De Nederlandse inzet op bij de Energieraad ter bepaling van de Europese inzet op de COP29 |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Erkent u dat het niet behalen van de eigen klimaatdoelen door Nederland de internationale geloofwaardigheid en onderhandelingspositie van zowel Nederland als de Europese Unie ondermijnt? Welke concrete stappen gaat u ondernemen om dit te verbeteren?
De EU en de 27 lidstaten hebben een gezamenlijk Nationally Determined Contribution (NDC) ingediend met daarin klimaatdoelen voor 2030. De EU ligt op koers met dit plan. Er is een Europees en nationaal beleidskader om deze doelen te halen dat wordt geïmplementeerd. Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan uitvoering van deze afspraken en de bijbehorende doelstellingen.
Welke aanvullende maatregelen overweegt u op korte termijn om ervoor te zorgen dat Nederland alsnog aan zijn klimaatdoelstellingen voldoet?
Het kabinet volgt de reguliere klimaatbesluitvormingscyclus. Op basis van de Klimaat en Energie Verkenning (KEV) van het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) besluit de regering of alternatieve maatregelen noodzakelijk zijn, wanneer deze maatregelen worden getroffen en hoe dit wordt gerealiseerd. In de Klimaatnota die gelijktijdig met de KEV verschijnt zal het kabinet reageren op de ramingen uit de KEV en aangeven welke vervolgstappen zo nodig gezet worden. Net als in voorgaande jaren volgen we de reguliere begrotingscyclus waarbij we in het najaar constateren of er een opgave ligt waarvoor we dan bij de Voorjaarsnota besluiten over de eventueel benodigde alternatieve maatregelen.
Hoe schat u de kansen in om in Europees verband tot een ambitieuzer klimaatdoel te komen en welke initiatieven neemt Nederland hiertoe (naast de nationale verplichting om aan het klimaatakkoord van Parijs te voldoen)?
Conform de Europese Klimaatwet moet er nog een tussendoel voor 2040 worden vastgelegd. De Europese Commissie zal naar verwachting begin 2025 met een voorstel komen voor een tussendoel voor 2040 van netto 90% broeikasgasreductie ten opzichte van 2040. Dit helpt ons op weg naar het afgesproken doel van klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van dit doel mits daarbij een stevig uitvoeringspakket wordt overeengekomen. Bij ongewijzigd beleid komen we al op 88%. Dat biedt een goede basis voor de onderhandelingen.
Op welke wijze geeft u invulling aan de toezegging om ontbossing uiterlijk in 2030 te stoppen mede gelet op het feit dat de Europese Commissie heeft aangegeven de implementatie van de anti-ontbossingswet met een jaar uit te stellen?
Het kabinet is gecommitteerd aan de internationale afspraak om in 2030 ontbossing en bosdegradatie te hebben gestopt en omgekeerd. Het geeft hier zowel bilateraal, Europees als multilateraal invulling aan via een combinatie van enerzijds diplomatie en beleidsdialoog (via partnerschappen als het Amsterdam Declarations Partnership), waarbij de focus primair ligt op het stimuleren van ontbossingsvrije productie, alsook verschillende concrete activiteiten ondersteund uit middelen voor ontwikkelingshulp (ODA). Over de kabinetspositie aangaande het voorstel van de Europese Commissie om de toepassing van de Ontbossingsverordening met twaalf maanden uit te stellen wordt u door de Staatssecretaris van LVVN en de Minister voor BHO voor woensdag 16 oktober geïnformeerd.
Op welke wijze gaat u zich inzetten om bevordering van gendergelijkheid te verankeren in de New Collective Quantified Goal (NCQG)?
Nederland onderhandelt via de EU over het nieuwe klimaatfinancieringsdoel (New Collective Quantified Goal, NCQG). Het verankeren van gendergelijkheid in het financieringsdoel is onderdeel van zowel de Nederlandse als de Europese inzet.
Kunt u toezeggen dat Nederland zich gaat inzetten voor de toegankelijkheid voor lokale (vrouwen)organisaties bij de (NCQG) onderhandelingen middels maatregelen die klimaatfinanciering toegankelijker kan maken voor lokale (vrouwen)organisaties, zoals versoepelde accreditatieprocedures en verantwoordingsmechanismen, lagere startbedragen en het verstrekken van meerjarige en flexibele financiering?
Nederland zet in de onderhandelingen over het nieuwe klimaatfinancieringsdoel via de EU in brede zin in op het vergemakkelijken van toegang tot financiering voor de meest kwetsbaren. Dit geldt zowel voor de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten als voor groepen die extra hard geraakt worden door de gevolgen van klimaatverandering, waaronder vrouwen en meisjes. Als onderdeel van de Global Environment Facility (GEF) en het tijdens COP28 geoperationaliseerde fonds voor schade en verlies zijn modaliteiten opgenomen die klimaatfinanciering toegankelijker kunnen maken voor onder meer lokale (vrouwen)organisaties.
Bent u bekend met het recente onderzoek van Oil Change International over potentiële financieringsmogelijkheden?1
Ja
Bent u voornemens om samen met andere Europese landen de in dit onderzoek genoemde financieringsmogelijkheden actief te onderzoeken en uit te dragen tijdens COP29? Kunt u daarbij per genoemde maatregel aangeven wat uw inzet zal zijn?
Nee. De in het onderzoek genoemde financieringsmogelijkheden sluiten voor het merendeel niet aan bij de kabinetsinzet. Met het oog op de benodigde schaal van de investeringsopgave pleiten NL en de EU in de onderhandelingen over een nieuw klimaatfinancieringsdoel voor een algemeen investeringsdoel dat diverse financieringsstromen omvat, waaronder publiek en privaat, nationaal en internationaal. De wereldwijde ODA in 2023 was 224 miljard dollar. Het is daarmee niet reëel te verwachten dat de investeringsbehoefte voor klimaat gedekt kan worden met alleen internationale publieke middelen. Buiten de onderhandelingen blijft de kabinetsinzet daarnaast gericht op de hervorming van de internationale financiële architectuur. Daarnaast blijf het kabinet zich inzetten voor de implementatie van bestaande afspraken rond het afbouwen van fossiele regelingen.
Kunt u deze vragen met prioriteit beantwoorden, zodat de Kamer tijdig geïnformeerd is voor aanvang van de inzet van Nederland tijdens de Energieraad?
Ja.
Het bericht 'Waarschuwingen en veroordelingen na nieuwe Georgische anti-lhbti-wetgeving' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Waarschuwingen en veroordelingen na nieuwe Georgische anti-lhbti-wetgevingen» en zo ja, wat is uw reactie hierop?1
Ja. Ik betreur de aanname van de zogenaamde «protection of family values and minors»-wet zeer. Deze wetgeving ondermijnt de fundamentele rechten van de Georgische bevolking en is onverenigbaar met internationale verplichtingen en de EU-ambities van Georgië.
Wilt u toezeggen dat u de Georgische ambassadeur gaat ontbieden over de anti-lhbti-wetgeving die afgelopen dinsdag in Georgië door het parlement is aangenomen?
Nederland heeft in de aanloop naar het wetgevingsproces in gesprekken meermaals aan de Georgische autoriteiten duidelijk gemaakt dat Nederland de aanname van lhbtiq+-wetten zeer zorgelijk vindt. In deze gesprekken heeft Nederland zich ook uitgesproken over de negatieve trend waarbij mensenrechten in algemene zin steeds verder onder druk zijn komen te staan. Ik heb mijn afkeuring van deze wetgeving ook publiekelijk kenbaar gemaakt.
Wilt u deze nieuw aangenomen wet meenemen in de afwegingen of Georgië op deze manier wel voldoet aan de voorwaarden voor (kandidaat)lidmaatschap van de Europese Unie, wat Georgië sinds december 2023 is?
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven staat Nederland zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU. We houden streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn belangrijk en waar mogelijk ondersteunt Nederland daarbij. Er worden geen concessies gedaan aan deze criteria.
In de fase voorafgaand aan het openen van de toetredingsonderhandelingen met kandidaat-lidstaten, de fase waarin Georgië zich momenteel bevindt, wordt uitgebreid aandacht besteed aan fundamentele rechten. Er worden op dit gebied strikte eisen gesteld, inclusief stappen om de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap te waarborgen en discriminatie tegen te gaan.
Tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. werd, mede op aandringen van Nederland al geconstateerd dat de acties van de Georgische regering hebben geleid tot het de facto stopzetten van het toetredingstraject.
In de jaarlijkse landenrapportage over kandidaat-lidstaten, die later deze maand wordt verwacht, zal de Europese Commissie naar verwachting ook stilstaan bij de achteruitgang in Georgië op het gebied van fundamentele rechten, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de positie en rechten van minderheden, waaronder lhbtiq+-personen. Uw Kamer zal hierover een kabinetsappreciatie ontvangen.
Wilt u toezeggen dat u Georgië erop zal wijzen dat de mensenrechten van deze doelgroep wel gerespecteerd dienen te worden en blijven?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, heeft Nederland meermaals op verschillende niveaus aandacht gevraagd van de Georgische autoriteiten voor de naleving van de rechten van lhbtiq+-personen. Tijdens de Raad Algemene Zaken van 24 september jl. hebben meerdere lidstaten, waaronder Nederland, gepleit voor een stevige en duidelijke boodschap naar aanleiding van de recent aangenomen anti-lhbtiq+-wetgeving.
Dit zal Nederland blijven doen. De Mensenrechtenambassadeur zal de situatie omtrent wetten die de rechten van lhbtiq+-personen in de Europese regio ondermijnen, waaronder Georgië, bespreken met zijn Europese collega-mensenrechtenambassadeurs.
Ook zal Nederland de situatie in Georgië agenderen binnen de Equal Rights Coalition, een regio-overschrijdende groep van 44 landen die internationaal samenwerken om de gelijke rechten van lhbtiq+-personen te bevorderen.
Bent u het eens dat het aannemen van deze wet niet past bij een (kandidaat) lid van de Europese Unie en dat dit genoeg reden is om dit (kandidaat)lidmaatschap te heroverwegen?
De recente acties van de Georgische regering, zoals aanname van de lhbtiq+-wetten, de zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet, het verspreiden van desinformatie en de publieke anti-EU uitspraken van de regeringspartij zijn niet in overeenstemming met EU-normen. Georgië heeft in december 2023 de kandidaat-lidstaat-status gekregen, met dien verstande dat het voldoet aan de negen stappen geïdentificeerd door de Europese Commissie.2 Sinds de toekenning is beperkte tot geen vooruitgang geboekt op deze stappen, met concrete achteruitgang op de bescherming van fundamentele rechten en samenwerking met het maatschappelijk middenveld.
In de Raadsconclusies van de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. is geconstateerd dat de Georgische regering met haar acties het EU-toetredingsproces de facto tot stilstand heeft gebracht. Dit is temeer spijtig daar de EU ook om geopolitieke redenen graag intensieve betrekkingen met Georgië wil onderhouden.
Kunt u deze vragen uiterlijk alvorens het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 10 oktober aanstaande beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
Het Integrated Political Crisis Response (IPCR) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Wie vertegenwoordigt Nederland in het «Integrated Political Crisis Response» (IPCR) mechanisme van de Europese Unie?
IPCR ronde tafels kunnen plaatsvinden op ministerieel-, ambtelijk- of ambassadeursniveau. Over het algemeen wordt Nederland ambtelijk vertegenwoordigd in het IPCR mechanisme.1
Zijn er sinds begin dit jaar in de IPCR besluiten genomen waar Nederland zich aan moet conformeren? Zo ja, welke?
Binnen het IPCR worden geen beslissingen genomen waar Nederland zich aan zou moeten conformeren. EU-lidstaten kunnen enkel worden opgeroepen tot het nemen van acties, zonder hierbij afdwingbare besluiten op te leggen. In IPCR kunnen enkel EU-voorstellen worden besproken die eventueel op een later moment voor besluitvorming aan Coreper en de Raad worden voorgelegd.
Kan de Tweede Kamer (vanaf 2020) de notulen van het IPCR ontvangen? Zo nee, waarom niet?
De notulen van de IPCR ronde tafels, de Operational Conclusions, hebben een verspreidingscode Limité. Raadsdocumenten krijgen de Limité-markering indien te vroege bekendmaking hiervan het besluitvormingsproces van de Raad nadelig kan beïnvloeden. Voor de omgang van deze documenten zijn Limité-richtsnoeren opgesteld.2 Vanwege deze richtsnoeren kunnen de documenten niet openbaar worden verstrekt. Om de Kamer zo goed mogelijk te informeren zullen de documenten ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer worden gelegd.
Het artikel 'The brutal truth behind Italy’s migrant reduction: beatings and rape by EU-funded forces in Tunisia' |
|
Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (D66), Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «The brutal truth behind Italy’s migrant reduction: beatings and rape by EU-funded forces in Tunisia» verschenen op 19 september in The Guardian?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Tunesische kustwacht, die zich schuldig maakt aan de verkrachting van vrouwelijke migranten, Europese financiering ontvangt volgens Raadsstukken?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de zeer zorgelijke berichten over de behandeling van vrouwelijke migranten, zoals benoemd in het artikel van 19 september 2024 in the Guardian. Nederland heeft deze zorgen bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt.
De Commissie monitort de uitvoering van programma's en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Financiële middelen van de Europese Commissie mogen op geen enkele wijze bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Het kabinet blijft dit uitdragen in Europees verband en de Europese Commissie brengt dit ook steeds op in contacten met de betrokken landen.
Heeft Nederland na eerdere gelijkaardige signalen dit jaar in het kader van het Lighthouse Report en het verzoek van het Europees parlement om uitleg en een review van de financiering, de reactie van de Europese Commissie hierover al ontvangen? Zo nee, kunt u hierop opnieuw aandringen bij de Europese Commissie?
De Europese Commissie rapporteert jaarlijks openbaar over de totale NDICI programmering (inclusief migratie) conform haar verplichtingen volgend uit de NDICI-verordening.2 Het Europees Parlement heeft de Commissie op 24 mei jl. daarnaast gevraagd om een uitleg en een volledige review van EU-financiering naar aanleiding van het Lighthouse Report. Hier heeft de Commissie nog geen antwoord op gegeven. Nederland heeft dit naar aanleiding van de recente berichtgeving opnieuw onder de aandacht bij de Europese Commissie gebracht.
Hoe beoordeelt u de signalen dat de Europese Unie (EU) zich bewust is van de geweldgolven in Tunesië, maar de andere kant opkijkt om de instroom van migranten te remmen?
Het kabinet spant zich in om irreguliere migratie vanuit belangrijke landen van herkomst, transit en opvang tegen te gaan – in lijn met internationaal en Europees recht. Het kabinet blijft de aandacht voor mensenrechten zowel op EU-niveau als bilateraal richting Tunesië uitdragen. Het kabinet is van mening dat de Nederlandse en Europese inzet in Tunesië gestoeld moet zijn op het waarborgen van mensenrechten en rechtstaat. In EU-verband blijft Nederland aandringen op het houden van een Associatieraad met Tunesië, die de mogelijkheid biedt om democratie en mensenrechten in Tunesië aan de orde te stellen.
Klopt het inderdaad dat er mogelijk meer geld naar Tunesië gestuurd zal worden dan publiekelijk bekend is? Zo ja, hoeveel en in hoeverre is Nederland hiervan op de hoogte?
Besluiten over de besteding van Europese externe financiering, zoals het NDICI en macro-financiële bijstand, worden altijd publiek gemaakt.3 De Europese Raad heeft op 1 februari 2024 in het kader van de herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) besloten om het budget voor het Zuidelijk Nabuurschap op te hogen met € 2 miljard4. De Commissie werkt aan een nadere uitwerking van de besteding van deze middelen en presenteert haar plannen voor de allocatie naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025, als onderdeel van het tussentijdse herzieningsproces van het NDICI. De Commissie heeft hiervoor goedkeuring nodig van de lidstaten. Besluitvorming over de besteding van deze middelen vindt plaats via de geëigende Brusselse processen en gremia, waar Nederland aan deelneemt.
Welke stappen gaat u nemen om te zorgen dat de voortdurende mensenrechtenschendingen door de Tunesische kustwacht stoppen, of in ieder geval niet langer door de EU gefinancierd worden?
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat de in het artikel genoemde praktijken gefinancierd worden door de EU. Zoals in de beantwoording van vraag 2 opgenomen brengt Nederland deze zorgelijke berichten voortdurend onder de aandacht van de Europese Commissie.
Is er zicht op operationele of financiële betrokkenheid van andere lidstaten?
Het is niet aan Nederland om te rapporteren over inzet en/of activiteiten van andere Europese Lidstaten in algemene zin, ook niet t.a.v. migratiesamenwerking met derde landen.
Kunt u uiteenzetten wat dit betekent voor de juridische aansprakelijkheid van Nederland en van de EU?
Het is afhankelijk van de feiten of de EU en/of haar lidstaten aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schendingen van het internationaal recht, waaronder mensenrechten, die de EU en/of haar lidstaten kunnen worden toegerekend.
In de Kamerbrief van 4 november 20225 is uitgebreid ingegaan op het juridisch kader over de aansprakelijkheid van Nederland en de EU in dit soort situaties.
Wat zijn uw verwachtingen voor het onderzoek van de Europese Ombudsman met betrekking tot de financiering van de EU aan de Tunesische kustwacht?
De EU-Ombudsman fungeert als belangrijk aanspreekpunt voor burgers die klachten hebben over de Europese instellingen en kan waardevolle aanbevelingen doen om het optreden van de Unie te verbeteren en het vertrouwen van de burger in de Unie te vergroten.
De EU-Ombudsman heeft op 21 oktober de uitkomst van haar onderzoek gepubliceerd6). Daarin formuleert zij vier aanbevelingen aan de Commissie: het bieden van informatie over risicobeheersingsmaatregelen die genomen zijn voorafgaand aan het afsluiten van de MoU met Tunesië, het delen van informatie over mensenrechtenmonitoring door implementerende partners, het expliciteren van criteria voor opschorting van contracten in geval van mensenrechtenschendingen, en het aanmoedigen van implementerende partners om klachtenmechanismen in te richten.
Hoe kijkt u naar de signalen van geweld tegen mannen en kinderen dat door de Tunesische kustwacht wordt gepleegd?
Nederland heeft tot op heden geen onafhankelijk geverifieerde informatie over geweld tegen mannen en kinderen door de Tunesische kustwacht ontvangen, noch bewijs hiervoor. Alle niet gelegitimeerde vormen van geweld door autoriteiten worden afgekeurd door de Nederlandse regering. Het is primair de verantwoordelijkheid van de Tunesische overheid om hier tegen op te treden en de eigen kustwacht te houden aan de geldende internationaalrechtelijke regels.
Bent u bekend met signalen dat de Tunesische kustwacht boten en motoren verkoopt aan smokkelaars om deze vervolgens weer te onderscheppen?
Nederland is bekend met dergelijke signalen, maar kan deze niet op basis van eigenstandige informatie verifiëren.
Hoe verhoudt dit zich tot de doelstellingen van de EU-Tunesiëdeal om smokkelnetwerken aan te pakken en de Europese financiering?
Het brede strategische partnerschap tussen de EU en Tunesië, zoals aangegaan in juli 2023, betreft naast samenwerking op tal van beleidsterreinen, ook samenwerking op het gebied van migratie, waaronder de aanpak van mensensmokkel. Het kabinet is van mening dat de inzet van de Europese Commissie om mensensmokkel aan te pakken effectief moet zijn, bij moet dragen aan het versterken van autoriteiten om te handelen, met inachtneming van de internationaalrechtelijke kaders. Daarover is de Commissie met de Tunesische autoriteiten doorlopend in gesprek. Het is aan de Commissie om dergelijke berichten te verifiëren en waar nodig de programmeringsinzet er op aan te passen.
In 2024 is het aantal illegale grensoverschrijdingen langs de centrale Middellandse Zeeroute tot nu toe meer dan gehalveerd (-64%) ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar (46 890 illegale grensoverschrijdingen in 2024 tegenover 133 441 in 2023). Dit is waarschijnlijk mede het gevolg van de voortdurende migratiebeheersings- en smokkelbestrijdingsoperaties door de Libische en Tunesische autoriteiten. Dergelijke activiteiten worden eveneens gefinancierd door de EU.
Gaat Nederland zich uitspreken over deze misstanden, zowel met betrekking tot mensenrechtenschendingen als corruptie?
Nederland blijft het belang van waarborgen van mensenrechten uitdragen en zal de zorgelijke berichten over de misstanden aan de orde stellen bij de Tunesische autoriteiten tijdens bilaterale gesprekken.
Klopt het dat het de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR niet toegestaan wordt om nieuwe asielzoekers te registreren?
Dit komt overeen met de informatie waarover wij beschikken. UNHCR is in juni jl. door de Tunesische autoriteiten aangezegd te stoppen met het registreren van nieuwe asielzoekers. UNHCR blijft bij de Tunesische autoriteiten aandringen dat de registratie van nieuwe asielzoekers zo snel mogelijk voortgezet moet worden. Nederland is voortdurend in gesprek met UNHCR over de ontwikkelingen. De circa 16.500 asielzoekers die al geregistreerd waren, voorafgaand aan de stop, worden nog steeds ondersteund door UNHCR.
Hoe kijkt u naar de situatie in El Amra waar tot tienduizenden migranten verblijven in «makeshift camps» en waar geen toegang is voor UNHCR en lokale en internationale hulporganisaties? Wordt hierover gesproken vanuit de EU of bilateraal met de Tunesische overheid?
Nederland is bekend met de zeer zorgelijke situatie in El Amra. Voor Nederland is het van belang dat partnerorganisaties toegang kunnen blijven houden tot dit gebied. Gesprekken via de EU of met de Tunesische autoriteiten over de situatie in El Amra vinden plaats.
Zal u erop aandringen bij de Europese Commissie dat zij zich uitspreekt over deze misstanden en dat er een grondig onderzoek ingesteld wordt naar de inzet van Europese financiering bij dergelijke praktijken?
Zie vraag 3.
Bent u bekend met de oproep van de Verenigde Naties om onderzoek te doen naar massagraven van migranten aan de grens tussen Libië en Tunesië?2 Kunt u toelichten wat de status is van dit onderzoek? Hoe zal Nederland opvolging geven aan dit onderzoek?
Wij zijn bekend met het verzoek van OHCHR aan de Libische autoriteiten om onderzoek te doen naar het massagraf op de Libisch-Tunesische grens maar hebben tot op heden geen informatie over de aanvang van een mogelijk onderzoek door de Libische autoriteiten. Wij zijn niet bekend met een oproep aan de Tunesische autoriteiten omtrent hetzelfde. Het kabinet zal deze zaak aandachtig blijven volgen.
Terugkijkend naar de «deal» die met Tunesië is gesloten in 2023, kunt u reflecteren op het gebrek van een human rights impact assessment binnen deze afspraken?
Het Memorandum van Overeenstemming (MoU) tussen de EU en Tunesië van 16 juli 2023 benadrukt dat het tegengaan van irreguliere migratie gestoeld dient te zijn op respect voor mensenrechten.8 De beleidsdialoog in het kader van het MoU wordt aangewend om met de Tunesische autoriteiten te spreken over het belang van het voeren van een geïntegreerd migratiebeleid, inclusief de bescherming van migranten. De voorzitter van de Commissie heeft onderstreept dat de bescherming van migranten een kernprioriteit is in de samenwerking met Tunesië.
De EU-steun aan Tunesië vindt plaats binnen de daartoe vastgelegde kaders van de Commissie, waarbij respect voor de internationaalrechtelijke verdragen het uitgangspunt is. Nederland spant zich er in Europees verband voor in om de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie te versterken en dat eventuele zorgen op dit vlak onderdeel zijn van de dialoog met partnerlanden.
Voorts geldt dat Tunesië onder meer partij is bij het VN-Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het VN-Kinderrechtenverdrag en is gehouden mensenrechten effectief te beschermen bij het grensbeheer. Andere staten en internationale organisaties kunnen Tunesië aanspreken op de naleving van deze normen, zoals ook is gedaan door de VN-verdragscomités.
Kunt u reflecteren op de inzet op het gebied van mensenrechtenmonitoring en hoe Nederland zich er sterk voor gaat maken dat dit zo snel mogelijk ingezet wordt?
Het kabinet roept de Europese Commissie op tot het versterken van de monitoring van mensenrechten in het kader van migratie-gerelateerde programmering in derde landen. Mensenrechtenmonitoring binnen migratieprogramma’s is inmiddels versterkt.
Kunt u aangeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan de motie Drost c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1963), die oproept om de feitelijke naleving van mensenrechten van migranten, zoals die zijn vastgelegd in internationale verdragen te garanderen en controleren?
Het kabinet deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie voor migranten in Tunesië. Ook de arrestaties van medewerkers van organisaties die actief zijn op gebied van steun aan migranten is zorgwekkend, zij doen juist zeer belangrijk werk. Het is belangrijk dat Tunesië een geïntegreerd migratiebeleid ontwikkelt, waarin ook bescherming wordt geboden aan migranten en asielzoekers in lijn met internationaalrechtelijke kaders en met respect voor mensenrechten.
Nederland heeft zich voor de positie van migranten sterk gemaakt en zal dit ook blijven doen. Zo zet het door Nederland gefinancierde programma van UNHCR zich in voor de bescherming van asielzoekers en migranten, o.a. via juridische steun en assistentie bij onderdak, gezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast steunt Nederland IOM voor de bescherming van en assistentie aan gestrande migranten, o.a. via opvang of hulp bij vrijwillige terugkeer en herintegratie voor diegenen die niet in Tunesië willen blijven. Ook financiert Nederland een regionaal programma in Noord Afrika met UNODC gericht op het versterken van de mensenrechten gerichte aanpak van mensenhandel en -smokkel. Via UNICEF zet Nederland in op het bieden van bescherming voor minderjarige migranten en de toegang tot sanitaire voorzieningen en veilig drinkwater. Daarnaast steunt Nederland Medecins du Monde om de coördinatie tussen verschillende partners die zich inzetten voor de bescherming van migranten verder te versterken.
Het bericht 'Brussels considers sanctions on Slovakia over backsliding on rule of law' |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brussels considers sanctions on Slovakia over backsliding on rule of law»?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het goed functioneren van de rechtsstaten van alle lidstaten van belang is voor het functioneren van de Europese Unie (EU) als geheel?
Ja. Het kabinet beschouwt respect voor de rechtsstaat als het fundament van de Europese samenwerking.
Ziet u mogelijkheden om de toetsing en bescherming van rechtsstaten in de EU door de Europese Commissie in de EU te verbeteren?
Het EU-rechtsstaatinstrumentarium is de afgelopen jaren ontwikkeld en versterkt. Het kabinet onderzoekt, in samenwerking met gelijkgestemde lidstaten, hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld. Daarnaast pleit het kabinet ervoor dat het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium volledig, consequent en meer in samenhang wordt benut. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om eventuele terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Europese Commissie om mogelijk sancties op te leggen aan Slowakije, gezien de zorgen over de rechtsstaat en corruptiebestrijding in dat land?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe duidt u de specifieke ontwikkeling in Slowakije waarbij het speciaal openbaar ministerie, dat verantwoordelijk was voor de bestrijding van corruptie, is afgeschaft?
In lijn met de motie van Campen c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2076), volgt het kabinet de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije, waaronder de hervorming van het wetboek van strafrecht, de daarop volgende ontbinding van de Speciaal Openbaar Aanklager en gerelateerde ontwikkelingen op gebied van anti-corruptie, nauwgezet. Datzelfde geldt voor de Europese Commissie.2 Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Slowakije met de hervorming van het wetboek van strafrecht het Unierecht heeft geschonden en of er gevolgen zijn voor de besteding van EU middelen. De Commissie heeft nog geen besluiten genomen. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Deelt u de zorgen van de Europese Commissie dat hiermee de strijd tegen corruptie, waaronder corruptie met EU-fondsen, wordt ondermijnd? Hoe gaat u opkomen voor degelijke besteding van Europees middelen en dus ook Nederlands belastinggeld?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe duidt u de beslissing van de Slowaakse regering dat de facto de publieke omroep is ontmanteld en de persvrijheid daarmee beperkt?
Zoals reeds aangegeven volgt het kabinet de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije, waaronder de ontwikkelingen bij de Slowaakse publieke omroep, nauwgezet. Datzelfde geldt voor de Commissie. Vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke journalistiek zijn voorwaarden voor een goed functionerende democratische rechtsstaat en een vrije samenleving. Onafhankelijke media spelen een cruciale rol in het faciliteren van de controle van de macht. Ook voor de ontwikkelingen rondom de Slowaakse publieke omroep geldt dat het primair aan de Commissie is om te beoordelen of Slowakije, met de ontbinding en vervanging van de publieke omroep, het Unierecht heeft geschonden.
Hoe kijkt u naar parallellen tussen de situatie van Slowakije en Hongarije? Op welke manier kan in het geval van Slowakije adequaat worden ingegrepen? Welke lessen kunnen we volgens u trekken van de casus van Hongarije?
Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. Ervaringen uit het verleden tonen dit aan. De EU heeft inmiddels meerdere instrumenten tot zijn beschikking om rechtsstatelijke problemen in de Unie te adresseren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426). Dit was anders toen de rechtsstatelijke problemen in Hongarije begonnen. Het EU-rechtsstaatinstrumentarium is de afgelopen jaren verder ontwikkeld en versterkt. Als lidstaten de rechtsstatelijke beginselen die in de EU-verdragen zijn neergelegd schenden, kan de Commissie handhavend optreden. Als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan het financiële instrumentarium worden ingezet, zoals eind 2022 is gebeurd tegen Hongarije.3 Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de EU-verdragen.
Hoe kijkt u in dit licht naar de bredere geopolitieke ontwikkelingen in Slowakije, met name de toenemende pro-Russische uitspraken van premier Fico? Ziet u hier een risico voor toenemende invloed van Rusland binnen Slowakije en daarmee binnen de EU?
Het is van belang dat de EU eensgezind is ten aanzien van de aanpak van Rusland en ten aanzien van de steun aan Oekraïne. De Russische inmenging in Slowakije en andere EU-lidstaten is erop gericht die eensgezindheid te ondermijnen en gaat in tegen de fundamenten van een democratische rechtsorde en open samenleving, waarop de EU is gestoeld. Uitspraken die de Russische verantwoordelijkheid voor de oorlog in Oekraïne in twijfel trekken, zijn schadelijk. Het kabinet draagt deze boodschap in zowel EU- als bilateraal verband steevast uit.
Welke acties overweegt u op Europees niveau om uw zorgen over de Slowaakse rechtsstatelijke neergang te adresseren?
Tijdens de horizontale rechtstaatdialoog, die stond geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 24 september jl. heeft Nederland in de Benelux-interventie, onder andere, zorgen uitgesproken over de negatieve rechtsstaatsontwikkelingen die in meerdere EU-lidstaten plaatsvinden. Tijdens deze Raad werden de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid in de EU besproken. De staat van de rechtsstaat in Slowakije komt in het voorjaar van 2025 aan de orde tijdens de bespreking van de landenspecifieke rechtsstaatdialoog. Die landenspecifieke rechtsstaatdialogen bieden de gelegenheid voor Nederland om, in Benelux-verband, uitgebreider de zorgen over de rechtsstaat in Slowakije te bespreken. Nederland steunt verder de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Slowakije het Unierecht schendt en hier indien nodig tegen op te treden.
Welke rechtsstaatinstrumenten ziet u weggelegd voor de Europese Commissie om Slowakije te houden aan de rechtsstaatprincipes en vindt u dat de Europese Commissie deze moet activeren? Zo ja welke instrumenten beoogt u? Zo nee, waarom niet en op welk moment vindt u dat de Europese Commissie wél instrumenten dient in te zetten?
De EU heeft inmiddels meerdere instrumenten tot zijn beschikking om rechtsstatelijke problemen in de Unie te adresseren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426). Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de Verdragen, te beoordelen of Slowakije het Unierecht schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. De Commissie heeft hierover nog geen besluiten genomen. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken.
Welke rechtsstaatinstrumenten ziet u weggelegd voor de Europese Raad om Slowakije te houden aan de rechtsstaatprincipes en vindt u dat de Raad deze moet activeren? Zo ja, welke instrumenten beoogt u? Zo nee, waarom niet en op welk moment vindt u dat de Europese Raad wél instrumenten dient in te zetten?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De Nederlandse uitbreiding van de scope voor ETS2 |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de consultatie voor de Nederlandse uitbreiding van de scope voor het Emissions Trading System (ETS2)?
Ja.
Hoe beoordeelt u deze Nederlandse uitbreiding op de scope van ETS2 in relatie tot het nieuwe hoofdlijnenakkoord?
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat we ons houden aan bestaande afspraken. In de uitwerking ervan in het regeerprogramma staat dat we vasthouden aan bestaande afspraken voor 2030 en 2050, en de maatregelen en aangekondigde investeringen die we hiertoe hebben vastgelegd.
In de Voorjaarsnota van 2023 is de Tweede Kamer voor het eerst geïnformeerd1 over het voornemen van het kabinet om het ETS2 nationaal zo breed mogelijk in te voeren middels de zogenaamde opt-in. Als onderdeel van de klimaat- en energiemaatregelen bij de Voorjaarsnota 2024 is vervolgens definitief besloten over de reikwijdte van de ETS2 opt-in2, waarbij besloten is om een uitzondering te maken voor de visserijsector en de toepassing van ETS2 op de glastuinbouwsector nog nader uit te werken en uiterlijk met Prinsjesdag 2024 een besluit te nemen. Het kabinet zal zich aan deze afspraak houden.
Ten aanzien van de glastuinbouw is meer tijd nodig om te onderzoeken of en hoe de ETS2 opt-in toegepast kan worden met behoud van de balans in het convenant en de Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van een compensatieregeling voor het geval het ETS2-tarief hoger is dan nodig voor het behalen van het restemissiedoel in 2030 uit het convenant. Uiterlijk in het voorjaar van 2025 zal daarom een besluit worden genomen over de toepassing van de ETS2 opt-in in de glastuinbouwsector waarbij ook de stapeling van beleidsinstrumenten en uitkomsten van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) worden bezien. De Staatssecretaris Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), de Staatssecretaris Financiën en de Minister van Klimaat en Groene Groei werken dit de komende maanden gezamenlijk uit in de context van het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030.
Zijn de voorstellen om als Nederland een uitbreiding te doen op een Europees wetsvoorstel als ETS2 niet een voorbeeld van de passage in het hoofdlijnenakkoord om nieuwe nationale koppen op Europees beleid te voorkomen?
Zie ook het antwoord op vraag 2. De ETS2 opt-in, exclusief glastuinbouw, betreft geen nieuwe nationale kop maar is een bestaande afspraak die bijdraagt aan het bereiken van de nationale klimaatdoelen; zoals in het regeerprogramma is aangegeven is behoud van doelbereik van groot belang. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Het kabinet gaat het effect van de ETS2 opt-in nog nader onderzoeken voor de glastuinbouwsector en neemt in het voorjaar 2025 een besluit over het eventueel toepassen hiervan. Daarin worden alle relevante aspecten zorgvuldig bekeken zoals rechtszekerheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid van en voor alle betrokken partijen. Uw kamer wordt daar nog nader over geïnformeerd.
Wat zou de Nederlandse uitbreiding op ETS2 met de concurrentiepositie van Nederland kunnen doen?
Om zicht te hebben op de gevolgen voor de landbouw en visserij heeft Wageningen Economic Research in opdracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een impactanalyse uitgevoerd. Deze is op 29 mei 2024 met de Tweede Kamer gedeeld3. De resultaten hiervan heeft het vorige kabinet betrokken bij het besluit over de ETS2 opt-in. De impactanalyse laat zien dat de verwachte gevolgen voor de akkerbouw en veehouderij relatief beperkt zijn en dat er voldoende mogelijkheden zijn om kosten te voorkomen door energiebesparing of een overstap naar duurzame alternatieven. Voor de visserij en glastuinbouw laat de studie een grotere impact zien. De visserij valt niet onder de ETS2 opt-in en over de glastuinbouw wordt uiterlijk in het voorjaar van 2025 besloten.
Het effect van de maatregel op de binnenvaartsector is eveneens in beeld gebracht met een impactanalyse door het Expertise- en Innovatiecentrum Binnenvaart (EICB). De impactanalyse is op 17 juni 2024 met uw Kamer gedeeld4. Uit deze impactanalyse blijkt dat de binnenvaart goede perspectieven heeft om te verduurzamen, dat de maatregel opt-in ETS2 voor de binnenvaart bijdraagt aan de businesscase om te verduurzamen doordat varen op fossiele brandstoffen stapsgewijs duurder wordt. De onderzoekers wijzen op risico op weglek als buurlanden niet zouden overgaan tot een opt-in voor deze sector: schepen kunnen in dat geval naar België en Duitsland uitwijken om te bunkeren. Het kabinet houdt in het oog of deze landen in een latere fase ook kiezen voor een opt-in voor de binnenvaart, of deze grenseffecten verminderen en wat de effecten na 2030 zijn. Bovendien zet het kabinet zich in om het ETS2 te verbreden op EU-niveau.
Om de bedrijven die wel onder de ETS2 opt-in vallen te ondersteunen in hun verduurzamingsopgave en hun zorgen over de impact te verminderen heeft het kabinet gelijktijdig aan het besluit van de ETS2 opt-in besloten om aanvullende middelen uit het Klimaatfonds te reserveren voor de betrokken sectoren, inclusief de landbouw en de binnenvaart.
De glastuinbouwsector maakt vooralsnog geen onderdeel uit van de ETS2 opt-in. Het vorige kabinet heeft besloten om besluitvorming hierover uit te stellen. Dit kabinet zal uiterlijk in het voorjaar van 2025 een definitief besluit nemen over het betrekken van de glastuinbouw in de ETS2 opt-in. Uitgangspunt daarbij is dat de balans in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw en de Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw wordt behouden. De restemissie die de sector zichzelf met het convenant voor 2030 ten doel stelt blijft dus leidend. Het kabinet verkent manieren om te compenseren voor het geval dat het restemissiedoel voor 2030 uit het convenant voorbijgeschoten wordt. Het besluit in het voorjaar zal dan ook worden genomen met oog op de bredere beleidscontext, samenhang van verschillende beprijzingsinstrumenten in de sector en uitkomsten van de Klimaat- en Energieverkenning.
Voor de concurrentiepositie van Nederland is het van belang dat energiekosten niet te veel uit de pas lopen met omringende landen, met name voor sectoren die veel energie gebruiken. Enkele andere lidstaten hebben inmiddels aangegeven ook gebruik te zullen maken van de ETS2 opt-in, waaronder Duitsland, Oostenrijk en Zweden. Het kabinet pleit daarnaast in Brussel voor een gelijk speelveld o.a. door het ETS2 op EU-niveau te verbreden en daarmee een gelijke CO2-beprijzing in de gehele EU te realiseren.
Wat zijn mogelijke administratieve lasten voor boeren, tuinders en ketenpartijen als ETS2 wel doorgaat?
De administratieve lasten als gevolg van het ETS2 komen primair bij de energie- en brandstofleveranciers terecht. Eindgebruikers van brandstoffen, zoals boeren, krijgen geen administratieve verplichtingen. Zonder de opt-in zullen zij echter mogelijk wel regeldruk ervaren, omdat zij aan hun energieleverancier moeten aantonen dat zij recht hebben op vrijstelling en/of teruggave.
De opt-in zal de administratieve lasten voor energie- en brandstofleveranciers aanzienlijk verlagen. Zij moeten namelijk onderscheid maken tussen brandstofleveringen die wel en niet binnen de reikwijdte van ETS2 vallen om correct emissies te rapporteren en ETS2 kosten door te berekenen. De ETS2 opt-in zorgt ervoor dat het onderscheiden van verschillende brandstofleveringen in de meeste gevallen niet nodig is omdat er minder uitzonderingen zijn, waarmee de uitvoering wordt vereenvoudigd.
Indien de leveranciers dit onderscheid niet vooraf kunnen maken, zullen zij genoodzaakt zijn de ETS2 kosten door te berekenen aan al hun klanten, waaronder boeren en tuinders. Bedrijven en consumenten die vanaf 2027 op deze manier onterecht kosten voor ETS2 maken, hebben recht op een teruggave van de overheid. De Europese Commissie werkt op dit moment een teruggaveregeling uit die vervolgens in Nederland moet worden geïmplementeerd. Omdat met de opt-in aanzienlijk minder onterechte kostendoorrekening zal plaatsvinden, wordt grootschalig beroep op een teruggaveregeling voorkomen. Dit scheelt regeldruk bij klanten, waaronder boeren, alsook uitvoeringskosten voor toezicht en handhaving. Bij het definitieve besluit over de glastuinbouw in het voorjaar zal het voorkomen van administratieve lasten voor tuinders meewegen.
Hoe zit het met de negatieve impact op het verdienvermogen van de tuinder en daarmee diens vermogen om verder in verduurzaming te investeren, verwijzend naar het onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) waaraan wordt gerefereerd door de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)?1
De glastuinbouwsector maakt vooralsnog geen onderdeel uit van de ETS2 opt-in. Het vorige kabinet heeft besloten om besluitvorming hierover uit te stellen. Dit kabinet zal uiterlijk in het voorjaar van 2025 een definitief besluit nemen over het betrekken van de glastuinbouw in de ETS2 opt-in. Uitgangspunt daarbij is dat de balans in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw en de Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw wordt behouden. De restemissie die de sector zichzelf met het convenant voor 2030 ten doel stelt blijft dus leidend. Het kabinet verkent manieren om te compenseren voor het geval dat het restemissiedoel voor 2030 uit het convenant voorbijgeschoten wordt. Het besluit in het voorjaar zal dan ook worden genomen met oog op de bredere beleidscontext, samenhang van verschillende beprijzingsinstrumenten in de sector en uitkomsten van de Klimaat- en Energieverkenning.
Wat bent u voornemens te doen richting de Europese Commissie?
Het vorige kabinet heeft alle noodzakelijke stappen richting de Europese Commissie voor de ETS2 opt-in reeds afgerond. Indien in het voorjaar van 2025 besloten wordt om de glastuinbouwsector bij het ETS2 te betrekken middels de opt-in, zal ik hiervoor een formeel verzoek indienen bij de Europese Commissie. Waar nodig zal in de zoektocht naar een gebalanceerde oplossing voor de glastuinbouw richting het voorjaar voor technische vragen contact gezocht worden met de Europese Commissie.
Btw-teruggave consumenten |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Folkert Idsinga (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het vonnis van 24 juli 2024 waarbij een niet-Europees ingezetene consument, in een rechtszaak tegen de ANWB in het ongelijk is gesteld door de rechtbank inzake zijn recht op teruggave btw, waar geen hoger beroep tegen mogelijk is?1
Ja.
Bent u bekend dat bij de beoordeling onder rechtsoverweging 3.5, de rechter zich mede baseert op uw antwoorden op mijn kamervragen?2
Ja.
Bent u het eens met de advocaat-generaal, verbonden aan de Hoge Raad, met zijn advies uit 2013 in een eerdere btw-kwestie waarbij hij zich uitgesproken heeft over de uitleg van de btw-richtlijn, in het bijzonder als het gaat over de tekst van de Uitvoeringsbeschikking waarbij hij het volgende hierover zegt: «In de tekst van artikel 23a van de Uitvoeringsbeschikking valt op dat de leverancier gerechtigd is het nultarief toe te passen. Dit suggereert dat de leverancier daartoe niet verplicht is. Die conclusie zou ik echter niet willen trekken. Uit de richtlijntekst (zie punt 5.4 van deze conclusie) volgt een dergelijke vrijblijvendheid namelijk geenszins. De richtlijn schrijft de toepassing van de vrijstelling simpelweg voor. Mits aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan uiteraard.»?3
Waar de advocaat-generaal in de bedoelde conclusie4 aangeeft dat de btw-richtlijn5 een vrijstelling voorschrijft voor, kort gezegd, de levering van goederen die door een niet in (i.c.) Nederland gevestigde afnemer worden vervoerd naar een plaats buiten de Europese Unie (EU), ben ik het met haar eens. In de Nederlandse wet- en regelgeving is die (uitvoer-)vrijstelling vorm gegeven door toepassing van een zogenoemd btw-nultarief6. Ik ben het ook eens met haar constatering dat voor eventuele toepassing van die vrijstelling op de levering van goederen aan natuurlijke personen die buiten de EU wonen (niet-EU reizigers) en de goederen in hun persoonlijke bagage meenemen, uiteraard aan de daaraan gestelde voorwaarden moet worden voldaan. In de betreffende bepaling van de btw-richtlijn wordt dat ook uitdrukkelijk aangegeven7.
Eén van die voorwaarden is dat de niet-EU reiziger bewijst dat de gekochte goederen de EU daadwerkelijk in zijn persoonlijke bagage hebben verlaten. Zo’n bewijs van uitvoer wordt geleverd door middel van de factuur, of van een in de plaats daarvan komend bewijsstuk, voorzien van het visum van het douanekantoor van uitgang uit de EU. Zoals de advocaat-generaal in haar conclusie aangeeft kan (cursief door de advocaat-generaal) een winkelier/leverancier op het moment van verkoop aan de niet-EU reiziger niet aan (onder andere) deze voorwaarde voldoen, simpelweg omdat de goederen op dat moment (nog) niet zijn of worden uitgevoerd. Op grond van de btw-richtlijn zal de winkelier bij de verkoop dan ook op reguliere wijze btw berekenen aan de niet-EU reiziger. Van een onverschuldigde betaling van btw is in deze geenszins sprake. Pas nadat de winkelier het bewijs van uitvoer heeft ontvangen van de niet-EU reiziger (of van een betrokken intermediair), dus nadat de goederen de grens over zijn gegaan, kan hij alsnog overgaan tot het toepassen van het btw-nultarief zodat hij de btw, eventueel onder verrekening van de fee van een (veelal) betrokken tussenpersoon, aan de niet-EU reiziger kan teruggeven.
Binnen de Nederlandse wet- en regelgeving is de toepassing van onderhavig btw-nultarief door de winkelier en de teruggaaf van btw aan niet-EU reizigers gebaseerd op de relevante bepalingen van de btw-richtlijn en de daarin gestelde voorwaarden.
Indien u het hiermee eens bent, hoe rijmt u dit met het antwoord dat u gegeven heeft op vraag 3 van mijn kamervragen: «Daarbij merk ik op dat een winkelier niet kan worden verplicht om het btw-nultarief toe te passen respectievelijk de teruggave van btw aan de niet-EU-reiziger te faciliteren.»?4
Zoals ook in mijn bovenstaande antwoord op vraag 3 uiteengezet kan toepassing van het btw-nultarief door de winkelier, op grond van de daaraan in de btw-richtlijn gestelde voorwaarden, noodzakelijkerwijs pas plaatsvinden nadat de betreffende goederen en de niet-EU reiziger Nederland en de EU hebben verlaten. Op het moment van aankoop van de goederen moet de niet-EU reiziger aan de winkelier kenbaar maken dat hij in aanmerking wil komen voor teruggaaf van de in de aankoopprijs opgenomen btw die hij aan de winkelier betaalt. De winkelier moet dat weten omdat medewerking daaraan de nodige (administratieve) handelingen van hem vergt en om te voorkomen dat hij in dat opzicht een risico loopt op het niet voldoen aan de formele vereisten voor toepassing van het btw-nultarief waardoor hij, indien hij de btw teruggeeft aan de niet-EU reiziger, financiële schade op zou lopen.
Om een eventuele teruggaaf van btw te kunnen bewerkstelligen moet de winkelier, achteraf, de aanspraak op toepassing van het btw-nultarief aantonen aan de hand van boeken en bescheiden. Als bewijs dat de betreffende goederen de EU daadwerkelijk met de niet-EU reiziger hebben verlaten dient de winkelier in dat verband te beschikken over een door de Douane geviseerde (kopie-)aankoopfactuur (of een daarmee gelijk te stellen bescheid) die op naam is gesteld van de niet-EU reiziger en waarop het nummer van diens legitimatiebewijs is vermeld. Immers, een teruggaaf van btw kan uitsluitend plaatsvinden aan een niet-EU reiziger die de goederen zelf heeft gekocht en in zijn persoonlijke bagage meeneemt naar een bestemming buiten de EU. De gebruikelijke woon- of verblijfplaats dient de niet-EU reiziger met een legitimatiebewijs aan te tonen.
Gezien de voorwaarden die de btw-richtlijn stelt aan een eventuele teruggaaf van btw aan een niet-EU reiziger én gezien de systematiek van de btw, verloopt dat proces noodzakelijkerwijs via de winkelier (al dan niet door tussenkomst van een intermediair). Hij is immers degene die de goederen aan de niet-EU reiziger verkoopt en daarbij in eerste instantie btw in rekening brengt. Bovendien werkt het btw-systeem, in de hele EU, zo dat de winkelier de belastingplichtige is. Waar vervolgens blijkt dat aan de voorwaarden voor toepassing van het btw-nultarief is voldaan, is de winkelier dan ook de enige die de door hem afgedragen btw via zijn (suppletie)aangifte van de Belastingdienst kan terugvragen en die btw aan de niet-EU reiziger kan teruggeven.
Aldus vraagt het proces van het (achteraf) toepassen van het btw-nultarief en de teruggaaf van btw aan de niet-EU reiziger een aanzienlijke administratieve inspanning van de winkelier, waartoe deze niet kan worden verplicht. De winkelier wordt daartoe natuurlijk wel aangemoedigd omdat hij zijn goederen aantrekkelijker maakt door medewerking te verlenen aan een btw-teruggaaf aan niet-EU reizigers. Dit rijmt in die zin met mijn bovenstaande antwoord op vraag 3, dat ik daar heb aangegeven het eens te zijn met de constatering van de advocaat-generaal dat voor eventuele toepassing van de vrijstelling (btw-nultarief) op de levering van goederen aan niet-EU reizigers die de goederen in hun persoonlijke bagage meenemen, uiteraard aan de daaraan gestelde voorwaarden moet worden voldaan. Gezien de vormgeving van die voorwaarden kan de winkelier niet tot medewerking worden verplicht als hij zich daar op het moment van verkoop van de goederen niet aan heeft gecommitteerd door de daartoe vereiste (administratieve) handelingen te verrichten. Daar staat uiteraard tegenover dat het voor een niet-EU reiziger aantrekkelijk kan zijn in voorkomend geval de goederen bij een andere winkelier te kopen die wel zijn medewerking aan btw-teruggaaf aanbiedt.
Bent u bekend met het feit dat Directoraat-Generaal Interne Markt (GROW) en Directoraat-Generaal Belasting en Douane-unie (TAXUD) van de Europese Commissie (EC) oordelen dat btw-teruggaaf een recht is, mits aan de voorwaarden is voldaan en dat in 24 talen op de website van de Europese Unie dit is weergegeven en dat de lidstaten zich hier aan moeten houden?
Een recht op teruggaaf van btw aan niet-EU reizigers die de betreffende goederen in hun persoonlijke bagage meenemen naar een bestemming buiten de EU kan inderdaad alleen ontstaan als aan alle daaraan door de btw-richtlijn gestelde voorwaarden is voldaan. De betreffende Nederlandse wet- en regelgeving is op dit uitgangspunt gebaseerd.
Deelt u de zienswijze zoals deze verwoord is op de website www.europa.eu: «Als u ingezetene buiten de EU bent, kunt u aanspraak maken op btw-teruggave voor goederen die u tijdens uw verblijf in de EU hebt gekocht. U moet daarvoor bij vertrek de goederen binnen drie maanden na de aankoop ervan samen met de documenten voor btw-teruggave aan de douane laten zien. De procedure zelf (d.w.z. de aanvraag en de terugbetaling) is niet geharmoniseerd op EU-niveau. Dit betekent dat de EU-landen verschillende procedures kunnen toepassen, afhankelijk van de vraag of de verkoper van het product en/of een derde («tax-refund-intermediair») erbij betrokken zijn (op het moment van aankoop of daarna). Alle aanvragen moeten door de douaneautoriteit (digitaal of fysiek) worden gevalideerd voordat u de EU verlaat. Hou er rekening mee dat u in sommige landen voor een bepaald minimumbedrag moet hebben besteed of aan andere criteria moet voldoen om aanspraak te kunnen maken op teruggave.»?5
Ja. Deze mededeling op www.europa.eu is in lijn met mijn bovenstaande antwoorden. De opmerking dat «de procedure zelf» niet op EU-niveau is geharmoniseerd impliceert overigens dat lidstaten, binnen de grenzen en voorwaarden van de btw-richtlijn, het proces zodanig kunnen inrichten dat een juiste inning van de btw is gewaarborgd en fraude kan worden voorkomen.10
Kan een niet-EU ingezetene zich rechtstreeks, al dan niet met een intermediair, wenden tot de Belastingdienst als een retailer niet wenst mee te werken aan btw-teruggave mits hij/zij aan alle voorwaarden voldoet?
Zoals ik gemotiveerd heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 moet onderhavige teruggaaf van btw, gezien de daaraan in de btw-richtlijn en de daarop gebaseerde Nederlandse wet- en regelgeving gestelde voorwaarden, noodzakelijkerwijs via de winkelier dan wel een betrokken intermediair verlopen. De winkelier is immers de belastingplichtige volgens de btw. De Belastingdienst kan niet zelfstandig en rechtstreeks btw teruggeven aan niet-EU reizigers zonder dat de winkelier zijn aanspraak op het btw-nultarief heeft aangetoond. Als de winkelier daarin slaagt kan hij de btw onder toepassing van het nultarief via zijn (suppletie)aangifte van de Belastingdienst terugvragen, waarna de winkelier die btw aan de niet-EU reiziger kan teruggeven.
Indien het antwoord op de vorige vraag nee is, hoe kan de consument dan zijn btw terug krijgen als de retailer niet meewerkt?
Als een retailer/winkelier ten tijde van de verkoop aan de consument/niet-EU reiziger kenbaar maakt dat hij (achteraf) niet het btw-nultarief zal toepassen en de btw niet zal teruggeven, kan die consument/niet-EU reiziger ervoor kiezen zijn aankoop te doen bij een retailer/winkelier die aangeeft daar wel in te faciliteren.
In de ANWB-zaak (zie vraag 1) is geen hoger beroep en cassatie mogelijk conform artikel 332 lid 1 Rv, zodat de uitspraak nu gezien moet worden als vaste rechtspraak. Bent u van mening dat deze uitspraak haaks staat op de Europese Richtlijnen 146 en 147 en dat Nederland zich niet houdt aan de Europese Richtlijnen met deze rechtspraak?
Nee. In bedoelde uitspraak bevestigt Rechtbank Gelderland dat de gememoreerde artikelen 146 en 147 van de Europese btw-richtlijn zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving11. In bovenstaande antwoorden heb ik gemotiveerd aangegeven dat de Nederlandse wet- en regelgeving in deze is gebaseerd op en in lijn is met de btw-richtlijn en de daarin opgenomen voorwaarden voor toepassing van het btw-nultarief respectievelijk de onderhavige teruggaaf van btw aan niet-EU reizigers.
Bent u het eens met dat de Uitvoeringsbeschikking artikel 23A, als onderdeel Wet Omzetbelasting 1968 toeziet op de rechtsverhouding tussen de ondernemer en Belastingdienst en niet op de rechtsverhouding tussen ondernemer en consument, zo ook door uw voorganger bevestigd in de Staatscourant waar hij zegt: «Overigens is de terugbetaling van de btw aan de reiziger door de leverancier een civielrechtelijke aangelegenheid tussen de reiziger en de leverancier»?6
Artikel 23a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 geeft aan onder welke voorwaarden een winkelier het btw-nultarief kan toepassen op de levering van goederen aan niet-EU reizigers die de goederen in hun persoonlijke bagage meenemen naar een bestemming buiten de EU en op grond van die uitvoer de op hun aankopen betaalde btw willen terugvragen. Op basis van die, op de btw-richtlijn gebaseerde, voorwaarden dient de winkelier zijn aanspraak op toepassing van het btw-nultarief aan de hand van boeken en bescheiden richting de Belastingdienst aan te tonen. Daartoe moeten overigens zowel de winkelier als de niet-EU reiziger zich de nodige inspanningen getroosten. Als de winkelier slaagt in het aantonen van die aanspraak dan kan hij de afgedragen btw via zijn (suppletie)aangifte van de Belastingdienst terugvragen. Waar de winkelier zich ten tijde van de verkoop richting niet-EU reiziger heeft gecommitteerd aan het teruggeven van de btw, heeft de Belastingdienst daar verder geen betrokkenheid bij.
Bent u bereid om de EC voor te leggen dat de artikelen 146 en 147 van de btw-richtlijn niet correct lijken te zijn omgezet naar nationale wetgeving en ter verkrijging van definitieve duidelijkheid de EC te vragen of de btw-richtlijn een vrijblijvende of verplichte medewerking aan btw-teruggaaf verzoeken van consumenten beoogt en de uitkomsten van de reactie van de EC met de Kamer te delen?
Nee. Zoals in de voorgaande antwoorden uiteengezet ben ik van mening dat de betreffende bepalingen van de Nederlandse wet- en regelgeving zijn gebaseerd op en in lijn zijn met de genoemde artikelen van de btw-richtlijn. Een consument/niet-EU reiziger kan de betaalde btw terugvragen bij de winkelier waar de aankopen zijn gedaan mits aan alle daaraan gestelde voorwaarden, onder andere ten aanzien van toepassing van het btw-nultarief door de winkelier, wordt voldaan.
Het bericht ‘Influencers zamelen via Nederland geld in voor uitrusting Russische militairen’ |
|
Jan Paternotte (D66), Hans Vijlbrief (D66) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Influencers zamelen via Nederland geld in voor uitrusting Russische militairen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat via Boostygeld wordt ingezameld voor de Russische oorlogsinspanningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bevestigen dat dit sanctie-ontwijking omvat?
Het kabinet kan in het openbaar niet ingaan op individuele gevallen. Over het algemeen geldt dat het niet mogelijk is om uitsluitend op basis van de mediaberichtgeving te beoordelen of een bedrijf in overtreding is van sanctieregels, daar is meer specifieke informatie voor nodig. Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en dergelijke aanwijzingen worden altijd opgevolgd. De vraag of er sprake is van sanctieomzeiling door een individueel bedrijf en of het daarmee al dan niet in strijd met de geldende sanctiemaatregelen handelt, is niet aan het kabinet, maar aan de rechter, toezichthouder of het Openbaar Ministerie.
Kunt u bevestigen dat CEBC, de B.V. met 100% eigendom van Boosty, een Nederlandse (brievenbus)firma is? Kunt u bevestigen dat MyGames het moederbedrijf is van CEBC en indirect Boosty, en voorheen behoorde tot het Russische internetbedrijf VKontakte?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, is het niet aan het kabinet om in het openbaar in te gaan op individuele gevallen.
Deelt u de zorgen van de Financial Intelligence Unit (FIU) dat de snelle verkoop voor een zeer lage prijs van MyGames aan Aleksandr Tsjatsjava bedoeld is om MyGames buiten schot van sancties tegen de vorige eigenaar te houden? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Het kabinet kan in het openbaar niet ingaan op individuele gevallen.
Bent u, gelet op de uitkomsten van het Nieuwsuur-onderzoek, bereid zich in te spannen voor het op de Europese Unie (EU)-sanctielijst zetten van Tsjatsjava?
Nederland spant zich in EU-verband voortdurend in voor het uitbreiden van de Ruslandsancties waaronder het opleggen van sancties aan individuen. Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en dergelijke aanwijzingen worden altijd opgevolgd. Indien er signalen zijn dat Nederlandse personen of bedrijven de sanctiewetgeving hebben overtreden, wordt er onderzoek naar gedaan en waar nodig handhavend opgetreden. Tegelijkertijd liggen aanvullende sanctiemaatregelen, indien relevant, altijd op tafel. Het kabinet doet echter geen uitspraken over toekomstige sanctiemaatregelen en de Nederlandse inzet daarop, aangezien dit de effectiviteit van het sanctie-instrument en de onderhandelingspositie van Nederland ondermijnt.
Bent u bekend met andere geldstromen richting Rusland c.q. Russische militairen die lopen via Nederlandse platforms?
Het kabinet beschikt niet over informatie die ziet op individuele geldstromen van Nederlandse platforms. Het kabinet staat in contact met de betrokken autoriteiten en brengt, indien ze signalen ontvangt, deze actief bij hen onder de aandacht. Als er concrete aanwijzingen zijn dat er mogelijk sancties worden omzeild, is het aan de betrokken autoriteiten om daar een onderzoek naar te starten.
Deelt u de mening dat, na de opeenvolgende berichtgeving over (1) Russische invloed op de Oekraïense energiemarkt via de Nederlandse dochter van VS Energy; (2) bunkerende Russische olietankers in Zeeland; (3) de Nederlandse zakenman die in Rusland geld verdient met sanctie-ontwijking en (4) nu sanctie-ontwijking via betaalplatforms, Nederland er niet voldoende in slaagt partijen af te schrikken die via Nederland sancties willen ontwijken?
Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en het kabinet neemt deze uiterst serieus. Het omzeilen van sancties is strafbaar en heeft de volle aandacht van het kabinet. Omzeiling is complex, bestaat in vele vormen, en partijen die baat hebben bij omzeiling zijn voortdurend op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Nederland is hierin niet uniek. De aanpak van het kabinet is erop gericht om omzeiling voortdurend zo effectief mogelijk tegen te gaan, dit in constante samenwerking met de uitvoerende en handhavende instanties en inlichtingendiensten, met de Europese Commissie, partnerlanden, en met de private sector. Tegelijkertijd draagt het kabinet ook zorg voor een werkend nationaal sanctiestelsel en wordt het sanctiebeleid waar nodig aangescherpt, om het instrument zo effectief mogelijk te laten zijn. Dit gebeurt bijvoorbeeld structureel via het samenwerkingsplatform sancties (SPS), waarin betrokken departementen en uitvoerende partijen onder voorzitterschap van EZ actuele casuïstiek bespreken met betrekking tot (omzeiling van) sancties. Daarnaast acht het kabinet het van belang dat de private sector alert is op partijen die onbedoeld en soms bedoeld sancties omzeilen.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om de teugels aan te halen en te voorkomen dat elke 6 weken een nieuw onderzoek sanctie-ontwijking aan het licht brengt? Op welke wijze wilt u dit aan de orde stellen bij de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken die niet in Boedapest, maar in Brussel plaatsvindt op 29 augustus?
Signalen over sanctieomzeiling zijn zorgelijk, en worden opgevolgd. Tegelijkertijd is omzeiling door de complexiteit en veelzijdigheid van de sanctiemaatregelen nooit volledig te voorkomen. Partijen tegen wie sancties gericht zijn hebben er veel baat bij om de sancties te omzeilen en zijn onophoudelijk op zoek naar nieuwe mogelijkheden om dat te doen. Bronnen als gegronde onderzoeksjournalistiek en rapporten van NGO's, zijn zeer waardevol voor aanscherping van de handhaving en ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Het kabinet zet zich doorlopend in voor verbetering hierin. Het kabinet trekt hierin steeds samen op met de Europese Commissie, EU-lidstaten en internationale partners.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Nederland stuurt toch minister naar Hongarije’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u het eens met EU-commissievoorzitter Von der Leyen dat de zelfverklaarde «vredesmissie» van de Hongaarse premier Orbán feitelijk een verzoeningsmissie met Vladimir Poetin was, en volledig past in de Russische agenda?1
Het kabinet heeft zich publiekelijk afkeurend uitgesproken over de desbetreffende bezoeken van de Hongaarse premier Orbán en zich daarbij geschaard achter de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, die benadrukte dat het roulerend EU-voorzitterschap geen bevoegdheid heeft met Rusland te spreken namens de EU. Daarbij herbevestigde hij de positie van de Raad ten aanzien van Oekraïne en Rusland, zoals ook vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad: Rusland is de agressor, Oekraïne is het slachtoffer, zonder Oekraïne kunnen er geen discussies over Oekraïne plaatsvinden. Nederland sprak op politiek niveau zowel in de EU, als bilateraal in een gesprek met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken, afkeuring uit over het initiatief en noemde het kwalijk.
Hoe beoordeelt u het feit dat Orbán in de eerste week van het Hongaarse voorzitterschap van de raad van de EU zonder overleg met de Europese Commissie of de Europese regeringsleiders deze «vredesmissie» op heeft gezet richting Moskou en Beijing?
Het bezoek van premier Orbán aan president Poetin in Moskou ziet het kabinet als een strikt bilaterale aangelegenheid en keurt het kabinet af. Het roulerend voorzitterschap van de Raad heeft geen bevoegdheden op het gebied van EU-extern beleid. Daarnaast is er binnen de EU brede overeenstemming over de noodzaak van gezamenlijke diplomatieke inspanningen om Rusland te isoleren. In gesprek gaan met Poetin gaat in tegen deze lijn. Het kabinet hecht wel belang aan het open houden van het diplomatieke kanaal met Rusland, maar dit geldt slechts voor noodzakelijk contact. Dat was met het bezoek van premier Orbán niet het geval en is daarom kwalijk.
Waarom ondermijnt Nederland de sanctie van de Europese Commissie jegens Hongarije door zelf wél bewindspersonen af te vaardigen naar de informele raden in Boedapest?
Nederland ondermijnt geen sancties. De voorzitter van de Europese Commissie bepaalde eigenstandig welke reactie zij passend vond in het licht van de ontwikkelingen. De Raad en de individuele lidstaten maakten een eigen afweging. In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 22 juli jl. gaf slechts een kleine minderheid van lidstaten expliciet aan de lijn van de Europese Commissie te volgen. Noch de Raad, noch de individuele lidstaten zijn gehouden aan de reactie van de Commissie.
Wat gaat u doen als de deelname van Nederland aan de ministeriële raden gebruikt wordt voor propaganda van Viktor Orbán, zoals tot nu toe het volledige Hongaarse voorzitterschap een PR-show is?
Nederland blijft uitdragen dat het EU-voorzitterschap zijn rol als honest broker dient te vervullen en zal, indien Hongarije acties onderneemt die hier niet bij passen, in EU-verband bezien welke reactie in dat geval gepast is.
Hoe gaat de Minister van Justitie en Veiligheid specifiek deze week voorkomen dat zijn deelname aan de raad gepresenteerd zal worden als een teken van steun van Nederland aan de wijze waarop Hongarije tot nu toe het voorzitterschap invult?
De lijn van het kabinet is dat er per geval gekeken wordt of het voor Nederland opportuun is om een bewindspersoon af te vaardigen. Die keuze baseert het kabinet op inhoud en agenda. In dit geval stonden er belangrijke punten voor Nederland op de agenda, namelijk het bespreken van de prioriteiten op de portefeuille van de Minister van Justitie en Veiligheid, waaronder ondermijnende criminaliteit, en migratie. Daarnaast heeft de Minister de weerbaarheid van de EU actief opgebracht als onderdeel van de discussie over de strategische richtsnoeren op het terrein van Justitie- en Binnenlandse Zakensamenwerking. Op deze punten heeft het kabinet partners uit de EU hard nodig om het juiste resultaat te behalen. Dit staat los van het voorzitterschap van Hongarije.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in een bilateraal gesprek met de Hongaarse Minister van Justitie en in zijn interventie in de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) namens het kabinet duidelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid niet vanzelfsprekend was. Hierbij heeft hij opgemerkt dat hij het van belang achtte zelf de discussie over de JBZ-inzet voor de komende jaren bij te wonen om de Nederlandse prioriteiten en het belang van het respect voor de rechtsstaat te onderstrepen. De Minister heeft in de JBZ-Raad namens Nederland verder gepleit voor een stevige aanpak van georganiseerde criminaliteit, het verhogen van de weerbaarheid van de EU en, namens het kabinet, de implementatie van het migratiepact. Daarnaast is, gesteund door andere lidstaten, onderstreept dat een goed functionerende rechtsstaat het fundament is voor samenwerking binnen de EU en dat lidstaten zich aan de afspraken moeten houden. In gesprek met de Hongaarse Minister van Justitie heeft de Minister van Justitie en Veiligheid dit namens het kabinet nogmaals onderstreept.
Kunt u aangeven aan welke raden het kabinet tot 2 september op ministersniveau zal deelnemen? Kunt u specifiek aangeven of de Minister van Buitenlandse Zaken naar de informele Raad Buitenlandse Zaken van 28 en 29 augustus en Minister van Defensie naar de informele Defensieraad op 29 en 30 augustus gaat?
Tijdens de formele RBZ van 22 juli jl. werd gesproken over de geplande aanstaande informele RBZ in Boedapest, naar aanleiding van de recente bezoeken van premier Orbán. Een groot aantal lidstaten maakte duidelijk dat het Hongaarse EU-voorzitterschap niet juist had gehandeld, zonder daarbij conclusies te verbinden aan het al of niet deelnemen aan een informele RBZ in Hongarije. Het belang van het uitstralen van eenheid werd veelvuldig benadrukt. Iedereen gehoord hebbende nam de Hoge Vertegenwoordiger (HV), die hiertoe bevoegd is, na afloop van de Raad het besluit om de informele RBZ (Gymnich) in Brussel te organiseren, gezamenlijk met de informele RBZ Defensie, die eveneens zal plaatsvinden in Brussel. De Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie zijn voornemens hieraan deel te nemen. Daaraan voorafgaand is er geen informele Raad waar Nederland op ministerieel niveau aanwezig zal zijn.
Indien de Ministers van Buitenlandse Zaken respectievelijk Defensie gaan deelnemen aan deze ministerraden waar de Russische oorlog tegen Oekraïne het kernthema is, wat voor signaal geeft dat volgens u af aan onze bondgenoten in Oost-Europa die wél meedoen aan het beleid van de Europese Commissie?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli jl. heeft een groot aantal lidstaten, inclusief Nederland duidelijk gemaakt dat het uitstralen van eenheid van belang is. Iedereen gehoord hebbende nam de HV na afloop van de Raad het besluit om de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) in Brussel te organiseren, gezamenlijk met de informele RBZ Defensie. Het onderwerp Oekraïne zal derhalve in Brussel worden besproken, waarbij Nederland zijn steun aan Oekraïne wederom zal benadrukken.
Erkent u dat naast de indieners van deze vragen ook de fracties van VVD en NSC middels Kamervragen het verzoek hebben gedaan om geen afvaardiging op regeringsniveau naar de raden in Boedapest te sturen, en dat daarmee een Kamermeerderheid wenst dat Nederland samen optrekt met de Europese Commissie en andere lidstaten die hun medewerking weigeren?
In de beantwoording van onderhavige vragen en eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp2 heeft het kabinet zijn standpunt over dit onderwerp uiteengezet. Het is aan uw Kamer zich daarover al dan niet nader uit te spreken. Uit het gegeven dat er Kamervragen zijn gesteld kan nog geen meerderheid worden geconcludeerd.
Bent u bereid alsnog geen vertegenwoordiging op ministersniveau naar Boedapest te sturen? Zo nee, waarom negeert u de wens van een Kamermeerderheid om geen Ministers naar informele raden in Boedapest af te vaardigen?
Aangezien de HV heeft besloten de informele Raad Buitenlandse Zaken en de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie in Brussel te organiseren, zal er voor deze Raden geen sprake zijn van het sturen van een vertegenwoordiging op ministersniveau naar Boedapest.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen vijf dagen beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Bent u bekend met het bericht «Vrees voor grote chaos door grenscontroles: ellenlange files en klap voor Nederlandse economie»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van onder andere VNO-NCW, Transport en Logistiek Nederland en Evofenedex over de mogelijk desastreuze gevolgen van grenscontroles en grensbewaking op de Nederlandse economie? Zo nee, waarom niet?
Wat betreft het binnengrenstoezicht dat Nederland vanaf 9 december zal uitvoeren, neemt het kabinet maatregelen om de impact van grenscontroles op de economie en de (grens)regio’s zo veel mogelijk te beperken en is zij scherp op signalen vanuit de praktijk. Zoals aan uw Kamer eerder is meegedeeld, zullen de Nederlandse grenscontroles niet systematisch uitgevoerd worden, maar risico-/informatiegestuurd. Bij de gerichte controles worden geen snelheidsbeperkende maatregelen genomen, tenzij strikt noodzakelijk. Ook is ervoor gekozen om geen doorlaatposten aan te wijzen wat inhoudt dat grensoverschrijdend verkeer gebruik kan blijven maken van alle reguliere wegen van en naar buurlanden. Daarnaast zal de KMar in overleg met de Duitse autoriteiten grenscontroles zoveel mogelijk afstemmen met de grenscontroles die Duitsland uitvoert. Het kabinet verwacht daarom dat er geen significante extra kosten zullen ontstaan vanwege de herinvoering van binnengrenstoezicht.
Wat gaan Nederlanders merken van de grenscontroles, zowel in de praktijk als in de portemonnee? Kunt u bij het beantwoorden van deze vraag specifiek ingaan op de mensen die in de grensregio wonen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze en andere relevante organisaties die het bedrijfsleven vertegenwoordigen te betrekken bij het uitwerken van eventuele planning met betrekking tot verscherping van het grenstoezicht?
Zie antwoord vraag 2.
Welke lessen kunt u trekken uit de impact van Brexit en de bijbehorende grenscontroles op de economie en het bedrijfsleven in het Verenigd Koninkrijk?
De Brexit waarbij het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie is gestapt, is onvergelijkbaar met het tijdelijk instellen van binnengrenscontroles op basis van de Schengengrenscode. In die zin zijn er geen lessen te trekken.
Bent u bereid een impactanalyse te maken voor verschillende scenario’s van het aanscherpen van grenscontroles voor het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse economie? Kunt u daarbij in ieder geval ingaan op de impact op de Nederlandse economie als geheel, personenvervoer en mogelijke toename van files (zowel Nederland in als uit), financieel verlies voor de transportsector en welke sectoren als eerste en welke de zwaarste gevolgen zullen ondervinden?
Ik verwijs u naar het antwoord van vragen 2 t/m 4.
Verschillende nieuwsberichten met betrekking tot Europese grensbewaking |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Poolse grenswachten mogen schieten op immigranten die illegaal de grens met Belarus oversteken»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u het met D66 eens dat schieten op irreguliere migranten inhumaan is? Hoe beoordeelt u de legitimiteit van de de bufferzone aan de Poolse grens waar het niet langer verboden is om te schieten op irreguliere migranten? Hoe verhoudt dit zich tot het recht op bescherming dat volgt uit het Vluchtelingenverdrag en tot de artikelen 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
EU-lidstaten dienen bij de uitoefening van hun bevoegdheden op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te allen tijde te handelen binnen de kaders van het internationaal en Europees recht, in het bijzonder de waarborging van het recht op leven en het beginsel van non-refoulement. Lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor het beheer van en het toezicht op hun deel van de buitengrens. Voor lidstaten met een (lange) EU-buitengrens is dit niet altijd eenvoudig. Polen wordt aan haar 400 kilometer lange EU-buitengrens geconfronteerd met door Belarus en Rusland georkestreerde reisbewegingen van migranten naar de Unie om zo de EU onder druk te zetten. Hoewel het kabinet begrip heeft voor de complexe situatie waar Polen zich in bevindt, blijft het van belang dat landen zich houden aan internationaalrechtelijke normen op het gebied van grensbeheer, asiel en opvang. Polen en Belarus zijn beide partij bij het Vluchtelingenverdrag en dienen hun verplichtingen met betrekking tot het recht op asiel na te komen en het non-refoulement-beginsel te eerbiedigen. De Poolse wetgever heeft bovendien het gebruik van vuurwapens alleen toegestaan in situaties die onmiddellijk actie vereisen. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of in een concrete situatie aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Hoe beoordeelt u de legitimiteit van het weigeren van de toegang van journalisten tot de bufferzone aan de Poolse grens in relatie tot artikel 10 van het EVRM?
Artikel 10 EVRM beschermt het recht op vrijheid van meningsuiting, waaronder het recht om informatie en denkbeelden over zaken van openbaar belang te ontvangen of te verstrekken. De vrije pers speelt een fundamentele rol in het waarborgen van dit recht en journalisten genieten daarom bijzondere bescherming onder artikel 10 EVRM. Zonder die bescherming zou het voor de pers onmogelijk zijn om zijn rol als «public watchdog» te kunnen vervullen. Het doen van journalistiek onderzoek en de toegang van journalisten tot bepaalde plaatsen, waar noodzakelijk voor dat onderzoek, valt dan ook binnen de bescherming van Artikel 10 EVRM. Het EHRM heeft benadrukt dat de «watchdog» functie van de pers van bijzonder belang is waar de staat optreedt om de openbare orde te handhaven en wanneer hij optreedt jegens kwetsbare groepen. In dergelijke situaties vormt de aanwezigheid van de pers een garantie dat de staat op zijn optreden kan worden aangesproken.
Het recht op vrije meningsuiting, waaronder de bescherming van de rechten van de pers, is echter niet absoluut. Het kan volgens artikel 10, tweede lid EVRM worden beperkt, voor zover de beperkingen bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, in het belang van o.a. de nationale veiligheid, territoriale integriteit en de openbare veiligheid. De noodzakelijkheid van een beperking moet blijken uit het bestaan van een dringende sociale behoefte en de proportionaliteit van de maatregel. Wanneer de persvrijheid in het geding is, hebben de nationale autoriteiten een beperkte beoordelingsruimte om te toetsen of een dringende sociale behoefte bestaat, die de beperking rechtvaardigt. De beoordeling of het weigeren van de toegang van journalisten tot de bufferzone aan de Pools-Belarussische grens noodzakelijk is in een democratische samenleving met het oog op één van de in artikel 10, tweede lid van het EVRM genoemde legitieme doelen, is in eerste instantie aan de Poolse autoriteiten, de Poolse rechter en in laatste instantie aan het EHRM.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Griekse kustwacht gooide migranten geboeid in zee»?2
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
B Bent u het ermee eens dat migranten geboeid in zee gooien onverdedigbaar is en niet past binnen het internationale en Europese recht?
Daar ben ik het mee eens.
Hoe reageert u op deze beschuldigingen tegen de Griekse kustwacht? Welke actie gaat u ondernemen om te zorgen dat deze beschuldigingen worden onderzocht, in lijn met de onlangs aangenomen motie Ceder (kamerstuk 21 501-20, nr. 2104)?
Zoals reeds in het antwoord op vraag twee aangegeven, staat het voor het kabinet buiten kijf dat bij het beheer van de gemeenschappelijke EU-buitengrenzen internationaal en Europees recht gerespecteerd dienen te worden, in het bijzonder de waarborging van het recht op leven en het beginsel van non-refoulement. Tegelijkertijd heeft het kabinet ook begrip voor de moeilijke situatie waarin enkele lidstaten zich bevinden.
Het kabinet acht het van belang dat beschuldigingen over misstanden door onafhankelijke autoriteiten worden onderzocht. Over de beschuldigingen aan het adres van de Griekse kustwacht heeft de Griekse Minister van Maritieme zaken aangegeven dat de beschuldigingen worden onderzocht door de Nationale Transparantie Autoriteit. Het kabinet wacht de uitkomsten van dit onderzoek af. De Griekse regering heeft in een reactie op de beschuldigingen ook te kennen gegeven deze ongefundeerd te vinden.
Het kabinet vraagt in lijn met de motie Ceder regelmatig aandacht voor zorgen omtrent pushbacks, zowel bilateraal, als bij de Europese Commissie. De Commissie ziet, als hoedster van de Verdragen, toe op de naleving van Europees recht door de lidstaten, en brengt de specifieke berichten omtrent vermeende pushbacks ook regelmatig op bij de Griekse autoriteiten. Verder wordt verwezen naar de Kamerbrief Verslag Europese Raad van 27 en 28 juni 2024 ten aanzien van de uitvoering van de motie Ceder.3
Het EU Coronaherstelfonds |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel heeft Nederland bijgedragen aan het vullen van het EU-Coronaherstelfonds waar 807 miljard euro in zit, waarvan ruim 350 miljard euro aan directe subsidies, of bestaat dit bedrag 100% uit geleend geld?
Alle middelen voor het herstelinstrument van de Europese Unie1, voor zowel de subsidies/uitgaven als voor de leningen, leent de Europese Commissie namens de Unie op de kapitaalmarkt. Dit is zo bepaald in de verordening van de Raad van de Europese Unie (de Raad) waarmee het herstelinstrument is opgericht2 en in het Eigenmiddelenbesluit van de Raad.3 Hierin is ook vastgelegd dat de geleende middelen gestaag en voorspelbaar zullen worden terugbetaald en uiterlijk op 31 december 2058 volledig zijn afgelost. De aflossing en rentebetalingen voor de middelen die zijn geleend voor de verstrekte subsidies binnen de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit4 (HVF) en voor de toevoegingen vanuit het herstelinstrument aan de EU-jaarbegroting zullen in de toekomst worden gefinancierd uit de Europese begroting. Omdat de lidstaten de Europese begroting financieren leidt dit in de toekomst tot financiële bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Op basis van het huidige Eigenmiddelenbesluit zullen de lidstaten op basis van hun aandeel in het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU bijdragen. Op basis van de meest recente inzichten over het aandeel van het Nederlandse bni in dat van de EU (6,1% in 2024) en de huidige marktrentes wordt de Nederlandse bijdrage aan de aflossing en rentebetalingen voor het subsidiedeel van de HVF geraamd op cumulatief 38 miljard euro voor de periode tot en met 2058.
In het NRC van 16 juli 2024 staat dat Nederland van de 5,4 miljard euro die zij heeft aangevraagd uit het EU-Coronaherstelfonds, in september 1,3 miljard krijgt uitgekeerd, welke maatregelen zijn er afgesproken met de Europese Unie in ruil voor de 1,3 miljard euro?1
De HVF-verordening bevat een aantal voorwaarden waar nationale herstelplannen aan moeten voldoen, zoals het bijdragen aan de groene transitie, en het substantieel adresseren van de relevante landspecifieke aanbevelingen.6 Nederland heeft binnen de voorwaarden van de HVF-verordening een Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) opgesteld. Het Nederlandse HVP bevat 50 maatregelen waarvoor mijlpalen en doelstellingen zijn opgenomen. Wanneer Nederland deze mijlpalen en doelstellingen heeft behaald, kan Nederland in tranches een betalingsaanvraag indienen bij de Europese Commissie. De 1,3 miljard euro die Nederland naar verwachting eind september 2024 uitgekeerd krijgt, heeft betrekking op het eerste betaalverzoek dat Nederland op 24 mei 2024 heeft ingediend. Het eerste betaalverzoek bevatte 30 mijlpalen (kwalitatief) en doelstellingen (kwantitatief), die toebehoorden aan de onderstaande maatregelen7. Een maatregel kan meerdere mijlpalen of doelstellingen hebben.
Maatregelen waarvan mijlpalen en doelstellingen in het eerste betaalverzoek voorkomen:8
Welke maatregelen (verduurzaming/ klimaat en anderszins) zijn er door de vorige Minister afgesproken in ruil voor de uitkering van de resterende 4,1 miljard euro aan Nederland?
Om aanspraak te maken op de overige 4,1 miljard euro dient Nederland de resterende 104 mijlpalen en doelstellingen bij het indienen van de resterende vier betaalverzoeken behaald te hebben, en daarbij ook aan te tonen dat de financiële belangen van de Unie zijn geborgd bij het volbrengen van deze mijlpalen en doelstellingen.10 Hieronder is weergegeven welke maatregelen in de resterende vier betaalverzoeken zitten. Aangezien veel maatregelen meerdere mijlpalen en/of doelstellingen kunnen hebben, kan het zijn dat maatregelen in meerdere betaalverzoeken zitten.
Welke van die maatregelen gaat u niet nakomen, zoals de in het artikel genoemde rekeningrijden?
Een aantal maatregelen in het Nederlandse HVP staat wegens uiteenlopende redenen onder druk. Betalen naar gebruik16 is er daar een van. In de Kamerbrief over het Nationaal Hervormingsprogramma 2024 die op 26 april jl. met de Kamer17 is gedeeld heeft het kabinet gemeld dat ook de hervorming energiebelasting, anti-witwasbeleid, de regie op de aanbodzijde van de woningmarkt, de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, aanpak schijnzelfstandigheid, European Rail Traffic Management System (ERTMS), en het programma Grensverleggende IT (GrIT) onder druk staan.
Het is nog niet met zekerheid te zeggen dat Nederland de afspraken rond deze maatregelen niet gaat nakomen. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om samen met de uitvoerders, de beide Kamers en de Europese Commissie het Nederlandse HVP uit te voeren en zo de volledige 5,4 miljard euro aan EU-middelen in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in Nederland. Het kabinet zal de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen hieromtrent, o.a. door middel van de halfjaarlijkse voortgangsrapportage.
Welke, deels dus vervangende, maatregelen kan Nederland nog indienen om aanspraak te maken op de resterende 4,1 miljard euro? Bent u bereid hiernaar te kijken en met voorstellen te komen?
Indien blijkt dat een mijlpaal of doelstelling daadwerkelijk niet behaald kan worden, is het mogelijk op basis van artikel 21 van de HVF-verordening18 een wijzigingsverzoek in te dienen waarmee een mijlpaal of doelstelling bijgesteld kan worden, of een vervangende maatregel kan worden aangedragen. Het wijzigen van het plan met als doel een maatregel bij te stellen of een vervangende maatregel aan te dragen is geen eenvoudige opgave, en succes is niet gegarandeerd. Conform artikel 21 van de HVF-verordening en de meest recente RRF guidance19 is een wijziging alleen mogelijk als er sprake is van objectieve omstandigheden waardoor een (onderdeel van een) maatregel niet meer haalbaar blijkt of als de opgetreden objectieve omstandigheden ertoe leiden dat een alternatieve maatregel beter uitvoerbaar blijkt. De gewijzigde of vervangende maatregel moet bovendien voldoen aan alle criteria van de HVF-verordening, en het gewijzigde plan – inclusief vervangende maatregel – moet in het geheel opnieuw beoordeeld worden door de Commissie, en vervolgens goedgekeurd worden door de Ecofinraad. Een van de criteria van de HVF-verordening is dat alle mijlpalen en doelstellingen uiterlijk in augustus 2026 zijn afgerond. Welke maatregelen mogelijk passend zijn is casus-specifiek, en er is daarom niet op voorhand met zekerheid te zeggen of er geschikte vervangende maatregelen voorhanden zijn. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om samen met de uitvoerders, de beide Kamers en de Europese Commissie het Nederlandse HVP uit te voeren en zo de volledige 5,4 miljard euro aan EU-middelen in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in Nederland. Mocht de situatie zich voordoen dat een mijlpaal of doelstelling niet behaald kan worden, dan zal het kabinet zich uiteraard inspannen om de bijhorende maatregel te wijzigen dan wel te vervangen.
Wat is de reden dat Nederland mogelijk niet de overige 4,1 miljard euro zal ontvangen die zij heeft aangevraagd? Telt mee dat Nederland niet aan de voorwaarden tegemoet zou willen komen die de Europese Unie daarvoor heeft gesteld, zoals het invoeren van rekeningrijden? Spelen er ook andere factoren?
Indien Nederland er niet in slaagt alle resterende mijlpalen en doelstellingen te behalen, en er ook niet in slaagt om een succesvol wijzigingstraject door te voeren voor deze maatregelen op basis van artikel 21 van de HVF-verordening20, dan kan de situatie optreden dat Nederland (een deel van) de resterende 4,1 miljard euro niet zal ontvangen. Hierbij volgt de Europese Commissie de kortingsmethodologie waarover de Kamer onder meer met het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 13 en 14 maart 2023,21 de Miljoenennota 2024 en de Kamerbrief over het Nationaal Hervormingsprogramma 2024 is geïnformeerd.22 Zoals bij vraag 4 aangegeven, staat een aantal maatregelen in het Nederlandse HVP wegens uiteenlopende redenen onder druk. Rekeningrijden (onderdeel van hervorming autobelasting) is er daar één van. Nederland kan ook gekort worden indien eerder behaalde mijlpalen en doelstellingen in een later stadium worden teruggedraaid. Hierbij volgt de Commissie ook de hierboven genoemde kortingsmethodologie. Indien een korting niet meer verrekend kan worden met een toekomstige uitbetaling dan kan de Europese Commissie ook (een deel van de) middelen die al zijn uitbetaald terugvorderen.
Naast het niet behalen of terugdraaien van de mijlpalen en doelstellingen, kan Nederland ook gekort worden indien niet wordt voldaan aan de eisen omtrent de bescherming van de financiële belangen van de Unie (artikel 22 HVF-verordening).23 Bij het bepalen van dergelijke kortingen volgt de Commissie de kortingsmethodiek als opgenomen in de recent geüpdate guidance voor het opstellen van herstel- en veerkrachtplannen.24 Hierbij kijkt de Commissie of er bij de implementatie van het HVP sprake is geweest van fraude, corruptie, dubbele financiering of belangenverstrengeling. De guidance schrijft voor dat de hoogte van een eventuele korting overeen zal komen met de kosten van het onderdeel dat is getroffen door fraude, corruptie, dubbele financiering of belangenverstrengeling. Aanvullend kijkt de Commissie hierbij ook naar de ernst en frequentie van de overtreding. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de audit- en controlesystemen van Nederland robuust zijn en voldoen aan de eisen die de Commissie hieraan stelt. De recente positieve beoordeling van het eerste betaalverzoek, waarbij de Commissie ook kijkt naar de bescherming van de financiële belangen van de Unie, onderstreept dit.
Ook kan Nederland gekort worden indien geconstateerd wordt dat Nederland in gebreke zou blijven met haar verplichtingen die vastgesteld staan in de financieringsovereenkomst van het HVP.25 Het kabinet houdt hier rekening mee bij de uitvoering van het HVP.
Wie heeft bepaald dat het invoeren van rekeningrijden een van de voorwaarden is? Heeft Nederland dit voorgesteld of de Europese Unie? Welke andere landen moeten rekeningrijden invoeren om steun te krijgen uit het EU-Coronaherstelfonds? Zijn er andere maatregelen die u kan aandragen die helpen om de klimaatdoelstelling dichterbij te brengen, zoals het investeren in goed regionaal openbaar vervoer, het bouwen van een kerncentrale, een bijdrage aan de waterstoftransitie, het betaalbaar maken van warmtenetten voor huishoudens en het voorkomen van energiearmoede?
De HVF-verordening bevat een aantal voorwaarden waar nationale herstelplannen aan moeten voldoen, zoals het bijdragen aan de groene transitie, en het substantieel adresseren van de relevante landspecifieke aanbevelingen.26 Ook moet er in de herstelplannen een balans zijn tussen het aantal hervormingen en investeringen.27 Binnen de voorwaarden uit de HVF-verordening hebben lidstaten beleidsvrijheid om passende maatregelen aan te dragen. Het invoeren van betalen naar gebruik was daarmee geen expliciete voorwaarde vanuit de Europese Unie, maar was voor Nederland wel een maatregel die goed paste binnen de geschetste voorwaarden, aangezien betalen naar gebruik een hervorming betreft die bijdraagt aan de groene transitie en verschillende relevante landspecifieke aanbevelingen adresseert.
Zoals bij vraag 4 en 5 aangegeven, is het wijzigen van het plan en een vervangende maatregel opvoeren geen eenvoudige opgave. Conform artikel 21 van de HVF-verordening en de meest recente RRF guidance28 is een wijziging alleen mogelijk als er sprake is van objectieve omstandigheden waardoor een maatregel niet meer haalbaar blijkt, of als de opgetreden objectieve omstandigheden ertoe leiden dat een alternatieve maatregel beter uitvoerbaar blijkt. De gewijzigde of vervangende maatregel moet bovendien voldoen aan alle criteria van de HVF-verordening, en het gewijzigde plan – inclusief vervangende maatregel – moet in het geheel opnieuw beoordeeld worden door de Commissie, en vervolgens goedgekeurd worden door de Ecofinraad. Een van de criteria van de HVF-verordening is dat alle mijlpalen en doelstellingen uiterlijk in augustus 2026 zijn afgerond. Het is niet op voorhand met zekerheid te zeggen of er geschikte vervangende maatregelen voorhanden zijn. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om samen met de uitvoerders, de beide Kamers en de Europese Commissie het Nederlandse HVP uit te voeren en zo de volledige 5,4 miljard euro aan EU-middelen in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in Nederland. Mocht de situatie zich voordoen dat een mijlpaal of doelstelling niet behaald kan worden, dan zal het kabinet zich uiteraard inspannen om de bijhorende maatregel te wijzigen dan wel te vervangen.
Kunt u een volledig overzicht sturen van de uitkeringen aan alle lidstaten tot nu toe uit het EU-Coronaherstelfonds, de voorwaarden die de Europese Unie daarvoor heeft gesteld, en de maatregelen die de EU-lidstaten ook daadwerkelijk hebben genomen of zullen nemen?
Conform de informatieafspraken met de Tweede Kamer wordt de Kamer bij iedere voorlopige Commissiebeoordeling van een nieuw betaalverzoek geïnformeerd voorafgaand aan de bespreking in het Economisch en Financieel Comité (EFC)29. Daarnaast ontvangt de Kamer elk kwartaal een overzicht van definitief goedgekeurde betaalverzoeken en een totaaloverzicht van hoeveel subsidies en leningen lidstaten op dat moment hebben ontvangen. Het overzicht over het tweede kwartaal ontvangt u na het reces. Het overzicht voor het eerste kwartaal van 2024 is op 12 april naar uw Kamer verstuurd.30 De Europese Commissie houdt op haar website ook een overzicht bij met alle betalingen die aan lidstaten worden gedaan.31
Bij de beoordeling van een betaalverzoek toetst de Europese Commissie of de lidstaat op basis van aangeleverde bewijslast aan de voor het betaalverzoek relevante mijlpalen en doelstellingen van het desbetreffende HVP heeft voldaan. In de voorlopige beoordelingen van de betaalverzoeken die de Tweede Kamer steeds ontvangt, is daardoor zichtbaar welke maatregelen de betreffende lidstaat heeft genomen. De Europese Commissie houdt op haar website een overzicht bij van alle mijlpalen en doelstellingen die door de lidstaten zijn ingevuld32.
De aangenomen Europese Natuurherstelwet. |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Christianne van der Wal (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de Natuurherstelwet (Natuurherstelverordening COM/2022/304) een belangrijke stap is richting een gezondere en sterkere Nederlandse en Europese natuur?
De Natuurherstelverordening (NHV) kan op termijn bijdragen aan een gezondere en sterkere Nederlandse en Europese natuur. Ik wil daarvoor goed kijken naar de huidige situatie van de Nederlandse natuur. Die is bepalend om de impact van de NHV te inventariseren. Uit het Impact Assessment1 van de NHV blijkt dat er – ook zonder NHV – sprake is van een forse natuurherstelopgave op grond van de huidige staat van de Nederlandse natuur en opgaven uit bestaande Europese natuurregelgeving. De NHV maakt duidelijk in welk tempo de maatregelen genomen moeten worden om de Nederlandse natuur in gezonde staat te krijgen.
Kunt u verklaren waarom er bij sommige partijen het beeld is ontstaan dat de Natuurherstelwet voedselproductie in gevaar zou brengen terwijl belanghebbende Europese bedrijven, die afhankelijk zijn van natuurlijke bronnen en voedselproductie (zoals Nestlé, Danone, IKEA en Unilever), juist pleitte voor de Natuurherstelwet?1
Ik begrijp de zorgen uit sommige sectoren, maar wil benadrukken dat het lidstaten vrij staat om zelf te bepalen hoe zij de doelen willen bereiken. Momenteel ben ik de beleidsopgave voor het uitvoeren van de NHV verder aan het uitwerken. Ik informeer de Kamer later over mijn plannen en de verwachte gevolgen hiervan voor Nederland.
Als kabinet gaan we aan de slag met de implementatie van de NHV met oog voor zowel de Nederlandse natuur als voor alle sectoren die daar afhankelijk van zijn, zoals de landbouwsector. Dit kabinet is voornemens dat te doen zonder nationale koppen op de verordening, zoals ook benoemd in de motie-Van Campen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1657). Zoals opgemerkt in het Impact Assessment van Berenschot valt voedselzekerheid onder de baten van de NHV. Een gezonde en robuuste natuur zorgt er immers voor dat ook op de lange termijn een sterke landbouwsector mogelijk is.
Onderschrijft u de bevindingen in de impact assessment van Arcadis en Berenschot, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)), dat een zorgvuldige uitvoering van de Natuurherstelwet juist een positief effect heeft op de voedselzekerheid?2
Ik onderschrijf het belang van een gezonde en robuuste natuur voor voedselzekerheid. De uiteindelijke impact van de NHV hangt af van zowel de ecologische situatie in Nederland, als diverse nog te maken keuzes voor wat betreft de uitvoering.
Onderschrijft u de bevindingen van Arcadis en Berenschot dat de uitvoering van de Natuurherstelwet in Nederland een mogelijk positief effect heeft op de ruimte voor vergunningverlening, bijvoorbeeld voor boeren en de woningbouw?3
Vergunningverlening is op dit moment zeer beperkt mogelijk, omdat de stikstofdepositie voor veel stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden te hoog is. Afhankelijk van de uitvoering heeft de NHV meer directe of indirecte consequenties voor nieuwe en bestaande activiteiten. De staat van de natuur is bepalend om de impact van de inspanningen die volgen uit de NHV in zijn totaliteit goed te kunnen inventariseren. Naast de informatie die we nu al hebben over de staat van de natuur, zoals de natuurdoelanalyses voor de Natura 2000-gebieden, zullen er nog aanvullende inspanningen nodig zijn om tot een complete nulmeting te komen wat betreft de staat van de natuur.
Hoe kijkt u naar het schrappen van de gebiedsplannen in het Hoofdlijnenakkoord, in relatie tot de impact assessment dat aangaf dat de gebiedsplannen, door de vele overlap, bijdragen aan een gedegen uitvoering van de Natuurherstelwet?4
Momenteel is het kabinet het Hoofdlijnenakkoord verder aan het uitwerken tot een regeerprogramma. Ik informeer de Kamer later over mijn plannen.
Wat zijn de gevolgen van het schrappen van het Transitiefonds voor de uitvoering van de Natuurherstelwet en de ondersteuning die het boeren en provincies had kunnen geven?
Momenteel is het kabinet het Hoofdlijnenakkoord verder aan het uitwerken tot een regeerprogramma. Ik informeer de Kamer later over mijn plannen.
Zal het gebrek aan gereserveerde middelen voor het landelijk gebied zorgen dat er meer van boeren en provincies wordt gevraagd? Zo ja, hoe zal u hen daarin ondersteunen?
Momenteel is het kabinet het Hoofdlijnenakkoord verder aan het uitwerken tot een regeerprogramma. Ik informeer de Kamer later over mijn plannen.
In hoeverre zullen de inspanningen voor de Natuurherstelwet bijdragen aan de aanvullende inspanningen die volgens u nodig zijn om de natuur te beschermen tegen stikstofoverbelasting?5
De opgave met betrekking tot stikstof overlapt op vlakken met de beleidsopgave van de NHV. Op het gebied van natuurherstel heeft het kabinet aangegeven breder naar de staat van natuur te willen kijken dan alleen vanuit de blik van stikstof. Ook de NHV kijkt breder naar de staat van de natuur. De overlap tussen deze inspanningen wordt nog nader bestudeerd en ik kom hier later op terug.
Bent u van plan nieuwe gebiedsprocessen op te zetten om te komen tot natuurherstel of gaat u bouwen op het fundament dat tot nu toe gelegd is in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)?
Momenteel is het kabinet het Hoofdlijnenakkoord verder aan het uitwerken tot een regeerprogramma. Ik informeer de Kamer later over mijn plannen.
Kunt u een tijdlijn schetsen met de stappen die u gaat zetten tot en met de presentatie van het Nationale Herstelplan, met daarin de momenten dat de Kamer wordt geïnformeerd?
Op 29 juli 2024 is de NHV verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dat betekent dat de verordening 20 dagen daarna in werking treedt, op 18 augustus 2024. Europese lidstaten moeten binnen twee jaar na inwerkingtreding van de NHV, voor 1 september 2026, een concept nationaal Natuurherstelplan indienen bij de Europese Commissie met concrete maatregelen voor de periode tot 2030 en met een doorkijk naar 2050. Nu de NHV onverwachts is aangenomen, gaat het kabinet starten met het uitwerken van dit plan, gezamenlijk met betrokken overheidsorganisaties. Ik zal de Kamer goed informeren over dit proces.
Het bericht dat een Iraniër in Duitsland veroordeeld is voor brandstichting in opdracht van de Iraanse staat. |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van het Oberlandesgericht in Düsseldorf waarin een Duitse Iraniër is veroordeeld wegens poging tot brandstichting op een synagoge in opdracht van de Iraanse staat?1
Ja.
Klopt het bericht in de Duitse media2 dat deze uitspraak volgens de juridische dienst van de Europese Raad de basis zou kunnen vormen voor de beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de Europese Unie (EU)-terrorismelijst te plaatsen?
Het advies van de Juridische Dienst van de Raad van de Europese Unie is vertrouwelijk. Daar kan ik niet in het openbaar over communiceren.
Bent u het eens met de conclusie dat deze uitspraak van een Duitse rechter kan dienen als basis voor een beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de terreurlijst te plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verhoudingen in de Raad schetsen ten aanzien van een besluit de Iraanse Republikeinse Garde op de terreurlijst te zetten?
Inmiddels hebben, naast Nederland, meerdere landen aangegeven er voorstander van te zijn van dat de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst wordt gezet. Er is op dit moment echter geen consensus binnen de Raad.
Bent u van plan de uitspraak van deze Duitse rechter als argument aan te voeren bij uw blijvende pogingen de Iraanse Revolutionaire Garde op deze lijst te krijgen conform de motie Ceder c.s.?3
Ik ben sterk voorstander van de plaatsing van de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst. Bij de inspanningen om de Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst te plaatsen benut Nederland alle mogelijkheden die zich aandienen. Daarbij trekt Nederland nauw op met Duitsland en andere gelijkgestemde lidstaten.
Mogelijkheden om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Ruben Brekelmans (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u ermee bekend dat het parlement van Estland een wet aangenomen heeft waarmee het mogelijk wordt gemaakt om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne?1
Ja, deze wet gaat specifiek over het nationaal mogelijk maken om private tegoeden van Russische gesanctioneerde entiteiten voor Oekraïne in te zetten.
In het artikel wordt erop gewezen dat er de afgelopen zes maanden, in aanloop naar deze wetgeving, door meerdere internationale bondgenoten en organisaties is gewerkt aan het wegwerken van mogelijke juridische knelpunten, kunt u aangeven welke landen en internationale organisaties hierbij betrokken waren?
Estland heeft bilateraal contact gehad met verschillende landen van de G7 en de EU die een dergelijke wet overwegen. Ook de Europese Commissie was betrokken bij het proces.
De wet is voorbereid in samenwerking tussen het Estse Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie. Ook het Estse parlement heeft verschillende juristen, academici en voormalige Kanseliers van Justitie gehoord in zowel open als gesloten sessies.
Inmiddels heeft de Estse President de wet ondertekend en zal deze in werking treden 10 dagen na publicatie in de State Gazette. De Kanselier van Justitie heeft de mogelijkheid om een grondwettelijke toets uit te voeren.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek in internationaal verband naar de mogelijkheden voor het inzetten van het onderliggende vermogen van geïmmobiliseerde tegoeden ten behoeve van Oekraïne?2
Er lopen verschillende initiatieven, met name in EU- en G7-verband. Vooralsnog is er geen internationale overeenstemming over of er een internationaalrechtelijke basis bestaat voor het gebruik van het onderliggende vermogen. Daarnaast zijn er zorgen omtrent de financieel-economische risico’s van het gebruik van onderliggend vermogen. Ondertussen wordt er gekeken wat er op korte termijn al wel mogelijk is. Het kabinet is positief over de stappen die de EU nu al zet en blijft ambitieus in het verkennen van verdergaande stappen.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie Brekelmans c.s. waarin verzocht wordt een voortrekkersrol te nemen in de EU voor een plan om bevroren Russische tegoeden in te zetten als onderpand voor financiële steun aan Oekraïne?3
Nederland is ambitieus als het gaat om het verkennen van verregaander mogelijkheden voor gebruik en probeert aan te sluiten bij initiatieven in G7-verband. Daarnaast zet het kabinet actief in om het ambitieniveau in de EU te verhogen, zoals ook aan uw Kamer is gecommuniceerd in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken op 27 mei 2024.
Vindt u dat we moeten streven naar het invoeren van een zogenoemde «Navalny Act» zoals voorgesteld door Bill Browder, die eerder voor de «Magnitsky Act» lobbyde?4
Linksom of rechtsom, voor het kabinet staat vast dat Rusland moet betalen voor de schade die het aanricht in Oekraïne. Daarvoor worden verschillende paden en middelen verkend. Momenteel vindt er geen discussie plaats over de naamgeving van eventuele maatregelen.
Kunt u aangeven in hoeverre de wet die door het parlement van Estland is aangenomen, een basis zou kunnen vormen voor soortgelijke wetgeving in Nederland en/of in de Europese Unie (EU)?
De wet die nu is aangenomen in Estland is alleen toepasbaar binnen de Estse nationale wetgeving en context. Voor Nederland geldt dat het Nederlandse sanctie-instrumentarium, gericht op buitenlandpolitieke doelstellingen en als bestuursrechtelijke, tijdelijke maatregel, zich niet leent voor gebruik van private tegoeden van gesanctioneerde entiteiten.
Op dit moment voorziet Nederlandse wetgeving niet in mogelijkheden voor confiscatie op basis van ingestelde sancties, zoals de wet die nu is aangenomen in Estland voorziet. Confiscatie van private tegoeden is in Nederland enkel mogelijk als een uitkomst van een strafrechtelijk proces. Zonder dit strafrechtelijk kader roept het overgaan tot confiscatie op basis van sancties serieuze vragen op omtrent de waarborg van individuele rechten zoals het eigendomsrecht. Bovendien zouden nationale sanctiemaatregelen de werking van de interne markt kunnen aantasten, het vrije verkeer beperken en een concurrentieverstorend effect hebben. Wel geeft Nederland – via Nederlandse wetgeving – uitvoering aan alle VN- en EU-sancties.
Om Rusland te laten betalen voor de schade die het aanricht, is het kabinet ambitieus in het verkennen van alle opties samen met internationale partners. Nederland pleit voor een actieve verkenning van verdergaande mogelijkheden ten aanzien van de geïmmobiliseerde tegoeden van de Russische Centrale Bank, hetgeen niet gaat over confiscatie van private tegoeden buiten de strafrechtketen om. Op dit moment is er echter internationaal gezien geen overeenstemming over een dergelijke stap. Mocht dat er wel komen dan zal Nederland daar uitvoering aan geven.
Bent u bereid om een voorstel te ontwikkelen om soortgelijke wetgeving in Nederland in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Het Lighthouse Reports rapport “Desert Dumps” |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van Lighthouse Reports «Desert Dumps» en het Trouw-artikel «Mede mogelijk gemaakt door de EU: migranten ontvoerd, verkocht of achtergelaten in de woestijn»?1 2
Ja.
Welke stappen gaat u namens Nederland nemen om ervoor te zorgen dat er niet langer Europese, noch Nederlandse financiering of operationele aanwezigheid, bewust of onbewust, plaatsvindt?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de zorgelijke berichten over de behandeling van migranten, zoals benoemd in het rapport van Lighthouse Reports. Nederland heeft bij de Europese Commissie om opheldering gevraagd. Zowel de Europese Commissie als de Europese Dienst voor Extern Optreden geven desgevraagd aan dat het rapport van Lighthouse Reports geen bewijs levert voor directe of indirecte EU steun voor de genoemde praktijken.
Financiële middelen van de Europese Commissie zouden op geen enkele wijze mogen bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Dat draagt het kabinet voortdurend uit in Europees verband. De Europese Commissie brengt dit ook steeds op in contacten met de betrokken landen.
Nederland zet bilateraal in deze regio in op de ondersteuning van de bescherming van migranten, de re-integratie van personen die terugkeren en ter ondersteuning van grensbeheer. Deze ondersteuning is onderdeel van een brede partnerschapsbenadering, waarvan ook monitoring en dialoog onderdeel zijn. Deze benadering heeft als doel om irreguliere migratie tegen te gaan, bescherming van migranten te versterken en terugkeer te bevorderen. Nederland maakt in zijn bilaterale inzet, via partners als IOM en UNHCR, steevast duidelijke afspraken over monitoring, waarbij periodiek risicoanalyses en rapportages gedeeld worden. Er zijn afspraken gemaakt over te nemen mitigerende maatregelen, tot en met het stopzetten van de samenwerking, in het geval van aanwijzingen dat bilateraal verstrekte Nederlandse middelen betrokken zijn bij activiteiten die direct leiden tot mensenrechtenschendingen.
Er is geen sprake van Nederlandse migratie-gerelateerde operationele bijstand in Tunesië, Mauritanië en Marokko – anders dan reguliere diplomatieke contacten over bijvoorbeeld terugkeer vanuit de Dienst Terugkeer en Vertrek of kennisuitwisseling op bijvoorbeeld grensmanagement of asiel.
Nederland beschikt niet over aanwijzingen dat Nederlandse middelen direct of indirect zouden bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Blijvende betrokkenheid is van belang om eventuele schendingen te kunnen (blijven) adresseren en toekomstige schendingen mogelijk te kunnen voorkomen.
Kunt u de monitoringsrapporten van de Europese Commissie en de reactie van de Nederlandse regering daarop delen met de Kamer?
De Europese Commissie rapporteert jaarlijks openbaar over de totale NDICI programmering (inclusief migratie) naar EU lidstaten conform haar verplichtingen volgend uit de NDICI-verordening3.
Het Europees Parlement heeft de Commissie op 24 mei jl. gevraagd om een uitleg en een volledige review van EU-financiering naar aanleiding van het rapport van Lighthouse Reports. Hierop is nog niet geantwoord.
Heeft u een overzicht van alle vormen van zowel financiële als operationele betrokkenheid van de Europese Unie (EU) en/of Nederland?
Het publiceren van een overzicht van de EU inzet in deze landen is voorbehouden aan de Europese Commissie. Zoals hierboven genoemd heeft het Europees Parlement reeds om een review van de Europese financiering gevraagd.
Zoals eerder in deze beantwoording vermeld is er momenteel geen sprake van Nederlandse operationele bijstand door de migratieketen aan derde landen genoemd in het rapport. Wel zijn er met enige regelmaat gesprekken tussen de verschillende onderdelen van de Nederlandse migratieketen en hun tegenhangers in derde landen met het oog op kennisuitwisseling, op bijvoorbeeld het gebied van asiel en opvang, aanpak van smokkel en grensbeheer. Voor programmeringsinzet van het Ministerie van Justitie en Veiligheid verwijst het kabinet uw Kamer naar de beantwoording van de vragen gesteld n.a.v. het jaarverslag 20234. Vanuit dat ministerie wordt er projectmatig bijgedragen aan het versterken van grensbeheer in Tunesië en Turkije via capaciteitsopbouw van verantwoordelijke autoriteiten.
Nadere toelichting over bilaterale financiële betrokkenheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het gebied van migratie zal terug te vinden zijn in de migratierapportage die op korte termijn gedeeld zal worden met de Kamer.
In hoeveel gevallen is er sprake van inlichtingen waarbij migranten gelokaliseerd of onderschept worden?
Op grond van Europese regelgeving kan Frontex operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten en derde landen ter ondersteuning van opsporings- en reddingsoperaties voor personen die op zee in nood verkeren5. Op basis daarvan kan Frontex waarschuwingen uit laten gaan over personen in nood aan de verantwoordelijke nationale autoriteiten op het gebied van opsporing en redding op zee. Op grond van het internationaal recht is Frontex verplicht om de verantwoordelijke nationale autoriteiten te waarschuwen als zij een boot in nood detecteren. Op basis hiervan deelt Frontex ook informatie, onder andere de locatiegegevens/coördinaten van een boot in nood, die in het belang zijn voor het goed uitvoeren van een operatie met verantwoordelijke nationale autoriteiten van derde landen, zoals Tunesië. Precieze aantallen zijn niet bekend.
In hoeveel gevallen, waarbij mensen in de woestijn belanden, wordt er gebruik gemaakt van door de EU gefinancierde apparatuur en middelen?
Zoals gesteld in vraag 2 en 3 geven de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden aan dat het rapport van Lighthouse Reports geen bewijs levert voor directe of indirecte EU steun voor de genoemde praktijken. Het Europees Parlement heeft de Commissie op 24 mei jl. gevraagd om een uitleg en een volledige review van EU-financiering naar aanleiding van het Lighthouse Report. Hierop is nog niet geantwoord.
Welke methode wordt er gebruikt om in al deze gevallen te checken of er sprake is van mensenrechtenschendingen?
De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma's en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden.
Op welke wijze heeft u opvolging gegeven aan deze vorm van monitoring?
Nederland heeft de Commissie gevraagd om opheldering. Zoals gesteld in vraag 2, 3 en 6 geven de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden aan dat het rapport van Lighthouse Reports geen bewijs levert voor directe of indirecte EU steun voor de genoemde praktijken. Het Europees Parlement heeft de Commissie op 24 mei jl. gevraagd om een uitleg en een volledige review van EU-financiering naar aanleiding van het rapport van Lighthouse Reports. Hierop is nog niet geantwoord.
Kunt u reflecteren op het feit dat ondanks het monitoringsmechanisme er op grote schaal door de EU gefinancierde en ondersteunde schendingen van de mensenrechten plaatsvinden?
Zoals in bovenstaande vragen gesteld geven de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden geven desgevraagd aan dat het rapport van Lighthouse Reports geen bewijs levert voor directe of indirecte EU steun voor de genoemde praktijken.
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet opnieuw gebeurt?
Het kabinet is gecommitteerd aan het do no harm principe als het gaat om migratiesamenwerking, zowel voor de Nederlandse programmering, als de Europese programmering. Deze inzet is onder meer erop gericht om zoveel mogelijk te voorkomen dat de middelen die worden ingezet om irreguliere migratie tegen te gaan (onbedoeld) bijdragen aan destabilisering of mensenrechtenschendingen, omdat bijvoorbeeld apparatuur in verkeerde handen zijn gevallen. Het kabinet hecht groot belang aan adequate toepassing van het het do no harm-beleid en mensenrechten due diligence en dringt hier in Europees verband dan ook consistent op aan. Ook heeft het kabinet het belang van mensenrechtenmonitoring opgenomen in het recent gedeelde lobbypaper voor de nieuwe Europese Commissie6 en roept hiertoe op in de relevante EU gremia en in gesprekken met de Europese Commissie. De Europese Commissie geeft ook aan zich uit te spreken wanneer er sprake is van mistanden.
Hoe beoordeelt u – gezien de bevindingen in dit onderzoek – de recente uitspraken van Eurocommissaris Schinas, die stelde dat er geen Europees geld gemoeid is bij dit soort incidenten?
Zoals in de antwoorden hierboven gesteld, stellen de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden dat het rapport van Lighthouse reports geen bewijs levert dat er sprake is van Europese financiering van de in het bericht genoemde praktijken.
Erkent u dat het externaliseren van het Europese migratiebeleid en de samenwerking met derde landen, waarbij onvoldoende zorgvuldige voorwaarden zijn gesteld aan migratiesamenwerking, de slechte en onmenselijke behandeling van migranten in de hand werkt?
Het kabinet is van mening dat de behandeling van migranten en vluchtelingen te allen tijde in lijn moet zijn met internationaal recht en mensenrechten, inclusief het beginsel van non-refoulement. Daar zet het kabinet zich ook voor in middels het versterken van migratiesamenwerking met relevante derde landen langs voorname migratieroutes en het versterken van adequate opvang in de regio, via de EU en bilateraal. Het kabinet zoekt samenwerking met deze landen over de volle breedte van de migratie-agenda, ook op het gebied van asiel en bescherming. In dat verband vindt het kabinet het belangrijk dat het migratie- en asielmanagement in desbetreffende landen beter wordt ingericht, in lijn met internationale standaarden. De gesprekken die het kabinet met verschillende partnerlanden voert, vormen ook een platform om zorgen over behandeling van migranten en vluchtelingen aan te kaarten, en dat doet het kabinet ook.
Gaat u andere lidstaten, waaronder Spanje, aanspreken op hun betrokkenheid in deze praktijken?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die betrokkenheid van andere lidstaten bevestigt.
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat andere lidstaten hun betrokkenheid bij deze praktijken per direct stop zetten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die betrokkenheid van andere lidstaten bevestigt.
Indien inderdaad blijkt dat de EU en lidstaten passief en actief hebben bijgedragen aan het dumpen van migranten in de woestijn, wat betekent dit voor de internationale aansprakelijkheid van de EU en haar lidstaten?
De Commissie heeft aangegeven dat het rapport van Lighthouse Reports geen bewijs levert voor directe of indirecte steun voor genoemde praktijken.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en voor het commissiedebat op 12 juni 2024 over de JBZ-raad van 13 en 14 juni 2024 beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord. Conform de toezegging gedaan in het JBZ-debat van 12 juni jl. door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is deze beantwoording binnen twee weken na het debat aan uw Kamer verzonden.
De Working Group Meeting over de Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat een Nederlandse delegatie deze week aanwezig is bij de Europese Working Group Meeting over de Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten?1
Ja, ik kan bevestigen dat Nederland aanwezig was bij de Raadswerkgroep van 15 en 16 mei jl. waar is gesproken over het voorstel tot een Verordening over het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten.
Kunt u uiteenzetten wat de Nederlandse inbreng bij deze bijeenkomst zal zijn?
De Nederlandse inzet ten aanzien van het voorstel is in grote lijnen uiteengezet in het BNC-fiche dat 22 december 2023 naar de Kamer is verzonden. De inbreng van de Nederlandse delegatie tijdens de Raadswerkgroepen is onder meer gericht op het verduidelijkt en voldoende specifiek krijgen van algemeen en open geformuleerde voorschriften.
Wordt, naar uw visie, met het huidige voorstel het doel van de Verordening bereikt, namelijk de goede bescherming van honden en katten in Europa?
Op dit moment is er op EU-niveau nog geen regelgeving over het welzijn van honden en katten. Zoals aangegeven in het BNC-fiche verwelkomt Nederland in beginsel dit voorstel. Het voorstel zet stappen in de juiste richting. De Nederlandse inzet is erop gericht om het niveau van bescherming van honden en katten nog verder te verbeteren en het voorstel op dat punt te verbeteren.
Kunt u toezeggen dat Nederland zich bij deze bijeenkomst zal inzetten voor een verbod op het fokken van honden en katten met korte snuiten? Zo nee, waarom niet?
Dit betreft een van de speerpunten van de Nederlandse inzet en is ook reeds ingebracht.
Kunt u toezeggen dat Nederland zich bij deze bijeenkomst zal inzetten voor een chipplicht voor alle honden en katten, waaronder zwerfdieren en dieren die niet worden verhandeld? Zo nee, waarom niet?
In Nederland geldt al een chipplicht voor honden. Momenteel wordt gewerkt aan een nationale chip- en registratie plicht voor katten. Nederland is in principe voorstander van een chipplicht voor alle honden en katten en heeft in de Raadswerkgroep deze brede wens tot verplichte I&R – voor zover daar op EU-niveau juridische mogelijkheden toe zijn – ook naar voren gebracht. Tot een volledige I&R-plicht van alle honden en katten zal het in EU-verband echter waarschijnlijk niet komen. Er zullen naar verwachting in beperkte mate uitzonderingen zijn.
Kunt u toezeggen dat Nederland zich bij deze bijeenkomst zal inzetten voor diervriendelijke oplossingen voor zwerfdieren, zoals identificatie, registratie en sterilisatie? Zo nee, waarom niet?
Het Verordeningsvoorstel richt zich op het op de markt brengen van honden en katten. Het toepassingsbereik van het voorstel omvat geen aanpak van zwerfdierproblematiek.
Sluit dit voorstel aan bij de bestaande voorschriften van de Diergezondheidsverordening als het gaat om de registratieverplichting van alle fokkers? Zo nee, waarom wordt niet voor deze harmonisatie gekozen?
Er wordt een notificatie- en registratieplicht voorzien van fokkers. Beoogd wordt dat lidstaten gebruik kunnen maken van de informatie die reeds beschikbaar komt op basis van de EU-diergezondheidsverordening (artikel 84). In dat geval kunnen deze fokkers worden vrijgesteld van deze notificatie- en registratieplicht.
Bent u ervan op de hoogte dat particuliere, kleinschalige handel vaak als dekmantel wordt gebruikt voor grootschalige, bedrijfsmatige handel, terwijl in het huidige voorstel de kleinschalige handel wordt vrijgesteld van (registratie)verplichtingen?
Ik ben hiervan op de hoogte. In de discussies over de (registratie-)verplichtingen wordt er op ingezet om particuliere, kleinschalige handelaren niet vrij te stellen van een registratieplicht en andere verplichtingen.
Deelt u de mening dat door de uitzondering voor kleinschalige handel dierenleed en fraude ongezien blijft?
Ja. Het voorstel zet stappen in de goede richting voor een beter dierenwelzijn en betere traceerbaarheid, maar dierenleed en -fraude zal nooit volledig voorkomen kunnen worden. In de discussies over de (registratie-)verplichtingen wordt er op ingezet om particuliere, kleinschalige handelaren niet vrij te stellen van een registratieplicht en andere verplichtingen.
Kunt u toezeggen dat Nederland zich bij deze bijeenkomst zal inzetten voor een registratieplicht voor alle fokkers van honden en katten? Zo nee, waarom niet?
Er wordt een notificatie- en registratieplicht voorzien voor alle fokkers die puppy’s of kittens op de markt brengen en dat wordt vanuit NL ondersteund.
Kunt u deze vragen één voor één en nog deze week beantwoorden?
Ik heb de vragen één voor één beantwoord, maar het is niet gelukt om de vragen binnen de zeer korte termijn van twee dagen te beantwoorden.
Het ontzeggen van toegang aan de Brits-Palestijnse dokter Ghassan Abu-Sittah tot het Schengengebied |
|
Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() ![]() |
Met welke reden(en) heeft het kabinet besloten om geen uitzondering te maken op het Duitse inreisverbod tot het Schengengebied voor de Brits-Palestijnse chirurg Ghassan Abu-Sittah?
Namens de Minister van Asiel en Migratie deelt het kabinet in de regel geen informatie over individuele zaken met de Kamer. In algemene zin kan worden gesteld dat vreemdelingen dienen te voldoen aan toegangsvoorwaarden als zij het Schengengebied willen inreizen en verblijven. Eén van die toegangsvoorwaarden tot Nederland is dat zij geen gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Een andere toegangsvoorwaarde is dat zij niet in het Schengeninformatiesysteem (SIS) gesignaleerd staan. Zoals tijdens het plenaire Kamerdebat over de situatie in Gaza op 16 mei jl. reeds aan de orde kwam, staat de heer Abu-Sittah inmiddels niet meer in het SIS gesignaleerd.
Is er overwogen om een uitzondering te maken en zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Weet u op welke gronden de Duitse autoriteiten de heer Abu-Sittah toegang tot het Schengengebied hebben ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is bekend en met betrokkene gedeeld.
Vindt het kabinet juist niet dat de heer Abu-Sittah zijn ervaringen in Gaza tijdens de eerste maanden van de oorlog met het Europese publiek zou moeten kunnen delen, in het bijzonder omdat Israël geen internationale journalisten en waarnemers toelaat tot Gaza?
Het kabinet hecht groot belang aan de vrijheid van meningsuiting en onderschrijft het belang dat betrokkenen hun ervaring moeten kunnen delen. Tegelijkertijd hebben lidstaten te maken met het Schengen acquis dat voorwaarden stelt aan toegang tot het Schengengebied. Lidstaten zijn eraan gehouden het acquis te respecteren.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer Abu-Sittah in januari 2024 in Den Haag heeft deelgenomen aan het lopende onderzoek van het Internationaal Strafhof naar misdrijven gepleegd in de bezette Palestijnse Gebieden?
Ja, dat is bekend.
Is bekend of de heer Abu-Sittah een afspraak had met een internationale organisatie zoals het ICC, ICJ of OPCW tijdens zijn geplande bezoek aan Nederland? Zo ja, wat voor consequenties heeft het dat Nederland kan bepalen welke getuigen wel/niet kunnen worden gehoord door dit soort internationale organisaties die onderzoek doen naar o.a. schendingen van het internationaal recht?
Ja, het bezoekprogramma is door tussenkomst van de Palestijnse missie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld. Het is aan de internationale organisaties om te bepalen welke personen als getuige worden aangemerkt of om aan te geven dat aanwezigheid van een persoon nodig is bij bijeenkomsten bij die organisaties. De regering respecteert de onafhankelijkheid van de organisaties en doet daar geen uitspraken over.
Is het kabinet in overleg getreden met het Internationaal Strafhof of andere internationale organisaties over het al dan niet volgen van het Duitse inreisverbod tegen de heer Abu-Sittah?
In het algemeen geldt dat Nederland de internationaalrechtelijke verplichting heeft om de toegang en het verblijf op het grondgebied mogelijk te maken van personen van wie (onder andere) de genoemde organisaties aangeven dat hun aanwezigheid bij de zetel van de betreffende organisatie vereist is in het kader van de vervulling van hun taken.
Is de heer Abu-Sittah volgens u een getuige, dan wel een persoon die onder artikel 26 of artikel 29 van het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en Nederland bepaalde bescherming geniet? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Internationaal Strafhof om te bepalen of een persoon wordt aangemerkt als getuige onder artikel 26 van het Zetelverdrag of als persoon van wie de aanwezigheid bij de zetel van het Strafhof is vereist onder artikel 29 van het Zetelverdrag.
Is de heer Abu-Sittah volgens u een deskundige die onder artikel 14 van het Gastlandverdrag tussen Nederland en de OPCW bepaalde bescherming geniet? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OPCW) om te bepalen of een persoon wordt aangemerkt als deskundige onder artikel 14 van het Zetelverdrag.
Als het antwoord op vraag 8 of 9 bevestigend is, hoe strookt het inreisverbod met de rechten van Abu-Sittah onder beide verdragen?
Zie het antwoord op de vragen 8 en 9 hierboven.
Deelt het kabinet de mening dat Nederland als gastland van internationale organisaties die onderzoek doen naar schendingen van het internationaal recht, een speciale verantwoordelijkheid heeft om toegang te verlenen tot getuigen? Zo nee, waarom niet?
De regering respecteert de onafhankelijkheid van de in Nederland gevestigde internationale organisaties en het onderzoek dat zij doen naar schendingen van het internationaal recht. Op grond van de zetelverdragen met die internationale organisaties heeft Nederland de verplichting om de toegang tot Nederland van getuigen en andere personen van wie de aanwezigheid bij die organisaties nodig is te faciliteren. Of personen als zodanig worden aangemerkt, is aan de internationale organisaties zelf om te bepalen.
Wilt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór woensdagavond 15 mei beantwoorden?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Deelname aan de Europese verkiezingen door EU-burgers uit een andere lidstaat die in Nederland wonen |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU nationals: you have just seven days left to register to vote»?1
Ja.
Deelt u de mening dat EU-burgers uit een andere lidstaat die in Nederland wonen en willen deelnemen aan de Europese verkiezingen adequaat en tijdig op de hoogte moeten worden gesteld hoe zij hiervoor in aanmerking kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het van belang dat EU-burgers uit een andere lidstaat, die in Nederland wonen, hun stem voor de Europees Parlementsverkiezing (EP-verkiezing) in Nederland uit kunnen brengen. Deelname aan deze verkiezing vormt een belangrijk onderdeel van de rechten van het EU-burgerschap en van de Europese democratie. EU-burgers moeten daarom de beschikking hebben over de benodigde informatie voor het uitoefenen van hun kiesrecht. Op Rijksoverheid.nl is deze informatie in het Nederlands en het Engels te vinden. Daarnaast worden inwoners door hun gemeente geïnformeerd, zie het antwoord op vraag 3.
Stellen alle gemeenten de genoemde EU-burgers in hun gemeente op de hoogte van de formaliteiten waaronder het Y32 formulier en de termijn waarop dat ingeleverd moet worden? Zo nee, hoeveel gemeenten doen dat niet en waarom niet?
Niet-Nederlandse EU-burgers kunnen zich in Nederland registreren bij de gemeente met een Y 32-formulier dat is vastgesteld in de Kiesregeling2. De gemeente registreert deze personen dan in de BRP als kiezers voor de EP-verkiezing en zij ontvangen een stempas. Een verzoek tot registratie moest voor de EP-verkiezing van donderdag 6 juni aanstaande op 23 april binnen zijn. De verantwoordelijkheid voor het informeren van niet-Nederlandse EU-burgers over hun kiesrecht ligt bij gemeenten. Gemeenten zijn via de circulaire Europees Parlementsverkiezing 2024 en via nieuwsbrieven aan projectleiders verkiezingen geadviseerd kiezers actief aan te schrijven in aanloop naar deze verkiezing.3
Uit de contacten van het Ministerie van BZK met gemeenten blijkt dat gemeenten de betreffende kiezers hebben aangeschreven om hen te informeren over hun kiesrecht. Het ministerie beschikt niet over informatie van alle 342 gemeenten over het informeren van kiezers. Voor de evaluatie van de Europees Parlementsverkiezing laat de Kiesraad een onderzoek onder gemeenteambtenaren uitvoeren. Hierin zullen gemeenten ook gevraagd worden hoe zij niet-Nederlandse EU-burgers hebben geïnformeerd over hun kiesrecht.
Deelt u de mening dat alle gemeenten op heldere wijze tijdig de genoemde EU-burgers op de hoogte moeten stellen van het feit dat en hoe zij aan de Europese verkiezingen kunnen deelnemen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is belangrijk dat gemeenten op heldere wijze tijdig niet-Nederlandse EU-burgers informeren over hoe zij aan de EP-verkiezing kunnen deelnemen. Uit de Kieswet volgen een aantal verplichtingen voor gemeenten met betrekking tot het informeren van kiezers. Gemeenten zijn hierop gewezen in de circulaire Europees Parlementsverkiezing 2024 en verschillende nieuwsbrieven verkiezingen van het Ministerie van BZK. Daarnaast zijn gemeenten geadviseerd kiezers actief aan te schrijven. Hiervoor zijn door het ministerie ook een begeleidende brief en vertaling van het formulier beschikbaar gesteld, in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Pools en Spaans.4 Tevens zijn een flyer en voorbeeld-webteksten beschikbaar gesteld voor gemeenten.5
Het bericht dat de schade van weerextremen in 2023 in Europa 13,4 miljard euro bedroeg |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de boodschap van de Europese klimaatdienst Copernicus en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) die de kosten van weer- en klimaatgerelateerde verliezen in 2023 in Europa schatten op 13,4 miljard euro?1
Ja.
Bent u het eens met de volgende uitspraak van Celeste Saulo, secretaris generaal van het WMO: «De klimaatcrisis is de grootste uitdaging van onze generatie. De kosten van klimaatactie lijken misschien wel hoog, maar de kosten van niets doen zijn veel hoger.»?2 Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Ja, deze uitspraak onderschrijf ik.
Hoeveel geld is per jaar gereserveerd in de meerjarenbegroting voor schade als gevolg van weersextremen? Denkt u dat dit voldoende zal zijn, ook rekening houdende met de steeds extremere weersituaties?
In Nederland hebben we de afgelopen jaren steeds vaker te maken met weersextremen, waaronder ook de waterschade in Limburg en delen van Noord-Brabant in juli 2021. Het is de verantwoordelijkheid van particulieren en bedrijven om zich te verzekeren tegen het risico van schade door weersextremen. Indien er sprake is van een ramp in de zin van artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s kan het kabinet de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) toepassen voor schade die niet verhaalbaar, niet vermijdbaar en niet redelijkerwijs verzekerbaar is. Voor de Wts is geen structureel budget gereserveerd.
De Wts is toegepast vanwege de wateroverlast in Limburg en delen van Noord-Brabant in juli 2021. Toen is er incidenteel budget gereserveerd. Voor de afwikkeling van deze regeling resteert nog 5 miljoen euro op de begroting. Bij de Voorjaarsnota 2024 is daarnaast in totaal 21,8 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de beleidsregel financiële nood als gevolg van de wateroverlast juli 2021. Op grond van deze beleidsregel kan door de Minister van Justitie en Veiligheid een financiële verstrekking worden gedaan aan particulieren die de herstelkosten van de woning of de noodzakelijke dubbele woonlasten die zijn ontstaan door de wateroverlast in juli 2021, niet kunnen betalen dan wel hiervoor een schuld zijn aangegaan en daardoor in financiële nood zijn.
Momenteel wordt, in opdracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, de Wts geëvalueerd. Dit moet inzicht bieden of de Wts voldoende toekomstbestendig is, mede gelet op de verzekeringsmogelijkheden met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering.
Hoeveel extra geld is per jaar ook beschikbaar voor de meer indirecte effecten van klimaatverandering, zoals meer mensen met een slechtere gezondheid door meer luchtvervuiling?
Er is geen geoormerkt budget beschikbaar voor indirecte effecten van klimaatveranderingen. Eventuele gezondheidsschade door klimaatverandering is wel onderdeel van de reguliere zorgkosten. Vanuit het Ministerie van VWS wordt de komende drie jaar 2,1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onderzoek naar de gezondheidseffecten van klimaatverandering. Zo gaat het RIVM de effecten van klimaatverandering op de gezondheid beter in kaart brengen.
Deelt u de mening dat investeren in klimaat en natuur, en daarmee het voorkomen van steeds meer schade uit weersextremen, de voorkeur zou moeten hebben boven het elk jaar weer repareren van schade door weersextremen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat investeren in klimaat en natuur de voorkeur heeft boven het repareren van de schade door weersextremen. Fysieke klimaatrisico’s kunnen nu en in de toekomst leiden tot forse maatschappelijke en economische schade. De economische schade van de overstromingen in de zomer van 2021 bedroeg 44 miljard euro voor Nederland, België en Duitsland gezamenlijk.3 Ook afgelopen jaar zagen we in Europa dat de weercondities extreem kunnen zijn met de hittegolven, overstromingen, bosbranden en droogte. Het Copernicus-rapport geeft ook aan dat, naast de gezamenlijke kosten van 13,4 miljard, ongeveer 1,6 miljoen mensen in Europa hier gevolgen aan ondervonden. Het IMF verwacht dat de klimaatschade tussen 2018 en 2050, zonder aanvullend adaptief klimaatbeleid, tussen de 0,2 en 0,5 procent van het bbp is.4 Bij het investeren in klimaat en natuur is het van belang om subsidiërende, normerende en beprijzende maatregelen tegen elkaar af te wegen, om een zo efficiënt mogelijk klimaatbeleid te voeren.
Gezien het feit dat de kosten van niets doen hoger zijn dan de uitgaven aan klimaatbeleid, bent u bereid om met een voorstel te komen om deze kosten zoveel mogelijk te voorkomen en de overgebleven voorziene kosten te begroten? Zo nee, hoe wilt u hier dan mee omgaan?
Ik ben het met u eens dat de kosten van niets doen hoger zijn dan de uitgaven aan het klimaatbeleid, zoals genoemd in het antwoord op vraag 5. Het demissionaire kabinet heeft een ambitieus klimaatbeleid opgesteld met een evenwichtige beleidsmix om daarmee invulling te geven aan het 2030-klimaatdoel. Aanvullend klimaatbeleid is op dit moment aan het volgende kabinet.