn al goede initiatieven die benut en verder uitgebouwd worden, zoals de eerder genoemde CCN’s. Het rapport biedt waardevolle informatie voor verdere verbeteringen in de kankerzorg voor ouderen.
Het bericht dat zorgverzekeraars steeds vaker op de stoel van de arts gaan zitten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat revalidatiespecialist OCA via de rechter af moet dwingen dat zorgverzekeraars CZ en Zorg en Zekerheid zich niet meer bemoeien met het oordeel van de specialist?1
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht voor zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt. De behandelende arts bepaalt welke zorg nodig is, mede aan de hand van richtlijnen en protocollen. Soms ontstaat er verschil van inzicht. Het is goed dat een rechter zich over dat verschil van inzicht kan uitspreken.
Vindt u het wenselijk dat revalidatiecentra maandenlang moeten motiveren waarom iemand recht heeft op revalidatie? Zou een doorverwijzing van de medisch specialist niet voldoende moeten zijn?
Nee dat is niet wenselijk.
Zorgverzekeraars hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van een machtigingsprocedure. Een verwijzing van de medisch specialist naar een andere zorgverlener is één van de voorwaarden voor vergoeding ten laste van de Zorgverzekeringswet. Of een zorgverzekeraar de eis van toestemming vooraf hanteert, is de eigen beslissingsbevoegdheid van de verzekeraar. Zorgverzekeraars die een machtigingsprocedure hanteren, geven desgevraagd aan dat zij binnen tien werkdagen een reactie geven op een machtigingsaanvraag. Zorgverzekeraars geven eveneens aan dat wanneer er informatie ontbreekt om een goede toetsing uit te voeren, aanvullende informatie kan worden opgevraagd en kan de procedure langer duren.
Mocht een patiënt van mening zijn dat hij onterecht moet wachten, of een procedure duurt «maandenlang» zonder dat de zorgverzekeraar ingrijpt, dan kan hij dat melden bij de NZa.
Erkent u dat het schadelijk is om niet direct met revalidatie te kunnen starten voor het herstel van mensen na bijvoorbeeld een ongeluk of een hersenbloeding? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien er sprake is van acute zorg, dan kan het verkrijgen van een toestemming niet leiden tot vertraging in de zorgverlening. Spoedeisendheid was in deze gevallen, zo heb ik begrepen, niet aan de orde. In die gevallen is overigens ook vlotte start van het revalidatietraject belangrijk. De zorgverzekeraar heeft ter zake een zorgplicht.
Bent u van mening dat de medisch adviseur van de zorgverzekeraar beter de zorginhoudelijke afweging kan maken of iemand een revalidatietraject moet ondergaan dan de medisch specialist? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De medisch specialist stelt de medische indicatie en de medisch adviseur van de zorgverzekeraar stelt de verzekeringsindicatie. De medisch adviseur is degene die beoordeelt of er – gelet op de zorginhoudelijke afwegingen en de vigerende Zvw aanspraken – in de individuele situatie sprake is van een aanspraak in de zin van de Zorgverzekeringswet.
Op basis waarvan oordeelt de medisch adviseur van de zorgverzekeraars, dat de verwijzing van de medisch specialist onterecht is? Zijn deze adviseurs die vaak helemaal geen expertise hebben op dit gebied, daar überhaupt toe bevoegd?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat de zorgverzekeraars op deze manier op de stoel van de arts gaan zitten en ervoor zorgen dat mensen ondanks een verwijzing van de medisch specialist maandenlang moeten wachten op een behandeling of deze zelfs helemaal niet krijgen?
Zorgverzekeraars toetsen of er sprake is van een aanspraak. Zorgverzekeraars gaan daarmee niet op de stoel van de arts zitten maar doen een toets op de doelmatigheid en rechtmatigheid. Het weigeren van toestemming op deze gronden staat dus niet op gespannen voet met de zorgplicht. De zorgplicht schrijft voor dat de nodige zorg geleverd wordt, niet door wie en waar de zorg wordt geleverd. De zorgplicht schrijft ook voor dat er sprake moet zijn van redelijke termijnen. Voldoet de zorgverzekeraar daar niet aan dan kan dat worden gemeld bij de NZa.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars revalidatiecentra onder druk zetten allerlei vertrouwelijke informatie uit het medisch dossier aan te leveren als onderdeel van de motivatie waarom een patiënt recht heeft op revalidatie?
Om de voorafgaande toetsing uit te voeren, dienen zorgverzekeraars de beschikking te hebben over de gegevens die hiervoor noodzakelijk zijn maar ook niet meer dan dat. Zonder gegevens kunnen zorgverzekeraars de toetsing niet uitvoeren en kan de verzekerde niet de garantie worden geboden dat de te volgen behandeling door de zorgverzekeraar wordt vergoed. In de procedure heeft OCA overigens aangegeven dat de privacy van patiënten geen onderwerp van geschil is, omdat het toezicht daarop in goede handen is bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Bent u van mening dat een verwijzing van een medisch specialist het recht op zorg aantoont? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verwijzing naar medisch-specialistische zorg is een voorwaarde voor vergoeding ten laste van de zorgverzekeringswet. Een verwijzing geeft niet per definitie uitsluitsel of en hoe een verzekerde op die zorg van de aangezochte arts is aangewezen in het kader van vergoeding door de Zvw. Uit de historie zijn voldoende voorbeelden bekend dat dit oordeel alleen niet automatisch een aanspraak impliceert.
Bent u voorts van mening dat zorgverzekeraars die mensen met een verwijzing de zorg waar zij recht op hebben, onthouden of frustreren, voldoen aan hun zorgplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet in strijd met de Zorgverzekeringswet dat de ene zorgverzekeraar revalidatietrajecten wel vergoedt vanuit de basisverzekering en de andere niet? Wat vindt u van de willekeur die zo ontstaat?
Het basispakket is voor iedere verzekerde gelijk. Het is aan zorgverzekeraars om te beoordelen of er – gelet op de zorginhoudelijke afwegingen en de vigerende Zvw- aanspraken – in de individuele situatie sprake is van een aanspraak in de zin van de Zvw. Het is ook aan de zorgverzekeraars om te bepalen hoe zij hun contracteer- en machtigingsbeleid inrichten. Als er onduidelijkheden of grote verschillen bestaan in het oordeel van zorgverzekeraars is het aangewezen om het Zorginstituut Nederland te vragen om een zienswijze.
Erkent u dat het voor een zorgverzekeraar lucratief kan zijn de groep verzekerden die gebruik maakt van revalidatiezorg, van zich af te stoten? Erkent u voorts dat het frustreren of ontzeggen van revalidatiezorg een zoveelste manier van risicoselectie kan zijn?
Het systeem van de risicoverevening zorgt ervoor dat zorgverzekeraars ex ante worden gecompenseerd voor hoge kosten van hun verzekerden. Dit systeem is sterk ontwikkeld en in hoge mate verfijnd. De NZa heeft in haar brede onderzoek naar risicoselectie geen doelbewuste acties van zorgverzekeraars gericht op risicoselectie vastgesteld.
In het onderhavige geval geldt dat iedere verzekerde bovendien gebruik kan maken van gecontracteerd aanbod waar geen machtigingsbeleid geldt.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieders via de rechter af moeten dwingen dat zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen? Is dit niet de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)?
Dit volgt uit de wijze waarop de rollen en verantwoordelijkheden in Nederland zijn vormgegeven. Indien zorgaanbieders het niet eens zijn met het beleid van zorgverzekeraars kunnen zij zich wenden tot de rechter of tot de onlangs opgerichte «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». De NZa houdt in het algemeen toezicht op het nakomen van de zorgplicht door zorgverzekeraars.
In dat kader kunnen zorgaanbieders en patiënten ook klachten melden bij de NZa.
Onderschrijft u hetgeen de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen stelt, namelijk dat veel meer revalidatiecentra zoals OCA tegen dit probleem aanlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb hier geen gegevens over. Als er ten aanzien van een behandeling onduidelijkheid bestaat of die onderdeel is van het pakket en zorgverzekeraars daar verschillend over oordelen, dan kan een zienswijze worden gevraagd aan het Zorginstituut Nederland.
Klopt het dat bij gecontracteerde revalidatiecentra een verwijzing van de specialist volstaat en dat dit probleem zich uitsluitend voordoet bij revalidatiecentra die geen contract hebben met de betreffende zorgverzekeraar?
Binnen een contract is het mogelijk afspraken te maken over de doelmatige inzet en de criteria op grond waarvan een toetsing uitgevoerd wordt. Deze mogelijkheid bestaat niet voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders. De criteria op grond waarvan getoetst wordt of een verzekerde op de betreffende zorg is aangewezen dienen voor alle verzekerden dezelfde te zijn, ongeacht of zij naar een gecontracteerde of niet- gecontracteerde zorgaanbieder gaan.
Is het derhalve juist om te concluderen dat zorgverzekeraars aanvragen niet afwijzen op zorginhoudelijke gronden maar uitsluitend om revalidatiecentra te dwingen een contract met hen af te sluiten?
Zorgverzekeraars mogen aanvragen slechts afwijzen op zorginhoudelijke gronden. Daarnaast is er over en weer sprake van contractvrijheid.
Bent u bereid om de zorgverzekeraars aan te spreken op hun gedrag en de Nederlandse Zorgautoriteit alsnog handhavend op te laten treden in het kader van het naleven van de zorgplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Op het moment dat de zorgplicht in het geding komt, zal de NZa vanuit haar toezichtsrol de verzekeraar hierop aanspreken.
De petitie die is aangeboden door Millions Missing Holland |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het protest Millions Missing, dat overal ter wereld, maar ook in Nederland aandacht vroeg voor de positie van patiënten met M.E. (Myalgische Encefalomyelitis), hun mantelzorgers en hun dierbaren?
Ja, ik ben bekend met het protest Millions Missing dat ook in Nederland plaatsvond.
In Nederland lijden zeker 14.000 mensen onder deze aandoening, maar vaak ontvangen deze patiënten ten onrechte geen uitkering, zorg en hulpmiddelen; bent u bereid om u in te zetten voor het lot van deze groep mensen? Zo ja, hoe bent u van plan de positie van deze groep te verbeteren?
De Gezondheidsraad werd door uw Kamer verzocht om een overzicht te verschaffen van de stand van wetenschap omtrent Myalgische Encefalomyelitis (ME) en in het bijzonder de volgende aspecten in het advies te betrekken:
De GR-commissie ME/CVS die zich over deze vragen zal buigen, werd op 25 maart 2016 door de voorzitter van de Gezondheidsraad geïnstalleerd.
Het streven is om het advies in het voorjaar van 2017 uit te brengen. Op basis van dit advies kan worden bezien welke stappen het beste zijn.
Er is nog erg veel onbekend over M.E.; bent u bereid geld vrij te maken voor biomedisch onderzoek naar deze aandoening? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om u in te zetten voor beter onderwijs aan artsen en studenten over M.E., omdat er een groot gebrek aan kennis is onder medische professionals over deze ziekte? Hoe kan, volgens u, die kennis onder medische professionals worden uitgebreid?
Zie antwoord vraag 2.
Operaties in de Zuyderland-ziekenhuizen in Geleen en Heerlen die zijn afgelast |
|
Marith Volp (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat er in Heerlen en Geleen operaties worden afgelast, omdat de afdelingen te vol liggen met patiënten die eigenlijk door zouden moeten stromen naar andere vormen van zorg, en door uitbraak van het NORO-virus?1
Ja. De Staatssecretaris en ik hebben de Kamer op 8 december jl. een brief2 gestuurd met onze reactie op deze situatie. Het gaat hier om het afgelasten van 5 operaties.
Kan in het belang van patiënten worden voorkomen dat noodzakelijke operaties niet onnodig worden uitgesteld? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het afzeggen van operaties is voor patiënten die het betreft heel zeer vervelend en ook voor ziekenhuizen een ongewenste en laatste noodgreep. Ik denk echter niet dat een zorgaanbieder helemaal kan uitsluiten dat er situaties optreden waarin operaties moeten worden uitgesteld, zeker niet als sprake is van een samenloop van omstandigheden.
Kan in het belang van patiënten worden voorkomen dat zij niet tijdig doorstromen naar de juiste vervolgzorg, zoals eerstelijns verblijf en verpleeghuiszorg? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de brief aan de Kamer van 8 december.
Komt de regio Zuid-Limburg ook naar voren in het onderzoek naar gebieden waar witte vlekken zijn in de eerstelijns opvang in spoedsituaties voor kwetsbare ouderen in de regio, en betekent dit dat in de regio er dus nog geen accuraat plan is voor de zorg voor kwetsbare ouderen, zoals gevraagd in de motie Bruins Slot/Volp?2
Uw Kamer ontvangt voor 22 december, conform het verzoek in de motie-Bruins Slot en Volp, een antwoord op de in deze motie gestelde vragen.
Bent u bereid als systeemverantwoordelijken zo spoedig mogelijk in contact te treden met zorgverzekeraars, zorgkantoren, de Zuyderland ziekenhuizen en aanbieders van eerstelijnszorg en verpleeghuiszorg om tot een noodplan voor deze regio te komen, en zo spoedig mogelijk alle cliënten die door moeten stromen naar andere vormen van zorg te laten doorstromen naar accurate zorg, en het ziekenhuis zo in de gelegenheid te stellen de noodzakelijke operaties zo snel mogelijk door te laten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het VWS-Praktijkteam «Zorg op de Juiste Plek» heeft op 24 november direct contact opgenomen met het ziekenhuis, met zorgkantoor CZ en met enkele zorgaanbieders om zich op de hoogte te laten stellen van de situatie. Tevens heeft zij haar ondersteuning aangeboden op dezelfde manier zoals dit de ROAZ-regio’s is toegezegd. Vanaf de dag erna, vrijdag 25 november, zijn alle geplande ingrepen en spoedingrepen op beide locaties weer doorgegaan. Zoals in de eerder genoemde Kamerbrief gezegd, zal ik mij laten informeren over de uitkomsten van de genoemde bestuurlijke overleggen in deze regio.
Hoe kan zoveel mogelijk voorkomen worden dat een uitbraak van het NORO-virus ertoe leidt dat operaties worden uitgesteld? Vindt in een dergelijk geval overleg in de regio plaats om operaties in andere ziekenhuizen uit te voeren?
Het Norovirus komt heel veel voor, is zeer besmettelijk en het kan dus niet altijd worden voorkomen dat iemand besmet raakt en ziek wordt. Goede (persoonlijke) hygiëne en schoonmaak in het ziekenhuis is hierbij van groot belang. Het is daarnaast van belang dat de patiënt te allen tijde de zorg krijgt die hij nodig heeft. Het is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis om hier goede afspraken over te maken met de patiënt, zo nodig wordt de patiënt doorgeleid naar een andere zorgverlener. De zorgverzekeraar heeft hierbij een zorgplicht richting haar verzekerden. De NZa ziet toe op naleving van deze zorgplicht. Daarnaast ziet de NZa er op toe dat zorgverzekeraars, voor verzekerden die niet willen wachten, bemiddelen bij het vinden van andere zorgaanbieders die binnen de gestelde normtijden zorg kunnen verlenen.
Komen dergelijke afgelastingen van operaties ook in andere regio’s voor? Zo ja, welke?
Zeker, het soms uitstellen van operaties door een samenloop van omstandigheden is van alle tijden. Relevante voorbeelden zijn VieCuri en Nij Smellinghe. De oorzaken van de patiëntenstops in deze ziekenhuizen zijn verschillend. Voor meer informatie verwijs ik u naar de antwoorden op eerder gestelde Kamervragen van de leden Bouwmeester (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 689), Bruins Slot, Amhaouch en Knops (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 690), Leijten en Van Gerven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 526) en Klever (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 527).
Wat is het oordeel van de Nederlandse Zorgautoriteit in deze en vergelijkbare situaties? Wat kan helpen om deze patiëntenstops in ziekenhuizen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat dergelijke situaties kunnen zorgen voor onrust onder de (Limburgse) bevolking? Welke verantwoordelijkheid hebben de verschillende partijen volgens u om de bevolking over de stand van zaken te informeren, ook op het gebied van acute zorg voor ouderen in de regio?
Ik kan me voorstellen dat een dergelijk bericht kan zorgen voor onrust onder de bewoners in Limburg. Anderzijds betreft het uitstel van vijf operaties en is er de volgende dag gewoon weer geopereerd. Dit komt vaker voor.
Ik laat een quickscan uitvoeren ten aanzien van de spoedeisende keten in ons land omdat er signalen zijn dat er meer aan de hand is dan een incident. Ik bericht u over de resultaten voor het kerstreces.
Ik vind het van belang dat de betrokken partijen, indien zij over uitstel van operaties of het aanwezig zijn van een virus naar buiten treden, dit zorgvuldig doen. Mochten er grote wijzigingen optreden in de zorgverlening in de regio, dan vind ik het belangrijk dat de betrokken partijen daar ook de bewoners bij betrekken.
Het bericht dat zorgverzekeraar CZ prostaatkankerzorg wil concentreren in Rotterdam en Nijmegen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar CZ de behandeling van prostaatkanker wil concentreren in twee centra, te weten het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam en het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen?1
Specialisatie en concentratie kan een goede zaak zijn, wanneer dit de kwaliteit van zorg ten goede komt. Van sommige complexe ingrepen, zoals de radicale prostatectomieën, is bekend dat een hoger volume leidt tot meer expertise en dus betere uitkomsten.
Voor welke andere aandoeningen is CZ van plan de behandelingen te concentreren, en waar? Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen?
Zorgverzekeraar heeft mij laten weten dat zij momenteel binnen de MSZ selectief inkoopt voor borstkankerzorg, bariatrie, infectiechirurgie bij orthopedische revisieoperaties en schisis. Het is nog niet bekend of er op termijn ook andere vormen van zorg meer selectief zullen worden ingekocht door CZ en of dit leidt tot concentratie van specifieke aandoeningen. Het zorginkoopbeleid 2018 zal uiterlijk 1 april 2017 door zorgverzekeraars, en dus ook door CZ, bekend gemaakt worden.
Weet u of er nog meer verzekeraars zijn die plannen hebben bepaalde behandelingen te concentreren? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan? Zo ja, welke zorgverzekeraars, behandelingen en locaties zijn dit?
Zorgverzekeraars maken hun eigen beleid. Het inkoopbeleid voor 2017 is op 1 april 2016 bekend gemaakt. Er zijn zorgverzekeraars die bewust kiezen om bepaalde zorg op bepaalde plekken in te kopen. Ik houd niet exact bij welke zorgverzekeraar wel en welke niet overgaan tot concentratie.
Is de uitspraak van de bestuursvoorzitter van CZ afgestemd met andere verzekeraars, of met bijvoorbeeld het Zorginstituut Nederland? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, iedere zorgverzekeraar heeft een zorgplicht jegens de eigen verzekerden. Inkoopafspraken mogen zelfs niet onderling afgestemd worden.
Wat is het oordeel van de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde inzake de wenselijkheid van concentratie van de behandeling van prostaatkanker?
Het is mij niet bekend wat de twee genoemde verenigingen van deze betreffende concentratie vinden.
Vindt u het wenselijk dat iedere verzekeraar voor zich locaties gaat aanwijzen voor de concentratie van bepaalde behandelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgverzekeraars kunnen geen locaties aanwijzen. Wel hebben zij de vrijheid tot het inkopen van zorg op een specifieke locatie, mits zij daarbij voldoen aan hun zorgplicht op grond van de Zorgverzekeringswet en er sprake is van «goede zorg» zoals bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Wetenschappelijke beroepsverenigingen stellen minimum kwaliteits- en volumenormen op, zoals de Soncos-normen voor complexe kankerbehandelingen. Zorgverzekeraars inventariseren of ziekenhuizen voldoen aan de normen en contracteren geen ziekenhuizen die niet voldoen aan de normen. Op die wijze werken zorgverzekeraars, ziekenhuizen en wetenschappelijke beroepsverenigingen samen aan de concentratie van complexe behandelingen, zodat patiënten verzekerd zijn van de beste zorg.
Recent heeft Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bekend gemaakt dat een inventarisatie een concentratie van ziekenhuiszorg laat zien bij 12 van de 21 onderzochte hoog-complexe kankerbehandelingen. Het gaat hierbij onder andere om prostaatcarcinoom. De grootste concentratie is te zien in blaascarcinoom, maagcarcinoom en testiscarcinoom. In totaal gaan volgens de inventarisatie van ZN 31 ziekenhuizen bepaalde hoogcomplexe kankerbehandelingen afstoten omdat zij niet voldoen aan de minimum volumenormen. 2
Kent u het door CZ genoemde voorbeeld van de Martini-Klinik in Hamburg waar specialisatie geleid zou hebben tot minder complicaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De Martini-Klinik in Hamburg staat internationaal bekend als een expertisecentrum op het gebied van behandeling van prostaatkanker. Uit informatie van de Martini-Klinik blijkt dat zij jaarlijks ruim 2000 prostaatverwijderingen uitvoert. Iedere daar werkzame chirurg voert er tussen de 200 en 300 uit per jaar. De uitkomsten van de Klinik zijn, in vergelijking met het Duitse gemiddelde, indrukwekkend. Ter illustratie: na alle prostaatoperaties in Duitsland is 56,7% van de patiënten na een jaar volledig continent, bij patiënten van de Martini-Klinik is dit percentage 93,5%. En na alle prostaatoperaties in Duitsland heeft 75,5% van de mannen na 1 jaar zware impotentieproblemen, bij de Martini-Klinik is dit 34,7%.
Zijn er ook voor Nederlandse ziekenhuizen gegevens beschikbaar om de kwaliteit van prostaatkankerzorg te kunnen vergelijken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Via de website van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten (NFK) en kiesbeter.nl kunnen patiënten een patiëntenwijzer prostaatkanker vinden. Deze patiëntenwijzer biedt onder meer informatie over de behandeling en over de voorwaarden die vanuit patiëntenperspectief aan de behandeling en aan de instelling worden gesteld. Patiënten kunnen per ziekenhuis bekijken of het ziekenhuis aan de voorwaarden voldoet.
Het Integraal Kankercentrum Nederland heeft in 2014 als onderdeel van het KWF signaleringsrapport verkenning uitgevoerd naar van de verdeling en variatie van de prostaatkankerzorg tussen verschillende type ziekenhuizen in Nederland3.
Is er een wetenschappelijke onderbouwing voor de aanname dat de concentratie van behandelingen leidt tot betere zorg? Kunt u de Kamer deze onderbouwing doen toekomen?
Ja. Voor een aantal chirurgische ingrepen is het verband tussen volume en kwaliteit aangetoond. De sterkte van de relatie verschilt per type ingreep. De literatuur hieromtrent is omvangrijk. Een voorbeeld van een artikel dat ingaat op de verschillende aspecten is: Centralisatie van hoogcomplexe chirurgie – Van ziekenhuisvolume naar structuur- en procesverbetering (Dirk J. Gouma, Han J.S. Laméris, Erik A.J. Rauws en Olivier R.C. Busch. Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4887).
Is er op dit moment voldoende inzicht in de kwaliteit van medisch specialistische behandelingen, zodat indien tot concentratie wordt overgegaan, er iets zinnigs te zeggen valt over de gevolgen daarvan voor de kwaliteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op basis van actuele wetenschappelijke inzichten over kwaliteit worden de richtlijnen en volumenormen opgesteld door de wetenschappelijke beroepsverenigingen. Zij kunnen de uitkomsten van zorg over de jaren heen volgen en bepalen of deze inzichten juist zijn en zo nodig bijgesteld moeten worden, zoals al eerder gedaan is bij pancreaskanker4 5. Deze partijen hebben hun eigen rol en verantwoordelijkheid bij de concentratie van behandelingen.
Hoe oordeelt u over het feit dat CZ wederom eigen normen stelt, terwijl juist de alleingang met borstkankerzorg heeft geleid tot het instellen van het Kwaliteitsinstituut, om te voorkomen dat alle zorgverzekeraars hun eigen normen van kwaliteit stellen?
Zorgverzekeraars hebben zich gecommitteerd om de richtlijnen die tripartiet worden gesteund en ingeschreven bij het Zorginstituut, te volgen. De richtlijn Prostaatcarcinoom is opgenomen in het Register.
Bent u bereid CZ aan te spreken op de ongeoorloofde inmenging in de concentratie van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik zie daartoe geen aanleiding.
Is het niet juist het Zorginstituut dat een eventuele concentratie van bepaalde behandelingen zou moeten coördineren?
Het Zorginstituut heeft op dit moment geen taak, en dus ook geen bevoegdheden, om een dergelijke concentratie te coördineren.
Het bericht “Geld bijna op: VieCuri schort operaties op” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geld bijna op: VieCuri schort operaties op»?1
Ja
Kan in het belang van de patiënten worden voorkomen dat noodzakelijke operaties niet onnodig worden uitgesteld? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat de patiënt te allen tijde de zorg krijgt die hij nodig heeft. Het is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis om hier goede afspraken over te maken met de zorgverzekeraar èn patiënt. De noodzakelijke zorg moet dus altijd geleverd worden, zonodig wordt de patiënt goed geïnformeerd doorgeleid naar een andere zorgverlener. De zorgverzekeraar heeft hierbij een zorgplicht richting haar verzekerden. De NZa ziet toe op naleving van deze zorgplicht. Dit proces moet voor de patiënt probleemloos verlopen. Daarin hebben zowel het ziekenhuis als de zorgverzekeraar een verantwoordelijkheid.
Kunt u uiteenzetten welke oorzaken er volgens u ten grondslag liggen aan de (gedeeltelijke) behandelstop?
Het VieCuri ziekenhuis heeft mij laten weten dat de oorzaken van de aangepaste openingstijden van de polikliniek en de verminderde beschikbaarheid van het OK complex in Venlo geen enkel verband hebben met de afspraken die met zorgverzekeraars gemaakt zijn. Ze geven aan dat de oorzaak niet ligt aan het bereiken van een omzetplafond. De genoemde maatregelen worden genomen omdat er in december meer verlof wordt opgenomen dan in andere maanden. Om versnippering van vrije dagen te beperken is er voor gekozen de inzet van medewerkers te bundelen en daarom om op vrijdag 16 en 30 december minder spreekuren te laten plaatsvinden. Daarnaast vinden er in december onderhoudswerkzaamheden plaats aan het operatiecomplex in Venray. De operaties worden zoveel mogelijk verplaatst naar de locatie in Venlo. Enkele operaties zullen uitgesteld worden naar 2017.
Ik vind dat noodzakelijke zorg altijd geleverd moet worden binnen een redelijke termijn en op redelijke afstand. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat deze maatregelen niet gelden voor patiënten die in een acute situatie verkeren. De medisch specialisten beoordelen in voorkomende gevallen heel kritisch hoe snel patiënten zorg nodig hebben en of het verantwoord is om een afspraak of operatie uit te stellen naar 2017.
Wat is uw oordeel over het feit dat het VieCuri ziekenhuis operaties uitstelt of bepaalde poli’s beperkt opent?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden ziekenhuizen volgens u hebben om dergelijke problemen te voorkomen of op te lossen? Wat vindt u van het feit dat andere ziekenhuizen reserves inzetten om overschrijdingen op te vangen?
Ziekenhuizen zijn zelf verantwoordelijk om hun logistieke uitdagingen zodanig te plannen dat de patiënt hier zo min mogelijk hinder van ondervindt. Het vinden van een goede oplossing moet in goed overleg met de patiënt gebeuren. De zorgverzekeraar kan daar, indien gewenst, bij helpen.
Het VieCuri ziekenhuis heeft mij laten weten dat er bij hen geen sprake is van overschrijdingen, mocht dit bij andere ziekenhuizen wel het geval zijn dan is het aan deze ziekenhuizen om te bepalen of zij hun reserves willen inzetten om overschrijdingen op te vangen of hierover in gesprek willen gaan met de zorgverzekeraars.
Wat is volgens u de rol van zorgverzekeraars in deze situatie?
De zorgverzekeraar heeft zorgplicht en de patiënt heeft recht op goede en tijdige zorg. Ongeacht de polis moet de verzekerde altijd binnen redelijke termijn en op redelijke afstand zorg kunnen krijgen. De verzekerde kan zich wenden tot de zorgverzekeraar voor bemiddeling naar een andere zorgaanbieder. Uiteraard kan een verzekerde zelf besluiten om te wachten als hij of zij dat liever wil. Bemiddeling naar een andere zorgaanbieder doet de zorgverzekeraar in overleg met de verzekerde. Een verzekerde kan niet altijd verlangen dat een zorgverzekeraar een behandeling in het ziekenhuis van zijn keuze vergoedt; dat is afhankelijk van de polis van de verzekerde.
Van belang is dat dit proces voor de patiënt goed verloopt en alle partijen, inclusief het ziekenhuis, het belang van de patiënt voor ogen heeft en zo meewerken aan een goede oplossing.
Wat is het oordeel van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in deze en vergelijkbare situaties van patiëntenstops? Wat kan helpen om deze jaarlijks terugkerende patiëntenstops in ziekenhuizen te voorkomen?
Zoals ik bij vraag 2 al heb aangegeven ziet de NZa toe op naleving van de zorgplicht door verzekeraars. Daarnaast ziet de NZa er op toe dat zorgverzekeraars, voor verzekerden die niet willen wachten, bemiddelen bij het vinden van andere zorgaanbieders die binnen de gestelde normtijden zorg kunnen verlenen.
Deelt u de mening dat dergelijke situaties kunnen zorgen voor onrust onder de (Limburgse) bevolking? Welke verantwoordelijkheid hebben de verschillende partijen volgens u om de bevolking over de stand van zaken te informeren, ook op het gebied van acute zorg in de regio?
Ik kan me voorstellen dat bewoners in Limburg zich zorgen maken over de zorgverlening. Ziekenhuizen dienen hun patiënten te informeren over behandelingen of poli-afspraken die niet op de geplande tijd door kunnen gaan en in goed overleg het vervolgtraject te bespreken. Patiënten kunnen kiezen of zij meegaan in het voorstel van het ziekenhuis of dat zij kiezen voor een ander ziekenhuis. Desgewenst kunnen zij de zorgverzekeraar vragen daarin te bemiddelen.