Het bericht ‘Gevangenis Vught verdacht van financiering terrorisme’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de gevangenis Vught verdacht wordt van het financieren van terrorisme? Zo nee, waarom niet?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat de gevangenis in Vught geld naar de veroordeelde terrorist Mohammed D. overmaakte? Bent u bereid de verantwoordelijke personen die zaten te slapen te ontslaan en te straffen? Zo nee, waarom niet?
Gedetineerden beschikken over een rekening courant bij de penitentiaire inrichting waarop zij tot beperkte hoogte middelen kunnen ontvangen. Het gaat om middelen overgemaakt door derden of om loon uit in detentie verrichte arbeid.
Het is aan het Openbaar Ministerie om onderzoek te doen naar mogelijke overtredingen van de Sanctieregeling Terrorisme.
Bent u bereid maatregelen te treffen tegen de gevangenis in Vught, zodat dit soort blunders nooit meer kunnen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Bij de inwerkingtreding van de Sanctieregeling Terrorisme is nagelaten om een ontheffing ten behoeve van DJI aan te vragen. In mei 2019 echter heeft de Minister van Financiën ten behoeve van DJI een ontheffing afgegeven. Deze ontheffing verleent toestemming om handelingen te verrichten die verboden zijn op grond van de bevriezingsmaatregel. In de beantwoording van vragen gesteld door de leden Van Laan-Geselschap en Van Wijngaarden van 12 juni 2019 heb ik uw Kamer hierover nader geïnformeerd.2
De ontheffing maakt mogelijk dat DJI aan personen op de nationale sanctielijst terrorisme loon mag betalen en gemaximeerde bedragen van slechts één aangewezen contactpersoon mag storten op de rekening courant van de gedetineerden ten behoeve van uitgaven voor primaire levensbehoeften. Deze contactpersoon moet hiervoor ook een ontheffing aanvragen. Tevens kan DJI namens de gedetineerde verschuldigd geld betalen aan derden, zoals een schadevergoeding aan slachtoffers.
Bent u bereid per direct een einde aan te maken aan het idiote feit dat gevangenen geld gestort kunnen krijgen en het feit dat terroristen in de gevangenis betaald worden voor klusjes in de gevangenis? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de eerdergenoemde beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat het om een aantal redenen wenselijk is dat er beperkte middelen beschikbaar zijn voor gedetineerden in detentie. DJI kan op deze manier, namens de betreffende gedetineerden, schadevergoedingen aan slachtoffers of andere boetes vanuit detentie voldoen. Gedetineerden kunnen met deze middelen aankopen doen uit de gevangeniswinkel. De beschikking over beperkte middelen draagt bovendien bij aan resocialisatie, re-integratie en zelfredzaamheid. Ten slotte is DJI verplicht loon uit te keren voor in de inrichting verrichte arbeid.
Bent u met de mening eens dat terroristen helemaal niet hagelslag in een gevangeniswinkel moeten kunnen kopen, maar permanent in volledige beperking zouden moeten zitten op water en brood? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie daarvoor het antwoord op de vorige vraag.
In eerdere antwoorden op vragen van uw Kamer heb ik aangegeven dat de veiligheid centraal staat in de Terroristenafdelingen, en de mogelijkheden geschetst om contacten van deze gedetineerden met anderen te beperken.3 Ik acht een structurele volledige beperking van gedetineerden met een terroristische achtergrond niet nodig.
Klopt het dat de slechts tot drie jaar cel veroordeelde terrorist Mohammed D. inmiddels weer vrij rondloopt? Zo ja, bent u bereid hem op te sporen en deze gevaarlijke terrorist per direct het land uit te knikkeren? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op individuele casuïstiek. In algemene zin kan het Nederlanderschap worden ingetrokken na een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf en wanneer betrokkene naast de Nederlandse een of meer andere nationaliteiten heeft. In dat geval werkt de Dienst Terugkeer en Vertrek in een zo vroeg mogelijk stadium aan het vertrek van deze persoon. Bij personen die (nog) Nederlander zijn kan de overheid geen dwang toepassen het land te verlaten. Nadat het besluit tot intrekking kenbaar is gemaakt en betrokkene geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft, kan het gedwongen dan wel zelfstandig vertrektraject worden ingezet.
Ahrar-al-Sham |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is Ahrar-al-Sham een terroristische organisatie?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 268). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdiensten blijkt dat deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda heeft gehad en dat het onwaarschijnlijk is dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Is de penningmeester van Ahara al Sham, die recent is opgepakt, ooit direct of indirect gesteund geweest door Nederlandse non-letale steun (NLA)?1
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (o.a. Kamerstuk 32 623, nr. 258 en Kamerstuk 32 623, nr. 272) heeft Ahrar al-Sham geen Non Lethal Assistance (NLA) ontvangen, en voor zover bekend zijn er geen goederen indirect bij Ahrar al Sham terecht gekomen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld viel echter nooit geheel uit te sluiten dat de geleverde civiele goederen onbedoeld in verkeerde handen konden vallen (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Kunt u uitsluiten dat deze meneer, die nu van terrorisme verdacht wordt, met zijn groep en bondgenoten ooit geprofiteerd heeft van het Nederlandse NLA-programma?
Zie het antwoord op vraag 2.
Herinnert u zich uw reactie op de motie van de leden Van Helvert en Voordewind over als terroristiche organisatie kwalificeren van Ahrar al-Sham?2
Ja.
Kunt u garanderen dat Ahrar-al-Sham geen direct bedreiging vormt op het grondgebied van Nederland nu de penningmeester in Rijssen blijkt te wonen?
De Nederlandse inlichtingendiensten kwalificeren Ahrar al-Sham als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Volgens de diensten heeft deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda gehad en is het onwaarschijnlijk dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Zo nee, bent u bereid om Ahrar-al-Sham op de Nederlandse terroristenlijst te plaatsen?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september (Kamerstuk 29 754, nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten.
Herinnert u zich dat de Rechtbank Rotterdam in 2019 Ahrar-al-Sham aangemerkt heeft als een terroristisch organisatie in ieder geval in de periode juli 2018 – mei 2018?3
Ja.
Klopt het dat (bijna) alle door Trouw en Nieuwsuur geindentificeerde groepen die NLA ontvangen hebben van Nederland, hebben samengewerkt met Ahrar-al-Sham?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over gematigde gewapende groepen die al-dan-niet NLA hebben ontvangen. Uw Kamer is vertrouwelijk geïnformeerd over de gematigde gewapende groepen die Nederland met NLA steunde, en de periodes waarin deze steun werd verleend.
In het algemeen kan gesteld worden dat in de complexe, fluïde situatie in Syrië honderden strijdende groeperingen actief waren, die niet altijd homogeen waren en waarvan de samenstelling en de naamgeving deels snel veranderde. Zoals onder andere gemeld in eerdere antwoorden op uw vragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229) werden door groepen in bepaalde situaties en op specifieke locaties, allianties aangegaan met meer extremistische groepen. Dit gebeurde vanuit militair pragmatisch oogpunt; door coördinatie van de aanvallen kon een offensief van ISIS of het regime beter het hoofd worden geboden. Dit betekent niet dat het extremistisch gedachtengoed door de gematigde groepen werd overgenomen.
Kunt u deze vragen binnen twee weken en één voor één beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De beveiliging van Joodse gemeenschappen in Nederland |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Oostenrijk verdrievoudigt de uitgaven aan de bescherming van de Joodse gemeenschap»?1
Ja.
Erkent u dat de Joodse gemeenschap in Nederland te maken heeft met een verhoogd dreigingsniveau voor terreur?2
Het dreigingsniveau staat in Nederland op 3 («aanzienlijk») op een schaal van 5. Nederland kent geen specifieke dreigingsniveaus voor personen, organisaties en objecten. Joodse instellingen zijn een potentieel doelwit voor geweld zowel uit rechts-extremistische als uit radicaal-islamistische hoek. Wat jihadistisch-terroristische aanslagen betreft, was in de periode 2004–2018 minder dan 5% van de 112 aanslagen in het Westen gericht tegen een doelwit met een joods signatuur.4 Daarmee is er sprake van een veiligheidsrisico voor de joodse gemeenschap. Binnen dat kader zijn de beveiligingsmaatregelen die eventueel getroffen zijn, passend.
Erkent u dat de niet-aflatende dreiging uit radicaal-islamitische hoek richting de Joodse gemeenschap in Nederland een veiligheidsrisico vormt voor Joodse publieke plaatsen en instellingen, zoals bijvoorbeeld scholen, synagogen, winkels en culturele centra?3
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Crisiscentrum vraagt om extra waakzaamheid voor joodse gemeenschap in Antwerpen»?4 Kunt u aangeven of wat u betreft dezelfde waakzaamheid geboden is voor de Joodse gemeenschap in Nederland?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Door inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt de veiligheidssituatie ten aanzien van joodse gemeenschap scherp gemonitord. Indien dreiging en risico daar aanleiding toe geven kunnen de lokale autoriteiten passende maatregelen treffen. Na de aanslagen heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) erop gewezen dat alertheid geboden blijft omdat het actuele dreigingsniveau in Nederland uitdrukt dat ook hier een aanslag voorstelbaar blijft.
Kunt u toelichten welke speciale maatregelen of financiële middelen reeds worden ingezet door de rijksoverheid of door lokale overheden ter bescherming van potentiële Joodse doelwitten in Nederland? Welk gedeelte van de kosten wordt door overheidsinstellingen gedragen en welk gedeelte door de Joodse gemeenschap?
Over welke beveiligingsmaatregelen getroffen worden, kan ik zoals bij uw Kamer bekend geen uitspraken doen. Naar aanleiding van de aanslag op een joods museum in Brussel is in 2014 is door de Nederlandse rijksoverheid een bedrag van 1,5 miljoen euro vrijgemaakt om het weerstandsniveau bij joodse instellingen te verhogen; deze bijdrage is destijds is aangevuld door betrokken gemeenten. Met deze bijdragen zijn de locaties van de joodse gemeenschap in de gelegenheid gesteld om een basisweerstandsniveau te behalen. Deze uitzonderlijke bijdrage is in 2017 beëindigd. De getroffen maatregelen en de eerder verstrekte financiering voor de joodse instellingen passen bij de aard van de dreiging en risico. Uitgangspunt is dat personen en organisaties in eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun veiligheid. Wanneer organisaties niet op eigen kracht voldoende weerstand kunnen bieden kan de overheid aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen. De verantwoordelijkheid voor de beveiliging van joodse instellingen en de financiering daarvan is decentraal belegd. Ik zie op dit moment geen aanleiding om de mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming opnieuw te verkennen.
Voor religieuze instellingen is het handboek religieuze instellingen beschikbaar. In dit «Handboek Veiligheid religieuze instellingen» is aandacht besteed aan dreigingen en incidenten waarmee religieuze instellingen geconfronteerd kunnen worden. Het doel van dit handboek is om veiligheidsbewustzijn te creëren en handvatten aan te reiken om, in het kader van preventie, te kijken naar de veiligheid binnen religieuze instellingen.
Bent u bereid om net zoals Oostenrijk voortaan de volledige kosten van de bescherming van Joodse instellingen te vergoeden?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u duidelijk uw redenering toelichten waarom u al dan niet wenst over te gaan tot het beter beveiligen van de Joodse gemeenschap in Nederland?
Gelet op de dreiging richting joodse instellingen in Nederland heeft de rijksoverheid samen met de lokaal bevoegde gezagen structureel aandacht voor de beveiliging van de joodse gemeenschappen in Nederland. De getroffen maatregelen passen bij de dreiging en het risico. Een wijziging in het dreigingsbeeld kan ertoe leiden dat er door de lokale autoriteiten andere maatregelen getroffen worden.
Het bericht dat de Soedanese paramilitaire groep RSF steun krijgt van de Europese Unie |
|
Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL), Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Deze beruchte militie uit Soedan krijgt «veiligheidstraining» betaald door de EU»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van recente politieke en economische ontwikkelingen in Soedan?
In december 2018 begon een geweldloze volksopstand in Soedan, die heeft geleid tot het afzetten van toenmalig president Al-Bashir op 11 april 2019. Op 17 augustus 2019 ondertekenden de Militaire Overgangsraad (TMC) en de civiele oppositie een historisch constitutioneel akkoord. Dit akkoord maakte de weg vrij voor een democratische transitie in Soedan. Tijdens de overgangsperiode van 39 maanden (deze periode is met het tekenen van het vredesakkoord opnieuw ingegaan, zie onder) wordt het land geregeerd door een civiel geleide transitieregering. Alleen de ministers van Binnenlandse Zaken en Defensie zijn militairen. De Soevereine Raad neemt daarnaast de positie van staatshoofd in. Deze elfkoppige raad bestaat uit zes burgers en vijf militairen en staat momenteel onder leiding van generaal Burhan (RSF-leider Mohamed Hamdan Dagolo, ook wel Hemedti genoemd, is vicevoorzitter).
Op 3 oktober jl. werd in Juba het vredesakkoord getekend tussen de Soedanese overgangsregering en elf rebellengroeperingen verenigd in de Sudan Revolutionary Front (SRF) en de Sudan Liberation Movement (SLM). Dit omvangrijke akkoord bevat o.a. afspraken over het vormen en de samenstelling van een parlement en heeft ook uitgebreide passages over accountability. Momenteel wordt er nog onderhandeld met de rebellenleiders Al-Nur en El-Hilu, respectievelijk leiders van Sudan Liberation Movement-Al Nur (SLM-A) en Sudan People Liberation Movement North (SPLM-N). Het is belangrijk dat alle rebellen hun wapens neerleggen om tot duurzame en inclusieve vrede te komen.
In oktober jl. heeft aanklaagster Bensouda van het Internationaal Strafhof (ICC) een historisch bezoek gebracht aan Soedan. Sinds het aftreden van Al-Bashir is er sprake van toenadering tussen het civiele deel van de transitieregering en het ICC. Het kabinet heeft het belang van samenwerking met het ICC herhaaldelijk opgebracht. In Soedan was er veel aandacht voor het bezoek van aanklaagster Bensouda. De Soedanezen zijn echter verdeeld: een deel van de bevolking vindt dat Al-Bashir en de drie anderen tegen wie een arrestatiebevel openstaat zo snel mogelijk naar Den Haag moeten voor berechting, anderen zijn voorstander van lokale berechting.
Economisch gezien is het een uiterst zwaar jaar voor Soedan geweest. In september jl. is de noodtoestand uitgeroepen vanwege zware regenval en een buiten haar oevers tredende Nijl. Meer dan 875.000 mensen verkeerden in nood, 100.000 huizen zijn vernield en meer dan 150 mensen verloren het leven. Deze overstromingen kwamen bovenop een sprinkhanenplaag en Covid-19.
In het afgelopen jaar is de economische situatie dan ook zo nijpend geworden in Soedan, dat inmiddels 20% van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Het kabinet heeft gedurende het jaar EUR 29,5 miljoen aan noodhulp gedoneerd (via Central Emergency Response Fund, Rode Kruis, Dutch Relief Alliance, Sudan Humanitarian Fund en het Family Support Program) om de negatieve gevolgen van deze rampen voor de bevolking te beperken.
Voor 2021 gloort er echter iets van hoop aan de economische horizon van Soedan. President Trump heeft aangegeven dat Soedan van de US State Sponsors of Terrorismlijst wordt gehaald, wat o.a. zou betekenen dat het internationale betalingsverkeer wordt gerehabiliteerd, nieuwe kansen worden geboden voor internationale handel en investeringen en Soedan in aanmerking komt voor schuldverlichting. Het Congres van de Verenigde Staten dient nog actie te ondernemen voordat delisting een feit is. Bovendien is Soedan, met o.a. de steun van de EU, het IMF en de Wereldbank, begonnen met aanzienlijke en broodnodige economische hervormingen.
Wat is de huidige verhouding van de Rapid Support Forces (RSF) met de regering van premier Hamdok en het Soedanese leger?
Met het constitutioneel akkoord van 17 augustus 2019 is de RSF formeel onderdeel uit gaan maken van de strijdkrachten van Soedan. De RSF wordt aangestuurd door de vicevoorzitter van de Soevereine Raad, Hemedti. Ter achtergrond is het belangrijk te weten dat de RSF voortkomt uit de paramilitaire Janjaweed milities. Deze Janjaweed milities zijn op etnische grondslag geformeerd en waren in Darfur en daarbuiten verantwoordelijk voor vele mensenrechtenschendingen. Omdat Al-Bashir zijn positie niet alleen maar afhankelijk wilde laten zijn van de leiders van het Soedanese leger, de Sudanese Armed Forces (SAF), financierde Al-Bashir ook de Janjaweed milities, die toen ook al werden aangevoerd door zijn vertrouweling Hemedti. Na de maandenlange burgerprotesten in 2018 en 2019 werd Al-Bashir uiteindelijk afgezet. Hemedti en generaal Burhan (een van de vooraanstaande officieren van de SAF en huidig voorzitter van de Soevereine Raad) keerden zich uiteindelijk tegen Al-Bashir en speelden een beslissende rol in zijn afzetting. Het constitutioneel akkoord van 17 augustus 2019 kan worden gezien als een machtsdeling tussen de drie belangrijkste machten in Soedan, dat wil zeggen de civiele oppositie, de SAF en de RSF. Een voorwaarde voor Hemedti zou zijn dat de RSF gelegitimeerd zou worden en dezelfde status zou krijgen als de SAF. In de praktijk bestaat de RSF echter parallel aan het Soedanese leger en is er nog geen sprake van daadwerkelijke integratie van de RSF in de SAF.
Klopt de stelling van het Trouw-artikel dat de EU van plan is om trainingen te financieren, of al financiert, waar ook leden van de RSF aan deel kunnen nemen?
Beide stellingen kloppen niet. De EU geeft geen financiële ondersteuning aan genoemde trainingen en is ook niet van plan dit in de toekomst te doen. Wel steunt de EU via het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) de democratische transitie in Soedan. Als onderdeel hiervan wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een overeenkomst ter waarde van EUR 4,95 miljoen met het bureau van de VN Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens (OHCHR), bedoeld voor het kantoor in Soedan. Doel van de OHCHR-activiteiten is het ondersteunen van duurzame vrede, het verbeteren van de rechtsstaat en het vergroten van respect voor mensenrechten tijdens de democratische transitie en in aanloop naar de verkiezingen in Soedan. De OHCHR heeft bevestigd dat de RSF niet deelneemt aan de door de EU gefinancierde activiteiten voor de periode van 2021–2022.
Klopt de stelling van hetzelfde artikel dat de trainingen niet alleen gaan over mensenrechten, maar ook over het identificeren van illegale migranten en het bedienen van vuurwapens?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is het doel van deze trainingen? Vinden deze trainingen plaats binnen het Better Migration Management programma, of in de context van een ander programma?
De ondersteuning van de activiteiten van OHCHR betreft andere activiteiten dan het Better Migration Management programma. Beide worden wel vanuit het EUTF gefinancierd. Doel van de OHCHR-activiteiten is het ondersteunen van duurzame vrede, het verbeteren van de rechtsstaat en het vergroten van respect voor mensenrechten tijdens de democratische transitie en in aanloop naar de verkiezingen in Soedan
Klopt het dat EU-landen, waaronder Nederland, in juli expliciete toestemming hebben gegeven voor dit trainingsproject? Zo ja, waarom heeft Nederland die toestemming gegeven en welke voorwaarden zijn eraan verbonden?
Het klopt dat Nederland toestemming heeft gegeven voor de financiering van de OHCHR-activiteiten. Deze toestemming heeft Nederland, net als andere EU lidstaten, gegeven omdat Nederland de rol van OHCHR in Soedan van groot belang acht. Zoals bij ieder programma of activiteit dat opereert op een gevoelig onderwerp als mensenrechten zijn er risico’s aan de ondersteuning verbonden. Daarom zijn er mitigerende maatregelen aan het programma verbonden. Zo past OHCHR de VN Human Rights Due diligence policy (HRDDP) toe. In lijn met de HRDDP zullen alle individuen die training ontvangen een screening ondergaan van OHCHR en de United Nations Integrated Transitions Assistance Mission in Sudan (UNITAMS) om te voorkomen dat mensenrechtenschenders of oorlogsmisdadigers participeren in hun activiteiten.
Hoe verhoudt de steun van de EU aan deze trainingsprogramma’s zich tot eerdere garanties van het kabinet dat de RSF «in geen geval» tot de doelgroep van door de EU gefinancierde trainingen behoort?2
De RSF behoort niet tot de doelgroep van de door OHCHR uitgevoerde activiteiten waar de EU een bijdrage aan levert. De reactie van de heer Kenneth Roth is gebaseerd op onjuiste berichtgeving over aard en doelgroep van door de EU te ondersteunen activiteiten van OHCHR.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van Kenneth Roth, directeur van Human Rights Watch, dat het trainen van de RSF kortzichtig is?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om de EU op te roepen om strikte richtlijnen voor deelname aan de trainingen te hanteren om te voorkomen dat RSF-leden kunnen deelnemen, zeker zonder verantwoording te hebben afgelegd over misdaden begaan in het verleden?
Dit acht ik niet noodzakelijk, omdat de EU en OHCHR reeds strikte richtlijnen hiervoor hebben opgesteld en toepassen zoals in antwoord op vraag 7 wordt toegelicht.
Het bericht dat er Nederlands subsidiegeld gaat naar een voormalig kopstuk van een Syrische terreurbeweging. |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlands geld voor voormalig gezicht van terroristische organisatie»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een voormalig sleutelfiguur van de Syrische terreurbeweging Ahrar al-Sham jarenlang Nederlands geld heeft ontvangen vanuit het European Institute of Peace (EIP)?
Het European Institute of Peace (EIP) ontvangt al enkele jaren steun voor een project in Syrië, de Syrian Association for Citizen’s Dignity (SACD). SADC bestaat uit ontheemde gemeenschappen van diverse achtergronden uit steden die zwaar getroffen zijn in het conflict (Aleppo, Homs, Hama, Deir Ezour, Damascus en Rif Damascus). Via SACD streeft EIP naar een constructieve dialoog waar ontheemden en vluchtelingen zelf voor hun rechten opkomen. De directeur van de SACD was tot voor kort Dhr. Labib Al-Nahhas. Na intensief contact met het Ministerie heeft EIP aangegeven dat Dhr. Al-Nahhas zich teruggetrokken heeft uit het project.
Verdere beantwoording van deze vraag is terug te vinden in Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 35 554, nr. 27).
Bent u bekend met het Amnesty International rapport «Torture was my punishment», waarin wordt gesteld dat Ahrar-al-Sham in de periode 2012–2015 betrokken was bij gijzelingen, ontvoeringen, martelingen en kerkenvernietigingen in Syrië?2
Ja.
Bent u ermee bekend dat Ahrar al-Sham op 12 mei 2016 samen met bondgenoot Al-Qaida een bloedbad heeft aangericht onder Alawitische burgers in het dorp al-Zara?
Het kabinet is bekend met berichten die melden dat Ahrar al-Sham betrokken zou zijn geweest bij een aanval op het dorp al-Zara en dat daarbij meerdere burgers zouden zijn omgekomen.
Klopt het dat Ahrar al-Sham in april 2016 betrokken was bij raketaanvallen op burgerdoelen in Aleppo met een onbekend aantal doden tot gevolg?
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 241) zijn er meerdere openbare bronnen die Ahrar al-Sham noemen als (mede)verantwoordelijk voor beschietingen van burgerdoelen in de stad Aleppo in de eerste helft van 2016.
Klopt het dat dhr. Labib al-Nahhas tot eind 2016 een hooggeplaatste figuur was binnen Ahrar al-Sham? En zo ja, deelt u de mening dat hij daarmee medeverantwoordelijk moet worden gehouden voor de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de burgerbevolking gepleegd door Ahrar al-Sham in de periode dat hij deel uitmaakte van deze groepering?
Labib Al-Nahhas was een hooggeplaatste figuur binnen Ahrar al-Sham. EIP wijst er op dat Al-Nahhas geen verantwoordelijkheid droeg voor militaire zaken bij Ahrar Al-Sham, en dat hij een progressieve invloed had binnen de organisatie, die aanstuurde op erkenning door het Westen, en wilde afzien van samenwerking met extremistische groepen waaronder Jabhat al-Nusra.
Het is aan de rechter om zich uit te spreken over medeverantwoordelijkheid. Tot nu toe is Al-Nahhas daarvan niet verdacht of beschuldigd en zijn daarvoor ook geen aanwijzingen gevonden.
EIP heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken pas onlangs (21 september 2020) geïnformeerd over de achtergrond van Al-Nahhas. EIP had eventuele risico’s van de keuze om Al-Nahhas in te huren moeten onderkennen en het Ministerie van meet af aan moeten informeren over deze keuze en de uitkomsten en conclusies van zijn due dilligence. Hierin was EIP onvoldoende transparant. Was dat het wel geweest, dan was hiermee een eigen afweging van het Ministerie mogelijk geweest. Het is niet aannemelijk dat het Ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering naar een project zou kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop aangesproken. Naar aanleiding hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met onmiddellijke ingang terugtrekt uit het project.
Deelt u de mening dat het op z’n minst opmerkelijk is dat aan de ene kant Nederlandse Syriëgangers die voor Ahrar-al-Sham gevochten hebben door de rechter worden veroordeeld voor lidmaatschap van Ahrar-al-Sham als terroristische organisatie en dat aan de andere kant een partnerorganisatie van het ministerie Buitenlandse Zaken Nederlands belastinggeld spendeert aan een voormalig kopstuk van Ahrar al-Sham?
Het project dat door Nederland gefinancierd wordt, heeft ondanks de – niet met Nederland afgestemde – risico’s gerelateerd aan de betrokkenheid van Al-Nahhas, niettemin resultaten opgeleverd. Het SACD heeft in korte tijd duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden van verschillende achtergronden geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun belangen en standpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van de veiligheid van terugkeer, voor het voetlicht te brengen in politieke processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant en de EU en tijdens de conferenties in Brussel over het Syrische conflict). Daarbij is dit project in lijn met de Nederlandse inzet m.b.t. een politieke oplossing voor het conflict in Syrië.
Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313).
Op basis van welke afwegingen heeft het EIP besloten om, ondanks alle rapportages van grootschalige mensenrechtenschendingen door Ahrar- al-Sham, toch in zee te gaan met dhr. Labib al-Nahhas en zijn er bij dit instituut nog meer mensen werkzaam met een terreurachtergrond die worden gefinancierd met Nederlands belastinggeld?
Voor beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313), waarin wordt ingegaan op de screening van Dhr. Labib al-Nahhas.
EIP heeft net als andere organisaties een plicht om te screenen of mensen een link hebben met terreurorganisaties die op een sanctielijst staan. Ahrar al-Sham staat niet op een sanctielijst maar is door de Nederlandse rechter aangemerkt als terroristische organisatie in maart 2019.
EIP heeft aangegeven dat er geen andere mensen werken die lid van Ahrar al-Sham zijn geweest.
Hoeveel salaris, vergoedingen en subsidies heeft dhr. Labib al-Nahhas de afgelopen jaren ontvangen van het EIP en kan worden gegarandeerd dat dit geld niet voor terroristische doeleinden is ingezet?
Informatie over het salaris van Dhr. Labib al-Nahhas is personeelsvertrouwlijk en kan niet worden gedeeld.
EIP concludeerde na een achtergrondonderzoek naar dhr. Al-Nahhas, dat zijn banden met Ahrar al Sham waren verbroken op het moment dat hij in dienst trad van het instituut in 2017. Er is geen geld voor terroristische doeleinden ingezet, omdat al-Nahhas geen banden meer had met Ahrar al-Sham ten tijde van indiensttreding bij EIP. Dit heef EIP bij onafhankelijke bronnen geverifieerd en aan het Ministerie van Buitenlandse zaken gerapporteerd.
Heeft het EIP u, voorafgaand aan de aanstelling van dhr. Labib al-Nahhas, op de hoogte gesteld van de beoogde samenwerking? Zo ja, heeft u hier u goedkeuring voor gegeven? En zo nee, op welk moment kwam u erachter dat dhr. Labib al-Nahhas in dienst was bij het EIP?
Nee, het Ministerie was niet op de hoogte.
EIP heeft op 21 september 2020 voor het eerst Buitenlandse Zaken ingelicht over de achtergrond van Labib Al-Nahhas. Die informatie was het ministerie toen nog niet bekend. Het is niet aannemelijk dat het ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering naar een project zou kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop aangesproken. Naar aanleiding hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met onmiddellijke ingang heeft teruggetrokken uit het project.
Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313).
Is de Nederlandse financiering aan het EIP inmiddels in de wacht gezet totdat duidelijk is wie er precies geld ontvangen van dit instituut? En zo nee, waarom niet en kan dit alsnog gebeuren?
Deze vraag was ook gesteld door de motie van lid Karabulut van 11 november om de betaling aan «een voormalig kopstuk van een Syrische terreurorganisatie» stop te zetten. Dhr. Labib Al-Nahhas heeft zich zoals is gemeld in de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313) per direct teruggetrokken uit het project.
De financiering van het project dat door EIP wordt uitgevoerd, de Syrian Association for Citizens» Dignity (SACD), is niet stop gezet. Al-Nahhas heeft zich immers teruggetrokken en het belang van SACD voor het bewerkstelligen van een duurzame, politieke oplossing blijft overeind. Duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden van verschillende achtergronden, zijn geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun belangen en standpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van hun veiligheid en terugkeer, voor het voetlicht te brengen in politieke processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant, de EU en internationale conferenties in Brussel over het Syrische conflict). Dit project is in lijn met de Nederlandse inzet op een politieke en inclusieve oplossing voor het conflict in Syrië.
Bent u bereid een uitgebreid toetsingsmechanisme in het leven te roepen om te voorkomen dat partnerorganisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken personen met een terreurverleden in dienst nemen?
Andere partners die aan gerechtigheid en vreedzame conflictbeslechting in Syrië werken zijn aangeschreven om hen te herinneren aan het belang van zorgvuldige due dilligence, tijdige alertering en proactieve monitoring gedurende de uitvoering van door Nederland gefinancierde activiteiten. Daarnaast worden opties onderzocht voor verdere aanscherping van de toetsing en monitoring van risico’s verbonden aan activiteiten gericht op conflictbemiddeling, vredesopbouw, mensenrechten en gerechtigheid in conflictgebieden. Over de conclusies van dat onderzoek zal uw Kamer begin volgend jaar worden geïnformeerd.
Deelt u het oordeel van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf refereert3 aan openbare bronnen die onderschrijven dat onderdelen van Ahrar al-Sham in Syrië terroristische aanslagen hebben gepleegd?4
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Zeer waarschijnlijk heeft deze groep volgens de diensten nooit een gewelddadige internationale agenda gehad en het is onwaarschijnlijk dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid. Dat neemt niet weg dat openbare bronnen inderdaad onderschrijven dat Ahrar al-Sham in Syrië terroristische aanslagen heeft gepleegd.
Waarom beschouwt de regering Ahrar al-Sham nog steeds niet als terroristische organisatie, ondanks het oordeel van de rechter én de Kamerbreed aangenomen motie Van Helvert en Voordewind5?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) heeft Nederland, om uitvoering te geven aan de motie Van Helvert en Voordewind (Kamerstuk 35 300, nr. 23, aangenomen op 19 november 2019), gepleit om Ahrar al-Sham op te nemen op de Europese sanctielijst terrorisme naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 waarin geoordeeld is dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is. Dit voorstel kon op onvoldoende steun rekenen van de andere EU-lidstaten. Plaatsing op de nationale sanctielijst is niet mogelijk, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan.
Waarom hanteert u als argument om Ahrar al-Sham niet op de Nationale sanctielijst te plaatsen dat er «geen aanwijzingen zijn dat deze organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan»? Kunt u toelichten waarom de politieke tak van Hezbollah dan wél door Nederland, los van de EU, als terroristische organisatie wordt beschouwd? Zijn er dan wel aanwijzingen dat de politieke tak van Hezbollah in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan en/of door de Nederlandse inlichtingendiensten als een direct gevaar voor de nationale veiligheid wordt gezien?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten.
Nederland is van mening dat Hezbollah een terroristische organisatie is en maakt daarbij geen onderscheid tussen de politieke en militaire tak. Nederland pleit dan ook al jaren in EU-verband om Hezbollah in zijn geheel op de Europese sanctielijst terrorisme te krijgen en niet slechts de militaire tak. Omdat in geval van Hezbollah aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde ontbreken, staat Hezbollah evenmin op de nationale sanctielijst terrorisme.
Als Ahrar al-Sham door de regering niet als terroristische organisatie wordt beschouwd, welke mogelijkheden zijn er dan voor de regering om Syriëgangers te belemmeren om te gaan vechten voor Ahrar al-Sham, bijvoorbeeld door tegoeden te bevriezen en paspoorten in te trekken?
Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een individu in of vanuit Nederland terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan kan het kabinet een bevriezingsmaatregel opleggen. Voldoende aanwijzingen zijn onder meer de instelling van een onderzoek of vervolging door het Openbaar Ministerie, veroordeling door een rechter, of een ambtsbericht van de AIVD dat geloofwaardige indicaties bevat van betrokkenheid bij een terroristische activiteit of de deelname aan of het vergemakkelijken van een dergelijke activiteit.
Op grond van artikel 23 van de Paspoortwet is het mogelijk een paspoort te weigeren of een paspoort vervallen te verklaren als er een gegrond vermoeden bestaat dat de betrokken persoon is uitgereisd en handelingen zal verrichten, die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van de Staat.
Als er aanwijzingen zijn dat een Nederlander zich heeft aangesloten bij Ahrar al Sham in Syrië kan het openbaar ministerie, na weging van alle relevante feiten en omstandigheden, besluiten tot stafrechtelijke vervolging. In dat geval zal tegen de verdachte ter fine van aanhouden en uitlevering een internationaal arrestatiebevel worden uitgevaardigd.
Het bericht ‘Koerden gaan Syrische vrouwen en kinderen vrijlaten uit al hol kamp’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaand artikel?1
Ja.
Hoeveel jihadisten die vanuit Nederland zijn afgereisd zitten momenteel nog in het kamp?
Op basis van openbare informatie van de AIVD is bekend dat ongeveer 40 Nederlandse uitreizigers in kampen of detentie in Noordoost Syrië zitten.
In de recente aankondiging van de Syrische Koerden dat zij Syrische vrouwen en kinderen uit al Hol willen vrijlaten, is expliciet gesteld dat dit alleen geldt voor Syriërs en dus niet voor Nederlandse vrouwen en kinderen.
Hoeveel afgereisde jihadisten zijn er tot nu toe uit kamp Al Hol weer terug gekomen naar Europa en specifiek Nederland? Hoeveel van hen bevinden zich in detentie en hoeveel hebben een bestuurlijke maatregel?
Zoals gesteld in de Kamerbrief over aantallen terugkeerders van 6 april jl. (Kamerstuk 29 754 nr. 542), zijn er sinds 2013 ongeveer 3600 mannen en 900 vrouwen vanuit Europa uitgereisd naar Syrië of Irak om zich aan te sluiten bij ISIS, rekening houdend met het feit dat Lidstaten iets andere definities hanteren. Van deze groep uitgereisde personen zijn ongeveer 1100 mannen en 200 vrouwen teruggekeerd.
Op basis van openbare informatie van de AIVD is bekend dat sinds 2013 ongeveer 300 volwassenen succesvol zijn uitgereisd vanuit Nederland naar Syrië en Irak. De meeste van hen sloten zich aan bij ISIS. Er zijn ongeveer 60 personen uit terroristisch strijdgebied teruggekeerd naar Nederland. Veertien uitreizigers bevinden zich op de terroristenafdeling.
Op dit moment zijn er 166 paspoortmaatregelen actief en is er tegen een persoon een maatregel actief op basis van de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen uitreizigers en terugkeerders om te voorkomen dat dit kan worden herleid naar een individu.
Van hoeveel van hen is het Nederlanderschap ingetrokken conform artikel 14, lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en bij hoeveel loopt er nog een procedure hiertoe?
In totaal is voor 12 personen een intrekkingsbesluit genomen na een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf (art 14, tweede lid, onder b, RWN). Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen, daarom kunnen we u niet melden of het gaat om personen die zijn uitgereisd en daarvoor bij terugkeer onherroepelijk zijn veroordeeld, of personen die zijn veroordeeld voor andere terroristische misdrijven. Om dezelfde reden kan niet worden aangegeven in hoeveel zaken intrekkingsbesluiten in voorbereiding zijn.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is betreffende de gesprekken over lokale berechting? Is de regering bereid lokale berechting al dan niet in Irak te faciliteren en lokale rechtbanken te ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft zich inspannen voor berechting in de regio. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is Nederland samen met Europese partners een dialoog met de Iraakse autoriteiten gestart over de mogelijkheden voor berechting van FTF’s die op dit moment in detentie zitten in Noordoost Syrië. Dit heeft gezien de politieke situatie in Irak en de wereldwijde verspreiding van het coronavirus vertraging opgelopen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 7 en 26 oktober gesproken met de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken over mogelijkheden voor berechting in Irak. Nederland houdt hierbij vast aan het uitgangspunt dat eventuele berechting in Irak moet voldoen aan internationale standaarden. Er is overeengekomen om gesprekken met Europese partners voort te zetten en op zoek te gaan naar een internationale oplossing.
Vinden er gesprekken plaats met de Koerden over wat er nodig is om het mogelijk te maken dat buitenlandse jihadisten in Al Hol blijven en er berechting kan plaatsvinden? Zo ja, hoe spant Nederland zich hiervoor in? Zo nee, waarom vinden die gesprekken niet plaats?
De gevangenissen in Noordoost-Syrië worden beheerd door de Syrian Democratic Forces (SDF). Zoals gemeld in de Kamerbrieven over de berechting van foreign terrorist fightersdoor Syrische Koerden van 31 maart 2020 (Kamerstuk 27 925 nr. 708) en 16 december 2019 (Kamerstuk 27 925 nr. 688) kent de berechting door de SDF diverse juridische en politieke bezwaren. Ook het recente advies van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) en de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) onderschrijft de terughoudendheid ten aanzien van contacten met de SDF over dit vraagstuk. Voor het laatst is op 17 februari gesproken met onder andere de buitenlands politieke vertegenwoordiger van de Syrian Democratic Council (SDC- de politieke tak van de SDF) in Den Haag en Brussel (zie ook Kamerstuk 27 925 nr. 708).
Welke gesprekken hebben er de afgelopen maanden met andere Europese landen plaatsgevonden over initiatieven om vrijlatingen zonder berechting uit Al Hol te voorkomen, en berechting van jihadisten te faciliteren? Tot welke initiatieven hebben deze gesprekken geleid?
Zie antwoorden op vraag 5 en vraag 6. Nederland zet in op vervolging en berechting van ISIS-strijders en onderhoudt hiertoe regelmatige contacten met gelijkgestemde Europese partners. Dit heeft tot nu toe geresulteerd in een brede inzet, waarbij ook het belang van bewijsvergaring, detentie, rehabilitatie en re-integratie in Irak en Syrië in acht wordt genomen. Nederland draagt hier al op diverse manieren aan bij, bijvoorbeeld door het steunen van de door de VN opgerichte bewijsvergaringsmechanismen in Irak (UNITAD) en Syrië (IIIM). Dit doet Nederland in samenwerking met andere internationale partners en Europese landen. Zoals hierboven gesteld zullen de gesprekken met Irak en Europese partners over berechting verder worden voortgezet. De Minister van Buitenlandse Zaken sprak op 26 oktober jl. met zijn Iraakse ambtsgenoot af dat de gesprekken tussen Irak en Europese partners over berechting en bewijsvergaring zullen worden voortgezet.
Welke stappen bent u van plan de komende maanden in samenwerking met de Koerden en andere Europese landen te zetten om tot lokale berechting te komen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat uitreizigers al hun rechten in Nederland hebben verspeeld en daar moeten worden berecht waar zij hun misdaden hebben gepleegd? Zo ja, welke concrete maatregelen is de regering voornemens te treffen om deze uitreizigers buiten Nederland te houden en daar te laten berechten? Zo nee, waarom niet?
Nederland pleit in internationaal verband voor de vervolging en berechting van ISIS-strijders. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland, maar ook in de regio. Zoals aan uw Kamer gemeld, kan de voorkeursoptie – berechting via het Internationaal Strafhof of anders een speciaal hiervoor opgericht internationaal tribunaal – niet op voldoende steun rekenen van de VN-Veiligheidsraad. Er moet dus worden gekeken naar alle mogelijke opties om straffeloosheid te voorkomen. De belangrijkste criteria zijn dat dit wel op een veilige en verantwoorde manier moet kunnen en moet voldoen aan de internationale standaarden.
Deelt u de mening dat de inzet van het kabinet voor lokale berechting kan worden ondermijnd indien de Minister van Justitie en Veiligheid bij individuele uitreizigers toch het standpunt inneemt dat berechting in Nederland de voorkeur verdient boven lokale berechting? Zo nee, waarom niet? 2
Zie antwoord vraag 9.
Op basis van welke wettelijke criteria neemt u het standpunt in dat uitreizigers mogelijk toch in Nederland kunnen worden berecht? Indien deze criteria niet kunnen worden aangegeven, kunt u toelichten hoe de Kamer de voorzienbaarheid van het kabinetsbeleid op dit punt kan controleren?
Nederland onderschrijft de diverse VN-resoluties die zien op de vervolging en berechting van terroristen en specifiek foreign terrorist fighters(1373(2001), 2178(2014), 2396(2017). Tegen alle Nederlandse uitreizigers is een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. Uitreizigers die beschikken over de Nederlandse nationaliteit hebben als staatsburger het recht op toegang tot Nederland. Deze toegang kan hen niet worden ontzegd (conform artikel 3 vierde protocol Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 12 vierde lid van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten). Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, wordt als een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio, (consulaire) bijstand verleend volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Terugkeer naar Nederland gebeurt onder begeleiding van de Marechaussee. Bij aankomst in Nederland wordt de uitreiziger aangehouden.
Bent u bereid conform van de Motie Laan-Geselschap geen verdere onomkeerbare stappen te zetten en de Kamer vooraf te betrekken als er voornemens zijn ten aanzien van het terughalen van Syriëgangers, dan wel hun vrouwen of kinderen?3
Het kabinet zal de de Kamer conform de motie vooraf betrekken als er voornemens zijn ten aanzien van terughalen van Syriëgangers, hun vrouwen of kinderen.
Deelt u het oordeel van de Hoge Raad dat Nederland zich niet hoeft niet te spannen om uitreizigers terug te halen naar Nederland?4
Het kabinet sluit zich aan bij het oordeel van de Hoge Raad dat, gelet op de belangen van de Staat en op de omstandigheid dat de vrouwen uit eigen beweging zijn uitgereisd naar het jihadistisch strijdgebied, ondanks zwaarwegende belangen van vrouwen en kinderen, de Staat in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing om hen niet naar Nederland terug te halen en zich daartoe ook niet in te spannen.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd met zijn collega’s in het Schengen gebied het gesprek aan te gaan over wetgeving op het gebied van het voorkomen van terrorisme, kunt u aangeven wanneer en met welke ministers hierover gesproken is en wat het resultaat is van deze gesprekken?
Anti-terrorismewetgeving, zowel nationaal als internationaal, is van groot belang voor het bestrijden van terrorisme en vormt daarom een belangrijke pijler van het anti-terrorismebeleid. Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid tijdens het AO JBZ-Raad van 28 november 2019 is er op verschillende niveaus met Europese partners gesproken en heeft het kabinet op 4 maart in de Kamerbrief Geannoteerde Agenda van de JBZ-raad van 13 maart jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 602) een situatieschets gegeven van terrorismewetgeving in buurlanden en de Scandinavische EU-lidstaten.
Bent u bekend met het bericht dat het Al Hol-opvangkamp in Noordoost-Syrië, waar meerdere Nederlandse mannen en vrouwen verblijven, een broedplaats voor radicalisering en rekrutering door IS is geworden?1
Ja
Hoe duidt u deze ontwikkelingen? Zijn er aanwijzingen van Nederlandse mannen en/of vrouwen die opnieuw gerekruteerd zijn door IS?
van het kamp bevolkt door personen met een diverse achtergrond. Een deel van deze personen is teleurgesteld in ISIS en het jihadistisch gedachtengoed. Een ander deel heeft nooit afscheid genomen van ISIS of haar jihadistische ideologie. En weer anderen zijn wederom geradicaliseerd en dus mogelijk vatbaarder voor rekrutering door ISIS. Deze situaties kunnen ook voor de Nederlandse vrouwen gelden.
Klopt het dat IS de afgelopen maanden weer aan kracht wint in Syrië en Irak? Klopt het voorts dat vrouwen een steeds belangrijkere rol krijgen in de organisatie, waaronder gewapende functies?
Experts wijzen erop dat ISIS zou kunnen profiteren van afgenomen druk als gevolg van de COVID-19-crisis. In vergelijking met vorig jaar lijkt ISIS wat meer activiteit te vertonen. De slagkracht komt echter nog lang niet in de buurt van die tijdens de «hoogtijdagen van het kalifaat». Op basis van de bestaande inlichtingen is er geen aanleiding om te veronderstellen dat vrouwen een steeds belangrijkere rol krijgen binnen de organisatie. Er zijn evenmin aanwijzingen dat steeds meer vrouwen gewapende functies krijgen.
Klopt het dat in Al Hol een aparte gevangenis voor buitenlandse vrouwen bestaat, omdat deze gevaarlijker zouden zijn dan vrouwen uit Syrië en Irak? Zo ja, klopt het dat juist op deze plekken radicalisering en rekrutering voor IS plaatsvindt? Zitten hier ook Nederlandse vrouwen tussen?
Nee, er is voor zover bekend binnen Al Hol geen aparte vrouwengevangenis voor buitenlandse vrouwen. Er is wel een aparte sectie voor buitenlandse vrouwen in het kamp. In algemene zin probeert ISIS de bevolking van de opvangkampen binnen hun ideologische invloedssfeer te behouden.
Kunt u zich uw uitspraken herinneren tijdens het mondelinge vragenuur van 30 juni jl., waarin u stelde dat er zeker wel een tiental Nederlandse vrouwen uit opvangkampen in Syrië zijn ontsnapt? Heeft u sindsdien kennisgenomen van andere ontsnappingen van Nederlandse mannen en/of vrouwen uit deze kampen? Zo ja, hoeveel?
Ja, ik kan mij deze uitspraken herinneren. Er zijn met een zekere regelmaat berichten dat personen zijn ontsnapt uit de opvangkampen in Noordoost Syrië. Vaak is het onduidelijk om welk aantal het gaat en bestaat er evenmin zekerheid over hun nationaliteit en leeftijd. Ook is er vaak onduidelijkheid wanneer de ontsnappingen plaatsvonden. Er zijn aanwijzingen dat nog een of enkele Nederlandse vrouwen sinds 30 juni zijn ontsnapt. Voor zover bekend zijn er sindsdien geen Nederlandse mannen ontsnapt uit detentie.
Hoe duidt u de opvatting dat het nu weigeren van het terughalen van eigen onderdanen uit Syrische kampen door Europese lidstaten als kortzichtig veiligheidsbeleid wordt beschouwd? Welke oplossing voorziet u om te voorkomen dat Nederlandse mannen en vrouwen in dergelijke kampen verder radicaliseren en onder de radar terugkeren naar Europa?
Het kabinet zet zich in om straffeloosheid te voorkomen. Hierbij wordt voortdurend bekeken of personen naar Nederland gehaald kunnen worden ter berechting. De situatie is echter complex. Er wordt een afweging gemaakt waarin de internationale betrekkingen, de veiligheidssituatie in de regio en de veiligheid van betrokkenen worden meegewogen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in het gebied en heeft hierover geregeld overleg met relevante Schengenpartners. Om uitreizigers zo vroeg mogelijk te onderkennen zijn alle uitreizigers opgenomen in het Schengen Informatie Systeem (SIS) en is een Europees Arrestatie Bevel (EAB) tegen hen uitgevaardigd.
Welke andere Europese lidstaten hebben inmiddels hun onderdanen teruggehaald uit Syrische opvangkampen?
Europese lidstaten zetten niet in op het actief repatriëren van volwassen uitreizigers uit de opvangkampen en detentiecentra in Noordoost-Syrië. Italië repatrieerde in 2019 eenmalig, met behulp van de VS, een mannelijke uitreiziger. Recentelijk repatrieerden zij ook een vrouw met 4 minderjarige kinderen. Duitsland haalde in november 2019 een uitreizigster met haar drie kinderen uit een opvangkamp in Noordoost-Syrië terug. Voor wat betreft de actieve repatriëring van (wees)kinderen bezien de meeste Europese lidstaten per geval wat mogelijk is. Zo repatrieerde Frankrijk bijvoorbeeld in juni van dit jaar 10 kwetsbare kinderen. Het Verenigd Koninkrijk repatrieerde in september een kind dat zonder ouders in een opvangkamp in Noordoost-Syrië verbleef.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het door het openbaar ministerie uitgevaardigde aanhoudingsbevel en het bevel tot gevangenneming van de rechtbank Rotterdam, waarin de regering is verzocht binnen zes maanden met concrete daden te voldoen aan de wens om de verdachte in Nederland te berechten? Welke concrete stappen zijn hierin al genomen?
Uw kamer is hierover op 18 juni door middel van een brief over geïnformeerd. In deze brief is aangegeven dat, tijdens het CORE-7 overleg van 3 juni 2020 met andere Schengenlanden en het VK, Nederland heeft opgebracht of er mogelijkheden zijn om gezamenlijk te kijken naar wat in individuele gevallen de concrete mogelijkheden en consequenties van repatriëring zijn. Het onderzoek naar de mogelijkheden om de verdachte naar Nederland te brengen loopt. Indien er nieuwe ontwikkelingen zijn zal hierover gerapporteerd worden.
Bent u bekend met het bericht «New forms of terrorism inspired by conspiracy theories may emerge after pandemic, warns EU-counter terror chief»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de analyse van de Europese contra-terrorisme coördinator, Gilles de Kerchove?
In zijn interview met CTC Sentinel, waar het aangehaalde bericht naar verwijst, spreekt de heer De Kerchove over huidige terroristische dreigingen en mogelijke toekomstige dreigingen voor Europa. Hij geeft daarin aan dat wat hem betreft de jihadistische dreiging nog altijd de grootste is gevolgd door, maar in veel minder mate, de dreiging van rechts-extremistisch terroristisch geweld door eenlingen. Dat komt overeen met het dreigingsbeeld terrorisme (DTN) dat de NCTV periodiek opstelt en dat een analyse geeft van de huidige dreiging en ontwikkelingen van het terrorisme in Nederland. Daarnaast spreekt hij op tentatieve wijze over een «potential future rise of new forms of terrorism» waarbij complottheorieën en technofobie mogelijke aanjagers kunnen zijn. Daarbij stelt hij eveneens dat er vooralsnog weinig indicaties zijn voor deze dreiging. Ook in Nederland zijn we ons bewust van deze opkomende fenomenen. De ontwikkelingen worden in de gaten gehouden en, indien daar aanleiding voor is, meegenomen in het dreigingsbeeld.
In hoeverre heeft Nederland tot dusver te maken gehad met deze nieuwe vorm van terrorisme? Kunt u dit toelichten?
De genoemde fenomenen geven op dit moment geen aanleiding om te spreken over een nieuwe vorm van terrorisme in Nederland. Wel zijn er enkele incidenten geweest die gepleegd zijn door individuen en die verband houden met deze fenomenen. Zo lijken de branden van de telecommasten te zijn voortgekomen uit complottheorieën die een relatie suggereren tussen 5G-netwerken en COVID-19. Vooralsnog lijkt er geen verband te bestaan tussen deze incidenten, noch zijn er aanwijzingen van gedeelde organisatie, coördinatie, aansturing of zelfs een overkoepelende ideologische motivatie.
Wanneer en met wie heeft u voor het laatst in EU-verband gesproken over nieuwe vormen van terrorisme en wat is toen besproken? Heeft u, conform eerdere toezeggingen, afspraken gemaakt met uw Europese collega’s over de noodzaak aan anti-terreur wetgeving in heel Europa? Zo ja, welke resultaten heeft dit opgeleverd? Zo nee, waarom niet en hoe duidt u dit?
De genoemde nieuwe vormen van terrorisme zijn, gezien de beperkte dreiging die hiervan uitgaat in Nederland, tot dusverre niet besproken in EU-verband. Wat betreft anti-terrorisme wetgeving heeft Nederland zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de Europese richtlijn 2017/541 van 15 maart 2017, die minimumeisen stelt aan de nationale terrorismewetgeving van de EU-lidstaten.2 De Europese Commissie heeft in augustus jl. aangekondigd dat zij op dit moment de evaluatie van de CT-richtlijn voorbereidt. Deze wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2021.
Hoe verhoudt het gevaar van deze nieuwe vorm van terrorisme zich met andere huidige extremistische en gewelddadige ideologieën in Nederland, zoals anti-5G-activisten en extreemlinks en -rechts? Kunt u een gedegen veiligheidsanalyse uitwerken? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven zien we in Nederland nog geen nieuwe vormen die we nu als terrorisme duiden. Vanuit verschillende thema’s manifesteren individuen en groepjes zich die elkaar vinden op gedeeld geloof in complottheorieën en die zich voornamelijk uiten op activistische wijze. Ze vinden elkaar niet zozeer in ideologische motieven, maar in gevoelens van onrechtvaardigheid, groot onbehagen of een andere werkelijkheidsbeleving. Dit kan gepaard gaan met wantrouwen jegens de overheid, wetenschap en traditionele media – waarbij sociale media werkt als blaagbalg die het wantrouwen kan aanwakkeren. Binnen het veiligheidsdomein zijn verschillende partijen dagelijks bezig met het maken van dreigingsanalyses, waarbij nieuwe onderwerpen worden meegenomen.
Deelt u de mening van de Europese contra-terrorisme coördinator dat complottheorieën moeten worden getackeld voordat ze kunnen aanzetten tot geweld en terrorisme? Zo ja, wat heeft u tot nu toe ondernomen om deze complottheorieën publiekelijk te ontkrachten? Zo nee, waarom niet?
Het complotdenken is geen strak omlijnd en eenduidig fenomeen. Het is ook niet mogelijk om een of verschillende complottheorieën te definiëren die per definitie aanzetten tot geweld en/of terrorisme. Wel zijn er elementen binnen complottheorieën die kunnen aanzetten tot een sterk anti-overheidssentiment of breder maatschappelijk ongenoegen bij individuen of groepjes. Afhankelijk van het onderwerp, kan het van belang zijn dat de overheid een duidelijk en consistent (tegen)geluid laat horen of organiseert. Mocht sprake zijn van door complottheorieën veroorzaakte radicalisering bij individuen of groepjes, dan heeft de overheid met de deradicaliseringsaanpak instrumenten in handen om daartegen op te treden.
Bent u bereid maatregelen te treffen op basis van uw veiligheidsanalyse om deze vorm van terrorisme te bestrijden? Zo ja, kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk over de te nemen maatregelen informeren? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt er binnen de zogenoemde nieuwe fenomenen geen terrorisme waargenomen en is er derhalve geen aanleiding om specifieke maatregelen te nemen. Binnen het veiligheidsdomein zijn dagelijks verschillende partijen bezig met het maken van dreigingsanalyses. Indien bestaande of nieuwe dreigingen daar aanleiding toe geven, worden die inzichten gebruikt door de veiligheidspartners om te bezien of en welke maatregelen noodzakelijk zijn.
Kan bij het eerstvolgende Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) specifiek worden ingegaan op de laatste ontwikkelingen rondom deze nieuwe vorm van terrorisme?
Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zal in het DTN worden in gegaan op mogelijk nieuwe vormen van terrorisme of andere (gewelds)dreigingen.
De familie S. |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het tragische verhaal van de familie S. die van Gaza naar Turkije zijn gevlucht?1
Ik ben bekend met het verhaal van de familie zoals u dat onderhands aan mij deed toekomen, via een brief van een echtpaar dat zich het lot van deze familie heeft aangetrokken.
Deelt u de mening dat de familie S. in februari 2019 door de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA) officieel erkend is als vluchteling?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat hun 3-jarige kind S. een ernstige vorm van Coaliaki heeft en zonder de juiste medische hulp zal sterven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de familie in aanmerking te laten komen voor hervestiging?
Nederland hervestigt uitsluitend op voordracht van de VN vluchtelingenorganisatie (UNHCR). UNHCR selecteert vanuit de totale vluchtelingenpopulatie in een opvangland personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR beoordeelt daarnaast welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht eraan deze beoordeling aan UNHCR te laten, omdat alleen UNHCR voldoende overzicht heeft over de totale vluchtelingenpopulatie om die inschatting zorgvuldig en adequaat te kunnen maken. Hervestiging naar Nederland is daarom niet mogelijk zonder voordracht van de UNHCR, wat ook geldt voor deze familie.
Is het juist dat de rechtbank Amsterdam recent heeft geoordeeld dat Palestijnse asielzoekers uit Gaza recht hebben op een Nederlandse verblijfsvergunning?2
Het klopt dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, in de aangehaalde uitspraak van 21 augustus 2020 in algemene zin oordeelt dat het voor de UNWRA onmogelijk is gebleken om de Palestijnen de levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee de UNRWA is belast.
Dit is een verstrekkend oordeelTegen de uitspraak is hoger beroep ingediend. Hangende dit beroep kan ik niet verder op deze kwestie ingaan.
Indien de familie S. niet in aanmerking komt voor hervestiging, wat kunt u nog voor hen betekenen?
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om verbetering aan te brengen en perspectief te bieden voor migranten en vluchtelingen, zoals de familie S. Dit doet het kabinet in internationaal, Europees en bilateraal verband, en ook specifiek in Turkije. Deze inzet volgt mede uit de Integrale Migratieagenda van dit kabinet, waarin opvang in de regio als een van de speerpunten is benoemd. De Nederlandse steun voor wat betreft de opvang van vluchtelingen, evenals steun aan de gastgemeenschappen wordt, in EU-verband, hoofdzakelijk geleverd via EUTF Syrië (Madad) en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT). De ondersteuning via de FRIT wordt geleverd in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Sinds de inwerkingtreding van de FRIT wordt door middel van het Emergency Social Safety Net (ESSN) maandelijks financiële ondersteuning geboden aan 1,7 miljoen vluchtelingen om in de dagelijkse behoeftes te voorzien. Tevens is door middel van de Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) voor ruim 685.000 kinderen toegang tot onderwijs gerealiseerd. Ook hebben ruim 9 miljoen gezondheidsconsultaties plaatsgevonden en zijn circa 650.000 inentingen verricht.3
Naast de Nederlandse bijdrage aan deze Europese fondsen financiert Nederland vanuit het opvang in de regio budget twee projecten in Turkije: een project met Oxfam, gericht op economische participatie van Syrische en Turkse vrouwen, en een project met United Work, dat inzet op matching tussen vluchtelingen en werkgevers in de Turkse arbeidsmarkt.
Turkse paspoorten voor Hamas-terroristen |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Turkey grants citizenship to Hamas operatives plotting terror attacks from Istanbul»?1
Ja.
Klopt het dat Turkije paspoorten uitreikt aan leden van Hamas, een terreurorganisatie die ook op de EU-terrorismelijst staat? Geldt dit ook voor leden van andere terreurorganisaties?
De berichtgeving hierover kan niet eigenstandig worden bevestigd.
In hoeverre en op welke manieren ondersteunt of faciliteert de Turkse staat ook (leden van) andere organisaties die op Europese en internationale terreurlijsten staan?
Nederland beschikt niet over informatie dat Turkije (leden van) andere organisaties die op Europese en internationale terreurlijsten staan ondersteunt of faciliteert.
Beaamt u dat de Turkse houding tegenover Hamas-terroristen een acuut veiligheidsrisico vormt voor de staat Israël? Staat Turkije bijvoorbeeld – passief of actief – toe dat Hamas vanuit Turks grondgebied aanslagen op Israël of Israëliërs organiseert?
Nederland en de EU beschouwen Hamas als een terroristische organisatie. Turkije heeft een andere afweging gemaakt en beschouwt Hamas als een legitieme gesprekspartner. Het kabinet beschikt niet over verifieerbare informatie waaruit blijkt dat Hamas zou worden toegestaan vanaf Turks grondgebied aanslagen op Israël of Israëliërs te organiseren.
Beaamt u dat bezit van een Turks paspoort het voor deze terroristen vergemakkelijkt om, al dan niet onder andere (valse) namen, de Europese Unie en ook Nederland te bereiken?
Het bezit van een Turks paspoort maakt het voor leden van terroristische organisaties niet eenvoudiger om de Schengenbuitengrens te passeren. Zowel tijdens het visumverleningsproces als tijdens de grenscontrole wordt de identiteit van iedere vreemdeling vastgesteld, onder andere door de echtheid van het reisdocument te controleren. Bij visumverlening en aan de grens wordt standaard een controle uitgevoerd in relevante datasystemen, waaronder het Schengen Informatie Systeem (SIS). In dit systeem staan personen gesignaleerd die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, inclusief leden van terroristische organisaties. Een vreemdeling die niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang, bijvoorbeeld omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, zal aan de grens worden geweigerd. Het is in dat geval niet relevant welk land het reisdocument heeft afgegeven.
In hoeverre ondermijnt NAVO-lid Turkije hiermee de geloofwaardigheid en collectieve veiligheid van de gehele NAVO?
Zoals vermeld in antwoord 2 kan de berichtgeving waar naar wordt verwezen niet eigenstandig worden bevestigd.
Bevestigt de opstelling van Turkije in dezen dat van visumvrij reizen voor Turkse burgers naar de EU absoluut geen sprake kan zijn, alleen al vanwege het extra risico voor de nationale, Europese en internationale veiligheid?
De Commissie heeft in 2016 in het laatste voortgangsrapport over de implementatie van de Roadmap visumliberalisatie vastgesteld dat Turkije niet aan alle 72 benchmarks van de Roadmap voldoet. Sindsdien is er geen nieuw rapport verschenen. Derhalve ligt er thans geen besluit aan de Raad voor om de visumvereiste voor Turkse burgers af te schaffen. Een Nederlands oordeel over visumliberalisatie voor Turkije is pas aan de orde wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat Turkije voldoet aan alle gestelde eisen.
Is of wordt op regeringsniveau met Turkije besproken dat Turkije afziet van het uitreiken van paspoorten aan leden van organisaties zoals Hamas, en afziet van iedere vorm van steun, hulp of gedogen van (leden van) organisaties op de Europese terrorismelijst?
Zoals vermeld in antwoord 2 kan de berichtgeving waar naar wordt verwezen niet eigenstandig worden bevestigd. De Nederlandse zorgen en vragen over deze berichtgeving zullen in bilaterale contacten met Turkije worden opgebracht.
Bent u bereid genoemde misstanden en veiligheidsrisico’s voor Israël, Nederland, de EU en de NAVO ook te agenderen tijdens bilaterale en collectieve overleggen met uw collega’s binnen de EU en de NAVO, teneinde te komen tot effectieve tegenmaatregelen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘A. broedt op derde aanval’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat Saleh A. al twee aanslagen op het Joodse restaurant HaCarmel heeft gepleegd en met een derde aanslag, een aanslag met een vuurwapen, dreigt?1
Ja.
Deelt u de mening dat als deze terrorist, de Syrische asielzoeker Saleh A. die al twee keer het restaurant HaCarmel in Amsterdam heeft aangevallen en geterroriseerd, het land uit was gezet hij niet zou kunnen broeden op een derde aanval? Zo nee, waarom niet?
Het is in zijn algemeenheid voor het beramen van strafbare feiten niet nodig om zich in de omgeving te bevinden van de plaats waar men voornemens is het strafbare feit te plegen. Dat neemt niet weg dat fysieke afstand een praktische belemmering kan vormen voor de tenuitvoerlegging van dergelijke voornemens.
Deelt u de mening dat het openbaar ministerie steken heeft laten vallen in de vervolging van de Syrische terrorist Saleh A. door niet alleen een hele lage straf te eisen na de eerste aanval waardoor hij na twee dagen alweer op straat liep, maar ook door deze terrorist niet als terrorist te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Mij past terughoudendheid in het doen van uitspraken over individuele strafzaken. Ik constateer dat de officier van justitie in 2018 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 52 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar heeft geëist. Bij het onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Amsterdam is de verdachte veroordeeld tot 10 weken gevangenisstraf waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.2 Het vonnis van de Rechtbank Amsterdam wijkt daarmee niet sterk af van de eis van de officier van justitie. Bovendien heeft het Gerechtshof Amsterdam in de door de slachtoffers aangespannen art. 12 Sv-procedure geoordeeld dat er goede redenen zijn om in de rechtszaak uit 2018 geen vervolging te gelasten voor vernieling dan wel brandstichting met terroristisch oogmerk. Overigens heb ik begrepen dat het OM op dit moment nog onderzoekt of er aanleiding bestaat om in de huidige rechtszaak ook een terroristisch oogmerk ten laste te leggen.
Bent u bereid deze Syrische asielzoeker, deze terrorist, na zijn opgelegde straf ons land uit te zetten?
In antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Markuszower en Wilders (beiden PVV)3 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangegeven dat wanneer deze verdachte, die een verblijfsvergunning heeft, wordt veroordeeld, dit overeenkomstig geldende procedures zal worden meegenomen in de beoordeling van zijn verblijfsstatus door de IND. Indien dit zou leiden tot intrekking van zijn verblijfsvergunning zal de verdachte Nederland dienen te verlaten. Overigens is een gedwongen uitzetting vanwege de veiligheidssituatie in Syrië op dit moment niet aan de orde. Wanneer de veiligheidssituatie in Syrië verbetert, zal dit weer tot de mogelijkheden behoren. Tot die tijd zal de Dienst Terugkeer en Vertrek vreemdelingen uit Syrië die niet (langer) over een rechtmatige verblijfsvergunning beschikken, bewegen zelfstandig Nederland te verlaten.
Welke andere maatregelen gaat u nemen zodat Saleh A. geen nieuwe aanslag kan plegen op het restaurant HaCarmel of andere Joodse doelen in Nederland?
De verdachte zit op dit moment vast. Zoals gemeld in antwoord op schriftelijke Kamervragen van de leden Yesilgöz-Segerius (VVD) en Van der Graaf (ChristenUnie)4 is aan de verdachte in 2018 een gebiedsverbod opgelegd, dat wordt gehandhaafd door de politie, die op de momenten dat daarvoor aanleiding bestond intensief heeft gesurveilleerd rondom het restaurant. Verder zijn er in de omgeving van het restaurant gemeentelijke camera’s geplaatst, die er nog steeds hangen. Over eventuele nieuwe, toekomstige strafrechtelijke maatregelen doe ik geen uitspraken nu de rechtszaak tegen de verdachte nog loopt.
De informatie die de Nederlandse regering had over de betrokkenheid van door Nederland betaalde UAWC-medewerkers bij de terreurorganisatie PFLP en het feit dat zij verdacht worden van een terreuraanslag, waarbij de 17 jarige Rina Shnerb om het leven gekom |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de hele briefwisseling tussen UK laywers for Israel en de Nederlandse regering aan de Kamer doen toekomen?
Ja. Ik verwijs u graag naar de bijlages bij deze beantwoording1 en de eerdere beantwoording op schriftelijke Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3572.
Heeft u, met de kennis van nu, een aantal vragen van hen onvolledig beantwoord? Zo ja, welke signalen zijn niet goed opgepakt?
De vragen van UKLFI zijn in het verleden zo volledig mogelijk beantwoord op basis van de toen beschikbare informatie. Het binnenkort in opdracht van het kabinet te starten externe onderzoek zal moeten uitwijzen of er informatie naar boven komt die tot nieuwe inzichten leidt.
Op welke datum heeft de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) de Nederlandse vertegenwoordiging geinformeerd over het feit dat twee van haar medewerkers gearresteerd waren als terrorismeverdachte?
Een toenmalige medewerker van UAWC werd in augustus 2019 gearresteerd, maar vervolgens op last van de Israëlische rechter weer vrijgelaten. Deze persoon werd op 25 september opnieuw gearresteerd. Op 1 oktober werd bekend dat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de bomaanslag in augustus 2019, waarbij een dodelijk slachtoffer viel. Tevens werd die dag duidelijk dat hij in het ziekenhuis was opgenomen, naar verluidt als gevolg van zijn arrestatie en verhoor. UAWC heeft Nederland op 1 oktober over de arrestatie geïnformeerd, en dat verder toegelicht in een gesprek op 3 oktober. Sindsdien zijn er regelmatig contacten geweest tussen de Nederlandse Vertegenwoordiging en UAWC, waaronder over de arrestatie van de tweede medewerker.
Op welke datum heeft UAWC de salarissen van deze twee medewerkers stop gezet?
Op 6 en 8 oktober 2019 zijn de contracten met beide personen beëindigd.
Hoe lang (van welke datum tot welke datum) is er geld betaald aan deze twee medewerkers? En hoeveel salaris betreft het?
Het financieren van indirecte kosten, zoals gedeelten van de salarissen van werknemers in ondersteunende diensten en management, die niet direct betrokken zijn bij de uitvoering van projecten, is nodig om een organisatie draaiende te houden en kunnen pro-rato worden doorgerekend aan de verschillende donoren. Zonder financiering van zulke kosten kunnen er geen projecten worden uitgevoerd. Het bedrag dat is opgenomen in een begroting (inclusief indirecte kosten) is de basis waarvoor het Ministerie van Buitenlandse Zaken een financiering aangaat. Voordat een financiering wordt aangegaan vindt er een beoordeling van het projectvoorstel plaats. Middels deze beleidsmatig, beheersmatige en financiële toetsing wordt vastgesteld of het voorstel voor financiering in aanmerking komt. Uitgangspunt is dat financiering van werkelijke kosten plaatsvindt. Dit proces is ook doorlopen bij de financiering aan UAWC.
Op basis van de van UAWC ontvangen informatie is berekend dat het Nederlandse aandeel (inclusief het percentage via het FAO-project, zoals beschreven in de beantwoording van vraag 7) in de ontvangen salarissen van deze twee medewerkers in de hierboven genoemde periode van zes jaar een totaal is van ongeveer USD 121.692. Dit is in totaal ongeveer 27% van het totaalsalaris dat aan deze twee personen is betaald over de periode januari 2013 tot en met oktober 2019. De andere delen van hun salarissen werden betaald door andere donorprojecten en door de organisatie zelf.
Uit door UAWC verstrekte salarisgegevens blijkt het volgende. Voor de eerste medewerker is vanaf januari 2013 tot en met september 2019 een gedeelte van het salaris betaald via het Nederlandse project. Daarnaast is een ander gedeelte van het salaris van deze medewerker betaald via een project van FAO (zie antwoord vraag 7) waarvan Nederland één van de vijf donoren is. Voor de tweede medewerker is vanaf januari 2013 tot en met oktober 2019 een gedeelte van het salaris betaald via het Nederlandse project.
Op welke datum was het bij Nederland duidelijk dat de twee medewerkers deels met Nederlands belastinggeld betaald zijn?
Op 8 juli 2020 bleek bij archiefonderzoek in het kader van beantwoording van Kamervragen dat zij een deel van hun salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten in het contract met UAWC.
Hoeveel geld zou UAWC ontvangen aan subsidie van Nederland dit jaar en hoeveel daarvan is al overgemaakt? En op welke data is dat gebeurd?
Voor zover kan worden achterhaald wordt UAWC via de volgende instrumenten direct ofwel indirect gefinancierd. In 2020 zou UAWC EUR 1.658.888 subsidie ontvangen ten behoeve van het Land and Water Resource Management Program. Op 30 januari 2020 is de eerste betaling van EUR 1.274.056 ontvangen door UAWC. Op 9 juli 2020 is besloten verdere betalingen aan te houden.
UAWC is daarnaast uitvoerende partner in het Reform and Development of Markets, Value Chains and Producers» Organizationsproject, dat wordt geleid door de Voedsel en Landbouw organisatie van de VN (FAO). Nederland is één van de vijf donoren in dit project, en financiert ongeveer 20% van het budget. Eerder dit jaar is EUR 320.475 door de Voedsel en Landbouw organisatie uitbetaald aan UAWC. De EU is één van de andere donoren in dit project. Vanuit dit project zou UAWC in 2.020 EUR 391.915 ontvangen. De Nederlandse bijdrage aan de EU begroting, waaruit ook dit project is gefinancierd, is ongeveer 5%.
Op 1 juli 2020 is een publiek-privaat partnerschapsproject positief beoordeeld onder de Sustainable Development Goals Partnerhip (SDGP) faciliteit, een Nederlands subsidie-instrument dat wordt uitgevoerd door RVO. Het betreffende project heet Innovating the Value Chain for Palestinian Olives, waarbij UAWC één van de consortiumpartners is. Dit project is nog niet van start gegaan en er zijn geen betalingen gedaan.
UAWC is een partner van het Women’s Peace and Humanitarian Fund (WPHF) van de VN en ontvangt financiering voor activiteiten op het gebied van vrouwen, vrede en veiligheid voor een project in Hebron. Er gaan geen Nederlandse middelen via het WPHF naar UAWC. De Nederlandse bijdrage a 2 miljoen euro gaat in zijn geheel naar Mali.
Hangende het externe onderzoek worden door Nederland geen betalingen gedaan via FAO en SDGP die indirect UAWC financieren.
Kunt u de laatste twee audits van UAWC aan de Kamer doen toekomen alsmede alle jaarrekeningen of stukken waarmee de Nederlandse subsidie aan UAWC verantwoord is over de jaren 2017–2020?
Onze intentie is om deze documenten zo spoedig mogelijk met u te delen. Dit vraagt wel om enkele stappen op het gebied van persoons gegevensbescherming en dient te gebeuren op basis van of met inachtneming van de gedrags- en beroepsregels van auditorganisaties.
Acht u de controle over substantiele subsidiebedragen aan UAWC de afgelopen jaren voldoende?
Ja. Het toezicht bestaat uit werkbezoeken, het beoordelen van financiële en inhoudelijke rapportages, onafhankelijke audits door internationale auditorganisaties en informatiedeling tussen donoren. De steun aan UAWC maakte tevens deel uit van de doorlichting van het ontwikkelingsprogramma gedurende de jaren 2008–2014 door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB). IOB concludeerde dat »Fiduciary mechanisms were built into the project designs. These mechanisms and the project documentation did not reveal irregularities in project management.» Zie ook de evaluatie «How to Break the Vicious Cycle – Evaluation of Dutch Development Cooperation
Wie gaat nu onderzoek uitvoeren en wat is de onderzoeksopdracht?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestart met de werving van een externe partij voor dit onderzoek. Het onderzoek is gericht op eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers politiek niet actief mogen zijn.
Kunt u deze vragen een voor een, zorgvuldig en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat twee terreurverdachten indirect salaris hebben ontvangen met behulp van Nederlandse financiële steun aan de Palestijnse NGO UAWC. |
|
Arne Weverling (VVD), Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Waarom heeft u pas deze maand besloten de financiering van de Palestijnse niet-gouvernementele organisatie (NGO) Union of Agricultural Work Committees (UAWC) op te schorten, terwijl u al in augustus 2019 van deze organisatie zelf te horen heeft gekregen dat twee van hun medewerkers verdacht zijn van betrokkenheid bij een dodelijke terreuraanslag?
Op het moment dat UAWC de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah informeerde over de arrestatie op 1 oktober 2019, is eerst opheldering gevraagd en is vervolgens niet besloten om over te gaan tot het aanhouden van verdere betalingen. Allereerst maakten de personen in kwestie geen onderdeel uit van de project management unit (PMU), die verantwoordelijk was voor de uitvoering van het door Nederland gefinancierde project, inclusief het beheer van de Nederlandse bijdrage. Daarnaast waren er op basis van het Nederlands toezicht op UAWC geen aanwijzingen dat UAWC en de partners in het consortium de Nederlandse bijdrage anders hadden gebruikt dan zoals was overeengekomen voor het ondersteunen van Palestijnse boeren in Area C om hun landbouwgronden effectiever te beheren en daarmee de voedselzekerheid te verbeteren. Voorts waren – en zijn – beide personen verdachten, van wie de betrokkenheid bij de bomaanslag nog moet worden vastgesteld door een rechter.
In juli 2020 is tijdens een archiefonderzoek in het kader van de beantwoording van Kamervragen, gebleken dat beide personen een gedeelte van hun salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten van het door Nederland gefinancierde programma met UAWC. Tevens beschikten beiden in 2017 – ten behoeve van de uitvoering van het project – over een pasje van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah. Op basis van dit archiefonderzoek is op 9 juli jl. direct besloten om verdere betalingen aan UAWC aan te houden. Omdat zorgvuldig handelen op dit punt uiterst belangrijk is heb ik besloten om een extern onderzoek te laten verrichten naar eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers politiek niet actief mogen zijn, alvorens een besluit kan volgen over de verdere samenwerking met UAWC.
Op welke manier heeft u de informatie nagetrokken die de organisatie UK Lawyers for Israel u in mei 2019 toegestuurd heeft, waarin er al op gewezen werd dat twee leden van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) tevens werkzaam waren voor de UAWC? Waarom leidde de informatie die deze organisatie aanleverde niet tot een andere inschatting, zoals u schrijft in het antwoord op de brief van deze organisatie?
Op 13 mei 2019 stuurde de Britse organisatie UK Lawyers for Israel (UKLFI) een brief aan de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah die op 19 juni 2019 beantwoord is, waarin grotendeels verwezen werd naar gebeurtenissen voor 2012, die dus al bekend waren toen Nederland besloot om met UAWC als leidende partner van een consortium een programma te starten in juli 2013, nadat sinds september 2007 (kabinet Balkenende IV) al een programma was gefinancierd door Nederland dat werd uitgevoerd door een consortium met de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) als één van de uitvoerende partners. Het besluit om in juli 2013 (kabinet Rutte II) de samenwerking met UAWC voort te zetten, dit keer als trekker van een nieuw consortium voor uitvoering van het Land and Water Resource Management Program,kwam tot stand op basis van bewezen expertise, kennis en capaciteit in dit eerdere programma, en op basis van eigen risico-analyse en de bevindingen van andere donoren, waaronder bevindingen uit een uitgebreid onderzoek uitgevoerd door Australië in 2012.
Bij dit Australische onderzoek naar UAWC waren onder meer de Australische Federale politie en de Australische veiligheidsdienst Australian Security Intelligence Organisation betrokken. De conclusie van dat onderzoek was dat er niet gesteld kan worden dat met steun aan UAWC er direct of indirect middelen ter beschikking gesteld worden aan een persoon of organisatie die aangemerkt wordt als terroristisch en dat niet aangetoond was dat PFLP als organisatie controle heeft over de middelen van UAWC. UAWC was en is niet aangemerkt als een terroristische organisatie, niet door de EU, niet door de VN en niet door Israël. De bestuursleden staan evenmin op internationale sanctielijsten. Uit het Nederlands toezicht is in de periode van september 2007 tot dusver niet gebleken dat Nederlandse bijdragen voor andere doeleinden zijn gebruikt dan overeengekomen. Namelijk, zoals in het antwoord op vraag 1 ook benoemd, voor het ondersteunen van Palestijnse boeren in onder andere Area C om hun landbouwgronden en watertoevoer effectiever te beheren en daarmee de voedselzekerheid te verbeteren.
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer werd in januari 2017 (kabinet Rutte II) een vervolg gegeven aan de lange samenwerking met UAWC en startte de tweede fase van het programma Land and Water Resource Management Program. Voor verdere informatie over de relatie tussen Nederland en UAWC vanaf 2007, zie ook antwoorden op Kamervragen van de leden Van Helvert en Omzigt, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nrs. 3820 en 3821.
Wat heeft u gedaan met de informatie van NGO-Monitor uit januari van dit jaar waarin op basis van verschillende bronnen de banden tussen de UAWC en de PFLP worden getoond?
Nederland baseert zich bij aangaan en voortzetting van samenwerkingsverbanden op een eigen analyse van de organisatie, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van de informatie van andere landen. Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichten rond de arrestatie, inclusief het rapport van NGO Monitor. Die informatie wordt vergeleken met wat reeds bekend is, inclusief uit de eigen analyse en de beoordelingen van andere landen. Veel van de informatie van NGO Monitor betreft de periode voor 2012 en/of personen die toen al in dienst waren bij UAWC, waarover destijds al een oordeel gevormd was, door Nederland en andere donoren. De berichten van NGO Monitor zijn ook geen aanleiding geweest voor de andere donoren van UAWC, waaronder de Europese Unie, Duitsland, Canada en Spanje, Zwitserland om de samenwerking met UAWC op te schorten.
Zie ook de antwoorden op Kamervragen van het lid Kuzu, d.d. 13 januari jl., Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1320.
Hoe kan het dat u er pas bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind1 achter bent gekomen dat de verdachte medewerkers salaris hebben uitbetaald gekregen met behulp van de Nederlandse financiering en zelfs pasjes van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah tot hun beschikking hebben gehad?
Bij het opstellen van de antwoorden op de Kamervragen is extra archiefonderzoek gedaan, waarbij duidelijk werd dat de mededeling van UAWC dat beide personen niet betrokken waren bij het door Nederland gefinancierde programma tot de verkeerde conclusie had geleid dat de beide personen ook niet betaald kregen voor hun werk bij UAWC uit de Nederlandse bijdrage. De beide personen waren geen onderdeel van het project management unit (PMU) die het project uitvoert, maar een gedeelte van hun salaris werd wel via de overheadkosten van het project betaald. De financiering van indirecte kosten, zoals gedeelten van de salarissen van werknemers in ondersteunende en managementfuncties, die niet direct betrokken zijn bij de uitvoering van projecten, is nodig om een organisatie draaiende te houden en kunnen pro-rato worden doorgerekend aan de verschillende donoren van een organisatie. Dat is ook in het geval van UAWC gebeurd. Het kabinet betreurt dat eerder de verkeerde conclusie is getrokken dat beide personen in het geheel niet betaald kregen uit de Nederlandse bijdrage.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken en de hiervoor aangehaalde informatie niet de indruk geeft dat de UAWC grondig onderzocht is, voor besloten is deze organisatie te gaan ondersteunen of deze ondersteuning voort te zetten?
Het is uitzonderlijk dat een organisatie wordt onderzocht met betrokkenheid van gerenommeerde organisaties als de Australische politie en veiligheidsdienst. Het kabinet is van mening dat het onderzoek indertijd grondig is uitgevoerd en de uitkomsten, dat beschuldigingen van mogelijke steun UAWC aan PFLP niet gegrond waren, vertrouwd moeten kunnen worden. Daarnaast is uit het eigen toezicht niet gebleken dat middelen anders besteed zouden zijn dan overeengekomen. Partners als de Europese Unie, Duitsland, Canada en Spanje, Zwitserland die met UAWC samenwerken zagen in het verleden, en momenteel, geen reden om betalingen aan te houden. De Europese Unie heeft recentelijk (2020) nog een screening uitgevoerd en zag op basis hiervan geen reden tot het stopzetten van de samenwerking met UAWC binnen het huidige raamwerk voor financiële samenwerking en de criteria voor projecten in de Palestijnse gebieden.
Het binnenkort te starten externe onderzoek dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken start zal moeten uitwijzen of er informatie naar boven komt die tot nieuwe inzichten leidt. Andere donoren zijn uitgenodigd deel te nemen aan het onderzoek, en alle beschikbare informatie te delen. De EU heeft reeds te kennen gegeven graag op de hoogte te worden gehouden van de uitkomsten van dit onderzoek.
Herinnert u zich dat u in antwoord op eerdere Kamervragen over een PFLP-lid dat werkzaam was bij het Ma'an Development Center aangaf dat u hier niet over eigenstandige informatie te beschikken?2 Bent u alsnog bereid hier een onafhankelijk onderzoek naar te laten verrichten, en eventuele maatregelen te nemen en deze elk kwartaal opnieuw te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen aanleiding om deze kwestie opnieuw te onderzoeken. De samenwerking met Ma’an Development Center is in 2015 beëindigd, en de persoon in kwestie is overleden.
Gaat u naar aanleiding van deze zaak de selectie en monitoring van alle organisaties waar Nederland steun aan verleent, opnieuw onderzoeken, inclusief het verstrekken van pasjes aan de medewerkers?
Het kabinet wil de uitkomsten van het extern onderzoek naar UAWC afwachten om te bezien welke lessen eruit getrokken kunnen worden.
Bent u het eens dat dit een voorbeeld is dat het financieren van organisaties die aan ontwikkelingssamenwerking doen, die ook actief zijn in de Boycot, Desinvesteringen en Sancties (BDS)-beweging (waar de regering tegen is), een probleem is omdat er geen volledige controle is over waar het geld naartoe gaat?
Nee. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren. Met het toezicht, zoals dat ook bij UAWC werd toegepast, kan worden toegezien aan welke activiteiten organisaties hun geld uitgeven. Indien er uit dat toezicht blijkt dat er desondanks wel sprake is van financiering van dergelijke activiteiten, dan treedt het kabinet daartegen op.
Hoe kunt u er dan zeker van zijn dat Nederlands geld niet wordt gebruikt voor BDS bij het financieren van dit soort buitenlandse organisaties?
Het Nederlandse standpunt over BDS is breed bekend, ook in de Palestijnse gebieden. De Nederlandse Vertegenwoordiging wijst organisaties waarmee wordt samengewerkt er expliciet op. Financiering wordt gegeven voor vooraf overeengekomen doelstellingen en activiteiten waarna monitoring en evaluatie plaatsvindt. Daarbij wordt er scherp op gelet dat BDS hier geen deel van uitmaakt.
Bent u het eens dat Nederland de financiering van dit soort organisaties moet heroverwegen omdat er geen volledige zekerheid is dat er geen geld gaat naar BDS?
Nee. Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) tegen Israël propageren.
Het feit dat organisaties de beweging die oproept tot BDS ondersteunen, is voor het kabinet geen afwijzingscriterium voor financiering van deze organisaties, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en recent weer bevestigd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in diens uitspraak op 11 juni jl. in de zaak Baldassi e.a. tegen Frankrijk.
Het toezicht en de afspraken bieden voldoende waarborgen om dit beleid uit te voeren.
Kunt u een overzicht geven van alle inlichtingen die u zijn toegekomen over de mogelijke betrokkenheid van UAWC bij PFLP en de wijze waarop u deze informatie gebruikt hebt bij de diverse besluiten om samenwerking te zoeken of te intensiveren met het UAWC, waaronder de in de beantwoording genoemde besluiten in 2007, 2013 en 2017?
Nederland startte in september 2007 (kabinet Balkenende IV) met de financiering van een programma dat werd uitgevoerd door een consortium met de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) als één van de uitvoerende partners. Voordat UAWC in juli 2013 (kabinet Rutte II) trekker werd van een nieuw consortium voor uitvoering van het Land and Water Resource Management Program, heeft Nederland een risico-analyse uitgevoerd en uitgebreid contact gehad met andere partners van UAWC, ook over de beschuldigingen van banden met PFLP. Australië had in 2012 UAWC grondig doorgelicht na eerdere beschuldigingen van de Israelische NGO Shurat Hadin over steun aan PFLP en kwam tot de conclusie dat de beschuldigingen niet gegrond waren. Zie ook de beantwoording op vraag 1 en vraag 5.
Voor zover kon worden achterhaald is Nederland in de afgelopen jaren benaderd door de Israëlische organisatie International Legal Forum (ILF) (2018, 2020), de Britse organisatie UK Lawyers for Israel (UKLFI) (2018, 2019 en 2020) en NGO monitor (2020) met informatie over de mogelijke betrokkenheid van UAWC bij PFLP.
Fondsen van Nederland worden pas verstrekt zodra beoordelingsprocedures zorgvuldig zijn doorlopen. Informatie met betrekking tot de mogelijke betrokkenheid van UAWC bij PFLP zijn onderzocht en beoordeeld. Tot dusver is hieruit nooit naar voren gekomen dat de Nederlandse financiële bijdrage aan UAWC gebruikt is door organisaties die door Nederland en de EU als terroristische organisaties zijn aangemerkt.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden zonder te verwijzen naar een antwoord op andere vragen?
Ja.
Een zoekgeraakte wapenleverantie in Libië in 2017 |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid een feitenrelaas te geven over de gebeurtenissen die zich afspeelden in september 2017 in Tripoli in Libië, waar een voorraad wapens en communicatieapparatuur ten behoeve van de beveiliging van de Nederlandse ambassade in Tripoli door onbekenden is meegenomen?1 Zo nee, waarom niet?
De Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hebben de Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie destijds meermaals vertrouwelijk geïnformeerd (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Voor de bewaking en beveiliging van de Nederlandse diplomatieke aanwezigheid zijn goederen naar Libië gestuurd.
Medio september 2017 zijn deze goederen verzegeld en afgesloten vanuit Nederland verscheept naar Tripoli. Deze zending is ook gemeld bij de VN in het kader van het geldende wapenembargo.
Er is bewust gekozen voor een vervoer per schip, omdat dit de meest veilige optie was.
Hoewel de Libische autoriteiten de zending vooraf hadden geaccordeerd, en de havenautoriteiten het materiaal hadden vrijgegeven, werd deze toestemming kort voor vertrek vanuit de haven naar het ambassadekantoor op last van de Libische autoriteiten ingetrokken.
Uiteindelijk werd het grootste deel van de zending op 04 oktober 2017 alsnog vrijgegeven, maar bleef op last van de Libische autoriteiten een deel van het materiaal achter in de haven.
Ondanks dat de vergunningen en papierwerk in orde waren, kreeg Nederland deze goederen niet mee.
Nadat er alsnog groen licht was gegeven door de Libische autoriteiten op 19 oktober 2017 voor een volledige vrijgave van het achtergebleven materiaal vond er in de daaropvolgende dagen een machtsovername plaats waarbij de controlerende militie van de haven door een andere militie verjaagd werd uit het havengebied.
Deze machtsovername kon niet worden voorzien.
Op 22 oktober 2017 werd bekend dat het achtergebleven materiaal niet meer aanwezig was in het havengebied.
BZ heeft de Libische autoriteiten, het VN Panel of Experts on Libyaen het VN Exemption Committee Arms Embargo Libyageïnformeerd over de vermissing.
In de daaropvolgende maanden is door de Libische veiligheidsdiensten een groot deel van het materiaal teruggevonden en door de Libische autoriteiten overhandigd aan ZMA Tripoli. Het VN Panel of Experts on Libya en het VN Exemption Committee Arms Embargo Libya zijn ook opnieuw geïnformeerd.
Klopt het dat de Kamer hier niet over is geïnformeerd? Zo ja, vindt u dat de Kamer niet geïnformeerd hoeft te worden over dergelijke gebeurtenissen?
De Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie zijn meermaals vertrouwelijk geïnformeerd, zowel over de vermissing van het materiaal als over het terugkrijgen van een groot deel van het materiaal (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Bent u bereid aan te geven welke wapens, in eenheden en soorten, met de hoeveelheid bijbehorende munitie, vermist zijn geraakt? Zo nee, waarom niet?
Over de aard van de goederen doen we uit veiligheidsoverwegingen geen mededelingen. De Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie zijn hierover destijds vertrouwelijk geïnformeerd (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Bent u bereid aan te geven welke communicatieapparatuur vermist is geraakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke overige goederen in de container werden vervoerd die voor de ambassade waren bestemd?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke militie de goederen in beslag heeft genomen? Bestaat deze militie nog en zijn daar contacten mee?
We hebben niet met zekerheid kunnen vaststellen wie de goederen in beslag heeft genomen. Uit veiligheidsoverwegingen doen we hierover geen verdere mededelingen.
Kunt u aangeven op welke wijze er indirecte invloed is geweest voor de veiligheid, nu u tegenover het Algemeen Dagblad heeft verklaard dat er «geen directe invloed» op de veiligheid is geweest?
Veiligheid van onze ambassades heeft de hoogste prioriteit en de veiligheidssituatie wordt constant gemonitord. De veiligheidssituatie van de Nederlandse diplomatieke aanwezigheid en de aanwezige medewerkers in Tripoli is niet direct of indirect in het geding geweest door vermissing van de goederen.
Deelt u de analyse van het Algemeen Dagblad dat de officiële regering in Libië volledig afhankelijk is van plaatselijk milities? Bent u van mening dat dat ook nog in 2020 geldt?
Zowel de officiële internationaal erkende regering in Tripoli als het Libyan National Army (LNA) leunen sterk op gewapende lokale milities in het gewapend conflict. Beide partijen kunnen daarbij rekenen op buitenlandse steun waardoor het risico op regionale escalatie toeneemt. Als lid van de Internationale Follow Up Conference voor Libië (IFCL) zet Nederland zich in voor de-escalatie en een einde aan buitenlandse militaire inmenging.
Wat is uw opvatting over het nut en de functie van het werk van de Nederlandse ambassade in Libië sinds de heropening in september 2017? Kunt u dat toelichten?
Stabiliteit in Libië is van direct belang voor de Europese en Nederlandse veiligheid. Het werk van de Nederlandse ambassade draagt hieraan bij middels het tegengaan van gewelddadig extremisme, illegale migratie en smokkelactiviteiten. Diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in Libië geeft de mogelijkheid de situatie te monitoren, relaties met de Libische overheid en internationale partners te onderhouden, en een actieve rol te vervullen in het huidige proces richting een politieke oplossing. Een concreet voorbeeld hiervan is de toetreding van Nederland tot het Berlijn proces als covoorzitter van de International Humanitarian Law and Human Rights (IHL/HR) werkgroep.
Illegale wapenleveranties Iran en het instellen van sancties |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de mededeling van uw Amerikaanse collega Pompeo dat de VS en partners een illegaal wapentransport van Iran naar de Houthi’s in Jemen hebben onderschept op 28 juni jl.?1
Ja.
Is Nederland door de VS ingelicht over dit illegale wapentransport en het feit dat de gevonden wapens van Iraanse makelij zijn?
Nederland is hierover niet apart door de VS geïnformeerd.
Waarom laat Nederland met zich sollen door vast te houden aan de dialoog met Iran terwijl Iran zich schuldig blijft maken aan illegale wapenleveranties en terrorismefinanciering?2
Ik acht het van groot belang dat Iran en Nederland met elkaar in gesprek zijn en blijven. Zoals bekend is Nederland kritisch op Iran waar noodzakelijk, en zoeken we de samenwerking op waar mogelijk. Alleen door met elkaar te praten kunnen we de zorgen die we hebben ten aanzien van het optreden van Iran adresseren. Tijdens mijn bezoek aan Teheran in februari 2020 heb ik onder meer de Nederlandse zorgen over de Iraanse rol in de regio en over het ballistisch rakettenprogramma aan de Minister van Buitenlandse Zaken van Iran overgebracht.
Gaat u eindelijk de VS volgen en voor een harde aanpak kiezen van het islamitische regime in Teheran? Zo nee, wat heeft het pappen en nathouden van de ayatollahs u tot dusverre gebracht op voornoemde punten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid per direct (en zo nodig onafhankelijk van uw Europese partners) sancties in te stellen tegen Iran vanwege de (vele) illegale wapenleveranties naar Jemen, waarvan we nu weer een voorbeeld zien?
Nederland ziet geen meerwaarde in het instellen van unilaterale sancties. Het instellen van sancties in breder verband, zoals de EU en de VN, is effectiever om gestelde doelen te bereiken. Nederland maakt zich in deze verbanden sterk voor naleving van bestaande EU- en VN-sanctieregimes. Het kabinet deelt uw zorgen over berichten van illegale wapenleveranties naar Jemen omdat dit bijdraagt aan de voortduring van het conflict. De VN heeft in enkele rapporten geconstateerd dat in Jemen aangetroffen wapens gelijkenissen vertonen met wapens uit Iran en dat in eerdere Amerikaanse onderscheppingen wapens van Iraanse origine zijn aangetroffen. Zorgen hierover zijn aan de orde gesteld door Europese bondgenoten in de VN Veiligheidsraad op 30 juni 20203.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het VN-wapenembargo voor Iran – dat op 18 oktober 2020 verloopt – verlengd wordt? Hoe wordt de druk op China en Rusland opgevoerd om met verlenging in te stemmen?
Nederland deelt de zorgen van de VS over het aflopen van het wapenembargo tegen Iran. Wij steunen de aanpak om in breed verband, dus ook met China en Rusland, te zoeken naar een oplossing, waarbij restricties op wapenleveranties van en naar Iran in stand blijven en tevens het nucleaire akkoord kan voort blijven bestaan. De prioriteit van Nederland en onze Europese bondgenoten gaat evenwel uit naar het behoud van het nucleaire akkoord en het voorkomen van een Iraans kernwapen. Het kabinet maakt zich grote zorgen over de Iraanse overschrijdingen van het nucleaire akkoord. Het kabinet ondersteunt de inspanningen van onder meer Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk om een diplomatieke oplossing te vinden, waardoor Iran zich weer aan de bepalingen uit het akkoord houdt.
Bent u bereid om Iran met keiharde sancties te treffen als het VN-wapenembargo niet verlengd wordt, om zo goed als het kan te verhinderen dat Iran nieuwe wapens en wapentechnologie aanschaft en verspreidt onder zijn terreurvrienden?
Ondanks het aflopen van het VN-wapenembargo blijft het autonome EU-wapenembargo tegen Iran onverminderd van kracht tot 2023. Bovendien is de reikwijdte van het autonome wapenembargo van de EU breder dan dat van de VN; het omvat ook een verbod op het leveren van relevante onderdelen en technologie. Andere EU- en VN-sancties tegen Iran in het kader van het nucleaire akkoord blijven vooralsnog van kracht. Daarnaast zijn er EU-sancties tegen Iran van kracht vanwege de mensenrechtensituatie in Iran en staan enkele Iraanse overheidsfunctionarissen op de EU-terrorismelijst.
Het bericht ‘Hoe een Haagse moskee een ‘verzamelplaats voor jihadisten’ werd |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoe een Haagse moskee een «verzamelplaats voor jihadisten» werd»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
In hoeveel gevallen zijn potentiële uitreizigers/jihadisten gederadicaliseerd door de aanpak van de gemeente Den Haag en op basis van welk wetenschappelijk bewijs was dat?
In de voortgangsrapportage (RIS305025) van de aanpak radicalisering van de gemeente Den Haag wordt het aantal personen in de persoonsgerichte aanpak CTER en de werkwijze hierin beschreven. Wetenschappelijk onderzoek (Douglas e.a. 2019) laat zien dat de integrale persoonsgerichte aanpak een doelgerichte, breed gedragen en duurzame bijdrage kan leveren aan de preventie en aanpak van radicalisering.
Zoals eerder aan de Kamer gecommuniceerd, is en blijft het lastig om vast te stellen hoeveel personen daadwerkelijk zijn gederadicaliseerd. Betrokkenheid van de verschillende partners en monitoring is daarom van belang. Binnen detentie worden gemeenten reeds betrokken bij het opstellen van een re-integratieplan waarin wordt ingezet op deradicalisering. Dit wordt vormgegeven binnen een Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR) van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waar de betrokken gemeente en Reclassering vaste partners zijn. Na detentie wordt de betrokkene vanuit het lokale casusoverleg onder regie van de gemeente met diverse zorg- en veiligheidspartners gemonitord en het re-integratieplan verder vormgegeven.
Verder is de inzet van zowel het gespecialiseerde team Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (TER-team) van de reclassering als van het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) in 2018 positief geëvalueerd. Met verschillende partners wordt geïnvesteerd in het doorontwikkelen en inzicht krijgen in de effectiviteit van interventies gericht op deradicalisering. Zo ontstaat steeds meer zicht op welke interventies en begeleiding bijdragen aan disengagement, deradicalisering en re-integratie. Ook gemeenten worden gestimuleerd meer zicht te krijgen op de effectiviteit en werkzame elementen van interventies. Zo kunnen gemeenten Versterkingsgelden aanvragen voor het (laten) uitvoeren van evaluatie van lokale interventies en is de Toolkit Evidence Based Werken ontwikkeld om gemeenten concreet te ondersteunen in de verschillende manieren waarop dergelijke evaluaties zijn uit te voeren.
Hoe kan het dat u een nooit geëvalueerde aanpak als een succes beschouwt?
De Persoonsgerichte Aanpak (PGA) is en wordt op verschillende manieren geëvalueerd. In 2019 is er een evaluatie in Arnhem afgerond en een aantal gemeenten onderzoekt momenteel vanuit het ondersteuningsaanbod van het Rijk, wat de werkzame elementen binnen hun PGA zijn. Tot slot loopt er thans een landelijke evaluatie van de CT-strategie waar de PGA onderdeel van uitmaakt.
Waarom is dit broeinest van jihadisten nog steeds open en bent u bereid deze moskee per direct te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Het artikel gaat niet over de huidige werkwijze, noch over recente gebeurtenissen. Er is daarom geen aanleiding noch noodzaak om deze moskee te sluiten.
Hoeveel radicalen en terroristen konden op deze manier met behulp van gemeente en de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) doorgaan met hun werving van andere radicalen en (potentiële) terroristen en het verkondigen van hun boodschap in en rond de moskee?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. Laat ik duidelijk zijn dat er een rol voor de overheid ligt wanneer personen anderen uitnodigen die radicaal gedachtengoed uitdragen of zelfs de gewelddadige jihad aanhangen of promoten, óf wanneer zij hun verantwoordelijkheid niet nemen om bezoekers van hun moskee te beschermen tegen radicaal gedachtegoed.
Verschillende partijen hebben daarbij verschillende verantwoordelijkheden om te zorgen dat werving van personen met een radicaal gedachtegoed rondom bijvoorbeeld moskeeën niet wordt toegelaten. Binnen dat kader zijn het Ministerie van SZW en Justitie en Veiligheid (waaronder de NCTV) betrokken bij het weren van extremistische sprekers en het in algemene zin vergroten van de informatiepositie en het handelingsperspectief van gemeenten en Rijk én het versterken van weerbaarheid van gemeenschappen en de bredere samenleving. Het kabinet heeft hiervoor de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering ingericht zoals is toegelicht in de Kamerbrief van 11 februari 2019.2
Verder hebben gemeenten als bevoegd gezag voor openbare orde en veiligheid een cruciale rol in het tegengaan van radicalisering en het reduceren van dreiging die uit kan gaan van extremistische personen.
Wie waren dat allemaal?
Zie antwoord vraag 5.
Hebben betrokkenen spijt van de aanpak en zijn zij bereid de verantwoordelijkheid daarvoor te dragen?
Het beeld dat wordt geschetst in het artikel geeft inzicht in met name de eerste fase van de persoonsgerichte aanpak waar gezocht werd naar een effectieve werkwijze om jongeren te kunnen weerhouden van radicalisering en uitreizen naar Jihadistisch strijdgebied. De overheid doet er, binnen de grenzen van onze rechtstaat, alles aan om de jihadistische dreiging tegen te gaan. Op 18 april 2019 is een rapportage naar uw Kamer verstuurd, waarin de inzet in het kader van de integrale aanpak van terrorisme en extremisme sinds eind 2017 tot april 2019 werd gepresenteerd.3 De mix van zowel preventieve als meer repressieve maatregelen die de aanpak biedt, geeft het kabinet de mogelijkheid om indien nodig de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen.
In hoeverre heeft deze casus, inclusief het misbruik dat betrokkenen hebben gemaakt van alle knullige fouten aan de kant van de overheid, u tot het inzicht gebracht dat de islam een parallelle samenleving heeft gecreëerd waarin de islamitische belangen voorop staan?
Ik deel dit beeld met betrekking tot deze casus niet.
Bent u bereid administratieve detentie in te voeren en te stellen boven deze knullige aanpak waarbij Nederland in de maling wordt genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om administratieve detentie in te voeren.
Administratieve detentie, als een vorm van preventieve detentie, is niet één van de in artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) genoemde gevallen waarin vrijheidsontneming mogelijk is. Het preventief opsluiten van personen past dan ook niet in onze rechtsstaat.
Het bericht dat de Nederlandse regering waarschuwingen negeert over het financieren van een NGO met banden met terrorisme |
|
Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Dutch government ignored warnings about funding terror linked NGO»?1
Ja.
Hoeveel subsidie ontving de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) in de afgelopen jaren en dit jaar van de Nederlandse staat?
Nederland startte in september 2007 financiering van het Land Development 2 programma, dat werd uitgevoerd door een consortium met de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) als één van de uitvoerende partners. In daaropvolgende programma’s nam UAWC eveneens als uitvoerende partnerorganisatie deel aan door Nederland gefinancierde consortia en in 2013 werd UAWC, gezien bewezen expertise, kennis en capaciteit, trekker van een nieuw consortium voor uitvoering van het Land and Water Resource Management programma Fase 1. In 2017 startte Fase 2 van dit programma. Dit programma wordt uitgevoerd op de Westelijke Jordaanoever en is erop gericht Palestijnse boeren te helpen toegang te behouden tot hun land en water. Daarnaast wordt ondersteuning geboden om zoveel mogelijk klimaatverantwoord te kunnen werken. Zo wordt er bijvoorbeeld ingezet op het effectief hergebruik van regenwater voor landbouw en advisering voor het planten van waterzuinige gewassen. Het consortium ontvangt een bijdrage van 11,7 mln. euro uit decentrale middelen voedselzekerheid (ODA artikel 2.1) voor een periode van 4 jaar (2017–2020). Dit jaar werd 1,27 mln. euro uitbetaald aan UAWC. Tussen 2013 en 2017 was UAWC de trekker van een consortium dat een programma uitvoerde dat gericht was op het vergroten van de landbouwproductie en inkomsten van Palestijnse boeren. De totale bijdrage voor dat programma was 8,5 mln. euro. Tevens werkt Nederland met UAWC samen in de volgende andere programma’s: Women Peace and Humanitarian Fund en het Multidonor Agricultural Programme van de FAO (samen met onder meer de EU). UAWC voert daarnaast projecten uit met financiering van de EU, een brede groep landen en meerdere internationale NGOs.
Kunt u bevestigen dat de UAWC banden onderhoudt met dePopular Front for the Liberation of Palestine (PFLP)?
Nee, er zijn geen aanwijzingen bekend bij Nederland en andere donoren dat UAWC banden onderhoudt met de PFLP. Subsidiering had dan geen doorgang kunnen vinden.
Het kabinet verwerpt terrorisme en verwacht van alle partners waarmee wordt samengewerkt dat zij zich niet schuldig maken aan terrorisme, aanzetten tot geweld, haat zaaien of andere activiteiten die strijdig zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Dit wordt uiteraard standaard besproken met alle organisaties waarmee Nederland samenwerkt, ook in de Palestijnse gebieden, inclusief UAWC.
Voordat UAWC in 2013 de leidende rol kreeg in het consortium heeft Nederland uitgebreid contact gehad met andere partners van UAWC, ook over de beschuldigingen van banden met PFLP. Australië had in 2012 UAWC grondig doorgelicht na eerdere beschuldigingen van steun aan PFLP en kwam tot de conclusie dat de beschuldigingen niet gegrond waren, ondanks het feit dat enkele medewerkers van UAWC in Israëlische administratieve detentie hadden gezeten. UAWC is niet aangemerkt als een terroristische organisatie door de EU en/of de VN. De bestuursleden van UAWC komen evenmin voor op EU-sanctielijsten.
In de samenwerkingsovereenkomst met UAWC is vastgelegd dat de Nederlandse financiering niet gebruikt mag worden voor doeleinden die in strijd zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Uit het Nederlands toezicht op UAWC zijn geen aanwijzingen gekomen dat UAWC en de partners in het consortium de Nederlandse bijdrage anders gebruikt hebben dan zoals is overeengekomen. Het toezicht bestaat uit werkbezoeken, financiële en inhoudelijke rapportages en onafhankelijke audits door internationale auditorganisaties. Uit eerdere internationale controles en uit het Nederlands toezicht op UAWC zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen van banden tussen UAWC en organisaties op een internationale terreurlijst.
Na de arrestatie van de twee medewerkers van UAWC op verdenking van het plegen van een bomaanslag bleek dat beiden niet betrokken waren bij de project management unit van het Nederlandse project. Bij nader archiefonderzoek naar aanleiding van deze schriftelijke vragen is echter geconstateerd dat zij wel een deel van hun salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten in het contract met UAWC. In 2017 hebben beide personen, net als andere medewerkers van NGO’s die door Nederland worden gesteund, voor de periode van 1 jaar een pasje gekregen van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah waarmee zij zich konden identificeren als medewerkers van een partnerorganisatie van de Nederlandse vertegenwoordiging. Ook andere landen geven papieren aan medewerkers van partnerorganisaties waarmee zij kunnen aantonen voor de vertegenwoordigingen van die landen projecten uit te voeren.
Zoals ik eerder in deze brief aangaf was de informatie dat de twee personen die verdacht zijn van het plegen van een bomaanslag salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten van het door Nederland gefinancierde programma met UAWC voor mij direct reden om verdere betalingen aan UAWC aan te houden. Het kabinet acht zorgvuldig handelen op dit punt dermate belangrijk dat Nederland een extern onderzoek zal laten verrichten naar eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers politiek niet actief mogen zijn, alvorens een besluit kan volgen over de verdere samenwerking met UAWC. Met het aanhouden van betalingen en verder onderzoeken van de feiten volgt Nederland de standaard aanpak die in alle vergelijkbare gevallen, in alle landen gehanteerd wordt.
Nederland heeft hierbij ook nauw contact met andere donoren van UAWC. Net als Nederland nemen zij beschuldigingen over mogelijke banden van medewerkers van UAWC met terroristische organisaties uitermate serieus. Geen van deze landen heeft in de jaren dat Nederland met UAWC samenwerkt, zowel voor als na de aanslag van augustus 2019, hierom reden gezien UAWC uit te sluiten van directe of indirecte financiering. Evenmin is in onderzoek van andere donoren geconstateerd dat er banden bestaan tussen UAWC en PFLP. Geen van de andere donoren heeft besloten betalingen aan te houden.
Op dit moment zijn de twee personen verdachten. Nederland volgt de zaak nauwgezet.
Klopt de bewering dat de PFLP te karakteriseren is als een terreurgroep die de staat Israël wil vernietigen? Is deze organisatie bijvoorbeeld schuldig aan een dodelijke bomaanslag op 23 augustus 2019?
De EU en dus ook Nederland heeft de PFLP aangemerkt als terroristische organisatie. De groepering staat op de Europese terrorismelijst. Israël verdenkt PFLP van de bomaanslag van 23 augustus 2019.
Kunt u bevestigen dat (voormalig) medewerkers van de UAWC, zoals dhr. Abdul Razaq Farraj, berecht zijn of worden om steun of deelname aan terroristische activiteiten?
Zie antwoord op vraag 3.
Heeft u gereageerd op brieven van de UK Lawyers for Israel (UKLFI) aan de Nederlandse staat, in mei 2019 en mei 2020, met informatie over de banden tussen UAWC en PFLP? Zo ja, bent u bereid deze antwoorden openbaar maken? Zo nee, waarom heeft u hier niet op gereageerd, en bent u voornemens dit alsnog te doen?
In mei 2019 schreef UK Lawyers for Israel de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aan, die de brief vervolgens op 19 juni 2019 beantwoord heeft. De strekking daarvan is dat de Nederlandse overheid geen informatie bezit die leidt tot de conclusie dat de Nederlandse financiële bijdrage aan UAWC gebruikt is door organisaties die door Nederland en de EU als terroristische organisaties zijn aangemerkt. De brieven van mei en juni 2020 van UKLFI zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken beantwoord op 20 juli 2020. Dit antwoord wordt als bijlage bij deze brief gevoegd3.
Wilt u in kaart brengen welke door Nederland gesubsidieerde organisaties, zoals de UAWC, banden hebben met terreurgroepen, en de financiering van deze organisaties zo snel mogelijk stopzetten?
Fondsen van Nederland worden pas verstrekt zodra zorgvuldige beoordelingsprocedures zijn doorlopen. Conform internationale en Nederlandse audit richtlijnen vindt er toezicht plaats gedurende de uitvoering van de programma’s en vindt er controle plaats op de daadwerkelijke uitvoering van projecten. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland uitermate serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien wordt geconstateerd dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden worden maatregelen getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage vanzelfsprekend tot de mogelijkheden behoort (zie ook de antwoorden op Kamervragen van de leden Ten Broeke, Van der Staaij en Voordewind d.d. 30 augustus 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3027).
Wilt u tevens zo snel mogelijk de directe of indirecte financiering van organisaties, die op basis van hun doelstellingen of middels hun activiteiten een boycot van, of sancties tegen Israël nastreven of bevorderen, beëindigen, in het bijzonder van organisaties die daarin een voortrekkersrol spelen?2
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) tegen Israël propageren.
Het feit dat organisaties de beweging die oproept tot Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) ondersteunen is voor het kabinet geen afwijzingscriterium voor financiering van deze organisaties, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en bevestigd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in diens uitspraak op 11 juni jl.
Het bericht ‘Terreurverdachte werkte vlak voor arrestatie met kwetsbare jongeren’. |
|
Martin Wörsdörfer (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Terreurverdachte werkte vlak voor arrestatie met kwetsbare jongeren»?1
Ja.
Klopt het dat Hardi N. tijdens zijn werkzaamheden in drie verschillende jeugdinstellingen al was veroordeeld voor een terroristisch misdrijf? Zo ja, waarom kon Hardi N. onder een valse identiteit aan het werk gaan met kwetsbare kinderen in drie verschillende jeugdinstellingen?
Het bericht dat Hardi N. is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf is correct.
In 2018 heeft Hardi N. gedurende twee zomermaanden bij drie instellingen gewerkt. Dat deed hij door gebruik te maken van de identiteit van iemand die wel ingeschreven stond bij het uitzendbureau. Voor een flexibele inzet van personeel werken veel jeugdhulpinstellingen met uitzendkrachten. De jeugdhulpinstelling en/of het uitzendbureau moet toezien op de kwaliteit en integriteit van uitzendkrachten en personeelsleden in tijdelijke of vaste dienst. Artikel 4.1.6 van de Jeugdwet bepaalt dat de jeugdhulpaanbieder in het bezit moet zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van personen die in hun opdracht beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met jeugdigen of hun ouders aan wie de jeugdhulpaanbieder jeugdhulp verleent. Het doel van de verplichte VOG-screening is dat kwetsbare jongeren en ouders worden beschermd tegen het herhaald plegen van crimineel of grensoverschrijdend gedrag door begeleiders of hulpverleners. Bij een aanvraag voor een VOG wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van de aanvrager. Daarbij wordt gekeken of er voor de functie relevante justitiële antecedenten staan geregistreerd.
In het reguliere VOG-proces heeft de werkgever of het uitzendbureau altijd een rol; deze moet vooraf aangeven voor welk doel de sollicitant bij Justis een VOG moet aanvragen en achteraf het VOG-document controleren op echtheid en inhoud. Het is aan de werkgever dan wel het uitzendbureau om te controleren of de naam van de aanvrager op de VOG vermeld staat, of de VOG voldoende actueel is en of de VOG is aangevraagd voor de functie waarop de betrokkene solliciteert. Daarnaast heeft het VOG-document een aantal echtheidskenmerken (o.a. een watermerk en een hologram), die het uitzendbureau of de werkgever moet controleren. Deze kenmerken zijn terug te vinden op de website van Justis.
De werkgever en het uitzendbureau dienen de echtheid van het VOG-document te controleren en de identiteit voor de eerste dienst van de nieuwe medewerker of uitzendkracht vast te stellen. Het is helaas niet meer na te gaan waarom dat bij het uitzendbureau of bij de drie instellingen in 2018 verkeerd is gegaan.
Bent u van mening dat binnen jeugdzorginstellingen voldoende zicht is op mogelijk extremisme van zorgverleners, dan wel cliënten? Kunt u uiteenzetten hoeveel keer een extremistische achtergrond bij zorgverleners is geconstateerd? Zo ja, welke stappen zijn naar aanleiding van deze constatering genomen? Zo nee, hoe bent u van plan deze informatie wel te verkrijgen?
De afgelopen jaren heeft het Rijk geïnvesteerd om het sociaal domein (jeugd, onderwijs, zorg en welzijn) als volwaardig partner onderdeel te laten uitmaken van de lokale integrale aanpak gericht op het tegengaan van radicalisering en (gewelddadig) extremisme. De rijksoverheid heeft een landelijk ondersteuningsaanbod beschikbaar gesteld om de handelingsvaardigheid te versterken van ketenpartners en professionals, met een specifieke focus op samenwerking met het jeugd- en onderwijsdomein. Sinds februari 2018 ondersteunt Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP) professionals en vrijwilligers in het jeugddomein. Het JEP organiseert bijeenkomsten over thema’s als wat te doen bij vermoedens van radicalisering, informatie delen, en verbinding maken met jongeren met extreme idealen. Het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) biedt daarnaast professionals informatie en advies voor casussen waar mogelijke radicalisering of extremisme speelt. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) biedt professionals trainingen aan voor het herkennen van signalen van radicalisering, onder andere specifiek gericht op het jeugddomein.
Gegeven de hierboven beschreven acties, die gericht zijn op het equiperen van professionals om signalen van radicalisering en extremistische uitingen te herkennen als die zich voordoen en via de daarvoor bedoelde (lokale) structuren te melden, zien wij geen aanleiding voor aanvullende acties. Het aantal (lokale) meldingen van signalen van radicalisering en extremistische uitingen die specifiek raken aan zorgverleners wordt niet bijgehouden. De (lokale) persoonsgerichte aanpak kan worden ingezet wanneer er sprake is van radicalisering en extremistische uitingen. Wanneer er sprake is van extremistische gedragingen die een strafbaar feit opleveren, kan het Openbaar Ministerie onderzoek instellen en indien opportuun overgaan tot vervolging.
Deelt u de mening dat de valse Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) van Hardi N. na het bekend worden van zijn extremistische overtuigingen direct ingetrokken moest worden? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom het mogelijk was voor Hardi N. om bij verschillende jeugdinstellingen aan het werk te gaan terwijl zijn extremistische overtuigingen bij andere jeugdinstellingen al bekend waren? Zo nee, waarom niet?
Hardi N. beschikte niet over een VOG. Hij kon aan het werk gaan door gebruik te maken van de identiteit van iemand die wel ingeschreven stond bij het uitzendbureau.
Waarom wordt informatie over de extremistische achtergrond van zorgverleners niet gedeeld met de politie en tussen de verschillende jeugdinstellingen en uitzendbureaus? Bent u bereid om op zeer korte termijn dergelijke informatie-uitwisselingen mogelijk en verplicht te maken? Zo nee, waarom niet?
Als daar aanleiding toe is kunnen partijen die betrokken zijn bij de lokale persoonsgerichte aanpak op basis van een convenant informatie delen over personen waarvan signalen van radicalisering bekend zijn. De lokale, persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer er sprake is van radicalisering of extremistische uitingen door individuen. In multidisciplinaire casusoverleggen maken de overlegdeelnemers een inschatting van de risico’s. Daar worden handelingsperspectieven en interventies met verschillende (lokale en landelijke) partners afgestemd en ingezet. Vanuit het lokale casusoverleg kunnen jeugdinstellingen en uitzendbureaus geïnformeerd worden. Professionals in de jeugdzorg zijn getraind in herkennen van signalen van radicalisering en kunnen dit bijvoorbeeld via politie of gemeente melden.
In hoeverre hebben de kwetsbare kinderen en jongeren extra begeleiding gekregen om te voorkomen dat zij radicaliseren?
De betrokken instellingen hebben mij laten weten dat Hardi N. geen diensten heeft gedraaid waarin hij alleen met jongeren was. Hierdoor is er geen ruimte geweest om, mocht betrokkene dat van plan zijn geweest, jongeren te radicaliseren. Er is daarom voor de instellingen geen aanleiding geweest om de jongeren extra begeleiding te geven.
Kunt u uiteenzetten waarom onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheid voor het controleren van de identiteit van een zorgverlener? Deelt u de mening dat bij uitzendkrachten voorafgaand aan hun werkzaamheden in jeugdinstellingen hun identiteit gecontroleerd dient te worden? Zo ja, waarom is de identiteit van Hardi N. bij drie jeugdinstellingen niet gecontroleerd? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat geen onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor het controleren van de identiteit van een zorgverlener. Het voorleggen van een actuele VOG is verplicht voor professionals die in de jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering werken. Werkgevers moeten de echtheid, geldigheid, het doel waarvoor de VOG werd aangevraagd en afgiftedatum van de VOG controleren. Werkgevers hebben daarnaast de plicht om te controleren dat werknemers inderdaad zijn wie ze zijn. Dat betekent dat zij toekomstige werknemers moeten vragen om een paspoort of ID-kaart en ook die moeten checken op echtheid en handtekening. Op deze wijze kunnen werkgevers achterhalen of iemand wel is wie hij zegt dat hij is. Het is helaas niet meer na te gaan waarom dat bij het uitzendbureau of bij de drie instellingen in 2018 verkeerd is gegaan.
Hoeveel zorgverleners hebben gewerkt of werken binnen jeugdinstellingen zonder een VOG of onder een valse identiteit? In hoeverre is u bekend of dit gaat om zorgverleners met een extremistische, zeden of geweldsachtergrond? Zo nee, waarom heeft u geen zicht op dergelijke data? Bent u bereid deze data op orde te krijgen en de Kamer hierover te informeren?
In hun reguliere toezicht op de jeugdhulp vraagt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) regelmatig hoe de bestuurder zich ervan vergewist dat de VOG origineel is. Dat toezicht heeft de IGJ vorig jaar geïntensiveerd toen bleek dat er valse VOG’s in omloop waren. De IGJ treft aan dat werkgevers soms beschikken over originelen en soms over kopieën. Dat laatste is altijd het geval bij uitzendkrachten. Het origineel ligt dan bij het uitzendbureau. Dat laat onverlet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de verificatie en niet blindelings mag vertrouwen op het uitzendbureau. Zoals eerder gezegd is het de taak van de werkgever om die op echtheid te controleren aan de hand van de verschillende echtheidskenmerken. De IGJ heeft tijdens toezichtbezoeken tot dusver geen onrechtmatigheden aangetroffen.
Vanwege de vorig jaar gebleken problemen met valse VOG’s in de jeugdhulp loopt op dit moment een groot strafrechtelijk onderzoek naar valse VOG’s, het onder valse voorwendselen in de zorg werken en de rol van uitzendbureaus. Deelnemende partijen zijn OM, FIOD, ISZW en IGJ. Deze casus is toegevoegd aan het onderzoek. De resultaten uit het onderzoek, gezamenlijk met de resultaten uit het onderzoek van het WODC naar de beleidsregels van de VOG,3 zullen handvatten bieden voor het vormgeven van toekomstig screeningsbeleid in de jeugdhulp.
Deelt u de mening dat het afgeven of eisen van een VOG niet voldoende is om personen met kwade bedoelingen te weren uit jeugdinstellingen? Zo ja, heeft u naar aanleiding van dit bericht contact opgenomen met de verschillende jeugdinstellingen om te voorkomen dat zorgverleners zonder VOG of een valse VOG werkzaamheden uitvoeren bij jeugdinstellingen? Zo nee, bent u bereid om het huidige screeningsproces van zorgverleners binnen jeugdinstellingen uit te breiden? Zo ja, kunt u de Kamer hierover spoedig informeren? Zo nee, waarom niet?
De VOG is het sluitstuk van een breder integriteitsbeleid in de jeugdhulpverlening. Zoals in het antwoord op vraag 8 staat vindt momenteel een groot strafrechtelijk onderzoek plaats. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek gaan wij bezien of het huidige screeningsproces van zorgverleners binnen jeugdhulpinstellingen verbetering behoeft en zo ja, op welke wijze dat kan.
Het bericht ‘Onderzoek: dreiging door extreme afsplitsing van IS’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek: dreiging door extreme afsplitsing van IS»?1
Ja.
In het rapport van onderzoeksbureau NTA wordt gesteld dat de Hazimi-beweging als extremer geldt dan IS en dat de beweging naar schatting bijna honderd aanhangers telt in Nederland, herkent u dit beeld? Zo ja, wat is de actuele situatie rondom deze beweging en welke dreiging gaat ervan uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u hieraan doen?
Zoals reeds beschreven in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 45 gaan de volgelingen van de Saoedische geleerde Ahmed Umar al-Hazimi sneller over tot verkettering van andere moslims dan andere jihadisten.2 In die zin zijn zij extremer dan jihadisten die georiënteerd zijn op ISIS. Dat wil echter niet zeggen dat er ten opzichte van ISIS-aanhangers een hogere geweldsdreiging van Hazimi-aanhangers uitgaat. In DTN 45 is gesteld dat het aantal volgelingen van sheikh al-Hazimi in Nederland wordt geschat op enkele tientallen personen. Voor zover mij bekend is dat aantal sindsdien redelijk stabiel gebleven.
Is bij u bekend hoeveel Nederlandse oud-IS aanhangers zich hebben aangesloten bij de Hazimi-beweging? Zo ja, hoe verhoudt de Hazimi-beweging zich qua aantallen tot huidige de IS-beweging in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om deze data op orde te krijgen?
Het is niet nauwkeurig aan te geven hoeveel voormalige ISIS-aanhangers nu gerekend moeten worden tot Hazimi-aanhangers. Zoals gesteld kunnen waarschijnlijk enkele tientallen jihadisten in Nederland gerekend worden tot volgelingen van sheikh al-Hazimi. Het totale aantal jihadisten in Nederland is, zoals vermeld in DTN 52, ruim vijfhonderd.3
Nuance door training en advies (NTA) stelt ook dat veel Hazimi-aanhangers over het hoofd worden gezien door lokale overheden, herkent u dit beeld? Wordt er op dit moment door lokale overheden beleid gevoerd ten aanzien van de Hazimi-beweging? Zo nee, waarom niet en wat wordt er momenteel concreet gedaan om dit op orde te krijgen?
De lokale, persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer er sprake is van radicalisering of extremistische uitingen door individuen. In casusoverleggen wordt een inschatting gemaakt van de risico’s en worden handelingsperspectieven en interventies met verschillende (lokale en landelijke) partners afgestemd en ingezet. Er is daarbij ook aandacht voor de specifieke ideologie die iemand aanhangt. Dit is ook het geval indien een persoon de Hazimi-ideologie aanhangt.
Onderzoeker Torre Hamming stelde in 2018 al dat de Nederlander Abu Asim al-Magribby een centrale rol speelt binnen de Hazimi beweging, herkent u dit beeld?2 Zo ja, welke rol speelt Abu Asim al-Magribby momenteel binnen de Hazimi beweging en in hoeverre spelen andere Nederlanders een rol in de internationale Hazimi-beweging? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om deze data op orde te krijgen?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele personen. In algemene zin kan ik u melden dat personen en bewegingen die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het OM, politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere betrokken organisaties zijn alert. Op de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan ik niet ingaan.
Het NTA stelt in hun onderzoek dat de Hazimi beweging online actief is op kanalen zoals Facebook en Telegram, herkent u dit beeld? Zo ja, hoe zien de online-activiteiten van de Hazimi-beweging eruit en bent u bereid maatregelen te nemen tegen (online) verspreiding van deze beweging? Zo nee, waarom niet?
Aanhangers van de Hazimi-beweging voeren dogmatische en ideologische discussies op jihadistische webfora. Op landelijk niveau zet de overheid zich in om terroristische en extremistische uitingen, zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. Zo wordt er ingezet op een integrale multidisciplinaire aanpak van extremistisch en terroristisch gebruik van het internet. De Internet Referral Unit (IRU) bij de politie ondersteunt deze aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen van jihadistische content.
Kan bij het eerstvolgende Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) specifiek worden ingegaan op de laatste ontwikkelingen rondom de dreiging van de Hazimi beweging? Zo nee, waarom niet?
Het DTN is een onafhankelijk product van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Het DTN vormt voor de NCTV en partners een leidraad voor het anticiperen op dreigingen en als communicatie-instrument voor het Nederlandse contraterrorismebeleid. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zal in het DTN worden in gegaan op de Hazimi-beweging.
Het bericht dat er een dreiging is van een extreme tak van IS |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u de waarschuwing van een onderzoeksbureau dat lokale overheden het gevaar van de «Hazimi-beweging», een radicale tak van IS, onderschatten?1
Zoals reeds beschreven in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 45 gaan de volgelingen van de Saoedische geleerde Ahmed Umar al-Hazimi sneller over tot verkettering van andere moslims dan andere jihadisten. In die zin zijn zij extremer dan jihadisten die georiënteerd zijn op ISIS. Dat wil echter niet zeggen dat er ten opzichte van ISIS-aanhangers een hogere geweldsdreiging van Hazimi-aanhangers uitgaat.
De lokale, persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer er sprake is van radicalisering of extremistische uitingen door individuen. In casusoverleggen wordt een inschatting gemaakt van de risico’s en worden handelingsperspectieven en interventies met verschillende (lokale en landelijke) partners afgestemd en ingezet. Er is daarbij ook aandacht voor de specifieke ideologie die iemand aanhangt. Dit is ook het geval indien een persoon de Hazimi-ideologie aanhangt.
Is er een actueel beeld hoeveel aanhangers van deze beweging in Nederland actief zijn? Zo ja, hoeveel zijn dat er? Zo nee, waarom niet?
In DTN 45 is gesteld dat het aantal volgelingen van sheikh al-Hazimi in Nederland wordt geschat op enkele tientallen personen. Voor zover mij bekend is dat aantal sindsdien redelijk stabiel gebleven.2
Is er afstemming met de lokale overheden die belast zijn met de re-integratie van terugkeerders uit IS-gebied over het gevaar van deze beweging? Worden gemeenten voldoende ondersteund bij de aanpak van deradicalisering? Zo nee, waarom niet?
Het DTN rapporteert periodiek over ontwikkelingen in de dreiging en er verschijnen regelmatig openbare publicaties van de AIVD en/of NCTV over verschillende fenomenen, bijvoorbeeld over Nederlandse jihadistische vrouwen en minderjarigen bij ISIS. Lokale adviseurs van de NCTV attenderen lokale overheden op deze publicaties en ondersteunen lokale casusoverleggen met kennis en expertise. Voor advies en eventuele vragen kunnen de lokale overheden terecht bij de NCTV of andere (landelijke en/of lokale) organisaties met expertise, zoals het Landelijk Steunpunt Extremisme.
Binnen detentie worden gemeenten reeds betrokken bij het opstellen van een re-integratieplan waarin wordt ingezet op deradicalisering. Dit wordt vormgegeven binnen een Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR) van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waar de betrokken gemeente en Reclassering vaste partners zijn. Na detentie wordt de betrokkene vanuit het lokale casusoverleg onder regie van de gemeente met diverse zorg- en veiligheidspartners gemonitord en het re-integratieplan verder vormgegeven. Een lokaal adviseur van de NCTV kan een gemeente hierin adviseren.
Is er meer landelijke regie na de omstreden aanpak van deradicalisering in Arnhem? Zo nee, waarom niet?2
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van februari 2019 over de aanpak van radicalisering in Arnhem, legt de burgemeester verantwoording voor de lokale aanpak van radicalisering af aan de gemeenteraad4. De burgemeester van de gemeente Arnhem heeft de aanpak in Arnhem in 2019 extern laten evalueren5. Al met al heeft Arnhem volgens de onderzoekers van de Universiteit Utrecht een krachtige uitgangspositie en kan van daaruit haar radicaliseringsaanpak verder versterken.
Zoals toegelicht in de rapportage integrale aanpak terrorisme6, spelen gemeenten als bevoegd gezag voor openbare orde en veiligheid een cruciale rol in het tegengaan van radicalisering en het reduceren van dreiging die uit kan gaan van extremistische personen. Het Rijk draagt een landelijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de gehele aanpak op extremisme en terrorisme en voor de samenwerking tussen betrokken ketenpartijen. Het Rijk ondersteunt gemeenten actief met als doel ze te versterken in hun regierol richting partners, op een wijze die recht doet aan de lokale situatie. Hierbij wordt specifiek geïnvesteerd in het ontsluiten van kennis en kunde, zodat lokale verschillen in de aanpak niet ontstaan uit willekeur, maar door de toepassing van maatwerk in de lokale context. De afgelopen jaren zijn gemeenten waar de problematiek het meest speelt intensief ondersteund, onder andere met zogenoemde versterkingsgelden. De aangevraagde activiteiten passen binnen de beleidsvisie van mijn departement en het daaruit voortvloeiende bestedingskader. Momenteel wordt de huidige nationale contraterrorisme strategie (2016–2020) geëvalueerd, zodat de inzichten hieruit meegenomen kunnen worden in de gedachtevorming voor de nieuwe strategie. De persoonsgerichte aanpak maakt onderdeel uit van deze evaluatie.
Zijn er instanties of stichtingen bekend die bestuurd worden door aanhangers van de Hazimibeweging of waar aanhangers van deze beweging actief zijn? Zo ja, is daar een (lokale) subsidierelatie mee?
Nee, er zijn op dit moment geen instanties of stichtingen bekend die bestuurd worden door aanhangers van de Hazimi-stroming en die het Hazimi-gedachtegoed uitdragen. De aanhangers van deze stroming zijn veelal online actief.