De Bilderberg-conferentie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Willem-Alexander met Rutte en Hoekstra bij Bilderberg-conferentie»1 en het wel «zeer openhartige» optreden van de Minister-President over deze bijeenkomst2?
Ja.
Klopt het dat de Koning, de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken naar Washington zijn afgereisd voor de 68e editie van de Bilderberg-conferentie? Zo ja, met welk mandaat zijn zij naar Washington gevlogen?
Ja. De uitnodigingen zijn verstuurd aan de Minister-President van Nederland, de Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland en Zijne Majesteit de Koning.
Wat is er op de Bilderberg-conferentie besproken? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de vragen van het lid van Houwelingen vallen de besprekingen tijdens de conferentie onder de Chatham House Rules om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Door deel te nemen heb ik dat aanvaard.
Welke beslissingen zijn er op de Bilderberg-conferentie genomen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie het antwoord op vraag 3. Op de Bilderberg-conferentie worden geen besluiten genomen.
Heeft de Nederlandse belastingbetaler meebetaald aan de trip van de Nederlandse delegatie? Kunt u in uw beantwoording een totaal kostenplaatje van uw geheimzinnige reis opnemen?
De kosten voor reis- en/of verblijf komen voor leden van de regering voor Rijksrekening. De totale kosten van mijn deelname betroffen € 8.837,99. Deze kosten vormen ook onderdeel van de regeling «Openbaarmaking Bestuurskosten» en worden altijd openbaar gemaakt.
Op welke wijze heeft de Nederlandse kiezer invloed bij deze ondemocratische politieke bijeenkomst? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De kiezer heeft de leden van de Tweede Kamer gekozen. De leden van de Tweede Kamer mandateren de leden van het kabinet, om ze vervolgens ook ter verantwoording te kunnen roepen.
Deelt u de mening dat het niet meer van deze tijd is dat een klein groepje welgestelden uit het bedrijfsleven, politiek, wetenschap, media en de financiële wereld over ons denkt te kunnen beslissen? Zo neen, waarom niet?
Ik herken mij niet in het door u geschetste beeld van deze conferentie.
Heeft u de bereidheid om volledige transparantie te verschaffen over de Bilderberg-conferentie? Zo neen, dan de klemmende oproep om geen Nederlandse delegaties af te vaardigen.
Zie het antwoord op vraag 3.
‘Digitale vervolging’ door in elk geval China en Rusland, en over de arrestatie van een 90-jarige priester door de Chinese autoriteiten |
|
Don Ceder (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Herkent u het beeld dat geschetst wordt in het rapport «The Worldwide Web of Chinese and Russian Information Controls»1 en dat ook blijkt uit rapporten van Christian Solidarity Worldwide (CSW), Kerk in Nood, Open Doors en anderen2 dat informatietechnologie in landen als China, Rusland, maar ook in talloze andere landen gebruikt wordt om grondrechten op ingrijpende wijze te beperken?
Ja, het kabinet deelt de zorgen over de vergaande toepassing van (cyber)surveillance en de negatieve gevolgen die dat kan hebben voor de grondrechten van burgers wereldwijd.
Herkent u dat technologie die primair ingezet wordt voor bijvoorbeeld een pandemie, ook wordt ingezet voor andere doeleinden zoals het monitoren van mensen?
Ja, die risico’s zijn er zeker. Naar de mening van het kabinet bieden de in China geldende regelgeving omtrent het verzamelen van persoonsgegevens als onderdeel van de Cyber Security wetgeving, en een specifieke richtlijn hoe om te gaan met data in tijden van Covid-19, onvoldoende waarborgen voor de gebruiker. Het is bekend dat (cyber)surveillance in China wordt ingezet voor het monitoren van onder andere religieuze en etnische minderheden en dissidenten. Ook de applicaties die voor pandemiebestrijding zijn ontworpen kunnen voor dergelijke doeleinden worden ingezet. Recente berichtgeving3 over Chinese demonstranten waarvan de gezondheidsapp op rood werd gezet wijst erop dat misbruik in de praktijk voorkomt.
Welke mogelijkheden ziet u om landen als China, Rusland maar ook andere autoritair geleide staten aan te spreken op het gebruik van technische middelen om religieuze minderheden, mensenrechtenverdedigers, journalisten en anderen te volgen, te intimideren, uit te sluiten en te vervolgen?
Nederland spreekt zich zowel in bilateraal als in multilateraal verband uit tegen dergelijk misbruik. Deze problematiek werd ook genoemd in de gezamenlijke verklaring over de mensenrechtensituatie in China die Nederland op 14 juni namens 47 landen heeft voorgelezen in de VN Mensenrechtenraad.4 In deze verklaring uiten Nederland en de grote groep landen die zich bij de verklaring heeft aangesloten hun ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in China, in het bijzonder in Xinjiang. Mede gezien de recente publicatie van de Xinjiang Police Files en het bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan China en Xinjiang afgelopen maand acht het kabinet het van groot belang dat hiervoor internationale aandacht wordt gevraagd en heeft het deze voortrekkersrol op zich genomen.
Hoe werkt het «sociaal kredietsysteem» in China? Heeft u zorgen over a) het systeem en b) de huidige toepassing ervan?
Op dit moment is er (nog) geen sprake van één centraal sociaal kredietsysteem in China. Er zijn privébedrijven die via apps (financiële) diensten aanbieden waarbij gebruikers een individuele kredietscore krijgen. Daarnaast bouwen de Chinese centrale overheid en lokale overheden verschillende systemen om het gedrag van bedrijven maar ook burgers te beïnvloeden, onder andere met strafmaatregelen zoals het niet kunnen boeken van trein- en vliegtickets en hotels, weigering van bepaalde banen of exclusieve scholen, of weigering van leningen. De mogelijkheid bestaat dat de Chinese overheid op termijn al deze systemen en informatie in één centrale databank verenigt die gebruikt kan worden om het gedrag van burgers in de gaten te houden, te belonen en te bestraffen. Wat de toepassing van sociaal krediet en surveillance in China betreft, ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden.
De Nederlandse ambassade en de consulaten-generaal in China staan in nauw contact met Nederlandse burgers en bedrijven in China. Hierdoor kunnen zij tijdig eventuele negatieve gevolgen van het Chinese beleid en regelgeving, zoals het sociaal kredietsysteem, signaleren.
Welke conclusies trekt u uit de gegevens die zijn verkregen uit een inbraak in computersystemen van de politie in Xinjiang over de inzet van technologie om de Oeigoerse bevolking te controleren op geloofs- of culturele uitingen?3
De nieuwe beelden van de onderdrukking van de Oeigoerse gemeenschap in Xinjiang in de Xinjiang Police Files zijn schokkend en bevestigen de reeds bestaande ernstige zorgen bij het kabinet over de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Het kabinet heeft direct na publicatie van deze nieuwe informatie publiekelijk deze zorgen kenbaar gemaakt.6
Hoe beoordeelt u de aanwijzingen uit het onderzoek naar deze gegevens, waaruit blijkt dat mensen gevangenisstraf krijgen op grond van het feit dat ze hun telefoon niet meer gebruiken en daardoor niet meer te volgen zijn?4
Ook deze ontwikkelingen acht het kabinet schokkend en ziet daarin een bevestiging van de bestaande zorgen.
Zijn de huidige mechanismen afdoende om bedrijven en hun waardeketens te controleren en waar nodig actie te ondernemen als techniek gebruikt wordt voor inbreuk op mensenrechten?
Een belangrijk mechanisme om ongewenst gebruik van techniek tegen te gaan is exportcontrole. Daarbij is in dit geval met name exportcontrole op cybersurveillancegoederen relevant. In het geval van cybersurveillancegoederen wordt gebruik in verband gebracht met binnenlandse repressie of het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. De export van bepaalde cybersurveillancegoederen wordt om die reden reeds gecontroleerd in de herziene Dual-use Verordening (EU) 2021/821. Daarnaast biedt de verordening EU-lidstaten de mogelijkheid om een ad hoc exportvergunningplicht in te stellen wanneer er een reëel risico bestaat dat nog niet gecontroleerde technologie van in de EU gevestigde bedrijven bijdraagt aan ongewenst gebruik. Momenteel wordt in EU-verband de implementatie en toepassing van deze wettelijke mogelijkheid uitgewerkt.
Daarnaast verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk om risico’s voor mens en milieu in hun internationale ketens te identificeren, prioriteren en aan te pakken. Aangezien er geen sprake is van een wettelijke verplichting, kan hierop geen toezicht worden gehouden.
Nederlandse bedrijven die gebruik maken van ondersteuning van het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moeten de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen onderschrijven. Ook worden bedrijven die steun krijgen (in de vorm van financiering/subsidies, exportkredietverzekering of deelname aan handelsmissies) getoetst aan de hand van een set van IMVO-criteria, gebaseerd op de OESO-richtlijnen.
Welke mogelijkheden ziet u voor de speciaal gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging om eenexpertmeeting over digitale vervolging te organiseren met Europese en andere collega’s om zo tot beleidsafstemming te komen?
Nederland zal ter gelegenheid van de ministeriële conferentie ter bevordering van «International Freedom of Religion and Belief» (juli 2022) voor deze problematiek aandacht vragen. Het thema «technologie» krijgt daar al aandacht.
Welke gevolgen moet de kennis uit genoemde bronnen hebben voor het beleid ten aanzien van China, of het nu gaat om handels- of om politieke relaties? Hoe dienen Nederland en de EU zich tot deze feiten te verhouden?
Zoals omschreven in de Strategic Outlook van de EU van maart 2019 beschouwt de EU China tegelijkertijd als samenwerkingspartner voor mondiale uitdagingen, als concurrent voor ons verdienvermogen op de lange termijn en als systeemrivaal voor onze (economische) veiligheid en waarden. Het kabinet hanteert in het beleid ten aanzien van China dezelfde drieslag. Als gevolg van de ontwikkelingen sindsdien, is de balans in de betrekkingen aan het verschuiven. Zowel binnen de EU als in Nederland wordt meer nadruk gelegd op het beschermen van onze waarden, belangen en veiligheid en op statelijke dreigingsaspecten. Daarnaast vraagt de verslechterende mensenrechtensituatie in China om meer aandacht. Op Europees en op nationaal niveau zijn daarom maatregelen genomen om de weerbaarheid te vergroten, maar ook om mensenrechten beter mee te laten wegen in de economische betrekkingen. Voorbeelden zijn het recente wetgevende voorstel van de Europese Commissie inzake de corporate sustainability due diligence directive (CSDDD) en de voorbereiding van wetgeving om producten die gemaakt zijn met dwangarbeid te weren van de Europese markt.
Dat neemt niet weg dat China een belangrijke handelspartner en concurrent blijft, met wie samenwerking op basis van gedeelde belangen leidt tot economische groei en welvaart. De wederzijdse afhankelijkheid biedt, naast de risico’s, ook de mogelijkheid om de dialoog aan te gaan en te blijven zoeken naar wederzijds engagement. Daarnaast is samenwerken met China van groot belang om mondiale uitdagingen aan te gaan, zoals op het gebied van klimaat en het realiseren van de UN Sustainable Development Goals.
Bent u overigens bereid om opheldering te vragen bij de Chinese autoriteiten over de arrestatie van de katholieke priester Joseph Zen?5 Bent u er ook toe bereid om dit bij uw collega’s binnen de Raad Buitenlandse Zaken aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Kardinaal Zen werd op 11 mei jl. gearresteerd door de politie van Hongkong, tegelijk met vijf andere oud-bestuursleden van een inmiddels opgeheven fonds dat was opgericht om bijstand te verlenen aan opgepakte en veroordeelde demonstranten uit de protestbeweging van 2019. Tijdens een rechtszitting op 24 mei werd Zen op borgtocht vrijgelaten. Nederland en de EU volgen de zaak nauwgezet. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenland en veiligheidsbeleid, Josep Borrell, sprak namens de EU zijn grote zorgen uit over de arrestatie en riep op de fundamentele rechten te beschermen. Een vertegenwoordiger van het Nederlandse consulaat-generaal in Hongkong was aanwezig bij de zitting, samen met vertegenwoordigers van andere consulaten-generaal in Hongkong, in lijn met de raadsconclusies van juli 2020. Op 9 augustus worden Zen en overige betrokkenen weer voorgeleid voor een «pre-trial review». Naar verwachting vindt het eigenlijke proces plaats tussen 19 en 23 september. Nederland en de EU zullen deze rechtszittingen aandachtig blijven volgen en wanneer nodig in de Raad Buitenlandse Zaken opbrengen.
De uitnodiging per email aan minister Kaag voor de virtuele meeting van de Regional Action Group for the Middle East and North Africa van het World Economic Forum (WEF) van 24 november 2020 |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het u opgevallen dat deze mail is verstuurd op 3 november 2020 om 13:50:28 Europese tijd? Zo nee, waarom niet?
Dat was mij niet opgevallen.
Is het u bekend dat op 3 november 2020 de Amerikaanse presidentsverkiezingen plaatsvonden?
Ja, dat is mij bekend.
Is het u bekend dat op 3 november 2020 om 13:50:28 Europese tijd de stembussen aan de oostkust van de Verenigde Staten mogelijk net geopend waren? Zo nee, waarom niet?
Ja, uitgaande van een tijdsverschil van 6 uur zouden deze op dat moment mogelijk net geopend kunnen zijn.
Is het u opgevallen dat het World Economic Forum (WEF) de volgende meeting van deze Regional Action Group aankondigde onder verwijzing naar een «critical juncture»? Is het u opgevallen dat deze «critical juncture» wordt ingevuld met een verwijzing naar de resultaten van de verkiezingen in de VS? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb dit gelezen.
Is u de volgende zinsnede opgevallen: «The result of the US election will change the global trade landscape and the architecture of the world’s economy»? Zo nee waarom niet?
Ook deze zin heb ik gelezen.
Bent u het eens met de volgende vertaling van deze zin: «Het resultaat van de verkiezingen in de VS zal het landschap van de wereldwijde handel en de architectuur van de wereldeconomie veranderen»? Zo nee waarom niet?
Ja.
Indien u het eens bent met deze vertaling, erkent u dan dat dit geïnterpreteerd moet worden als een uitgesproken verwachting dat de verkiezingen in de VS tot een diepgaande verandering in de wereldhandel en wereldeconomie zouden leiden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bekend met de achterliggende bedoeling van deze zin van het WEF in de door u aangehaalde email.
Indien ja, erkent u dan dat het bijzonder is dat het WEF al voordat de stembussen in de VS goed en wel waren geopend zeker meende te weten dat er een diepgaande verandering op komst was?
Ik ben niet bekend met de achterliggende bedoeling van deze zin in de door u aangehaalde email.
Erkent u dat een overwinning van President Trump niet tot een dergelijke verwachting van een diepgaande verandering zou kunnen leiden? Zou President Trump immers niet doorgegaan zijn op de door hem ingeslagen weg? Indien nee, waarom niet?
Beantwoording van de vraag wat er dan zou zijn gebeurd is speculatief van aard.
Is het u opgevallen dat het WEF helemaal niet zeker kon weten dat er een drastische verandering zou gaan optreden in het beleid van het Witte Huis? Indien nee, waarom niet (leest de voormalig Minister dergelijke mails niet goed?)? Indien het de voormalig Minister wel is opgevallen, heeft zij dan bijvoorbeeld de Amerikaanse ambassadeur van dit vreemde bericht op de hoogte gebracht? Of neemt de Minister voorspellingen van het WEF niet serieus?
Het WEF kon dit inderdaad niet weten. De Amerikaanse ambassadeur is hiervan destijds niet op de hoogte gebracht.
Als het de Minister destijds niet is opgevallen, vindt u de voorspelling van het WEF, gezien het tijdstip van de mail, dan nu bij nader inzien niet verwonderlijk? Zo nee, waarom niet? Bent u dan wellicht aan dergelijke voorspellingen van het WEF gewend?
Ik ken aan de mail noch aan het tijdstip van de verzending ervan enige voorspellende waarde toe.
Bent u bekend met de onlangs verschenen documentaire «2000 mules»?1 Is het in uw ogen bij het zien van deze documentaire voldoende bewezen of op zijn minst aannemelijk gemaakt dat er verkiezingsfraude is gepleegd van een dusdanige omvang dat het waarschijnlijk bepalend is geweest voor de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Amerikaanse regering hierop aan te spreken?
Nee, ik ben niet bekend met de documentaire «2000 mules».
Kunt u de bovenstaande twaalf vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het World Economic Forum (WEF) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Erkent u dat veel Kamervragen in onze (lange lijst) met (vervolg)vragen over het World Economic Forum (WEF) niet beantwoord zijn1? Indien u dit erkent, waarom is dit het geval? En bent u in dat geval bereid de Kamer alsnog een volledige beantwoording van de vragen te doen toekomen?
Ik heb alle 105 vragen die u hebt gesteld beantwoord in mijn brief van 25 april 2022.
Indien u dit niet erkent, waar kunnen we dan (bijvoorbeeld…) de beantwoording vinden van de laatste zes deelvragen van het eerste vragenblok?
De beantwoording van uw vragen over het overleg tussen het WEF en Nederlandse ambtenaren ter voorbereiding van de jaarvergadering van het WEF treft u aan in de laatste zin van het antwoord: «Tenslotte is van belang op te merken dat het WEF een platform biedt voor de sessies rond de jaarvergadering, en dat er over de inhoud van de sessies niet met het WEF wordt overlegd.»
Kunt u deze zes deelvragen, die we hieronder weer zullen stellen, (wederom of alsnog) afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wie nam(en) er van WEF-zijde deel aan dit vooroverleg?
De initiatiefnemers van de bijeenkomsten die gedurende de jaarvergadering worden georganiseerd nemen het voortouw bij het overleg over de inzet van bewindspersonen bij deze events. Uit privacy-overwegingen geven we de namen van deze personen niet.
Kunt u de «special agenda» die de uitkomst is van dat overleg tussen ambtenaren en het WEF met de Kamer delen? Zo ja, kunt u dan alle documentatie betreffende die nauwe samenwerking tussen Nederlandse ambtenaren en het WEF ter voorbereiding van deze bijeenkomst met de Kamer delen?
De special agenda is geen uitkomst van een overleg tussen ambtenaren en het WEF, maar is een voorstel van een medewerker van het WEF en bevat een reeks suggesties voor events die voor een specifieke bewindspersoon interessant kunnen zijn. Mede op basis hiervan wordt het programma voor de desbetreffende bewindspersoon opgesteld.
Deze special agenda kan uit privacyoverwegingen niet worden gedeeld. De reden hiervoor is dat deze reeks suggesties grotendeels bestaat uit namen van voorgestelde deelnemers.
Dat geldt ook voor de documentatie van de samenwerking tussen Nederlandse ambtenaren en het WEF.
Indien u dat niet kunt, waarom niet?
Daarbij geven privacyoverwegingen de doorslag.
Heeft deze nauwe samenwerking inderdaad plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat houdt die nauwe samenwerking precies in?
Nederlandse ambtenaren hebben medewerkers van het WEF benaderd over vragen met betrekking tot het programma van de jaarvergadering.
Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden over specifieke events waaraan bewindspersonen deelnamen.
Indien u de bovenstaande zes vragen niet volledig en afzonderlijk heeft beantwoord, erkent u hiermee impliciet dat deze Kamervragen dus inderdaad in eerste instantie (zie vraag 1) niet zijn en bovendien ook niet zullen worden beantwoord door de regering? Kunt u hiervoor een reden aan de Kamer geven?
Nee.
Tot slot, er wordt in het antwoord op vraag 90 verwezen naar een «readout» die naar de Kamer zou worden gestuurd maar die de Kamer nog steeds niet heeft ontvangen: wanneer ontvangt de Kamer deze readout?
In reactie op mijn vraag aan het WEF of er bezwaar is tegen openbaarmaking van deze readout heeft het WEF aangegeven dat het daartegen bezwaren heeft. Om die reden zal dit document dan ook niet worden toegestuurd.
En als de Kamer deze readout niet toegestuurd krijgt, wat is hiervoor de reden?
Het WEF wil een platform zijn voor de uitwisseling van ideeën tussen wetenschappers, politici en vertegenwoordigers van bedrijven en NGO’s, met het oog op het helpen aanpakken van wereldwijde problemen. Discussies hebben daarom vaak een vertrouwelijk karakter. Een veilige omgeving, waarin met enige discretie wordt omgegaan met wat iedereen precies zegt, is nodig om dit platform optimaal te laten functioneren. Het openbaar maken van readouts en andere documenten is in strijd met dit uitgangspunt.
Kunt u de bovenstaande twaalf vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het WEF-tasje van de premier |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
In antwoord op vraag 51 stelt u dat de Minister-President geen kandidaat is om Klaus Schwab op te volgen als leider van het World Economic Forum (WEF): Kunt u dan ten minste bevestigen of ontkennen dat uw naam als opvolger van Klaus Schwab wordt genoemd?
Daar ben ik me niet van bewust.
In antwoord op vraag 6 naar de reden waarom de Minister-President al jaren met een WEF-tasje rondloopt antwoordt u laconiek dat hij deze tas gebruikt om spullen mee naar zijn werk te nemen: Hoe komt de Minister-President aan deze WEF-tas?
De Minister-President heeft deze gekregen toen hij deelnam aan een activiteit van het WEF.
Waarom gebruikt hij speciaal deze tas om spullen mee naar zijn werk te kunnen nemen? Hij zou immers ook een tasje van de Albert Heijn kunnen gebruiken of Shell of Unilever, of van zijn favoriete sportclub?
De door u genoemde tas bevalt de Minister-President goed.
Is de Minister-President het ermee eens dat het ongepast zou zijn voor hem in zijn ambt om met een tasje van Shell of Unilever rond te lopen? Zo ja, waarom is het dan niet ongepast om een tasje van een andere private organisatie zoals het WEF te gebruiken?
Het WEF wil een inspirerend platform bieden voor de uitwisseling van ideeën over de oplossing van wereldwijde vraagstukken, en kan niet vergeleken worden met de door u genoemde bedrijven.
Is de Minister-President zich ervan bewust dat hij door zo’n tas te gebruiken een bepaald signaal afzendt naar de Nederlandse bevolking, en wellicht ook naar prof. Klaus Schwab?
Dat is niet het geval.
Kunt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden, zonder er een over te slaan en zonder antwoorden op verschillende vragen samen te voegen?
Ja.
Juridisch bindende overeenkomsten tussen het kabinet en het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kan het kabinet een lijst verschaffen van alle juridisch bindende afspraken, die zo blijkt worden gemaakt tussen het World Economic Forum (WEF) en de Nederlandse overheid1? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag is reeds beantwoord in eerdere set vragen (15 feb 2022, kenmerk 2021Z24046). Naast de genoemde juridische afspraken (Sustainable Investement Policy; Tropical Forest Alliance; Food Systems Initiative; Food Innovation Hubs) zijn er geen andere juridisch bindende afspraken gemaakt met het WEF.
Kan de Kamer de volledige documentatie met betrekking tot deze juridisch bindende contracten (waaronder uiteraard de contracten zelf) toegestuurd krijgen?
Deze vraag is reeds beantwoord in een eerdere set Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1699) waar ook een bijlage is gevoegd van de aan het WEF verstrekte subsidiebeschikkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de subsidie voor het Global Coordinating Secretariat van de Food Innovation Hubs is reeds openbaar gemaakt als bijlage bij de beantwoording van Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1464.
Kan het kabinet een lijst verschaffen van alle bijeenkomsten waaraan Nederlandse ministers of ambtenaren deelnamen, die hebben geleid tot juridisch bindende afspraken met het WEF? Zo nee, waarom niet?
Deze juridisch bindende afspraken zijn niet door kabinetsleden of ambtenaren op een bijeenkomst gesloten.
Kunt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden, zonder er een over te slaan en zonder antwoorden op verschillende vragen samen te voegen?
Ja.
Een dreigende Turkse invasie in Syrië. |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de melding van de Turkse president Erdogan dat Turkije een strook van 30 km in het noorden van Syrië zou willen bezetten?1 Deelt u de opvatting van de Amerikaanse regering dat dit de strijd tegen Islamitische Staat bedreigt, evenals het machtsevenwicht in het gebied?2 Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb kennisgenomen van de Turkse uitspraken over een mogelijke nieuwe operatie in Syrië. Volgens Turkije zijn die nodig om terreurdreigingen het hoofd te bieden in het licht van recente aanvallen op Turks grondgebied vanuit Noord-Syrië.
Nederland neemt de zorgen van Turkije op het vlak van de eigen veiligheid serieus, maar deelt ook die van de Verenigde Staten over de mogelijke effecten van een nieuwe Turkse operatie. Het kabinet onderstreept, ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten, het belang van afzien van escalatie in Syrië om verdere destabilisering te voorkomen.
Wat zijn uw inspanningen om te voorkomen dat deze dreigementen worden uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u tevens kennisgenomen van de bewering dat deze strook van 30 km gebruikt zou kunnen worden om 500.000 Syrische vluchtelingen die momenteel in Turkije verblijven, naar Syrië over te brengen?3 Deelt u de opvatting dat dat alleen is toegestaan in overeenstemming met de plaatselijke Syrische autoriteiten?
Ik heb kennisgenomen van mediaberichtgeving van dergelijke strekking. Nederland stelt zich op het standpunt dat terugkeer naar Syrië moet plaatsvinden in overeenstemming met internationaalrechtelijke standaarden, in het bijzonder de standaarden voor veiligheid en waardigheid zoals vervat in het Europees Verdrag voor de Rechten van Mens waar Turkije ook bij is aangesloten, alsook de UNHCR parameters ten aanzien van veilige, waardige en vrijwillige terugkeer. Naar de mening van Nederland, de EU en de bredere internationale gemeenschap voldoet de situatie in Syrië op dit moment niet aan genoemde standaarden.
Deelt u de opvatting dat spoedige vredesonderhandelingen over de toekomst van Syrië gewenst zijn en dat de inzet tevens zou moeten zijn dat Turkije de bezette gebieden in Syrië opgeeft? Zo nee, waarom niet?
In december 2015 is VN-resolutie 2254 unaniem aangenomen in de Veiligheidsraad. Hierin is het mandaat van de Speciale VN-gezant voor Syrië vastgelegd: het ondersteunen van een door Syrië geleid vredesproces middels het vormen van een overgangsregering, een nieuwe Grondwet en democratische verkiezingen. Conform EU-beleid ziet Nederland een inclusief en door Syriërs geleid politiek proces, zoals uiteengezet in VN Veiligheidsraadresolutie 2254, als enige duurzame oplossing van het conflict. De vraag hoe om te gaan met de Turkse aanwezigheid in Noord-Syrië is in eerste plaats aan de Syriërs zelf. Nederland heeft Turkije zowel in bilateraal als multilateraal verband opgeroepen tot de-escalatie om verdere instabiliteit in Syrië te voorkomen.
Deelt u de opvatting dat de democratische rechten in Turkije, zoals blijkt uit het grote aantal (Koerdische) politieke gevangenen, stelselmatig worden geschonden? Zo ja, kunt u aangeven wat u daar thans tegen onderneemt?
Nederland blijft zich grote zorgen maken over de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie in Turkije. Mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en recht op een eerlijke rechtsgang, vormen de hoeksteen van het Nederlands buitenlandbeleid. Dit draagt Nederland internationaal uit in multilaterale fora, zoals de Raad van Europa, en in bilaterale gesprekken met de Turkse autoriteiten, op ambtelijk en politiek niveau. De laatste keer dat ik dit onderwerp besprak was tijdens mijn bezoek op 8 juni in Ankara.
Deelt u de opvatting dat Turkije zich thans niet zou kwalificeren voor het NAVO-lidmaatschap en dat strafmaatregelen tegen Turkije in het vooruitzicht moeten worden gesteld als zij daadwerkelijk tot interventie over zouden gaan? Zo nee, waarom niet?
Turkije is een belangrijke NAVO-bondgenoot, gezien de omvang van zijn leger en gezien zijn strategische geografische locatie aan de toegang tot de Zwarte Zee en aan de zuidoostflank van het bondgenootschap. Wanneer er zorgen zijn over het gedrag van een bondgenoot die raken aan de veiligheid van het bondgenootschap, dan biedt de NAVO het platform bij uitstek om dat te bespreken.
Het indienen van een VN-resolutie bij de Emergency Special Session over Oekraïne. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat Rusland doelbewust de toegang tot de Zwarte Zee blokkeert en daarbij toegeeft dat het dit met voorbedachte rade doet?1
Volgens Oekraïne zijn de havens geblokkeerd door de Russische maritieme operaties als onderdeel van een economische oorlog. Rusland stelt dat het een humanitaire zee corridor heeft ingesteld, maar dat de Oekraïense zeemijnen de belemmering vormen. Feit is dat reders nu niet naar Oekraïne varen omdat er sprake is van een actief conflictgebied en ook als zodanig is aangemerkt door Rusland. Het kabinet acht het – ook met het oog op de voedselzekerheid – dan ook van groot belang dat Rusland zijn militaire operaties gericht tegen Oekraïne in de Zwarte Zee beëindigt.
Bent u bekend met het feit dat hiermee 25 miljoen ton graan Oekraïne niet kan verlaten, en dit in de context van een dreigende voedselcrisis waarin de VN schat dat 161 miljoen mensen in 42 landen aan acute honger zullen lijden, ontzettend grote consequenties zal hebben?
Ja. Het wegvallen van het aanbod van graan uit Oekraïne leidt tot serieuze tekorten en heeft een prijsopdrijvend effect. Volgens de VN is het aantal mensen in ernstige voedselonzekerheid als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne gestegen van 276 miljoen naar 323 miljoen2.
Bent u het eens dat Rusland daarmee honger als wapen gebruikt en hiermee grove oorlogsmisdaden begaat of anderszins het internationaal recht schendt?
Nederland veroordeelt ten sterkste de blokkades die door Rusland zijn opgeworpen en die de export door Oekraïne van Oekraïens graan via de Zwarte Zee op dit moment onmogelijk maken. Het kabinet vindt het politiek onaanvaardbaar dat Rusland voedsel inzet als wapen, waardoor de wereldwijde voedselzekerheid in het geding komt.
Juridisch is het opzettelijk uithongeren van de burgerbevolking ten tijde van een gewapend conflict een schending van het humanitair oorlogsrecht en zou mogelijk kunnen worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf. Dit geldt echter alleen ten aanzien van de bevolking in het gebied waar het gewapend conflict plaatsvindt, dus ten aanzien van de Oekraïense bevolking. Het verbod op opzettelijke uithongering is vastgelegd in het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève. Rusland is partij bij dit protocol.
Nederland kwalificeert de situatie in Oekraïne als een internationaal gewapend conflict. Dit betekent dat het niet per definitie is verboden voor partijen bij het gewapend conflict om zeeblokkades in te stellen. Het humanitair oorlogsrecht voorziet namelijk in het onder bepaalde voorwaarden instellen van zeeblokkades voor militaire doeleinden. Een dergelijke blokkade is niet toegestaan wanneer het leidt tot uithongering van de burgerbevolking, in dit geval de bevolking van Oekraïne.
Dit alles laat onverlet dat Nederland het gedrag van Rusland ten sterkste veroordeelt.
Bent u bekend met het feit dat er door het activeren van het Uniting for Peace-mechanisme een Emergency Special Session over Oekraïne bij de Verenigde Naties loopt waarbij de Algemene Vergadering veiligheidsonderwerpen van de Veiligheidsraad overneemt en bespreekt in de Algemene Vergadering?2
Ja.
Bent u bereid deze Emergency Special Session over Oekraïne bijeen te roepen om een resolutie in te dienen die het handelen van Rusland in de Zwarte Zee veroordeelt en de route over de Zwarte Zee uitroept als humanitaire corridor voor het transporteren van essentiële ladingen voedsel naar landen waar nijpende voedselcrises dreigen?
Op dit moment zijn er verschillende pogingen om deze blokkade op te heffen. Turkije probeert te faciliteren, daartoe heeft onlangs een gesprek tussen ministers Cavosoglu en Lavrov plaatsgevonden, en de VN is in gesprek met Turkije, Rusland en Oekraïne over een corridor.4 Het kabinet volgt deze onderhandelingen nauwgezet en hoopt op een dergelijke oplossing. Nederland heeft de SGVN laten weten paraat te staan om een bijdrage te leveren indien gewenst. Daarnaast zal ik onderzoeken bij andere AVVN-leden of en hoe het bijeenroepen van een dergelijke sessie kans van slagen heeft. Een grote coalitie is noodzakelijk om een dergelijke resolutie breed aanvaard te krijgen en daarmee een krachtig signaal af te geven.
Bent u bereid, indien deze resolutie een meerderheid krijgt, een voortrekkersrol te spelen met landen in de regio en in het Midden-Oosten en Afrika om de voedseltransporten op gang te krijgen?
Zie antwoord 5.
Kunt u gezien de urgentie van deze kwestie dit zo snel mogelijk in werking stellen en deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De panelsessie ‘Securing Europe’ van het WEF van 24 mei 2022 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met bijgevoegd fragment uit de panelsessie «Securing Europe» met Europese leiders bij het World Economic Forum van 24 mei 20221?
Ja.
Sprak u hierbij namens de Nederlandse regering, toen u sprak over de vorming van een «strong European defence»?
Ja.
Bent u bekend met de eerdere toezeggingen van het kabinet en de aangenomen moties van de Kamer tegen de vorming van een Europees Leger, zoals de moties van Van Houwelingen2, van Eppink c.s.3 en van Van Haga4?
Ja.
Hoe bent u van plan recht te doen aan deze aangenomen moties?
Het kabinet heeft uitvoering gegeven aan deze aangenomen moties5. Er is geen sprake van de vorming van een Europees leger. De EU maakt voor de EU-missies en operaties gebruik van militairen en capaciteiten die de lidstaten daartoe ter beschikking stellen. De besluitvorming over de inzet van de onze krijgsmacht is, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Bent u zich bewust van de tegenstrijdigheid van uw woorden jegens de Tweede Kamer en het World Economic Forum?
Nee. Er is mijns inziens geen sprake van een tegenstrijdigheid.
Deelt u de mening van de Groep Van Haga dat een Europees leger onwenselijk is?
Er is geen sprake van de vorming van een Europees leger.
Een VN-rapporteur die sanctiebeleid onderzoekt en haar donateurs |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bezoek van VN-rapporteur Alena F. Douhan aan Iran, waarmee zij aan wil tonen dat sancties slecht zijn voor mensenrechten?1
Ja.
Waarom wordt het optreden van het Iraanse regime en de impact daarvan op mensenrechten niet onderzocht, maar worden sancties juist als slecht geframed?2
Conform de resolutie richt het mandaat zich op mogelijke negatieve gevolgen van sancties, niet op de bredere mensenrechtensituatie in een land (volledige titel mandaat: «Special Rapporteur on the negative impact of the unilateral coercive measures on the enjoyment of human rights»).
De instelling van het mandaat is een uitvloeisel van een breed gesteunde opvatting dat sancties schadelijk zijn voor individuen en hun rechten geschonden worden. De EU zet zich er echter voor in om sancties zo gericht mogelijk te laten zijn, zodat deze de burgers zo min mogelijk treffen. Nederland heeft dan ook tegen de verlenging van het mandaat gestemd in 2020.
Hoewel het mandaat zich niet richt op mensenrechtensituaties an sich, hecht Nederland er belang aan dat een Speciaal Rapporteur in de uitvoering van het mandaat alle relevante feiten en gegevens betrekt om zo tot goed afgewogen bevindingen en aanbevelingen te komen.
Bent u ervan op de hoogte dat de onvrije landen China, Qatar en Rusland de desbetreffende VN-rapporteur en haar onderzoek sponsoren met forse donaties?3
Ja.
Vindt u het ook waanzin dat landen die mensenrechten consequent aan hun laars lappen, en zelf (beoogd) doelwit zijn van sancties, het onderzoek financieren?
Nederland hecht sterk aan de onafhankelijkheid van speciaal rapporteurs. Gezien de beperkte middelen die hen ter beschikking doen speciaal rapporteurs in sommige situaties een beroep op vrijwillige bijdrages om aanvullend onderzoek mogelijk te maken. Vanzelfsprekend moet dit ten dienste staan van het mandaat, en mag dat niet in de weg staan van het onafhankelijk en onpartijdig opereren.
Hoe beoordeelt u het eveneens bizarre feit dat de Belarussische VN-rapporteur wordt bijgestaan door een onderzoeksassistent van de Belarussische Staatsuniversiteit?
Het is niet ongebruikelijk dat het werk een speciaal rapporteur ondersteund wordt door een individuele onderzoeker of onderdeel van een universiteit. Ook hier geldt dat dit de onafhankelijke invulling van het mandaat niet mag compromitteren.
Krijgt het door meerdere sanctiepakketten geraakte regime van Loekasjenko, op deze manier niet een uitgelezen mogelijkheid om het westerse sanctiebeleid te ondermijnen?
Het Kabinet gaat uit van een gedegen uitvoering van ieder mandaat en de onafhankelijkheid van elke speciaal rapporteur.
Deelt u de mening dat de VN zichzelf compleet belachelijk maken met dit soort onderzoeken, die bol staan van de inmenging en beïnvloeding door onvrije landen?
Nee.
Bent u bereid de Nederlandse financiële bijdrage aan het verantwoordelijke VN-departement (het OHCHR) per direct stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Speciaal rapporteurs ontlenen hun mandaat aan een besluit van de VN-Mensenrechtenraad. De OHCHR ondersteunt mandaathouders inhoudelijk en organisatorisch, maar is niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de rapportages van de speciaal rapporteurs.
Wilt u in ieder geval het uiteindelijke rapport dat Alena F. Douhan in september publiceert, met uw beoordeling naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zal kennis nemen van het rapport en na bestudering een reactie uitspreken tijdens de bespreking van het rapport. Zowel het rapport als het Nederlandse en mogelijke EU verklaring in reactie hierop zullen worden gepubliceerd. Een appreciatie van het rapport en de Nederlandse reactie zal met de Kamer gedeeld worden.
Het bezoek van de minister aan de Palestijnse NGO Al-Haq |
|
Don Ceder (CU), Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoekstra bezoekt «terreurorganisatie»»?1
Ja.
Wat was uw doel van het bezoek aan de Palestijnse NGO Al-Haq, een organisatie die, samen met vijf andere organisaties, door Israël tot terreurorganisatie is verklaard?
Een ontmoeting met een afvaardiging van het maatschappelijk middenveld (zowel Palestijns als Israëlisch) vormde een belangrijk onderdeel van mijn bezoek om verdere kennis op te doen van de huidige situatie. Ik heb gesproken met Al-Haq, Breaking the Silence, Musawa en B’Tselem. Al-Haq is een organisatie die zich inzet voor mensenrechten en rechtsstatelijkheid in de bezette Palestijnse gebieden en die daarbij zowel naar Palestijnse als Israëlische actoren kijkt. Al-Haq is daarnaast één van de oudste mensrechtenorganisaties met veel kennis en reeds jaren een gesprekspartner van Nederland. Het versterken van rechtsstatelijkheid en mensenrechten vormen voor Nederland belangrijke beleidsdoelstellingen. Vanuit deze invalshoek ben ik het gesprek aangegaan.
Deelt u deze verklaring van de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bekend met het besluit van Israël om zes organisaties, waaronder Al-Haq, te plaatsen op de Israëlische nationale terrorismelijst. De regering heeft in reactie op dit besluit aan Israël gevraagd de informatie te delen die hieraan ten grondslag ligt. Voor het kabinet blijft het uitgangspunt dat deze informatie voldoende overtuigend dient te zijn om de listings te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Het kabinet heeft tot op heden geen bewijs voor de Israëlische kwalificaties van de zes ngo’s ontvangen en heeft geen reden om het beleid ten aanzien van deze ngo’s – bijvoorbeeld om met hen in gesprek te gaan – te herzien. De zes organisaties komen niet voor op de VS, EU of VN sanctielijsten voor terrorisme, en de Israëlische informatie heeft niet tot verandering geleid. Nederland zet zich ervoor in om met andere donoren waaronder de EU tot een gezamenlijke appreciatie te komen, zodat alle beschikbare informatie meegewogen kan worden.
In dit kader verwijs ik ook graag naar Kamerbrief (kenmerk 2022Z09747/2022D20838) met een terugkoppeling van mijn reis. Ik heb dit punt ook besproken met mijn Israëlische collega Lapid. Ik heb aangegeven aantijgingen van terrorisme altijd uiterst serieus te nemen en zorgvuldig te behandelen. Ik heb tegelijkertijd ook gezegd dat voor Nederland de tot nu toe ontvangen Israëlische informatie onvoldoende overtuigend is om het Israëlische besluit om deze organisaties als terroristisch aan te merken, te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Afgesproken is hierover met elkaar in gesprek te blijven.
Kunt u aangeven wat de inhoud was van uw gesprekken met vertegenwoordigers van Al-Haq? Wat was uw boodschap en welke boodschap heeft u van hen meegekregen? Indien het gaat om vertrouwelijke gesprekken, wat kunt u dan ten behoeve van democratische transparantie wel openbaar maken?
Ik heb in een gezamenlijke bijeenkomst gesproken met Al-Haq, Breaking the Silence, Musawa en B’Tselem over de oplopende spanningen in de regio en de mensenrechtensituatie in Israëlische en de Palestijnse gebieden (zie ook de Kamerbrief over recente ontwikkelingen met kenmerk 2022Z09747/2022D20838). Naast mijn steun voor het maatschappelijke middenveld en het noodzakelijke werk dat zij doen, heb ik tegelijkertijd ook duidelijk uitgesproken dat er voor enige vorm van banden met terroristische organisaties geen ruimte bestaat, en dat volledige transparantie in de samenwerking onontbeerlijk is.
Welke andere Palestijnse organisaties en autoriteiten heeft u gesproken en wat was de inhoud of strekking en het doel van die gesprekken? Heeft u bijvoorbeeld ook uw zorg geuit over de recente golf van dodelijke terreuraanslagen door Palestijnen in Israel?
De reis had als belangrijkste doel een persoonlijke ontmoeting met mijn ambtgenoten de heer Lapid (Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken) en Malki (Palestijnse Minister van Buitenlandse Zaken). Ook heb ik een ontmoeting gehad met de Palestijnse premier Shtayyeh, en de reeds genoemde organisaties onder antwoord 2. Daarnaast heb ik met diverse Israëlische en Palestijnse verzoeningsorganisaties gesproken, het bedrijfsleven, en mijn respect betuigd voor de slachtoffers van de Holocaust door Yad Vashem te bezoeken en een krans te leggen namens Nederland. Het moment van mijn bezoek bood de mogelijkheid om persoonlijk mijn afschuw te delen over de recente terroristische aanslagen. Voor het volledige verslag van deze reis verwijs ik u naar de Kamerbrief met kenmerk 2022Z09747/2022D20838.
Begrijpt u de zorg dat uw bezoek aan Al-Haq internationaal de uitstraling kan hebben dat Nederland op het hoogste politieke niveau positieve contacten onderhoudt met omstreden organisaties die verdacht worden van terroristische activiteiten of van banden met terroristen?
Ik vind het belangrijk om transparant te zijn over ontmoetingen zoals met Al-Haq en andere maatschappelijke organisaties, en de afweging die daaraan ten grondslag liggen. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Heeft u ook met de Israëlische overheid gesproken over versterkte samenwerking, waaronder het heropstarten van formele gesprekken binnen de Associatieraad ten bate van modernisering van het EU-Israel Associatieakkoord, in lijn met de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 35 570, nr. 30)? Welke initiatieven heeft u genomen, en bent u voornemens te blijven nemen, om in EU-verband te komen tot daadwerkelijke herstart van de formele gesprekken hierover?
Nederland is een voorstander van het houden van een Associatieraad met Israël en blijft hier in Europees verband toe oproepen. Daarnaast blijft Nederland hier ook aandacht voor vragen in bilaterale gesprekken die worden gevoerd met de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Er moet in Europees verband echter eerst overeenstemming zijn tussen de 27 lidstaten. Die ontbreekt momenteel. Nederland brengt deze boodschap ook over in gesprekken met EU-partners. Waar Nederland een mogelijkheid ziet beweging te brengen in de EU-positie zullen we deze actief aangrijpen, in lijn met motie-Van der Staaij.
De moord op Al-Jazeera’s journalist Shireen Abu Aqleh |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de Guardian over de moord op Al-Jazeera’s journalist Shireen Abu Aqleh?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht?
Het kabinet is geschokt door de dood van de journalist Shireen Abu Akleh en veroordeelt de verstoring van de rouwstoet op de dag van haar begrafenis. Persvrijheid en de veiligheid van journalisten zijn essentieel voor een democratische rechtstaat. Wij hebben direct opgeroepen tot een onderzoek naar haar dood en veroordelen het geweld dat tot haar dood heeft geleid. Ik heb hier ook persoonlijk aandacht voor gevraagd bij mijn Israëlische en Palestijnse collega’s tijdens mijn recente bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden.
Hoe oordeelt u over de weigering van de Israëlische regering om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren na eerder te hebben gesteld hiertoe wel bereid te zijn?
Naar mijn begrip is er geen sprake van een Israëlische weigering. Op 19 mei heeft het Israëlische leger (IDF) na een preliminair onderzoek aangegeven dat het geen conclusie kan trekken over de identiteit van de vermeende schutter. Het heeft de PA om de kogel gevraagd die bij de autopsie van de journalist is gevonden. Zonder de kogel zou het geweer waarmee geschoten werd niet kunnen worden geïdentificeerd. De PA heeft dit verzoek geweigerd. De Israëlische Minister van Defensie Gantz heeft de PA op 26 mei nogmaals opgeroepen om de kogel te delen en heeft daarbij aangegeven open te staan voor een onderzoek dat samen met internationale actoren wordt uitgevoerd.
De regering verwelkomt de oproep van Minister Gantz en is van mening dat een grondig en transparant onderzoek essentieel is.
Hoe verhoudt deze weigering zich tot de diplomatieke uitkomsten van uw recente bezoek aan Israël en uw conversaties met uw Israëlische gesprekspartners? Bent u het eens met D66 dat deze Israëlische koerswijziging zo kort na uw bezoek ook een diplomatiek affront is?
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven, is er geen sprake van een weigering aan Israëlische zijde om een onderzoek in te stellen.
Waarom heeft u opgeroepen tot een gezamenlijk onderzoek wetende dat het track record van Israël bij dergelijke onderzoeken niet bepaald indrukwekkend is?
Het kabinet is van mening dat grondig en transparant onderzoek nodig is om de feiten over de toedracht boven tafel te krijgen en is voorstander van een gezamenlijk onderzoek. Eventueel kan een derde internationale partij ondersteuning bieden indien dit behulpzaam wordt geacht en beide partijen daarvoor openstaan.
Op welke manier zet u zich na de Israëlische onderzoeksweigering concreet in om tot waarheidsbevinding en berechting te komen?
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven, is er geen sprake van een weigering aan Israëlische zijde om een onderzoek in te stellen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De bagatellisering van de Bersiap |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Forse kritiek op Indië-onderzoek: «Rutte doet ons extreem veel pijn»»1 van 23 mei 2022 in De Telegraaf?
Ja
Klopt het dat u heeft gezegd dat u de term politionele acties niet meer wilt gebruiken en dat u ook van mening bent dat de term Bersiap – de periode waarin Indonesische separatisten genocide pleegden tegen Nederlanders en Indische Nederlanders – alleen nog maar «tussen aanhalingstekens» mag worden gebruikt?
De eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. op de toen verschenen onderzoeksrapporten bevat hierover de volgende passage: «Nederlanders en Indische Nederlanders en Molukkers die in Indonesië tijdens de Japanse bezetting en de maanden daarna tijdens de periode die in Nederland ook wel bekend staat als Bersiap geconfronteerd waren met grove gewelddadigheden en voor hun leven hadden moeten vrezen, voelden zich na aankomst in Nederland vaak onbegrepen en niet gehoord. Deze verschillende groepen hebben na hun komst in ons land niet de zorg, erkenning en waardering gekregen die ze verdienen».
Tijdens de persconferentie op dezelfde dag heb ik hierover het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.» In de persconferentie heb ik afstand genomen van het begrip politionele acties en gesproken over een koloniale oorlog.
Waarom vindt u dat de term Bersiap tussen aanhalingstekens zou moeten staan?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen.»
Bent u zich ervan bewust dat u daarmee impliciet de Bersiap ontkent, dan wel bagatelliseert?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Hoe gaat u erop toezien dat de term Bersiap alleen nog maar tussen aanhalingstekens wordt gebruikt? Is dat een persoonlijk voornemen? Of wordt dat regeringsbeleid?
Een dergelijke vorm van toezicht is niet verenigbaar met de vrijheid van drukpers (artikel 7 van de Grondwet).
Kunt u uitleggen wat u hoopt te bereiken door, als het ware, vraagtekens te zetten bij de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de Bersiap?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Ontkent u dat de Bersiap een extreem gewelddadige periode betreft waarin Nederlanders en Indische Nederlanders, vaak op gruwelijke wijze, gemarteld en vermoord zijn?
Nee.
Kunt u reflecteren op de impact van de Bersiap op de slachtoffers en hun nabestaanden?
Over dit onderwerp is begin juni een onderzoeksrapport verschenen dat als publicatie en deelstudie mede onderdeel uitmaakt van het onderzoeksprogramma waarop de eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. betrekking had. Deze kabinetsreactie bevat hierover het volgende: «Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 2017 zal het kabinet de publicaties verder bestuderen en vervolgens met een nadere reactie komen. Daarbij zullen ook de bevindingen worden meegewogen in de deelstudies die in april en mei van dit jaar zullen verschijnen». Deze toezegging heeft mede betrekking op het hiervoor genoemde, begin juni verschenen onderzoeksrapport.
Zou u ook andere genocidale acties die hebben plaatsgevonden in de recente geschiedenis, tussen aanhalingstekens plaatsen? Zo ja, welke en waarom? Zo nee, waarom de Bersiap wel?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie geldt voor elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Maakt u zich zorgen dat het zwartmaken en in twijfel trekken van de Nederlandse geschiedenis in Nederlands-Indië door historisch revisionisme en negationisme, zoals gepresenteerd in de uitkomsten van het onderzoeksprogramma «Dekolonisatie, onafhankelijkheid, geweld en oorlog in Indonesië 1945–1950» en de tentoonstelling «Revolusi!» in het Rijksmuseum, opnieuw kan leiden tot walgelijke acties zoals het bekladden van het Indisch Monument in augustus 2020?
Er zijn geen aanwijzingen vastgesteld voor dergelijke verbanden.
Denkt u dat de Nederlandse bevolking op dit soort historisch negationisme zit te wachten, gezien de heftige publieke reactie op het nieuws dat het Rijksmuseum de term Bersiap wilde schrappen, naar aanleiding van de tentoonstelling «Revolusi!» door Bersiap-ontkenner Bonnie Triyani?
Publicaties en tentoonstellingen kunnen uiteenlopende reacties oproepen die onderdeel uitmaken van maatschappelijke discussies over onderwerpen.
Kunt u uitleggen waarom het voor u van belang is dat het huidige kabinet zich bemoeit met hoe Nederlanders hun gedeelde geschiedenis willen herinneren en herdenken?
Het staat Nederlanders vrij naar eigen inzicht te herinneren en te herdenken. Zie verder ook de antwoorden op de vragen 1 tot en met 11.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Mogelijk buitenproportioneel gedrag van Nederlandse militairen in Uruzgan met burgerdoden tot gevolg. |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de vragen «burgerdoden in Uruzgan», waarin u aangaf een aantal daarvan niet te kunnen beantwoorden omdat een onderzoek moest worden afgewacht? Kunt u deze vragen alsnog beantwoorden, nu het openbaar ministerie (OM) tot een sepot heeft besloten, o.a. op basis van onderzoek door de KMAR?1 Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer is gemeld, is het Openbaar Ministerie (OM) op 23 december 2020 een onderzoek gestart (Kamerstuk 27 925, nr. 763). Om te voorkomen dat een eventueel eigen onderzoek van het Ministerie van Defensie het onderzoek van het OM zou belemmeren, is ervoor gekozen om de afronding van dit onderzoek af te wachten, alvorens een besluit te nemen over het starten van een eventueel eigen onderzoek. Het OM heeft het onderzoek inmiddels afgerond en over de uitkomsten gecommuniceerd.3 Over het starten van een eventueel eigen onderzoek door Defensie neem ik na de zomer een besluit. Hierover zal ik u conform de geldende procedure4 informeren. Het OM beslist zelf over het openbaar maken van het materiaal van het OM.
Is het materiaal van het OM, dat leidde tot het sepot omdat er geen bewijs is geconstateerd voor onrechtmatig handelen, openbaar voor het publiek? Zo ja, kunt u dat aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 1.
De bevelvoerende kapitein medio 2007 in de Chora-vallei in Uruzgan schreef in een rapport dat hij soms geweld liet gebruiken zonder dat er een zogeheten positieve identificatie was van een vijand. Klopt dit? Was dit inderdaad beleid, zoals de kapitein meldde?
Wat betreft (rapportage van) geweldgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen het uitbrengen van gericht vuur op een persoon of object enerzijds en het lossen van een waarschuwingsschot anderzijds. Daarbij bestaat onderscheid tussen een waarschuwingsschot in zelfverdediging (als opmaat naar gericht vuur) en een waarschuwingsschot op basis van de bevoegdheid in de Rules of Engagement (ROE). In situaties van zelfverdediging is sprake van positieve identificatie van het doel waartegen geweld moet worden aangewend; er wordt immers verdedigd tegen een (onmiddellijk dreigende) aanval. De bevoegdheid in de ROE is bedoeld om meer in het algemeen een waarschuwing te geven, om een situatie te de-escaleren of om een potentiële dreiging voortijdig af te schrikken. In deze gevallen is niet altijd sprake van positieve identificatie van een doelwit, omdat er niet altijd sprake is van een opmaat naar gericht vuur.
Voor alle waarschuwingsschoten geldt dat vooraf zeker moet worden gesteld dat die geen risico vormen voor personen of goederen.
Het uitbrengen van gericht vuur op een persoon of object vereist een positieve identificatie, maar voor het lossen van een waarschuwingsschot is dit dus niet altijd het geval.
De situatie die wordt beschreven in het rapport van de bevelvoerende kapitein ziet op geweldgebruik in de zin van waarschuwing en niet op gericht vuur op een persoon of object. Uit de rapportage blijkt verder dat pas gericht geweld is gebruikt nadat positieve identificatie mogelijk was op basis van reacties van de tegenpartij.
Hoe vaak gebruikten Nederlandse troepen in Uruzgan geweld zonder dat sprake was van positieve identificatie?
Niet elke rapportage van geweldgebruik geeft aan of sprake was van een waarschuwingsschot in zelfverdediging of ter afschrikking (zie het antwoord op vraag 3). Daarom is het niet mogelijk om aan te geven hoe vaak geweld is gebruikt zonder dat sprake was van een positieve identificatie.
Was dit gebruik van geweld zonder positieve identificatie in overeenstemming met de toen geldende rules of engagement? Kunt u aangeven hoe de RoE op dit punt waren? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit was in overeenstemming (zie antwoord op vraag 3).
Gaat u de rules of engagement wijzigen? Zo ja, hoe?
ROE worden specifiek opgesteld en vastgesteld voor de operatie waarvoor zij worden uitgegeven. De ISAF-ROE zijn vervallen na het beëindigen van de ISAF-operatie.
Klopt het dat Nederlandse militairen medio 2007 door het regionale commandocentrum voor Zuid-Afghanistan, waar de Britse generaal Jacko Page het bevel voerde, werden gemaand om zich aan de regels omtrent positieve identificatie te houden? Hoe vaak gebeurde dat? Op welke wijze werd door Nederlandse troepen gereageerd op deze aanmaningen?
In de beschikbare documentatie is geen informatie te vinden om de stelling in de vraag te verifiëren, noch om na te gaan of hieraan opvolging is gegeven.
Het VN-Onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat het onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen is beëindigd en, zo ja, kunt u aangeven wat de reden daarvan is geweest?1
Dat klopt. Het mandaat van de Group of Eminent International and Regional Experts is beëindigd, omdat het in de 48e zitting van de VN-Mensenrechtenraad niet mogelijk bleek om de vereiste meerderheid voor verlenging van het mandaat te behalen.
Klopt het dat er door bepaalde partijen voor gepleit is dit onderzoek te beëindigen? Klopt het, zoals de schrijvers van een opinieartikel in de Volkskrant2 stellen, dat het onderzoek na een intensieve lobby onder leiding van Saoedi-Arabië, is beëindigd?
Het mandaat van de Group of Eminent Experts is op 11 oktober 2021 beëindigd, mede dankzij een intensieve lobby vanuit de Arabische groep. De uitkomst van de hoofdelijke stemming over de desbetreffende resolutie is terug te vinden op de website van de VN-Mensenrechtenraad.
Bent u het eens met de stelling dat als gevolg van het VN-onderzoek en de media-aandacht destijds, het geweld, en dus ook het aantal burgerslachtoffers, soms behoorlijk afnam? Erkent u de meerwaarde van een dergelijk onderzoek?
Aandacht voor en onderzoek naar oorlogsmisdaden, schendingen van internationaal recht en mensenrechten is essentieel voor het tegengaan van straffeloosheid en draagt indirect bij aan het voorkomen van verder geweld en burgerslachtoffers. Dit geldt ook voor het onderzoek van de Group of Eminent Experts naar Jemen.
Zou u er voorstander van zijn dat dit onderzoek opnieuw wordt voortgezet? Zo ja, bent u bereid om dit in de eerstvolgende vergadering van de VN-Mensenrechtenraad voor te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren intensief ingezet om via multilaterale initiatieven straffeloosheid in Jemen tegen te gaan. Dit heeft geleid tot het onafhankelijk en internationaal onderzoek naar mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in Jemen door de Group of Eminent Experts. Tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad in oktober 2021 bleek dat er geen vereiste meerderheid was om het mandaat van de Group of Eminent Experts te verlengen. Nederland heeft vervolgens, samen met gelijkgezinde landen, de noodzaak van het tegengaan van straffeloosheid in Jemen benadrukt in twee gezamenlijke verklaringen: in New York (Derde Commissie, oktober jl.) en in Genève (de 49e Mensenrechtenraad, maart jl.).
Gelet op de huidige samenstelling van de Mensenrechtenraad, acht Nederland de kans van slagen van een nieuw initiatief in de aankomende vergadering zeer klein. Gelijkgezinde landen delen deze inschatting. Op basis van de bovenstaande analyse heeft Nederland besloten geen initiatief te nemen tijdens de aankomende Mensenrechtenraad. Gelijkgezinde landen hebben om vergelijkbare redenen aangegeven dat zij ook geen initiatief zullen nemen.
Het tegengaan van straffeloosheid in Jemen blijft echter onverminderd belangrijk. Daarom maakt Nederland extra middelen uit het Mensenrechtenfonds beschikbaar voor lokale initiatieven die hierop gericht zijn. Ook zal Nederland het belang van het tegengaan van straffeloosheid in internationale fora en in bilaterale gesprekken blijven benadrukken. Verder blijft Nederland, in nauwe samenwerking met gelijkgezinde landen, zoeken naar mogelijkheden om te komen tot een VN gemandateerd onderzoek.
Het bericht ‘Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken’ |
|
Joris Thijssen (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken»1?
Ja.
Bent u het ermee eens dat, gezien de mensenrechtenschendingen van het regime van Kadyrov en het feit dat er al Europese sancties gelden tegen personen die verantwoordelijk zijn voor foltering en onderdrukking van LGBTI-personen en politieke tegenstanders in Tsjetsjenië, het doen van zaken met dit regime en in het bijzonder het maken van een «investeringsgids voor de Tsjetsjeense Republiek» door PwC totaal onacceptabel is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft grote zorgen over de mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië. Hier spreekt Nederland zich samen met partners binnen onder meer de EU en de OVSE regelmatig, voor en achter de schermen, over uit. In 2018 behoorde Nederland tot een van de OVSE-lidstaten die het inroepen van het Moskoumechanisme steunde. Daarbij steunt Nederland de listing van enkele personen die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië onder het Mensenrechtensanctieregime.
Deze sancties hebben betrekking op deze personen en niet op de activiteiten van bedrijven. Het staat bedrijven vrij zaken te doen in een land, wanneer ze hierbij geen sanctiewetgeving overtreden.
Nederland wijst Nederlandse bedrijven actief op de risico’s die verbonden zijn aan het doen van zaken in de context van ernstige mensenrechtenschendingen, bijvoorbeeld via het IMVO-beleid. Opgemerkt zij dat zowel het hoofdkantoor van PwC als Deloitte niet in Nederland zijn staat en beide bedrijven bovendien statutair niet in Nederland gevestigd zijn.
Bent u het ermee eens dat deze bedrijven volgens zowel de UN Guiding Principles on Business and Human Rights als de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen negatieve gevolgen voor mensenrechten dienen te voorkomen, en dat zij in dit geval hun due diligence-verplichting op het gebied van mensenrechten onvoldoende hebben uitgeoefend? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren dat zij de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles implementeren en op deze manier negatieve gevolgen voor mens en milieu in hun waardeketen voorkomen en aanpakken. Conform het coalitieakkoord 2021–2025 bevordert het kabinet IMVO-wetgeving in de EU en voert het nationale wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met omringende landen en implementatie van EU-regelgeving.
PwC en Deloitte zijn Britse bedrijven. KPMG is statutair een Brits bedrijf met een hoofdkantoor in Nederland. Het kabinet kan niet beoordelen of deze bedrijven hun due diligence-verplichting onvoldoende zijn nagekomen. Als onderdeel van een toekomstige due diligence-verplichting zal ook toezicht op bedrijven worden ingericht; dat zal het in de EU makkelijker maken om te bepalen in hoeverre bedrijven hun verplichtingen nakomen.
Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgens u tot het Nederlandse mensenrechtenbeleid, waarbinnen de bescherming van de LGBTI-gemeenschap prioriteit heeft?
Gelijke rechten voor de LHBTI-gemeenschap vallen onder de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De OESO-richtlijnen vragen van bedrijven zich in hun activiteiten te laten leiden door het principe van gelijkheid van arbeidskansen en gelijke behandeling en geen onderscheid te maken op grond van ras, huidskleur, geslacht, politieke overtuiging, nationaliteit, maatschappelijke achtergrond of andere status. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren dat zij de OESO-richtlijnen naleven.
Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgend u tot de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende Corporate Sustainability Due Diligence and amending Directive (EU) 2019/1937?
Op 23 februari jl. publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een Richtlijn betreffende Corporate Sustainability Due Diligence and amending Directive (EU) 2019/1937. Het betreft een voorstel voor een IMVO-verplichting (gepaste zorgvuldigheidsverplichting). Het kabinet verwelkomt het voorstel en heeft zijn positie bekendgemaakt via het BNC-fiche (detail: 2022Z09001). De onderhandelingen over het voorstel zijn onlangs gestart. Na vaststelling van de posities van het Europees Parlement en de EU-lidstaten in de Raad zal een triloog worden gevoerd tussen Raad, Parlement en Commissie. Na de triloog zal het richtlijnvoorstel worden vastgesteld.
Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat u ondernemen om er op korte termijn al voor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen onder de OESO-richtlijnen houden?
De bedrijven in kwestie zijn statutair geen Nederlandse bedrijven.
De OESO-richtlijnen zijn een internationaal overeengekomen kader van vrijwillige aard dat aanbevelingen bevat voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het Nederlandse kabinet neemt de OESO-richtlijnen als basis voor beleid- en regelgeving. De regering voert actief IMVO-beleid en zet in op een doordachte mix van dwingende en vrijwillige maatregelen die tezamen leiden tot verbeterde implementatie van de OESO-richtlijnen door het bedrijfsleven.
Kernelement van de IMVO-beleidsmix is wetgeving. In het coalitieakkoord 2021–2025 is overeengekomen dat Nederland in de EU IMVO-wetgeving bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld met omringende landen en implementatie van EU-regelgeving.
Naast wetgeving zet het kabinet in op ondersteunende maatregelen die IMVO vergemakkelijken (zoals het bevorderen van sectorale samenwerking) en bedrijven voorlichten over de OESO-richtlijnen (zoals via de oprichting van een IMVO-steunpunt). Ook bevordert het kabinet IMVO door het stellen van voorwaarden, bijvoorbeeld aan bedrijven die gebruik willen maken van het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of via het Rijksinkoopbeleid door het hanteren van internationale sociale voorwaarden.
Welke specifieke rol speelde de Nederlandse ambassade in Moskou verder bij het informeren van deze bedrijven over de mensenrechtenrisico’s in Rusland en Tsjetsjenië in het bijzonder? Op welke manier heeft de ambassade deze bedrijven ondersteund bij het zaken doen in Tsjetsjenië?
IMVO vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassade in Rusland.
De Nederlandse overheid, inclusief Nederlandse ambassades, wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO, inclusief de risico’s op het gebied van mensenrechten, en gaat, mede afhankelijk van de vraag van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. De ambassades werken daarbij volgens de IMVO-richtlijnen voor Nederlandse ambassades. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, die het kader vormen voor de Nederlandse inzet op IMVO.
Voor de regio Tsjetsjenië geldt een negatief reisadvies. Er zijn dan ook geen handelsbevorderende activiteiten georganiseerd voor deze regio en er zijn in deze regio voor zover bekend nauwelijks Nederlandse bedrijven actief.
Zijn deze bedrijven door de Nederlandse overheid op enigerlei wijze gewezen op de grote risico’s die zij liepen om betrokken te raken bij mensenrechtenschendingen? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 7.
Was de Nederlandse Atradius betrokken bij garantstellingen voor het afdekken van risico’s voor deze bedrijven? Zo ja, op welke wijze?
Nee, Atradius Dutch State Business is niet betrokken bij garantstellingen voor het afdekken van risico’s voor PwC, Deloitte en KMPG in Tsjetsjenië.
Bent u het er daarnaast mee eens dat, gezien de nauwe banden tussen Ramzan Kadyrov en Vladimir Poetin en de mogelijke betrokkenheid van Tsjetsjeense strijders in Oekraïne, zaken doen met het Tsjetsjeense regime niet langer mogelijk zou moeten zijn? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Het sanctiepakket dat in het kader van de Russische oorlog tegen Oekraïne tegen Rusland is ingesteld is ongekend en zonder precedent. Hiermee wordt de prijs die Rusland betaalt voor de agressie tegen Oekraïne zo hoog mogelijk gemaakt. Nederland zet zich actief in om de sancties tegen Rusland verder te verzwaren.
De sancties raken het Russische leiderschap waar het pijn doet: in de portemonnee van het Kremlin en de kring daaromheen, ook in de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië. Het hoofd van Tsjetsjenië Ramzan Kadyrov staat op de sanctielijst van de EU. Dit behelst onder meer een verbod op zakendoen. De listing van verschillende Tsjetsjenen, waaronder Kadyrov, betekent niet dat zaken doen in Tsjetsjenië onmogelijk is. Het staat bedrijven vrij zaken te doen in een land, wanneer ze hierbij geen sanctiewetgeving overtreden.
Bent u bereid om in EU-verband ervoor te pleiten dat sancties die al gelden tegen individuen in Tsjetsjenië, worden uitgebreid?
De inzet van het EU-Mensenrechtensanctieregime maakt onderdeel uit van het brede mensenrechtenbeleid van het kabinet. In dat kader zijn er enkele individuen uit Tsjetsjenië gelist onder het EU-Mensenrechtensanctieregime. Onder het Mensenrechtensanctieregime is het niet mogelijk om sancties uit te breiden voor al gesanctioneerde individuen.
Nederland is binnen de EU op doorlopende basis in gesprek over het toevoegen van personen en entiteiten aan sanctielijsten en het uitbreiden van sancties en is voorstander van listings indien deze aansluiten bij de listingcriteria en bijdragen aan de doelstellingen van de sancties.
Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen onder de OESO-richtlijnen houden?
Zie voor het antwoord vraag 6.
Terugtrekking uit het Energiehandvestverdrag |
|
Renske Leijten |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Erkent u dat het Energiehandvestverdrag in strijd is met het Parijsakkoord? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ja. De visie van de EU en van Nederland is dat het huidige ECT onvoldoende in lijn is met het Akkoord van Parijs. Voor de EU is een van de belangrijkste doelstellingen van de moderniseringsonderhandelingen om het ECT in lijn te brengen met het Akkoord van Parijs. De EU stelt voor dit te doen door o.a. investeringsbescherming in fossiele brandstoffenprojecten uit te sluiten, investeringen in hernieuwbare energie verder te stimuleren, de afspraken onder het Akkoord van Parijs en andere verdragen te herbevestigen onder het ECT, en nieuwe afspraken op te nemen over duurzaamheid.
Klopt het dat Nederland met een aantal andere landen aan het onderzoeken is om zich terug te trekken uit het Energiehandvestverdrag omdat de herziening daarvan niet voorspoedig verloopt? Kunt u de Kamer informeren over de (juridische) verkenningen die plaatsvinden?2
Het ECT is een gemengd verdrag, waar de EU én de lidstaten partij bij zijn. Zoals aangegeven in Kamerbrief DGKE-E / 22028444 van 21 februari 2022 heeft Nederland zich op het standpunt gesteld dat, als blijkt dat het Energy Charter Treaty (hierna: ECT) niet voldoende in lijn kan worden gebracht met het EU-mandaat, andere opties overwogen moeten worden. Nederland heeft de Europese Commissie opgeroepen om voorbereidingen te treffen voor verschillende scenario’s, waaronder uittreding.
Dit betekent niet dat het kabinet van mening is dat het moderniseren van het verdrag geen acceptabele optie is. Het doel van het kabinet is een modernisering van het ECT die zoveel mogelijk in lijn is met het EU-mandaat.
Nederland is momenteel de juridische aspecten van de verschillende scenario’s, waaronder uittreding, aan het onderzoeken.
Erkent u dat het vreemd is dat arbitragetribunalen het Komstroy-arrest naast zich neer kunnen leggen? Kunt u aangeven op welke juridische gronden dit kan?3
Op basis van internationale arbitrageregels zijn tribunalen zelf bevoegd om te oordelen over hun eigen bevoegdheid. Een van de redenen voor een tribunaal om zich onbevoegd te verklaren is het gebrek aan een geldige arbitrageovereenkomst. Het Hof van Justitie van de EU heeft in het Komstroy-arrest geoordeeld dat het ECT geen geldige arbitrageovereenkomst is onder EU-recht in een geschil tussen een investeerder uit een EU lidstaat en een andere EU lidstaat waar die investeerder een investering heeft («intra-EU arbitrage»). Arbitragetribunalen zijn niet gebonden aan arresten van het Hof van Justitie van de EU. Zij oordelen over de geschillen overeenkomstig het ECT en de toepasselijke internationale rechtsregels- en beginselen, waarbij ook het EU-recht in de overweging kan worden genomen. Omdat arbitragetribunalen in deze afweging andere internationale rechtsregels kunnen laten prevaleren, kunnen arbitragetribunalen zich in intra-EU arbitragezaken toch bevoegd verklaren en dat hebben ze tot nu toe ook gedaan.
Deelt u de mening dat de moderniseringsvoorstellen van de Europese Unie voor een langzame uitfasering van bescherming voor fossiele investeringen een bedreiging zijn voor het klimaat, aangezien maatregelen nú nodig zijn? Zo nee, waarom niet?
Het ECT belet overheden niet om maatregelen te nemen die nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan, zoals het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Het ECT stelt alleen voorwaarden voor de wijze waarop dergelijke maatregelen genomen worden conform de beginselen van behoorlijk bestuur zoals ook vastgelegd in onze rechtstaat. Bij de moderniseringsonderhandelingen wordt door de EU gezorgd dat dit verduidelijkt wordt. Allereerst door een betere borging van de right to regulatevoor overheden om maatregelen te kunnen nemen die onder meer in het kader van klimaatverandering noodzakelijk zijn. En ten tweede door bescherming van fossiele brandstoffen uit te faseren, waardoor de focus van het ECT in de toekomst meer zal verschuiven naar de bescherming van investeringen in hernieuwbare energie. Het ECT biedt een bescherming in de zin van non-discriminatie voor doorvoer en investeringen in energie maar regelt niet het energiebeleid en energiekeuzes van de aangesloten landen. Het verdrag bepaalt daarmee niet de snelheid van energietransitie in de aangesloten landen.
Erkent u dat moderniseringsvoorstellen van de Europese Unie om ook biomassa en carbon capture and storage (CCS) te beschermen via het verdrag in strijd zijn met klimaatdoelen, aangezien het duurzame karakter van deze methodes wordt betwijfeld?
De inzet van zowel biomassa (mits het voldoet aan de (internationale) duurzaamheidseisen) als CCS draagt bij aan het realiseren van hernieuwbare energie of CO2-reductie. In combinatie kunnen deze technieken ook leiden tot negatieve emissies, welke van belang zijn richting klimaatneutraliteit in 2050.
Wat gaat u doen om met zoveel mogelijk lidstaten tegelijkertijd een terugtrekking uit het verdrag te organiseren en zo een sterk signaal af te geven?
Dit is op dit moment niet aan de orde, aangezien het onderhandelingsresultaat nog niet bekend is. Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is het doel van het kabinet een modernisering van het ECT die zoveel mogelijk in lijn is met het EU-mandaat.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat RWE en Uniper alsnog via een omweg het Nederlandse klimaatbeleid kunnen frustreren met hun claims?
Dit kabinet staat voor een ambitieus en effectief klimaatbeleid. Daarom moeten we zorgen dat we onze C02-uitstoot verlagen en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals gas en kolen afbouwen. De Wet verbod op kolen is een solide wet die ervoor zorgt dat de kolencentrales richting 2030 de maximale bijdrage leveren die ze kunnen in termen van CO2-reductie. Bij de totstandkoming van de wet is gekeken of deze wet in lijn is met nationale, Europese en internationale regels. Het staat een ieder vrij om de gang naar de rechter te kiezen als zij of hij rechtstreeks door een overheidsbesluit geraakt wordt. Het Nederlandse klimaat- en energiebeleid wordt niet ingegeven door het risico van claims.
Kunt u een overzicht geven van het contact tussen de Minister van Economische Zaken en Klimaat en Financiën met bestuurders of lobbyisten van RWE en Uniper in 2021 en 2022 tot nu toe?
Zaken die op dit moment onder de rechter zijn of bij het arbitragetribunaal aanhangig zijn, worden in onderling contact niet besproken. De Nederlandse Staat voert deze procedures zo transparant mogelijk en informeert de Tweede Kamer regelmatig en proactief over ontwikkelingen. Daarnaast is er op andere onderwerpen regulier contact, zoals de overheid dat ook met andere betrokkenen heeft. Dit is o.a. het geval bij gesprekken over ontwikkeling van waterstof en andere activiteiten die geen onderwerp zijn van juridische procedures brief waarin allerlei facetten van het kolendossier aan bod komen.
Nederlandse universiteiten die gevoelige militaire informatie delen met China |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Universiteiten Europa delen gevoelige militaire info met China»?1
Ja
Zijn de feiten die in het artikel worden benoemd voor u een verrassing? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nederland wordt in toenemende mate geconfronteerd met dreigingen van statelijke actoren. Deze ontwikkeling is al langer gaande. Daarbij weten we dat ook kennisinstellingen een doelwit vormen. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten signaleren deze ontwikkeling al langer, o.a. in hun jaarverslagen en in het dreigingsbeeld statelijke actoren.2 De toenemende zorgen over statelijke dreigingen zijn voor het kabinet aanleiding geweest om in 2019 een aanpak statelijke dreigingen te ontwikkelen.3 In het verlengde daarvan werd eind 2020 ook een kabinetsbrede aanpak kennisveiligheid gelanceerd.4 Sindsdien wordt langs verschillende sporen gewerkt aan het verhogen van bewustzijn en weerbaarheid binnen de kennissector.
Erkent u dat China zichzelf als doel heeft gesteld om in 2049 het machtigste militaire land ter wereld te zijn?
China heeft zichzelf als doel gesteld om in 2049 een militaire macht van «wereldklasse» te worden. Deze doelstellingen, alsook de daadwerkelijke ontwikkelingen van China’s capaciteiten, worden vaak geïnterpreteerd in de zin dat China voor ogen heeft om op zijn minst de VS in militaire macht te kunnen evenaren.
Bent u het ermee eens dat het volledig tegen het Nederlandse belang ingaat om bij te dragen aan deze doelstelling?
De snelle modernisering van het Chinese leger en de daarmee gepaard gaande assertievere houding van China in de regio baart Nederland, net als vele andere landen, zorgen. Een verdergaande militarisering van de regio, met daarmee gepaard gaande spanningen en risico van escalatie, is niet in het belang van Nederland en de EU. Mede daarom handhaaft de EU al sinds 1989 een wapenembargo tegen China en implementeert Nederland op basis van de EU dual-use verordening een strikt exportcontrolebeleid.
In dat licht moet ook een zorgvuldige afweging gemaakt worden welke samenwerking met Chinese kennisinstellingen en bedrijven wenselijk wordt bevonden en welke (te) veel risico’s met zich meebrengt. Dit laatste kan bijvoorbeeld zijn wanneer de samenwerking plaatsvindt met instellingen of bedrijven waarvan bekend is dat zij gelieerd zijn aan, of vallen onder, eenheden van het Chinese leger of inlichtingendiensten, en/of omdat de samenwerking sensitieve of hoogwaardige technologie betreft waarvan Nederland heeft vastgesteld dat samenwerking de Nederlandse (economische) veiligheidsbelangen zou kunnen schaden.
Het kabinet neemt maatregelen om de kennisveiligheid van instellingen te verhogen. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid (2022) geeft handvatten aan kennisinstellingen om deze risico-inschattingen te kunnen maken zodat internationale wetenschappelijke samenwerking veilig kan plaatsvinden. Kennisinstellingen behouden daarmee de vrijheid om samenwerking met binnen- en buitenlandse partners aan te gaan. Ook is het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid opgericht, waar kennisinstellingen terecht kunnen met concrete aan kennisveiligheid gerelateerde vragen. In de Kamerbrief die op 31 januari jl. naar uw Kamer is verstuurd, wordt u verder geïnformeerd over de landenneutrale maatregelen en ontwikkelingen op het gebied van kennisveiligheid.
Erkent u dat de National University of Defense Technology (NUDT) onder direct gezag staat van de Chinese militaire top en president Xi?
Het is bekend dat de National University of Defense Technology (NUDT) onder direct gezag staat van de Chinese Centrale Militaire Commissie onder voorzitterschap van president Xi Jinping. De NUDT is een van de belangrijkste instellingen voor wetenschappelijk onderzoek van het Chinese leger.
Kunt u bevestigen en/of ontkrachten dat Nederlandse universiteiten kennis over militaire technologie delen met de NUDT? Zo nee, waarom niet?
Een deel van het wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten kan bij toepassing voor zowel civiele als militaire doelen worden ingezet. Ik kan dus niet uitsluiten dat Nederlandse universiteiten militair relevante technologie met de NUDT hebben gedeeld. Vanwege het risico op ongewenste kennisoverdracht door wetenschappelijke samenwerking op «dual use» kennisgebieden heb ik onlangs alle kennisinstellingen verzocht om de Nationale Leidraad Kennisveiligheid te implementeren en een brede risicoanalyse uit te voeren. Hierover rapporteren de instellingen aan hun raden van toezicht en eind dit jaar zal ik met hen gezamenlijk in gesprek gaan over hun bevindingen.
Hoe staat dit in verhouding tot de huidige strategie van Nederland ten aanzien van «global competitor» China?
Nederland zet conform de beleidsnotitie Nederland-China: een nieuwe balans5 in op een geïntegreerd EU-optreden en ziet China, in navolging van de EU, als samenwerkingspartner, concurrent en systeemrivaal. Internationale samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en wetenschap past in die brede relatie.
Het kabinet benadrukt dat daarbij de risico’s op overdracht van (sensitieve) kennis en technologie gemitigeerd dienen te worden, wanneer deze tot risico’s voor de nationale veiligheid leiden. Met het oog op het borgen van academische vrijheid en institutionele autonomie ligt de verantwoordelijkheid hiervoor primair bij de kennisinstellingen zelf. Proportionaliteit en maatwerk zijn hierbij leidend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 zijn er diverse beleidsmaatregelen genomen om kennisinstellingen van richtlijnen en advies te voorzien en de risico’s rond internationale samenwerking te mitigeren.
Kunt u een concreet voorbeeld geven van kennisuitwisseling van militaire aard met China die voor Nederland voordelig is geweest?
Gezien de vooraanstaande positie van Chinese instellingen en wetenschappers is het evident dat er vanuit wetenschappelijk oogpunt gezien voordelen zijn voor Nederlandse onderzoekers. Daarbij passen echter twee kanttekeningen. Reciprociteit moet steeds een belangrijk uitgangspunt zijn: er moet een wederzijdse belang zijn en de uitkomsten en opbrengsten moeten ten goede komen aan beide partijen. Bovendien is een afweging gebaseerd op puur wetenschappelijke gronden ontoereikend, omdat het kan voorkomen dat een ogenschijnlijk academische samenwerking een dubbele agenda heeft. Zoals ook beschreven in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid zijn gepaste zorgvuldigheid en een grondig partneracceptatiebeleid onontbeerlijk.
Hoe wordt er nu op toegezien dat Nederlandse universiteiten geen gevoelige informatie delen met China?
Het delen van gevoelige dual-use goederen en technologie met partners buiten de EU is op basis van de EU dual-use verordening onderhevig aan exportcontrole door de overheid. Deze verordening is ook van toepassing op uitwisseling van wetenschappelijke kennis. In bepaalde gevallen moeten universiteiten dus een vergunning aanvragen. Maar niet al het wetenschappelijk onderzoek op sensitieve kennisgebieden valt binnen de kaders van de dual-use verordening. In dergelijke gevallen is het aan universiteiten zelf om hierover een risicoafweging te maken aan de hand van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid. Zij kunnen hierbij het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid raadplegen. Onlangs heb ik alle kennisinstellingen verzocht om deze leidraad te implementeren en een brede risicoanalyse uit te voeren. Hierover rapporteren de instellingen aan hun raden van toezicht en eind dit jaar zal ik met hen gezamenlijk in gesprek gaan over hun bevindingen.
Acht u het toezicht in de huidige vorm nog steeds toereikend na de berichtgeving van de NOS? Zo ja, waarom? Zo nee, welke concrete stappen gaat u zetten om te voorkomen dat in de toekomst kennis over militaire technologie met China gedeeld wordt?
Zoals ik in het Commissiedebat van 2 juni jongstleden heb aangegeven, versterk en versnel ik de aanpak van kennisveiligheid bij Nederlandse kennisinstellingen. Concreet gaat dit jaar een externe audit van start waarbij wordt nagegaan of bij alle universiteiten en hogescholen de Nationale Leidraad Kennisveiligheid is geïmplementeerd. Ook worden de gemaakte afspraken vastgelegd in het Bestuursakkoord Hoger Onderwijs en Wetenschap. Verder werkt het kabinet aan een toetsingskader om ongewenste overdracht van kennis en technologie te voorkomen. Het gaat hierbij om de toetsing van individuen (derdelanders) die toegang willen tot kennisgebieden waarop de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn, de risicovakgebieden. De voorstellen hiervoor ontvangt uw Kamer eind dit jaar.
Noodvisa voor journalisten |
|
Marieke Koekkoek (D66), Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kunt u toelichten hoe de Nederlandse posten in Rusland de inzet voor mensenrechtenverdedigers, onder wie journalisten, kunnen voortzetten na de aanstaande uitzetting van vijftien Nederlandse diplomaten?
Het kabinet heeft grote zorgen over de mensenrechtensituatie in Rusland. Steun aan mensenrechtenverdedigers, onder meer op het gebied van persvrijheid, is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse Ruslandbeleid. Het kabinet zet zich ervoor in deze steun waar mogelijk voort te zetten.
Als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne is de repressie in Rusland toegenomen en hebben veel mensenrechtenverdedigers en journalisten, waaronder partners van de ambassade en het consulaat-generaal, het land verlaten. Het reguliere KVV proces (visa kort verblijf) is door het uitzetten van een groot aantal Nederlandse diplomaten ook noodgedwongen opgeschort. Het is evident dat door de uitzetting van een groot aantal Nederlandse diplomaten de mogelijkheden om steun te bieden aan mensenrechtenverdedigers en onafhankelijke media in Rusland zijn afgenomen. Desalniettemin blijven de ambassade en het consulaat-generaal, waar mogelijk in samenwerking met vertegenwoordigingen van andere EU-lidstaten, zich inzetten voor het maatschappelijk middenveld in Rusland. Daar hoort ook bij dat het in uitzonderlijke gevallen mogelijk blijft visa te verstrekken als daar zwaarwegende of humanitaire redenen voor zijn, bijvoorbeeld aan mensenrechtenverdedigers in nood.
Via het Mensenrechtenfonds (MRF) draagt Nederland, vanuit Den Haag en via de posten, bij aan verschillende programma’s gericht op het steunen van Russische mensenrechtenverdedigers, waaronder journalisten. Ook bekijkt Nederland hoe er op andere manieren steun aan Russischtalige onafhankelijke media en journalisten buiten Rusland kan worden gegeven. In verband met de veiligheid van de betrokken personen en organisaties, kan hier alleen in algemene bewoordingen op worden ingegaan.
Bent u bekend met de reikwijdte van de toegenomen dreiging voor mensenrechtenverdedigers in Rusland sinds het Russische leger Oekraïne aanviel, waaronder vervolging van critici van de oorlog vanwege «het in diskrediet brengen van het leger», of op grond van terrorisme-aanklachten, laster of fraude?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het verspreiden van «nepnieuws» kan worden bestraft met maximaal vijftien jaar cel, en dat er (eind april) al meer dan 15.000 mensen zijn beboet of gearresteerd vanwege deelname aan anti-oorlogsdemonstraties of -acties?1 2 3
Ja.
Bent u bekend met de clausule in de EU Guidelines for Human Rights Defenders (waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd) die van EU-lidstaten verlangt dat zij «snelle hulp en bescherming bieden aan mensenrechtenverdedigers in derde landen die in gevaar verkeren, onder meer door noodvisa uit te geven en te voorzien in tijdelijke opvang in EU-lidstaten»?4
Ja. Het betreft een niet bindend document dat de mogelijke interventieopties beschrijft voor mensenrechtenverdedigers in nood, waaronder het bieden van een visum voor tijdelijke relocatie.
Erkent u dat Russische journalisten en andere Russische mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen onder deze clausule vallen? Ziet u kans om deze route vaker in te zetten voor mensenrechtenverdedigers en journalisten in bedreigende situaties?
De beschreven interventieopties, waaronder het verlenen van een visum aan mensenrechtenverdedigers in nood, zijn van toepassing op alle mensenrechtenverdedigers die voldoen aan de definitie zoals opgenomen in de richtlijnen.
Nederland biedt tijdelijke opvang voor mensenrechtenverdedigers en journalisten in nood via het Shelter City-programma. Dit programma biedt tijdelijke opvang voor de duur van drie maanden. Russische journalisten en mensenrechtenverdedigers komen hiervoor in aanmerking, zolang zij aan de gestelde criteria voldoen. Daarnaast vallen deze mensenrechtenverdedigers en journalisten onder de uitwerking van de motie Dassen/ Van der Lee (Kamerstuk 35 663, nr. 27) die nog in onderzoek is (zie antwoord onder vraag 12).
Erkent u dat er een verschil bestaat tussen long-term multi-entry Schengen visa, waarvoor een band met het uitnodigende land wel gevraagd mag worden, en noodvisa voor mensenrechtenverdedigers in acute bedreigende situaties waarbij het doel is om de betrokkene uit die situatie te redden en de consulaire mogelijkheid te geven om zo snel mogelijk het land te verlaten?5
Bij het verlenen van een (Schengen) visum kort verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden van de Visumcode. V.w.b. de band met Nederland geldt dat ingevolge artikel 5 van de Visumcode wordt getoetst of Nederland de aangewezen en bevoegde lidstaat is om een beslissing te nemen op de aanvraag, gelet op het reisdoel.
In het geval dat een journalist in (acuut) gevaar verkeert en zich tot de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging wendt voor bescherming, zal een zorgvuldige afweging worden gemaakt welke procedure de geëigende weg is voor het beoogde verblijfsdoel. Betrokkene zal dan overeenkomstig worden geïnformeerd. Daarnaast vallen deze mensenrechtenverdedigers en journalisten onder de uitwerking van de motie Dassen/ Van der Lee (Kamerstuk 35 663, nr. 27), zie antwoord onder vraag 12.
Voor een long-term multi-entry Schengenvisum gelden andere, aanvullende, criteria zoals vastgelegd in artikel 24 van de Visumcode.
Tot slot verwijs ik u ook naar de Kamerbrief d.d. 23-08-2021 (Kamerstuk 32 735, nr. 321) m.b.t. het vergemakkelijken van de afgifte van noodvisa. Daarin staat toegelicht dat Nederland verschillende procedures kent voor enerzijds de afgifte van (Schengen) visa kort verblijf en anderzijds visa/ verblijfsvergunningen voor een verblijf van langer dan 90 dagen.
Bent u bekend met het feit dat op basis van de EU Guidelines on Human Rights Defenders een band met Nederland niet in de regels van de Visa Code staat, en dus geen criterium hoeft te zijn voor het verstrekken van een noodvisum?
Zie antwoord vraag 4 en 6.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Nederlandse ambassade te Moskou meermaals bij de beoordeling tot afgifte van een noodvisum aan Russische mensenrechtenverdedigers de binding met Nederland als criterium heeft opgevraagd? Lopen mensenrechtenverdedigers in acute bedreigende situaties hierdoor het risico dat hen een noodvisum wordt ontzegd?
V.w.b. de band met Nederland geldt dat ingevolge artikel 5 van de Visumcode wordt getoetst of Nederland de aangewezen en bevoegde lidstaat is om een beslissing te nemen op de aanvraag, gelet op het reisdoel.
In het geval dat een journalist in (acuut) gevaar verkeert en zich tot de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging wendt voor bescherming, zal een zorgvuldige afweging worden gemaakt welke procedure de geëigende weg is voor het beoogde verblijfsdoel. Betrokkene zal dan overeenkomstig worden geïnformeerd. Daarnaast vallen deze mensenrechtenverdedigers en journalisten onder de uitwerking van de motie Dassen/ Van der Lee (Kamerstuk 35 663, nr. 27) die nog in onderzoek is, zie antwoord onder vraag 12.
Hoe beoordeelt u deze discrepantie tussen het internationale Schengenverdrag en de EU-richtsnoeren enerzijds, en het handelen van de Nederlandse ambassade te Moskou anderzijds?
Indien een mensenrechtenverdediger in nood zich meldt bij de Nederlandse ambassade in Moskou kan binnen bestaande kaders een visum worden verstrekt. Deze kaders zijn niet strijdig met de EU Guidelines for Human Rights Defenders. De richtlijnen schrijven niet voor op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de mogelijke interventieopties.
Wat kunt u doen om te voldoen aan de internationale plicht om mensenrechtenverdedigers en journalisten in bedreigende situaties een optie tot veiligheid te bieden middels een noodvisum om de Schengen-unie binnen te kunnen komen?
Zie antwoord vraag 5 en 6.
Hoe kunt u invulling geven aan het noodvisum-systeem zoals aanbevolen in de EU Human Rights Guidelines om zo te voorkomen dat mensenrechtenverdedigers en journalisten tussen wal en schip raken door een gebrek aan uniforme regelgeving op EU-niveau?
Voor de afgifte van een (Schengen) visum kort verblijf wordt getoetst aan de Visumcode, welke door alle lidstaten uniform wordt toegepast. Zie ook het antwoord op vraag 5 en 6.
Hoe gaat u een mogelijkheid tot noodvisa creëren voor journalisten in bedreigende situaties en hiermee invulling geven aan de motie-Dassen en Van der Lee van 17 juni 2021 (Kamerstuk 35 663, nr. 27), die met ruime Kamermeerderheid werd aangenomen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid bekijken gezamenlijk de mogelijkheden om uitvoering te geven aan de bovengenoemde motie-Dassen en Van der Lee, in samenhang met de aangehouden motie-Dassen en Van der Lee van 18 november 2021 inzake 50 journalisten in acuut levensgevaar (Kamerstuk 35 925 V, nr. 42) en de aangenomen motie Paternotte van 16 november 2020 inzake Shelter City (Kamerstuk 35 264, nr. 5).
Het gebrekkige toezicht op Russische bedrijven |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Een brievenbusje tussen lesauto’s»?1
Ons oordeel is dat er in het artikel verschillende zaken naar voren komen die de aandacht hebben van het kabinet. In het Rapport van de Nationaal Coördinator Sanctienaleving en Handhaving is te lezen dat complexe en internationale eigendomsstructuren het moeilijk maken om eigenaarschap of zeggenschap te achterhalen. De Nationaal Coördinator heeft echter op basis van de beschikbare informatie geen aanleiding om te veronderstellen dat er zaken gemist zijn in de bevriezingen. Er is een datateam sancties gevormd om meer zicht te krijgen op complexere gevallen.
Daarnaast heeft ook illegale trustdienstverlening, die per definitie verboden is, onze aandacht. In de kabinetsreactie op het rapport van SEO Economisch Onderzoek naar illegale trustdienstverlening is een zestal maatregelen aangekondigd tegen illegale trustdienstverlening.2 Een van de maatregelen is een onderzoek naar de toekomst van de trustsector. Centraal in dit onderzoek staat de vraag of bij trustdienstverlening in Nederland de integriteit voldoende te waarborgen is. Over de uitkomst van het onderzoek wordt uw Kamer na de zomer zo snel mogelijk geïnformeerd.
Voorts worden er in het artikel twee voorbeelden gegeven van constructies om de Wet toezicht trustkantoren (Wtt 2018) te ontwijken: het in loondienst nemen van een bestuurder om hiermee de trustdienst «optreden als bestuurder» te ontwijken en het «opknippen» van trustdiensten. In dit kader wijs ik uw Kamer er graag op dat het bewust «opknippen» van trustdiensten sinds de herziening van 1 januari 2019 onder de Wtt 2018 valt. Voorts wordt er in de Wijzigingswet financiële markten 2024 voorgesteld de trustdienst «optreden als bestuurder» aan te scherpen om onduidelijkheid en omzeiling van de Wtt 2018 aan te pakken.
Klopt volgens u de schatting dat 31–50% van de trustdienstverleners zonder vergunning opereert? Wat onderneemt u hiertegen?
Uit de analyse van SEO Economisch Onderzoek in het rapport illegale trustdienstverlening komen 3.800 bestuurders naar voren waar sprake is van een verhoogd risico dat zij illegaal trustdiensten verlenen. In combinatie met het aantal bediende doelvennootschappen komt de schatting van het marktaandeel van de in potentie illegale trustsector uit op ongeveer 15 procent.
Voor domicilieverlening vinden de onderzoekers 690 mogelijke domicilieadressen waarop tenminste tien entiteiten staan ingeschreven en waar mogelijk sprake is van illegale trustdienstverlening, omdat naast domicilie ook andere diensten worden verleend die tezamen onder de vergunningsplicht van de Wtt 2018 vallen.
Is deze zogenaamde schaduwtrustsector meegenomen in het onderzoek van de heer Blok? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd?
Illegale trustkantoren zijn daarin niet meegenomen. Het Rapport van de Nationaal Coördinator Sanctienaleving en Handhaving richt zich op de naleving van sancties door instellingen gebonden aan de sanctiewetgeving. Voor trustkantoren geldt dat DNB toezicht houdt op naleving van de sanctiewetgeving. Illegale trustkantoren zijn naar hun aard lastig in beeld te krijgen omdat ze vaak bewust uit het zicht van de toezichthoudende autoriteiten blijven. Deze dienstverlening is per definitie illegaal en handhaving daarvan ligt bij autoriteiten zoals het Openbaar Ministerie.
Deelt u de mening dat deze schaduwtrustsector aan banden moet worden gelegd? Zijn er mogelijkheden om actiever te handhaven, dus niet enkel op basis van meldingen?
Ja, ik deel de mening dat illegale trustdienstverlening zo veel mogelijk moet worden voorkomen of gestopt. Hiertoe is in de kabinetsreactie op het rapport van SEO Economisch Onderzoek naar illegale trustdienstverlening een zestal maatregelen aangekondigd. De Minister van Financiën informeert uw Kamer na het zomerreces zo snel mogelijk over de voortgang en opvolging van deze maatregelen, waaronder het onderzoek naar de toekomst van de trustsector.
DNB heeft als toezichthouder op de vergunninghoudende trustkantoren ook een verantwoordelijkheid voor handhaving tegen illegale trustdienstverlening. DNB handhaaft overwegend op basis van signalen van illegale trustdienstverlening die zij ontvangt (deze signalen worden vaak aangeleverd door vergunninghoudende partijen). Het aantal signalen dat DNB ontvangt van illegale trustdienstverlening is de afgelopen jaren toegenomen. Handhaven op basis van signalen levert resultaat op: in 2021 heeft DNB twintig onderzoeken naar illegale trustdienstverleners opgestart. In tien gevallen leidde het onderzoek tot de conclusie dat sprake was van illegale dienstverlening en is deze beëindigd. Daarnaast heeft DNB in 2021 een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opgelegd aan illegale trustdienstverleners. Deze formele maatregelen hadden betrekking op signalen die DNB voor 2021 ontvangen heeft. In aanvulling hierop is DNB ook betrokken bij het proactief optreden tegen illegale trustdienstverlening. DNB volgt bijvoorbeeld ondernemingen die hun Wtt 2018-vergunning hebben ingeleverd. Het proactief optreden tegen illegale trustdienstverlening doet DNB op beperkte schaal. Van belang is dat het toezicht risicogebaseerd, doelmatig en kostenefficiënt plaatsvindt, waarbij de aandacht voor illegalen in verhouding staat tot de toezichtactiviteiten op vergunninghoudende partijen.
Neemt u de strekking van dit artikel mee in het onderzoek m.b.t. een mogelijk verbod van de trustsector in het algemeen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de onderzoekers om wel of niet de strekking van het artikel mee te nemen in het onderzoek. Het artikel is onder de aandacht gebracht van de onderzoekers.
Ook ben ik voornemens bepaalde zaken die in het artikel worden genoemd – zoals het omzeilen van de Wtt – te benoemen wanneer ik uw Kamer na het zomerreces infomeer over de voortgang van de aangekondigde maatregelen tegen illegale trustdienstverlening.
Met hoeveel FTE is het toezicht op de naleving van sancties reeds versterkt, in lijn met de motie-Jasper van Dijk2?
Ten aanzien van de Douane is u op 13 mei jl. gemeld dat stappen worden gezet om de capaciteit te vergroten.4 Totdat extra personeel is aangetrokken, wordt bestaande capaciteit geheralloceerd. Het kabinet ziet dat ook andere betrokken instanties momenteel capaciteit heralloceren vanuit andere taken. Dit met als doel dat betrokken instanties steeds voldoende zijn toegerust op hun toezichthoudende en handhavende taak. Zo is de Minister van Financiën blijvend in gesprek met de AFM en DNB over hun capaciteit, waarbij de toezichthouders aangeven dat zij door tijdelijke verschuiving van hun toezichtactiviteiten in staat zijn het toezicht op de Sanctiewet 1977 adequaat uit te voeren. Het kabinet blijft in gesprek om te monitoren of ook voor de langere termijn op een duurzame manier voldoende capaciteit beschikbaar is.