Het bericht ‘België verbiedt aankoop van Chinese röntgencamera’s voor de douane, Nederland (nog) niet’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Nilüfer Gündoğan (Volt), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «België verbiedt aankoop van Chinese röntgencamera’s voor de douane, Nederland (nog) niet»?1
Ja.
Hoeveel Nuctech-veiligheidsscanners zijn momenteel in gebruik bij de Nederlandse douane voor het controleren van goederen? Klopt het dat deze scanners onder andere worden ingezet in onze mainports, zoals in de Rotterdamse haven? Worden alleen Nuctech-scanners gebruikt om deze taken uit te voeren? Zo nee, worden ook veiligheidsscanners van andere fabrikanten ingezet? Zo ja, welke?
Douanebreed wordt op dit moment gewerkt met ca. 100 scanners. Daarvan zijn er ruim 70 van leverancier Nuctech. Het gaat daarbij om verschillende soorten scanners – groot en klein – die worden ingezet op verschillende locaties. Van de 8 grote containerscans die de Douane heeft in de mainports Rotterdam (7) en Schiphol (1) is de helft van Nuctech. Er wordt door de Douane ook gewerkt met scanners van andere leveranciers, zoals Rapiscan, Leidos, Bavak/AS&E en Seceurtronics.
Bent u bekend met het arrest van 31 mei jongstleden, waarin de Belgische Raad van State bepaalde dat de Belgische overheid het Chinese bedrijf Nuctech mag uitsluiten van deelname aan een aanbestedingsprocedure voor de levering van scanners, omdat die een «veiligheidsrisico» zouden vormen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitspraak in het kader van de aanwezigheid en het gebruik van Nuctech-scanners in Nederlandse mainports?
Ja, ik ben bekend met het arrest van de Belgische Raad van State. België heeft besloten om bij de aanschaf van nieuwe scanners twee leveranciers uit te nodigen, waartegen een leverancier in beroep is gegaan. De rechterlijke uitspraak stelt dat België dit heeft mogen doen, waarbij meegewogen is dat de scanners niet meer in een stand alone situatie zullen worden gebruikt maar zullen worden opgenomen in een meer omvattend netwerk. De aanschaf van nieuwe scanners ziet op de toekomst en tot die tijd blijft België de huidige scanners gebruiken. De relevantie van deze uitspraak voor de Nederlandse Douane ziet op twee elementen, namelijk het proces rondom de aanschaf van scanners en de (technische) inrichting van de scanprocessen. Ik zal eerst ingaan op het proces rondom de aanschaf van scanners en vervolgens de inrichting van scanprocessen.
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond de scan- en detectiesystemen. In het eerste deel van het onderzoek is aangegeven dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe. Bij de aanbesteding van scanapparatuur wordt, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd t.a.v. de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
Met uw Kamer zie ik de risico’s en dreigingen die uit kunnen gaan van landen met een offensief cyberprogramma. Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
Hoe beoordeelt u bovenstaande uitspraak van de Belgische Raad van State mede in het licht van eerdere constateringen en waarschuwingen van onze inlichtingendiensten dat China een offensief cyberprogramma voert tegen Nederlandse belangen, waarbij digitale spionage en sabotage inmiddels een reëele dreiging vormen voor de Nederlandse economie en dat de afhankelijkheid van Chinese producten en diensten binnen de vitale infrastructuur een risico vormt voor onze nationale veiligheid?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de Voorzitter van de Europese Commissie in een brief aan het lid Groothuis van het Europees Parlement heeft bevestigd dat de veiligheid van Chinese scanningmaterialen en -diensten in ernstige twijfel wordt getrokken?2
Ik ben bekend met de door u genoemde de brief van de Voorzitter van de Europese Commissie aan de leden van het Europees Parlement. De brief is een reactie op een brief waarin meerdere leden van het Europees Parlement hun zorgen hebben geuit over gebruik van apparatuur van leverancier Nuctech. In de antwoordbrief geeft de Commissievoorzitter geen oordeel over gebruik van Nuctech apparatuur, maar benadrukt dat lidstaten in aanbestedingsprocedures de relevante overwegingen van (data-)veiligheid en cybersecurity moeten betrekken en dat deze overwegingen zwaarder moeten wegen dan andere selectiecriteria, zoals prijs. Dit doen we in Nederland en bij de Douane.
Nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur dient rekening gehouden te worden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe.
Bij de aanbesteding van scanapparatuur wordt, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
In deze brief worden EU-lidstaten opgeroepen Europese veiligheid – dus ook die van de individuele burgers – voorrang te geven boven financiële overwegingen, bent u voornemens aan deze oproep gevolg geven? Zo nee, waarom niet?
Scanapparatuur wordt door de Douane aangeschaft via wettelijk voorgeschreven inkoopprocedures op grond van nationale aanbestedingswetgeving.
Nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe en volgt de procedures van de Aanbestedingswet 2012.
Wel worden er bij de aanbesteding van scanapparatuur, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek door PWC naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen. Indien een leverancier hier niet aan voldoet, dan wordt deze uitgesloten.
Is het u bekend dat de Chinese leverancier van de materialen en diensten aan Nederlandse grenzen op veiligheidsgebied samenwerkt met Rusland? Heeft dit invloed op de positiebepaling van de Nederlandse regering? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat Chinese bedrijven belangrijke spelers op de private veiligheidsmarkt zijn, maar het kabinet heeft geen zicht op alle wereldwijde activiteiten van Chinese partijen die in Nederland actief zijn.
De Douane richt zich op het treffen van passende en effectieve beveiligingsmaatregelen rond de scan- en detectieprocessen. Mogelijke risico’s in de toeleveranciersketen worden daar in brede zin aan de hand van de eerder genoemde onderzoeken bij betrokken.
Hoe beoordeelt u het feit dat andere landen zoals de Verenigde Staten, Canada en Litouwen al eerder hebben besloten om Nuctech-scanners te weren vanuit vergelijkbare veiligheidsoverwegingen? Hoe reflecteert u op deze besluiten, gelet op het Nederlandse gebruik van Nuctech-scanners en de bijkomende veiligheidsrisico’s?
Ik ben bekend met de besluiten van deze landen. Scanapparatuur wordt door de Douane aangeschaft via wettelijk voorgeschreven inkoopprocedures op grond van nationale aanbestedingswetgeving. Zoals hierboven aangegeven, worden nationale veiligheidsoverwegingen meegenomen in de aanbesteding. Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe en volgt de procedures van de Aanbestedingswet 2012. Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond de scan- en detectiesystemen. In het eerste deel van het onderzoek is aangegeven dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast. De Douane stelt wel meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
Gelet op eerdere waarschuwingen van inlichtingendiensten en genomen besluiten van andere landen, heeft u in de afgelopen jaren actie ondernomen om over te stappen op alternatieve leveranciers van vergelijkbare scanapparatuur? Zo ja, welke stappen heeft u gezet om dit voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Aanbestedingen van Douane worden binnen de kaders van nationale aanbestedingswetgeving gegund op basis van een combinatie van prijs en kwaliteit, waarbij expliciet gekeken wordt naar risico’s vanuit het perspectief van nationale veiligheid gebruikmakend van het instrumentarium zoals eerder aangegeven.
Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
Hoe staat het met het toegezegde aanvullende vervolgonderzoek naar de kwetsbaarheden van specifieke onderdelen van de scan- en detectie infrastructuur in het kader van risico’s voor de nationale veiligheid en de rol die statelijke actoren hierin spelen? Is het onderzoek al afgerond? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, wanneer kunnen we de uitkomsten van het onderzoek verwachten?
Met mijn brief aan uw Kamer van 23 december 2022 heb ik u de onderzoeksrapporten aangeboden van het onderzoek dat onder regie van TNO is uitgevoerd naar risico’s rond het gebruik van scan- en detectieprocessen bij de Douane vanuit het oogpunt van nationale veiligheid en breder. In het onderzoek staat dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast. Het onderzoek concludeert verder dat het van belang is deze conclusie te heroverwegen als de (technische) inrichting van de scanprocessen verandert en op het moment dat scanapparatuur bij de Douane nadrukkelijker wordt ingezet voor controletaken die aan de nationale veiligheid appelleren.
Om het hoofd te kunnen blijven bieden aan de grote opgave op het gebied van ondermijning onder sterk groeiende goederenvolumes, werkt de Douane aan slimme techniek (algoritmiek) om de effectiviteit van de handhaving te vergroten. Daarvoor kan in de toekomst een koppeling nodig zijn tussen scanapparatuur en het netwerk van de Douane. Dit kan alleen als het veilig en verantwoord gebeurt. Voordat dat gebeurt, wordt onderzocht of dit op een veilige manier kan.
Concreet betekent dit dat de Douane dit najaar in kaart brengt hoe de inrichting op dataveiligheid rond scanapparatuur eruit zou moeten zien als er in de toekomst gebruik wordt gemaakt van slimme techniek die connectiviteit vereist. Dit wordt vervolgens zorgvuldig extern, met betrokkenheid van de veiligheidsketen, getoetst aan de conclusies van het eerder uitgevoerde onderzoek van TNO naar de risico’s rond het digitale domein van scan- en detectieapparatuur bij de Douane. Tot die tijd wordt er geen koppeling tot stand gebracht met het Douane netwerk.
Bent u het ermee eens dat, gelet op de evidente veiligheidsrisico’s en bovenstaande rechterlijke uitspraak, de aanwezigheid en het gebruik van Nuctech-scanners door de Nederlandse douane dienen te worden heroverwogen langs de meetlat van de huidige regels, voorwaarden en normen die gelden voor aanbestedingen van het Rijk? Zo ja, hoe beoordeelt u de Nederlandse overheidsaanbestedingen van Nuctech scanners naar de maatstaven van het huidige aanbestedingsinstrumentarium van het rijk en de eisen en voorwaarden die hiervoor gelden ten aanzien van de nationale veiligheid? Zo nee, waarom niet? Indien een heroverweging van het gebruik van Nuctech-scanners zou aangeven dat gebruik hiervan niet tegen te houden is op basis van huidige regelgeving rond aanbestedingen, kunt u dan aangeven welke regel dit is?
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond de scan- en detectiesystemen. In het onderzoek is aangegeven dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur dient rekening gehouden te worden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe.
Per wanneer wordt de geïntegreerde lijst statelijke dreigingen zoals door de Kamer gevraagd (motie-Brekelmans, Kamerstuk 36 200-V, nr. 26) uitgebracht? Hoe verhoudt het gebruik van apparatuur uit deze landen binnen de vitale infrastructuur zich tot plaatsing van een land op deze lijst?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het Commissiedebat China toegezegd om de Kamer voor de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken een uitwerking van de Motie Brekelmans (Kamerstuk 36 200 V, nr. 26) toe te sturen. Dit gebeurt in samenwerking met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Deelt u de mening dat het uit nationaal veiligheidsoogpunt onwenselijk is dat de Nederlandse douane Nuctech-scanners inzet op strategische plekken voor het uitvoeren van haar taken? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot de inzet van het kabinet om risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de vitale infrastructuur te verminderen als onderdeel van de bredere Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden? Zo ja, bent u bereid om een overgangsperiode in te stellen waarin Nuctech-scanners worden uitgefaseerd en worden vervangen door veiligere alternatieven? Zo nee, waarom niet?
Met uw Kamer zie ik de risico’s en dreigingen die uit kunnen gaan van landen met een offensief cyberprogramma en onderschrijf ik het belang om scanprocessen veilig in te richten. Tevens is het gebruik van kwalitatief goede scanapparatuur door de Douane van essentieel belang voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Vanwege deze redenen zijn de eerdere onderzoeken gedaan. Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond de scan- en detectiesystemen. In het onderzoek is aangegeven dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood |
|
Derk Boswijk (CDA), Don Ceder (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023» van Kerk in Nood, waarin de ontwikkelingen in de laatste twee jaar ten aanzien van vrijheid van godsdienst in de wereld worden geschetst?
Ja.
Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
Het kabinet beoordeelt genoemde bevindingen als zorgelijk. De toenemende druk op de naleving van mensenrechten vraagt om tegendruk, zowel mondiaal als op landenniveau. Zeker wanneer grondrechten worden ingeperkt, bijvoorbeeld op het terrein van vrijheid van religie en levensovertuiging. Afhankelijk van de situatie doet het kabinet dit publiek of achter de schermen, zoveel mogelijk samen met gelijkgezinde landen. Zo zet Nederland binnen de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) steevast in op het bevorderen van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, door deze elementen terug te laten komen in relevante VN-resolutieteksten. De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) werkt veel samen met collega’s binnen en buiten Europa om schendingen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging aan de kaak te stellen. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in de recent verschenen Mensenrechtenrapportage 20221, specifiek het hoofdstuk «Vrijheid van religie en levensovertuiging» en de rol van de SGRL. Het gaat bijvoorbeeld om de samenwerking binnen de International Freedom of Religion or Belief Alliance (IRFBA) waar 37 landen lid van zijn.
Wat ziet u zelf als de belangrijkste en/of meest alarmerende ontwikkelingen op het terrein van godsdienstvrijheid en specifiek van christenvervolging?
De naleving van mensenrechten staat wereldwijd onder druk, wat zich onder andere uit in verminderde implementatie en naleving van mensenrechtenverdragen en stroevere multilaterale samenwerking op het terrein van mensenrechten. Dit heeft ook een negatief effect op de vrijheid van religie of levensovertuiging. Daarnaast beperken streng dogmatische geloofsleer en autocratische tendensen de vrijheden van (niet-)religieuze minderheden, waaronder ook christenen.
Herkent u de bevinding dat in Nigeria – waar bijna 95% van de politieke en militaire macht op federaal niveau in handen is van moslims terwijl ongeveer de helft van de bevolking christen is – stelselmatige overheidsdiscriminatie tegen christenen plaatsvindt? Zo ja, wilt u dit aankaarten bij de Nigeriaanse overheid?
Na de nationale verkiezingen in februari 2023 in Nigeria is er afgeweken van het zogenaamde «Zoning Arrangement», een ongeschreven regel waarin de belangrijkste hoge overheidsfuncties zo verdeeld worden dat er een balans is tussen de vertegenwoordiging van de twee grootste religieuze groepen in Nigeria (Christendom in het Zuiden en Islam in het Noorden). Er is in het gehele land sprake van een verslechterende veiligheidssituatie, waarbij slachtoffers vallen uit verschillende religieuze groepen. Dit geweld wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de beperkte sociaaleconomische ruimte, geringe mogelijkheid tot effectieve politieke participatie, marginalisering van verschillende bevolkingsgroepen en het landbeheerstelsel. Factoren als inflatie, hoge voedsel- en benzineprijzen en klimaatverandering dragen verder bij aan de verslechtering van de levensstandaard van de gemiddelde inwoner. De toename van geweld gericht op christelijke gemeenschappen in Nigeria sinds 2020 zoals beschreven in het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023, maakt daarmee deel uit van een grotere toename van geweld gericht op burgers in zijn algemeenheid in het land (28% gestegen van 2021–2022).
De verslechterde veiligheidssituatie in Nigeria wordt gekenschetst door een combinatie van factoren. Nederland spreekt de Nigeriaanse overheid aan op de verantwoordelijkheid richting de eigen bevolking en het belang de grondoorzaken van de onveiligheid op te lossen. Zo uitte Nederland zijn zorgen over het gebrek aan accountability voor religieus-geïnspireerd geweld tijdens de EU-Nigeria Mensenrechtendialoog (februari 2023), waarop Nigeria verklaarde toe te werken naar een betere gelijke behandeling voor alle religies. Ook draagt Nederland o.a. bij aan de versterking van het maatschappelijke middenveld via lokale organisaties, aan ontwikkeling van de landbouwsector en van de private sector.
Heeft (de aanklager van) het Internationaal Strafhof (ICC) inmiddels verdere stappen gezet in het vooronderzoek naar gewelddadigheden, oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid in Nigeria, waaronder tegen christenen? Zo nee, wilt u hier bij het ICC op aandringen, en de Kamer nader inlichten over de resultaten van deze inspanningen?
In december 2020 heeft de toenmalige aanklager van het Internationaal Strafhof het voorlopige onderzoek (preliminary examination) naar de situatie in Nigeria afgesloten en daarbij geconcludeerd dat er een redelijke basis is om aan te nemen dat er oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd. De volgende stap in de procedure bij het Strafhof zou zijn dat de aanklager bij de Kamer van vooronderzoek een verzoek indient om hem te machtigen om een formeel onderzoek (investigation) te openen.
Vorig jaar heeft de huidige aanklager Khan echter aangegeven dat hij in overeenstemming met het complementariteitsbeginsel eerst nog met de autoriteiten van Nigeria de mogelijkheid van nationale procedures wil onderzoeken. Tijdens zijn bezoek aan Nigeria op 19 en 20 april 2022 heeft hij ter bevordering van deze nationale procedures ook technische bijstand toegezegd. Of aanklager Khan in de komende jaren alsnog zal aansturen op procedures bij het Internationaal Strafhof, zal hoofdzakelijk afhangen van zijn oordeel over de voortgang van de nationale procedures in Nigeria.
Zoals bekend, respecteert het kabinet de onafhankelijkheid van het Strafhof en om die reden onthoudt het kabinet zich van inmenging in het vervolgingsbeleid van de aanklager van het Strafhof.
Herkent u de zorg dat jihadistische activiteiten zich vanuit de Sahel-regio (rond het Tsjaadmeer, Mozambique en Somalië) uitbreiden naar buurlanden, en wat betekent deze ontwikkeling voor ons buitenlandbeleid en voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)?
Ik deel de zorg over uitbreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahelregio naar buurlanden, voornamelijk de kuststaten van West-Afrika. Er is sprake van een toename in de aanwezigheid van, en aantal aanslagen door, gewelddadig extremistische groeperingen in Ivoorkust, Benin, Ghana en Togo in de grensregio’s met Mali en Burkina Faso. Een vergelijkbare dynamiek is waar te nemen in de Hoorn van Afrika, waar Al-Shabab vanuit Somalië reeds decennia actief is en van tijd tot tijd aanslagen pleegt op Somalisch, Keniaans en Ethiopisch grondgebied. In het noorden van Mozambique vormt achterstelling en een gebrek aan perspectief een vruchtbare bodem voor radicalisering.
De ontwikkelingen onderstrepen het belang van een geïntegreerde aanpak waarbij oog is voor de grondoorzaken en voedingsbodems voor gewelddadig extremisme. Deze zorgen worden door verschillende leiders van West-Afrikaanse kuststaten regelmatig benadrukt en hebben geleid tot verzoeken om veiligheidssteun aan de EU, waaronder op het gebied van capaciteitsopbouw. Op 3 augustus jl. heeft de EU besloten een veiligheids- en defensie-initiatief op te richten ter ondersteuning van Benin, Ghana, Ivoorkust en Togo. Dit geïntegreerde partnerschap richt zich in eerste instantie op het opbouwen van een dialoog met deze vier landen over veiligheid en defensie, te beginnen met Benin en Ghana. Nederland steunt de implementatie van deze geïntegreerde civiele en militaire veiligheidsinzet van de EU, in samenwerking met de West-Afrikaanse kuststaten. De instrumenten uit het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, waaronder de Europese Vredesfaciliteit (EPF), vormen hiervoor de basis. Bovendien zet Nederland met de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) met een combinatie van interventies in op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme en het tegengaan van radicalisering. Ook in stabiele landen als Kenia en Tanzania is het belangrijk om ontwikkelingen in conflicthaarden over de grens te monitoren en met autoriteiten en de lokale bevolking in deze landen de weerbaarheid tegen gewelddadig extremisme te verhogen zodat groepen als Al-Shabab en IS-Mozambique hun invloed in de regio niet verder uitbreiden.
Kunt u een update en overzicht geven van de inspanningen die Nederland, samen met de Europese Unie (EU), het United Nations Development Programme (UNDP) en andere organisaties, levert ten behoeve van de veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen in Afrika en elders?
Nederlandse inspanningen ten behoeve van veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen, zijn onderdeel van een bredere inzet gericht op vergroting van veiligheid van door islamitische extremisten bedreigde gemeenschappen. Dit is inclusief gemeenschappen met een geloofsovertuiging.
Voorbeelden zijn de ondersteuning van programma’s ten behoeve van stabiliteit en veiligheid in Afrika, waarbij de inzet ten goede komt van iedereen in het betrokken gebied, en specifieke mensenrechtenprogramma’s die steun geven aan brede categorieën mensenrechtenvoorvechters, inclusief voorvechters van vrijheid van religie.
Kunt u aangeven hoe, vanuit het mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade in India, ondersteuning verleend wordt aan capaciteitsversterking van organisaties die opkomen voor de rechten van religieuze minderheden in India?
De Nederlandse ambassade in India heeft diverse maatschappelijke organisaties ondersteund die zich inzetten voor de rechten van religieuze minderheden en de bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Een van de organisaties is actief in de deelstaat Odisha die enige jaren geleden het toneel is geweest van heftig antichristelijk geweld. De projecten hebben grotendeels betrekking op training in internationaal en Indiaas recht en rechtsnormen die betrekking hebben op de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden.
Capaciteitsversterking gericht op verbeterde respons en weerbaarheid tegen extremisme vormt een belangrijk onderdeel van verschillende projecten die met steun van de Nederlandse ambassade worden uitgevoerd. Deze dragen bij aan de capaciteitsversterking van maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden. Enkele van de door Nederland ondersteunde maatschappelijke organisaties zullen ook een handboek opstellen als basis voor toekomstige trainingen en capaciteitsversterking.
Hoe gaat de Nederlandse ambassade in India om met de sterke toename van het aantal aanvallen op (bekeerde) christenen en moslims, en valse beschuldigingen van proselitisme in het kader van «anti-bekeringswetten»?
De ambassade monitort de situatie op het gebied van vrijheid van religie als onderdeel van de bredere inzet op het gebied van mensenrechten. Afgelopen jaar heeft in het kader van de Universal Periodic Review (UPR) van de MRR een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens haar bezoek aan India begin maart van dit jaar met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft ze een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen. Daarnaast heeft de speciaal gezant religie en levensovertuiging bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Welke mogelijkheden ziet u om de Nicaraguaanse overheid aan te spreken op de onrechtmatige arrestaties van geestelijk leiders en op andere maatregelen zoals het blokkeren van kerkelijke bankrekeningen, waardoor een groeiende groep arme Nicaraguanen broodnodige hulp wordt ontzegt?
In de VN-Mensenrechtenraad (MRR) wordt de zorgelijke mensenrechtensituatie in Nicaragua regelmatig besproken. Nederland spreekt hierbij ook zijn zorgen uit over de schending van mensenrechten, inclusief de vrijheden van vergadering, meningsuiting en religie. Ook in de afgelopen (53e) MRR van juni 2023 heeft Nederland actief bijgedragen en via de Europese Unie de Nicaraguaanse regering opgeroepen te stoppen met de vervolging van politieke dissidenten, mensenrechtenverdedigers, geestelijken, inheemse gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld.
Nicaragua heeft in september 2022 de diplomatieke betrekkingen met het Koninkrijk der Nederlanden eenzijdig verbroken. Dit maakt een bilaterale dialoog met de Nicaraguaanse overheid op dit moment niet mogelijk.
Welke inspanningen heeft Nederland verricht als lid van een werkgroep specifiek gericht op het tegengaan van kindhuwelijken en gedwongen bekeringen? Welke mogelijkheden ziet u om nog verder te bevorderen dat deze kwetsbare groepen ook door lokale wetshandhavers gerespecteerd en beschermd worden?
Zoals opgenomen in de beleidsnotitie «Doen waar Nederland goed in is» zet het kabinet zich actief in voor het tegengaan van kind- en gedwongen huwelijken. Dit wordt zowel diplomatiek als programmatisch gedaan.
In dit kader verstrekt het kabinet financiering aan o.a. het UNICEF-UNFPA Global Program to End Child Marriage en de Break Free!-alliantie. Dit zijn programma's gericht op het uitbannen van kindhuwelijken. Beide programma's richten zich daarbij ook op (lokale) overheden, onder meer voor het effectief uitvoeren en handhaven van bestaand beleid en de totstandkoming van nieuwe wetgeving waar deze ontbreekt.
Nederland is penvoerder bij de tweejaarlijkse child, early and forced marriage resolutie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties namens een cross-regionale werkgroep. Deze actieve Nederlandse betrokkenheid is een voorbeeld van de diplomatieke inzet. De resolutie die dit jaar is voorgelegd aan de Mensenrechtenraad is specifiek gericht op gedwongen huwelijken, waarbij ook stevige zorgen over gedwongen bekeringen opgenomen zijn. Deze resolutie is een belangrijk middel om VN-lidstaten bewust te maken van deze schadelijke praktijken en te bewegen actie te ondernemen om deze uit te bannen.
Kunt u ingaan op de bevinding in het rapport dat zich in het Westen een «cancelcultuur» ontwikkelt, met inbegrip van afgedwongen taalgebruik, waarbij er sprake is van verbale intimidatie van personen die om religieuze redenen afwijkende standpunten innemen, en waarbij het aantal juridische bedreigingen en verlies van kansen op werk toeneemt? Herkent u dit, en zo ja, wat doet Nederland om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting in Nederland en in andere Europese landen voluit te beschermen en waarborgen? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
Het rapport spreekt zorgen uit over wat beschreven wordt als de ontwikkeling van een «cancelcultuur» die, op termijn, zou kunnen leiden tot inperking van godsdienstvrijheid. Een dergelijke ontwikkeling zou vanzelfsprekend onwenselijk zijn. In Nederland is evenwel sprake van zowel vrijheid van meningsuiting als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze twee mensenrechten zijn complementair aan elkaar en sluiten elkaar niet uit. Het innemen van een afwijkend standpunt is toegestaan, zolang dit standpunt niet oproept tot geweld of intimidatie tegen (andere) groepen in de samenleving of de universele rechten van andere mensen probeert in te perken. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten om discriminatie op grond van religie tegen te gaan aan de hand van zowel een preventieve als strafrechtelijke aanpak.
Hoe duidt u de zaak van de voormalige Finse Minister van Binnenlandse Zaken Païvi Räsanen, waarbij is gebleken dat een onheldere definitie van «haatzaaien» zomaar kan leiden tot censuur, dat gewetensbezwaren en vrijheid van denken, ook op religieuze gronden, kan worden geschonden of ontkend, en waarbij ernstige twijfels zijn gerezen over de vraag of de vrijheid om religieuze opvattingen over gevoelige morele en culturele kwesties te uiten nog gewaarborgd is?
Nederland heeft vertrouwen in de Finse rechtsstaat. Het is niet aan Nederland zich te mengen in de rechtsgang van andere democratische landen. Meer in het algemeen geldt dat vrijheid van meningsuiting een van de pijlers is van een democratische rechtsorde en dat ook meningen die als schokkend of controversieel worden ervaren vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Pas wanneer er sprake is van het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een bepaalde bevolkingsgroep kan deze vrijheid worden beperkt. Dit zal telkens weer en per geval door een rechter moeten worden bekeken en worden gewogen. Het is juist deze test achteraf die voorkomt dat er sprake is van censuur.
Het bericht 'Israël maakt bouw van illegale nederzettingen een stuk gemakkelijker' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Israël maakt bouw illegale nederzettingen een stuk gemakkelijker»1 in de Volkskrant?
Ja.
Wat is uw appreciatie van het feit dat de Israëlische regering de bouw van nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever aanzienlijk heeft versimpeld, waardoor nu vrijwel alle controle ligt bij de ultranationalistische Minister van Financiën, Bezalel Smotrich?
Het bouwen en uitbreiden van nederzettingen is in strijd met het internationaal recht en plaatst een toekomstige vreedzame oplossing verder op afstand. Het is daarom een zorgwekkende ontwikkeling dat met deze wijziging in het plannings- en goedkeuringsproces het initiëren, vestigen en uitbreiden van illegale nederzettingen makkelijker wordt.
Deelt u de zorg dat dit de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever aanzienlijk zal verstellen?
Ja.
Op welke manier bent u van plan om hier als Nederland actie op te nemen, om te voorkomen dat de ultranationalistische regering deze stappen zal doorzetten?
Nederland spreekt zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en blijft dit onverminderd doen. Op 22 juni jl. heb ik de wijziging veroordeeld en opgeroepen deze terug te draaien. Ook heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad op 20 juni jl. uitgesproken tegen deze wijziging van het nederzettingenbeleid.
Bent u nog steeds van mening dat er wordt toegewerkt naar een tweestatenoplossing door Israël? Zo ja, welke aanwijzingen ziet u die in die richting wijzen?
Nederland zet zich in voor een twee-statenoplossing met enerzijds een toekomstige onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat en anderzijds een veilig Israël. De grenzen van vóór 4 juni 1967 vormen daarbij het uitgangspunt. Dit beleid blijft onverminderd de inzet van dit kabinet.
Daarnaast blijft Nederland zich, samen met andere partners (o.a. de EU), inspannen voor omstandigheden waarin er voldoende onderling vertrouwen is om vredesbesprekingen te hervatten. Gezien de omstandigheden op de grond ligt een aanzienlijke verbetering van de situatie echter op korte termijn niet in de lijn der verwachting.
Bent u bereid om de ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden te agenderen voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken of de Europese Top? Ziet u mogelijkheden om de uitspraken van de Minister te bespreken in een Europees verband, en in te zetten op het vormen van gemeenschappelijke Europese reactie over de uitspraken?
Nederland en de EU spreken zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en blijven dit doen. Zo heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) op 19 juni jl. in een verklaring zorgen gedeeld over de operatie in Jenin, opgeroepen tot het niet voortzetten van het bouwen van 4.000 geplande nederzettingen en gemaand tot de-escalatie. De Europees Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft dit nogmaals gedaan in een verklaring op 23 juni jl. waarin hij namens de EU zorgen heeft geuit over de escalatie van geweld en het Israëlische nederzettingenbeleid.
Bent u van plan om contact op te nemen met Israëlische autoriteiten om het standpunt van de Nederlandse regering over de besluitvorming achter de illegale nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem, en de recente uitspraken van Minister Smotrich die in het artikel worden uitgelicht te uiten?
Ik heb namens het kabinet publiekelijk mijn zorgen geuit over deze ontwikkeling. Het Nederlandse standpunt is ook op meerdere niveaus bilateraal met de Israëlische autoriteiten gedeeld.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de resultaten van het Nederlandse ontmoedigingsbeleid in deze kabinetsperiode waarin duidelijk wordt hoeveel bedrijven actief zijn gewezen op dit beleid, en wat daarvan de uitkomst was, en de uitkomsten van dit onderzoek te delen met de Kamer?
Nee, ik zie hier geen aanleiding toe. Nederlandse bedrijven worden, wanneer zij de overheid consulteren, geïnformeerd over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid. Dit is reeds jaren staand beleid en het kabinet blijft dit doen.
De berichten 'China-led AIIB's communications chief quits, criticises bank's management' en 'Canada freezes ties with China-led AIIB, probes allegations of Communist domination' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «China-led AIIB's communications chief quits, criticises bank's management» en «Canada freezes ties with China-led AIIB, probes allegations of Communist domination»?1, 2
Ja.
Bent u op de hoogte van het opschorten van alle activiteiten met de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) door de Canadese Minister van Financiën, Christya Freeland, en haar oproep om het Canadese lidmaatschap bij de Bank te evalueren?
Ja.
Hoe apprecieert u het vertrek van het hoofd van de communicatie-afdeling van de bank en zijn verklaring dat de bank wordt gedomineerd door leden van de Chinese Communistische Partij en sommige bestuursleden enkel worden misbruikt als «useful idiots»?
De informatie die ons tot nu toe bekend is levert geen bewijs dat er sprake is geweest van heimelijke beïnvloeding door de Chinese Communistische Partij van de AIIB.
Naar aanleiding van de uitspraken van de voormalig DG Communicatie aangaande de AIIB heeft de bank een onderzoek uitgevoerd.3 De Raad van Bewindvoerders van de AIIB heeft hiertoe een duidelijk omschreven opdracht gegeven. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van de General Counsel van de AIIB en vond plaats op basis van digitale archieven van de AIIB en meer dan 30 interviews onder het personeel van de AIIB en externe partijen.
Het onderzoek concludeert dat er geen bewijs is gevonden voor heimelijke beïnvloeding van besluiten genomen door de Raad van Gouverneurs, de Raad van Bewindvoerders en de President of in andere aspecten van de werking van de bank.
Het onderzoek heeft ook gekeken naar twee andere uitspraken van de voormalig DG, te weten dat er sprake zou zijn van een giftige werkcultuur en dat betrokkene moest vrezen voor zijn veiligheid. Het onderzoek komt tot de conclusie dat er, hoewel er zeker ruimte is voor verbeteringen, in den brede geen sprake is van een giftige werkcultuur.
Het rapport concludeert tevens dat er geen bewijs is gevonden voor veiligheidsrisico’s en het benadrukt daarbij dat AIIB-personeel immuniteit geniet voor werkzaamheden uitgevoerd namens de AIIB in zowel China, als in andere landen die aandeelhouder zijn van de AIIB, ook na beëindiging van het dienstverband.
Staat u in contact met Canada over deze ontstane situatie?
Ja. De voormalig DG heeft de Canadese nationaliteit. Naar aanleiding van de uitspraken voert Canada ook een onderzoek uit en heeft de activiteiten m.b.t. de AIIB momenteel bevroren. Tot op heden zijn er geen resultaten van dit onderzoek openbaar gemaakt.
Hoe beoordeelt u de zeer zorgelijke beschuldigingen aan de AIIB? En welke mogelijke stappen bent u van plan te ondernemen in reactie hierop?
Zoals in de beantwoording van vraag 3 is aangegeven is er op basis van de informatie die ons bekend is, geen bewijs dat er sprake is van heimelijke beïnvloeding door de Chinese Communistische Partij van de AIIB.
Wel zijn er uit het onderzoek een aantal verbeterpunten naar voren gekomen. Deze zien onder andere op i) governance, ii) de cultuur binnen de bank, iii) het klachtenmechanisme voor personeel en iv) HR-processen. Daartoe heeft het onderzoek aanbevelingen opgenomen in het rapport. Nederland zal zich inzetten voor een gedegen opvolging van deze aanbevelingen.
Bent u bekend met het Accountability Framework van de AIIB, waarmee de besluitvormingsstructuur van de bank de Chinese President van de bank een groot mandaat geeft om investeringsbesluiten te nemen? Hoe beoordeelt u deze structuur?
Ik ben bekend met het Accountability Framework van de AIIB.4 Onder het Accountability Framework is de besluitvorming ten aanzien van een deel van de projecten gedelegeerd aan de President van de AIIB. Daarbij geldt dat de Bewindvoerders te allen tijde de mogelijkheid hebben om projecten gedelegeerd aan de President in te roepen voor bespreking in een vergadering van de Raad van Bewindvoerders. Hiervoor is het verzoek van slechts één bewindvoerder voldoende. Bovendien geldt dat de informatievoorziening en termijn voor de Raad van Bewindvoerders voor de beoordeling van projecten onafhankelijk is van de wijze waarop wordt besloten over projecten (via delegatie of in een vergadering van de Raad van Bewindvoerders).
De AIIB is niet uniek in deze werkwijze. Andere ontwikkelingsbanken waar Nederland aandeelhouder van is hebben vergelijkbare structuren om projecten en financiering te delegeren aan de President of aan te nemen zonder bespreking.
Ziet u mogelijkheden om de transparantie van de besluitvorming te verbeteren, door bijvoorbeeld de Bank te vragen om de beslissingsbevoegdheid bij het bestuur te laten zoals bij andere multilaterale banken, (ADB en Wereldbank) gebruikelijk is?
Als aandeelhouder van de AIIB bekijkt Nederland doorlopend of verbeteringen mogelijk zijn binnen de bestuursstructuur en het functioneren van de bank. Zo vraagt Nederland bijvoorbeeld aandacht voor transparantie en het bevorderen van de diversiteit binnen de organisatie.5 Nederland zal in deze verdere inzet bij de AIIB ook de aanbevelingen meenemen die zijn gedefinieerd in het onderzoeksrapport.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het toezicht op de AIIB vanuit het bestuur te verbeteren?
Zie antwoord vraag 7.
Welke mogelijkheden ziet u in den brede om verregaande beïnvloeding vanuit China in de multilaterale AIIB tegen te gaan, en welke rol ziet u specifiek voor Nederland?
Als waarborg tegen heimelijke beïnvloeding is in het oprichtingsverdrag opgenomen dat de loyaliteit van de werknemers ligt bij de AIIB en niet bij een andere autoriteit. Ook geniet AIIB-personeel immuniteit voor werkzaamheden uitgevoerd namens de AIIB in zowel China, als in andere landen die aandeelhouder zijn van de AIIB. Dat is ook het geval na de beëindiging van het dienstverband bij de AIIB. Nederland zal er op toe blijven zien dat in een multilaterale instelling als de AIIB iedere aandeelhouder voldoende en gepaste mogelijkheden heeft om de belangen te behartigen, met inachtneming van het individuele stemgewicht. Het kabinet acht ongewenste beïnvloeding bij multilaterale instellingen in den brede niet acceptabel.
Een inval van Albanese politie in een Iraans vluchtelingenkamp in Albanië. |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Veroordeelt u de inval die Albanese politie op dinsdag 20 juni 2023 heeft gedaan in het Iraanse vluchtelingenkamp (Ashraf 3) bij Tirana, waar Iraanse dissidenten van de People's Mujahedin Organization of Iran (PMOI) opgevangen worden?
Op 20 juni 2023 heeft de Albanese politie een inval gedaan in de verblijfplaats van de Iraanse Volksmoedjahedien in de stad Durrës. De inval vond plaats op verzoek van de Albanese autoriteit voor de aanpak van corruptie en georganiseerde misdaad (SPAK). Gedurende de inval is een vechtpartij tussen de politie en bewoners ontstaan, waarbij aan de kant van de Volksmoedjahedien één dodelijk slachtoffer en aan weerszijden gewonden zijn gevallen. Het kabinet verwacht dat de Albanese autoriteiten, inclusief de politie, in de uitvoering van hun taken de universele mensenrechten respecteren. Het kabinet beschikt niet over informatie dat dat bij deze inval niet is gebeurd.
Zijn er volgens u door Albanië mensenrechten geschonden met de inval in het kamp? Zo ja, kunt u zich hiertegen uitspreken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe ver is Albanië in het EU-toetredingsproces?
Albanië is sinds 2014 kandidaat-lidstaat van de EU. De toetredingsonderhandelingen met het land zijn in juli 2022 gestart met het initiële screeningsproces; de eerste stap in het onderhandelingsproces. In de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 20221 heeft het kabinet een beoordeling gegeven over de voortgang van Albanië. In het najaar verwacht het kabinet het uitbreidingspakket 2023 van de Europese Commissie te ontvangen, met daarin een update van de Commissie over de voortgang van Albanië in het toetredingsproces. Het kabinet zal de Kamer daarna wederom voorzien van een appreciatie.
Bent u het ermee eens dat EU-gelden voor Albanië na deze inval tot nader order moeten worden geblokkeerd?
Het kabinet ziet naar aanleiding van de inval geen reden om ervoor te pleiten EU-gelden voor Albanië te blokkeren. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 2 heb toegelicht, beschikt het kabinet niet over informatie dat er door de Albanese autoriteiten bij de inval mensenrechten zijn geschonden.
Hoeveel miljoen euro ontvangt Albanië direct en indirect van Nederland (en van internationale organisaties waar Nederland lid van is)?
Nederland en Albanië zijn gezamenlijk lid van een veelvoud aan internationale organisaties, waaronder de Verenigde Naties, de NAVO en de OVSE. De Nederlandse bijdrage aan de steun van Albanië door deze organisaties kan vanwege het generieke karakter van de Nederlandse bijdragen niet worden gespecificeerd. In het kader van de pre-toetredingssteun heeft de EU sinds 2014 ongeveer EUR 800 miljoen aan financiële steun beschikbaar gesteld aan Albanië. Vanuit het Nederlandse programma Maatschappelijke Transformatie (MATRA) is er op dit moment op jaarbasis EUR 600.000 voor projecten in Albanië beschikbaar.
Bent u het ermee eens dat na deze inval er andere, directe sancties moeten komen van Nederland dan wel van de Europese Unie?
Het kabinet ziet naar aanleiding van de inval geen reden om te pleiten voor sancties tegen Albanië. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 2 heb toegelicht, beschikt het kabinet niet over informatie dat er door de Albanese politie bij de inval mensenrechten zijn geschonden.
Bent u bereid om binnen de Europese Unie en specifiek binnen de Raad Buitenlandse Zaken deze inval in het vluchtelingenkamp waar leden van de PMOI verblijven, te veroordelen en gezamenlijk met andere Europese lidstaten op te trekken om Albanië desnoods te sanctioneren? Zo nee, kunt u aangeven op welke andere manier u aandacht wilt schenken aan dit onrecht?
Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op de vragen 1, 2, 4 en 6. Het kabinet verwacht van de Albanese autoriteiten, inclusief de politie, dat zij in de uitvoering van hun taken de rechtstaat en universele mensenrechten respecteren. Het kabinet beschikt niet over informatie dat dat in dit geval niet zou zijn gebeurd.
Mogelijke spionage via Chinese röntgencamera’s voor de douane |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «België verbiedt aankoop van Chinese röntgencamera’s voor de douane, Nederland (nog) niet»1 en herinnert u zich de antwoorden op de eerdere vragen over dit onderwerp van het lid Kuiken (PvdA)?2
Ja.
Bent u bekend met het arrest van 31 mei jongstleden, waarin de Belgische Raad van State bepaalde dat de Belgische overheid het Chinese bedrijf Nuctech mag uitsluiten van deelname aan een aanbestedingsprocedure voor de levering van scanners, omdat die een «veiligheidsrisico» zouden vormen? Heeft u enige reden om te denken dat deze uitspraak ook van toepassing zou kunnen zijn in Nederland om dit bedrijf uit te sluiten van een aanbestedingsprocedure?
Ik ben bekend met het arrest van de Belgische Raad van State en met het besluit van de Belgische autoriteiten. België heeft besloten om bij de aanschaf van nieuwe scanners twee leveranciers uit te nodigen, waartegen een leverancier in beroep is gegaan. De rechterlijke uitspraak stelt dat België dit heeft mogen doen, waarbij meegewogen is dat de scanners niet meer in een stand alone situatie zullen worden gebruikt maar zullen worden opgenomen in een meer omvattend netwerk. De aanschaf van nieuwe scanners ziet op de toekomst en tot die tijd blijft België de huidige scanners gebruiken.
De relevantie van deze uitspraak voor de Nederlandse Douane ziet op twee elementen, namelijk het proces rondom de aanschaf van scanners en de (technische) inrichting van de scanprocessen.
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond scan- en detectiesystemen. In het eerste deel van het onderzoek is aangegeven is dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur dient rekening gehouden te worden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe. Bij de aanbesteding van scanapparatuur wordt, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
Om scanleveranciers te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen wil de Douane samen met andere Europese Douane-organisaties optrekken, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane.
Vindt u het van belang om in dit soort kwesties gelijk op te trekken met Europese partners? Zo ja, hoe rijmt u dan het gevoerde beleid met de uitspraak van de Raad van State in België?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de leveranciersrelatie tussen Nederland en Nuctech te heroverwegen, mede in het licht van de waarschuwing in het Jaarverslag 2022 van de AIVD omtrent de belangen van China bij economische spionageactiviteiten en de oproep van de VS en Canada om in dit verband geen Nuctech apparatuur te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Allereerst verwijs ik naar het antwoord op de 2 en 3. Met uw Kamer zie ik de risico’s en dreigingen die uit kunnen gaan van landen met een offensief cyberprogramma en onderschrijf ik het belang om scanprocessen veilig in te richten. Tevens is het gebruik van kwalitatief goede scanapparatuur door de Douane van essentieel belang voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Vanwege deze redenen zijn de eerdere onderzoeken gedaan. Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
In hoeverre speelt de veiligheidscomponent een rol bij een aanbestedingsprocedure voor apparatuur die mogelijke andere gevoelige gegevens kan registreren? Bent u van mening dat dit voldoende gebeurt?
Nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden.
Een belangrijk middel ter ondersteuning hiervan is het in 2018 ontwikkelde instrumentarium om nationale veiligheidsrisico’s bij inkoopopdrachten en aanbestedingen te identificeren en mitigeren. Dit instrumentarium biedt organisaties onder andere handvatten om per casus een risicoanalyse te maken en mitigerende maatregelen te bepalen. De Douane past dit instrumentarium sinds 2021 toe in het kader van alle aanbestedingen.
Daarnaast besteedt de Douane structureel aandacht, onafhankelijk van welke leverancier apparatuur levert, aan de bescherming en beveiliging van gegevens.
Deelt u de mening dat het beleid rondom strategisch kwetsbare processen/infrastructuur meer ad hoc lijkt te gebeuren in plaats van dat dit getoetst wordt op basis van een duidelijk strategisch autonomiekader? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet. De bescherming van de vitale infrastructuur is al langere tijd onderdeel van het kabinetsbeleid. Het dreigingslandschap verandert als gevolg van actuele ontwikkelingen en wordt veelzijdiger. In de Kamerbrief over de Aanpak vitaal heeft het kabinet u geschetst op welke manier er structureel wordt gewerkt aan een aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur.3 Onder andere door versterking van de wet- en regelgeving en het actualiseren en toekomstbestendiger maken van, het huidige beleidsinstrumentarium. Veilig inkopen van producten en aandacht voor risicovolle strategische afhankelijkheden, sector-overstijgende risico’s en cascade-effecten is hier nadrukkelijk onderdeel van. Daarnaast vormt het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de vitale infrastructuur ook onderdeel van de Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden4. Het bredere nationale beleid ten aanzien van economische veiligheid is uiteengezet in de Kamerbrief Aanpak Statelijke Dreigingen5.
Daarnaast werkt het kabinet actief mee aan Europese trajecten over het vormgeven van Europese open strategische autonomie en economische veiligheid. Dit eerste begrip voorziet in een EU die niet met economische middelen onder druk kan worden gezet (zie kamerbrief van 8 november 2022), het tweede aspect wordt uitgewerkt in de recent uitgekomen EU mededeling over Economische Veiligheid. Deze mededeling wordt nog nader geapprecieerd in het kader van het reguliere BNC traject.
Aanvullend hierop werkt het kabinet tevens aan het ontwikkelen van beveiligingseisen ten aanzien van haar leveranciers. Hiertoe wordt een regeling opgezet voor aanbestedingen van de rijksoverheid en de Nationale Politie die de nationale veiligheid raken: de ABRO (Algemene beveiligingseisen rijksoverheid Opdrachten). Voor een toelichting over de opzet van de ABRO verwijs ik naar een eerdere brief aan uw Kamer.6
De Israëlische wetswijziging voor het vergemakkelijken van het vestigen van nederzettingen in bezette gebieden |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Israëlische wetswijziging maakt weg vrij voor nieuwe nederzettingen op bezette Westelijke Jordaanoever» (NRC 19 juni 2023)?1
Ja.
Bent u het eens dat deze wetswijziging een zoveelste schending van internationaal recht is door de staat Israël? Zo nee, waarom niet?
Het bouwen en uitbreiden van nederzettingen is in strijd met het internationaal recht en plaatst een toekomstige vreedzame oplossing verder op afstand. Het is daarom een zorgwekkende ontwikkeling dat met deze wijziging van het plannings- en goedkeuringsproces het initiëren, vestigen en uitbreiden van illegale nederzettingen makkelijker wordt.
Bent u het eens dat het beleid van de nieuwe extreemrechtse regering van Israël, die sinds december vorig jaar aan de macht is, een obstakel is voor een rechtvaardige vrede tussen Israël en Palestina? Zo nee, waarom niet?
Een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen is op dit moment ver weg. Unilaterale acties, zoals het bouwen en uitbreiden van illegale nederzettingen door Israël, dragen bij aan het verder op afstand raken van een oplossing voor dit conflict.
Bent u bereid om deze wetswijziging publiekelijk te veroordelen, in navolging van de Verenigde Staten? Bent u ook bereid om in Europees verband te pleiten voor een publieke veroordeling namens de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Op 22 juni jl. heb ik deze beleidswijziging publiekelijk veroordeeld en opgeroepen deze terug te draaien. Ook heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad op 20 juni jl. uitgesproken tegen de beleidswijziging. Nederland spreekt zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid. Daarnaast wordt het Israëlische nederzettingenbeleid ook in Europees verband consequent aan de orde gesteld. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft op 19 juni jl. in een statement de beleidswijziging veroordeeld. De Europees Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft dit nogmaals benadrukt in een verklaring op 23 juni jl.
Bent u het eens dat de enige duurzame en rechtvaardige oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict een eigen staat voor de Palestijnen als onderdeel moet hebben, waarbij de grenzen van voor 1967 worden eerbiedigd? Zo ja, bent u bereid zijn beleid op deze principes aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich in voor een twee-statenoplossing met enerzijds een toekomstige onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat en anderzijds een veilig Israël. De grenzen van voor 4 juni 1967 vormen daarbij het uitgangspunt. Dit beleid blijft onverminderd de inzet van dit kabinet.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid, waarvan naleving voor de lidstaten verplicht is, om de illegale nederzettingen te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ondersteunt niet de oproep tot een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid richting Israël. Het kabinet benadrukt tegenstander te zijn van een boycot van Israël en te streven naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt onverminderd invulling gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23 432, nr. 363, 12 maart 2014). Ik zal in Europees verband dan ook niet pleiten voor een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid. Wel roept Nederland op verschillende niveaus op tot het stoppen en terugdraaien van de uitbreiding van nederzettingen en hanteert Nederland een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van het zakendoen in en met nederzettingen door Nederlandse bedrijven.
Ziet u nog heil in het streven naar een tweestatenoplossing, aangezien het beleid van de Israëlische regering duidelijk streeft naar annexatie van de bezette gebieden?
Nederland blijft zich inzetten voor een twee-statenoplossing en acht dit de weg vooruit. Nederland blijft zich, samen met andere partners (o.a. de EU) inspannen voor omstandigheden, waarin er voldoende onderling vertrouwen is om vredesbesprekingen te hervatten. Gezien de omstandigheden op de grond ligt een aanzienlijke verbetering van de situatie echter op korte termijn niet in de lijn der verwachting.
Bent u nu wel bereid om een onderzoek van het Internationaal Strafhof (ICC) te steunen naar Israëlische oorlogsmisdaden? Zo nee, waarom niet? Zo nee, wanneer wel?
De rechters van het Internationaal Strafhof hebben in februari 2021 bevestigd dat het Strafhof sinds 13 juni 2014 rechtsmacht heeft over vermeende internationale misdrijven in de Palestijnse Gebieden, te weten Gaza en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. Tevens heeft de aanklager van het Internationaal Strafhof in maart 2021 een onderzoek geopend binnen de materiële rechtsmacht van het Strafhof naar de internationale misdrijven die sinds 13 juni 2014 in de Palestijnse Gebieden zouden zijn gepleegd. Dit onderzoek loopt nog. Zoals bekend, hanteert de Nederlandse regering de lijn dat niet inhoudelijk wordt gereageerd op lopende onderzoeken en vervolgingen, omdat de regering de onafhankelijkheid van het Strafhof respecteert.
Bent u bereid om aan te sluiten bij de verschillende Europese lidstaten die zijn verenigd in hetWest Bank Protection Consortium?2 Zo nee, waarom niet?
De mogelijkheden om toe te treden tot het Westbank Protection Consortium worden op dit moment onderzocht.
Het artikel 'Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen', dat gaat over zorgelijke ontwikkelingen in de Albanese rechtspraak. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen»?1
Ja.
Wat vindt u er in algemene zin van dat het nodig is dat onder andere Albanese organisaties zich met behulp van juridische constructies in Nederland vestigen, om overheidsinmenging in hun thuisland te ontlopen?
Het kabinet acht het van belang dat Albanië stappen blijft zetten op het gebied van rechtstaat en fundamentele rechten. Albanese organisaties, waaronder onderwijsinstellingen, moeten vrij van politieke invloed kunnen opereren. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Albanië op dit gebied nauwlettend en ondersteunt het land, in het kader van het EU-toetredingsproces, waar mogelijk om voortgang in het hervormingsproces te boeken.
Wat vindt u in specifieke zin van de sluiting van deze scholen? Bent u het eens met het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat concludeert dat hier sprake is van «credible allegations of selective application of the law» onder druk van Turkije?2 Spreekt u de Albanese regering hierop aan, of bent u bereid dit te doen?
De Nederlandse ambassade in Tirana staat in nauw contact met de bestuurder van de in het artikel genoemde Nederlandse stichting, die de met sluiting getroffen school in eigendom heeft. De ambassade heeft tevens geregeld contact met de onderwijsinstelling Turgut Özal, die de gesloten school beheert. De Nederlandse ambassadeur in Tirana heeft de kwestie aan de orde gesteld in een gesprek met de Albanese Minister van Onderwijs. In dat gesprek heeft de Minister de wettelijke redenen van de sluiting toegelicht. Het kabinet sluit zich evenwel aan bij het oordeel van het Albanese Helsinki Comité, dat tevens wordt aangehaald door het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over Albanië, dat er in dit geval sprake lijkt te zijn van disproportionele maatregelen en selectieve toepassing van de wet. De ambassade volgt dan ook met een waarnemer de rechtszaak die de school tegen de Albanese staat heeft aangespannen.
Is er naar aanleiding van de schoolsluiting contact geweest met de Nederlandse bestuurder van deze scholen? Stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich hierin proactief op, bijvoorbeeld door signalen die worden doorgegeven in dergelijke contacten te gebruiken in de diplomatieke contacten met de Albanese regering?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat er van onafhankelijke rechtspraak vrijwel geen sprake is in Albanië?
Albanië heeft in 2016 besloten tot een radicale hervorming van de rechtspraak, met als belangrijkste stap de doorlichting van alle 1.200 magistraten van het land. Deze doorlichting wordt onder internationaal toezicht uitgevoerd en bevindt zich inmiddels in de fase van consolidatie. Daarmee heeft Albanië een belangrijke stap gezet in de strijd tegen corruptie. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen in de hervorming van de rechtspraak konden in juli 2022 de EU-toetredingsonderhandelingen met Albanië van start gaan. Evenwel blijven er uitdagingen bestaan. Zo zal Albanië moeten blijven werken aan verschillende structurele problemen binnen de rechterlijke macht, waaronder het verder terugbrengen van politieke invloed op het gerechtelijk systeem. Het kabinet blijft de ontwikkelingen binnen de Albanese rechtspraak, en de maatregelen die door de Albanese autoriteiten worden genomen in dit verband, nauwlettend volgen.
Welke ontwikkelingen in de rechtspraak in Albanië ziet u?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verlopen de hervormingen van de Albanese rechtspraak, in het licht van de voorbereidingen tot toetreding als Europese Unie (EU)-lidstaat? Is er op korte termijn of middellange termijn zicht op verbeteringen van de rechtstaat?
Zie antwoord vraag 5.
Wat betekenen deze ontwikkelingen en mogelijke hervormingen voor de toetredingsonderhandelingen tussen Albanië en de Europese Unie, en uw opstelling ten opzichte van die onderhandelingen? Zou een land waar sprake is van dergelijke misstanden volgens u toe moeten kunnen treden tot de EU?
De Europese Commissie rapporteert in haar jaarlijks uitbreidingspakket over de voortgang van Albanië in het toetredingsproces. Voor de kabinetsappreciatie van het meest recente uitbreidingspakket verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 11 november jl.3 Ten aanzien van EU-toetreding, is het kabinet strikt, fair en betrokken. Het kabinet houdt de ontwikkelingen en de hervormingen op het gebied van de rechtsstaat in alle kandidaat-lidstaten nauwlettend in de gaten, en weegt de voortgang in de hervormingen mee bij het nemen van besluiten in het uitbreidingsproces. Albanië zal pas toe kunnen treden tot de Europese Unie wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Hoe beziet u de invloed van Turkije in Albanië, en de mogelijke invloed van Turkije op de EU, indien Albanië lid zou worden van de EU?
Albanië en Turkije onderhouden goede bilaterale banden. Turkse investeringen in Albanië vinden onder meer plaats op het gebied van gezondheid en onderwijs, maar zijn de laatste jaren in omvang afgenomen. Zowel Albanië als Turkije zijn kandidaat-lidstaat van de EU en onderhouden beide contacten met de EU. Tevens zijn beide landen lid van de NAVO. Het kabinet ziet op dit moment geen reden tot zorg over Turkse invloed op de EU als gevolg van een toekomstige toetreding van Albanië.
De eenzijdige agenda van de VN-onderzoekscommissie (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de Nederlandse kritiek op verschillende aspecten van het mandaat van de United Nations Human Rights Council (UNHRC) Commission of Inquiry (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld? Zo ja, wat doet Nederland om het mandaat en de termijn te wijzigen, en wat betekent uw kritiek concreet voor de Nederlandse houding ten aanzien van de COI en haar bevindingen?
Het kabinet is van mening dat het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) te breed is geformuleerd en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld. Dit heeft Nederland meermaals door middel van verschillende verklaringen benadrukt. Ook bij deze zitting van de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland via een nationale verklaring deze bezwaren kenbaar gemaakt en opgeroepen tot periodieke herziening van het mandaat van de CoI. Tevens is hierbij bezwaar gemaakt tegen de disproportionele aandacht voor Israël, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Dit laat onverlet dat Nederland de bevindingen van CoI zorgvuldig en op inhoudelijke merites beoordeelt. Dit past ook bij het belang dat het kabinet eraan hecht dat besluiten van de VN-Mensenrechtenraad, nadat deze zijn aangenomen, worden gerespecteerd.
Is Nederland door de Verenigde Staten gevraagd om opnieuw een kritisch statement over de COI mee te tekenen? Zo ja, is Nederland bereid dit te doen, net als in 2022? Zo nee, waarom niet?
De Verenigde Staten hebben net als vorig jaar een statement over de CoI opgesteld en gevraagd aan VN lidstaten om deze te steunen. Het kabinet deelt een aantal zorgen over de CoI met de Verenigde Staten, conform motie Van der Staaij (34 755, nr. 44). Desalniettemin heeft het kabinet dit jaar gekozen voor een nationale verklaring, omdat daarmee tevens kon worden opgeroepen tot een reguliere herziening van het mandaat, en gereageerd kon worden op recente zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast worden ook in de EU verklaring, op onder meer Nederlands verzoek, zorgen geuit over het brede karakter van het CoI mandaat.
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in uiteenlopende Verenigde Naties (VN)-gremia?
De Nederlandse inzet ten aanzien van de resoluties over Israël en de Palestijnse Gebieden in VN-gremia is gericht op het verbeteren van resoluties door disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Vanuit dit uitgangspunt spant Nederland zich in EU-verband in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. De Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse inzet in dit kader tijdens de 77e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties per Kamerbrief.2 Een ander voorbeeld waar het kabinet zich heeft ingezet om disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan is in de World Health Assembly. De Kamer is ook hierover geïnformeerd per Kamerbrief.3
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in specifiek de VN-Mensenrechtenraad, om zo bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 spant Nederland zich in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. Dit sluit aan bij de inzet om resoluties onder agenda item 7 («concerning Human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories») te beperken. Item 7 is als enig, vast agendapunt in zijn geheel gewijd aan een specifieke landensituatie en daarmee exemplarisch voor disproportionele aandacht voor Israël. Het behoud van een zo groot mogelijke EU-eenheid is hierbij van belang, mede met het doel om de Palestijnen ertoe te bewegen teksten te verbeteren in lijn met EU beleid. Dit heeft Nederland uitgedragen in de onderhandelingen tussen de EU en de Palestijnse delegatie en laten zien in stemgedrag tijdens de lidmaatschapsperiode 2020–2022. Zie tevens antwoord op vraag 4.
Wilt u bij het verschijnen van het volgende COI-rapport ingaan op de vraag hoe objectief, zorgvuldig en accuraat de bevindingen daarin zijn, en de Kamer hierover nader informeren?
Het rapport van de CoI kaart zorgwekkende ontwikkelingen aan in de Palestijnse Gebieden en Israël. In het rapport, dat dit jaar is gewijd aan de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, wordt naar alle betrokken partijen gekeken. Het kabinet is van mening dat de CoI een gedegen rapport heeft opgesteld, waarbij een gefundeerde methodologie is gehanteerd.
Geweld tegen christenen in India |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Violence in India kills scores of Christians and turns churches to ashes»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat recent in noordwestelijk India zo’n 70 christenen gedood werden, zo’n 30 kerken in de as werden gelegd, en ruim tienduizend christenen ontheemd raakten?
In Manipur, een deelstaat in het noordoosten van India, zijn begin mei ernstige onlusten uitgebroken tussen de Meitei en de Kuki, twee van de vele etnische groeperingen in de deelstaat, met ieder een eigen taal, cultuur en godsdienst.
Hoewel de Meitei overwegend hindoeïstisch en de Kuki overwegend christelijk zijn, is het conflict in eerste instantie een etnisch conflict dat draait om kwesties als landeigendom en positieve discriminatie. De Kuki genieten een speciale tribale status als «Scheduled Tribe» onder de Indiase Grondwet, die exclusieve eigendomsrechten op land in hun woongebieden en bijzondere toegang tot onderwijs en overheidsfuncties geeft. De Meitei eisen een soortgelijke status.
Het conflict tussen deze groeperingen heeft de afgelopen decennia tot onlusten en geweld geleid, met honderden doden tot gevolg. Ook andere factoren dragen bij aan de spanningen, zoals een recente (controversiële) oorlog tegen drugs, illegale migratie vanuit Myanmar, druk op land en gebrek aan werkgelegenheid. Begin mei zijn de spanningen geëscaleerd. Er zijn honderden kerken en tempels verbrand en vernietigd, en meer dan honderd dodelijke slachtoffers gevallen, verder zijn tienduizenden mensen ontheemd, waaronder christenen en hindoes. Het geweld richt zich vooral tegen de Kuki. De Naga, een andere eveneens overwegend christelijke bevolkingsgroep in Manipur, zijn in veel mindere mate getroffen door geweld.
Welke actie(s) hebben de Indiase politie- en veiligheidsdiensten ondernomen om deze golf van geweld te stoppen?
De Indiase autoriteiten hebben verschillende maatregelen genomen om het geweld in Manipur te stoppen. Het leger is ingezet, er zijn duizenden burgers geëvacueerd en er is tijdelijk een avondklok geïntroduceerd. De lokale autoriteiten hebben ook het internet vijf dagen ontoegankelijk gemaakt, een bevoegdheid waarover een deelstaat beschikt bij dreiging voor de openbare veiligheid door mogelijk misbruik van mobiele internetdiensten. Op 20 juni heeft het Hooggerechtshof van Manupur de deelstaatregering opgedragen de beperkingen op internetverkeer weer op te heffen. Minister van Binnenlandse Zaken Amit Shah heeft voor eind juni een speciale vergadering belegd met alle betrokken partijen om de noodsituatie in Manipur te bespreken.
Heeft u kennisgenomen van de diverse oorzaken en verschijningsvormen van vervolging in India in bredere zin, zoals de hulporganisatie Open Doors dit in kaart heeft gebracht?2
Ik ben bekend met de rapportages van Open Doors. Ook andere bronnen geven aan dat het groeiend hindoenationalisme in India leidt tot inperking van de rechten van religieuze minderheden, vooral van moslims en christenen. Dit komt tot uiting in geweld tussen gemeenschappen, haat zaaien en arbitraire toepassing van zgn. anti-bekeringswetten.
Zoals in het antwoord op vraag 2 toegelicht, zijn de onlusten in Manipur een gevolg van reeds veel langer sluimerende lokale etnische tegenstellingen, die niet direct zijn terug te voeren op groeiend hindoenationalisme op nationaal niveau.
Heeft u contact gehad met de Indiase overheid om deze mensenrechtenschendingen aan te kaarten? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Wilt u hiervan verslag doen richting de Tweede Kamer?
Nederland voert een mensenrechtendialoog met India in bilateraal, EU- en in VN-verband. De mensenrechtenambassadeur heeft begin maart van dit jaar een bezoek aan India gebracht. Met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie heeft zij onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft de mensenrechtenambassadeur een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen.
De speciaal gezant religie en levensovertuiging heeft bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
In de mensenrechtendialoog tussen de EU en India, die naar verwachting later dit jaar weer zal plaatsvinden (de vorige vond in juni 2022 plaats), zullen vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging naar verwachting weer op de agenda staan.
Nederland zet via het bilaterale mensenrechtenfonds actief in op het ondersteunen van organisaties die zich o.a. inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Over de inzet van mensenrechtendiplomatie, instrumenten en fondsen wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd via de Mensenrechtenrapportage. De rapportage over 2022 verschijnt binnenkort.
Op welke wijze werkt u in Europese Unie (EU)- of Verenigde Naties (VN)-verband samen met bondgenoten zoals het Verenigd Koninkrijk, om de vervolging van christelijke minderheden expliciet in India effectief te adresseren?
Zowel Nederland als India zijn lid van de VN Mensenrechtenraad. Afgelopen jaar heeft in het kader van de UPR (Universal Periodic Review) van de Mensenrechtenraad een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
Nederland draagt bij aan de uitvoering van de EU-Human Rights and Democracy Country Strategy voor India, en steunt de EU in de dialoog met Indiase autoriteiten over verbreding van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Voorts ondersteunt Nederland de EU-India Mensenrechtendialoog die jaarlijks plaatsvindt. Zorgpunten over o.a. de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging worden daarbij aan de orde gesteld.
Laten doen van onderzoek door externe bureaus, denktanks of lobbyclubs. |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de conclusie van de universiteit van Pennsylvania dat transparantie het kenmerk van een onafhankelijke denktank is? Zo nee, waarom niet en wat is dan uw definitie van een onafhankelijke denktank en wat is daarbij de grens met een (politieke) lobbyorganisatie? Zo ja, op welke wijze eist u transparantie van de expertbureaus of denktanks waaraan u betaalde opdrachten geeft? Kunt u dat toelichten?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie zijn niet bekend met dit specifieke onderzoek van de universiteit van Pennsylvania en de daaruit voortgekomen genoemde conclusie, maar delen de mening dat transparantie van belang is voor het goed functioneren van een denktank. Voor ons is een denktank een instituut dat onafhankelijk, beleidsrelevant onderzoek verricht gebaseerd op gespecialiseerde kennis. Een lobbyorganisatie heeft als primair doel politieke besluitvorming en wetgeving te beïnvloeden.
BZ en Defensie maken gebruik van de kennis van denktanks om vraagstukken op het terrein van buitenlands beleid en internationale veiligheid onafhankelijk te beantwoorden. Onafhankelijkheid van onderzoeksopdrachten die bij denktanks worden uitgezet is een belangrijk uitgangspunt. Van denktanks wordt transparantie verwacht over de wijze waarop conclusies en aanbevelingen tot stand zijn gekomen.
Is het juist dat vanwege de klantrelatie geen totale lijst van opdrachtgevers met denktanks of expertbureaus bestaat? Of bestaat zo’n lijst wel en wordt deze niet bekendgemaakt? Zo ja, waarom?2
Voor vragen over de klantrelatie van de denktanks met betrekking tot hun overige opdrachtgevers verwijzen wij naar de denktanks zelf. Clingendael en HCSS vermelden in hun rapporten voor Defensie en BZ wanneer deze opdrachtgever zijn geweest. Vanuit BZ en Defensie onderschrijven wij dat de denktanks op al hun onderzoeksopdrachten vermelden.
Is het juist dat u een raamovereenkomst heeft met het HCSS voor 800.000 euro per jaar? Zo nee, wat zijn dan de feiten?3
Nee. Er is een raamovereenkomst voor beleidsondersteunend onderzoek, «PROGRESS» (2020–2023) tussen BZ en Clingendael. Hier maken ook Defensie en HCSS onderdeel van uit. Zowel BZ als Defensie besteden binnen deze raamovereenkomst ieder 1 miljoen euro inclusief BTW per jaar. Dit komt voor circa 60–40% bij respectievelijk Clingendael en HCSS terecht. Deze raamovereenkomst is openbaar gemaakt in het Woo-besluit BS2023015382 en is te vinden via open.overheid.nl.
Op welke begrotingspost zijn deze uitgaven terug te vinden?
De uitgaven van BZ aan PROGRESS verlopen via begrotingspost artikel 4.4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden (Hoofdstuk 5 Buitenlandse Zaken). De uitgaven van Defensie aan PROGRESS verlopen via Hoofdstuk 10, Artikel 9 Algemeen (Programma-uitgaven, Opdrachten).
Wat is het kenmerk van zo’n raamovereenkomst? Waarin verschillen de werkzaamheden in het kader van een raamovereenkomst van losse opdrachten?
Een raamovereenkomst biedt de mogelijkheid om meerjarig met de denktanks samen te werken op een reeks vaste onderwerpen. Dit zijn onderwerpen waarvoor meerjarige kennisbehoeftes bij de departementen zijn, waarop de denktanks kunnen anticiperen en plannen. Daarbij hoeft niet voor iedere onderzoeksvraag binnen deze onderwerpen een separate aanbestedingsprocedure gestart te worden. Losse opdrachten betreffen kennisbehoeftes op een specifiek domein.
Voor welke periode is de raamovereenkomst afgesloten? Op basis van welke argumenten wordt zo’n raamovereenkomst verlengd?
De huidige PROGRESS (2.0) raamovereenkomst loopt van 2020–2023 met éénmaal een verlengingsoptie van maximaal twaalf maanden. BZ en Defensie bezien hoe zij hierna in hun kennisbehoeften gaan voorzien.
Deelt u de analyse dat het HCSS veel krijgsmachtonderdelen als opdrachtgever heeft? Deelt u de kritiek dat dat ingegeven is door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van het HCSS? Zo nee, waarom niet?
Defensie zet onderzoeksopdrachten uit bij HCSS afhankelijk van haar kennisbehoefte. Defensieonderdelen hebben een eigen domein-gerelateerde, specifieke kennisbehoefte die zij kunnen laten onderzoeken. Op dit moment lopen er naast PROGRESS opdrachten vanuit het Directoraat-Generaal Beleid, de landmacht en de marine. Deze gecoördineerde opdrachten zijn ingegeven door de kennisbehoefte van Defensie en niet ingegeven door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van HCSS. HCSS en Clingendael geven invulling aan de gecoördineerde kennisbehoefte van Defensie met hun specifieke politiek-strategische en militaire kennis. Met die expertise voeren zij onafhankelijk onderzoek uit.
Voor welke opdrachtgevers die onderdeel zijn van de Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken worden de losse opdrachten van het HCSS uitgevoerd?
In antwoord op de Kamervragen van lid Van Houwelingen (FvD) van 30 mei jl. over HCSS (kenmerk 2023Z09524) zijn de opdrachten van Defensie aan HCSS aan uw Kamer uiteengezet.
In antwoord op Kamervragen van lid Van Houwelingen aan de Minister van Buitenlandse Zaken (kenmerk 2023Z0952) zijn de kleinschalige opdrachten die vanuit Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn uitgezet bij HCSS geïnventariseerd en het financiële totaaloverzicht per jaar is gedeeld. Hieronder bevinden zich geen onderzoeksopdrachten.
Heeft u andere raamovereenkomsten met andere expertbureaus of denktanks? Kunt u een overzicht geven met wie dat is?
Er zijn op dit moment geen raamovereenkomsten met denktanks behalve HCSS en Clingendael vanuit Defensie. BZ heeft naast PROGRESS een aantal andere raamovereenkomsten met Clingendael die zich echter uitsluitend op training richten, niet op onderzoek.
Is het juist dat krijgsmachtonderdelen als de Kustwacht en de Koninklijke Marine een bedrijf als het HCSS hebben ingehuurd om zaken «bovenaan de politieke agenda» te krijgen? Zo ja, hoe vaak?
Nee. HCSS voert onafhankelijk onderzoek uit voor verschillende Defensieonderdelen. Het doel hiervan is om kennis op te bouwen t.b.v. Defensie vraagstukken en om Defensie te ondersteunen in beleidsvorming, besluitvorming en/of kennisontwikkeling. Het onderzoek dat denktanks uitvoeren voor Defensie wordt openbaar gemaakt en draagt daarmee bij aan een breder kennisniveau. Het kan daardoor ook onderdeel gaan uitmaken van het maatschappelijk debat.
Hoe vaak maken de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie precies gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie en het debat? Kunt u dat toelichten?
De Ministeries van BZ en Defensie maken geen gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie of het debat.
Deelt u de opvatting dat, indien er binnen een ministerie de behoefte is iets hoger op de politieke agenda te krijgen, de geëigende route daarbij is via de Minister de Kamer te informeren, en niet via derden?
Ja.
Deelt u de opvatting dat het, indien (een onderdeel van) Defensie of een ander ministerie een bedrijf betaalt voor het beïnvloeden van de publieke opinie, altijd volstrekt helder moet zijn in uitingen van dit bedrijf dat het ministerie opdrachtgever is?
BZ en Defensie betalen geen bedrijven voor het beïnvloeden van de publieke opinie. Onderzoeksproducten die opgeleverd worden door denktanks in opdracht van BZ en Defensie vermelden dat zij opdrachtgever zijn geweest. Dit past zowel bij het streven van de ministeries naar transparantie als bij de werkwijze van de denktanks.
Geeft u losse opdrachten aan andere expertbureaus of denktanks? Zo ja, aan wie?
Defensie heeft op dit moment geen onderzoeksopdrachten uitgezet bij andere denktanks dan HCSS en Clingendael.
Buitenlandse Zaken werkt met verschillende kennispartners samen. Deze worden onder andere betrokken bij het uitvoeren van programma evaluaties, worden ingezet door posten of directies voor kennisversterking of voor het uitvoeren van trainingen. Voor een overzicht van de kennispartners van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zie «Inventarisatie en appreciatie van het BZ onderzoeksbeleid» (Kwink, 2018). Momenteel wordt een update van dit onderzoek uitgevoerd.
Bent u bereid een verplicht transparantieregister in te stellen waarvoor academische instellingen, denktanks en lobbyorganisaties zich moeten inschrijven als voorwaarde om voor opdrachten van de overheid in aanmerking te komen? Zo ja, wanneer stelt u zo’n register in? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet aan de orde. Volgens de wettelijke kaders, waaronder de Wet Open Overheid, wordt openheid van de overheid verwacht. Ook is de overheid vanuit het aanbestedingsrecht gehouden aan – onder meer – het transparantiebeginsel.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zet het kabinet de komende tijd met een aantal maatregelen in op meer transparantie (Kamerstuk 36 101-16). De Minister van BZK zal het effect van deze maatregelen evalueren en uw Kamer daarover nader informeren.
Het mogelijk stopzetten van voedselhulp door het World Food Programme in de Palestijnse gebieden. |
|
Frank Futselaar |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «WFP operations in Palestine risk suspension due to funding shortfall»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Klopt het dat het Wereld Voedselprogramma (WFP) door onderfinanciering 60% van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden moet gaan stopzetten?
Ja, het klopt dat WFP noodgedwongen een deel van hun voedselhulp moet stopzetten vanwege een gebrek aan financiering. Dit betreft een opschorting van de hulp aan 205.000 begunstigden, die ook hulp ontvangen van het bureau van de United Nations Special Coordinator for the Middle East Peace Process (UNSCO) of het Palestijnse nationale programma voor cashtransfers.
Wat is uw eerste oordeel over deze berichtgeving?
Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling die helaas in lijn is met een wereldwijde trend. In 2023 hebben de humanitaire noden een recordhoogte bereikt vanwege een samenkomst van factoren zoals de toename van conflict, economische schokken, natuurrampen en droogte. Tegelijkertijd heeft de inflatie de prijs van voedsel en brandstof wereldwijd opgedreven, waardoor de operationele kosten van het WFP zijn gestegen. Daarom heeft Nederland ook besloten om onze reguliere ongeoormerkte bijdrage aan het WFP in 2023 bijna te verdubbelen tot 60 miljoen euro per jaar om daarmee de toename van de noden en de operationele kosten op te vangen. Nederland is echter slechts één van de vele donoren waarvan het WFP afhankelijk is waardoor ons handelingsperspectief relatief beperkt blijft. De ongekende toename in wereldwijde noden zal breder moeten worden opgevangen. Onder deze huidige omstandigheden blijft het WFP dus gedwongen om wereldwijd te bezuinigen en zeer moeilijke keuzes te maken. Dit heeft niet alleen voor de Palestijnse gebieden consequenties, maar ook voor andere operaties wereldwijd.
Hebben vertegenwoordigers van het WFP contact met u gezocht over dit probleem? Zo ja, wat hebben zij gevraagd en wat was uw reactie?
Ja, we hebben contact gehad met het WFP over dit probleem en onze zorgen over de situatie in de Palestijnse gebieden aangekaart. We hebben laten weten ons bewust te zijn van de groeiende wereldwijde financieringskloof en toegelicht dat we om deze reden onze totale ongeoormerkte bijdrage aan het WFP bijna hebben verdubbeld voor 2023. Deze bijdrage kan het WFP zelf flexibel inzetten waar de noden het hoogst zijn; zo ook in de Palestijnse gebieden. We blijven ook in gesprek met het WFP over verdere mogelijke maatregelen om de organisatie efficiënter te maken en over het verbreden van de donorbasis om daarmee de financieringstekorten het hoofd te bieden.
Deelt u de mening dat het stil komen vallen van 60% van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden rampzalige gevolgen zou hebben voor de bevolking, die nota bene onder een illegale bezetting leeft, en dat ook Nederland zich in moet spannen om dit te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het stil vallen van 60% van de voedselhulp is zeer zorgwekkend. Zie antwoord vraag 4 voor Nederlandse inspanningen richting het WFP om dit te voorkomen. Ook beoogt het Nederlandse OS-programma in de Palestijnse Gebieden bij te dragen aan een levensvatbare Palestijnse economie o.a. via landbouwprogramma’s die het voedselaanbod vergroten.
Bij de noodzaak van voedselhulp spelen de bezetting van de Palestijnse Gebieden, de zwakke positie van de Palestijnse Autoriteit en het uitblijven van een vredesproces een grote rol. Het kabinet blijft zich daarom in bilaterale contacten en in EU-verband inzetten voor een eerlijke en duurzame oplossing van het conflict.
Bent u bereid om (ook in Europees verband) extra middelen ter beschikking te stellen voor het WFP?
In 2023 heeft het kabinet de reguliere ongeoormerkte bijdrage aan WFP bijna verdubbeld naar 60 miljoen euro.
Welke stappen gaat u nog meer zetten om het stilvallen van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden te voorkomen?
Behalve onze bijdrage aan het WFP, heeft Nederland in 2023 besloten EUR 19 miljoen ongeoormerkt aan UNRWA (Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten) te doneren als onderdeel van een meerjarige bijdrage. UNRWA speelt een belangrijke rol in noodhulpvoorziening in de Palestijnse Gebieden en kan de Nederlandse bijdrage flexibel inzetten waar de noden het hoogst zijn. Naast onze bijdragen aan UNRWA geeft Nederland ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire partners zoals de Rode Kruis- en de Halve Maanbeweging.
Wat vindt u ervan dat voedselhulp in de Palestijnse gebieden überhaupt nodig is, aangezien deze voor een groot deel wordt veroorzaakt door de Israëlische onderdrukking van een levensvatbare Palestijnse economie?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn u nog meer gevallen in de wereld bekend waar grote delen van de voedselhulp stil komen te liggen als er geen extra financiering komt?
Het WFP kampt wereldwijd met een financieringstekort door een combinatie van toenemende noden en stijgende operationele kosten. Vooral in landen als Afghanistan, Democratische Republiek Congo (DRC), Pakistan en Ethiopië is de honger dit jaar extreem toegenomen. Deze situatie heeft het WFP gedwongen om te bezuinigen op andere operaties, onder andere in landen als Bangladesh, Zuid-Sudan, Oeganda, Tsjaad, Burundi en Jemen. Deze bezuinigingen nemen verschillende vormen aan: inkrimping van het eigen personeel, vermindering van voedselrantsoenen of stopzetting van voedselhulp in bepaalde geografische gebieden. Naar verwachting zullen ook andere operaties moeten bezuinigen.
De wervingscampagne van Defensie. |
|
Harmen Krul (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de wervingscampagne van Defensie om mensen te vindendie de Oekraïense of Russische taal machtig zijn?
Wij zijn op de hoogte van deze interne oproep en extern gepubliceerde vacatures.
Onderschrijft ur de operationele behoefte aan deze kennis en kunde?
Ja. Het optreden van de krijgsmacht brengt inherent een behoefte aan tolken en vertalers met zich mee om effectief te kunnen communiceren met burgers, organisaties, overheden en krijgsmachten. Deze behoefte is er niet alleen in geval van militaire operaties maar ook bij oefeningen en gereedstelling.
Bent u van mening dat enkel feitelijke gedragingen een intrekkings- of weigeringsgrond kunnen zijn voor een verklaring van geen bezwaar (vgb)?
Een veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd als een functie de nationale veiligheid kan schaden. Vanwege de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer afgezet tegen de ernst van de potentiële schade die een dergelijke functie kan veroorzaken is wettelijk vastgesteld waarnaar wordt gekeken. Naast feitelijke gedragingen betreft dit dus ook de persoonlijke omstandigheden.
Het veiligheidsonderzoek omvat krachtens art. 7 lid 2 Wet veiligheidsonderzoeken, het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. Hierbij wordt uitsluitend gelet op:
Kunt u bevestigen dat Defensie een beleid voert waarbij mensen met «Russische banden» (afkomst, familie, studie etc.) niet welkom zijn binnen de krijgsmacht? Zo ja, hoe zorgt Defensie er dan voor dat de organisatie beschikt over voldoende Rusland-expertise?
Nee, Defensie voert een dergelijk beleid niet.
Wat is het beleid van Defensie richting defensiepersoneel met «Russische banden»? Welke criteria worden gehanteerd?
Er is geen specifiek beleid richting personeel met Russische banden. Wel gelden de principes zoals genoemd in de antwoorden bij vraag 3.
Verder geldt dat personeel dat een vertrouwensfunctie vervult, verplicht is om gewijzigde persoonlijke omstandigheden te melden bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Het gaat daarbij in ieder geval om:
Is dit beleid vergelijkbaar met dat van onze NAVO-partners?
Op grond van NAVO-regelgeving is een veiligheidsonderzoek verplicht, maar wordt de (wijze van) uitvoering daarvan bepaald door het nationaal beveiligingsbeleid van de lidstaten. Hierdoor kunnen de criteria en de wijze van uitvoering van veiligheidsonderzoeken onderling verschillen. Over het beveiligingsbeleid van andere NAVO-lidstaten kan de regering zich niet uitlaten.
Hoe wordt binnen veiligheidsonderzoeken rekening gehouden met de ervaring, opleidingsniveau, veiligheidsbewustzijn en loyaliteit van de individuele Defensiemedewerker met «Russische banden»? Is sprake van een individuele weging?
Bij het aannemen van een (aspirant) vertrouwensfunctionaris zijn ervaring en het opleidingsniveau uitsluitend van belang voor de beoordeling of betrokkene geschikt is voor de functie. Deze gegevens zijn geen onderdeel van het veiligheidsonderzoek.
In de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 (Stcrt 2020, 59644) wordt vermeld op welke gegevens in het onderzoek wordt gelet. Veiligheidsbewustzijn en loyaliteit worden daarin genoemd. De beoordeling van het onderzoek is altijd een individuele weging van alle beschikbare gegevens waarbij tevens wordt gekeken naar de betreffende vertrouwensfunctie en de mate waarin deze schade kan toebrengen aan de nationale veiligheid.
Is een dubbele nationaliteit van de Defensiemedewerker of de partner (en familie in het land van herkomst van medewerker of partner) altijd reden tot intrekking/weigering van een vgb?
Het hebben van een andere nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit is op zich geen reden voor het weigeren of intrekken van een VGB.
Kan een uitzending naar een land met een verhoogd risico later worden aangehaald om de vgb van de uitgezonden medewerker in te trekken?
Defensiemedewerkers kunnen in het buitenland geplaatst worden of naar het buitenland worden uitgezonden. Dit kunnen ook landen betreffen met een verhoogd risico. Een dergelijke plaatsing of uitzending door Defensie is op zich geen gegeven dat leidt tot het intrekken van een VGB.
Dit laat onverlet dat gegevens over feitelijke gedragingen van de betreffende Defensiemedewerker tijdens de plaatsing of uitzending onderdeel kunnen vormen bij een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek.
Kunt u deze vragen binnen 14 dagen beantwoorden?
Voor beantwoording van deze schriftelijke vragen is de gebruikelijke termijn gehanteerd.
Het bericht 'Germany unsure if Orbán fit to be ‘EU president’' |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»»?1 Bent u bekend met het rapport van het Meijers Committee?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het aanstaande voorzitterschap van Hongarije?
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) schrijft voor dat het voorzitterschap van de Raadsformaties volgens een toerbeurtsysteem wordt uitgeoefend op basis van gelijkheid (artikel 16, lid 9, VEU).3 Volgens de gemaakte afspraken over welk land wanneer voorzitter wordt (Raadsbesluit 2016/1316) Hongarije tussen 1 juli en 31 december 2024 het EU-voorzitterschap. Aan het EU-voorzitterschap is een aantal verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden die onder meer voortvloeien uit het Reglement van Orde van de Raad, waaronder het waarborgen van de continuïteit van de Europese agenda en het opereren als honest broker. Het kabinet zal in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije deze verantwoordelijkheden nakomt. Het kabinet zal daarbij onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije. Het aanstaande Hongaarse EU-voorzitterschap doet niets af aan deze inzet.
Vertrouwt u erop dat Hongarije, waar corruptie en fraude een bekend probleem zijn, zorgvuldig om zal gaan met de financiering van het voorzitterschap?
De kosten van het EU-voorzitterschap worden gedeeltelijk gedekt door de begroting van de Raad. Het kabinet heeft vertrouwen in de bestaande waarborgen tegen corruptie en fraude, zoals o.a. de mogelijkheid van onderzoek door het fraudebestrijdingsbureau OLAF en de regels opgenomen in het Financieel Reglement van de EU. Voor zover de kosten niet gedekt worden door de begroting van de Raad, is Hongarije zelf verantwoordelijk voor de financiering van het EU-voorzitterschap. In algemene zin worden lidstaten aangemoedigd dit op transparante en zorgvuldige wijze te doen.4 Het kabinet zal het belang hiervan onderstrepen indien het hiertoe een concrete aanleiding ziet.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een land dat de Europese waarden niet respecteert en waar een artikel 7 procedure tegen loopt, het voorzitterschap van de Raad op zich neemt? Deelt u de zorgen dat dit grote gevolgen kan hebben voor de Europese rechtsstaat in zijn geheel?
Het is ongemakkelijk dat een land dat kampt met substantiële problemen op het terrein van de waarden van de Unie en bovendien regelmatig niet handelt in de geest van het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) voorzitter wordt van de EU. Gelet op de verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden aan het voorzitterschap, kunnen de problemen in Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie een negatieve weerslag hebben op de samenwerking met andere lidstaten in de Raad en op de samenwerking tussen de Raad en andere EU-instellingen. Meer specifiek vormt het Hongaarse EU-voorzitterschap een potentieel risico voor de continuïteit en de neutrale behandeling van (een gedeelte van) de Europese rechtsstaatsagenda. Dit geldt met name voor de Artikel 7 procedure en de rechtsstaatsdialogen, waarvoor bovendien geen vaste termijnen zijn vastgelegd en waarbij het EU-voorzitterschap dus invloed zou kunnen uitoefenen op de agendering. Het kabinet blijft er onverminderd op inzetten dat de uitstaande rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Zie voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van het financiële EU-rechtsstaatinstrumentarium in Hongarije en de Nederlandse positie ter zake de Kamerbrief van dinsdag 13 juni jl.
Deelt u ook de zorgen dat dit gevolgen kan hebben voor het Europese meerjarig financieel kader (MFK), waar in de periode van het Hongaars voorzitterschap de onderhandelingen weer over zullen beginnen? Deelt u de zorg dat de door dit kabinet zo gewenste koppeling tussen het MFK en de rechtsstaat in die periode onklaar gemaakt kan worden?
In het huidige MFK-akkoord is vastgelegd dat de Europese Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel zal presenteren voor het volgende MFK. Dat voorstel verwacht ik in de eerst helft van 2025, dus na het EU-voorzitterschap van Hongarije. De ambtelijke behandeling van de voorstellen zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2025 starten. De koppeling tussen de ontvangsten uit de EU-begroting en de eerbiediging van de rechtsstaat is vastgelegd in de MFK-rechtsstaatverordening. Die koppeling kan niet door het EU-voorzitterschap zelfstandig onklaar gemaakt worden.
Deelt u de zorgen dat het voorzitterschap van Hongarije gevolgen zal hebben voor de Europese solidariteit richting Oekraïne?
Voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid geldt bij besluitvorming in de regel unanimiteit. Zie voor de opstelling van Hongarije ten aanzien van Oekraïne en de Nederlandse inzet hierop de beantwoording van schriftelijke vragen van 20 april jl.5
Bent u bereid u aan te sluiten bij Duitsland, dat zich al heeft uitgesproken tegen het Hongaarse voorzitterschap?
Het kabinet herkent zich, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier, in het ongemak dat ook spreekt uit de door EU Observer aangehaalde citaten van de Duitse Minister voor Europese Zaken Lührmann. Het kabinet beschikt niet over informatie dat Duitsland zich zou hebben uitgesproken tegen het Hongaarse EU-voorzitterschap. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen twee en vier zal het kabinet in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije de verantwoordelijkheden die aan het EU-voorzitterschap verbonden zijn zal nakomen.
Bent u bereid als standpunt in te nemen dat Hongarije, zolang president Orbán de zorgen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding niet voldoende geadresseerd heeft, geen EU-voorzitter kan worden wat Nederland betreft, en dat standpunt ook consequent uit te dragen in de verschillende Raden en werkgroepen waar dit opportuun is? Bent u ook bereid dit standpunt publiek uit te dragen?
Het kabinet gaat uit van de in de Verdragen gemaakte afspraken over de invulling van het toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag twee, en hecht eraan deze afspraken te respecteren. Verwacht wordt dat er geen steun zal bestaan in de Raad om het Raadsbesluit 2016/1316 aan te passen. Een eventueel voorstel daartoe van Nederland, kan de Nederlandse positie in de Raad in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap ondermijnen. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier zal het kabinet onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.
Bent u bereid dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende (informele) Raad Algemene Zaken?
Zie antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen voor 15 juni beantwoorden?
Ja.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.
Het bericht van de NOS ‘Meer haat tegen lhbti'ers in sommige Afrikaanse landen, hoe komt dat?’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten van de NOS, onder andere over de voorgestelde anti-LHBTI wet in Ghana1?
Ja.
Bent u van mening dat de voorgestelde wetgeving in Ghana haaks staat op Nederlandse normen en waarden en de doelen die het ministerie heeft op het gebied van minderheidsbescherming?
Ja, deze ontwikkeling staat haaks op waar Nederland voor staat zoals beschreven in het mensenrechtenbeleid, alsmede op de uitgangspunten van het feministisch buitenlandbeleid. Het kabinet zet zich met het feministisch buitenlandbeleid in om ongelijkheid te verkleinen en streeft wereldwijd naar een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire mensen. Het heeft daarbij bijzondere aandacht voor de positie van lhbtiq+-personen.
Heeft u al via diplomatieke kanalen uw zorgen geuit over de nieuwe anti-LHBTI wet in Ghana?
Ja. Nederland en Ghana hebben goede bilaterale relaties waardoor er ruimte is om allerlei onderwerpen van wederzijds belang te agenderen, zoals onze internationale verplichtingen. In dat kader is er regelmatig dialoog over mensenrechten en bescherming van minderheden in den brede en ook specifiek in het kader van deze voorgestelde wet, zowel bilateraal als samen met gelijkgezinde landen. Nederland trekt voornamelijk met andere landen op in Equal Rights Coalition-verband, alsook met andere gelijkgezinde landen en internationale organisaties.2 Daar waar opportuun wordt het wetsvoorstel besproken met de meest betrokken partijen, bijvoorbeeld met parlementariërs die het voorstel steunen, de voorzitter van het parlement en autoriteiten zoals de Minister van Justitie. In EU-verband, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse Ghana-EU partnerschapsdialoog, worden de zorgen over het anti-lhbtqi+-wetsvoorstel ook besproken met de Ghanese autoriteiten.
Ook deed Nederland afgelopen januari in de Mensenrechtenraad de aanbeveling aan de Ghanese autoriteiten om ieder individu te beschermen tegen geweld en discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Kunt u een overzicht geven van de OS-gelden die Nederland besteed in Ghana?
De bilaterale relatie van Nederland en Ghana staat in het teken van de overgang naar een intensievere handelsrelatie. Ghana behoort daarom tot de categorie combinatielanden, waarbij het kabinet inzet op een combinatie van handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederland investeert jaarlijks zo’n € 10 mln. in projecten op het gebied van private sector en arbeidsmarkt. Via multilaterale en maatschappelijke organisaties wordt er daarnaast nog zo’n € 16 mln. aan BHOS-middelen ingezet op thema’s zoals SRGR en hiv/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid, maatschappelijk middenveld en onderwijs. De Nederlandse ambassade in Ghana besteedt additioneel jaarlijks € 425.000 aan projectfinanciering op het gebied van mensenrechten.
Kunt u een overzicht geven bij welke programma’s de Nederlandse overheid is betrokken met betrekking tot rechtshandhaving in Ghana?
Nederland heeft geen programma’s die betrekking hebben op de rechtshandhaving in Ghana.
Bent u van mening, naar aanleiding van berichtgeving over de recent aangenomen anti-LHBTI wet in Oeganda, dat de Nederlandse overheid een proactieve rol moet spelen in het uiten van ongenoegen over de voorgestelde wetgeving in Ghana?
Ja en dat doen we. Nederland speelt samen met internationale partners, waaronder de leden van de Equal Rights Coalition, al lange tijd een actieve rol bij het verbeteren van de positie van lhbtiq+-personen in Ghana en het uitspreken van zorgen over dit soort wetgeving. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana voorop («nothing about them without them»). Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Ghana, de gevoeligheid van het onderwerp, de autonomie van het Ghanese parlement, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana het meeste baat heeft. Lokale lhbtiq+-organisaties verzoeken Nederland, gezien bovenstaande overwegingen, om stille diplomatie in te zetten en geen publieke uitspraken te doen.
Bent u bereid om samen met gelijkgezinde landen, zoals de Verenigde Staten en partners in de Europese Unie, meer druk uit te oefenen op Ghana en andere OS-landen die soortgelijke wetgeving introduceren of behandelen?
Ja. Nederland trekt bij soortgelijke kwesties bij voorkeur op met gelijkgezinde landen en organisaties. Dit leidt niet alleen tot een sterker signaal maar stimuleert tevens een coherente reactie van donoren.
Bent u van mening dat OS-middelen als drukmiddel moet worden ingezet om dit soort wetgeving te voorkomen?
De inzet van OS-middelen als drukmiddel moet per geval zorgvuldig bekeken worden, rekening houdend met de verwachte effectiviteit en onbedoelde neveneffecten. Het kan een stevig signaal zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vanwege het geven van een signaal aan de regering, vooral de bevolking, waar de meeste programma’s op gericht zijn, getroffen wordt door stopzetting van OS-programma’s. Van belang is ook te realiseren dat OS-middelen altijd een langetermijndoel hebben en dat Nederland geen bilaterale begrotingssteun verstrekt. Gezamenlijk optrekken met andere landen heeft de sterke voorkeur, daar dit de effectiviteit van eventuele maatregelen vergroot.
Bent u van mening dat alle OS-middelen onmiddellijk moeten worden stopgezet als het Ghanese Parlement deze wet aanneemt?
Nee. Een overweging om OS-middelen al dan niet stop te zetten moet zorgvuldig gebeuren en kritisch worden getoetst op effectiviteit en vergt een bredere afweging waarbij ook neveneffecten in acht moeten worden genomen. Vrijwel alle OS-middelen voor Ghana komen direct ten goede aan private partijen en organisaties, waaronder organisaties die de lhbtiq+-gemeenschap steunen. In het scenario van aanname van deze wet, is het juist van belang dat deze steun doorgang blijft vinden. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Ter aanvulling, aanname van de wet door het Ghanese parlement betekent niet meteen dat deze wet ook daadwerkelijk van kracht zal worden. Zo heeft de Ghanese president de mogelijkheid om niet in te stemmen met de wet en deze terug te sturen naar het parlement, of door te verwijzen naar de Council of State. Ook bestaat de mogelijkheid dat tegenstanders een juridische zaak aanspannen tegen de wet. Het is dus van belang om bij elke stap in het proces te bekijken welke handeling het meest effectief zou zijn.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van steeds strengere anti-LHBTI wetten in Afrikaanse landen een zorgelijke ontwikkeling is die haaks staat op de Nederlandse OS-doelen? Zo ja, is er een plan van aanpak om adequaat en snel te reageren op deze ontwikkeling?
Ja, lhbtiq+-personen en organisaties worden wereldwijd geconfronteerd met toenemende beperkingen, ook in een toenemend aantal Afrikaanse landen. Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Naast het groeiend aantal landen dat wetgeving voorstelt om lhbtiq+-organisaties monddood te maken, ageert een aantal overheden tegen steun uit het buitenland voor gelijke rechten voor lhbtiq+-personen. Bijvoorbeeld in de (momenteel) 67 landen waar consensuele seksuele relaties tussen personen van gelijk geslacht, of diverse genderidentiteiten, strafbaar gesteld zijn.
Op het Afrikaanse continent is sprake van een trend van anti-lhbtiq+-wetgevingsinitiatieven, waarbij ontwikkelingen in verschillende landen elkaar beïnvloeden. De recent in Oeganda aangenomen «Anti-Homosexuality Act» is al door diverse parlementariërs in enkele andere landen genoemd als «voorbeeld».
Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet via onze ambassades, in coördinatie met gelijkgezinde landen (waaronder via de Equal Rights Coalition) en via contacten met het maatschappelijk middenveld. Daarbij zet het kabinet samen met onze partners de verschillende instrumenten in die wij tot onze beschikking hebben. Via strategische partnerschappen worden lhbtiq+-organisaties in diverse Afrikaanse landen gesteund3, zowel financieel als via capaciteitsopbouw en met diplomatie
Als grote donor van het Global Equality Fund draagt Nederland ook bij aan noodondersteuning voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers. Daarnaast is dit jaar Safety for Voices (2023–2027) van start gegaan, waarmee mensenrechtenverdedigers, journalisten en mediawerkers online en offline beschermd worden. Deze instrumenten zijn tevens beschikbaar voor lhbtiq+-mensenrechtenactivisten en journalisten die rapporteren over lhbtiq+ zaken op het Afrikaanse continent. Daarnaast zetten onze ambassades in deze landen zich in voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld door directe projectfinanciering, het bieden van een veilige ruimte, en door het samenbrengen van partijen die bondgenoten van de lhbtiq+-gemeenschap kunnen zijn.
Kunt u uiteenzetten met welke landen Nederland een OS-relatie onderhoudt en waar tegelijkertijd anti-LHBTI-wetten van kracht zijn of binnenkort worden geïntroduceerd?
Zoals uiteengezet in de BHOS nota, onderhoudt Nederland een partnerrelatie met 21 landen op het Afrikaanse continent, waarvan 10 landen met een brede OS-relatie, 3 landen met een beperkte OS-relatie, 6 zogenaamde combilanden en 2 landen die in twee categorieën vallen. Van deze groep landen is in Oeganda een nieuwe en strengere anti-lhbtiq+-wet van kracht. In Ghana zijn voorbereidingen in een vergevorderd stadium. Anti-lhbtiq+-sentimenten spelen echter in meerdere landen waar Nederland een OS-relatie mee onderhoudt; dit heeft echter nog niet geleid tot concrete stappen richting strengere anti-lhbtiq+-wetgeving.
Bent u het eens dat er verschil moet zijn in de strategische keuzes die Nederland maakt waar het gaat om Nederlands belastinggeld of anderzijds gelijkwaardige handelsrelaties?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Mocht er sprake zijn gebruikmaking van handels- en financieringsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is bovendien sprake van een proportionele IMVO-toetsing. Het overgrote deel van de ondernemers die gebruik maken van dit instrumentarium zijn Mkb’ers die zonder deze ondersteuning niet in staat zijn om in Afrikaanse markten te investeren.
Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat we in Afrika de trend van meer haat tegen LHBTI’ers tegengaan?
Op het Afrikaanse continent, alsook daarbuiten, is inderdaad een zeer zorgelijke trend gaande van meer haat tegen de lhbtiq+-gemeenschap. Lhbtiq+-organisaties en lhbtiq+-personen zijn het doelwit van mensenrechten-ondermijnende actoren, en haat wordt online en offline opgestookt. Deze sentimenten worden gevoed en benut door een verscheidenheid aan conservatieve, religieuze, maatschappelijke en politieke krachten, zowel uit eigen land als daarbuiten, die deze sentimenten gebruiken voor het ondermijnen van mensenrechten, specifiek de gelijke rechten van lhbtqi+-personen, en van verworvenheden op het terrein van SRGR en gendergelijkheid.
Via de eerdergenoemde programma’s (zie vraag 10) blijft het kabinet zich inzetten voor dialoog, meer begrip en praktische ondersteuning. Daarbij luisteren we in eerste instantie naar de wensen en behoeften van lhbtiq+-ers zelf. Bewustzijn over culturele en lokale percepties over lhbtiq+-personen is hierbij tevens van belang. Hoe men over mensenrechten of lhbtiq+-personen denkt, verschilt per land en hangt af van diverse culturele, religieuze, economische, politieke en maatschappelijke factoren. Tegelijkertijd mogen gevoeligheden nooit een reden zijn voor het schenden van mensenrechten. Daarom is het belangrijk dat in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen wordt gekeken naar deze factoren en op basis daarvan de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen wordt, altijd in samenspraak met lokale lhbtiq+-organisaties.
Van belang is om vooral ook in gesprek te blijven met en te investeren in de relatie met overheden en andere relevante partijen. Het benadrukken van het universele karakter van de mensenrechten voor iedereen, inclusief lhbtiq+-personen en het ontkrachten van het beeld dat dit een typisch westers verschijnsel is, is daarbij belangrijk. Soms kan het helpen om in aanvulling op het mensenrechten perspectief, ook een minder gevoelige invalshoek te benoemen, bijvoorbeeld door zorgen uit te spreken over de impact van anti-lhbtiq+-wetgeving op de veiligheid en toegang tot gezondheidzorg voor lhbtiq+, in navolging van de aanpak van grote mondiale organisaties op hiv/aids gebied, zoals het Global Fund, UNAIDS en Pepfar (VS). Of door te wijzen op de gevolgen voor het investeringsklimaat en het internationale bedrijfsleven, dat ook een verantwoordelijkheid heeft richting de eigen lhbtiq+-werknemers, zoals Convening for Equality dat heeft gedaan.
Ten slotte wordt gekeken hoe zuidelijke landen met een meer positief track record op lhbtiq+ een bevorderende rol kunnen spelen in het voorkomen van het verder doorzetten van de negatieve trend.
Hoe zorgen we ervoor dat Oeganda en Ghana geen precedent gaan scheppen voor andere landen waar we een OS-relatie mee hebben?
Zie vraag 10 en 13.
De berichten ‘VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt’ en ‘Italy looks to ‘strategic’ Horn of Africa for continental stability’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt»1 en «Italy looks to «strategic» Horn of Africa for continental stability»2?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de humanitaire hulp die Nederland geeft aan de Hoorn van Afrika?
Nederland draagt jaarlijks op verschillende manieren via humanitaire hulp bij aan landen in crises; zowel via ongeoormerkte bijdragen aan de VN, de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging als via de landen-specifieke humanitaire fondsen (de Country Based Pooled Funds), de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Het Central Emergency Response Fund (CERF), waarvan Nederland een van de grootste donoren is, heeft dit jaar al USD 23 miljoen aan Ethiopië, USD 18 miljoen aan Somalië en USD 8 miljoen aan Kenia gealloceerd. Ook Nederlandse bijdragen aan WFP, UNHCR, UNICEF, OCHA en ICRC zijn van belang voor de humanitaire response in de regio.
In 2023 is de bijdrage aan de landen-specifieke humanitaire fondsen, inclusief die in de Hoorn van Afrika, opgehoogd. Zo is Nederland de grootste donor van het Somalië Humanitair Fonds, met een bijdrage van EUR 20 miljoen. Dit jaar draagt Nederland voor het eerst bij aan het Ethiopië Humanitair Fonds met EUR 13 miljoen. Daarnaast financiert Nederland de Dutch Relief Alliance voor 2-jarige humanitaire responsactiviteiten in Somalië (2.022 EUR 4,9 miljoen en 2.023 EUR 4,7 miljoen) en Ethiopië (2.022 EUR 5,5 miljoen en 2023 4,5 miljoen). Ook financiert Nederland programma’s van het Nederlandse Rode Kruis in Ethiopië (EUR 892.398), Somalië (EUR 550.000) en bredere programma’s met daarin componenten gericht op de Hoorn.
Kunt u een overzicht geven van de kernthema’s in de OS-relatie tussen Nederland en de Hoorn van Afrika? Is de verbetering van de economische situatie en opvang in de regio een prioriteit? Zo niet, bent u bereid om dit een prioriteit te geven?
De verbetering van de economische situatie, evenals opvang in de regio zijn beide prioriteiten voor Nederland, evenals inzet op duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en klimaat, maar ook vrede, veiligheid, stabiliteit en migratie. Deze thema’s zijn ook gepresenteerd in de Afrikastrategie op 30 mei. Hiermee wil het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, een gelijkwaardige economische ontwikkeling stimuleren, stabiliteit bevorderen, armoede verminderen, mensenrechten verbeteren en irreguliere migratie beperken.
Bent u van mening dat een intensieve samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, in een gezamenlijke aanpak van de voedselonzekerheid een groot effect kan hebben op de economische situatie in de regio? Zo ja, bent u van plan meer in te zetten op samenwerking met gelijkgezinde landen?
Ja, ik deel de mening dat een gezamenlijke aanpak groot effect kan hebben, zeker in EU verband. Nederland zet daarom actief in op een gezamenlijke aanpak via de EU (en samen met sommige lidstaten), de Wereldbank en het International Fund for Agricultural Development (IFAD) op verschillende thema’s waaronder voedselzekerheid. Zo wordt bijvoorbeeld met de EU samengewerkt aan het verbeteren van bodemvruchtbaarheid en zaaizaadsystemen in Ethiopië. Met IFAD wordt geïnvesteerd in het onderhoud van rurale wegen in Zuid Sudan. In Kenia en Ethiopië wordt samen met de Wereldbank ingezet op klimaat-slimme landbouw en samen met Duitsland op documentatie van landrechten in Uganda.
Bent u van mening dat een verbeterde economische situatie in de Hoorn van Afrika zal leiden tot een vermindering van het aantal migranten uit die regio naar Europa? Zo ja, bent u van plan in samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, een gezamenlijke aanpak te creëren met als doel de migratiestroom te verminderen?
Economische ontwikkeling en banen kunnen bijdragen aan een vermindering van het aantal migranten. Echter, in de Hoorn zorgt een combinatie van factoren (o.a. instabiliteit, droogte, overstromingen, voedselonzekerheid) voor vluchtelingen- en migratiebewegingen. Vooral in EU verband, maar ook bilateraal met gelijkgezinde landen evenals de landen van herkomst kijkt Nederland naar mogelijkheden om irreguliere migratie te verminderen en perspectief te bieden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Van groot belang zijn hierbij de migratiepartnerschappen die Nederland aangaat met Afrikaanse landen – zoals ook genoemd in de Afrikastrategie – en het Opvang in de Regio beleid, dat tevens bijdraagt aan het verbeteren van de economische situatie en het voorkomen van doorreis.
Op welke manier werkt u samen met gelijkgezinde landen als Italië aan programma’s op het gebied van opvang in de regio? Bent u bereid deze samenwerking te intensiveren?
Met gelijkgezinde landen wordt veelvuldig overlegd en informatie uitgewisseld aangaande Opvang in de Regio. Ook worden er gezamenlijk activiteiten ondersteund. Mocht Nederland de samenwerking verder willen intensiveren dan gebeurt dit op het niveau van technische samenwerking met gelijkgezinde landen zoals met Duitsland op gebied van werkgelegenheid, en/of
in EU verband. Zo onderzoekt Nederland tevens de mogelijkheid tot delegated cooperation met de EU op het gebied van Opvang in de Regio om daarmee programmatische samenwerking verder te intensiveren.
Bent u bereid om naar aanleiding van dit bericht in gesprek te gaan met uw Italiaanse collega om te kijken hoe Nederland en Italië samen binnen de Europese Unie een aanjagende rol kunnen innemen in de verbetering van de economische situatie in de Hoorn van Afrika? Zo ja, zou u een termijn kunnen aangeven waarop u dit gesprek zal voeren? Zo niet, waarom niet?
Nederland kijkt al samen met de EU hoe samenwerking met Afrika o.a. middels de Afrikaanse Unie versterkt kan worden, bijvoorbeeld op de gebieden van vrede en veiligheid, klimaatverandering, voedselzekerheid en migratie. Daartoe beschikt de EU over een veelbelovend coördinatieplatform – het «initiatief voor de Hoorn van Afrika» (Horn of Africa Initiative) – met alle juiste ingrediënten rond veerkracht, connectiviteit en infrastructuur. Bij deze initiatieven is Italië – als EU lidstaat – uiteraard aangehaakt.
Kunnen landen in de Hoorn van Afrika worden geprioriteerd in het BHOS-beleid om zo de voedingsbodem voor migratie tegen te gaan?
De landen in de Hoorn van Afrika worden al geprioriteerd in het BHOS-beleid, met inzet op de thema’s zoals genoemd in het antwoord op vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van de samenwerking met Nederlandse bedrijven die zich inzetten om de agrarische sector in de Hoorn van Afrika te verbeteren?
In met name de relatief stabiele en hoger gelegen gebieden in de Hoorn van Afrika is een breed scala aan Nederlandse bedrijven actief in de agrarische sector. Het gaat dan veelal om bedrijven die gespecialiseerd zijn in sectoren als melkveehouderij, zaaigoed, agro-logistiek, groententeelt, agro-processing, bloementeelt, fruitteelt, landbouwinputs, veevoer etc.
Het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid, nu de Oegandese president de verwerpelijke anti-LHBTIQ+ wet heeft ondertekend en de wet van kracht is, direct persoonsgerichte sancties en een visum-ban in te stellen tegen alle Oegandese politici die verantwoordelijk zijn voor het aannemen van deze wet? Bent u bereid dit ook in Europese Unie (EU)-verband te bespreken en bevorderen?
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda. Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda. De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten worden daarin meegewogen.
Bent u van plan handelsbevordingsinstrumenten, waaronder die van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die Nederland nu inzet voor handel tussen Nederland en Oeganda stop te zetten?
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+ wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten. Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking, zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s. De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd. Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers, met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Deelt u de mening dat alle beslissingen hieromtrent vanuit het principe van «do no harm» moeten worden genomen en dat hierover het overleg met lokale community based organisaties moet worden gevoerd?
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele (financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden. Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Kunt u verzekeren dat u bij beslissingen hieromtrent altijd het risico op een backlash zeer zwaar meeweegt? En deelt u de mening dat er geen besluiten zouden moeten worden genomen die de kans hierop vergroten, zoals het stopzetten van ontwikkelingshulp aan Oeganda, dat ook de LHBTI-gemeenschap lokaal zal raken (zoals dit in het verleden ook voor extra vervolging, geweld en dodelijke slachtoffers heeft gezorgd)?
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende lokale lhbtiq+-organisaties.
Kunt u aangeven wat de status is van acties van de Equal Rights Coalition omtrent de definitief aangenomen anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda? Is de coalitie bereid nu in gezamenlijkheid actie te ondernemen?
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen. Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire, gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie, binnen een week te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in de Volkskrant getiteld «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?» van 27 mei 2023?
Ja.
Kan de Kamer de in het stuk genoemde raamovereenkomst van 800.000 euro ontvangen, inclusief de documentatie van de bijbehorende aanbestedingsprocedure die tot deze overeenkomst heeft geleid?
De raamovereenkomst waar u op doelt heeft een financiële omvang van 2 miljoen euro per jaar en heeft een looptijd van vier jaar. Het betreft een cofinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie: beide departementen dragen ieder 1 miljoen euro per jaar bij. Door middel van deze raamovereenkomst worden zowel activiteiten bij The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) als Instituut Clingendael gefinancierd. De verdeling is daarbij 40/60 tussen de respectievelijke kennisinstellingen. Het Programma van Eisen en de raamovereenkomst van PROGRESS 2.0 zijn te vinden via open.overheid.nl, deze zijn in een recent WOO-besluit openbaar gemaakt (BS2023015382): Platform open overheidsinformatie.
Kan de Kamer een overzicht (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) ontvangen van alle «losse opdrachten» die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn verstrekt aan The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)?
Hieronder treft u een financieringsoverzicht aan van alle andere opdrachten aan HCSS sinds 2020. Deze opdrachten vallen zonder uitzondering onder de aanbestedingsgrens.
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Verdere verbetering van de dienstverlening van de Rijksoverheid m.b.t. de veiligheid van Nederlanders reizend naar en verblijvend in het buitenland
DCV;
2020 (EUR 29.645,00)
Presentatie op 6 oktober 2020
Leergang trans-Atlantische betrekkingen
DWH;
2020 (EUR 605,00)
Digital India-Netherlands Cyber Security Online
School (Indian and Dutch students)
Neth. Embassy in New Delhi;
2020 (EUR 5.000,00)
Beleidsondersteuningsfonds ODA 2019–2021 Inclusieve Groene Groei; Serious Gaming Water, Energy & Food Game Dubai
IGG;
2021–2022 (EUR 28.199,05)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Ondersteuning en organisatie van een grondstoffenstrategie bijeenkomst
EAB;
2022 (23.353,00)
NL-Korea veiligheidsdialoog
DVB;
2022–2023 (EUR 5.000,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2022 (EUR 847,00)
Lezing over de gevolgen van de geopolitieke ontwikkelingen voor de Europese samenwerking en veiligheid.
Neth. Embassy in Luxembourg;
2022 (EUR 3.159,60)
Indo Dutch Cyber Security School 2022
Neth. Embassy in New Delhi;
2022 (EUR 5.000,00)
Kennissessies van The Hague Centre for Strategic Studies ten behoeve van Internationale Cyberstrategie
DVB;
2022–2023 (EUR 39.397,60)
Cijfers tot mei 2023.
Hoeveel ambtenaren van Buitenlandse Zaken zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Er zijn geen ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd bij HCSS.
Kunt u de vragen afzonderlijk en binnen zes weken beantwoorden?
Ja.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.