De brief die ministers oproept om van de EU een sterkere geopolitieke speler te maken |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Klopt het dat u op 9 december 2019, samen met uw collega-Ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, een brief hebt ontvangen van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Josep Borrell?1
Voorafgaand aan de RBZ van 9 december jl. heeft Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell inderdaad een brief (gedateerd 5 december 2019) gestuurd aan de EU Ministers van Buitenlandse Zaken.
Klopt het dat de Hoge Vertegenwoordiger in deze brief de Ministers oproept om van de EU een sterkere geopolitieke speler te maken?
In lijn met de «Geopolitieke Commissie» die Commissievoorzitter Von der Leyen voor ogen heeft, pleit Hoge Vertegenwoordiger Borrell voor een sterke rol van de EU op het wereldtoneel, waarbij de EU strategischer, assertiever en eensgezinder moet worden. Hij stelt daarbij vast dat het interne en het externe beleid van de EU naadloos op elkaar aan moeten sluiten, waarbij we ook de macht van de EU als grootste interne markt moeten durven gebruiken.
Hoe apprecieert u deze brief? Bent u het eens met het pleidooi van de Hoge Vertegenwoordiger?
De brief van de Hoge Vertegenwoordiger is geheel in lijn met het Nederlands beleid om Europese belangen alsmede normen en waarden zoals rechtsstaat, democratie en vrijheid te beschermen, zowel bilateraal als multilateraal. De EU zal in deze multipolaire wereld daartoe een actievere rol op moeten eisen om het hoofd te bieden aan tendensen die deze normen en waarden trachten uit te hollen. Vanwege de geopolitieke machtsverschuivingen is de noodzaak van een eensgezinde EU relevanter dan ooit. Dat is ook waar de Lidstaten zich in het EU Verdrag toe verplicht hebben. De kracht van de EU zit in haar economische macht (grootste interne markt van de wereld) en handelsbeleid, in de ontwikkelingssamenwerking (de EU is met haar lidstaten de grootste donor wereldwijd) en in de waarden waar de EU voor staat. Een meer coherente en geïntegreerde inzet van alle beschikbare instrumenten is nodig om de EU als een geopolitieke speler neer te kunnen zetten.
Klopt het dat in de brief geen verwijzing wordt gemaakt naar de voorstellen als neergelegd in Commissievoorstel COM(2018) 647, specifiek op het gebied van efficiëntere besluitvorming voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU, namelijk het introduceren van besluitvorming via gekwalificeerde meerderheid op bepaalde terreinen van het buitenlandbeleid?
Hoge Vertegenwoordiger Borrel maakt in zijn brief inderdaad geen verwijzing naar de Commissiemededeling over efficiëntere besluitvorming voor het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB), waarin de optie van invoering van gekwalificeerdere meerderheidsbesluitvorming op bepaalde deelterreinen van het GBVB wordt genoemd.
Klopt het dat de voorzitter van de Europese Commissie in de Political Guidelines van haar voorzitterschap, en in haarmission letter aan de Hoge Vertegenwoordiger, heeft aangegeven dat er meer via gekwalificeerde meerderheid besloten zal moeten worden in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) als de Europese Unie een wereldspeler wil zijn?
Zowel in de Political Guidelines van haar voorzitterschap als in haar mission letteraan Hoge Vertegenwoordiger Borrell legt Commissievoorzitter Von der Leyen inderdaad focus op snelheid en efficiëntie. Zij zet daarbij in op besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid op bepaalde terreinen in het GBVB om een optimaal functionerende en slagvaardige EU te borgen.
Klopt het dat u in uw brief, die u samen met de Ministers van Buitenlandse Zaken van Tsjechië en Denemarken schreef aan de Hoge Vertegenwoordiger, ook bepleitte dat de Raad in deelterreinen van het GVDB bij meerderheid zou moeten kunnen besluiten?2
Voorafgaand aan de RBZ van 9 december jl. heb ik samen met mijn Tsjechische en Deense collega een opiniestuk opgesteld om aandacht te vragen voor een effectiever GBVB. In dit opiniestuk werden diverse suggesties gedaan ter versterking van het GBVB. Het betrof onder meer het voorstel om actiever gebruik te gaan maken van het middel van constructieve onthouding, waar de Commissie in bovengenoemde Mededeling ook naar verwees. Gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming maakte geen onderdeel uit van het opiniestuk. Dit laat onverlet dat het kabinet het onderwerp aan de orde zal blijven stellen in de context van de discussie over het versterken en versnellen van het GBVB, langs lijnen van het BNC-fiche3 dat het kabinet op 19 oktober 2018 naar de Kamer stuurde. Het invoeren van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming is wat het kabinet betreft overigens geen doel op zich. Het is een middel om de discussie over de toenemende verlamming in het besluitvormingsproces te voeren en lidstaten te wijzen op hun verplichtingen en verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Verdragen, waaronder het actief en onvoorwaardelijk ondersteunen van het GBVB in de geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit (zie artikel 24.3 VEU).
Bent u bekend met de grote hoeveelheid resoluties van het Europees Parlement die oproepen tot meer efficiënte besluitvorming binnen het GVDB door het introduceren van besluitvorming via gekwalificeerde meerderheid, waaronder de resoluties van 16 februari 2017 (2014/2248(INI)), 13 december 2017 (2017/2121(INI)), 12 december 2018 (2018/2097(INI)), 13 februari 2019 (2018/2094(INI)) en 15 januari 2020 (2019/2136(INI))?
Ja.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is in de onderhandelingen over Commissievoorstel COM(2018) 647, specifiek op het gebied van besluitvorming in het GVDB?
Ik benadruk graag dat het om een Commissiemededeling ging, niet om een formeel Commissievoorstel. De Commissie heeft immers geen initiatiefrecht als het gaat om de besluitvormingsprocedures binnen de Raad. De Mededeling diende enkel ter inspiratie van regeringsleiders die in het voorjaar van 2019 een discussie voerden over de Strategische Agenda van de Unie voor de periode 2019–2024. In de nieuwe Strategische Agenda, die inmiddels werd vastgesteld, wordt in dit verband gesteld dat het GBVB en het GVDB van de EU sneller moeten kunnen inspelen op ontwikkelingen, zij actiever moeten worden en beter worden gekoppeld aan de andere domeinen van de externe betrekkingen. Er zijn door de voorzitter van de Europese Raad vooralsnog geen voorstellen gedaan om daadwerkelijk tot de invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming binnen het GBVB over te gaan.
Welke obstakels zijn er binnen de Raad op dit dossier?
Het GBVB is van oudsher een terrein waar veel lidstaten hechten aan ruimte voor nationale beleidsbepaling en een sterke positie van lidstaten in EU-besluitvorming voor het geval dat vitale nationale belangen in het geding zijn.
Kunt u het krachtenveld binnen de Raad op dit dossier schetsen?
Het debat hieromtrent wordt al geruime tijd met afwisselende intensiteit gevoerd.
Zo zinspeelden Bondskanselier Merkel en President Macron in juni 2018 in de zogenoemde Meseberg-verklaring op besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen het GBVB. Vele landen staan, net als Nederland, open voor die discussie. De kans dat dit evenwel leidt tot een aanpassing van de procedures, acht het kabinet – gelet op de unanimiteitsbesluitvorming daarover – klein.
Op welke termijn verwacht u dat er serieuze stappen gezet zullen worden om besluitvorming op dit gebied efficiënter te maken?
Het kabinet ziet besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid als een middel tot een doel, namelijk om een sterker en slagvaardiger EU buitenlandbeleid te komen. Conform de kabinetsinzet in het eerder genoemde BNC-fiche heeft Nederland daartoe meerdere ijzers in het vuur. Gekwalificeerde meerderheid op deelterreinen van het GBVB is er daar een van. Zo zet Nederland in op het versterken van de coördinatie tussen de verschillende EU Commissarissen en de Europese Dienst voor het Externe Optreden. Indien landen zich overduidelijk schuldig maken aan mensenrechtenschendingen acht het kabinet het van belang dat daaraan consequenties worden verbonden. Het kabinet zet zich er voor in dat de EU in dergelijke gevallen de inzet van alle instrumenten opnieuw overweegt.
Ook is het kabinet voorstander van een actieve rol van de Europese Raad op het gebied van het buitenlandbeleid. Daar moeten de lijnen worden uitgezet en de prioriteiten worden gesteld.
Het kabinet moedigt de nieuwe Commissie aan, inclusief Hoge Vertegenwoordiger Borrell en de nieuwe voorzitter van de Europese Raad, concrete stappen te nemen.
Kunt u een aantal recente voorbeelden noemen waarin het unanimiteitsbeginsel ertoe geleid heeft dat de Europese Unie een afgezwakte, of zelfs geen verklaring wist te formuleren op het gebied van mensenrechten?
Het is de afgelopen jaren in toenemende mate lastig gebleken in EU-verband mensenrechtenschendingen in derde landen scherp te veroordelen, zoals bijvoorbeeld in de context van de VN-mensenrechtenraad. In de Algemene Vergadering van de VN is het daarnaast voorgekomen dat op het laatste moment een EU-verklaring werd geblokkeerd ter ondersteuning van het werk van het International Impartial Independent Mechanism for Syria(IIIM). Ook met betrekking tot voor Nederland prioritair onderwerp als seksuele reproductieve en gezondheidsrechten blijkt het, door de opstelling van enkele lidstaten, in toenemende mate lastig om tot een ambitieuze EU-verklaring te komen die rechtdoen aan het EU-beleid op dit vlak.
Overigens dient te worden opgemerkt dat verklaringen, net als Raadsconclusies, zogenaamde «atypische handelingen» zijn waar het EU-verdrag niet in voorziet. Voor dergelijke atypische handelingen stelt het Verdrag geen formele besluitvormingsprocedures vast. Die moeten met consensus worden aangenomen. Eventuele invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming voor Raadsbesluiten binnen het GBVB biedt dus geen soelaas voor het vaststellen van EU-verklaringen op het gebied van mensenrechten.
Kunt u een aantal recente voorbeelden noemen waarin het unanimiteitsbeginsel ertoe geleid heeft dat de Europese Unie geen eensgezindheid wist te bereiken over het instellen of verlengen van sancties tegen individuen, organisaties of landen?
Hoewel het uiteindelijk gelukt is om overeenstemming te bereiken, hebben de onderhandelingen over het instellen van nieuwe sancties tegen bijv. Venezuela en Myanmar veel vertraging opgelopen door strikt vast te houden aan het unanimiteitsprincipe. Ook is er bijvoorbeeld in de EU nooit draagvlak geweest voor een formeel wapenembargo tegen Turkije n.a.v. de Turkse inval in Noordoost-Syrië. Ook de onderhandelingen over het EU-mensenrechtensanctieregime zouden waarschijnlijk eerder zijn afgerond als gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming zou zijn gehanteerd, want een lidstaat blokkeerde lang voortgang.
Bent u het ermee eens dat het afstappen van besluitvorming via unanimiteit op deelterreinen van het GVDB de slagvaardigheid van de Europese Unie ten goede zou komen, en de positie van de Europese Unie op het wereldtoneel zou versterken?
Zoals weergegeven in het BNC-fiche bij de Commissiemededeling over efficiëntere besluitvorming voor het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en in antwoorden op eerdere Kamervragen4, streeft het kabinet naar een optimaal functionerende en slagvaardige EU, zeker ook ten aanzien van het GBVB. Mede vanwege de veranderende geopolitieke en veiligheidscontext acht het kabinet het meer dan ooit noodzakelijk om als EU eensgezind op het wereldtoneel op te treden. Snelle en effectieve besluitvorming is daarvoor essentieel. Het kabinet onderschrijft daarbij de lezing van de Commissie dat de unanimiteitspraktijk ervoor gezorgd heeft dat EU-besluiten over het GBVB in sommige gevallen werden geblokkeerd of te langzaam werden genomen. Dit kan schadelijk zijn voor de effectiviteit en reputatie van de Unie en daarmee het Nederlands belang.
Gekwalificeerde meerderheid kan een middel zijn om de ambities te bereiken die de Unie op het gebied van het GBVB heeft te bereiken. Maar gekwalificeerde meerderheid is wat het kabinet betreft geen doel op zich. Het doel van een slagvaardige EU kan ook bereikt worden door lidstaten op hun verantwoordelijkheden te wijzen inzake het Verdrag en hen bijvoorbeeld op te roepen zich te onthouden van stemmen in plaats van die besluitvorming te blokkeren. Die mogelijkheid bestaat al en Nederland roept andere lidstaten er dan ook toe op hier actiever gebruik van te maken.
Het kabinet hecht er in dit verband aan te benadrukken dat Nederland altijd zelfstandig zal kunnen besluiten over de uitzending van Nederlands personeel, omdat het EU-Verdrag besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid over inzet op militair- en defensieterrein expliciet uitsluit.
Op welke wijze heeft u zich ingezet om uw Europese partners ervan te overtuigen om over te stappen op stemmen met gekwalificeerde meerderheid op deelterreinen van het GVDB?
Ik heb meerdere malen opgeroepen tot een inhoudelijke discussie met de andere 27 Ministers van Buitenlandse Zaken. Dat doe ik plenair, zoals tijdens de Raad van december jl., maar ook bilateraal. Zo heb ik dit, en marge van de informele Raad in Helsinki, met destijds inkomend EU-buitenlandvertegenwoordiger Borrell besproken en heb ik hem uitgenodigd hier tijdens zijn termijn werk van te maken. Dit heb ik nogmaals benadrukt in het recente gesprek dat ik met hem had tijdens mijn bezoek aan Brussel op 8 januari jl. Ook in mijn gesprekken met andere Ministers van Buitenlandse zaken, zoals in mijn recente gesprekken met mijn Duitse, Hongaarse en Italiaanse collega’s, breng ik het onderwerp steevast ter sprake.
Mede dankzij de Nederlandse inzet is het versterken van het EU buitenlandbeleid prominent in de Strategische Agenda van de Europese Raad gekomen voor de komende vijf jaar en benoemde de nieuwe Commissievoorzitter Von der Leyen het als één van haar hoofdprioriteiten.
Op welke wijze bent u van plan zich het komende jaar in te zetten, om ervoor te zorgen dat besluitvorming door gekwalificeerde meerderheid, of desnoods via de introductie van onthouding, mogelijk wordt binnen deelterreinen van het GVDB?
Alleen als de EU en haar Lidstaten hun verantwoordelijkheden serieus nemen, kunnen we de rol van de EU op het wereldtoneel vergroten en de Europese belangen beter behartigen. Daarom wil ik mij de komende periode samen met de nieuwe Commissie, de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en de nieuwe voorzitter van de Europese Raad hiervoor inzetten. Dit zal ik – zoals in eerdere jaren – zowel plenair als bilateraal doen.
Overigens is onthouding van stemmen zonder besluitvorming in de weg te staan, reeds mogelijk. Het EU-Verdrag voorziet al in deze mogelijkheid.
Bent u bereid dit onderwerp op te brengen en Europese partners op te roepen om vaart te maken met de besluitvorming van dit Commissievoorstel tijdens de komende vergaderingen van de Raad Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 15 heb ik dit onderwerp reeds meerdere malen opgebracht, zoals plenair (tijdens de Raad Buitenlandse Zaken) maar ook bilateraal. Ook heb ik door middel van een opiniestuk dat ik opstelde samen met mijn Tsjechische en Deense collega, bij het aantreden van Hoge Vertegenwoordiger Borrell aandacht gevraagd voor de effectiviteit van het GBVB en de besluitvormingsprocedures. Ook tijdens de komende vergaderingen van Raad Buitenlandse Zaken zal ik, waar mogelijk, dit onderwerp op blijven brengen. Zoals ook in antwoord op vraag 8 aangegeven, ligt er overigens geen Commissievoorstel. De Raad gaat immers over haar eigen besluitvormingsprocedures. Het is aan de voorzitter van de Europese Raad om eventueel een voorstel in stemming te brengen om te komen tot gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op bepaalde deelterreinen van het GBVB. Daar is vooralsnog geen sprake van.
Bent u bereid bilateraal contact op te nemen met lidstaten die nu nog negatief ten opzichte van dit voorstel gekeerd zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht eraan te benadrukken dat er geen formeel voorstel op tafel ligt. De Commissiemededeling van 2018 diende enkel ter inspiratie van regeringsleiders in aanloop naar hun discussie over de nieuwe Strategische Agenda van de EU. Het is aan de voorzitter van de Europese Raad om eventueel een voorstel in stemming te brengen. Daar is vooralsnog geen sprake van.
Dat gezegd hebbende en in lijn met het antwoord op vraag 15, breng ik het onderwerp steevast ter sprake in mijn bilaterale gesprekken met andere Ministers van Buitenlandse Zaken. Ik zal dit blijven doen, juist ook bij de lidstaten die nog negatief ten opzichte van dit onderwerp staan.
Kunt u de Kamer over bovengenoemde stappen en de voortgang op dit dossier structureel blijven informeren?
De Kamer en ik spreken elkaar elke maand voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken, het forum waar dit onderwerp in Brussel wordt besproken. Het voorafgaande Algemeen Overleg is een goed moment om over dit onderwerp te blijven spreken.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Nieuwe berichten van belangenverstrengeling en corruptie in het falende Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) |
|
Renske Leijten (SP), Frank Futselaar (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «In Tsjechië lijkt de EU wel een pinautomaat voor oligarchen»1? Hoe beoordeelt u de beschuldiging dat de Tsjechische premier Babiš zijn rijkdom en zijn macht met belastinggeld vanuit de hele Europese Unie verwierf?
Ja. Ik vind deze beschuldiging zorgwekkend en vind het van belang dat dit door de Europese Commissie wordt uitgezocht.
Klopt het dat er elk jaar tientallen miljoenen euro’s via Brussel naar Agrofert, een van de grootste werkgevers in Tsjechië, stromen? Bent u op de hoogte van het feit dat premier Babiš ooit de enige bestuurder was? Hoe beoordeelt u het feit dat Babiš vanuit die hoedanigheid, de beheerders en de andere vier begunstigden – onder wie zijn twintig jaar jongere vrouw en zijn persoonlijke advocaten – kon ontslaan, en die de trusts kon opheffen?
Het is van groot belang dat de implementatie en uitvoering van het GLB in alle EU-lidstaten op rechtmatige wijze gebeurt. Als er signalen zijn dat dit mogelijk niet het geval zou zijn, moet daarop geacteerd worden, zowel door de betrokken lidstaat als ook door de Europese Commissie. De Commissie is inmiddels een onderzoek begonnen naar de rechtmatigheid van de verstrekte subsidies. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen waarnaar onderzoek nog lopende is.
Deelt u de mening dat een ooit goedbedoeld EU-systeem van landbouwsubsidies en cohesiefondsen een walhalla is geworden voor een selectief gezelschap politiek gehaaide ondernemers? Bent u op de hoogte van het feit dat de Commissie er geen NRC-vragen over wil beantwoorden?
Ik deel deze mening niet. Ik ben er niet van op de hoogte dat de Europese Commissie hier geen vragen van NRC over zou willen beantwoorden.
Klopt de aantijging van NRC dat de overheid aldaar onderzoek tegenhoudt? Wat bent u van plan hier aan te doen?
Het kabinet heeft hierover geen informatie. Mocht het zo zijn dat de Tsjechische overheid onvoldoende meewerkt, dan liggen de taak en de bevoegdheid om hier stappen tegen te ondernemen bij de Europese Commissie.
Kloppen de conclusies van de New York Times in haar onderzoek naar Europese landbouwsubsidies, waarin wordt gesteld dat het pijnlijk is dat alle luiken dichtgaan na het ontvangen van de landbouwsubsidies?2
Ik deel uw mening niet, maar onderstreep wel het belang van goede controle op de rechtmatigheid van de Europese uitgaven. Daar is de Europese Commissie verantwoordelijk voor en zij heeft daarvoor ook de juiste instrumenten.
Deelt u de mening dat de recente berichtgeving over het oppakken in Italië van 94 maffialeden, omdat ze jarenlang gefraudeerd hebben met Europese landbouwsubsidies, ten overvloede aantoont dat de Europese Unie compleet tekortschiet in de controle op fraude omtrent Europese landbouwsubsidies?3
Zie antwoord vraag 5.
Is volgens u de Europese Commissie, de distributeur en controleur van al dat subsidiegeld, überhaupt in staat de besteding goed te controleren?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat van de 60 miljard euro die jaarlijks aan Europese landbouwsubsidie wordt uitgegeven, 80 procent terechtkomt bij 20 procent van de boerenbedrijven?4 Wat is uw mening hierover?
In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 maart 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1098) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de analyse van de verdeling van inkomenstoeslagen over landbouwbedrijven in de EU. De verdeling wordt vooral bepaald door het aantal hectares per landbouwbedrijf en lidstaat-specifieke elementen zoals historische referenties en gekoppelde betalingen. Ik ben voorstander van een maximering van de inkomenssteun per bedrijf, zoals ook door de Europese Commissie voorgesteld bij de lopende herziening van het GLB, waardoor minder steun bij (hele) grote bedrijven terecht komt.
Wat vindt u van de stelling uit het NRC-artikel dat de EU-landbouwsubsidies de markt kapotgemaakt hebben voor kleine boeren? Kunt u dit toelichten?
Ik steun die stelling niet. Het GLB kan juist worden ingezet om de positie van kleine gezinsbedrijven te versterken, bijvoorbeeld via maximering van de steun per bedrijf en het stimuleren van samenwerking. Het kabinet zet hierop in.
Bent u, gezien het duidelijke falen van het huidige beleid omtrent de Europese landbouwsubsidies, bereid zich in Europees verband in te zetten voor een drastische hervorming van het landbouwbeleid met een inzet op een veel kleiner budget en een eerlijke verdeling van de middelen?
Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd over de Nederlandse positie van de omvang van het volgende meerjarig financieel kader (MFK), zoals vastgelegd in de kabinetsappreciatie van het MFK-voorstel van de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349). Nederland zet, mede in het licht van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, in op een kleiner MFK en is daarom voorstander van een substantiële bezuiniging op het GLB en cohesiefondsen om ruimte te creëren voor nieuwe prioriteiten en om bij te dragen aan een financieel houdbare begroting. De onderhandelingen hierover worden gevoerd in de Raad Algemene Zaken en in de Europese Raad. Nederland is, zoals bekend, voorstander van plafonnering van de landbouwsteun aan bedrijven.
Kunt u een indicatie geven hoeveel kleiner het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zou moeten worden en wat de inzet van het kabinet zal zijn in samenhang met de lopende debatten over de nieuwe Europese meerjarenbegroting?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid zich in de onderhandelingen voor het GLB te blijven inzetten voor een maximum aan uit te keren landbouwsubsidie per persoon/bedrijf? Deelt u de mening dat dit bedrag in principe niet hoger dan een modaal inkomen zou moeten kunnen liggen, omdat het in de praktijk doorgaans om subsidie in de vorm van inkomenssteun gaat?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn “ideeën” over Schengen en de herinvoering van grenscontroles |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wanneer zijn de open grenzen van Schengen voor u niet langer houdbaar?1
Het vrij verkeer van personen en goederen is een belangrijke verworvenheid van de Europese Unie. Lidstaten hebben in lijn met het Schengen acquis mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van controles aan de binnen- en buitengrenzen. Zo is tijdelijke invoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen op grond van strikte criteria en onder specifieke omstandigheden mogelijk als er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid. Criteria hiervoor zijn vastgesteld in de Schengengrenscode. Enkele lidstaten hebben momenteel grenscontroles aan (een deel van) hun binnengrenzen ingevoerd. Invoeren van binnengrenscontroles is echter een ultiem middel, wat op dit moment voor Nederland niet aan de orde is. Het kabinet zet zich er juist voor in om te voorkomen dat we in die situatie geraken. Nederland maakt al jaren effectief gebruik van de mogelijkheid om Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)-controles uit te voeren aan de binnengrenzen, bijvoorbeeld in de binnengrensgebieden met België en Duitsland.
Het kabinet onderstreept dat allereerst de buitengrensbewaking, die essentieel is voor het functioneren van het Schengengebied, verder moet worden verbeterd. Migranten die binnen de EU doorreizen (de zogenaamde secundaire migratiestromen) zetten het asielsysteem in de lidstaten van bestemming onder druk. Een effectief, goed functionerend gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) is daarom van essentieel belang voor een goed functionerend Schengengebied. Dit is ook beschreven in de beleidspaper over de prioriteiten van Nederland ten aanzien van de Europese Unie voor de jaren 2019–2024 op het gebied van migratie.2 Een hervormd GEAS met effectievere procedures aan de buitengrenzen, inclusief terugkeer, moet ervoor zorgen dat de primaire instroom wordt beperkt en secundaire migratie wordt voorkomen. Lidstaten hebben hiervoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid en worden hierbij ondersteund door de agentschappen Frontex en EASO. Dat betekent dat alle lidstaten zich aan de Europese wet- en regelgeving moeten houden. Het kabinet stelt dit voortdurend zowel bilateraal als in EU verband aan de orde.
Kernvraag daarbij is hoe de huidige patstelling bij de hervorming van het GEAS te doorbreken. Zoals ook in het verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 2 en 3 december jl. is vermeld, pleit Nederland voor een kordate aanpak van de verschillende tekortkomingen van het GEAS, inclusief de noodzaak van betere implementatie van bestaande regelgeving. Nederland stelt zich op het standpunt dat lering moet worden getrokken uit de eerdere onderhandelingen en lidstaten elkaars zorgen en prioriteiten moeten erkennen alvorens met perspectief op succes kan worden gesproken over nieuwe voorstellen van de Commissie.
Wat voor «ideeën» heeft u over alternatieven voor Schengen, indien de Europese buitengrenzen onvoldoende worden bewaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Waarover bent u in gesprek met de Franse president Macron? Kunt u uw inzet zo nauwkeurig mogelijk aan de Tweede Kamer doen toekomen?
Nederland en Frankrijk signaleren beide de relatie tussen het functioneren van het GEAS en het functioneren van de Schengenzone en zijn met elkaar in gesprek over de beleidsconsequenties. Gesproken wordt over met name de verbetering van het functioneren van het GEAS en de Schengenzone en hoe de huidige patstelling in de hervorming van het GEAS ware te doorbreken.
Deelt u de mening dat parlementaire controle onmogelijk wordt als u uw «ideeën» over Schengen niet openbaar maakt?
Net als voor alle andere Europese onderwerpen wordt uw Kamer, conform de geldende procedureafspraken, altijd voorafgaand aan bijeenkomsten in Raadskader geïnformeerd over het voorgenomen kabinetsstandpunt via de geannoteerde agenda. Op verzoek kan deze geannoteerde agenda voorafgaand aan de Raadsbijeenkomst worden besproken in een Algemeen Overleg of, in geval van een Europese Raad, in een plenair debat. Nadien wordt uw Kamer te allen tijde voorzien van een verslag. Daarnaast wordt uw Kamer ten aanzien van nieuwe Commissievoorstellen voorzien van een kabinetsappreciatie in het zogenaamde BNC-fiche.
Het bericht “European Taxpayers Once Again Are Bailing Out Bankers” |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «European Taxpayers Once Again Are Bailing Out Bankers» van Bloomberg?1
Ja
Wat vindt u van de goedkeuring door de Europese Commissie dat de Norddeutche Landesbank-Girozentrale door Duitsland wordt gered met 3,6 miljard euro? Hoe beoordeelt u deze goedkeuring in het licht van het voornemen om de belastingbetaler niet langer te laten betalen voor falende banken?
Een belangrijke overweging bij de vormgeving van Europese regels voor de bankenunie is dat de belastingbetaler niet langer gedwongen wordt om verliezen bij een bank op te vangen via een bail-out. Het is in de eerste plaats altijd aan de aandeelhouders en schuldeisers van een bank om door middel van bail-in verliezen te incasseren. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen voor de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is.2 In de casus Norddeutche Landesbank (NordLB) gaat het om een bank in staatseigendom waarin de overheid kapitaal investeerde. De overheid kan als aandeelhouder opereren zoals een private aandeelhouder dat normaal ook zou kunnen doen. Wanneer zo’n interventie tegen voorwaarden is die een private partij ook zou aanvaarden, is het geen staatssteun.3 Vergelijkbare casuïstiek met banken in staatseigendom zagen we eerder in Roemenië en Portugal.
Wat zou de normale handelwijze zijn bij Norddeutche Landesbank-Girozentrale? In hoeverre is een bail-out aan de orde? Bent u van mening dat een bail-out onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven in hoeverre de bail-in regels zijn toegepast in het kader van de in het artikel genoemde voorbeelden (Banco Populare di Bari, NordLB, Banca Carige, Veneto Banco en Banco Populare di Vicenza, Banco Monte dei Paschi di Siena, Caixa Geral de Depositos, Cyprus Cooperative Bank)? Wat zijn de afwijkingen van de afgesproken regels? Wat zijn de kosten voor de belastingbetalers in deze casussen?
In alle gevallen worden verliezen in de eerste plaats toegeschreven aan de aandeelhouders en houders van achtergestelde schulden. Hieronder bespreek ik de toepassing van bail-in in de genoemde voorbeelden:
Zoals u leest in antwoord op vragen 2 en 3 was en is NordLB een bank in staatseigendom. Het is overheden toegestaan om in hun staatsdeelnemingen te investeren zoals een andere aandeelhouder dat ook zou doen. Ook bij Caixa Geral de Depósitos investeerde de overheid in haar eigen bank zoals een andere aandeelhouder dat ook zou doen. In dergelijke gevallen is geen (extra) bail-in vereist.4
De regels voor de bankenunie zien op gemeenschappelijke regels voor toezicht en resolutie, alsmede op gemeenschappelijke regels over kapitaaleisen en depositogarantiestelsels. Ook binnen de regels van de bankenunie zijn er mogelijkheden om als overheid orde op zaken te stellen. Dit zijn niet op voorhand afwijkingen van de afgesproken regels.
Middelen van overheden kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Afhankelijk van de vorm van investeringen of garanties manifesteren eventuele kosten zich pas op termijn. Het kan zijn dat een falende bank minder bezittingen dan verplichtingen heeft, ook na een bail-in van aandeelhouders en obligatiehouders. In dat soort gevallen kunnen overheden ervoor kiezen om kwetsbare spaarders te compenseren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit nodig is hebben we in het kader van het bankenpakket ook ingezet op stevige buffers voor bail-in. De komende jaren bouwen banken deze buffers voor bail-in op.9
In hoeverre is de in het artikel gegeven lijst van banken compleet? Zo nee, welke casussen zijn er nog meer? Kunt u een overzicht geven van de casussen die onder de nationale regels zijn afgehandeld sinds 2016 en hoe deze zijn afgehandeld?
De afgelopen jaren is de Europese bankensector als geheel aanzienlijk weerbaarder geworden. Dit laat onverlet dat er nog steeds individuele banken zijn met structurele uitdagingen. De oplossingen voor deze uitdagingen liggen in de eerste plaats ook bij de banken zelf. Als het banken niet zelf lukt om op private wijze met oplossingen te komen hebben we strenge Europese afspraken gemaakt over hoe hiermee om te gaan.
Interventies in de lidstaten moeten in alle gevallen stroken met Europese afspraken, bijvoorbeeld de staatssteunregels (de bankenmededeling uit 2013) en het resolutieraamwerk (de richtlijn herstel en afwikkeling banken). Zie daarvoor ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7. Naast de in vraag 4 genoemde voorbeelden hebben zich de afgelopen jaar meer bankoperaties voorgedaan.10 Zo is Banco Popular Español op 6 juni 2017 in resolutie gegaan waarbij verliezen volledig zijn opgevangen door de houders van aandelen en achtergestelde schulden. Ook ABLV Bank en PNB Banka faalden, maar bij deze banken was resolutie niet in het publieke belang. Daarom gingen zij «gewoon» failliet en werden ze onder nationaal recht geliquideerd.
Wat zijn de precieze regels betreffende het instrument bail-in? Waarom wordt er afgeweken van deze bail-in regels, zoals in de voorbeelden in het artikel zijn genoemd?
In gevallen waar een overheid staatssteun geeft in de vorm van kapitaal wordt op last van de staatssteunregels lastendeling vereist. Dit betekent minimaal een «bail-in» van aandeelhouders en houders van achtergestelde schulden. Daarnaast is in geval van afwikkeling ook een bail-in van minimaal 8% van de totale passiva vereist voordat het resolutiefonds kan bijdragen aan verliesabsorptie. In andere gevallen, bijvoorbeeld wanneer geen sprake is van staatssteun of wanneer sprake is van staatssteun in de vorm van liquiditeit, is geen bail-in vereist.
Recent heeft de Europese Commissie het functioneren van het crisisraamwerk geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan is ook binnen de Raad gekeken naar mogelijke doelgerichte aanpassingen die kunnen bijdragen aan het beter functioneren van het resolutieraamwerk.11 Het is in principe niet beoogd om de bail-in regels aan te passen. Zoals u weet ben ik van mening dat ervaringen met het raamwerk voor banken aanleiding geven de bankenmededeling uit 2013 te actualiseren.12
In hoeverre laat de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) niet te veel ruimte om dit te beoordelen? In hoeverre bevat de BRRD te veel flexibiliteit in de beoordeling? Zo ja, welke dan?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat Europese belastingbetalers toch vaak de rekening betalen voor falende banken? Wat zegt dit over de regels in het kader van de BRRD?
Met het verwezenlijken van meerdere beleidsmaatregelen op Europees en mondiaal niveau is het risico dat overheden wederom moeten optreden als redder in nood verkleind. Wanneer banken toch in de problemen komen, dienen verliezen in de eerste plaats via bail-in te worden gedragen door aandeelhouders en schuldeisers. Mocht dit onvoldoende soelaas bieden, dan bestaat de mogelijkheid middelen te betrekken uit een door banken zelf te vullen noodfonds. Daarnaast vullen banken ook nationale fondsen die dienen om spaarders te beschermen. Binnen de regels van de bankenunie bestaan nog altijd mogelijkheden om als overheid orde op zaken te stellen. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit nodig is, hebben we in het kader van het bankenpakket ook ingezet op stevige buffers voor bail-in. De komende jaren bouwen banken deze buffers voor bail-in op.13
Deelt u de mening dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de belastingbetaler niet meer hoeft op te draaien voor falende banken, zoals in het verleden?
Zie antwoord vraag 8.
Vernietiging van Europees gefinancierde projecten in Palestina |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bennett to EU: «We’ll destroy your construction in Area C»»?1
Ja.
Klopt het dat de Israëlische Minister van Defensie tijdens een recente ontmoeting met de ambassadeur van de EU in Israël heeft gezegd dat door de EU of afzonderlijke EU-landen (mede)gefinancierde projecten in bezet Palestijns gebied gesloopt zullen worden? Wat is er precies gezegd?
Het bericht is gebaseerd op een besloten briefing voor de EU-ambassadeurs door Minister Bennett. Hierbij is een breed scala aan onderwerpen aan de orde gekomen, waarbij de EU-ambassadeurs de EU-positie hebben toegelicht.
Klopt het dat een vertegenwoordiger van Nederland bij dit gesprek aanwezig was? Wat is er ingebracht tegen de mededeling van de Israëlische Minister?
Zie antwoord vraag 2.
Wat stelt u Israël in het vooruitzicht als het land doorgaat met de sloop van door de EU of afzonderlijke EU-landen (mede)gefinancierde projecten in bezet Palestijns gebied? Vindt u dat het tijd wordt hier harder tegen op te treden, bijvoorbeeld door gerichte sancties? Zo nee, hoe denkt u dan Israël van het voornemen tot sloop af te laten zien?
Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de uitzonderlijke gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling noodzakelijk maken. Het is aan Israël om in elk concreet geval aan te tonen dat er sprake is van een dergelijke uitzondering.
Er is in EU-verband afgesproken dat lidstaten en EU-instellingen om schadevergoeding kunnen vragen in geval van sloop door Israël. Nederland en andere EU lidstaten hebben in voorkomende gevallen om schadevergoeding gevraagd, wat Israël weigerde omdat Israël van mening is dat de sloop wel gerechtvaardigd is.
Nederland en de EU spreken Israël consequent aan op diens nederzettingenbeleid, inclusief het weigeren van bouwvergunningen voor Palestijnen en de sloop van Palestijnse bezittingen. Het overgrote deel van de Europese projecten kan mede hierdoor doorgang vinden zonder sloop.
De Nederlandse inzet is erop gericht om in geval van dreigende sloop of confiscatie schade te voorkomen. Wanneer er wel wordt overgegaan tot sloop of confiscatie vraagt Nederland om schadevergoeding en/of teruggave van geconfisqueerde goederen. Nederland zal ook desgevraagd verzoeken om steun voor schadevergoeding door andere EU-partners steunen. Nederland ondersteunt daarnaast organisaties die Palestijnen juridische bijstand verlenen in geval dat zij geconfronteerd worden met dreigende sloop of confiscatie van goederen.
Sloop van Palestijnse bezittingen, ongeacht of deze door donoren zijn gefinancierd, ondermijnt de Palestijnse economische ontwikkeling en draagt bij aan de ongelijkheid tussen Israëliërs en Palestijnen. Hierdoor maakt het vrede moeilijker. Het kabinet verwacht van Israël, en overigens ook van de Palestijnse Autoriteit, dat die afziet van stappen die de twee-statenoplossing moeilijker maken en zal blijven aandringen op constructieve stappen die vrede en de twee-statenoplossing dichterbij brengen. Het kabinet zet zich in voor een eensgezinde Europese aanpak en sluit geen van de instrumenten van het Europees buitenlands beleid op voorhand uit.
Het bericht 'EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht »EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations» d.d. 2 december jl.?1
Ja.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid over de grond voor de uitzetting van de EU-ambassadeur? En zo ja, wat was de reactie? En zo nee, waarom niet?
Navraag bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) leert dat de berichten in de pers onjuist zijn, en dat er geen sprake is van een uitzetting.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s over deze uitzetting en de mogelijke gevolgen? En zo ja, wat is het resultaat? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u in reactie op dit bericht namens Nederland uw afkeuring over de uitzetting van de EU-ambassadeur uitgesproken of heeft u zich in EU-verband ingezet om een gezamenlijke afkeuring uit te spreken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met uw Malawiaanse ambtsgenoot om de zorgen over het geweld tegen vrouwen door de politie over te brengen? En zo nee, waarom niet?
De berichtgeving over meldingen van aanrandingen en verkrachtingen door de Malawiaanse politie na afloop van de verkiezingen is zeer verontrustend. De Nederlandse ambassade in Harare (Zimbabwe) volgt de ontwikkelingen in Malawi op afstand. De bilaterale betrekkingen zijn beperkt, en Nederland heeft geen ambassade in Malawi. Mede daarom is de EU voor Nederland een belangrijk kanaal in de relatie met Malawi.
De EU-delegatie volgt de ontwikkelingen met betrekking tot vrijheid van meningsuiting en geweld tegen vrouwen in Malawi op de voet, en onderhoudt daartoe contacten met relevante actoren, zoals vrouwenorganisaties. De EU voert, in samenwerking met de VN en Malawi, specifieke programma’s uit gericht op het bestrijden van geweld tegen vrouwen. De EU-ambassadeur heeft daarnaast het geweld tegen vrouwen publiekelijk veroordeeld en opgeroepen tot een onderzoek. Het geweld tegen vrouwen, en het optreden van de Malawiaanse politie bij demonstraties in bredere zin, zijn expliciet besproken tijdens de laatste formele politieke dialoog met de Malawiaanse regering in november 2019.
Nederland zal de dialoog tussen de EU en Malawi met aandacht blijven volgen, en de EU vragen het geweld tegen vrouwen en de vrijheid van meningsuiting in de politieke dialoog op te blijven brengen. Deze thema’s zullen ook aan bod komen bij een eerstvolgend bezoek vanuit de Nederlandse ambassade in Harare aan Malawi.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid om te wijzen op het recht van demonstratie en de vrijheid van meningsuiting? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u geïnformeerd over de klacht van de Malawiaanse regering bij de EU over de deelname van de EU-ambassadeur aan een demonstratie? En zo ja, is er een reactie geweest van de EU op deze klacht? En zo nee, waarom niet?
Er is navraag gedaan bij de EDEO. Volgens de EDEO is er geen sprake van een officiële klacht.
Is er in EU-verband overleg geweest met de Britse hoge commissaris voor Malawi over een gezamenlijke inzet op het onderzoek naar geweldsmisbruik van de Malawiaanse politie?
De EU-delegatie in Lilongwe voert nauw overleg met de Britse hoge commissaris, ook over mensenrechtenkwesties en over de noodzaak tot – en effectiviteit van -een eventuele gezamenlijke inzet.
Heeft u contact opgenomen of laten nemen met de Niet-Gouvernementele Organisatie (NGO) Gender Coördinatie netwerk over de meldingen die zij hebben verzameld en over het onderzoek dat nu door de Malawiaanse overheid is ingesteld? En zo nee, waarom niet? En zo ja, wat was hun reactie op de recent ingestelde commissie die nu onderzoek gaat doen naar de beschuldigingen?
Zie antwoord vraag 5.
Het rapport 'EU Drug Markets Report 2019' |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «EU Drug Markets Report 2019» van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction en Europol?1
Ja.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast Spanje, een centrale rol speelt in de cannabishandel binnen de Europese Unie (EU) en vaak het bronland vormt van inbeslaggenomen cannabis? Hoe verklaart u dit en denkt u dat het Nederlandse softdrugsbeleid bijdraagt aan deze negatieve koploperspositie?
Het gedoogbeleid dat Nederland sinds de jaren ’70 kent is gericht op de verkoop van cannabis in coffeeshops aan consumenten, vanuit het doel om een scheiding te creëren tussen de markten van soft- en harddrugs. De productie van cannabis wordt niet gedoogd, maar is verboden en wordt ook vervolgd. Elk jaar worden duizenden hennepkwekerijen opgerold.
Nederland is een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten, zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) de Nederlandse infrastructuur en korte distributielijnen naar het buitenland misbruiken voor de handel in drugs. Dat is een serieus probleem. De aanpak van georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit in Nederland is dan ook één van mijn prioriteiten.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast België en Spanje, een centrale rol speelt in de binnenkomst en verhandeling van cocaïne en heroïne? Hoe verklaart u dit? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «gunstig ondernemersklimaat» voor cocaïnehandelaren in Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 2 vermeld, is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat CSV’s hier misbruik van maken voor de handel in drugs.
Uit de Nationale Drug Monitor 2018 van het Trimbos-instituut blijkt dat het aantal mensen in Nederland in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar dat ooit cocaïne heeft gebruikt, in de periode 2014–2017 is toegenomen van 5,1% naar 6,2%. Vergeleken met andere landen in de Europese Unie is dit bovengemiddeld hoog. Voor de Europese Unie als geheel bedroeg dit 5,1% in 2017. Het toegenomen gebruik van cocaïne in Nederland wijst erop dat het gebruik van deze drug in bepaalde groepen in de samenleving meer geaccepteerd is geraakt.
Uiteraard spinnen cocaïnehandelaren garen bij de groei van hun afzetmarkt. Ik spreek gebruikers van harddrugs voortdurend aan op het feit dat zij met hun levensstijl criminaliteit financieren die onze samenleving ontwricht. Samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezie ik momenteel op welke wijze extra kan worden ingezet op het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik. Hierover zal ik uw Kamer in het voorjaar nader infomeren.2
In mijn brief van 18 oktober jl. heb ik uw Kamer voorts geïnformeerd over het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.3 Het breed offensief bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen: oprollen, afpakken en voorkomen. Nederland heeft een open economie, een gunstige geografische ligging en een goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur die gunstig zijn voor het ondernemersklimaat. De aanpak is dan ook gericht op zowel bron-, transit- en bestemmingslanden als op logistieke knooppunten en op samenwerking met private partijen en branches. Een plan waarin deze contouren worden uitgewerkt volgt in het voorjaar.
Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zijn brief aan uw Kamer van 16 december jl. laten weten een strategische verkenning te laten uitvoeren naar specifiek het gebruik van cocaïne in Nederland.4 Doel van deze verkenning is het krijgen van zicht op de verschillende groepen cocaïnegebruikers en op de meest effectieve preventieaanpak voor deze groepen.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland het centrale land is geworden voor de productie van MDMA en amfetaminen? Hoe verklaart u deze ontwikkeling? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «positief ondernemersklimaat» voor producenten van, en handelaren in MDMA en amfetaminen in Nederland?
Zoals eerder genoemd is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten. Dat maakt Nederland in algemene zin ook aantrekkelijk voor de productie en doorvoer van drugs. Waarom Nederland zich in het bijzonder heeft ontwikkeld tot veruit het grootste productieland van MDMA en amfetaminen in Europa kan ik niet verklaren. Dat het gebruik van MDMA door bepaalde groepen in de samenleving steeds normaler wordt gevonden, betekent niet dat de samenleving als geheel tolerant is ten aanzien van de productie van synthetische drugs en de daar onlosmakelijk mee verbonden criminaliteit, onveiligheid en milieuschade. Dat neemt niet weg dat de normalisering van het gebruik van drugs mij grote zorgen baart. In dat kader verwijs ik graag naar de in het antwoord van vraag 3 genoemde afspraak met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik.
Wat vindt u van het gegeven dat 61% van het online aanbod van heroïne in de Europese Unie, 47% van het online aanbod van cocaïne en 50% van het online aanbod van MDMA vanuit Nederland wordt aangeboden?
Gezien de positie van Nederland als belangrijk productie- en doorvoerland van drugs binnen de Europese Unie is een prominente aanwezigheid van Nederlandse handelaren op het Darkweb niet verwonderlijk. In het rapport wordt opgemerkt dat het totale aantal handelaren en transacties niet kan worden afgeleid uit het aantal aanbiedingen voor een bepaalde drug die op het Darkweb zijn aangetroffen. De genoemde percentages moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In het bijzonder kunnen zij niet zo worden gelezen dat 61% van alle heroïne, 47% van alle cocaïne en 50% van alle MDMA in de Europese Unie uit Nederland afkomstig zouden zijn. Tegelijkertijd vraagt de sterke vertegenwoordiging van Nederlandse drugshandelaren op het Darkweb om een passende reactie. Om die reden is door dit kabinet ook geïnvesteerd in extra expertise en onderzoek op het Darkweb, onder meer met het oog op drugswinsten en criminele geldstromen. Er wordt hierbij door de politie ook samengewerkt met Europol.
Hoe duidt u de ontwikkeling dat Mexicaanse drugsbendes steeds nauwer betrokken lijken te raken bij de Europese drugsmarkt en de Nederlandse in het bijzonder? Bent u bereid de aanbeveling over te nemen om de bedreigingen die dit met zich meebrengt in kaart te brengen om hier vervolgens indien nodig tegen op te treden?
Op dit moment is het beeld dat sommige Nederlandse drugsproducenten, vooral in Brabant, naast MDMA ook het meer winstgevende methamfetamine (crystal meth) gaan produceren of daarop overstappen. Gebleken is dat zij voor wat betreft de productie in enkele gevallen gebruik hebben gemaakt van expertise uit Mexico. Zoals ik uw Kamer berichtte in mijn brief van 10 september 20195 en in mijn beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Laan-geselschap d.d. 28 augustus 2019 houd ik de betrokkenheid van de Mexicaanse kartels scherp in het oog. De politie staat in nauw contact met de Mexicaanse autoriteiten, de Amerikaanse DEA, maar ook met bijvoorbeeld Canada en Australië en landen met mogelijke afzetmarkten in Oost-Europa om ontwikkelingen op dit vlak doorlopend te monitoren.
Eind november is de politie nog voor overleg in Mexico geweest. Zoals uit het EU Drug Markets Report blijkt is de toename van de productie van en de handel in methamfetamine geen exclusief Nederlands probleem, maar een probleem dat meerdere EU-landen raakt. Daarom is de bestrijding van methamfetamine één van de onderwerpen binnen het project EMPACT Synthetische Drugs. De EU-landen delen actief informatie via Europol, waarna analyse plaatsvindt. Op basis daarvan wordt ook met niet-EU-landen de samenwerking gezocht naar aanleiding van concrete uitkomsten. Binnen het project EMPACT Synthetische Drugs wordt ook met de EMCDDA samengewerkt.
Heeft u kennisgenomen van de constatering dat naast grote havens (zoals Rotterdam) ook kleinere havens (zoals Vlissingen) gebruikt worden in de drugshandel? In hoeverre vindt er samenwerking en afstemming plaats tussen havensteden op landelijk en internationaal niveau ten einde gezamenlijk, consistente maatregelen te treffen tegen drugshandel? Kan een nadere intensivering van deze uitwisseling gewenst zijn zoals ook de onderzoekers adviseren?
Dat ook kleinere havens worden misbruikt voor de handel in drugs is al enige tijd bekend. Het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 maakte melding van het feit dat cocaïne bestemd voor Nederlandse criminelen ook het land binnenkomt via kleinere havens zoals Vlissingen en Amsterdam.6 In de strijd tegen maritieme smokkel werken de grotere havens zoals Rotterdam met een aantal kleinere zeehavens samen.
De samenwerking vindt plaats via de leden van de Kerngroep Cocaïnestromen, een operationeel overleg van de Nederlandse zeehavens en de zeehavens van Antwerpen en Gent. Hieraan nemen betrokkenen van politie, Openbaar Ministerie, Douane, en de Koninklijke Marechaussee van Nederland en België deel. In het overleg wordt kennis – over cocaïnestromen, modus operandi, netwerken e.d. – gedeeld. Ook worden gezamenlijke projecten opgezet, zowel regionaal als landelijk en internationaal («upstream disruption»). In juli dit jaar is op initiatief van burgemeester Aboutaleb de joint governance conferentie van zeehavens Antwerpen en Rotterdam georganiseerd, waarbij ook betrokkenen van andere havens waren uitgenodigd. Doelstelling van deze conferentie was het verbeteren van de samenwerking, kennisuitwisseling, handelingsperspectief en het opwerpen van barrières tegen georganiseerde criminaliteit.
Verder neemt Nederland deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica (MAOC-N), een maritiem samenwerkingsverband van zeven EU-lidstaten dat als doel heeft om de drugssmokkel in Europa tegen te gaan. Net als de overige landen heeft de politie een liaisons officer in het MAOC in Lissabon geplaatst om de informatie-uitwisseling tussen de deelnemende landen te faciliteren. Binnen MAOC-N wordt samengewerkt bij de bestrijding van de smokkel van verdovende middelen over zee (irreguliere vaart) en door de lucht over de Atlantische Oceaan naar Europa en de westkust van Afrika, met de mogelijkheid de operaties uit te breiden naar onder andere het westelijk deel van het Middellandse Zeegebied.
Ook in diverse landen buiten de Europese Unie zijn liaison officers van de politie en Koninklijke Marechaussee geplaatst, waaronder Colombia en Peru. De liaison officers werken nauw samen met de politiële autoriteiten van deze landen met als doel informatie uit te wisselen over verdachten en criminele organisaties die zich bezighouden met cocaïneproductie en -handel in deze regio. Tot slot werkt de politie samen met strategische partners zoals de Amerikaanse Drug Enforcement Administration. Door effectief en slim in te grijpen in het begin van de keten vermindert de toestroom van cocaïne naar Nederland.
Heeft u kennisgenomen van de vele aanbevelingen die toezien op het creëren van groter bewustzijn ten aanzien van gezondheidsschade, financiële schade, milieuschade, corruptie en werving van kwetsbare jongeren? Ziet u deze aanbevelingen als een ondersteuning om te komen tot meer bewustwording en een stevige aanpak van normalisering van drugs conform de aangenomen motie Voordewind/Van Dam?2
In de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit neemt
vergroting van het bewustzijn in de samenleving een centrale plaats in. Bestuurders, beleidsmakers, ondernemers en professionals moeten hun rol bij het ontstaan én tegengaan van ondermijnende criminaliteit herkennen en daarnaar kunnen handelen. Ook de gebruiker van drugs moet zich van de gevolgen van zijn of haar gebruik bewust zijn. Zo is het in de eerste plaats van groot belang dat de individuele gebruiker zich bewust is van de gezondheidsschade die gepaard gaat met drugsgebruik. Dat de gezondheidsrisico’s groot zijn blijkt uit het aantal geregistreerde gezondheidsincidenten als gevolg van drugsgebruik in Nederland. Tussen 2009 en 2018 zijn er ruim 45.000 acute gezondheidsincidenten geregistreerd, in 2018 waren dit er 6.100 (Monitor Drugs Incidenten 2018, Trimbos instituut). Het drugspreventiebeleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich daarom voor een groot deel op het geven van voorlichting aan (potentiële) gebruikers en hun omgeving over de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik. Drugsgebruik heeft echter ook gevolgen die de individuele gebruiker overstijgen en de samenleving als geheel raken. De productie van en handel in drugs vergiftigen onze leefomgeving met geweld en intimidatie, en soms ook letterlijk, met drugsafval dat in de natuur wordt gedumpt of in het riool wordt geloosd. Individuele gebruikers moeten niet langer van deze gevolgen van hun gedrag weg kunnen kijken. Ik zet daarom in op bewustwording, en weet me daarin gesteund door de aanbevelingen uit het rapport van de EMCDDA. Overigens ben ik me er daarbij van bewust dat bewustwording bij gebruikers nog niet vanzelfsprekend betekent dat zij hun gedrag zullen veranderen. Op dit moment ontwikkelt het Trimbos-instituut in opdracht van de voorzitter van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) een pilotaanpak om na te gaan op welke wijze gebruikers van partydrugs effectief op hun verantwoordelijkheid kunnen worden aangesproken. Deze pilot wordt medio 2020 uitgevoerd. Verder zal ik uw Kamer in het voorjaar in het kader van de uitwerking van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit informeren op welke wijze de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik verder kunnen inzetten op het tegengaan van normalisering, zoals bedoeld in de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Voordewind en Van Dam8.
Heeft u kennisgenomen van de aanbevelingen die toezien op de relatie van drugshandel en andere criminele handelingen zoals mensenhandel? Bent u bereid zich in te spannen om in Europees verband de aanbeveling over te nemen om partnerschappen in de bestrijding van deze vormen van criminaliteit te versterken?
In de EU-beleidscyclus voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit is bestrijding van de drugscriminaliteit één van de prioriteiten. In de onder de beleidscyclus vallende EMPACT-projecten wordt operationele actie ondernomen, waarbij voor een aanzienlijk deel wordt gefocust op het uitschakelen van zogeheten «High Value Targets»: personen en/of infrastructuur die voor internationaal opererende CSV’s onmisbaar zijn om hun criminele praktijken voort te kunnen zetten. Dergelijke CSV’s zijn zeer vaak bij meerdere vormen van criminaliteit betrokken, zoals mensenhandel en witwassen. De EMPACT-projecten kennen daarom een multidisciplinaire aanpak. Eerder informeerde ik uw Kamer dat Nederland in 2019 trekker is geworden van het EMPACT-project Trafficking in Human Beings (THB; mensenhandel). De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, inspectie SZW, Koninkelijke Marechaussee en OM nauw samenwerken. Als driver van EMPACT THB zet Nederland zich in om dit samenwerkingsverband meer multidisciplinair te maken; zo worden gemeenten bij EMPACT-activiteiten betrokken en wordt de samenwerking met NGO’s en opvangorganisaties bevorderd. Ook is er binnen EMPACT THB aandacht voor de relatie tussen migratie en uitbuiting. Nederland participeert bijvoorbeeld in het deelproject Nigeriaanse mensenhandel, dat wordt geleid door Duitsland.9
Met de EU-beleidscyclus ligt er een goede basis voor de aanpak van de zware internationale (drugs)criminaliteit. Ik maak mij er in Europa sterk voor om internationale en multidisciplinaire samenwerking verder uit te bouwen, zowel in multilateraal als in bilateraal verband. Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 van de Europese Unie en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, maak ik me daarbij in binnen- en buitenland sterk voor voldoende budget voor Europol en Eurojust, om zo deze agentschappen in samenwerking met de lidstaten zo goed mogelijk in staat te stellen de georganiseerde criminaliteit in samenhang te bestrijden.
Deelt u de constatering dat het rapport duidelijk laat zien dat Nederland een zeer negatieve en prominente rol vervult binnen de Europese productie en handel van drugs? Welke mogelijkheden biedt dit gegeven, in combinatie met de aanbevelingen om juist te investeren in de bestrijding van drugscriminaliteit indrug hubs, om ook Europese financiële ondersteuning te vragen bij de aanpak van ondermijning en drugscriminaliteit?
Die constatering acht ik gerechtvaardigd. Nederlandse opsporingsinstanties kunnen (net als die uit andere lidstaten), aanspraak maken op verschillende Europese gelden. Dit gebeurt ook regelmatig. De tweejaarlijkse internationale conferentie over de bestrijding van synthetische drugs, SYNDEC, voor het laatst gehouden afgelopen november, wordt grotendeels met Europees geld gefinancierd. De gelden zijn onder andere afkomstig uit het Fonds voor de Interne Veiligheid (Internal Security Fund (ISF)). De gelden uit het fonds worden op verschillende manieren besteed. Een deel van het geld, ongeveer € 342 miljoen, is in beheer van de Europese Commissie zelf. Hiervoor wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma vastgesteld. De Commissie financiert hiermee kortlopende projecten die kunnen worden ingediend in het kader van specifieke calls. Het komt voor dat deze het terrein van drugsbestrijding bestrijken, maar dat is momenteel niet het geval.
Onderdeel van het deel dat in beheer is van de Europese Commissie is de financiering via Europol van acties in het kader van de EMPACT-projecten. Hieronder vallen ook projecten op het gebied van de bestrijding van drugscriminaliteit, waaraan ook door Nederlandse opsporingsinstanties wordt deelgenomen.
Een tweede deel van het ISF, ongeveer € 662 miljoen, wordt door de lidstaten zelf beheerd. In Nederland gebeurt dat door de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF (Asylum, Migration and Integration Fund) en ISF, onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De Nederlandse subsidieregeling ISF bestaat uit twee onderdelen: (1) politiesamenwerking, criminaliteitsbeheersing en crisisbeheersing en (2) buitengrenzen/visa.
Ook vanuit het Justice-programma, het Health-programma en Horizon 2020 van de EU is periodiek voor dit doel geld beschikbaar. Deze programma’s zijn in beheer van de Europese Commissie zelf en er wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma voor vastgesteld.
De bestrijding van drugshandel en -productie is in de JBZ-raad van 17 mei 2017, opnieuw als één van de EU-prioriteiten op het gebied van georganiseerde misdaad vastgesteld. Hiermee is verzekerd dat het onderwerp ook de komende jaren onderdeel zal uitmaken van de verschillende programma’s.
Het artikel ‘Groene Wende op Duitse Wegen: Wat betekent dat voor Nederland?’ |
|
Rutger Schonis (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Groene Wende op Duitse Wegen: Wat betekent dat voor Nederland?»?1
Ja, dit artikel is mij bekend.
Deelt u de constatering van het artikel dat de Nederlandse markt voor elektrische auto’s nog te klein is vergeleken met andere Europese landen?
In het artikel wordt niet geconstateerd dat de Nederlandse markt voor elektrische auto’s te klein is in vergelijking met andere landen.
Nederland is een van de koplopers op het gebied van elektrisch rijden en kent een interessante (groei)markt voor elektrische auto’s. Het aandeel volledig elektrische auto’s in de nieuwverkoop verdubbelde de afgelopen jaren tot 5,6% in 2018.
In totaal rijden er nu zo’n 77.000 volledig elektrische auto’s en zo’n 96.000 plug-ins rond.
Bent u van mening dat de enorme Duitse inhaalslag ook grote gevolgen zal hebben op de Nederlandse economie en auto-industrie? Zo ja, op welke manieren?
Met een toename van (de productie van) elektrische auto’s in Duitsland zullen de verhoudingen wijzigen voor wat betreft de vraag naar onderdelen voor verbrandingsmotor en onderdelen voor elektrische auto’s. Dit zal ook invloed hebben op Nederlandse leveranciers.
Deze verandering biedt kansen voor de Nederlandse economie en auto-industrie. De Nederlandse EV-sector is innovatief en is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Waarbij verschillende partijen steeds meer internationaal actief zijn. Zo lopen we wereldwijd voorop op het gebied van laadinfrastructuur en connectiviteit.
Een grote toename in laadinfrastructuur en productie van elektrische auto’s in Duitsland levert kansen op om Nederlandse producten en diensten te verkopen.
Vindt u dat Nederland ook richting de elektrische revolutie moet gaan om zo geen kansen te missen? Zo, ja op welke wijze stimuleert u dit?
Nederland is een van de koplopers op het gebied van elektrisch rijden met onder andere het dichtste laadpunten-netwerk van Europa.
Het kabinet heeft de ambitie dat elke nieuw verkochte auto in 2030 emissievrij is zodat het gehele wagenpark in 2050 emissievrij is.
Om deze ambities waar te maken zijn in het Klimaatakkoord stimuleringsmaatregelen opgenomen. Het pakket bevat voorstellen voor normering, flankerende maatregelen, een nationale agenda laadinfrastructuur en fiscale en financiële stimuleringsmaatregelen. Met het pakket aan maatregelen zet het kabinet flinke stappen op weg naar zero emissie mobiliteit.
Deelt u de zorg dat de grote vraag in Duitsland er toe kan leiden dat er in Nederland lange wachtlijsten voor elektrische auto’s kunnen ontstaan? Zo nee, waarom niet?
De vraag in Duitsland kan inderdaad toenemen. Tegelijkertijd neemt de wereldwijde productie van elektrische auto’s sterk toe de komende jaren, waarbij ook de Europese normen voor CO2-uitstoot van auto’s een stimulans zijn voor autofabrikanten om meer schone auto’s op de markt te zetten.
Autofabrikanten zullen hun productie en afzet van elektrische auto’s binnen een internationaal perspectief afstemmen. Nederland blijft hierbij een belangrijke afzetmarkt.
Welke acties onderneemt u om het aanbod van elektrische auto’s op de Europese en Nederlandse markt op peil te houden?
Met de hierboven genoemde stimulerende maatregelen uit het Klimaatakkoord zet het kabinet in om de ambitie voor 2030 te behalen.
Het Kabinet heeft geconstateerd dat in ons omliggende landen (zoals Duitsland) de bijtellingskorting voor elektrische auto's flink wordt uitgebreid. Dit in tegenstelling tot Nederland waar de bijtelling juist in stappen wordt afgebouwd.
Daarom wordt de markt en verkoop van elektrische auto’s jaarlijks gemonitord en zal het stimuleringspakket zo nodig worden aangepast. Zo bewaken we het ingroeipad richting 100% zero emissie nieuwverkoop in 2030.
Bent u van mening dat het juist nu de tijd is voor Nederland om te gaan investeren in elektrische auto’s?
Het kabinet zet de komende jaren sterk in op elektrisch rijden. Zie de bovenstaande antwoorden.
Op welke wijze helpt het kabinet de Nederlandse toeleveranciers van onderdelen voor fossiele auto’s bij de transitie naar elektrische mobiliteit?
Zoals hierboven benoemd biedt de transitie naar elektrische mobiliteit kansen voor Nederlandse bedrijven. Ook zullen veel huidige toeleveranciers in de toekomst onderdelen kunnen leveren voor elektrische auto’s.
Door de transitie kan de vraag naar onderdelen voor specifiek fossiele auto’s geleidelijk afnemen. Sommige toeleveranciers zullen moeten anticiperen op deze transitie en kunnen kansen voor extra verdienpotentieel benutten.
Het bericht dat de EU honderden miljarden Euro’s niet uitgegeven krijgt. |
|
Renske Leijten (SP), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Klopt het bericht dat er 300 miljard euro «op de plank» ligt bij de Europese Unie, maar dit niet kan worden uitgegeven?1
Het bedrag van 300 miljard euro betreft de «reste a liquider» (RAL). Dit is geld dat wel is toegezegd (gecommitteerd), maar wat nog niet is uitgegeven. Voor een belangrijk deel is dit te verklaren omdat de EU-begroting voor een groot deel uit investeringen bestaat, waarbij het besluit tot een bepaalde uitgave pas enkele jaren later tot betalingen kan leiden. Het beeld dat dit geld niet kan worden uitgegeven klopt dus niet. Lidstaten hebben tot 31 december 2023 om kosten te declareren. Verder is er ook sprake van vertraging bij de uitvoering van de Europese begroting in eerdere jaren van dit MFK, waardoor de RAL wat verder is opgelopen. Om dit in 2021–2027 te voorkomen zet Nederland zich in voor strengere decommitteringsbepalingen en lagere voorfinancieringspercentages.
Deelt u de verklaring van de heer Brenninkmeijer, het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer, dat het Meerjarig Financieel Kader (MFK) op dit moment functioneert als een geld-zoekt-project-systeem?2
Het MFK bestaat uit een groot aantal verschillende programma’s, met uiteenlopende voorwaarden waaronder geld wordt toegekend en verdeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria. Daarbij zijn programma’s die in gedeeld beheer tussen de lidstaat en de Europese Commissie worden uitgevoerd. Hiervoor wordt aan de lidstaat een zogenoemde landenenveloppe toegekend. De lidstaat stelt vervolgens aan de hand van Europees geïdentificeerde doelen programma’s en selectiecriteria voor projecten op. Kenmerkend voor dit systeem van gedeeld beheer is dat de beschikbaarheid van de middelen voorafgaat aan de identificatie van concrete projecten.
Wat bent u van plan om voor te stellen aan collega’s in de Europese Unie omtrent het nieuwe MFK, zodat het nieuwe programma meer gefocust is op doelen, waarna dan pas geld wordt gereserveerd?
Voorafgaand aan een nieuw MFK is het van belang dat Nederland inzet op doelen en prioriteiten die passen bij het Nederlands kabinetsbeleid. Om goede focus in de besteding van de middelen te behouden zet Nederland tijdens de onderhandelingen voor het nieuwe MFK in op een sterke thematische concentratie, waarbij lidstaten verplicht worden om middelen met name in te zetten op onderwerpen met de hoogste Europees toegevoegde waarde, zoals innovatie en klimaat. Daarnaast zet Nederland voor het nieuwe MFK in op een versterkte koppeling tussen middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen en structurele hervormingen.
Klopt de aanname in het bericht dat het geld dat overblijft ook terugvloeit naar de lidstaten?
Een groot deel van de huidige RAL zal nog in de komende jaren worden uitgegeven. Het geld daarvoor zal pas in het betreffende jaar aan de EU worden afgedragen en in de ramingen wordt daar reeds rekening mee gehouden. In dezelfde periode zal echter ook weer «nieuwe» RAL worden opgebouwd, doordat nieuwe projecten worden aangegaan waarvan de betaling later volgt.
De systematiek van de Europese jaarbegroting houdt er rekening mee dat wel afgedragen maar niet uitgegeven geld kan terugvloeien naar de lidstaten, via het jaarlijkse surplus. De omvang van het surplus kan sterk variëren. Het surplus over 2018 dat in 2019 is terugontvangen bedroeg voor Nederland 87 mln euro. In 2018 was dat 26 miljoen euro en in 2017 was het surplus over 2016 een uitschieter met 300 mln euro, wat neerkomt op een Europees surplus van ca. 6 miljard euro. In voorkomende gevallen waarbij de Commissie al had voorzien dat geld niet uitgegeven zou worden, is de begroting reeds vooraf bijgesteld, zodat het geld in de eerste plaats al niet is afgedragen aan de Europese begroting.
Zo ja, wanneer zal dit geld gaan terugvloeien naar Nederland?
Gezien de systematiek zoals beschreven bij het antwoord op vraag 4 is een groot deel nog niet aan de Europese begroting afgedragen of, wanneer het wel is afgedragen al weer teruggevloeid naar de lidstaten. Alleen voor zover het geld betreft dat in 2019 wel door de Commissie is opgevraagd bij de lidstaten als afdracht, maar waar aan het eind van 2019 blijkt dat het niet is uitgegeven, zal dit in 2020 in het surplus aan de lidstaten worden teruggegeven.
Kunt u een inschatting maken om hoeveel geld dit zou gaan in het geval van Nederland?
De lidstaten ontvangen vooraf geen informatie over de (verwachte) omvang van het surplus aan het einde van het jaar. De aanvullende begroting (DAB) waarin de Commissie het surplus van het voorafgaande jaar presenteert wordt in de regel in april gepubliceerd.
Als op vraag 4 bevestigend geantwoord wordt, bent u dan ook van mening dat dit onnodig rondpompen van geld is, en dus ingezet moet worden op een kleiner MFK?
Nederland zet in op een kleiner MFK omdat een kleinere EU ook een kleinere begroting moet betekenen. De RAL, zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 4 leidt niet tot een grote stroom geld die door lidstaten aan de EU wordt afgedragen en weer wordt terugontvangen.
Deelt u de mening van de Europese Rekenkamer dat het nodig is om een doelmatigheidscontrole te laten plaatsvinden en niet alleen een rechtmatigheidscontrole?3 en 4
Idealiter vindt een beoordeling van de doelmatigheid plaats voordat een project wordt uitgevoerd en zou een doelmatigheidscontrole dus onderdeel moeten zijn van de criteria voor goedkeuring van een project. Controles zoals de Europese Rekenkamer (ERK) die uitvoert op dit gebied zijn dan ook wenselijk om lidstaten en Commissie kritischer te laten kijken naar de doelmatigheid voordat projecten worden goedgekeurd zoals de ERK ook in zijn aanbevelingen opneemt. De wetgevingsvoorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen voor de programmaperiode 2021–2027 zijn een stap in de goede richting om meer focus op doelmatigheid te leggen.
Deelt u de verklaring van de heer Brenninkmeijer die stelt dat er in het verleden diverse projecten zijn opgezet, waarbij getwijfeld kan worden aan nut en noodzaak van de projecten?5
Op basis van de beschikbare informatie lijkt deze conclusie van dhr. Brenninkmeijer voor een aantal projecten uit het verleden te rechtvaardigen. Daarom is het voor het kabinet ook belangrijk dat er strengere voorwaarden worden gesteld aan het ontvangen en uitgeven van middelen uit de Europese begroting. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de Europese begroting een omvangrijk investeringsdeel bevat waarmee projecten zijn uitgevoerd die de economische ontwikkeling van lidstaten hebben bevorderd, waarvan ook andere lidstaten profiteren. Het is een taak van de Europese Rekenkamer om suggesties te doen voor effectiever besteding van Europees geld. Op basis van deze verklaring kan echter niet de conclusie getrokken worden dat het merendeel van dit geld slecht wordt besteed.
Bent u bekend met onderzoeken van de Europese Rekenkamer naar de doelmatigheid van door de EU gefinancierde investeringen? Zo ja, kunt u op deze onderzoeken een reactie geven?6 en 7
De door u genoemde onderzoeken van de Europese Rekenkamer tonen aan dat in de programmaperiodes 2000–2006 en 2007–2013 investeringen zijn gedaan uit het Cohesiefonds (CF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) die geen kosteneffectief gebruik van EU middelen inhielden. Dit is niet wenselijk en het is dan ook belangrijk dat lessen worden getrokken uit deze gang van zaken. Dit is voor de programmaperiode 2014–2020 o.a. gedaan door bepaalde investeringen uit te sluiten voor financiering uit de fondsen, en strengere eisen te stellen aan de kwaliteit van projecten en kosten-batenanalyses. Nederland zet zich ook tijdens de onderhandelingen voor de programmaperiode 2021–2027 in voor een verdere aanscherping van de focus op doelmatigheid.
Welke gevolgen verbindt u aan deze conclusies van de Europese Rekenkamer?
Zie antwoord op vraag 10.
Neemt u deze onderzoeken ook mee bij de discussie over een nieuw MFK?
Alle mogelijk relevante signalen worden meegenomen bij de onderhandelingen voor het nieuwe MFK; dit geldt ook voor de onderzoeken van de Europese Rekenkamer.
Welke maatregelen die de Europese Rekenkamer voorschrijft omtrent het nieuwe MFK bent u van plan om te bespreken met uw collega’s in de Europese Unie?
De aanbevelingen van de Europese Rekenkamer met betrekking tot de doelmatigheid zijn deels reeds meegenomen in de huidige programmaperiode, zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 10. Nederland zet ook voor de periode 2021–2027 in op vergroting van de doelmatigheid van EU-uitgaven. De Europese Rekenkamer liet zich eerder ook positief uit over het principe van een verordening om de EU-begroting te beschermen tegen tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat. Nederland steunt het Commissievoorstel hiertoe.
Welke lidstaten schat u in als medestanders voor een kleiner MFK bij de besprekingen de komende maanden?
Nederland werkt in het kader van deze onderhandelingen samen met een aantal lidstaten dat pleit voor een kleiner MFK. Daaronder vallen in de eerste plaats Denemarken, Zweden, Oostenrijk en Duitsland omdat deze landen ook inzetten op een begroting van 1% van het Europese BNI. In de regeringsconsultaties die op 2 okt. jl. met Duitsland hebben plaatsgevonden stond dan ook in de gezamenlijke verklaring dat de onderhandelingen moeten worden gevoerd op basis van een omvang van het MFK van 1% van het Europese BNI.
Zijn de uitvoeringskosten van overheidswege voor de verschillende fondsen nog steeds 148 miljoen euro per jaar? Bent u bereid uit te zoeken hoeveel de uitvoeringskosten bedragen voor andere subsidiënten in Nederland?8
De totale uitvoeringskosten voor de Europese fondsen over de periode van 2014 tot 2017 lieten een stabiel beeld zien van rond de 148 miljoen euro per jaar. De verwachting is dat dit beeld zich in 2018 heeft doorgetrokken. Nederland zet in de onderhandelingen over het volgende MFK in op vermindering van de uitvoeringskosten door voorstellen te doen ten aanzien van het vereenvoudigen van de uitvoering en meer gebruik te kunnen maken van risicogebaseerde controles. Om de uitvoeringskosten te kunnen duiden zou het interessant kunnen zijn om de kosten voor Europese fondsen af te zetten tegen andere subsidiënten in Nederland.
Heeft u navraag gedaan wat de uitvoeringskosten van andere landen zijn van de verschillende fondsen? Zo nee, bent u bereid dat te doen – zoals het kabinet heeft gedaan bij de uitvoering van de motie Hijink (21 501-20, nr. 1356)? Zo ja, wat bedragen die kosten?
Het onderzoek naar aanleiding van de motie Hijink was gericht op de uitvoeringskosten die gemaakt zijn in Nederland. Naar mijn weten zijn er geen vergelijkbare onderzoeken gedaan in andere lidstaten. Wel heeft Spatial Foresight in 2018 in opdracht van de Europese Commissie onderzoek gedaan naar de uitvoeringskosten van de fondsen in de gehele EU. Hieruit blijkt dat het percentage uitvoeringskosten in de EU gemiddeld lager ligt dan in Nederland. In hetzelfde onderzoek wordt de omvang van de programma’s als mogelijke oorzaak voor hogere uitvoeringskosten gegeven.
Het bericht ‘Zeker drie EU-lidstaten gaan Syriëgangers uit eigen lang terughalen’? |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zeker drie EU-lidstaten gaan Syriëgangers uit eigen land terughalen»?1
Ja.
Klopt het dat België, Duitsland en Frankrijk gaan proberen IS-gevangenen uit hun eigen land terug te halen uit Syrië tijdens de vijf dagen durende wapenstilstand? Zijn er andere Europese landen die datzelfde overwegen? Op welke wijze neemt u deel aan Europese overleggen hierover?
Nee. Deze berichtgeving bleek onjuist.
Nederland voert hoogambtelijk, alsook politiek, nauw overleg met Schengen-partner over het terugkeerdersvraagstuk.
Is bij u bekend op welke wijze ze dit aanpakken?
Zie antwoord op vraag 2.
Welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u bereid samen te werken met deze bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Hebt u contact met de VS om te voorkomen dat IS-gangers onder de radar naar Europa en Nederland komen? Staat het Amerikaanse aanbod voor assistentie nog steeds?
De mogelijkheid dat Nederlandse uitreizigers onopgemerkt terug willen keren naar Nederland is niet nieuw. Om dit de voorkomen heeft Nederland, in samenwerking met andere Europese landen en andere internationale partners, maatregelen genomen. Alle uitreizigers zijn opgenomen in het Schengen-informatiesysteem en tegen hen is een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. De paspoorten van uitreizigers zijn gesignaleerd en ongeldig verklaard. Hierdoor is het niet mogelijk om eigenstandig op een legale manier naar het Schengengebied terug te keren. Ook kunnen uitreizigers onderwerp zijn van inlichtingenonderzoek. Deze onderzoeken kunnen informatie opleveren over de terugkeer van een persoon. Wanneer Nederlandse uitreizigers zich melden op een diplomatieke post in de regio, kan consulaire bijstand verleend worden in afstemming met partners in de veiligheidsketen, met als inzet de gecontroleerde terugkeer naar Nederland ter fine van strafvervolging. Daartoe worden zij onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee teruggebracht naar Nederland.
Kent u het bericht «Irak wil geen Europese Syriëgangers berechten?»2
Ja.
Klopt dit bericht en wat betekent dit voor het perspectief van berechting in de regio?
Irak heeft eerder aangegeven bereid te zijn tot het berechten in Irak van foreign terrorist fighters (FTFs) die vastzitten in detentiekampen in Noordoost-Syrië onder bepaalde voorwaarden. Nederland is dan ook, in nauwe samenwerking met enkele andere Europese partners, hierover gesprekken gestart met Irak. Ook berechting in Irak komt immers tegemoet aan het belang dat Nederland hecht aan berechting in de regio daar waar de misdrijven zijn begaan en de slachtoffers en de bewijzen zich bevinden. Echter, dergelijke berechting kan volgens Nederland en zijn Europese partners alleen plaatsvinden indien de doodstraf niet wordt opgelegd en een eerlijke procesgang wordt gegarandeerd. Deze boodschap is ook aan Irak gecommuniceerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken van Irak, Al Hakim, gaf tijdens zijn bezoek aan Nederland op 28 en 29 oktober jl. aan dat dat zijn land alleen ISIS-strijders wil berechten die misdrijven in Irak of tegen Iraakse belangen hebben gepleegd. Daar heeft het Kabinet begrip voor, want Irak draagt reeds een zware last met de aanwezigheid van veel voormalige strijders van ISIS.
Nederland blijft hierover dan ook, samen met onze Europese partners, in gesprek met Irak. Los van de uitkomst daarvan zal Nederland indachtig bovengenoemde voorwaarden in bilateraal en multilateraal verband dialoog en samenwerking blijven opzoeken om berechting van buitenlandse strijders in de regio te realiseren. Niet alleen van Nederlandse uitreizigers, maar ook van foreign terrorist fightersuit andere landen.
Bent u bereid deze vragen voor het einde van de wapenstilstand tussen Turkije en Syrië te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Italiaans begrotingstekort groeit in 2020' |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Italiaanse begrotingstekort groeit in 2020»?1
Ik ben bekend met het artikel.
Wat vindt u van de uitkomst van het begrotingsoverleg van de Italiaanse regering, te weten dat het begrotingstekort van Italië in 2020 stijgt tot 2,2,%?
Op dit moment rekent de Europese Commissie de plannen door die Eurolanden hebben opgenomen in hun ontwerpbegrotingen en verwerkt deze in de herfstraming. Op basis van deze raming zal de Commissie een oordeel vormen over de begroting in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Ik wacht de herfstraming en de beoordeling van de Commissie af.
Wat vindt u van het feit dat de staatschuld van Italië in 2020 verder stijgt naar 132,5% (i.v.m. 131,5% in 2019)?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag twee is het in mijn ogen nu eerst aan de Europese Commissie om een oordeel te vormen over de Italiaanse begrotingspositie op basis van de ontwerpbegroting en de herfstraming. In algemene zin ben ik van mening dat lidstaten met een schuld die ver boven de 60% bbp ligt deze af dienen te bouwen in lijn met de vereisten van het SGP.
Is de Italiaanse begroting al officieel ingediend bij de Europese Commissie, zoals zij verplicht zijn voor 15 oktober? Bevestigt deze begroting deze cijfers?
Alle eurolanden zijn volgens het SGP verplicht in het najaar hun ontwerpbegroting bij de Europese Commissie in te dienen.2 Alle eurolanden hebben dat ook gedaan.3 De Italiaanse ontwerpbegroting noemt onder andere een nominaal begrotingstekort van 2,2% bbp in 2019 en 2020, en een publieke schuld van 135,7% bbp in 2019 en 135,2% bbp in 2020.4 5
Hoe verhouden deze cijfers zich tot de eerdere afspraken en het commitment van de Italiaanse regering om de overheidsbegroting op orde te brengen?
In het najaar van 2018 heeft de Italiaanse regering met de Europese Commissie afspraken gemaakt over de begroting voor 2019.6 In de zomer van dit jaar heeft de Italiaanse regering additionele maatregelen genomen om het tekort in 2019 te verlagen.7 Er zijn destijds geen gedetailleerde afspraken gemaakt over de begroting voor 2020 anders dan dat deze in lijn met het SGP dient te zijn.
Hoe verhouden zich de nieuwe begrotingsinspanningen van Italië zich met de EU-begrotingsregels in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)? In hoeverre voldoet Italië hiermee nog aan het SGP? Klopt het dat de OESO en andere relevante instanties met een lagere geraamde groei rekent dan de Italiaanse regering? Wat zouden de relevante EMU-cijfers zijn wanneer de groeicijfers van de OESO gehanteerd worden? Indien dit niet bekend is, kunt u zelf een berekening maken?
De Italiaanse regering voorspelt een economische groei van 0,6% in 2020 terwijl de Europese Commissie in haar zomerraming8 uit gaat van 0,7%, het IMF in zijn World Economic Outlook van oktober dit jaar9 van 0,5% bbp en de OECD in haar Economic Outlook in september van 0,4%10. Er is dus geen sprake van een significant verschil tussen de verwachtte economische groei van de Italiaanse regering en die van internationale instellingen.
Hoe realistisch is de bewering van de Italiaanse regering dat er 0,4% BBP binnen te halen is door onder andere Italianen meer elektronisch te laten betalen?
De Europese Commissie beoordeelt bij het opstellen van de raming wat zij verwacht dat de impact is van bepaalde beleidsmaatregelen op macro-economische indicatoren. Hierin kan het afwijken van de verwachtingen van de lidstaat in kwestie. Zoals aangegeven in mijn antwoorden op vraag twee en drie wacht ik daarom graag de herfstraming en de beoordeling van de Commissie af.
Welke instantie in Italië is aangewezen als de Onafhankelijke Begrotingsautoriteit? Welke cijfers hanteert deze instantie? Kan een lijst van de onafhankelijke begrotingsautoriteiten in de eurozonelanden gegeven worden?
In Italië is het «Ufficio parlamentare di bilancio (UPB)» aangewezen als onafhankelijke begrotingsautoriteit. Het UPB heeft de macro-economische aannames die zijn opgenomen in de Italiaanse ontwerpbegroting onderschreven.11 Het onderschrijven van dergelijke aannames in de ontwerpbegroting door de onafhankelijke begrotingsautoriteit is verplicht.12 Onderstaand is een lijst opgenomen van onafhankelijke begrotingsautoriteiten in de Europese Unie13:
Oostenrijk
Fiskalrat
Oostenrijk
Institut für Höhere Studien
Bulgarije
Фискален съвет на България
België
Hoge Raad van Financiën/Conseil Supérieur des Finances
België
Instituut voor de Nationale Rekeningen/Institut des Comptes Nationaux
Cyprus
Δημοσιονομικό Συμβούλιο
Duitsland
Unabhängiger Beirat des Stabilitätsrates
Denemarken
Det Økonomiske Råd
Estland
Riigikontroll
Griekenland
ΕΛΛΗΝΙΚΟ ΔΗΜΟΣΙΟΝΟΜΙΚΟ ΣΥΜΒΟΥΛΙΟ
Spanje
Autoridad Independiente de Responsabilidad Fiscal
Finland
Valtiontalouden tarkastusvirasto
Frankrijk
Haut Conseil de Finances Publiques
Kroatië
Commission on Fiscal Policy
Hongarije
Költségvetési tanács
Ierland
Irish Fiscal Advisory Council
Italië
Ufficio parlamentare di bilancio
Litouwen
Lietuvos Respublikos valstybės kontrolė
Luxemburg
Conseil National des Finances Publiques
Luxemburg
National Institute of statistics and economic studies of the Grand Duchy of Luxembourg
Letland
Fiskālās disciplīnas padome
Malta
Malta Fiscal Advisory Council
Nederland
Centraal Planbureau
Nederland
Raad van State
Polen
Najwyzsza Izba Kontroli
Portugal
Conselho das Financas Publicas
Roemenië
Consiliul Fiscal
Zweden
Finanspolitiska rådet
Slovenië
Urad RS za makroekonomske analize in razvoj
Slovenië
Fiskalni svet
Slowakije
Rada pre rozpočtovú zodpovednosť
Verenigd Koninkrijk
Office of Budget Responsibility
Wat is uw opvatting over deze, hernieuwde, verslechtering van de begrotingsdiscipline van de Italiaanse regering?
In algemene zin is het kabinet van mening dat gezonde overheidsfinanciën cruciaal zijn voor de stabiliteit binnen de Eurozone en een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van duurzame economische groei. Dat geldt ook voor Italië.
Deelt u de mening dat de Europese Commissie Italië tot de orde moet roepen? Welke mogelijkheden heeft de Europese Commissie om op basis van de huidige begrotingscijfers (na 15 oktober) maatregelen te nemen?
De Europese Commissie heeft op 22 oktober een brief gestuurd aan de Italiaanse regering waarin het om verduidelijking vraagt omtrent de afwijking van de geplande structurele begrotingsinspanning ten opzichte van de vereiste structurele begrotingsinspanning.14 De Italiaanse regering heeft op 23 oktober gereageerd waarin zij aangeeft dat er geen sprake is van een significante afwijking van de begrotingsvereisten in 2020.15 De Europese Commissie zal nu een opinie vormen over de ontwerpbegroting van Italië. Deze opinie van de Commissie wacht ik af.
Herinnert u zich uw beantwoording van schriftelijke vragen, waarin u aangaf dat u zich in Europees verband blijft inzetten voor een strikte naleving en consequente handhaving van het SGP? Is uw inzet onveranderd gebleven? Welke mogelijkheden ziet u om wederom strikte naleving en consequente handhaving te bedingen? En welke stappen gaat u hiertoe zetten?2
Volgens het kabinet vergt een sterke Economische en Monetaire Unie (EMU) gezonde en veerkrachtige nationale economieën, met houdbare overheidsfinanciën. Om de houdbaarheid van overheidsfinanciën te bevorderen met het oog op stabiliteit en economische groei, zijn de lidstaten begrotingsregels overeengekomen, die zijn vastgelegd in het SGP.
Naar verwachting komt de Europese Commissie in het begin van volgend jaar met haar vijfjaarlijkse evaluatie van de secundaire wetgeving van het SGP. Deze evaluatie kan leiden tot voorstellen van de Commissie tot aanpassing van het SGP. Of deze voorstellen er inderdaad zullen komen, is nog niet bekend. Indien een dergelijk voorstel door de Commissie wordt gepresenteerd, zal de Kamer hier op de gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd. Over de inzet van het kabinet bij discussies over het SGP naar aanleiding van de evaluatie van de Commissie heb ik de Kamer in september dit jaar uitgebreider geïnformeerd.17
Het kabinet blijft zich inzetten voor een strikte naleving en consequente handhaving van de Europese begrotingsregels, en zal het belang van prudent begrotingsbeleid blijven uitdragen.
Een nog hogere bijdrage van Nederland aan de Europese meerjarenbegroting |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zak geld voor vergroening»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van uw kandidaat-Eurocommissaris voor Nederland, de heer Timmermans, «dat rijke EU-landen als Nederland nóg meer moeten bijdragen aan de EU-begroting in ruil voor Oost-Europese betrokkenheid bij een ambitieuze klimaatagenda»? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de aan de Kamer meegedeelde kabinetsinzet om een stijging van de afdracht te vermijden? Zo nee, kunt u de heer Timmermans op niet mis te verstane wijze mededelen dat hij zijn onzalige klimaatideeën maar uit eigen zak moet betalen en niet in de schoenen moet schuiven van de Nederlandse belastingbetalers?
Het kabinet maakt zich sterk voor een ambitieuze Europese klimaatinzet en steunt het plan voor een European Green Deal die de nieuwe Europese Commissie in de eerste 100 dagen van haar termijn wil aannemen. Als onderdeel hiervan heeft beoogd Commissievoorzitter Von der Leyen een Just Transition Fund aangekondigd om de sociaal economische gevolgen van energietransitie te adresseren. Het kabinet ziet het belang van een eerlijke transitie en is van mening dat financiering voor dit fonds gevonden moet worden binnen de kaders van de Nederlandse inzet voor het Meerjarig Financieel Kader 2021–27 (MFK). Zodra het Commissievoorstel voor het fonds is gepubliceerd zal het kabinet uw Kamer nader informeren.
Is de Minister het eens met de mening dat de uitspraak van de Nederlandse kandidaat-Eurocommissaris en vicevoorzitter van de Europese Commissie de Nederlandse onderhandelingspositie schaadt?
Nee. De heer Timmermans sprak tijdens de hoorzitting in het Europees parlement in zijn hoedanigheid als (kandidaat-) Eurocommissaris en vertolkte de beoogde agenda van de nieuwe Europese Commissie. Eurocommissarissen zijn volkomen onafhankelijk van de posities van hun lidstaat van herkomst. Eventuele Commissievoorstellen zal het kabinet bezien binnen de kaders van de Nederlandse inzet voor het MFK.
Ziet de Minister beoogd Nederlands Eurocommissaris Timmermans op de portefeuille klimaat als «onze eigen Greta Thunberg», zoals Europarlementariërs hem noemden tijdens de hoorzitting in het Europees parlement?
Nee.
Bent u het eens met de mening dat het laatste waar Nederlanders behoefte aan hebben de benoeming is van een klimaatactivist namens Nederland als vicevoorzitter van de Europese Commissie?
Het kabinet heeft er veel vertrouwen in dat de heer Timmermans de functie van vicevoorzitter van de Europese Commissie effectief zal vervullen de komende jaren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie fors omlaag gaat?
Het kabinet spant zich in voor een gemoderniseerde en financieel houdbare EU-begroting, waarbij de lasten eerlijk zijn verdeeld. De Nederlandse inzet is om een stijging van de afdrachten als gevolg van Brexit te voorkomen. Daarvoor zijn substantiële besparingen nodig ten opzichte van het Commissievoorstel. Om tot een rechtvaardige verdeling van de lasten te komen kan een correctie op de afdrachten eveneens een noodzakelijk instrument zijn.
Het Brexit-ultimatum van de Franse president Macron en de Finse minister-president Rinne |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat uit antwoorden op eerder gestelde Kamervragen duidelijk wordt dat de gestelde deadline aan het Verenigd Koninkrijk door de Franse president Emmanuel Macron en de Finse Minister-President Antti Rinne geen standpunt van de Europese Raad was? Kunt u beantwoorden wat u van het ultimatum vond?1 2
Het kabinet herkent zich niet in de mediaberichtgeving op 18 september over een «ultimatum» en het vermeende doorbreken van de eenheid van de EU27. Na afloop van het gesprek tussen de Franse Minister-President Macron en de Finse minster-president Rinne heeft de Franse regering geen officieel standpunt uitgedragen waarin een deadline aan het Verenigd Koninkrijk werd gesteld. Er is noch door de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50), noch door de Europese Commissie een EU-standpunt over een deadline ingenomen, anders dan die van 31 oktober 2019 zoals vastgelegd in het verlengingsbesluit van de ER Artikel 50 van afgelopen april. Niettemin hebben het kabinet, de andere lidstaten en de Europese Commissie steeds de Britse regering opgeroepen om gezien het korte tijdpad tot de ER Artikel 50 voorzien op 17 of 18 oktober spoedig met concrete en realistische voorstellen te komen voor de Ierse grens die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Vindt u het bevorderlijk voor een ordentelijke Brexit als regeringsleiders de eenheid van de EU27 doorbreken en eigenstandig ultimatums gaan stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer bent u geïnformeerd over het te stellen ultimatum door president Macron en Minister-President Rinne?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat het vermijden van antwoorden op vragen juist het ongemak met deze situatie laat zien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen voor 15 oktober beantwoorden?
Ja.
Een door de Europese Unie gefinancierd Turks rapport over islamofobie |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het recent gepubliceerde rapport «European Islamophobia Report 2018»?1
Ja.
Klopt het dat de opsteller van het rapport (de Turkse denktank SETA) nauwe banden onderhoudt met de regerende AK-partij van president Erdogan?2
De Turkse denktank SETA is formeel een onafhankelijke denktank. Uit publicaties en de werkwijze van SETA kan wel worden geconcludeerd dat deze organisatie qua gedachtegoed dicht staat bij de AK-partij.
Bent u bekend met het feit dat deze dubieuze Turks-islamitische denktank eerder een rapport heeft uitgebracht waarmee kritische journalisten werden gecriminaliseerd?3
Ja.
Klopt het dat de Europese Unie dit propagandavehikel van president Erdogan en zijn AK-partij financiert, zoals onder meer op de kaft van het rapport staat?
SETA ontving samen met het Leopard Weiss Institute for the Study of Contemporary Muslim Life and Thought vanuit het EU-Turkey Civil Society Dialogue (CSD) programma financiering voor het rapport genoemd in vraag 1.
Vanuit het CSD-programma worden in totaal 40 projecten gesteund die door Europese en Turkse non-gouvernementele organisaties worden uitgevoerd. In dit specifieke geval is 90% van het totaalbudget van € 126,951.81 voor deze publicatie van SETA door CSD gefinancierd. Het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken beheert het CSD-programma. De EU stelt strikte richtlijnen op voor de selectie van projecten, maar is niet betrokken bij de uiteindelijke selectie. Dat gebeurt door het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zoals vermeld op de tweede pagina van de onderhavige publicatie, is de EU niet verantwoordelijk voor de inhoud van rapportages en onderschrijft de EU deze niet noodzakelijkerwijs.
Het CSD-programma wordt gefinancierd in het kader van de pretoetredingssteun aan Turkije.
Zo ja, hoeveel EU-subsidie heeft deze «denktank» gekregen, uit welk potje komt het geld en met welk doel is het naar Ankara overgemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het rapport – waarin de PVV en FvD als extreemrechts worden bestempeld en islampartijen als DENK en NIDA worden geprezen – pure moslimpropaganda is, bedoeld om de slachtofferstatus van moslims op te poetsen?
Ik kan mij voorstellen dat lezers het rapport als eenzijdig beschouwen. Ik kan mij echter niet vinden in de woordkeuze in uw vraag. In het algemeen kan gesteld worden dat het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn, vorm kan geven aan zijn of haar leven en kan geloven wat hij of zij wil. Kennis die bijdraagt aan het beter kunnen aanpakken en voorkomen van discriminatie is hiervoor van belang.
Wilt u ervoor zorgen dat Brussel de absurde financiering van de Turkse denktank SETA per direct stopzet? Zo nee, waarom niet?
SETA ontving financiering uit het CSD-programma voor een specifieke publicatie. Deze publicatie is inmiddels verschenen. Daarnaast geldt dat Nederland in Europees kader reeds geruime tijd de opschorting bepleit van preaccessiesteun aan Turkije, conform de motie Roemer/Segers (Kamerstuk 32 823, nr. 158) en de motie Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2058). Hier is echter onvoldoende draagvlak voor.
Legale en veilige abortus in Europa |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat ruim 15 miljoen vrouwen in Europa geen toegang hebben tot legale en veilige abortus? En is het u bekend dat in sommige landen in Europa vrouwen vervolgd worden voor het ondergaan van een abortus?
Het is het kabinet bekend met het feit dat niet in alle landen in Europa vrouwen toegang hebben tot legale en veilige abortus. Het aantal van 15 miljoen vrouwen is mij niet bekend. Het Center for Reproductive Rights liet desgevraagd weten dit cijfer niet te kunnen traceren.
In Andorra, Malta en San Marino is abortus onder alle omstandigheden verboden. In Liechtenstein is abortus alleen mogelijk ingeval het leven of de gezondheid van de vrouw in gevaar is of ingeval van verkrachting. In Monaco en Polen is abortus alleen mogelijk ingeval van gevaar voor het leven of de gezondheid van de vrouw, ingeval van verkrachting of wanneer de foetus ernstige afwijkingen vertoont.
In Andorra, San Marino, Malta en Liechtenstein kunnen vrouwen strafrechtelijk vervolgd worden. In Noord-Ierland zijn in de afgelopen jaren vrouwen vervolgd voor het gebruik van medicamenteuze abortus (abortuspillen) maar recent verviel de strafbaarheid van abortus in Noord-Ierland.
Deelt u de mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat ruim 15 miljoen vrouwen op het Europese continent dit recht wordt ontzegd?
Zowel binnen als buiten de Europese Unie zet Nederland zich in voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zoals gedefinieerd in het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (1994), het Platform voor Actie van de 4e Wereldvrouwenconferentie (1995) en het rapport van de Guttmacher-Lacet Commission on Sexual and Reproductive Health and Rights (SRHR) Accelerate Progress: sexual and reproductive health and rights for all (2018). Nederland bepleit toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Het kabinet staat voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor alle vrouwen. Het kabinet constateert dat in een aantal Europese landen liberalisering van abortuswetgeving inmiddels een feit is (waaronder Cyprus, Ierland en recent Noord-Ierland) en dat is een positieve ontwikkeling. Het aantal van 15 miljoen vrouwen is het kabinet zoals aangegeven niet bekend.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Malta, Polen, Andorra, San Marino en Liechtenstein in gesprek te gaan? Zo ja, wilt u er bij hen op aandringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Nederland bepleit toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtsgenoten bespreekt het kabinet waar nodig en opportuun zorgen over vrouwenrechten en dat zat het kabinet blijven doen. Zorgvuldige inschatting is daarbij belangrijk ter voorkoming van onbedoelde contraproductiviteit. Het kabinet verwijst in dit kader ook naar de beantwoording door de Minister van VWS mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op de vragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over «de financiële ondersteuning van Europese anti-abortus clubs door Amerikaanse miljardairs» (2019Z15969) die de Tweede Kamer op 20 september 2019 zijn toegegaan.
Deelt u de mening dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in Europees verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ook Ursula von der Leyen, de eerste vrouwelijke voorzitter van de Europese Commissie, op te roepen legale en veilige abortus op te nemen in haar Agenda voor de Toekomst? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Vrouwenrechten en versterking van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn een belangrijke prioriteit van het kabinetsbeleid. Het kabinet draagt het belang hiervan ook uit in Europees kader en zal bepleiten hieraan prioriteit te geven bij de Europese Commissie.
Het Brexit-ultimatum van de Franse president en de Finse minister-president |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat vindt u van het Brexit-ultimatum dat de Franse president Macron en de Finse Minister-President Rinne op 18 september 2019 hebben gesteld aan de Britse premier?1
Het kabinet heeft kennis genomen van mediaberichten over uitspraken van de Finse Minister-President Rinne en de Franse president Macron waarin zij hun zorgen zouden hebben geuit over het uitblijven van concrete Britse voorstellen. De afgelopen periode hebben Europese leiders er steeds op gewezen dat er voldoende tijd nodig is om eventuele voorstellen te bestuderen vóór de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel op 17 of 18 oktober a.s. teneinde tijdig vóór 31 oktober een akkoord te kunnen bereiken. Het kabinet deelt deze zorgen over het krappe tijdpad in aanloop naar de ER Artikel 50. De Europese Unie en Nederland staan open voor oplossingen van de Britse regering voor de Ierse grens die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord. Het is aan het VK om realistische en concrete voorstellen te presenteren om de huidige impasse te doorbreken. Gezien het feit dat de ER Artikel 50 op 17 of 18 oktober bijeenkomt en de onderhandelingstermijn van Artikel 50 VEU op 31 oktober 2019 verloopt, is het van groot belang dat het VK dit tijdig en zo snel mogelijk doet.
Is deze deadline van 30 september 2019 afgestemd met de Europese Raad van regeringsleiders? Zo nee, namens wie is dit ultimatum dan precies gesteld? Zo ja, wanneer heeft de Europese Raad dit standpunt bepaald?
Er is noch door de ER Artikel 50, noch door de Europese Commissie een EU-standpunt over een deadline ingenomen, anders dan die van 31 oktober zoals vastgelegd in het verlengingsbesluit van de ER Artikel 50 van afgelopen april. Een andere deadline kan niet het gevolg zijn van mogelijke uitspraken van individuele Europese leiders. Tegelijkertijd is het gezien de beperkt beschikbare tijd tot 31 oktober 2019 van groot belang dat het VK tijdig en zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen presenteert die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Hoe verhoudt dit ultimatum zich tot de Nederlandse inzet dat een no deal-Brexit voorkomen moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1. De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op een ordelijk vertrek van het VK uit de EU met een terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is de beste – en thans enige – manier om een ordelijk vertrek van het VK uit de EU te realiseren. Ook Nederland dringt er bij het VK op aan om zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen te presenteren die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Vindt u het, ten aanzien van een ordentelijke Brexit, een strategische zet van deze landen om met dit ultimatum de druk op te voeren op het Verenigd Koninkrijk?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat het lijkt alsof regeringsleiders de eenheid van de EU27 doorbreken door dit ultimatum aan te kondigen in plaats van de Brexitonderhandelaar, de heer Michel Barnier?
De ER Artikel 50 heeft consistent zijn volledige steun uitgesproken voor de heer Barnier en zijn team. De eenheid van de EU27 duurt onverminderd voort. Zie het antwoord op vraag 1.
Vindt u het gestelde ultimatum van president Macron net zo «inflammatory» (opruiend) als de wijze waarop hij op de informele Europese Top in Salzburg, 20 september 2018 het Chequers-voorstel van Theresa May naar de prullenbak verwees?2 3
Zie het antwoord op vraag 1 en 5. De EU27 heeft steeds de noodzaak onderstreept van concrete en realistische voorstellen teneinde voor 31 oktober a.s. nog een akkoord te kunnen bereiken. Gezien de beperkt beschikbare tijd tot 31 oktober 2019 is het van groot belang dat het VK tijdig en zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen presenteert die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Deelt u de mening dat het zonde is – als na jaren inzet en onderhandelingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk om de Brexit ordentelijk te laten verlopen – dit toch eindigt in een no deal-Brexit? Zo ja, wat kunt u doen om dit te voorkomen? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?
Een no deal Brexit zal nooit de keuze van de EU en Nederland zijn en de inzet van het kabinet blijft dan ook onverminderd gericht op een ordelijk vertrek van het VK uit de EU met een terugtrekkingsakkoord. Het is aan het VK om realistische en concrete voorstellen die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord te presenteren om de huidige impasse te doorbreken. De EU27 zal zulke voorstellen, als ze komen, in serieuze overweging nemen.
Kunt u deze vragen voor 30 september te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Deutscher Widerstand gegen europäische Einlagensicherung bröckelt' |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Deutscher Widerstand gegen Europäische Einlagensicherung bröckelt»?1
Ja.
Krijgt u ook signalen, bijvoorbeeld in uw multilaterale en bilaterale gesprekken met de Duitse regering, over een veranderende opvatting, zoals beschreven in Handelsblatt?
Ik heb regelmatig contact met mijn Europese collega’s, zo ook met mijn collega in Duitsland. Tijdens deze gesprekken komen vele onderwerpen aan bod, waaronder de bankenunie. Ik kan niet ingaan op de inhoud van individuele gesprekken en vind het niet aan mij om de Duitse positie te duiden.
Wat vindt u van de passage in de agenda van de beoogd voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, dat over de ontbrekende elementen in de bankenunie (i.c. een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)) zo snel mogelijk overeenstemming moet worden bereikt? Wat vindt u ervan dat er daarbij niet gesproken wordt over risicoreducerende maatregelen?
Met de Europese Commissie ben ik voorstander van verdere stappen die leiden tot het doorbreken van de negatieve wisselwerking tussen banken en overheden. Middels een EDIS kan de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels – die banken zelf vullen – worden vergroot. Zo kan worden voorkomen dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal stelsel te dichten. EDIS is daarom een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als het sluitstuk. Wel is voor Nederland van belang dat, voordat daadwerkelijk risicodeling plaatsvindt via een EDIS, een betere weging van staatsobligaties op bankbalansen gerealiseerd is en banken aantoonbaar gezond zijn. Nederland blijft daarom in Europees verband inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties op bankbalansen en het toetsen van de gezondheid van banken door middel van asset quality reviews (AQRs).2
De afgelopen jaren is er in de Raad gesproken over risicoreducerende maatregelen. Onder het Nederlandse voorzitterschap zijn op 17 juni 2016 raadsconclusies aangenomen. Daarin werd de Europese Commissie opgeroepen tot het doen van voorstellen op specifieke risicoreducerende maatregelen.3 Dit leidde ertoe dat de Europese Commissie op 23 november 2016 voorstellen deed, het zogeheten bankenpakket. Alle onderdelen uit het bankenpakket zijn dit jaar definitief afgerond. Dit pakket dwingt banken bijvoorbeeld om aanvullende buffers voor bail-in aan te houden. Daarmee is aan alle risicoreducerende maatregelen waartoe de Raad de Europese Commissie in 2016 opriep opvolging gegeven. Ook zijn er aanvullende stappen gezet met het actieplan voor niet-presterende leningen. Een overzicht van dit alles leest u terug in mijn brief met de update risicoreductie Europese banken van 26 augustus 2019.4
Deelt u de mening dat het nog altijd ontijdig is om voorstellen te doen voor verdere stappen met een Europees depositogarantiestelsel, aangezien er nog niet voldoende risicoreducerende stappen genomen zijn?
De Europese Commissie heeft op 24 november 2015 een voorstel gedaan voor een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS).5 Dit heeft vervolgens geleid tot de voornoemde routekaart, die heeft geresulteerd in het eerder genoemd en afgeronde bankenpakket. Zoals ik in antwoord op vraag 3 beschreef, is het voor het kabinet op dit moment van belang dat, voordat risicodeling via een EDIS wordt gerealiseerd, een betere weging van staatsobligaties op bankbalansen is gerealiseerd en via AQRs is aangetoond dat banken gezond zijn.
Wat is de stand van zaken rond de risicoreducerende maatregelen, zoals het aanpassen van de nulweging van staatsobligaties? Waar zit dit «vast»?
Op 26 augustus jl. heb ik uw Kamer een brief met daarin een uitgebreid overzicht van de stand van zaken rond de risicoreducerende maatregelen gestuurd.6 Deze stand van zaken is nog actueel.
Nederland heeft de behandeling van blootstellingen aan staatsschulden meerdere malen aan de orde gesteld, zo ook tijdens ons voorzitterschap van de Raad in 2016. Toen had een substantiële groep van lidstaten de voorkeur voor de optie om de behandeling niet aan te passen.7 De Raad stemde ermee in te wachten op de resultaten van het Bazels Comité en zich in aansluiting op de werkzaamheden van het Bazels Comité te beraden op eventuele volgende stappen in de Europese context.8
Het Bazels Comité heeft in december 2017 een discussiedocument opgesteld waarin wordt erkend dat aan staatsobligaties risico’s zijn verbonden. Daarbij merkt het Comité ook op dat staatsobligaties een belangrijke rol spelen in het bancaire systeem, op financiële markten en de bredere economie. Zo is staatspapier bijvoorbeeld een belangrijke vorm van liquiditeit.9 Het Bazels Comité heeft geen voorstel gedaan.
Nederland blijft inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties, onder meer door in de Europese discussies inzichtelijk te maken wat het effect op Europese bankbalansen zou zijn van enkele opties uit het discussiedocument van het Bazelse Comité uit december 2017.
Gaat u er bij de nieuwe Europese Commissie op aandringen om verdere risicoreducerende maatregelen te nemen, alvorens stappen gezet kunnen worden op het gebied van EDIS, zoals ook vastgelegd in het regeerakkoord?
Ik blijf conform de lijn van dit kabinet inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties op bankbalansen en het toetsen van de gezondheid van banken door middel van AQRs, voordat risicodeling via EDIS plaatsvindt.10
Wat vindt u van de uitspraak van de president van de Deutschen Sparkassen- und Giroverbandes, Helmut Schleweis, dat Europa niet dichterbij elkaar zal komen, door de lasten naar andere te verschuiven? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het starten van EDIS voor er afdoende risicoreducerende maatregelen zijn genomen?
Het doel van EDIS is niet om de lasten van de een naar de ander te verschuiven. Wel is het doel van EDIS om de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels – die banken zelf vullen – te vergroten. Zo kan immers worden voorkomen dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van hun nationale stelsel te dichten.11
Wat is de stand van zaken rond EDIS? Wanneer wordt dit weer besproken in de Eurogroep/Ecofinraad?
Tijdens de Eurotop van juni 2019 is de Eurogroep gevraagd technisch verder te werken aan de versterking van de Bankenunie.12 Vanaf 2018 wordt gewerkt aan een routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS te starten. Daartoe is een hoogambtelijke werkgroep (High Level Working Group; HLWG) opgericht die aan de Eurogroep rapporteert. De afgelopen tijd is in de HLWG gesproken over het functioneren van de bankenunie en eventuele opties om deze verder te versterken. Daarbij zijn verschillende zienswijzen gedeeld en is nog geen conclusie bereikt. Zo wordt onder andere gesproken over het functioneren van het crisisraamwerk, de behandeling van staatsobligaties en de financiële stabiliteit. Ook zal worden gesproken over de verschillende opties voor de vormgeving van een EDIS. De HLWG werkt de komende tijd verder en eind dit jaar wordt opnieuw aan de Eurogroep gerapporteerd. Nederland zal zich conform de bovengenoemde lijn inzetten.13
Bent u bekend met de kilometerslange files bij de Europese grensovergangen en dat daarmee vooral EU-ingezetenen de dupe zijn van de extreem lange wachttijden aan de grenzen?
Het is bekend bij het Kabinet dat er lange files kunnen staan bij verscheidene Europese grensovergangen.
Bent u bereid om bij de Servische, Turkse, Hongaarse, Kroatische, Griekse en Bulgaarse overheden informatie in te winnen over de vraag hoe het kan dat de wachttijden bij de grensovergangen nog altijd aanhouden en ze hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
De grenscontroles van de autoriteiten van Servië, Turkije, Hongarije, Kroatië, Griekenland en Bulgarije spelen een belangrijke rol bij het tegengaan van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie. In dit verband is het van belang dat deze controles op een zorgvuldige en effectieve wijze worden uitgevoerd. Dit kan gevolgen hebben voor de wachttijden bij de grensovergangen van de betreffende landen, waar veel verkeer is. Zo is de grensovergang tussen het Bulgaarse Kapitan Andreevo en het Turkse Kapikule één van de drukste landgrensovergangen ter wereld. De betreffende landen ontvangen al geruime tijd ondersteuning vanuit de EU om de personele en technische capaciteit van de betrokken instanties te vergroten. Daarnaast verleent Frontex ondersteuning bij de uitvoering van de grensbewaking.
Het Kabinet heeft geen aanwijzingen dat betrokken landen de beschikbare capaciteit niet inzetten.
Heeft u zicht op de vraag in hoeverre betreffende landen beschikken over voldoende capaciteit en wordt de beschikbare capaciteit voldoende ingezet? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat de capaciteit soms bewust niet wordt opgeschroefd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke middelen ontvangen de betreffende landen via de Europese Commissie ter ondersteuning van het grensbeheer en zijn deze middelen effectief?
De Commissie publiceert op haar website een overzicht van de financiële middelen die lidstaten ter beschikking hebben gekregen op het gebied van asiel- en migratiemanagement, inclusief grensbewaking.1 Ten aanzien van de steun aan Turkije verwijs ik u kortheidshalve naar een overzicht van de steun die Turkije ontvangt in het kader van het toetredingsproces.2
Deelt u de mening dat sinds de invoering van de systematische checks van EU-burgers door de grenswachten van de Europese lidstaten aan de buitengrenzen van de Europese Unie, de wachttijden aan de grens voor vakantiegangers enorm zijn opgelopen? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren is de Europese Unie geconfronteerd met steeds veranderende vormen van terrorisme, criminaliteit en migratiestromen. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen zijn de grenscontroles van Europese unieburgers aan de buitengrenzen van de Schengenlanden verscherpt. In dit verband is de systematische controle van de EU-burgers ingevoerd. Voor Nederland is het van belang dat er een goede balans bestaat tussen mobiliteit en veiligheid. Het is daarom niet uit te sluiten dat er wachtrijen kunnen ontstaan. Om deze situatie zoveel mogelijk te voorkomen is de mogelijkheid gecreëerd om een deel van de systematische checks van EU-burgers op basis van een administratieve controle uit te voeren. Daarbij mogen de EU-lidstaten relevante databases raadplegen op basis van voorafgaand verkregen passagiersgegevens. Daarnaast is het ook mogelijk om de systematische check van EU-burgers uit te voeren door gebruik van automatische selfservice grenspassages. Door beide procedures ondervinden de reizigers minder last, zonder daarbij afbreuk te doen aan de veiligheid.
Verder is het ook mogelijk dat de Schengenlidstaten voor een beperkte duur over kunnen gaan tot niet systematische controles, als blijkt dat systematische controles in de praktijk leiden tot disproportionele lange wachtrijen, en mits er geen sprake is van een situatie waarbij de veiligheid in het geding is. Voor deze tijdelijke gerichte controles van EU-burgers gelden wel strikte criteria.
Ook de niet Schengenlanden kunnen gebruik maken van innovatieve instrumenten om de grensovergangen zo effectief en efficiënt mogelijk te houden.
Op basis van het voorgaande zijn er voldoende maatregelen die Schengen en niet Schengenlidstaten kunnen nemen om reizigers zo min mogelijk te belasten met deze verscherpte controles aan de buitengrenzen, en zonder dat deze afbreuk doen aan de (interne) veiligheid van de lidstaten.
Vindt u dat het belang van de systematische check opweegt tegen de opgelopen wachttijden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het bewerkstelligen van aanzienlijk kortere wachttijden bij grensovergangen naar of uit Europese landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het drastisch verbeteren van de capaciteit aan de Europese grensovergangen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bekend met de verplichte desinfectie tegen betaling van voertuigen van EU-ingezeten?
Ja.
Deelt u de mening dat de Bulgaarse overheid misbruik maakt van de zogenaamde bestrijding van veterinaire ziekten door voertuigen van EU-ingezetenen verplicht en tegen betaling te desinfecteren?
In algemene zin is Bulgarije gerechtigd om maatregelen te treffen om de veterinaire veiligheid te waarborgen aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Bulgarije is eveneens gerechtigd om de kosten die gepaard gaan met die maatregelen door te berekenen aan diegenen die daaraan onderworpen zijn. Navraag bij de Bulgaarse grensautoriteiten leert dat het ontsmetten van voertuigen momenteel verplicht is voor alle voertuigen die Bulgarije binnenkomen via de grensovergangen met Turkije en Roemenië. Deze maatregel houdt volgens de Bulgaarse autoriteiten onder meer verband met een uitbraak van Mond-en-Klauwzeer in Turkije en met een uitbraak van Afrikaanse Varkenspest in Roemenië. Daarmee is er geen indicatie dat het beleid rondom voertuigdesinfectie discriminatoir van aard is, en ziet het Kabinet geen grond om de Bulgaarse overheid te vragen om de pest-desinfectiekosten te schrappen.
Bent u bereid om informatie in te winnen over de vraag of de algemene regels in Bulgarije met betrekking tot desinfectie, niet op één land of nationaliteit zijn gericht? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u dat de Bulgaarse overheid met deze desinfectie inbreuk maakt op Europese grondbeginselen zoals het vrij verkeer van personen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Europese regelgeving geeft aan welke maatregelen lidstaten moeten treffen ten behoeve van de gezondheid van dieren. Deze regels laten lidstaten de ruimte om aanvullende nationale maatregelen te treffen. Wanneer dergelijke aanvullende maatregelen consequenties kunnen hebben voor het vrije verkeer van goederen of diensten, geldt als eis dat de maatregelen noodzakelijk, doeltreffend en evenredig zijn met het te dienen doel, en dat een dwingende reden van algemeen belang wordt gediend. Ontsmetting van personenwagens is geen Europees verplichte maatregel. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie, en uiteindelijk aan het Hof van Justitie, om te oordelen of deze maatregel verenigbaar is met het vrije verkeer van goederen of diensten.
Heeft u zicht op de gemiddelde wachttijden aan de Bulgaarse grens tijdens de zomerperiode? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
Nederland houdt geen statistieken bij over de gemiddelde wachttijden aan de Europese buitengrenzen. Deze fluctueren gedurende het seizoen en zijn onderhavig aan externe invloeden. Van de Bulgaarse autoriteiten heeft de Nederland vernomen dat er in de zomer van 2019 op drukke dagen 10.000 voertuigen en 30.000 mensen de Turks-Bulgaarse grens hebben gepasseerd. Dat is een toename van 30% in vergelijking met dezelfde periode in 2018.
Heeft u zicht op het aantal klachten over wachttijden als gevolg van deze regels en over corruptie bij de uitvoering daarvan? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
De Nederlandse ambassade in Sofia heeft in 2019 geen meldingen over wachttijden ontvangen maar wel drie klachten over onbehoorlijk gedrag aan de Turks-Bulgaarse grens. Deze klagers is aangeraden om de klachten eveneens kenbaar te maken bij de Bulgaarse autoriteiten via de speciaal daartoe in het leven geroepen klachtenlijn van de Bulgaarse autoriteiten.
Kunt u navraag doen bij de Nederlandse ambassade in Bulgarije, over de vraag hoe vaak zij de Bulgaarse autoriteiten in algemene zin over de klachten hebben benaderd? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur in Sofia heeft het afgelopen jaar de klachten over de grensovergang besproken met de Bulgaarse autoriteiten. Hierbij is eveneens het rapport van Europarlementariër Kati Piri met klachten over de Bulgaars-Turkse grens onder de aandacht gebracht. Daarnaast is de situatie op de grens een terugkerend onderwerp bij het gestructureerd overleg van Europese consulaire medewerkers met de Bulgaarse autoriteiten, waar vertegenwoordigers van de Nederlandse ambassade aan deelnemen.
Bent u bereid om de Bulgaarse overheid te vragen de pest-desinfectiekosten te schrappen?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht dat Brussel 900 miljoen uittrekt voor de gevolgen van een harde Brexit |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brussel trekt 900 miljoen uit voor gevolgen harde Brexit» waaruit blijkt dat de Europese Commissie een no-dealbrexit gelijkstelt aan een natuurramp?1
Ja.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat de Europese Commissie bijna 900 miljoen euro uit wil trekken uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) (normaliter gebruikt voor natuurrampen) en het globaliseringsfonds voor EU-landen, bedrijven en werknemers die getroffen worden als het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zonder deal verlaat?
Het kabinet steunt de voorstellen van de Europese Commissie om deze twee fondsen in te zetten om de financieel economische consequenties van een no deal Brexit op te vangen. De Europese Commissie laat op deze manier blijken oog te hebben voor de mogelijk aanzienlijke financiële en economische gevolgen van een no deal voor sommige lidstaten, waaronder Nederland. De verwachting is namelijk dat Nederland, vanwege haar sterke economische verwevenheid met het VK, relatief hard geraakt zal worden door een no deal Brexit. Voor de goede orde benadrukt het kabinet dat het verbreden van de werkingssfeer van beide fondsen expliciet wordt bezien vanuit de uitzonderlijke context van de Brexit. Tegen die achtergrond schept dit voorstel geen precedent om de werkingssfeer van andere fondsen te verbreden.
Het kabinet wenst te benadrukken dat de voorstellen niets afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en (mede-)overheden om zich voor te bereiden op een no dealBrexit.
Het kabinet steunt ook de inzet van de Europese Commissie om gebruik te maken van bestaande fondsen binnen de huidige Europese begroting en het huidig MFK. Hiermee zet de Europese Commissie geen onnodige en additionele financiële druk op de bijdragen van de lidstaten aan de Europese begroting. De voorstellen hebben betrekking op de jaren 2019–2020 en lopen niet vooruit op de vormgeving van het volgende MFK en de onderhandelingen daarover; het kabinet steunt deze tijdelijkheid. Bij de beoordeling van beide voorstellen heeft Nederland de eenheid binnen de EU27 meegewogen.
Aangezien het Europees parlement en de lidstaten dit voorstel nog moeten goedkeuren, verwacht u dat dit op korte termijn zal gebeuren? Ondersteunt u dit voorstel? Kunt u het speelveld in de Raad schetsen?
Naar verwachting is er voldoende steun voor het EGF-voorstel van de Commissie in zowel de Raad als het Europees parlement.
Er is nog discussie voorzien tussen lidstaten die het EUSF vooral voor de originele doelstelling wensen te behouden en lidstaten die wijzen op de praktische mogelijkheden om voor het EUSF een aanvraag te kunnen indienen. De tweede groep lidstaten zal hierbij mogelijk pleiten voor een verlaging van de drempelwaarden.
Deelt u de mening dat Nederland bij uitstek één van de landen is die het meest getroffen zal worden in het geval van een no-dealbrexit? Deelt u daarom de mening dat juist Nederland, Nederlandse bedrijven en werknemers aanspraak zouden moeten kunnen maken op deze fondsen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld2, zullen de gevolgen van een no deal Brexit voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid aanzienlijk zijn. Elke vorm van Brexit is nadelig voor Nederland en dat geldt bovenal voor een no deal Brexit. Desondanks kan ik nu nog niet inschatten of de Nederlandse overheid een aanvraag kan indienen omdat het nu nog niet mogelijk is om in te schatten wat de omvang van de financiële en economische schade ten gevolge van een no deal Brexit is.
Op welke wijze gaat u zich er voor inzetten dat Nederland in geval van een no-dealbrexit waarbij Nederland hard getroffen wordt, aanspraak kan maken op deze fondsen?
Het kabinet merkt op dat hiervoor drie zaken van belang zijn: communicatie over de mogelijkheden richting belanghebbenden, tijdige aanpassing van de procedures naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen en goede samenwerking tussen rijksoverheid, mede-overheden en bedrijfsleven om aanvragen met een zo’n groot mogelijke kans van slagen tot stand te laten komen.
Het kabinet is voornemens om via de reguliere informatiekanalen die het bedrijfsleven informeren over de gevolgen van een no dealBrexit, zoals het Brexit loket en de stakeholderbijeenkomsten van de verschillende ministeries, informatie te verschaffen over de mogelijkheden en voorwaarden.
De kennis en kunde om een eventuele steunaanvraag te beoordelen is al aanwezig en het kabinet zal dit borgen. Tevens zal het kabinet ervoor zorgen dat interne procedures, uiterlijk op het moment dat de gewijzigde verordeningen in werking treden, waar nodig geactualiseerd worden zodat deze overeenkomen met de nieuwe situatie.
Om aanvragen met een zo hoog mogelijke kans van slagen tot stand te laten komen, is het van belang dat de rijksoverheid nauw samenwerkt met mede-overheden en het bedrijfsleven. Op die manier kan de informatie benodigd voor een aanvraag zo snel als mogelijk verzameld worden en dat zal het interne proces bespoedigen.
Hoe kunnen Nederlandse bedrijven en werknemers die hard getroffen worden door de Brexit aanspraak maken op het globaliseringsfonds? Welke voorwaarden zullen hierbij gelden? Worden zij hierover geïnformeerd?
Om in aanmerking te komen voor steun uit het EGF kan door de lidstaten een (sector-)aanvraag worden ingediend bij de Europese Commissie. Deze aanvraag dient aan een aantal criteria te voldoen. De voorgestelde aanpassing van de EGF-verordening verbreedt de doelstelling van het EGF maar wijzigt de aanvraagcriteria niet. Dit betekent dat op basis van het voorstel van de Commissie bedrijven en sectoren die hard getroffen worden door de Brexit aanspraak kunnen maken op steun uit het EGF als er minimaal 500 werknemers binnen een referentieperiode ontslagen zijn als gevolg van een no deal Brexit.3 Deze referentieperiode is verschillend voor bedrijven en sectoren. Als het één bedrijf betreft is deze referentieperiode gesteld op vier maanden, wat betekent dat alle ontslagen binnen deze periode moeten vallen. Als het een groep bedrijven ofwel een sector betreft is deze periode negen maanden als de ontslagen zijn gevallen in een bepaalde sector in één of twee aan elkaar grenzende provincies. Aanvragen lopen via het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op de website4 van Uitvoering van Beleid SZW staat meer informatie over de aanvraagcriteria. Uitvoering van Beleid SZW licht bedrijven voor en begeleidt en ondersteunt EGF-aanvragen. Uiterlijk op het moment dat de gewijzigde verordeningen in werking treden, zal de informatie op de website geactualiseerd worden.
Welke specifieke voorwaarden gelden er voor Nederland om aanspraak te kunnen maken op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie?
Om in aanmerking te komen voor steun uit het EUSF moet Nederland een aanvraag indienen bij de Europese Commissie. Deze aanvraag moet voldoen aan een aantal vereisten, zoals gesteld in het voorstel van de Europese Commissie. Zo mag iedere lidstaat slechts één aanvraag indienen. De aanvraag dient uiterlijk eind april 2020 ingediend te worden. Vervolgens geldt een ondergrens om in aanmerking te komen voor financiële vergoeding uit het EUSF. Deze grens bedraagt 1,5 miljard euro of 0,3% van het bruto nationaal inkomen voor totale uitgaven te relateren aan een no deal Brexit. De uitgaven mogen alleen gerelateerd zijn aan maatregelen in reactie op een no deal Brexit, in de periode vanaf de uittredingsdatum van het VK tot uiterlijk eind 2020. In de aanvraag dient de lidstaat deze kosten te onderbouwen en te kwantificeren. De Europese Commissie zal nadere details over deze vereisten binnenkort publiceren.
Klopt het dat de 590 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie onder meer bedoeld is om de overheidsuitgaven van extra douaniers en grenscontroles op te vangen? Komen de kosten voor de extra aangestelde Nederlandse douaniers en dierenartsen (NVWA) hiervoor in aanmerking?
In het voorstel voor de aanpassing van het EUSF geeft de Commissie aan dat zij nog met aanvullende guidance komt over de manier waarop steunaanvragen beoordeeld moeten worden. De Europese Commissie stelt nadrukkelijk vast dat financiële steun alleen wordt verleend ter compensatie van kosten van een no deal Brexit en dat Contingency maatregelen die voor Brexitdatum gemaakt zijn niet in aanmerking komen. Het kabinet gaat er daarom vanuit dat de door u genoemde kosten niet in aanmerking komen.
Extra onvoorziene kosten na de Brexitdatum komen wel in aanmerking. Het kabinet zal de mogelijkheden om gebruik te maken van dit fonds onderzoeken indien er onvoorziene kosten gemaakt worden.
Kunt deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
De Sponsoring van EU-voorzitters door bedrijven |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat Finland het huidig voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie laat sponsoren door BMW?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Elke lidstaat heeft de verantwoordelijkheid en ruimte om het voorzitterschap zelf in te kleden. Dit betreft ook het sponsorschap. Het is een keuze van het desbetreffende voorzitterschap hoe hier mee om te gaan.
Bent u ook op de hoogte van het feit dat BMW door de Europese Commissie schuldig is bevonden aan kartelvorming waarbij BMW een boete van 1,4 miljard euro boven het hoofd hangt?2
Het kabinet is op de hoogte van het lopende onderzoek dat de Europese Commissie is gestart naar aanleiding van het mogelijk overtreden van Europese mededingingsregels door enkele autoproducenten, waaronder BMW.
Wat vindt u ervan dat BMW via deze sponsoring groot podium krijgt door de huidig voorzitter van de Raad van de Europese Unie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie ook het antwoord op vraag 1. Het Fins voorzitterschap heeft op de site van het voorzitterschap toelichting gegeven op dit sponsorschap, waaruit op te maken valt dat het sponsorschap bedoeld is om de logistiek te faciliteren.
Deelt u de mening dat inmenging door grote bedrijven op Europese besluitvorming ongewenst is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.
Vindt u het ethisch dat een land sponsoring accepteert tegen een bepaald bedrag, waarmee sponsoren de kansen en ruimte krijgen om hun producten te laten zien?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.
Bent u bereid uw Finse ambtsgenoot en de voorzitter van de Europese Raad aan te spreken op deze ongewenste sponsor (BMW) die Europese regelgeving aan zijn laars lapt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om het eigen voorzitterschap van de Raad zelf in te kleden, waaronder ook het sponsorschap. Het Fins voorzitterschap heeft proactief toelichting gegeven op de aard van dit sponsorschap. Ik zie daarom geen reden om mijn Finse ambtsgenoot hierover aan te spreken. Overigens loopt het onderzoek van de Europese Commissie naar o.a. BMW momenteel nog.
Deelt u de mening dat er een grens zit aan het «drukken van de kosten» voor EU-voorzitterschappen en dat sponsoring van bedrijven die aantoonbaar onethisch handelen en/of zaken promoten die tegen de doelen en de normen en waarden van een land in gaan ongewenst is?
Het kabinet is van mening dat sponsoring in beginsel niet ongewenst is. Het is aan ieder voorzitterschap zelf hiervoor eventuele kaders op te stellen. In voorbereiding voor het Nederlandse EU-voorzitterschap van 2016 zijn er richtlijnen opgesteld, destijds online gepubliceerd, voor mogelijke sponsorschappen. Bedrijven dienden te voldoen aan een aantal drempelvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een sponsorschap, zoals het leveren van kwalitatief hoogstaande en milieuvriendelijke producten, in lijn met de principes, waardigheid en doelen van het voorzitterschap. Ondernemingen betrokken bij de productie van tabaksproducten waren bijvoorbeeld bij voorbaat uitgesloten. Onder andere deelname aan of betrokkenheid bij wederrechtelijke activiteiten vormden voor Nederland een reden om bedrijven uit te sluiten van een mogelijk sponsorschap. Ten slotte expliceerden de opgestelde richtlijnen dat sponsoren geen toegang hadden tot de deelnemers aan overleggen of evenementen van het EU-voorzitterschap.
Deelt u de mening dat sponsoring überhaupt ongewenst is, aangezien het onvermijdelijk leidt tot partijdigheid, waar onpartijdigheid veel belangrijker is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.