De brief van de minister van Justitie en Veiligheid “Informatiebeveiliging OM” |
|
Martijn Buijsse (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
van Marum , David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u van mening dat het loskoppelen van de interne digitale omgeving van het Openbaar Ministerie (OM) een zware maatregel is?
Het loskoppelen van het OM van het internet is inderdaad een zware maatregel. Het OM heeft mij echter laten weten dat die in dit geval onvermijdelijk werd geacht.
Kunt u uitleggen waarom dit uit voorzorg gedaan is? Welke gebeurtenissen of risico’s gaven daar aanleiding toe?
Op 17 juli jl. berichtte ik u dat het OM uit voorzorg de interne systemen heeft losgekoppeld van het internet vanwege signalen van een mogelijke kwetsbaarheid in de Citrix-systemen.2 Op basis van het technisch en forensisch onderzoek is vastgesteld dat er inderdaad gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheden in die systemen. Tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Verder forensisch en strafrechtelijk onderzoek vindt nog plaats. Inmiddels heeft het College van procureurs-generaal besloten om het OM stapsgewijs weer aan te laten sluiten op het internet. Hierover heb ik u op 4 augustus jl. geïnformeerd.3
Zijn er mogelijk vertrouwelijke gegevens ingezien of gestolen?
Zoals reeds gemeld in de brief van 4 augustus jl. zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
Zijn de back-ups van dossiers geborgd?
Ja.
Bestaat het risico op vertraging of vormfouten in lopende strafzaken door het misbruik van deze kwetsbaarheid bij het OM? Of zijn er andere operationele risico’s?
In algemene zin had de gehele afsluiting van het OM van het internet impact op het OM zelf en alle samenwerkingspartners. Door alle betrokkenen is dagelijks hard gewerkt om de ontstane knelpunten en effecten zoveel mogelijk op te lossen, met als doel de impact zoveel mogelijk beperken en de mogelijke risico’s mitigeren. Het OM en alle ketenpartners hebben intensief samengewerkt. Het doorgaan van zittingen en behandelen van strafzaken hebben prioriteit gekregen en voor spoedeisende processen zijn afspraken gemaakt met ketenpartners.
Tegelijkertijd leidt de situatie tot verstoringen en vertragingen in de operationele werkprocessen met ketenpartners. Om deze operationele uitdagingen zoveel als mogelijk te mitigeren, zijn er verschillende maatregelen geïmplementeerd. Over de meest recente situatie, inclusief de knelpunten en effecten, heb ik uw Kamer op 12 augustus jl. geïnformeerd.4
Zijn er maatregelen genomen om de bestaande, bekende kwetsbaarheden te verminderen?
In de periode vanaf juni 2025 tot aan 23 juli 2025 zijn er meerdere kwetsbaarheden bekend geworden van Citrix-systemen. Het NCSC heeft alle organisaties die Citrix NetScaler ADC en Citrix NetScaler Getaway gebruiken opgeroepen om onderzoek te doen naar mogelijk gebruik van de kwetsbaarheden, ook als de kwetsbaarheden reeds waren verholpen middels de update. Het NCSC heeft hier verschillende beveiligingsadviezen voor uitgebracht.
Het OM heeft naar aanleiding hiervan verscheidene maatregelen genomen, waaronder het loskoppelen van de systemen van het internet, en het bijwerken onder meer van de software waardoor de kwetsbaarheid is ontstaan om het veiligheidslek te dichten. Ook loopt er een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast heeft het OM onderzoek gedaan om gebruik van de systemen te kunnen onderkennen of uit te kunnen sluiten. Er zijn tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
De livegang van de systemen van het OM dient stapsgewijs plaats te vinden, onder meer omdat deze zorgvuldig moet worden ingericht, met versterkte monitoring en detectie, omdat misbruik nooit helemaal kan worden uitgesloten.
Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat rechters structureel door voorzorgsmaatregelen worden gehinderd in hun werkzaamheden, in het geval er toch een kwetsbaarheid aan het licht komt?
Met uitzondering van de (super) snelrechtzittingen hebben de zittingen voor het overgrote deel doorgang kunnen vinden. Wel zijn er alternatieve oplossingen bedacht voor werkprocessen om doorgang te kunnen waarborgen. Zo kon de advocatuur (proces)stukken die kort voor de behandeling van de zitting aangeleverd dienen te worden, sturen naar de Rechtspraak, die de processtukken vervolgens heeft verspreid naar de procespartijen. Daarnaast is er voor spoedeisende beslissingen geregeld dat de Rechtspraak – in plaats van het OM – deze naar het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) stuurt. Het CJIB legt de beslissingen vervolgens op gebruikelijke en juiste wijze ten uitvoer. De focus ligt nu op de livegang van het OM. Het is nog te vroeg om te beoordelen of het nodig is om structurele maatregelen te treffen.
Zijn er redenen waarom de beschikbare, uitgebrachte patch niet kon voorkomen dat deze kwetsbaarheid is gemitigeerd?
Het moment waarop gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheid in relatie tot het moment van patchen hangt samen met onderdelen uit het strafrechtelijk onderzoek. Ik wil niet op de uitkomsten daarvan vooruitlopen.
Wanneer heeft het OM de patch geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 8.
Was de implementatietijd van de patch voldoende om de systemen te beschermen tegen de hack?
Zie antwoord vraag 8.
Is er binnen het huidige audit- en screeningbeleid voldoende en tijdige aandacht geweest voor deze kwetsbaarheid? Geldt dit ook voor de leverancier van Citrix Netscaler?
Het NCSC heeft op verschillende momenten beveiligingsadviezen uitgebracht aan alle organisaties over de kwetsbaarheden in de Citrix-systemen, en heeft het OM naar aanleiding daarvan verschillende stappen gezet. Het OM volgt standaard operationele procedures om zo adequaat mogelijk te reageren op waarschuwingen. Er loopt nog nader onderzoek naar de omvang van het eventuele gebruik, de preventieve maatregelen die zijn genomen en de effecten daarvan.
Heeft het OM tijdig en adequaat gereageerd op de waarschuwingen van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de protocollen voor het omgaan met dergelijke waarschuwingen en zijn deze gevolgd?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
De vragen zijn waar relevant in samenhang beantwoord ter voorkoming van herhaling.
Subsidies van SDG Nederland aan Extinction Rebellion |
|
André Flach (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Extinction Rebellion ontvangt overheidsgeld via speciaal fonds»?1
Klopt deze berichtgeving dat er geld via het SDG Gemeenschapsfonds naar Extinction Rebellion gaat?
Kunt u aangeven welke bedragen in welke jaren via het SDG Gemeenschapsfonds naar Extinction Rebellion zijn gegaan?
Hoe groot is de jaarlijkse bijdrage aan het SDG gemeenschapsfonds in het algemeen?
Welk percentage van het SDG gemeenschapsfonds komt van de subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Welke eisen stelt u daarvoor aan het gemeenschapsfonds en SDG Nederland?
Kunt u toelichten waarom SDG Nederland Extinction Rebellion noemt als «inspirerend praktijkvoorbeeld» met vermelding dat zij «goed aansluiten bij de criteria van het fonds»?2
Bent u bereid aanvullende eisen te stellen waaronder dat deze gelden niet direct of indirect besteed mogen worden aan onwettige demonstraties, voorbereiding daarvoor, of de juridische verdediging van deelnemers daaraan?
Vindt u het passend en te rechtvaardigen dat er overheidsgeld gaat naar een organisatie die als doel heeft burgerlijk ongehoorzaam te zijn tegen de overheid en het gevoerde beleid?
Zo nee, bent u dan bereid deze geldstroom te verhinderen en welke stappen bent u bereid daartoe te ondernemen?
De betrokkenheid van Extinction Rebellion bij het Nationaal Burgerberaad Klimaat |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de via een WOO-verzoek openbaar gemaakte e-mails en documenten waaruit blijkt dat Extinction Rebellion (XR) actief betrokken is geweest bij de voorbereiding van het Nationaal Burgerberaad Klimaat, waaronder het leveren van input voor uitnodigingen, discussienotities en de opzet van het beraad?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de openbaar gemaakte e-mails en documenten.
Kunt u bevestigen dat vertegenwoordigers van XR rechtstreeks contact hadden met het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL), waarbij zij expliciet verzochten betrokken te worden bij de inhoudelijke voorbereiding?
Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) is verzocht om een secretariaat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter op te richten om het burgerberaad te organiseren. Tijdens de voorbereiding van het burgerberaad heeft het onafhankelijk secretariaat van het burgerberaad met een brede groep van partijen en belanghebbenden gesproken. Denk hierbij aan: sociaaleconomische (koepel)organisaties, maatschappelijke organisaties, belangengroepen en het bedrijfsleven. Een deel hiervan heeft zich zelf gemeld (waaronder XR) en een deel is actief benaderd door het secretariaat (bijvoorbeeld VNO-NCW, FNV, CNV en de Kinderombudsman). Zo heeft het secretariaat breed kennis en lessen opgehaald vanuit verschillende maatschappelijke perspectieven. De uiteindelijke keuzes in de voorbereiding van het burgerberaad zijn gemaakt door het onafhankelijk secretariaat op basis van de 10 randvoorwaarden die zijn vastgesteld door het kabinet en de Tweede Kamer2.
Het secretariaat heeft tijdens de fase van inhoudelijke voorbereiding de werkwijze gehanteerd om iedereen die contact opnam van een reactie te voorzien. Zo ook XR. De input van XR richting het secretariaat was op eigen initiatief van XR en heeft niet geleid tot aanpassingen door het secretariaat.
Het onafhankelijk secretariaat heeft later in het proces aan een breed scala van belanghebbenden – waaronder bovengenoemde partijen en ook alle fracties van de Tweede Kamer – de mogelijkheid geboden om deskundigen aan te dragen. De deelnemers van het burgerberaad hebben vervolgens zelf bepaald welke deskundigen werden uitgenodigd. De deelnemers hebben niet gekozen voor de aangedragen deskundige van XR. De keuze van de deelnemers heeft geleid tot een grote verscheidenheid aan deskundigen en perspectieven die in het burgerberaad zijn ingebracht. In het kader van transparantie is de werkwijze van het secretariaat rond kennisvoorziening en het keuzeproces van de deelnemers rond de deskundigen die ze hebben uitgenodigd terug te vinden op de publiekswebsite van het burgerberaad3.
Acht u het wenselijk dat een activistische organisatie als XR, die zich richt op ontwrichting van de samenleving en bewust de wet overtreedt, directe invloed heeft gehad op de totstandkoming van een beleidsadviestraject dat als neutraal en representatief gepresenteerd wordt?
Zoals aangegeven is tijdens de inhoudelijke voorbereiding van het burgerberaad met een brede groep van partijen en belanghebbenden gesproken. XR heeft zich zelf gemeld bij het onafhankelijk secretariaat en het secretariaat heeft in haar reactie op XR de werkwijze gehanteerd zoals beschreven in vraag 2. Het secretariaat maakt de keuzes rond de inrichting van het burgerberaad. Dit doet het secretariaat onafhankelijk, neutraal en op basis van de 10 randvoorwaarden die zijn vastgesteld door het kabinet en de Tweede Kamer4. Zoals in de beantwoording van vraag 2 is toegelicht, was er hierin geen directe invloed van XR.
Hoe rijmt u de betrokkenheid van XR met de uitgangspunten van onafhankelijkheid, neutraliteit en brede maatschappelijke vertegenwoordiging die u het burgerberaad heeft meegegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de gelote deelnemers van het burgerberaad vooraf niet expliciet zijn geïnformeerd over de betrokkenheid van XR bij de voorbereiding?
De deelnemers zijn in algemene zin geïnformeerd over het feit dat het onafhankelijk secretariaat tijdens de voorbereiding gesproken heeft met verscheidende partijen en belanghebbenden. De deelnemers zijn echter niet expliciet geïnformeerd over welke partijen dit zijn.
Welke waarborgen zijn er getroffen om te voorkomen dat het beraad wordt beïnvloed door ideologisch gedreven actiegroepen met een vooraf bepaalde agenda?
Voor een goed en legitiem burgerberaad is van belang dat de deelnemers een goede afspiegeling vormen van de samenleving waarbij ieder zijn eigen perspectief meeneemt naar de bijeenkomsten. De deelnemers moeten een advies kunnen geven zonder druk of beïnvloeding vanuit de maatschappij, actiegroepen of de politiek. Het is de verantwoordelijkheid van de onafhankelijk voorzitter om dit te waarborgen. Het onafhankelijk secretariaat zorgt voor ondersteuning van het burgerberaad met feitelijke en volledige informatie (randvoorwaarde 9). Het secretariaat zorgt dat kennis vanuit verschillende perspectieven voor het burgerberaad beschikbaar is. Een wetenschappelijke werkgroep geeft advies aan het secretariaat over kennis die het burgerberaad kan gebruiken. Tijdens het hele proces maken de deelnemers van het burgerberaad zelf keuzes over welke kennis en informatie ze willen ontvangen, en welke deskundigen ze uitnodigen. Dit hele proces is transparant te volgen voor heel Nederland via de publiekswebsite van het burgerberaad5.
Kunt u uitsluiten dat (individuen gelieerd aan) XR zitting nemen in het kennispanel, het ondersteuningsteam of andere begeleidende organen rond het burgerberaad?
Leden van de wetenschappelijke werkgroep, het ondersteuningsteam of andere begeleidende organen zijn door het onafhankelijk secretariaat geselecteerd op basis van hun kennis en kunde. Voor XR als organisatie is er geen rol in deze gremia. Betrokkenheid op persoonlijke titel is echter nooit uit te sluiten. Zoals eerder beschreven zijn er geen inhoudelijke deskundigen vanuit XR gehoord door de deelnemers van het burgerberaad.
Erkent u dat XR zich herhaaldelijk schuldig maakt aan strafbare feiten, zoals het blokkeren van snelwegen, het verstoren van de democratische rechtsorde en het bewust ontregelen van maatschappelijke processen?
Demonstreren is een belangrijk grondrecht, maar moet altijd gebeuren binnen de grenzen van de wet. Het demonstratierecht is niet onbegrensd en bepaalde vormen van protesten kunnen ontwrichtend zijn. Het blokkeren van snelwegen is daarvan een voorbeeld en keur ik daarom ook af. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of sprake is van een strafbare gedraging en of vervolging opportuun is. Het is vervolgens aan de rechter om te bepalen of er daadwerkelijk in strijd is gehandeld met de wet.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van XR bij het Nationaal Burgerberaad Klimaat de legitimiteit, geloofwaardigheid en representativiteit van het gehele traject fundamenteel ondermijnt?
Deze mening deelt het kabinet niet. Er was namelijk geen sprake van betrokkenheid van XR bij het burgerberaad, anders dan elke organisatie die input kon leveren aan het secretariaat. In het antwoord op vraag 6 wordt beschreven hoe door middel van de 10 randvoorwaarden de legitimiteit van het burgerberaad wordt gewaarborgd.
Bent u bereid om alle stukken, correspondentie en het eindrapport zo spoedig mogelijk (uiterlijk september 2025) naar de Kamer te sturen, zodat er in een politiek debat een oordeel gegeven kan worden over uitkomsten en de totstandkoming daarvan? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de zesde bijeenkomst op 21 en 22 juni jl. hebben de deelnemers van het burgerberaad gezamenlijk besloten de overhandiging van hun advies over de verkiezingen heen te tillen. Ze presenteren hun adviesrapport – en bijbehorende stukken – nu eind november aan de nieuwe Tweede Kamer en het demissionaire kabinet.
De advertentie van ambtenaren van het ministerie van Asiel en Migratie |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Hoe reageert u op de advertentie in dagblad Trouw van ambtenaren van het Ministerie van Asiel en Migratie, waarin kennelijk afstand wordt genomen u?1
Hoe verhoudt deze advertentie zich volgens u tot het loyaliteitsvereiste van een ambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017? Hoe weegt u daarbij de gekozen uitingswijze, namelijk het welbewust zoeken van een landelijk platform om een gevoelige boodschap zo breed mogelijk te verspreiden?
Onderkent u dat dergelijke uitingen door ambtenaren op gespannen voet staan met de bepaling dat een ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? Vindt u het ook onacceptabel dat groepen ambtenaren op oneigenlijke wijze de taak van het departement doorkruisen door schijnbaar in naam van de organisatie boodschappen te verspreiden?
Deelt u de mening dat een dergelijke actie potentieel schadelijk is voor bewindspersonen én ambtenaren, aangezien door middel van rolvermenging de verschillende posities worden ondermijnd?
Welke stappen heeft u ondernomen of bent u voornemens te ondernemen naar aanleiding van deze advertentie?
Bent u bereid in het kabinet aandacht te vragen voor het feit dat ambtenaren zich vaker lijken uit te spreken tegen het optreden van bewindspersonen of het kabinet, zoals eerder ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich uitspraken tegen het Israëlbeleid?
Daar zie ik op dit moment geen aanleiding toe.
Subsidies van SDG Nederland aan Extinction Rebellion |
|
André Flach (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Extinction Rebellion ontvangt overheidsgeld via speciaal fonds»?1
Klopt deze berichtgeving dat er geld via het SDG Gemeenschapsfonds naar Extinction Rebellion gaat?
Kunt u aangeven welke bedragen in welke jaren via het SDG Gemeenschapsfonds naar Extinction Rebellion zijn gegaan?
Hoe groot is de jaarlijkse bijdrage aan het SDG gemeenschapsfonds in het algemeen?
Welk percentage van het SDG gemeenschapsfonds komt van de subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Welke eisen stelt u daarvoor aan het gemeenschapsfonds en SDG Nederland?
Kunt u toelichten waarom SDG Nederland Extinction Rebellion noemt als «inspirerend praktijkvoorbeeld» met vermelding dat zij «goed aansluiten bij de criteria van het fonds»?2
Bent u bereid aanvullende eisen te stellen waaronder dat deze gelden niet direct of indirect besteed mogen worden aan onwettige demonstraties, voorbereiding daarvoor, of de juridische verdediging van deelnemers daaraan?
Vindt u het passend en te rechtvaardigen dat er overheidsgeld gaat naar een organisatie die als doel heeft burgerlijk ongehoorzaam te zijn tegen de overheid en het gevoerde beleid?
Zo nee, bent u dan bereid deze geldstroom te verhinderen en welke stappen bent u bereid daartoe te ondernemen?
Kunt u juridisch onderbouwen waarom er volgens «uw mening» geen sprake is van onzorgvuldig bestuur of misbruik van uw bevoegdheden, wat betreft het vertragen van de openbaarmaking van emissiegegevens (Kamerstuk 2025D34630)?1
Kunt u toelichten hoe uw intenties, ondanks de door u geachte zuiverheid daarvan, zich verhouden tot de wet?2
Bent u het met het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) eens dat «emissiegegevens belangrijk zijn voor de gehele bevolking» en dat «de wet heel duidelijk is over de openbaarheid daarvan»? Zo ja, waarom heeft u er dan voor gekozen deze van de Nederlandse bevolking te onthouden, ondanks andere mogelijke routes?3
Hoe kijkt u naar het advies van het ACOI en de uitspraak van de rechter, dat de impact van schadelijke stoffen groot kan zijn op de leefomgeving van mensen en hun gezondheid, en dat de wet daarom heel duidelijk is over de openbaarheid van emissiegegevens: «die gaat boven alles»?4 5
Hoeveel en welke (juridische) experts en betrokkenen heeft u geconsulteerd toen u de inschatting maakte dat een publicatie over de openbaring van gegevens in de Staatscourant «onvoldoende» is, ondanks de duizenden reacties van boerenondernemers op Minister Adema’s besluit?6
Kunt u toelichten hoe uw inschatting in vraag vijf, zich verhoudt tot de wet?
Kunt u toelichten hoe u het, volgens u, belangrijke thema van het beschermen van de persoonlijke (adres)gegevens (Kamerstuk 2025D34630) heeft afgewogen tegen de adviezen van het ACOI, adviezen van uw eigen ambtenaren en een uitspraak van de rechtbank Overijssel?7 8
Klopt het dat u zich zorgen maakt over de sociale veiligheid van boeren bij het publiceren van (adres)gegevens van de ondernemers? Zo ja, hoe frequent heeft u contact hierover met de Minister van Jusitie en Veiligheid (J&V)? Welke maatregelen, naast het negeren van de wet, heeft u naar aanleiding van die gesprekken genomen om de veiligheid te verbeteren?
Deelt u de mening dat u zich aan de wet kan houden en tegelijkertijd de sociale veiligheid van boeren kan waarborgen? Zo ja, hoe kijkt u naar het advies van het ACOI dat u, in plaats van de wet te negeren, «in overleg zou moeten gaan met alle betrokken partijen en experts over hoe u de emissiegegevens kunt publiceren, en tegelijkertijd kan investeren in (onderzoek naar) de sociale veiligheid van boeren»?9 Zo nee, waarom niet?
Hoe reflecteert u op de berichtgeving dat «u het standpunt deelt dat er geen duidelijke toegevoegde waarde is van het opnieuw informeren van veehouders, als al vaststaat de de gegevens gepubliceerd moeten worden», en «uw handelen daardoor geen rechtens te respecteren doel heeft»?10
Vindt u dat een Minister boven de wet staat? Zo nee, kunt u toelichten waarom u ervoor kiest uw intenties en uw politieke, dan wel persoonlijke, overwegingen zwaarder te laten wegen dan de wet, door routinematig, rechtmatige, Wet open overheid (Woo)-verzoeken te blokkeren?11
Deelt u de mening dat deze gang van zaken (onnodig) meer druk zet op de rechterlijke macht, die al te maken hebben met een gigantische werklast? Zo nee, kunt u toelichten hoe een hoger beroep de werklast vermindert of gelijk houdt?
Vindt u het van belang dat belastinggeld zorgvuldig en verantwoord wordt uitgegeven? Zo ja, kunt u toelichten hoe het besteden van vijf tot 14 miljoen euro aan het overdoen van een proces waarbij het volgens de rechter »ondenkbaar» is dat het zal leiden tot een andere uitkomst, een zorgvuldige en verantwoorde uitgave is?12
Bent u van mening dat u opkomt voor het algemeen belang, in plaats van het specifieke belang? Zo ja, hoe kan het dat u zich alleen hard maakt voor uw inschatting van welke informatie boeren nodig hebben, in plaats van het recht dat burgers, belangenbehartigers en de journalistiek hebben op informatie om hun overheid te controleren?
Bent u, alles overwegend, bereid het hoger beroep in te trekken?
Kunt u toezeggen onderzoek te doen naar de sociale veiligheid van boeren en daarin te investeren?
Kunt u toezeggen deze vragen één voor één, uiterlijk voor het Commissiedebat Stikstof en mestbeleid op 10 september 2025 te beantwoorden?
Spreiding Rijkswerkgelegenheid en ontwikkeling Rijksdienst |
|
Sander van Waveren (NSC) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Onderschrijft het kabinet nog steeds de doelstellingen voor spreiding van Rijkswerkgelegenheid, zoals vastgelegd in de Kamerbrieven van 8 mei 2024 en 25 oktober 2024?1 2
Op welke wijze is de versterkte, coördinerende rol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot uitvoering gebracht? Kunt u dit voor elk van de punten (a t/m e), die in de brief van 8 mei genoemd worden separaat concreet maken met voorbeelden?
Kunt u aangeven welke werkgelegenheid feitelijk op een andere locatie is beland door de coördinerende inzet van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, graag met aantallen fte en vestigingslocaties?
Indien onder vraag 3 geen of weinig concrete voorbeelden genoemd kunnen worden, wat bent u dan voornemens te wijzigen in het beleid om de beoogde doelstellingen alsnog te bereiken?
Heeft u in de Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst (MCTR) al gesproken over de effecten van de krimptaakstelling op de regionale spreiding van Rijkswerkgelegenheid? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan?
In hoeverre zijn de regionale effecten van de voorgenomen bezuinigingen op de Rijksdienst op dit moment in beeld en op welke wijze wordt daar op gestuurd?
Kunt u per ministerie aangeven hoe de uitvoering van de 22% taakstelling uitpakt voor de regionale spreiding van de werkgelegenheid?
Bent u van mening dat de taakstelling – door de opdracht die daaronder ligt – voor het overgrote deel in de Haagse departementen moet neerslaan?
Bent u bereid in de eerstvolgende MCTR of anderszins binnen het kabinet te komen tot een Rijksbrede werkwijze om te voorkomen dat krimp van de Rijksdienst leidt tot verminderde regionale spreiding? Zo nee, waarom niet?
Iftars op ministeries |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
|
Kunt u aangeven op welke ministeries er dit jaar een iftar (avondeten tijdens de ramadan) is georganiseerd?
Op wiens initiatief zijn deze iftars georganiseerd?
Kunt u aangeven wat de kosten per iftar per ministerie bedroegen?
Hoe verhoudt het faciliteren van religieuze bijeenkomsten door ministeries zich tot het grondwettelijke principe van de scheiding van kerk en staat?
Bent u van mening dat ambtenaren neutraal hun ambt moeten bekleden en dat het organiseren van iftars haaks staat op de neutraliteit van ambtenaren?
Het bericht “Powerplay bewindspersonen BBB: landbouwpost in Rome blijft voorlopig leeg” |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Rummenie , Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat de benoeming voor de permanente vertegenwoordiger in Rome al sinds december 2024 stilligt?1
Klopt het dat deze benoeming stilligt omdat de BBB-bewindspersonen al twee kandidaten hebben afgewezen? Zo nee, waar ligt dit dan aan?
Hoe vaak komt het voor dat een voordracht van de selectiecommissie voor een functie op dit niveau door de politieke top van een ministerie niet ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de ministerraad? Hoe vaak komt het voor dat dit twee keer achter elkaar gebeurt?
Wat is de motivatie achter het tot tweemaal toe in de wind slaan van het advies van de selectiecommissie?
Klopt het dat de Staatssecretaris van LVVN de voorkeur heeft voor een eigen kandidaat die inmiddels is afgewezen?
Kunt u het rijksbrede benoemingenbeleid voor diplomatieke posities uiteenzetten? Welke rol is hierin weggelegd voor de persoonlijke voorkeur van bewindspersonen?
Is er contact geweest tussen de Staatssecretaris van LVVN en de Minister-President en/of de Minister van Buitenlandse Zaken over de benoeming? Zo ja, wat was de aard van dit contact?
Klopt het dat verschillende benoemingen voor commissies bij VN-organisaties op het gebied van landbouw «op persoonlijke titel» plaatsvinden en dat dit dus betekent dat Nederland niet meedingt naar vertegenwoordiging in deze commissies zolang er geen permanente vertegenwoordiger benoemd is?
Welke benoemingen voor commissies bij VN-organisaties zijn er sinds december 2024 voorbijgekomen, waarop Nederland geen kans maakt door het ontbreken van een permanent vertegenwoordiger?
Welke benoemingen in commissies komen er tot aan december 2025 nog voorbij en missen we als Nederland dus mogelijk ook?
Op welke andere vlakken is Nederland op dit moment minder effectief omdat we deze belangrijke post niet hebben ingevuld? Kunt u hierop een concreet antwoord geven gerelateerd aan de verschillende aspecten van het takenpakket van de permanent vertegenwoordiger?
Deelt u de mening dat het absurd is dat Nederland een belangrijke post als deze niet binnen een normale termijn ingevuld krijgt?
Bent u bereid bovenstaande vragen individueel en uiterlijk op 25 augustus 2025 te beantwoorden?
De brief van de minister van Justitie en Veiligheid “Informatiebeveiliging OM” |
|
Martijn Buijsse (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
van Marum , David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u van mening dat het loskoppelen van de interne digitale omgeving van het Openbaar Ministerie (OM) een zware maatregel is?
Het loskoppelen van het OM van het internet is inderdaad een zware maatregel. Het OM heeft mij echter laten weten dat die in dit geval onvermijdelijk werd geacht.
Kunt u uitleggen waarom dit uit voorzorg gedaan is? Welke gebeurtenissen of risico’s gaven daar aanleiding toe?
Op 17 juli jl. berichtte ik u dat het OM uit voorzorg de interne systemen heeft losgekoppeld van het internet vanwege signalen van een mogelijke kwetsbaarheid in de Citrix-systemen.2 Op basis van het technisch en forensisch onderzoek is vastgesteld dat er inderdaad gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheden in die systemen. Tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Verder forensisch en strafrechtelijk onderzoek vindt nog plaats. Inmiddels heeft het College van procureurs-generaal besloten om het OM stapsgewijs weer aan te laten sluiten op het internet. Hierover heb ik u op 4 augustus jl. geïnformeerd.3
Zijn er mogelijk vertrouwelijke gegevens ingezien of gestolen?
Zoals reeds gemeld in de brief van 4 augustus jl. zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
Zijn de back-ups van dossiers geborgd?
Ja.
Bestaat het risico op vertraging of vormfouten in lopende strafzaken door het misbruik van deze kwetsbaarheid bij het OM? Of zijn er andere operationele risico’s?
In algemene zin had de gehele afsluiting van het OM van het internet impact op het OM zelf en alle samenwerkingspartners. Door alle betrokkenen is dagelijks hard gewerkt om de ontstane knelpunten en effecten zoveel mogelijk op te lossen, met als doel de impact zoveel mogelijk beperken en de mogelijke risico’s mitigeren. Het OM en alle ketenpartners hebben intensief samengewerkt. Het doorgaan van zittingen en behandelen van strafzaken hebben prioriteit gekregen en voor spoedeisende processen zijn afspraken gemaakt met ketenpartners.
Tegelijkertijd leidt de situatie tot verstoringen en vertragingen in de operationele werkprocessen met ketenpartners. Om deze operationele uitdagingen zoveel als mogelijk te mitigeren, zijn er verschillende maatregelen geïmplementeerd. Over de meest recente situatie, inclusief de knelpunten en effecten, heb ik uw Kamer op 12 augustus jl. geïnformeerd.4
Zijn er maatregelen genomen om de bestaande, bekende kwetsbaarheden te verminderen?
In de periode vanaf juni 2025 tot aan 23 juli 2025 zijn er meerdere kwetsbaarheden bekend geworden van Citrix-systemen. Het NCSC heeft alle organisaties die Citrix NetScaler ADC en Citrix NetScaler Getaway gebruiken opgeroepen om onderzoek te doen naar mogelijk gebruik van de kwetsbaarheden, ook als de kwetsbaarheden reeds waren verholpen middels de update. Het NCSC heeft hier verschillende beveiligingsadviezen voor uitgebracht.
Het OM heeft naar aanleiding hiervan verscheidene maatregelen genomen, waaronder het loskoppelen van de systemen van het internet, en het bijwerken onder meer van de software waardoor de kwetsbaarheid is ontstaan om het veiligheidslek te dichten. Ook loopt er een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast heeft het OM onderzoek gedaan om gebruik van de systemen te kunnen onderkennen of uit te kunnen sluiten. Er zijn tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
De livegang van de systemen van het OM dient stapsgewijs plaats te vinden, onder meer omdat deze zorgvuldig moet worden ingericht, met versterkte monitoring en detectie, omdat misbruik nooit helemaal kan worden uitgesloten.
Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat rechters structureel door voorzorgsmaatregelen worden gehinderd in hun werkzaamheden, in het geval er toch een kwetsbaarheid aan het licht komt?
Met uitzondering van de (super) snelrechtzittingen hebben de zittingen voor het overgrote deel doorgang kunnen vinden. Wel zijn er alternatieve oplossingen bedacht voor werkprocessen om doorgang te kunnen waarborgen. Zo kon de advocatuur (proces)stukken die kort voor de behandeling van de zitting aangeleverd dienen te worden, sturen naar de Rechtspraak, die de processtukken vervolgens heeft verspreid naar de procespartijen. Daarnaast is er voor spoedeisende beslissingen geregeld dat de Rechtspraak – in plaats van het OM – deze naar het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) stuurt. Het CJIB legt de beslissingen vervolgens op gebruikelijke en juiste wijze ten uitvoer. De focus ligt nu op de livegang van het OM. Het is nog te vroeg om te beoordelen of het nodig is om structurele maatregelen te treffen.
Zijn er redenen waarom de beschikbare, uitgebrachte patch niet kon voorkomen dat deze kwetsbaarheid is gemitigeerd?
Het moment waarop gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheid in relatie tot het moment van patchen hangt samen met onderdelen uit het strafrechtelijk onderzoek. Ik wil niet op de uitkomsten daarvan vooruitlopen.
Wanneer heeft het OM de patch geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 8.
Was de implementatietijd van de patch voldoende om de systemen te beschermen tegen de hack?
Zie antwoord vraag 8.
Is er binnen het huidige audit- en screeningbeleid voldoende en tijdige aandacht geweest voor deze kwetsbaarheid? Geldt dit ook voor de leverancier van Citrix Netscaler?
Het NCSC heeft op verschillende momenten beveiligingsadviezen uitgebracht aan alle organisaties over de kwetsbaarheden in de Citrix-systemen, en heeft het OM naar aanleiding daarvan verschillende stappen gezet. Het OM volgt standaard operationele procedures om zo adequaat mogelijk te reageren op waarschuwingen. Er loopt nog nader onderzoek naar de omvang van het eventuele gebruik, de preventieve maatregelen die zijn genomen en de effecten daarvan.
Heeft het OM tijdig en adequaat gereageerd op de waarschuwingen van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de protocollen voor het omgaan met dergelijke waarschuwingen en zijn deze gevolgd?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
De vragen zijn waar relevant in samenhang beantwoord ter voorkoming van herhaling.
“Rijkswaterstaat sluit brug Urmond anderhalf jaar volledig af, maar gemeente Stein verzet zich: ‘Niet akkoord met samenloop verbreding A2’” |
|
Natascha Wingelaar (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Tieman |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in De Limburger van 11 juli 2025, waarin wordt gemeld dat de brug over het Julianakanaal bij Urmond anderhalf jaar volledig wordt afgesloten voor alle verkeer?1
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft gekozen voor een volledige afsluiting van de brug, ondanks bezwaren en aangedragen alternatieven door de gemeente Stein en inwoners van Urmond?
Op welke wijze zijn de gemeente Stein en de inwoners van Urmond betrokken geweest bij het besluitvormingsproces? In hoeverre zijn hun inzichten en zorgen meegenomen?
Hoe verhoudt deze aanpak zich tot uw beleid rondom burgerparticipatie en het betrekken van lokale gemeenschappen bij infrastructurele besluiten?
Deelt u de mening dat overheidsbetrouwbaarheid ook inhoudt dat inwoners erop mogen vertrouwen dat hun stem serieus wordt genomen in besluiten die grote impact hebben op hun leefomgeving?
Waarom is niet gekozen voor een gedeeltelijke of gefaseerde afsluiting, zodat de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid van Urmond gewaarborgd konden blijven?
Welke samenhang is er met de werkzaamheden rondom de verbreding van de A2? Op welke manier wordt hier rekening mee gehouden bij Rijkswaterstaat? Welke alternatieven zijn er qua planning van de beide projecten?
Is er een maatschappelijke impactanalyse gemaakt van deze afsluiting? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in overleg te treden met Rijkswaterstaat en de gemeente Stein om te heroverwegen of alternatieve uitvoeringsvarianten mogelijk zijn die minder ontwrichtend zijn voor de gemeenschap?
Bent u bereid om nog eens goed naar alternatieve tijdelijke maatregelen te kijken zoals een fietsbrug, watertaxi, of andere maatregelen die de impact voor de gemeenschap verminderen?
Welke lessen trekt u uit dit dossier voor toekomstige projecten, zodat lokale gemeenschappen niet het gevoel hebben overruled te worden door rijksdiensten?
Kunt u toezeggen dat voortaan bij soortgelijke infrastructurele ingrepen burgerparticipatie structureel wordt verankerd en transparanter wordt gerapporteerd hoe met lokale input is omgegaan?
Bent u bereid bovenstaande vragen binnen 14 dagen te beantwoorden?
De betrokkenheid van Extinction Rebellion bij het Nationaal Burgerberaad Klimaat |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de via een WOO-verzoek openbaar gemaakte e-mails en documenten waaruit blijkt dat Extinction Rebellion (XR) actief betrokken is geweest bij de voorbereiding van het Nationaal Burgerberaad Klimaat, waaronder het leveren van input voor uitnodigingen, discussienotities en de opzet van het beraad?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de openbaar gemaakte e-mails en documenten.
Kunt u bevestigen dat vertegenwoordigers van XR rechtstreeks contact hadden met het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL), waarbij zij expliciet verzochten betrokken te worden bij de inhoudelijke voorbereiding?
Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) is verzocht om een secretariaat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter op te richten om het burgerberaad te organiseren. Tijdens de voorbereiding van het burgerberaad heeft het onafhankelijk secretariaat van het burgerberaad met een brede groep van partijen en belanghebbenden gesproken. Denk hierbij aan: sociaaleconomische (koepel)organisaties, maatschappelijke organisaties, belangengroepen en het bedrijfsleven. Een deel hiervan heeft zich zelf gemeld (waaronder XR) en een deel is actief benaderd door het secretariaat (bijvoorbeeld VNO-NCW, FNV, CNV en de Kinderombudsman). Zo heeft het secretariaat breed kennis en lessen opgehaald vanuit verschillende maatschappelijke perspectieven. De uiteindelijke keuzes in de voorbereiding van het burgerberaad zijn gemaakt door het onafhankelijk secretariaat op basis van de 10 randvoorwaarden die zijn vastgesteld door het kabinet en de Tweede Kamer2.
Het secretariaat heeft tijdens de fase van inhoudelijke voorbereiding de werkwijze gehanteerd om iedereen die contact opnam van een reactie te voorzien. Zo ook XR. De input van XR richting het secretariaat was op eigen initiatief van XR en heeft niet geleid tot aanpassingen door het secretariaat.
Het onafhankelijk secretariaat heeft later in het proces aan een breed scala van belanghebbenden – waaronder bovengenoemde partijen en ook alle fracties van de Tweede Kamer – de mogelijkheid geboden om deskundigen aan te dragen. De deelnemers van het burgerberaad hebben vervolgens zelf bepaald welke deskundigen werden uitgenodigd. De deelnemers hebben niet gekozen voor de aangedragen deskundige van XR. De keuze van de deelnemers heeft geleid tot een grote verscheidenheid aan deskundigen en perspectieven die in het burgerberaad zijn ingebracht. In het kader van transparantie is de werkwijze van het secretariaat rond kennisvoorziening en het keuzeproces van de deelnemers rond de deskundigen die ze hebben uitgenodigd terug te vinden op de publiekswebsite van het burgerberaad3.
Acht u het wenselijk dat een activistische organisatie als XR, die zich richt op ontwrichting van de samenleving en bewust de wet overtreedt, directe invloed heeft gehad op de totstandkoming van een beleidsadviestraject dat als neutraal en representatief gepresenteerd wordt?
Zoals aangegeven is tijdens de inhoudelijke voorbereiding van het burgerberaad met een brede groep van partijen en belanghebbenden gesproken. XR heeft zich zelf gemeld bij het onafhankelijk secretariaat en het secretariaat heeft in haar reactie op XR de werkwijze gehanteerd zoals beschreven in vraag 2. Het secretariaat maakt de keuzes rond de inrichting van het burgerberaad. Dit doet het secretariaat onafhankelijk, neutraal en op basis van de 10 randvoorwaarden die zijn vastgesteld door het kabinet en de Tweede Kamer4. Zoals in de beantwoording van vraag 2 is toegelicht, was er hierin geen directe invloed van XR.
Hoe rijmt u de betrokkenheid van XR met de uitgangspunten van onafhankelijkheid, neutraliteit en brede maatschappelijke vertegenwoordiging die u het burgerberaad heeft meegegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de gelote deelnemers van het burgerberaad vooraf niet expliciet zijn geïnformeerd over de betrokkenheid van XR bij de voorbereiding?
De deelnemers zijn in algemene zin geïnformeerd over het feit dat het onafhankelijk secretariaat tijdens de voorbereiding gesproken heeft met verscheidende partijen en belanghebbenden. De deelnemers zijn echter niet expliciet geïnformeerd over welke partijen dit zijn.
Welke waarborgen zijn er getroffen om te voorkomen dat het beraad wordt beïnvloed door ideologisch gedreven actiegroepen met een vooraf bepaalde agenda?
Voor een goed en legitiem burgerberaad is van belang dat de deelnemers een goede afspiegeling vormen van de samenleving waarbij ieder zijn eigen perspectief meeneemt naar de bijeenkomsten. De deelnemers moeten een advies kunnen geven zonder druk of beïnvloeding vanuit de maatschappij, actiegroepen of de politiek. Het is de verantwoordelijkheid van de onafhankelijk voorzitter om dit te waarborgen. Het onafhankelijk secretariaat zorgt voor ondersteuning van het burgerberaad met feitelijke en volledige informatie (randvoorwaarde 9). Het secretariaat zorgt dat kennis vanuit verschillende perspectieven voor het burgerberaad beschikbaar is. Een wetenschappelijke werkgroep geeft advies aan het secretariaat over kennis die het burgerberaad kan gebruiken. Tijdens het hele proces maken de deelnemers van het burgerberaad zelf keuzes over welke kennis en informatie ze willen ontvangen, en welke deskundigen ze uitnodigen. Dit hele proces is transparant te volgen voor heel Nederland via de publiekswebsite van het burgerberaad5.
Kunt u uitsluiten dat (individuen gelieerd aan) XR zitting nemen in het kennispanel, het ondersteuningsteam of andere begeleidende organen rond het burgerberaad?
Leden van de wetenschappelijke werkgroep, het ondersteuningsteam of andere begeleidende organen zijn door het onafhankelijk secretariaat geselecteerd op basis van hun kennis en kunde. Voor XR als organisatie is er geen rol in deze gremia. Betrokkenheid op persoonlijke titel is echter nooit uit te sluiten. Zoals eerder beschreven zijn er geen inhoudelijke deskundigen vanuit XR gehoord door de deelnemers van het burgerberaad.
Erkent u dat XR zich herhaaldelijk schuldig maakt aan strafbare feiten, zoals het blokkeren van snelwegen, het verstoren van de democratische rechtsorde en het bewust ontregelen van maatschappelijke processen?
Demonstreren is een belangrijk grondrecht, maar moet altijd gebeuren binnen de grenzen van de wet. Het demonstratierecht is niet onbegrensd en bepaalde vormen van protesten kunnen ontwrichtend zijn. Het blokkeren van snelwegen is daarvan een voorbeeld en keur ik daarom ook af. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of sprake is van een strafbare gedraging en of vervolging opportuun is. Het is vervolgens aan de rechter om te bepalen of er daadwerkelijk in strijd is gehandeld met de wet.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van XR bij het Nationaal Burgerberaad Klimaat de legitimiteit, geloofwaardigheid en representativiteit van het gehele traject fundamenteel ondermijnt?
Deze mening deelt het kabinet niet. Er was namelijk geen sprake van betrokkenheid van XR bij het burgerberaad, anders dan elke organisatie die input kon leveren aan het secretariaat. In het antwoord op vraag 6 wordt beschreven hoe door middel van de 10 randvoorwaarden de legitimiteit van het burgerberaad wordt gewaarborgd.
Bent u bereid om alle stukken, correspondentie en het eindrapport zo spoedig mogelijk (uiterlijk september 2025) naar de Kamer te sturen, zodat er in een politiek debat een oordeel gegeven kan worden over uitkomsten en de totstandkoming daarvan? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de zesde bijeenkomst op 21 en 22 juni jl. hebben de deelnemers van het burgerberaad gezamenlijk besloten de overhandiging van hun advies over de verkiezingen heen te tillen. Ze presenteren hun adviesrapport – en bijbehorende stukken – nu eind november aan de nieuwe Tweede Kamer en het demissionaire kabinet.
Het rapport ‘Tussen Minaret en Ministerie |
|
Doğukan Ergin (DENK), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Nobel , Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport »Tussen Minaret & Ministerie» van onderzoeksbureaus Movisie en MoslimPeil?1 2
In hoeverre deelt u de zorgen dat maar liefst 72 procent van de moskeebesturen weinig tot geen vertrouwen heeft in de overheid?
Ziet u in dat onder meer het heimelijk onderzoek doen in moskeeën, het schandaal van de Fraude Signalering Voorziening (zoals het doneren aan een moskee werd gezien als een indicator voor fraude) en het Toeslagenschandaal, het vertrouwen in de overheid ernstig heeft geschaad en dat de rijksoverheid er alles aan moet doen om dit vertrouwen te herstellen?
Welke nieuwe maatregelen is het kabinet van plan om te nemen naar aanleiding van het bovengenoemde rapport?
Erkent u uw eigen rol in de verdere polarisatie en ondermijning van het vertrouwen van moskeebestuurders en de islamitische gemeenschappen in de overheid, door uw uitspraak dat «islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven»? En bent u inmiddels bereid uw welgemeende excuses hiervoor aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid onomwonden uit te spreken dat moskeeën een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving en in dat licht ook te stoppen met al het stigmatiserende en discriminerende beleid dat moslims primair beschouwt als veiligheidsrisico?
In hoeverre wilt u zich inspannen om, zoals terecht gebeurt bij de bestrijding van antisemitisme, ook een aparte Nationaal Coördinator Bestrijding Moslimhaat in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete stappen gaat u zetten om nog vóór de aankomende verkiezingen te komen tot een jaarlijks en structureel overlegmoment tussen de politieke top van uw ministerie (waaronder uzelf) en vertegenwoordigers van de Nederlandse moslimgemeenschap en dit te implementeren in beleid?
De aanstelling van een oud GL-raadslid in Amsterdam en de directeur van Oxfam International als secretaris directeur van de Adviesraad Migratie |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Evelien van Roemburg secretaris-directeur Adviesraad Migratie»?1
Ja.
Klopt het dat Evelien van Roemburg, oud GroenLinks raadslid in Amsterdam, directeur Oxfam International en kandidaat Tweede Kamerlid voor GL-PvdA, is aangesteld als secretaris-directeur van de Adviesraad voor Migratie?
Ja.
Door wie is Evelien van Roemburg aangesteld als secretaris-directeur van de Adviesraad voor Migratie?
Bent u bekend met de uitspraken van Evelien van Roemburg over dat migratie niet het probleem is en dat het narratief moet worden omgebogen? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de visie van het kabinet dat asiel en migratie wel een probleem is en beperkt moet worden?2
Bent u er ook mee bekend met dat de Nederlandse afdeling van Oxfam zegt dat het kabinet leugens verspreidt over het asielbeleid en handelt in strijd met de rechtsstaat?3
Deelt u de mening dat de Adviesraad Migratie die u adviseert over het asiel- en migratiebeleid onafhankelijk en onpartijdig dient te zijn en personen met een uitgesproken linkse achtergrond u niet onafhankelijk en onpartijdig over het asielbeleid kunnen adviseren?
Gaat u gelet op bovenstaande ervoor zorgen dat de aanstelling van Evelien van Roemburg als secretaris-directeur van de Adviesraad Migratie per direct ongedaan wordt gemaakt?
De advertentie van ambtenaren van het ministerie van Asiel en Migratie |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Hoe reageert u op de advertentie in dagblad Trouw van ambtenaren van het Ministerie van Asiel en Migratie, waarin kennelijk afstand wordt genomen u?1
Hoe verhoudt deze advertentie zich volgens u tot het loyaliteitsvereiste van een ambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017? Hoe weegt u daarbij de gekozen uitingswijze, namelijk het welbewust zoeken van een landelijk platform om een gevoelige boodschap zo breed mogelijk te verspreiden?
Onderkent u dat dergelijke uitingen door ambtenaren op gespannen voet staan met de bepaling dat een ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? Vindt u het ook onacceptabel dat groepen ambtenaren op oneigenlijke wijze de taak van het departement doorkruisen door schijnbaar in naam van de organisatie boodschappen te verspreiden?
Deelt u de mening dat een dergelijke actie potentieel schadelijk is voor bewindspersonen én ambtenaren, aangezien door middel van rolvermenging de verschillende posities worden ondermijnd?
Welke stappen heeft u ondernomen of bent u voornemens te ondernemen naar aanleiding van deze advertentie?
Bent u bereid in het kabinet aandacht te vragen voor het feit dat ambtenaren zich vaker lijken uit te spreken tegen het optreden van bewindspersonen of het kabinet, zoals eerder ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich uitspraken tegen het Israëlbeleid?
Daar zie ik op dit moment geen aanleiding toe.
Het bericht dat bestuursorganen risicoprofilering mogen toepassen zonder specifieke wetgeving |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Zsolt Szabó (VVD), Struycken |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Rechtsbescherming tegen risicoprofilering op basis van de AVG, het EVRM en het Handvest»?1
Wij hebben kennis genomen van het artikel. De auteur, Fatma Çapkurt, bespreekt in dit artikel het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over geautomatiseerde besluitvorming en geautomatiseerde risicoselectie in relatie tot artikel 22 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).2 Artikel 22, eerste lid, AVG verbiedt het nemen van een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, gebaseerd besluit, wanneer dit voor de betrokkene rechtsgevolgen heeft of dit betrokkene anderszins in aanmerkelijke mate treft. De auteur van het artikel stelt, ten eerste, dat de waarborgen die de AP noemt voor de inzet van geautomatiseerde risicoselectie lastig te begrijpen zijn in het licht van artikel 22 AVG, en, ten tweede, dat de AP geen oog heeft voor het recht op respect op het privéleven.
De normen rondom de inzet van geautomatiseerde risicoselectie zijn nog niet uitgekristalliseerd. Geautomatiseerde risicoselectie kent een breed toepassingsgebied, van dienstverlening tot de detectie van fouten en fraude. De inzet van (deels) geautomatiseerde risicoselectie ondersteunt overheidsorganisaties bij het in beeld krijgen van dossiers of situaties die aandacht moeten krijgen. In 2024 verzocht de toenmalige Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst de AP om nadere duiding te geven over de reikwijdte van artikel 22 AVG in relatie tot het gebruik van geautomatiseerde selectie-instrumenten door de Belastingdienst, de Dienst Toeslagen en de Douane. In haar advies van 10 oktober 2024, heeft de AP aanvullende waarborgen geformuleerd bij het toepassen van geautomatiseerde risicoselectie. De AP stelt in het advies dat het zonder een specifieke wettelijke grondslag is toegestaan om geautomatiseerde risicoselecties te maken, als deze alleen maar gebruikt worden om te beoordelen of acties jegens betrokkene nodig zijn, zoals navraag doen of informatie verzamelen, en eventuele gevolgen voor betrokkene pas tot stand komen na handmatige behandeling (betekenisvolle menselijke tussenkomst), mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. In deze situatie valt de geautomatiseerde risicoselectie dus buiten de reikwijdte van het verbod van artikel 22 AVG.
Dat neemt niet weg dat de inzet van geautomatiseerde risicoselectie moet voldoen aan geldende wet- en regelgeving en in lijn moet zijn met de grondrechten. De AP geeft in haar advies mee aan welke aanvullende waarborgen bestuursorganen die zulke instrumenten gebruiken moeten voldoen. In de kabinetsreactie op dit advies hebben wij benadrukt dat het van belang is dat overheden deze waarborgen toepassen.3 Tevens hebben wij aangegeven hoe wij, in samenwerking met publieke dienstverleners, de komende tijd werken aan verbetering en aanscherping hiervan. Het Netwerk van Publieke Dienstverleners (NPD), met ondersteuning van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voert dit jaar een analyse uit van casuïstiek om inzichtelijk te maken hoe in de uitvoeringspraktijk geautomatiseerde risicoselectie zich verhoudt tot artikel 22 AVG, aan welke waarborgen wordt voldaan, wat er mogelijk aanvullend nodig is om risicoselectie verantwoord te blijven inzetten en de wijze waarop hierover openheid en transparantie richting burgers en bedrijven wordt verschaft. Het NPD zal ook de kennisdeling hierover tussen beleid en uitvoering organiseren. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hierbij nauw betrokken en zal uw Kamer informeren voor het einde van 2025.
Daarnaast werken wij aan het vergroten van de transparantie over geautomatiseerde risicoselectie, mede op verzoek van uw Kamer. Het uitgangspunt is dat alle impactvolle algoritmen, waar geautomatiseerde risicoselectie-instrumenten onder vallen, worden opgenomen in het Algoritmeregister. Naar aanleiding van de motie van het lid Six Dijkstra zullen alle departementen voor de zomer 2025 een plan voor registratie van impactvolle algoritmen in het Algoritmeregister naar uw Kamer sturen en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal eind van dit jaar rapporteren over de voortgang.4 De motie-Van Nispen verzoekt de regering alle algoritmen die mogelijk gebruikmaken van risicoprofilering en geautomatiseerde selectie-instrumenten in het Algoritmeregister te publiceren.5 Naar aanleiding van de motie van de leden Kathmann en Six Dijkstra haalt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel input op bij de medeoverheden en uitvoeringsorganisaties over de mogelijkheden om burgers altijd te informeren als er een (deels) geautomatiseerde risicoselectie heeft plaatsgevonden en dit tot een besluit heeft geleid.6 Dit zal de rechtsbescherming van burgers versterken.
Kortom, net als de auteur van het genoemde artikel, onderschrijft het kabinet het belang van transparantie en rechtsbescherming bij de inzet van geautomatiseerde risicoselectie. Het kabinet heeft in het regeerprogramma afgesproken meer werk te maken van transparantie en betere rechtsbescherming bij de inzet van algoritmen. Specifiek voor geautomatiseerde risicoselectie werken wij op verschillende manieren aan het versterken van een verantwoorde inzet en het vergroten van transparantie hierover.
Wat is uw reactie op de stelling uit het artikel dat de vijf voorwaarden uit het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) lastig te begrijpen vallen in het licht van artikel 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), omdat deze vijf voorwaarden niet bepalen of er sprake is van een uitsluitend op profilering gebaseerd besluit?
Dat de vijf voorwaarden voor het gebruik van geautomatiseerde risicoselectie die de AP noemt niet geheel in pas lopen met artikel 22 AVG is navolgbaar, aangezien de AP deze voorwaarden formuleert voor situaties die niet onder het verbod van artikel 22 AVG vallen. De AP geeft in haar advies criteria om te kunnen beoordelen wanneer het gebruik van een geautomatiseerd selectie-instrument binnen het toepassingsbereik valt van artikel 22 AVG. Het gaat dan om situaties waarin sprake is van een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, gebaseerd besluit (dus zonder menselijke tussenkomst) met rechtsgevolgen of anderszins aanmerkelijke gevolgen voor betrokkene. De AP geeft tevens haar zienswijze over de voorwaarden die dan gelden. Voor situaties waarin geautomatiseerde risicoselectie niet onder de reikwijdte van artikel 22 AVG valt, noemt de AP eveneens voorwaarden die in acht genomen moeten worden om de rechten, vrijheden en gerechtvaardigde belangen van betrokkenen te garanderen. Dit zijn de vijf voorwaarden die in het advies worden genoemd: voorwaarden waaraan geautomatiseerde risicoselectie bij uitvoering of toezicht volgens de AP moet voldoen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) dat artikel 22 van de AVG geautomatiseerde besluitvorming, waaronder profilering, alleen toestaat wanneer dit is toegestaan op basis van nationale wetgeving? In uw reactie op de vraag van het lid Ergin2 stelt u dat de AP de wet niet minder strikt interpreteert; toch blijkt uit het advies van de AP dat er géén specifieke wettelijke grondslag vereist is, hetgeen in tegenspraak lijkt met de uitleg van het HvJEU. Kunt u deze tegenstrijdigheid toelichten?
Zoals gezegd ziet artikel 22 AVG op een verbod op uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, gebaseerde besluitvorming. Uitzonderingsmogelijkheden hierop zijn neergelegd in artikel 22 lid 2 AVG. Zo geldt het verbod niet als uitsluitend geautomatiseerde besluitvorming is toegestaan bij een lidstaatrechtelijke bepaling die voorziet in passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene (artikel 22 lid 2 aanhef en onder b AVG). De vraag van het lid Ergin betrof het SCHUFA-arrest. Het HvJEU oordeelde in het SCHUFA-arrest dat niet alleen de uiteindelijke beslissing zelf, maar ook de voorbereidende handelingen die daaraan vooraf gaan, onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerd besluit. Daarnaast benadrukt het oordeel van het HvJEU het belang van betekenisvolle menselijke tussenkomst. Het HvJEU heeft zich niet uitgesproken over nationale wetgeving die uitzonderingen op het verbod toestaat.
De Nederlandse wetgever heeft met artikel 40 UAVG voorzien in voornoemde lidstaatrechtelijke uitzonderingsbepaling, maar alleen voor uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerde besluitvorming waarbij menselijke tussenkomst geen toegevoegde waarde heeft en niet voor geautomatiseerde besluitvorming op grond van profilering. Uit het AP-advies trekken wij de conclusie dat artikel 40 UAVG kan blijven gelden als uitzonderingsbepaling op artikel 22 AVG, mits bij de toegepaste geautomatiseerde besluitvorming voldoende waarborgen in acht worden genomen, waaronder die uit de Awb.
Het is voor een goed begrip van de geldende wet- en regelgeving van belang onderscheid te maken tussen een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, gebaseerd besluit enerzijds, en geautomatiseerde risicoselectie, al dan niet door middel van profilering, anderzijds. Profilering op zich valt niet onder het verbod op uitsluitend geautomatiseerde besluitvorming zoals neergelegd in artikel 22 AVG. Zoals hierboven toegelicht, heeft de AP nader toegelicht dat geautomatiseerde risicoselectie, al dan niet door middel van profilering, niet onder de reikwijdte van het verbod valt als deze alleen maar gebruikt wordt om te beoordelen of acties jegens een betrokkene nodig zijn, zoals navraag doen of informatie verzamelen, en eventuele gevolgen voor de betrokkene pas tot stand komen na handmatige behandeling (betekenisvolle menselijke tussenkomst). De AP stelt dat in deze gevallen geen specifiek wettelijke grondslag vereist is als bedoeld in artikel 22, tweede lid, aanhef en onder b, van de AVG. Een tegenstrijdigheid met de rechtspraak van het HvJEU zien wij dan ook niet.
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat uit artikelen 7 en 8 van het Handvest, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 van de Grondwet volgt dat een inbreuk of beperking op het recht op respect voor het privéleven alleen gerechtvaardigd kan worden op basis van wetgeving, in materiële dan wel formele zin?
Wij onderschrijven de stelling van de auteur dat geautomatiseerde risicoselectie alleen mag worden ingezet indien het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd. Al het overheidshandelen moet immers in lijn zijn met de grondrechten. Inperkingen op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens door overheidsorganisaties zijn alleen onder strikte voorwaarden mogelijk. Een inperking moet bij wet worden voorzien en voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Deze inperkingen mogen enkel plaatsvinden op basis van een wet omdat de inbreuk voldoende voorspelbaar en voorzienbaar moet zijn voor de betrokkenen. Een dergelijke wet moet duidelijk, voorzienbaar en voldoende toegankelijk zijn. Dit vloeit voort uit de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Handvest, en wordt eveneens bevestigd in de AVG en Richtlijn 2016/680. Voor overheidsorganisaties geldt (ook in het kader van opsporing en vervolging van strafbare feiten) dat de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk moet zijn voor het voldoen aan een wettelijke verplichting of voor het uitoefenen van een taak van algemeen belang of voor het uitoefenen van openbaar gezag (artikel 6 lid 1 onder c) en onder e) AVG). De wet waarin deze verplichting of taak is vastgelegd bevat ook de rechtsgrondslag op basis waarvan persoonsgegevens mogen worden verwerkt.
Klopt het dat veel bestuursorganen momenteel gebruikmaken van algoritmische risicoprofilering, terwijl hiervoor geen specifieke wettelijke basis bestaat, waardoor zij mogelijk in strijd met de wet handelen?
Zoals wij in antwoord op vraag 1 en 3 hebben aangegeven, heeft de AP in haar advies geconcludeerd dat artikel 22 van de AVG geen specifieke wetgeving vereist voor het maken van geautomatiseerde risicoselecties, als deze alleen gebruikt worden om te beoordelen of acties jegens de betrokkene nodig zijn, zoals navraag doen of informatie verzamelen, en wanneer eventuele gevolgen voor de betrokkene van selectie pas intreden na de betekenisvolle menselijke tussenkomst. Alleen wanneer de risicoselectie geautomatiseerd, dus zonder menselijke tussenkomst, rechtsgevolgen of vergelijkbare aanmerkelijke effecten zou hebben voor betrokkene, geldt het verbod van artikel 22 AVG en is een wettelijke basis nodig om daarop een uitzondering te kunnen maken. Voor zover ons bekend is, wordt geautomatiseerde risicoselectie in de praktijk alleen ingezet om te beoordelen of acties jegens betrokkene nodig zijn, en treden eventuele (rechts)gevolgen voor betrokkene van de risicoselectie pas in na de betekenisvolle menselijke tussenkomst.
Hoe groot of betekenisvol moet volgens u de menselijke tussenkomst zijn om niet te kwalificeren als «uitsluitend op profilering gebaseerde besluiten»?
Wat menselijke tussenkomst betekenisvol maakt is nog niet definitief bepaald. Volgens de Werkgroep gegevensbescherming artikel 29 zijn hierbij onder andere van belang dat de mens die tussenkomt bevoegd moet zijn (het voorgenomen) besluit te kunnen veranderen, het hierbij niet gaat om een louter symbolische handeling en alle relevante gegevens in de analyse door de mens die tussenkomt worden betrokken.8 De AP licht in haar advies toe dat betekenisvolle menselijke tussenkomst inhoudt dat de behandelend ambtenaar weet hoe het geautomatiseerde proces (selectieregel/algoritme/technologie) werkt en op welke wijze deze (de totstandkoming van) het uiteindelijke besluit vormt en beïnvloedt. De ambtenaar moet in elk geval nagaan of de aanname waarop de (profilerende) selectie voor handmatige controle is gebaseerd ook opgaat in het voorliggende concrete geval. De AP heeft in maart handvatten opgesteld om te bepalen of menselijke tussenkomst betekenisvol zou kunnen zijn en heeft organisaties, experts en belanghebbenden uitgenodigd hierop te reageren.9 Een nieuwe versie van de handvatten wordt later dit jaar gepubliceerd.
Erkent u dat, om dat te kunnen beoordelen, juist transparantie vereist is over het besluitvormingstraject, inclusief de rol en invloed van risicoprofilering in individuele besluitvormingsprocedures?
Ja. Zonder transparantie is het voor een burger niet mogelijk om vast te stellen of en zo ja welke rol geautomatiseerde risicoselectie heeft gespeeld in de (voorbereiding van) besluitvorming. De AP adviseert dat het gebruik van geautomatiseerde risicoselectie voldoende kenbaar moet zijn voor betrokkene, indien de geautomatiseerde risicoselectie aanleiding was voor een bestuursorgaan om af te wegen of een bepaald Awb-besluit moest worden genomen of dit aanleiding gaf tot een bepaalde wijze van behandeling van een aanvraag. Daarom werkt het kabinet, mede op verzoek van uw Kamer, aan meer transparantie hierover, zie het antwoord op vraag 1. Meer algemeen wordt in dit kader uw Kamer nog geïnformeerd over de internetconsultatie over algoritmische besluitvorming en de Awb.
Klopt het dat u, mede op basis van het advies van de AP, het verzoek van de Kamer om alle rijksbrede profileringsalgoritmen te publiceren niet uitvoert? Hoe verhoudt dit besluit zich tot de toezegging die is gedaan om met een lijst te komen met potentieel onrechtmatige algoritmes?3
Het verzoek om tot een lijst te komen van alle algoritmen die mogelijk onrechtmatig zijn, is gedaan naar aanleiding van het advies van de Landsadvocaat over het gebruik van geautomatiseerde selectie-instrumenten.11 In de kabinetsreactie op het AP-advies hebben wij toegelicht dat de inzichten uit het AP-advies dit verzoek in een ander daglicht stelt en een rijksbrede inventarisatie niet langer aan de orde lijkt, omdat risicoselectie-instrumenten, indien wordt voldaan aan de door de AP genoemde voorwaarden, niet onder het verbod van artikel 22 AVG vallen. Het kabinet onderschrijft het belang van transparantie over geautomatiseerde risicoselectie en zet zich hiervoor in, zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de opvatting dat het in de praktijk vrijwel onmogelijk is om vast te stellen of er sprake is van een uitsluitend op profilering gebaseerd besluit in de zin van artikel 22 van de AVG als duidelijke documentatie en transparantie ontbreekt over de rol en invloed van risicoprofilering in individuele besluitvormingsprocedures? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op 7.
Bent u bereid alsnog uitvoering te geven aan het verzoek van de Kamer strekkende tot de publicatie van alle rijksbrede profileringsalgoritmen?
Nee, zie het antwoord op vraag 8.
De inzet van het kabinet voor de versobering van de Algemene Bestuursdienst (ABD) |
|
Sander van Waveren (NSC) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de beslisnota bijgevoegd bij de Kamerbrief «Hervormingsagenda voor versobering van de Algemene Bestuursdienst (ABD)» (Kamerstuk 31 490, nr. 360) onvoldoende inzicht geeft in de afweging om tot de maatregelen zoals voorgesteld in de Kamerbrief te komen?
In de genoemde beslisnota staan geen afwegingen beschreven. In deze beantwoording zal ik dit zoveel mogelijk inkleuren, maar merk ik ook op dat de genoemde maatregelen tot versobering van de Algemene Bestuursdienst momenteel nog worden onderzocht. Ik informeer u voor het zomerreces over de uitkomsten daarvan.
Kunt u nader toelichten hoe het verkleinen van de ABD-doelgroep bijdraagt aan versobering van de ABD, zoals is voorgesteld in het regeerprogramma? Deelt u de mening dat het verkleinen van de ABD-doelgroep geen versobering is, maar slechts een organisatorische hervorming? Zo nee, waarom niet?
Bij de maatregel om de schalen 15 (deels) niet meer onder de ABD te laten vallen wordt dienstverlening (werving, ondersteuning bij de selectie en loopbaanbegeleiding) voor deze functies mogelijk decentraal belegd bij de departementen. De functies zelf maken nu reeds onderdeel uit van de formatie van de departementen. De impact van de maatregel wordt op dit moment onderzocht. Deze maatregel is niet zozeer gericht op bezuiniging maar ik verwacht wel dat deze maatregel leidt tot substantiële versobering van de dienstverlening door de ABD.
Welke veranderingen voorziet u voor de HR-afdelingen van de afzonderlijke departementen als gevolg van het schrappen van schaal 15 uit de ABD-doelgroep?
De impact van de optie om de schalen 15 niet meer onder de ABD te laten vallen wordt op dit moment verkend. Daarbij worden gesprekken gevoerd met de departementen en met uitvoeringsorganisaties. Verschillende MD-taken, waaronder de werving en selectie voor deze functies zullen in dat geval gedaan moeten worden door de departementen zelf. De uitkomsten van de verkenning komen terug in de brief die ik voor het zomerreces naar uw Kamer stuur.
Kunt u ingaan op het voorziene effect in doorstroming naar de ABD-doelgroep als gevolg van het schrappen van schaal 15 uit de ABD-doelgroep? Kunt u ingaan op de gevolgen van deze maatregelen voor instroom in en selectie voor de ABD-functies? Wordt er ook gekeken naar externe instroom? Zo ja, hoe wordt daarbij naar generieke expertises, zoals omschreven in het opleidingsprogramma, gekeken?
Een voorwaarde die ik heb gesteld bij de optie om schalen 15 niet meer onder de ABD te laten vallen is dat er rijksbreed zicht blijft op de kwaliteit van het management en op talentvolle medewerkers die de potentie hebben om door te groeien naar topfuncties. Ook geldt als voorwaarde dat er voor de schalen 15 centraal ontwikkelaanbod moet blijven op leiderschap en ambtelijk vakmanschap. Daarmee moet de kwaliteit van de in- en doorstroom in de ABD geborgd worden. Voor voldoende externe instroom op de schalen 15 zullen departementen zelf verantwoordelijk zijn. DGABD houdt dan nog zicht op externe instroom op de schalen 16 tot en met 19.
Draagt het verkleinen van de ABD-doelgroep volgens u bij aan de bezuinigingsopgave voor de Rijksdienst? Zo ja, op welke manier? Zo nee, welke maatregelen zouden volgens u kunnen bijdragen aan zowel de versobering van de ABD als aan de bezuinigingsopgave voor de Rijksdienst?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u ingaan op de keuze waarom er wordt voorgesteld om medewerkers in schaal 15 niet meer onderdeel te laten zijn van de ABD-doelgroep, terwijl in uitvoeringsorganisaties medewerkers in schaal 15 op eindverantwoordelijke functies zitten? Heeft u overwogen om niet op basis van salarisschalen, maar op basis van organisatierollen onderscheid te maken? Zo ja, waarom is gekozen voor onderscheid op basis van salarisschalen?
Als onderdeel de verkenning naar de optie om de schalen 15 niet meer onder de ABD te laten vallen, worden gesprekken gevoerd met uitvoeringsorganisaties, o.a. om te toetsen of zij zelf de dienstverlening aan de mensen in deze schalen kunnen verzorgen. Hierbij is een voorwaarde dat er rijksbreed zicht blijft op de kwaliteit van het management en talentvolle medewerkers die de potentie hebben om door te groeien naar topfuncties, juist ook om de uitwisseling tussen beleid, uitvoering en toezicht zo vroeg mogelijk onderdeel te laten zijn van de loopbaan van toekomstig (top)management. Ik heb niet overwogen om de functies in schalen 15 bij uitvoeringsorganisaties uit te zonderen van deze maatregel omdat de dienstverleningsafspraken met de ABD in het verleden zijn gericht op leidinggevende functies met personele verantwoordelijkheden en salarisschaal niveau 15 en niet op basis van eindverantwoordelijkheid.
Kunt u deze vragen uiterlijk 22 april aanstaande beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het commissiedebat Functioneren Rijksdienst op 24 april aanstaande?
Ja.
De brandbrief van ‘bezorgde (oud)-ambtenaren’ |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel ondertekenaars van de brandbrief zijn momenteel rijksambtenaar?
Volgens de website van de Klimaatcoalitie1 zou bovengenoemde brandbrief ondertekend zijn door in totaal 2.253 (oud-)ambtenaren van onder andere het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, veiligheidsregio’s en de politie. In het bestand worden 1.519 ambtenaren en medewerkers van semipublieke instellingen (onderwijs, zorg) met naam genoemd. Afgaande op de lijst met ondertekenaars, werken 448 hiervan bij de Rijksoverheid (inclusief uitvoeringsorganisaties en toezichthouders). Het gaat in elk geval in vijf gevallen om gepensioneerde rijksambtenaren.
Hoeveel werken of werkten bij departementen betrokken bij klimaat-, energie- of natuurbeleid?
In totaal werk(t)en dertien van de ondertekenaars volgens de lijst van ondertekenaars bij de departementen die betrokken zijn bij klimaat-, energie- of natuurbeleid (EZ, KGG en LVVN). Daarvan zijn er, voor zover bekend, drie niet meer in actieve dienst.
In welke functiegroepen (beleidsmedewerker, uitvoerder, communicatie, management, etc.) vallen zij?
Een zeer beperkt deel van de ondertekenaars is in actieve dienst bij de betrokken departementen. Voor de vraag of de actie van die ondertekenaars in het licht van onafhankelijkheid en onpartijdigheid – of anderszins – toelaatbaar is, is het eerdergenoemde artikel 10 van de Ambtenarenwet, in het bijzonder de zogeheten functioneringsnorm, het wettelijk beoordelingskader. Of de «functioneringsnorm» wordt overschreden kan niet in algemene zin, of voor hele groepen worden gezegd. Dat is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval en kan dus per situatie verschillen. De Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren benoemen factoren die kunnen meespelen, zoals maatschappelijke gevoeligheid van het onderwerp, de betrokkenheid van de ambtenaar bij het onderwerp, en het moment en de manier waarop ambtenaren opvattingen kenbaar maken.
Het is aan de individuele ambtenaar om deze aspecten mee te nemen in de afweging tot (openbare) uiting. Als daar aanleiding toe bestaat dienen ambtenaren zich jegens hun werkgever te verantwoorden over de afwegingen en keuzes die zijn gemaakt. De werkgever beoordeelt dit per situatie waarbij alle omstandigheden zorgvuldig worden gewogen. De afweging daarbij in een specifiek geval is een personele aangelegenheid.
Wij nodigen de ambtenaren uit om hier vanuit hun adviserende rol het gesprek aan te gaan binnen de departementen waar ze werkzaam zijn, voor zover dergelijke gesprekken al niet op de werkvloer worden gevoerd.
Is deze actie gemeld of afgestemd met leidinggevenden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel actieve ambtenaren hebben deze brief ondertekend?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel oud-ambtenaren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt dit aantal zich tot de eerdere actie met 4500 ondertekenaars in 2023?
Volgens de website van de Klimaatcoalitie hebben in 2023 in totaal 4.513 personen de toenmalige brandbrief2 ondertekend. Afgaande op de lijst van ondertekenaars van deze eerdere brief, ging het daarbij om 1.045 (oud-)rijksambtenaren.
De brief bevat beleidsvoorstellen, zoals sluiting van kolencentrales. Acht u dit verenigbaar met ambtelijke neutraliteit?
In onze democratische rechtstaat zijn ambtenaren politiek neutraal. In Nederland werken ambtenaren zonder politieke binding en ongeacht de eigen politieke voorkeur voor het algemeen belang. Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor een politiek besluit, hij of zij legt hierover verantwoording af aan het parlement. Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te leggen. Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.4
Dit laat onverlet dat ambtenaren gebruik mogen maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zolang de zogeheten functioneringsnorm niet wordt overschreden. Artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 stelt dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, vergadering en betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Of daarvan sprake is, is altijd afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Er is daarbij geen wettelijke verplichting om vooraf toestemming te vragen. Dit heeft te maken met het verbod op censuur. Als er aanleiding toe bestaat, dienen ambtenaren zich wel achteraf jegens hun werkgever te verantwoorden over de afwegingen en keuzes die zijn gemaakt.
In de Ambtenarenwet 2017 is ook geregeld dat ambtenaren bij indiensttreding de ambtseed -of belofte afleggen, waarin zij onder meer beloven zich aan de bestaande wetten en regels te houden en zich als goed ambtenaar te gedragen. Zoals hierboven uiteengezet doen zij dit in een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol en dragen de bewindspersonen uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor politieke besluiten. Het is het kabinet, anders dan de redenen die worden genoemd in de brief, niet bekend waarom de ambtenaren van mening zijn dat het huidige kabinetsbeleid in strijd zou zijn met de door hen afgelegde ambtseed.
De Gedragscode Integriteit Rijk geldt voor rijksambtenaren in actieve dienst. Met de gedragscode wordt aan geldende regelgeving en beleidskaders, zoals bijvoorbeeld de Ambtenarenwet 2017, meer bekendheid gegeven en gestreefd naar een uniforme uitleg en toepassing daarvan. Het is geen regelgeving maar een hulpmiddel bij toetsing aan het wettelijk kader. In het integriteitsbeleid op de departementen wordt deze gedragscode actief onder de aandacht gebracht.
De brief stelt dat beleid in strijd is met de ambtseed. Aan welk beleid wordt precies gerefereerd en acht u die interpretatie correct?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u het gepast dat ambtenaren politieke druk uitoefenen op Kamer en kabinet via een publieke brief?
Zie antwoord vraag 8.
Vallen de ondertekenaars onder de Gedragscode Integriteit Rijk?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u deze actie verenigbaar met de eis tot onafhankelijkheid en onpartijdigheid uit artikel 3.1 en 3.2 van de gedragscode?1
Zie antwoord vraag 8.
Is er binnen de betrokken departementen beleid om ambtenaren te wijzen op deze gedragsregels?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u dit voorbeeld van georganiseerde beleidsbeïnvloeding door ambtenaren wenselijk?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te (laten) onderzoeken of hierbij sprake is van integriteitsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De late bekendmaking van de forfaitaire rendementspercentages in Box 3 |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat spaarders pas op 7 maart 2025 duidelijkheid hebben gekregen over de definitieve forfaitaire rendementspercentages in Box 3 die gelden voor het jaar 2024? Wat vindt u ervan dat de ministeriële regeling pas na het openstellen van de aangifteperiode inkomstenbelasting 2024 is gepubliceerd?
In de wetgeving voor box 3 is geregeld dat het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden en schulden na afloop van het jaar wordt vastgesteld met een ministeriële regeling. Deze percentages worden met terugwerkende kracht in de wet opgenomen. De bedoeling hiervan is dat de percentages zo dicht mogelijk bij de werkelijke rendementspercentages in het betreffende jaar aansluiten.
De percentages voor 2024 zijn inderdaad op 7 maart 2025 gepubliceerd in de Staatscourant, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024.1 De manier waarop de percentages worden berekend en vastgesteld is opgenomen in de wet. Dit is gebaseerd op gemiddelde rentes in de eerste elf maanden van het jaar zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB). Deze gemiddeldes zijn echter niet direct op 1 december beschikbaar, maar komen jaarlijks in de loop van januari beschikbaar. Vanwege de latere beschikbaarheid is ervoor gekozen om de maand december niet mee te wegen in de berekening. Die gegevens zouden namelijk pas in februari van het volgende jaar beschikbaar komen.2 Het Ministerie van Financiën heeft dit jaar de berekende percentages op 22 januari 2024 aan de Belastingdienst aangeleverd, zodat de Belastingdienst de juiste percentages kon gebruiken in communicatie naar belastingplichtigen. Op die manier worden in het digitale aangifteformulier de juiste percentages al toegepast. Op het moment dat de aanslagen na het openstellen van de aangifteperiode inkomstenbelasting worden opgelegd staan de definitief vastgestelde percentages opgenomen in de wet. In de wet is geen uiterste publicatiedatum opgenomen voor de ministeriële regeling. Aangezien de juiste percentages met terugwerkende kracht op een bij wet voorziene wijze worden vastgesteld zie ik juridisch gezien geen bezwaren in de publicatiedatum van 7 maart 2025.
Klopt de veronderstelling dat alle benodigde informatie al op 1 december 2024 beschikbaar is, omdat voor het berekenen van het forfaitaire rendementspercentage banktegoeden en schulden een gemiddeld rendement wordt uitgerekend over de eerste 11 maanden van het jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat het publiceren van een regeling die enkel twee getallen wijzigt alsnog drie maanden in beslag neemt?
Zoals in het antwoord hierboven is weergegeven is de benodigde informatie om de percentages te berekenen jaarlijks pas in de loop van januari beschikbaar. Daarna moet de regeling worden opgesteld en worden voorgelegd voor een uitvoeringstoets door de Belastingdienst. Deze stappen kosten enige tijd. Het klopt echter dat sprake is van een relatief simpele regeling. Ik zal mij inspannen om de regeling volgend jaar voor 1 maart 2026 te publiceren.
Bent u bereid om, zolang de Wet werkelijk rendement niet is ingevoerd, de publicatie van de jaarlijkse regeling te versnellen, zodat spaarders eerder duidelijkheid hebben over het definitieve forfaitaire rendement waarover zij belasting betalen? Op welke datum verwacht u de regeling volgend jaar uiterlijk gepubliceerd te hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Verwacht u nog formeelrechtelijke bezwaren en/of procedures als gevolg van de (te) late publicatie van de ministeriële regeling?
Zoals in het antwoord op vraag 1 en 2 is aangegeven is geen sprake van een te late publicatie. Mede daardoor zie ik juridisch gezien geen bezwaren in de publicatiedatum van 7 maart 2025. Ik heb op dit moment geen indicatie voor formeelrechtelijke bezwaren of procedures.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat over Box 3?
Ja.
Het bericht 'Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet»?1
Ja.
Kunt u uitgebreid toelichten waarom u de Inspectie Justitie en Veiligheid niet heeft betrokken bij de totstandkoming van de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel, terwijl dat wel vereist is op grond van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut van het ministerie?
Zoals toegelicht in de nader rapporten bij beide genoemde wetsvoorstellen wil de regering met spoed komen tot een breed pakket aan maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen. Om die reden worden beide wetstrajecten zoveel mogelijk versneld doorlopen en is ervoor gekozen in de consultatiefase de wetsvoorstellen alleen voor te leggen aan de organisaties die in hun uitvoering direct door de voorgestelde maatregelen worden geraakt.2 Hoewel wijzigingen van vreemdelingenwet en -regelgeving uiteraard in zijn algemeenheid relevant kunnen zijn voor de aard en omvang van het toezicht, wordt de Inspectie niet direct geraakt door de wetsvoorstellen. Deze voorzien niet in nieuwe taken of verplichtingen voor de Inspectie. De regering gaat ervan uit dat de genoemde instrumenten – de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut JenV – voldoende ruimte bieden om het verrichten van een uitvoeringstoets door de Inspectie in voorkomende gevallen hiertoe te beperken. Het vorengaande betekent overigens niet dat de kennis en ervaring van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen. Er bestaan reguliere contactmomenten waarin beleidsvoornemens en de ontwikkeling van wet- en regelgeving met de Inspectie worden besproken. Het is staand beleid dat de Inspectie gevraagd en ongevraagd de bewindspersonen van advies kan dienen.3
Kunt u toelichtingen waarom u niet heeft gereageerd op de brief van de Inspectie van 4 december 2024 waarbij u werd gewezen op dit vereiste?
De brief waar u naar verwijst betreft correspondentie tussen ambtenaren. De Inspectie is ambtelijk telefonisch op de hoogte gesteld van de keuzes die in het antwoord op vraag 2 zijn beschreven.
Deelt u de constatering van de Inspectie dat het niet vroegtijdig consulteren van de Inspectie ertoe kan leiden dat de consequenties van het wetsvoorstel onvoldoende in beeld zouden worden gebracht, met mogelijke negatieve effecten en schade als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Bij de totstandkoming van de wetsvoorstellen zijn de partijen geraadpleegd die direct door deze voorstellen worden beïnvloed, of waarvan de taken door deze voorstellen worden geraakt. In het antwoord op vraag 2 is toegelicht dat en waarom de regering dat in dit geval, gelet op de aan de orde zijnde belangen, een verantwoorde keuze acht.
Deelt u de mening dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties alsnog dienen te worden nageleefd en dat de Inspectie zo snel mogelijk alsnog betrokken moet worden bij de de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel? Zo ja, op welk termijn bent u voornemens dit te doen en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Inspectie niet alsnog om een uitvoeringstoets vragen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 is de regering van oordeel dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut JenV voldoende ruimte bieden om in dit geval deze keuze te maken. Zoals eveneens toegelicht in het antwoord op vraag 2 betekent dat overigens niet dat de kennis en ervaring van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen.
In hoeverre voldoet u met deze werkwijze aan de ambitie in het hoofdlijnenakkoord om op zeer korte termijn wettelijk vast te leggen dat rijksinspecties vroegtijdig worden betrokken bij de totstandkoming van wet- en regelgeving?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat uw handelen niet in lijn is met artikel 7 van de inmiddels in consultatie gebrachte Kaderwet rijksinspecties waarin staat dat «Onze Minister die het aangaat betrekt een rijksinspectie vroegtijdig bij de totstandkoming van beleidsvoornemens, internationale verplichtingen en ontwerpen voor wet- en regelgeving indien deze gevolgen hebben voor de toezichtstaak van de betreffende rijksinspectie»? Zo nee, waarom niet?2
Het in de vragen 6 en 7 bedoelde wetstraject loopt nog en is reeds daarom niet richtinggevend voor het antwoord op de vraag of een uitvoeringstoets door de Inspectie in dit geval moet worden verricht.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor 3 april 2025?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig als mogelijk te beantwoorden.
De beschikbaarheid van essentiële data met betrekking tot aardbevingen in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Chris Jansen (PVV), van Marum |
|
Bent u bekend met de recente wijzigingen in de beschikbaarheid en actualisatie van seismische en akoestische data door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), zoals vermeld op haar website?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat tal van data met betrekking tot aardbevingen in Groningen niet langer geactualiseerd worden en/of moeilijker toegankelijk zijn, zoals onder meer de aardbevingscatalogus en modelmatig berekende peak ground acceleration-waarden (PGA) en peak ground velocity-waarden (PGV)? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen en waarop en onder wiens bevoegdheid is deze verandering gebaseerd?
Nee, dit kan ik niet bevestigen, de data worden nog steeds geactualiseerd en blijven onverminderd beschikbaar. Het KNMI heeft in januari 2025 zijn seismologische operationele keten naar Amazon Web Services (AWS) gemigreerd, nadat hier in 2023 voor was gekozen. Onderdeel van deze migratie was het uitfaseren van verouderde producten door deze te vervangen door moderne varianten. Alle data en producten zijn op AWS onverminderd beschikbaar, in een vernieuwd en beter te onderhouden systeem dat bijdraagt aan een robuuste 24/7-beschikbaarheid. Dit is aangekondigd en staat beschreven op de KNMI-website. Op de KNMI-website blijven zowel de aardbevingscatalogus2 en PGA/PGV waarden via shakemaps3 beschikbaar voor aardbevingen die hebben plaatsgevonden en deze worden geactualiseerd in het geval van nieuwe aardbevingen.
Erkent u dat de beschikbaarheid van deze data van cruciaal belang is voor bewoners en hun advocaten bij juridische procedures? Zo ja, welke maatregelen worden getroffen om de toegankelijkheid en actualiteit van deze data te waarborgen?
Ja. Deze migratie draagt bij aan de toegankelijkheid omdat het nieuwe systeem moderner en beter te onderhouden is. Hierdoor wordt de 24/7 beschikbaarheid beter gewaarborgd (zie ook het antwoord op vraag 2).
Bent u het ermee eens dat Groningen hiermee in toenemende mate afhankelijk wordt van de trillingstool en de algemene maatregel van bestuur omtrent 2-millimeter, in plaats van voortschrijdende wetenschappelijke inzichten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven geeft het KNMI aan dat actuele gemeten PGA en PGV waarden onverminderd beschikbaar zijn via onder andere shakemaps in het KNMI Data Platform4 en shakemaps op de website. Daarnaast houdt het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) bij de beoordeling van schade rekening met voortschrijdende wetenschappelijke inzichten. Zo heeft het IMG recent onderzoek laten doen naar de effecten van gestapelde mijnbouw en doet het onderzoek naar de indirecte effecten van diepe bodemdaling. Als de resultaten daartoe aanleiding geven, wordt de werkwijze hierop aangepast. Alle onderzoeken en data op basis waarvan het IMG schade beoordeelt zijn toegankelijk en openbaar.
Hoe beoordeelt u de gevolgen van deze verandering voor de controleerbaarheid en transparantie van aardbevingsgegevens voor de Groningers en andere belanghebbenden?
Het KNMI geeft aan dat de migratie naar AWS en vernieuwing van bestaande producten geen invloed heeft op de controleerbaarheid en transparantie van aardbevingsgegevens. De modernisering van de seismologische operationele keten heeft als doel een robuuste 24/7-beschikbaarheid te garanderen. In de metingen en daaruit afgeleide aardbevingsgegevens, zoals de aardbevingscatalogus, shakemaps en bijbehorende PGA/PGV-waarden, is niets veranderd. Voor het beschikbaar stellen worden nu International Federation of Digital Seismographic Networks (FDSN) webservices gebruikt, de internationale standaard hiervoor, en het KNMI Data Platform.
Kunt u toelichten hoe de overstap naar de webservices van de International Federation of Digital Seismographic Networks (FDSN) en het KNMI Data Platform de toegankelijkheid en bruikbaarheid van deze gegevens verbetert voor de inwoners van Groningen? Zo nee, waarom niet?
Met FDSN webservices en het KNMI Data Platform heeft het KNMI een robuuste infrastructuur die eenduidige toegang verleent tot data en producten, waarbij 24/7-beschikbaarheid een belangrijk element van de dienstverlening is. Het KNMI is altijd bereid in samenspraak met belanghebbenden de toegankelijkheid en bruikbaarheid verder te verbeteren (zie ook het antwoord op vraag 7).
Zijn er vanuit u aanvullende inspanningen om ervoor te zorgen dat inwoners, deskundigen en wetenschappers de benodigde data op een laagdrempelige manier kunnen blijven raadplegen? Zo nee, waarom niet?
De data en producten zijn en blijven onverminderd beschikbaar. Het KNMI is altijd bereid in samenspraak met belanghebbenden de beschikbaarheid te blijven verbeteren en zo eenvoudig mogelijk te maken.
Bent u bereid te waarborgen dat alle noodzakelijke data beschikbaar blijven en gemakkelijk toegankelijk zijn voor de Groningse bevolking en hun juridische vertegenwoordigers? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Heeft er vanuit u communicatie plaatsgevonden met het Staatstoezicht op de Mijnen inzake de wijzigingen op de KNMI-site? Zo nee, waarom niet?
Nee, de migratie heeft geen invloed gehad op de beschikbaarheid van data en producten van het KNMI. Daarom heeft er geen directe communicatie met het Staatstoezicht op de Mijnen hierover plaatsgevonden.
Kunt u uitleggen waarom het KNMI tot op heden nooit is aangesloten bij de United States Geological Survey? Zo nee, waarom niet?
Bij de United States Geological Survey zijn met name Amerikaanse observatoria aangesloten. In Europa hebben seismologische observatoria, zoals het KNMI, zich verenigd in ORFEUS (Observatories & Research Facilities for European Seismology) voor data- en kennisuitwisseling. Het KNMI is daarom aangesloten bij ORFEUS.5
Adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC), David van Weel (minister ) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt?1
Ik heb ervan kennisgenomen dat in de media berichten zijn verschenen over de veronderstelde strekking van de adviezen.
Klopt het dat het zeer uitzonderlijk is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken voordat ze formeel openbaar worden gemaakt? Zo nee, welke voorbeelden kent u?
Blijkens het artikel zouden er (mondelinge) mededelingen zijn gedaan over het dictum en onderdelen van het advies. Dat is voor zover mij bekend niet gebruikelijk.
Klopt het dat alleen het betrokken ministerie c.q. de betrokken ministeries de stukken van de Afdeling advisering heeft/hebben ontvangen?
Dat is mij niet bekend. Mij is bekend dat de beide adviezen op donderdag 6 februari door de Afdeling advisering van de Raad van State aan het Ministerie van Asiel en Migratie zijn verstuurd. Vervolgens zijn zij door de Afdeling advisering conform de wettelijke plicht daartoe openbaar gemaakt, zoals gebruikelijk door publicatie op de website van de Raad van State. Dat gebeurde op maandag 10 februari 2025.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk en strafbaar is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onwenselijk wanneer mededelingen worden gedaan over adviezen van de Raad van State, voordat deze openbaar zijn gemaakt door de Raad van State. Het is niet aan mij te kwalificeren of in een dergelijk geval sprake is van strafbaar handelen.
Gaat u aangifte doen van het lekken van deze stukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daarvoor heb ik thans onvoldoende aanknopingspunten.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 13 februari beantwoorden?
Dit is ondanks de inspanningen helaas niet gelukt.
Het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid binnen diverse uitvoeringsinstanties |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Eddy van Hijum (minister ) (CDA), Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dirk Beljaarts (minister ) , David van Weel (minister ) , Barry Madlener (minister ) (PVV), Fleur Agema (minister ) (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC), Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
|
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoeveel geld er de komende jaren zal worden besteed aan diversiteits-, gender-, en inclusiebeleid?1
Er zijn twee uitvoeringsorganisaties gelieerd aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bevraagd. Dit gaat om de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De twee gevraagde organisaties verschillen wat betreft rechtsvorm en relatie/verantwoordelijkheid naar het Ministerie van OCW. Daarnaast wordt er gevraagd naar de Nationale Publieke Omroep (NPO), maar dat is geen uitvoeringsorganisatie van het ministerie.
DUO is een agentschap. Dat betekent dat DUO een verzelfstandigd onderdeel is van het ministerie. OCW heeft geen specifiek diversiteits- of genderbeleid. Wel is er de OCW-agenda tegen discriminatie en racisme, om inclusie op de werkvloer te bevorderen. Dit is algemeen OCW beleid en daarmee ook leidend voor DUO. De antwoorden over DUO komen daarom grotendeels overeen met de antwoorden op soortgelijke Kamervragen die in oktober 2024 naar uw Kamer zijn gezonden.2 De ambities uit de eerdergenoemde agenda werken door in alle bedrijfsvoeringaspecten van OCW, waardoor het niet mogelijk is er een bedrag aan te koppelen.
NWO is een zelfstandig bestuursorgaan dat wettelijke taken uitvoert. De organisatie heeft een beleidsplan Diversiteit, Inclusie en Gelijkwaardigheid (DIG). NWO werkt in dit plan aan drie ambities:4 NWO streeft ernaar dat het personeelsbestand een representatieve afspiegeling is van de samenleving,5 NWO werkt aan een veilige werkomgeving, waarin iedere medewerker zichzelf kan zijn en gelijkwaardig wordt behandeld,6 NWO wil ervoor zorgen dat de nodige ambities en activiteiten goed geborgd worden in beleid, processen en structuren. Binnen haar budget van 1,5 miljard euro, stelt NWO 10.000 euro per jaar beschikbaar voor de uitvoering van dit beleid.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoe het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid de komende jaren wordt vormgegeven? Bent u voornemens dit beleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) te intensiveren of af te bouwen?
DUO volgt het beleid dat voortkomt uit de OCW-agenda tegen discriminatie en racisme. Er zijn geen plannen om het beleid te intensiveren of af te bouwen.
Het beleidsplan wordt op dit moment geëvalueerd, waarna wordt besloten op welke manier het beleid na 2025 wordt voortgezet.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) inzichtelijk maken welke diversiteits-, gender-, en inclusiecursussen er worden aangeboden?
Medewerkers van DUO kunnen gebruikmaken van het Rijksbrede opleidingsaanbod op het gebied van inclusie. OCW heeft geen eigen aanbod als het aankomt op diversiteit, gender en inclusie.
NWO biedt een training aan die leidinggevenden kan helpen bij meer objectief en competentiegericht werven en selecteren.
Is er de afgelopen jaren op uw uitvoeringsorganisatie(s) sprake geweest van het weghalen van kunstobjecten, omdat deze bijvoorbeeld «niet meer van deze tijd» zouden zijn?
Nee.
Kunt u zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken in hoeverre uw uitvoeringsorganisatie(s) een gender-en diversiteitsquotum hanteert voor uw personeel?
DUO en NWO hanteren het wettelijke quotum voor de banenafspraak.7
Op welke manier wordt het succes van het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) gemeten? Welke criteria of key performance indicators (KPI’s) hanteert u om het beleid te beoordelen?
DUO hanteert de Rijksbrede streefcijfers op diversiteit, zoals die worden gerapporteerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Daarnaast zijn inclusie en sociale veiligheid een vast onderdeel van de vragen die tweejaarlijks terugkomen in het Medewerkersonderzoek (MO).
Medewerkers worden halfjaarlijks (in de periode tussen november 2022 en november 2024) in het medewerker-tevredenheidsonderzoek gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling dat de aandacht voor diversiteit in de werkomgeving bijdraagt aan het succes van de organisatie.
Kunt u inzichtelijk maken welke externe organisaties of consultants zijn ingehuurd om uw uitvoeringsorganisatie(s) te adviseren over diversiteits-, gender- en inclusiebeleid? Wat waren de kosten en uitkomsten van deze adviezen?
De OCW-agenda tegen discriminatie en racisme is algemeen OCW beleid en is ook leidend voor DUO. Voor het antwoord op deze vraag refereer ik daarom naar de eerdere antwoorden op de soortgelijke Kamervragen die in oktober 2024 naar uw Kamer zijn gezonden.8
De organisatie «Onbeperkt aan de Slag» heeft een toegankelijkheidsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek kostte eenmalig 1.500 euro en leverde een rapportage op met verbeterpunten die zijn gebruikt om de NWO-panden toegankelijker te maken voor mensen met een fysieke beperking.
De organisatie Connectify heeft NWO geadviseerd over het werving- en selectieproces. Het resultaat daarvan is de training voor leidinggevenden die hen in staat stelt een werkwijze toe te passen die leidt tot het objectief en competentiegericht selecteren van de meest geschikte kandidaat voor een functie. Dit kostte ongeveer 15.000 euro.
Zou u de beantwoording per uitvoeringsinstantie afzonderlijk kunnen aanleveren?
Ja.
Het artikel 'Ambtenaren op ministeries moeten opstaan tegen een Wilders, Trump en Musk' |
|
Patrick van der Hoeff (PVV) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ambtenaren op ministeries moeten opstaan tegen een Wilders, Trump en Musk»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat de formele status, aard en het doel was van de bijeenkomst waar uitlatingen van de secretaris-generaal van het Ministerie van OCW en andere ambtenaren zijn gedaan?
Het artikel waaraan gerefereerd wordt is een beschrijving van enkele momenten van een langer en breder gesprek tijdens een zogenoemd Reuring!Café. Deze worden georganiseerd door de VOM (Vereniging voor Overheidsmanagement), een organisatie waarbinnen leidinggevenden en professionals van verschillende overheidsorganisaties bij elkaar komen. De organisatie omschrijft de bijeenkomsten op hun website als een luchtige talkshow over serieuze zaken van, voor en door publieke professionals.
Hoe beoordeelt u dat de secretaris-generaal van het Ministerie van OCW diversiteits- en inclusiebeleid zou voeren wanneer dit haaks staat op democratisch tot stand gekomen overheidsbeleid, gezien de stelling van de secretaris-generaal dat diversiteits- en inclusiebeleid essentieel is en gehandhaafd blijft, ook indien de regering anders zou besluiten?
Het kabinet staat voor artikel 1 van de Grondwet. In dit artikel is vastgelegd dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is. Net als bewindspersonen en Kamerleden zweren of beloven ook ambtenaren trouw te zijn aan de Grondwet.
De secretaris-generaal van het Ministerie van OCW heeft dit bevestigd. Het is belangrijk dat in onze samenleving iedereen op dezelfde manier behandeld, beoordeeld en benaderd wordt. Het past binnen de functie en verantwoordelijkheid van secretarissen-generaal, als degene die belast zijn met de leiding van het ministerie en de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, om als werkgever voor hun ambtenaren te streven naar gelijkwaardigheid voor iedereen. Essentieel om daar invulling aan te geven is het vaststellen van beleid om inclusie te bevorderen en discriminatie en racisme tegen te gaan. Het is belangrijk om als overheid alle perspectieven in de samenleving te kunnen betrekken.
Hoe beoordeelt u de oproep van een aanwezige ambtenaar aan overige ambtenaren tijdens deze bijeenkomst om zich te verzetten tegen politici en hoe kwalificeert u de oproep: «Wat gaan wij daar als ambtenaren echt tegen doen en gaan we ertegen opstaan?»
Op uitspraken van individuen uit het publiek ga ik niet in.
Is voldoende onpartijdigheid en neutraliteit van ambtenaren op het Ministerie van OCW geborgd, zodat democratisch tot stand gekomen beleid ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt?
Ja. Ambtenaren werken, ongeacht hun persoonlijke politieke voorkeur, in het algemeen belang voor onze samenleving. Vanuit hun ambtelijke professionaliteit brengen zij alle relevante aspecten in ten behoeve van goed afgewogen politieke besluitvorming. De bewindspersoon weegt af en komt op basis daarvan tot een politiek besluit, dat vervolgens wordt uitgevoerd. Daarbij wordt van ambtenaren in de uitvoering verwacht signalen en dilemma’s terug te leggen bij de bewindspersoon ten behoeve van politieke weging. Om deze ambtelijke rol goed te kunnen vervullen is ruimte voor reflectie en dialoog op de werkvloer noodzakelijk. Dit is niet alleen een kenmerk van goed werkgeverschap, maar ook noodzakelijk voor een goed functionerend overheidsapparaat. Binnen het Ministerie van OCW, is net als bij alle andere ministeries, structureel aandacht voor het publiek navolgbaar delen van alle relevante aspecten voor de politieke oordeelsvorming en besluitvorming.
Acht u het gepast dat een secretaris-generaal een houding aanneemt die getuigt van verzet tegen democratisch tot stand gekomen beleid en daarmee de uitvoeringsplicht mogelijk frustreert? Zo nee, welke stappen onderneemt u om mogelijk plichtsverzuim te voorkomen of te beëindigen?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3, heeft de secretaris-generaal in het debat benadrukt dat iedereen zich heeft te houden aan de Grondwet en onpartijdigheid als ambtenaar. Dat betekent dat er voor discriminatie binnen de rijksoverheid geen plaats is. Vanuit goed werkgeverschap is het daarom belangrijk om discriminatie op de werkvloer tegen te gaan. Dat is een gezonde, professionele houding.