Door Israël gevangengenomen Palestijnse parlementariërs |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «PLO condemns deportation of Palestinian MP by Israel»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de in het bericht aangekondigde deportatie van de Palestijnse parlementariër Khalida Jarrar door de Israëlische autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen over het besluit van een Israëlische militaire rechtbank om PLC-lid Khalida Jarrar vanwege veiligheidszorgen over te brengen naar Jericho en haar daar voor een periode van zes maanden onder toezicht te plaatsen, zonder haar inzage in de bewijslast te verlenen. Op basis van het humanitair oorlogsrecht is de aanwijzing van een gedwongen verblijfplaats geoorloofd als uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke maatregel dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en verwacht van Israël dat het de betreffende regels van het humanitair oorlogsrecht strikt zal naleven.
Kunt u aangeven hoeveel Palestijnse parlementariërs op dit moment door Israël gevangen worden gehouden dan wel onder huisarrest zijn geplaatst?
Op 1 september bevonden 36 PLC-leden zich in Israëlische detentie.
Deelt u de mening dat deze parlementariërs niet opgesloten dienen te zijn, maar vrijelijk hun werk als volksvertegenwoordiger moeten kunnen doen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur hierom te ontbieden om erop aan te dringen dat de gevangengenomen Palestijnse parlementariërs worden vrijgelaten? Zo neen, waarom niet?
Er is regelmatig contact tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Nederland. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden.
De 'mogelijke genocide' in Irak en de maatregelen die Nederland verplicht is te nemen, zoals het onmiddellijk stoppen van alle jihad reizen van Nederlanders en het voornemen tot een jihad reis strafbaar maken |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u aan de Kamer geschreven heeft: «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.» en verder « Het verschil tussen deze drie misdrijven is relevant voor opsporing en vervolging. Maar in de huidige situatie gaat het allereerst om preventie, en het staken en voorkomen van deze misdrijven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat nu u het vermoeden heeft uitgesproken van genocide, Nederland zich in deze situatie dient te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het «Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide»?
Als partij bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is Nederland verplicht de bepalingen ervan te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Deze verplichting geldt ongeacht de kwalificatie van een situatie door het kabinet.
Deelt u de mening dat uit dit verdrag, waarvan artikel 1 expliciet stelt: « De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.», concrete verplichtingen voortvloeien?
De partijen bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide hebben zich gecommitteerd al het mogelijke te doen, in overeenstemming met het internationaal recht, om genocide te voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat het internationaal hof van justitie in haar uitspraak in de zaak van Bosnië – Herzegovina tegen Servië – Montenegro van 26/2/2007 over de toepassing van deze conventie (de zaak over de genocide in Srebrenica) expliciet stelt dat:
Ja. Het kabinet wijst in dit verband in het bijzonder op de uitleg die door het Internationaal Gerechtshof is gegeven aan de verplichting genocide te voorkomen, in paragraaf 430 van bovengenoemde uitspraak van het Hof van 26 februari 2007.
Deelt u de mening dat Nederland zowel moreel als juridisch verplicht is om alles te doen om mensen met een Nederlands paspoort die genocide plegen en/of medeplichtig zijn aan genocide voor de rechter te krijgen en dat voorkomen moet worden dat meer jihadisten zich aansluiten bij de terroristische organisatie IS(IS) om misdaden – waaronder genocide – te plegen of daaraan medeplichtig te zijn, mede in het licht van artikel 3 van het verdrag dat ook medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en openbaar oproepen, evenals het samenspannen voor genocide strafbaar stelt?
Het is noodzakelijk om in overeenstemming met het internationaal recht al het mogelijke te doen om ernstige internationale misdrijven te voorkomen en te berechten.
Welke acties onderneemt u op dit moment om personen op wie Nederland invloed kan uitoefenen, zoals mensen met een Nederlands paspoort, te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat zij niet langer genocide plegen of niet afreizen om genocide te plegen of daaraan medeplichtig zijn door zich aan te sluiten bij het genocide plegende IS(IS)?
Het kabinet wendt alle beschikbare middelen aan om een uitreis met als doel aansluiting te vinden bij IS(IS) te belemmeren. De dreiging die voor Nederland uitgaat van IS(IS) vraagt om een krachtige aanpak. Momenteel vindt er een intensieve informatie-uitwisseling en samenwerking plaats tussen internationale en nationale partners waarbij reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld. Daarnaast worden uitreizen ontmoedigd en belemmerd middels SIS-signalering, het bevriezen van tegoeden en het signaleren van paspoorten. Bij de aanpak om een uitreis te voorkomen wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld.
Het kabinet heeft uw Kamer inmiddels het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme toegestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen die het kabinet neemt om de jihadistische beweging in Nederland en uitreis te bestrijden.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Veiligheid en Justitie al vele malen zijn grote zorgen heeft uitgesproken over het feit dat jongeren afreizen naar Syrië en dat hij in mei 2013 zou gaan onderzoeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden voor een jihadreis?
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlandse paspoort hebben zich naar schatting van de Nederlandse veiligheidsdiensten aangesloten bij IS(IS), voor mei 2013 en daarna?
Het is bekend dat circa 130 Nederlanders zijn uitgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië en Irak. Een aantal hiervan heeft zich aangesloten bij IS(IS). Verder kan het kabinet hierover in het openbaar geen uitspraken doen.
Bent u bereid het wetsvoorstel – dat op 11 juli 2014 is goedgekeurd door de rijksministerraad3 – waarin onder meer is opgenomen dat deelname aan een terroristisch trainingskamp verlies van dubbele nationaliteit betekent, voor het eind van het zomerreces aan de Kamer te sturen, inclusief een spoedadvies van de Raad van State, een repliek en mogelijk een nota van wijziging die ook het voornemen voor een jihadreis strafbaar stelt?
Het wetsvoorstel zal dezer dagen bij de Kamer worden ingediend.
Welke maatregelen kunt en zult u nemen om ervoor te zorgen dat het (bijna) onmogelijk wordt voor iemand met een Nederlands paspoort om zich aan te sluiten bij IS(IS)?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u intern of extern juridisch advies gevraagd over de gevolgen van de uitspraken die u gedaan heeft, zoals vermeld in de eerste vraag? Zo ja, bij wie en kunt u dat advies openbaar maken?
Over deze kwestie heeft het Kabinet verschillende malen intern juridisch advies ontvangen. Dat advies is meegenomen in de beantwoording van de verschillende vragen van uw Kamer. Het kabinet verwijst in dat verband naar de beantwoording van de Kamervragen over IS(IS) en de situatie in Irak van 11 augustus 2014 en naar de Kamerstukken 23 432, nr. 389 en 21 501-02, nr. 1410.
Bent u bereid de extern volkenrechtelijk adviseur te vragen een spoedadvies uit te brengen over de consequenties van de uitspraak «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid», de verplichtingen die daaruit voorvloeien voor Nederland en dat advies openbaar te maken?
Ja. De externe volkenrechtelijk adviseur is om advies gevraagd.
Kunt u deze vragen voor het eind van het zomerreces beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het aankomende rouleren van stemrechten binnen de ECB |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «ECB past vergaderschema aan»?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat openbaarmaking van de notulen van de ECB-bestuursvergaderingen ten goede komt aan de transparantie van het beleid van de ECB?
Ja.
Klopt het dat het ECB-bestuur voornemens is eens in de zes weken in plaats van eens in de vier weken te vergaderen? Wat zijn hierbij de overwegingen?
Ja. ECB-President Draghi heeft dit aangekondigd tijdens een persconferentie op 3 juli jl. De belangrijkste overweging is dat monetair beleid is gericht op de middellange en lange termijn, en dat de bijbehorende beleidsbeslissingen niet worden genomen op basis van kortetermijnoverwegingen. Daarnaast geeft een zeswekelijkse vergadering meer tijd voor de publicatie van de notulen ten opzichte van de afgelopen en aankomende vergadering.
Op 12 juli 2013 heeft u mijn vragen beantwoord over de invoering van stemrechtroulatie binnen de ECB bij toetreding van een nieuw lid tot de eurozone en inmiddels is bekend dat Litouwen per 1 januari 2015 de euro zal invoeren; betekent dit dat het roulatiesysteem met betrekking tot de stemrechten tijdens bestuursvergaderingen van de ECB per 1 januari 2015 wordt ingevoerd?
Ja.
Het roulatiesysteem voorziet in een maandelijkse roulatie van stemrechten, waarbij Nederland als onderdeel van de groep met de grootste economie en financiële sector van roulerende lidstaten, eens in de vijf maanden één maand haar stemrecht zou verliezen; welk effect heeft het aanpassen van de vergaderfrequentie van het ECB-bestuur op het roulatiesysteem? Als de frequentie in de toekomst verder wordt verlaagd, kunnen bankpresidenten, waaronder die van Nederland, dan gedurende lange tijd geen stemrechten uitoefenen of blijft de beperking een maand?
Bij toetreding van Litouwen bestaat de eurozone uit negentien landen. Op basis van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) treedt vanaf dat moment een roulatiesysteem in werking waarbij slechts vier van de vijf centralebankpresidenten van lidstaten uit de groep van vijf grootste lidstaten (op basis van omvang economie en financiële sector) tegelijkertijd stemrecht hebben. Nederland behoort op dit moment tot deze groep. Concreet betekent dit dat een centralebankpresident uit deze groep vier maanden achter elkaar mag stemmen, en daarna een maand niet. De andere groep, bestaande uit veertien landen, heeft elf stemmen. Concreet betekent dit dat een centralebankpresident afkomstig uit deze groep elf maanden achter elkaar mag stemmen, en daarna drie maanden niet.
De Governing Council blijft nog steeds twee keer per maand vergaderen, maar vanaf 2015 zal slechts eens in de zes weken een monetaire beleidsvergadering plaatsvinden. Dit heeft geen effect op het roulatiesysteem, stemrechten wisselen nog steeds elke maand door. Zowel bij de groep van vijf grote landen als bij de andere groep leidt dit er niet toe dat centralebankpresidenten van bepaalde landen nadeel ondervinden of juist profiteren als gevolg van de lagere frequentie van monetaire beleidsvergaderingen. Op de lange termijn stemmen centralebankpresidenten binnen een groep even vaak.
Bij twintig landen is dit niet langer het geval, dan zullen bepaalde centralebankpresidenten in de groep van kleinere lidstaten vaker stemrecht hebben dan anderen. In deze situatie zal de periode zonder stemrecht in deze groep namelijk vier maanden duren, en in een periode van vier maanden vinden soms twee en soms drie monetaire beleidsvergaderingen plaats. Hierdoor is het mogelijk dat sommige centralebankpresidenten structureel twee keer stemrecht mislopen, en andere structureel drie keer. Om deze ongelijkheid te voorkomen zal het roulatiesysteem moeten worden aangepast zodat de centralebankpresidenten binnen elke groep een gelijke frequentie van stemrecht hebben op monetaire vergaderingen van de Governing Council. De frequentie waarmee stemmen moeten rouleren is niet vastgelegd in het Verdrag, alleen het aantal stemmen per groep. Zodoende kan de Governing Council besluiten om de roulatiefrequentie aan te passen.
Een verdere verlaging van de frequentie van monetaire vergaderingen is op dit moment niet aan de orde. Mocht dit in de toekomst gebeuren, dan zal op dat moment bepaald moeten worden of dit een aanpassing van het roulatiesysteem vereist.
Weet u wanneer de stemrechtloze periode voor de president van de Nederlandsche Bank aanvangt en heeft u inmiddels de beschikking over een overzicht van de schuivende stemverhoudingen tussen de bankpresidenten van de lidstaten?
Nee. De ECB heeft hier nog geen besluit over gepubliceerd.
Bent u van mening dat de invloed van de Nederlandse president van de centrale bank in het ECB-beleid voldoende gewaarborgd blijft na invoering van dit systeem?
Ook in de huidige situatie waarin elke centralebankpresident stemrecht heeft, is het mogelijk dat er een monetaire beleidsbeslissing wordt genomen waar de Nederlandse (of een andere) centralebankpresident het niet mee eens is. Dit is inherent aan een systeem waar met meerderheid kan worden beslist in plaats van op basis van unanimiteit.
Centralebankpresidenten houden echter altijd recht om te spreken tijdens monetaire vergaderingen, ook op momenten dat zij geen stemrecht hebben. Dit draagt bij aan een evenwichtige besluitvorming, zoveel mogelijk op basis van consensus. Voor de geloofwaardigheid en het draagvlak van monetair beleid is het essentieel dat beleidsbeslissingen op brede steun kunnen rekenen binnen de Governing Council. Het is daarom ook onwaarschijnlijk dat een bepaalde groep gelijkgestemde centralebankpresidenten een beleidsbeslissing zal forceren waar alleen een meerderheid voor bestaat dankzij de in die maand geldende allocatie van stemrechten. Een dergelijke beslissing kan immers bij een volgende stemming weer ongedaan gemaakt worden. Daarom brengt het roulatiesysteem de geloofwaardigheid en draagvlak van monetair beleid niet in gevaar. Met de publicatie van de notulen, die de overwegingen van de Governing Council bij een bepaalde beslissing verduidelijken, zullen de geloofwaardigheid en het draagvlak van monetair beleid juist toenemen.
Ten aanzien van het momentum van het aanpassen van de stemrechten geldt dat de aanpassing geen politieke beslissing is, maar is vastgelegd in Protocol 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Daarin staat dat stemrechtroulatie in principe al begint bij zestien centralebankpresidenten, maar dat de Governing Council het recht heeft om dit uit te stellen totdat er negentien leden zijn. Van dit recht is gebruikgemaakt, en op dit moment zijn er geen juridische mogelijkheden om stemrechtroulatie verder uit te stellen.
Is het mogelijk dat gelijkgestemde lidstaten gelijktijdig stemrecht verliezen, waardoor (tijdelijke) onevenwichtigheden in het beleid van de ECB kunnen ontstaan?
Zie antwoord vraag 7.
De rol van de ECB midden in de crisis is nauwelijks te onderschatten, bovendien is draagvlak voor het monetaire beleid in crisistijd onder de bevolkingen van alle lidstaten zeer belangrijk; wat vindt u in dit licht van het momentum van het aanpassen van de stemrechten? Hoe oordeelt u over de situatie dat het kan voorkomen dat centrale bankiers van grote landen bij majeure monetaire besluiten geen stemrecht hebben? Ziet u dat eveneens als een risico voor het draagvlak voor het monetaire beleid?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met discussies in andere landen over dit roulatiesysteem? Bent u eventueel bereid voorstellen te steunen die er zorg voor dragen dat presidenten stemrecht behouden tijdens alle vergaderingen?
Ja. In het licht van bovenstaande antwoorden acht ik een wijziging van het Verdrag op dit punt echter niet noodzakelijk.
De precaire situatie wat betreft de energievoorziening in België |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de precaire situatie wat betreft de energievoorziening in België? Heeft u al ideeën hoe wij ons buurland eventueel te hulp kunnen schieten, mochten er deze winter tekorten ontstaan?1
Ja, ik ben op de hoogte van de berichtgeving uit België over dreigende problemen met de energievoorziening. De Belgische zorgen zijn niet nieuw, maar sinds kort wel versterkt, met name als gevolg van problemen rondom de inzet van bestaande kernreactoren. Over de mogelijkheden om België op korte termijn bij te staan bij de aanpak van het capaciteitsprobleem heb ik nauw overleg met de Belgische overheid, alsmede met TenneT en de ACM. Naar verwachting zal bij een naderend tekort aan elektriciteitsaanbod de stijging van de prijs in België leiden tot een maximale benutting van de interconnectiecapaciteit tussen Nederland en België. Er is op dit moment nog voldoende capaciteit beschikbaar op de interconnecties naar België om ingeval van schaarste de export van Nederland naar België te laten stijgen.Verder zijn de landelijke netbeheerders van Nederland, TenneT, en van België, Elia, in overleg over technische mogelijkheden om de leveringszekerheid in België te verbeteren. Daarbij kan gedacht worden aan het benutten van afschakelcontracten, het gebruik van nood-en reservevermogen en een betere benutting van interconnecties.
Hoe heeft de import-export-relatie voor gas en elektriciteit tussen Nederland en België zich ontwikkeld, en wat is thans de situatie? Verloopt de leverantie over en weer in uw ogen soepel genoeg? Zo nee, wat zijn dan de bottlenecks?
Voor wat betreft gas geldt dat België sinds jaar en dag een afnemer is van Nederlands gas. Vrijwel al het laagcalorische gas dat in België wordt verbruikt, wordt geïmporteerd uit Nederland, aangezien er voor dit gas geen andere bron voorhanden is. Het gaat hierbij om een volume van ca. 5 miljard m3 per jaar, dat voor het overgrote deel wordt geleverd op basis van langetermijncontracten die doorlopen tot 2025 en verder. Daarnaast importeert België ook hoogcalorisch gas uit Nederland, maar hier ligt het volume lager (ca. 2 miljard m3per jaar, op een totaal Belgisch verbruik van ca. 12 miljard m3 per jaar). De gasstroom vanuit België naar Nederland is veel geringer van omvang en wisselt per jaar afhankelijk van vraag en prijs. Gemiddeld gaat het om ca. 1 miljard m3per jaar. Dit betreft hoogcalorisch gas dat vanuit Noorwegen of in de vorm van LNG België bereikt. De leveranties van gas verlopen soepel en er is regelmatig contact tussen mijn ministerie en de Belgische autoriteiten over gezamenlijke vraagstukken betreffende de gaslevering. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de leverings- en voorzieningszekerheid in Noordwest-Europa en de afname van Nederlandse productie van laagcalorisch gas.
De handel in elektriciteit tussen Nederland en België kan per uur sterk verschillen. Op sommige uren is de Belgische prijs hoger, en gaat de stroom van Nederland naar België, op andere uren is dit precies omgekeerd. Ook cijfers van de handelsstromen op maandbasis laten zien dat de richting van de stroom fluctueert afhankelijk van de prijsontwikkeling. Op jaarbasis geldt dat er in 2013 meer stroom van België naar Nederland werd getransporteerd dan in omgekeerde richting. Van België naar Nederland stroomde gedurende het jaar 5,9 TWh, terwijl het transportpotentieel bij constante en volledige benutting 11,9 TWh bedroeg. Van Nederland naar België stroomde gedurende het jaar 2,9 TWh terwijl het maximale transportpotentieel 11,8 TWh bedroeg. Het transportpotentieel kan licht verschillen tussen de twee richtingen, afhankelijk van de specifieke netsituatie, bijvoorbeeld als gevolg van onderhoud aan het net. De gemiddelde bezetting van de interconnectie van België naar Nederland was circa 50% en de bezetting van Nederland naar België was circa 25%. Deze gegevens laten overigens onverlet dat tijdens bepaalde uren de capaciteit op interconnectie volledig werd gebruikt.
De afgelopen maanden is er duidelijk sprake van toenemende prijsconvergentie tussen Nederland en België. De Belgische groothandelsmarktprijs stijgt en ligt momenteel op hetzelfde niveau als de Nederlandse groothandelsmarktprijs (ca. 37 euro/MWh in juni 2014). Ook uit recente TenneT-cijfers blijkt dat de interconnectiecapaciteit van Nederland naar België maar een beperkt deel van de tijd volledig wordt benut. In de eerste zes maanden van 2014 werd er circa 1,1 TWh van Nederland naar België getransporteerd van het maximale transportpotentieel van 5,5 TWh in die periode (gemiddeld genomen werd 20% van de beschikbare capaciteit gebruikt). Er is dus nog veel ruimte op de interconnecties voor extra stromen van Nederland naar België. De algemene verwachting is dat in het geval van een prijsstijging in België als gevolg van toenemende schaarste in productiecapaciteit, elektriciteitsstromen uitsluitend van Nederland naar België zullen lopen. Als het prijsverschil groot genoeg wordt, zal de beschikbare grensoverschrijdende capaciteit maximaal worden benut.
Welke faciliterende stappen kunt u zetten of mogelijk maken om een soepeler transport van energie tussen de twee buurlanden te bevorderen? Wordt hier actie op ondernomen? Zo nee, bent u dat van plan?
Nederland zet zich in voor verruiming van de beschikbare interconnectiecapaciteit met België. Hiermee zal de ruimte voor elektriciteitsstromen van Nederland naar België vergroot worden. Dit versterkt de leveringszekerheid in België. Het verruimen van de interconnectiecapaciteit draagt ook bij aan prijsconvergentie en de verdere integratie van de Belgische en Nederlandse elektriciteitsmarkten. In 2013 hebben TenneT en de ACM samen met de Belgische netbeheerder en toezichthouder gewerkt aan een optimalere benutting van de capaciteit op de interconnectoren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voor de markt beschikbare capaciteit van 1.400 MW naar 1.700 MW. Momenteel wordt door betrokken partijen bezien of er nog verdere mogelijkheden zijn om de beschikbare capaciteit te verhogen. Zo is er een aanvullende verruiming van de verbinding met België voorzien in 2017, als uitvloeisel van de door de Belgische netbeheerder voorgenomen investeringen in dwarsregelformatoren. Met deze maatregelen wordt een aanvullende verruiming van circa 700 MW beoogd. Ook de toezichthouders aan beide zijden van de grens zijn hierbij betrokken.
Verder is op 18 augustus jl. bekend geworden dat twee Nederlandse centrales, de Maasbrachtcentrale (RWE/Essent) en de Sloecentrale (Delta) meedingen in de tender van de Belgische overheid voor de aansluiting van 800 MW nieuwe, gasgestookte productiecapaciteit om de voorzieningszekerheid op middellange termijn te borgen. Deze tender maakt onderdeel uit van een bredere strategie van de Belgische overheid (plan Wathelet) om de leveringszekerheid te verbeteren. Voor het eind van dit jaar bepaalt de Belgische regering wie de tender heeft gewonnen. De betreffende centrale zou moeten gaan leveren vanaf 2018. Het gebruik maken van reeds bestaande Nederlandse centrales – als alternatief voor de bouw van een nieuwe gascentrale in België – zou een efficiënte bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het Belgische capaciteitsvraagstuk op middellange termijn. Ik sta daarom positief tegenover deze mogelijkheid voor de inzet van Nederlandse capaciteit, mede gezien het feit dat een deel van de Nederlandse gasgestookte capaciteit momenteel niet wordt benut.
Daarnaast hecht ik belang aan het beter laten functioneren van de regionale elektriciteitsmarkt. Hiervoor zijn in bilateraal verband met België, in pentalateraal verband (Duitsland, Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland) en in Noordwest-Europa acties in gang gezet. Zo wordt er in samenwerking met de Belgische instanties onderzocht hoe de onbalansmarkten (regelvermogen van TSO’s) in beide landen beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Dit kan de mogelijkheden voor marktpartijen om grensoverschrijdend in elektriciteit te handelen verder vergroten. In Noordwest-Europa wordt eind dit jaar de testfase afgerond voor een systeem van zogenoemde «flow based»-marktkoppeling, dat tot doel heeft de bestaande verbindingen in de toekomst optimaler te benutten. Deze «flow based»-marktkoppeling zal tegelijkertijd worden ingevoerd in Nederland, Duitsland, Frankrijk, België en Luxemburg. Tot slot wordt er in pentalateraal verband door de nationale netbeheerders gewerkt aan een leveringszekerheidsrapportage voor de gehele regio. Deze zal naar verwachting eind dit jaar worden afgerond. Nederland hecht groot belang aan deze regionale analyse en zet zich in pentalateraal verband in voor het creëren van regionale oplossingen voor leveringszekerheidsvraagstukken.
Heeft België ook een nationaal Energie Akkoord (of iets soortgelijks) zoals Nederland dat heeft? Bent u bereid de uitwisseling op dit punt te intensiveren, zodat wellicht beide landen meer tempo kunnen maken richting verduurzaming?
In België bestaat op dit moment geen initiatief dat te vergelijken is met het Nederlandse energieakkoord. Het Nederlandse energieakkoord voor duurzame groei is een uniek product waaraan meer dan 40 verschillende partijen hebben gewerkt. Uiteraard bestaat er in ons omringende landen ook een intensieve energiedialoog met stakeholders. Ik sta zeker open voor uitwisseling met buurlanden over het in Nederland bereikte akkoord en over het proces dat daartoe heeft geleid. Na het bereiken van het akkoord heeft deze uitwisseling van informatie ook reeds plaats gehad zowel in bilateraal als in pentalateraal verband.
Maakt u zich zorgen over de veiligheid van de twee uitgevallen Belgische kerncentrales vlakbij de Nederlandse grens? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn twee reactoren in Doel en één reactor in Tihange veilig afgeschakeld. Deze vormen dan ook geen gevaar voor de Nederlandse bevolking. Het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) houdt onafhankelijk toezicht op de veiligheid van deze kerncentrales en stelt zeker dat deze pas weer opstarten wanneer is aangetoond dat dit veilig kan.
Wordt de bevolking in de grensregio’s in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg adequaat geïnformeerd over de situatie? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Afhankelijk van de aard en omvang van een nucleair incident dienen burgers te worden geïnformeerd door ofwel de veiligheidsregio’s, ofwel de Minister van Economische Zaken. Zowel tijdens de afschakeling van de reactoren als daarna is geen radioactiviteit vrijgekomen en hebben alle veiligheidsfuncties naar behoren gewerkt. Er is dus geen sprake van een nucleair veiligheidsincident zodat er op dit moment geen noodzaak is tot informatieverstrekking in aanvulling op de informatie die al verkrijgbaar is op de website van de Belgische toezichthouder FANC.
De stroperige gang van zaken bij een overlijden in het buitenland |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het gegeven dat het vanuit Duitsland repatriëren van het lichaam van de heer K. maar liefst een week in beslag nam, en zodoende de plechtigheid met gesloten kist moest plaatsvinden?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert en bemiddelt op jaarbasis bij ongeveer 350 overlijdensgevallen van Nederlanders in het buitenland. Dit gebeurt als nabestaanden zich bij Buitenlandse Zaken melden met een hulpvraag.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen betrokkenheid gehad bij de repatriëring van het lichaam van de heer K. Het ministerie kan derhalve niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Het ministerie heeft wel kennis genomen van het bericht van de nabestaanden en heeft er natuurlijk begrip voor dat nabestaanden er alles aan willen doen om het afscheid nemen zo goed mogelijk te laten plaatsvinden.
Kunt u zich voorstellen dat het voor de nabestaanden, die samen met de uitvaartverzekeraar alles gedaan hebben wat in hun macht lag om de gang van zaken te bespoedigen, moeilijk te verkroppen is dat het toch zo lang heeft geduurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is volgens u de voornaamste oorzaak dat in dergelijke situaties het zo lang duurt voordat er tot repatriëring van een overledene kan worden overgegaan? Welke mogelijkheden ziet u om dit in de toekomst te verbeteren?
Het vrijgeven van een lichaam is wereldwijd een zaak van de lokale autoriteiten. Het is te begrijpen dat snelheid bij repatriëring gewenst is, met name voor de nabestaanden. Dit kan helaas niet in de weg staan van de zorgvuldigheid die bij een delicate procedure zoals het repatriëren van een lichaam in acht moet worden genomen. De duur van een repatriering is afhankelijk van de situatie en het land. In sommige gevallen gaat het snel, in andere gevallen kan een repatriëring enkele maanden duren. Het is wereldwijd zo dat een lichaam wordt vrijgegeven nadat aan de lokale voorwaarden is voldaan. Allereerst moet in de meeste landen de doodsoorzaak worden vastgesteld. Soms betekent dit dat er een strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden. Daarnaast moet het lichaam in de meeste landen ook officieel zijn geïdentificeerd voordat het kan worden vrijgegeven en het land mag verlaten. Als er geen verzekering is afgesloten en als er geen financiën beschikbaar zijn, zal het ook langer duren voordat het lichaam daadwerkelijk kan worden gerepatrieerd. Voor het transport naar Nederland is een officieel document, te weten een «laissez-passer voor lijken» benodigd. Het document wordt afgegeven door de bevoegde lokale autoriteit conform internationaal afgesproken regels. Dit document kan worden afgegeven nadat aan alle voorgeschreven wettelijke bepalingen rond het vervoer van lijken is voldaan. Het vervoer van het stoffelijk overschot naar Nederland wordt in de meeste gevallen verzorgd door een plaatselijke en een Nederlandse begrafenisondernemer in samenwerking met een Nederlandse alarmcentrale.
De procedures voor het vrijgeven van lichamen zijn een nationale bevoegdheid. Verdere EU afstemming terzake biedt op dit moment geen perspectief op een verandering van de repatrieringsvoorwaarden in EU-kader.
Weet u hoeveel van dergelijke situaties zich op jaarbasis voordoen, waarbij procedures en bureaucratie een snelle afhandeling van de repatriëring in de weg staan? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn hierover in Europees verband afspraken te maken, zodat het zeker bij de landen van de Europese Unie eerder een kwestie van enkele dagen is, alvorens een onder natuurlijke omstandigheden overleden persoon terug in Nederland is?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Frankrijk laat begrotingsdoel los’ |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Frankrijk laat begrotingsdoel los»?1
Ja.
Klopt het dat de Franse Minister van Financiën Michel Sapin voorstelt om het Europese beleid bij te stellen, door het tempo waarin tekorten moeten worden teruggebracht aan te passen aan de economische omstandigheden?
Minister Sapin pleit in een ingezonden stuk in het Franse dagblad Le Monde ervoor om het ritme van de begrotingsconsolidatie aan te passen aan de economische omstandigheden. Hij heeft geen concreet voorstel gedaan om de regels van het SGP te wijzigen.
In hoeverre wijken de meest recente verwachte groei en het verwachte tekort van Frankrijk af van de verwachtingen ten tijde van de landenspecifieke aanbevelingen in april?
De raming die als basis diende voor de aanbeveling die de Raad aan Frankrijk heeft gedaan om het buitensporig tekort te beëindigen is de lenteraming 2013. Bij het doen van de aanbeveling ging de Europese Commissie uit van 0,6% groei in 2014 en 1,1% groei in 2015 (gecorrigeerd voor de impact van de gevraagde consolidatiemaatregelen op de groei).
De landenspecifieke aanbevelingen zijn gebaseerd op de lenteraming 2014 van de Europese Commissie. Op basis van deze raming zou de Franse economie 1% groeien in 2014 en 1,5% in 2015. Voor de betreffende jaren zou er een tekort zijn van respectievelijk 3,9% en 3,4%.
Over de eerste twee kwartalen van 2014 heeft de Frankrijk een nulgroei gerealiseerd. De eerstvolgende raming, de herfstraming, komt naar verwachting begin november uit. Sapin heeft in het ingezonden artikel in Le Monde de verwachting uitgesproken dat de groei in 2014 in de orde van grootte van 0,5% zal liggen, en in 2015 niet ver boven de 1% zal uitkomen. Verder gaf Sapin aan dat het tekort in 2014 boven de 4% zal uitkomen. Het tekort voor 2015 zal afhangen van de begroting die de Franse regering dit najaar indient.
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van de Europese begrotingsspelregels en de ruimte die deze bieden om rekening te houden met economische omstandigheden? Wijst u in dat kader het pleidooi van Sapin voor een «bijstelling» van het beleid af?
De Nederlandse regering is van mening dat de Europese begrotingsregels voldoende flexibiliteit bieden om rekening te houden met economische omstandigheden. Lidstaten in de buitensporigtekortprocedure kunnen op basis van de relevante verordening (Art. 3(5), Vo. 1467/97) uitstel van de deadline krijgen indien er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Daarnaast moet de lidstaat in kwestie zelf voldoende maatregelen hebben genomen om het tekort terug te brengen, in lijn met de aanbeveling van de Raad om het buitensporig tekort te beëindigen. Nederland en Frankrijk hebben in mei 2013 uitstel gekregen omdat zij aan deze criteria voldeden.
Alle landen moeten voldoen aan de Europese begrotingsregels, ook Frankrijk. De Commissie heeft op 5 maart jl. een autonome aanbeveling aan Frankrijk gedaan omdat er volgens haar een significant risico was dat Frankrijk niet aan de vereisten uit aanbeveling van mei 2013 zou voldoen. In de aanbeveling werd Frankrijk aangespoord om maatregelen te nemen teneinde de benodigde verbetering van het structureel saldo te realiseren. In de landenspecifieke aanbevelingen heeft de Commissie Frankrijk opnieuw aangespoord om de budgettaire strategie te versterken om de deadline van 2015 te halen. Frankrijk moet laten zien voldoende maatregelen te nemen. De eerstvolgende gelegenheid hiervoor is de indiening van het Draft Budgetary Plan dit najaar in het kader van het two-pack.
Bent u bereid om er bij uw Franse ambtgenoot op aan te dringen om eindelijk eens echt werk te maken van hervormingen, teneinde groei en werkgelegenheid structureel te bevorderen? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Structurele hervormingen zijn een terugkerend onderwerp van gesprek in de Eurogroep en de Ecofinraad. In het kader van de aanbevelingen die de Raad aan de Eurozone als geheel heeft gedaan, heeft onlangs in de Eurogroep een thematische discussie plaatsgevonden over de hoge belastingdruk op arbeid. Dergelijke discussies bieden een gelegenheid voor lidstaten om elkaar aan te spreken op het belang van structurele hervormingen en om best practices uit te wisselen.
Onze ontmantelde krijgsmacht |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tandeloos tegen ISIS»?1
Ja.
Klopt het dat een eventuele (op zichzelf nastrevenswaardige) militaire bijdrage tegen ISIS weinig om het lijf zal hebben door een gebrek aan materieel? Zo neen, hoeveel helikopters zijn er bijvoorbeeld beschikbaar?
Nee. Over de militaire bijdrage van Nederland aan de internationale strijd tegen ISIS bent u inmiddels ingelicht met de artikel 100-brief van 24 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 506).
Is Nederland, door de decennialange sloop van de krijgsmacht, eigenlijk nog wel in staat serieus bij te dragen aan de bevordering van de internationale rechtsorde? Zo ja, hoe ziet u dit?
Ondanks de verkleining van de krijgsmacht in de afgelopen twee decennia, blijft de krijgsmacht in staat tot een waardevolle bijdrage aan de bevordering van de internationale rechtsorde. De huidige inzetbaarheidsdoelstellingen van de krijgsmacht, die zijn verwoord in de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1) van 17 september 2013, maken duidelijk welke bijdrage van de krijgsmacht op dit ogenblik mag worden verwacht in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde. De praktijk in militaire missies wijst eveneens uit dat de krijgsmacht in staat blijft tot het leveren van waardevolle en kwalitatief hoogwaardige bijdragen.
Op welke wijze zult u zich inzetten om Nederland eindelijk te laten voldoen aan de afgesproken NAVO-norm om 2% van het BNP aan defensie te besteden?
Zoals de Minister-President heeft toegezegd in de Algemene Politieke Beschouwingen zal het kabinet de Tweede Kamer vóór de begrotingsbehandeling van Defensie, gepland op 12 en 13 november, per brief informeren over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 34 000, nr. 32). In die brief zal ook worden ingegaan op de wijze waarop Nederland gevolg geeft aan de afspraken die de regeringsleiders hebben gemaakt op de Navo-top van Wales.
Kunt u uw uitgewerkte, volwaardige visie presenteren op de gewenste ontwikkeling van defensie in de komende 15 jaar?
De richting die met de nota In het belang van Nederland is ingeslagen, geldt onverminderd als uitgangspunt voor de gewenste ontwikkeling van de krijgsmacht. Internationale samenwerking en toekomstbestendigheid zijn in deze nota kernbegrippen. Zoals de Minister-President heeft toegezegd in de Algemene Politieke Beschouwingen zal de Tweede Kamer vóór de begrotingsbehandeling van Defensie per brief informeren over de wijze waarop het kabinet uitvoering wil geven aan de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 34 000, nr. 32).
Een anti-Israëlische ambtenaar op het ministerie van Veiligheid en Justitie |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «PvdA-ambtenaar: ISIS is complot van zionisten»?1
Ja.
Deelt u de afschuw en grote zorg over de absurde en anti-Israëlische uitlatingen van de betreffende ambtenaar?
Ik deel de verontwaardiging en ik heb van de uitlatingen volledig afstand genomen.
In hoeverre deelt u de mening dat een persoon die zulke denkbeelden uitdraagt en werkt als projectleider van het Nationaal Cyber Security Center, en dus ook met staatsgeheimen, een gevaar voor de staatsveiligheid kan zijn?
Betrokkene was werkzaam in een bedrijfsondersteunende functie. Deze functie valt buiten het operationele proces van het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) en de inhoudelijke, mogelijk gevoelige, informatie die daar wordt verwerkt. Zij heeft ten behoeve van haar functie een veiligheidsonderzoek ondergaan, waarvan de uitkomst was dat er geen bezwaar was voor de vervulling van haar functie.
De gedane uitlatingen hebben geen directe betrekking op de inhoud van de werkzaamheden die betrokkene in haar functie heeft uitgevoerd en zijn haar persoonlijke denkbeelden. Omdat deze denkbeelden wel betrekking hebben op het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), is op 13 augustus 2014 haar detachering bij de NCTV per direct is beëindigd. Zij is met onmiddellijke ingang geschorst en haar is de toegang tot de gebouwen en het netwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontzegd.
Kunt u aangeven of er meer van dit soort anti-Israëlische complotdenkers werkzaam zijn op het Ministerie van Veiligheid en Justitie en in hoeverre deze figuren eveneens in aanraking komen met staatsgevoelige informatie?
In het geval er een vermoeden bestaat of bekend is dat een medewerker een risico kan vormen voor de belangen van het ministerie, wordt afhankelijk van het risico actie ondernomen om het risico weg te nemen, dan wel te beperken. Voor zover bekend, zijn er geen medewerkers die risico voor de belangen van het ministerie vormen.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen tegen de betreffende ambtenaar?
In dit stadium is betrokkene geïnformeerd over de voorgenomen rechtspositionele gevolgen. Omwille van een zorgvuldig besluitvormingsproces kan niet vooruit worden gelopen op de uitkomsten daarvan.
Het bericht inzake felicitaties van het kabinet aan Erdogan met zijn verkiezing |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet feliciteert Erdogan met verkiezing»?1
Ja.
In hoeverre veroordeelt u de antisemitische uitlating van Erdogan dat het beleid van Israël erger is dan dat van Adolf Hitler?
Het is gebruik om regeringsleiders van staten waarmee Nederland reguliere betrekkingen onderhoudt bij dergelijke gelegenheden te feliciteren. Het kabinet ziet geen reden van dit goede gebruik af te wijken.
Bent u bekend met het gegeven dat de regering van Erdogan verantwoordelijk is voor het beperken van de persvrijheid in Turkije, het schenden van mensenrechten en dat hij de integratie van Turken in Europa bewust tegenwerkt?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u de bovenstaande vraag bevestigend hebt beantwoord, kunt u dan aangeven waarom u deze figuur überhaupt hebt willen feliciteren?
Zie antwoord vraag 2.
De ebola-uitbraak in West-Afrika |
|
Renske Leijten , Emile Roemer (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u duiding geven van het besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om de ebola-uitbraak in West-Afrika te bestempelen als een bedreiging van de internationale volksgezondheid?
De WHO verklaarde op 8 augustus de ebola-uitbraak tot «Public Health Emergency of International Concern» (PHEIC). De WHO «Emegency Committee» duidt de ebola-uitbraak als een buitengewone gebeurtenis, met een risico voor de volksgezondheid in andere landen. De mogelijke consequenties van verdere internationale verspreiding kunnen groot zijn, met name binnen West-Afrika waar de gezondheidszorgfaciliteiten onvoldoende toegerust zijn om een ebola-uitbraak te bestrijden.
Het afkondigen van een PHEIC heeft een belangrijke signaalfunctie en faciliteert een internationaal gecoördineerde respons.
De WHO heeft diverse tijdelijke maatregelen geformuleerd voor landen waar sprake is van overdracht van het ebolavirus (Sierra Leone, Liberia, Guinee, Nigeria), landen met een verdachte of besmette ebolapatiënt (bijv. Spanje en de Verenigde Staten), dan wel landen die grenzen aan een land waar het ebolavirus zich verspreidt en alle overige lidstaten. Met deze adviezen van de WHO kunnen lidstaten optimaal reageren op de uitbraak en zich optimaal voorbereiden op een eventuele patiënt.
Welke hulpvragen heeft de Nederlandse regering tot nu toe ontvangen van landen die geconfronteerd zijn met de ebola-uitbraak? Hoe is op deze vragen gereageerd?
De Nederlandse regering heeft tot op heden van de landen die getroffen zijn door het ebola virus alleen van Guinee op 14 augustus een direct hulpverzoek ontvangen. Via de Afrikaanse Unie is een algemeen verzoek gericht aan alle landen binnengekomen om onder meer financiële steun. Daarnaast heeft de WHO, die de implementatie van de hulp in de getroffen landen coördineert, een verzoek tot bijdragen ingediend bij het «Emergency Response Coordination Centre» van de Europese Unie. Momenteel wordt dit verzoek nader bekeken. Op dit moment is Nederland niet voornemens om een extra financiële bijdrage te leveren bovenop de reeds gecommitteerde bijdragen (zie antwoord op vraag 3).
Erkent u dat de landen waarin ebola is uitgebroken internationale solidariteit behoeven, omdat zij noch middelen noch kennis hebben om de uitbraak goed te bestrijden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De situatie in de getroffen landen is aangrijpend. Het is van belang dat deze uitbraak snel onder controle is en dat de slachtoffers de benodigde medische zorg krijgen. Ondersteuning van de internationale gemeenschap aan de getroffen gebieden, is daarbij onontbeerlijk. Nederland draagt 822.600 euro bij (via Artsen Zonder Grenzen (AZG) 500.000 en het Nederlandse Rode Kruis 322.600 euro) aan zorg voor patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Daarnaast draagt Nederland indirect bij aan de lokale bestrijding van de epidemie via de Europese Unie, het Central Emergency Response Fund (CERF) van de Verenigde Naties en de jaarlijkse algemene bijdrage aan de WHO.
Bent u bereid gevolg te geven aan de oproep van de WHO om in de internationale gezondheidscrisis ondersteuning te geven aan de landen die geconfronteerd zijn met de ebola-uitbraak? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft ervoor gekozen een financiële bijdrage te leveren aan de bestrijding van de uitbraak via AZG en het Nederlandse Rode Kruis aangezien zij daadwerkelijk in het veld opereren en op die manier direct hulp verlenen aan de patiënten. Deze organisaties werken nauw samen met de lokale medische autoriteiten die de hulp coördineren. WHO is leidend in de coördinatie van de implementatie van de hulp. Op dit moment wordt het recente verzoek van de WHO, waarin naast financiële steun ook wordt verzocht om medische experts veldziekenhuizen, etc nog bestudeerd.
Erkent u dat de landen die geconfronteerd zijn met de ebola-uitbraak niet enkel behoefte hebben aan een vaccin en/of een medicijn, maar ook aan logistieke ondersteuning en andere zaken waarin Nederland kan voorzien?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen op zo een kort mogelijke termijn beantwoorden?
Ja.
IS(IS) en de situatie in Irak |
|
Joël Voordewind (CU), Arie Slob (CU), Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Sybrand van Haersma Buma (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft de regering kennis genomen van de absolute humanitaire noodsituatie van minderheden zoals Yazidi's en Christenen die voor IS op de vlucht geslagen zijn en in niemandsland zitten, vaak zonder drinken en voedsel?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Amerikaanse president Obama spreekt over een mogelijke genocide en deelt u dat?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de onderbouwing van de VS voor zijn optreden. De inspanningen van de internationale gemeenschap moeten er nu eerst en vooral op gericht zijn het grote menselijk lijden in Irak te verlichten. Als blijkt dat ernstige misdaden zoals genocide of misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd, dan moeten die onderzocht en de daders vervolgd worden. Het kabinet steunt op dit punt de oproep van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton van vandaag, 10 augustus 2014.
Heeft u kennis genomen van de vele noodoproepen o.a. van religieuze leiders zoals de patriarchen van Bagdad en Damascus en van de paus?
Ja.
Steunt de regering de luchtaanvallen van de Verenigde Staten?
Het kabinet vindt het een goede zaak dat de VS op verzoek van de Iraakse overheid hulp biedt om de Iraakse bevolking, inclusief de minderheden die nu in het nauw zitten, te beschermen.
Acht u de noodhulp en voedseldroppings op dit moment toereikend?
De humanitaire situatie in Noord-Irak is schrijnend en verdient urgente aandacht. De droppings met voedsel en water door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook door de Iraakse en Koerdische autoriteiten, in samenwerking met VN-organisaties en Turkije, zijn een zeer welkome stap ter verlichting van de meest dringende noden. De droppings zullen de komende dagen doorgaan. Ook verschillende VN-instellingen zijn betrokken bij het verlenen van noodhulp. Ondertussen proberen Koerdische en Iraakse strijdkrachten een humanitaire corridor naar Koerdisch gebied te creëren. Aan de westkant van de bergen bij Sinjar zouden Syrisch-Koerdische strijders er in geslaagd zijn kleine groepen Yezidi te ontzetten en via Syrië naar Iraaks Koerdisch gebied te leiden, maar het is nog onduidelijk hoe bestendig dit is. Zoals eveneens schriftelijk aan uw Kamer gemeld op 8 augustus 2014 heeft het kabinet waardering voor de inspanningen die de Koerdische autoriteiten en gemeenschap zich getroosten om opvang te bieden aan de grote groepen ontheemden in de Koerdische regio.
Ziet u, net als de vraagstellers, een acute rol voor Nederland en de EU weggelegd en hoe bent u bereid die vorm te geven in de komende 24 tot 48 uur, zodat mensen bereikt worden en niet massaal sterven?
Zoals op 8 augustus 2014 schriftelijk aan uw Kamer medegedeeld, is het kabinet doordrongen van de ernst van de situatie in Irak. Naar aanleiding van de huidige humanitaire crisis heeft het kabinet besloten onverwijld een extra bijdrage van 400 000 Euro via het Nederlandse Rode Kruis te geven aan het Internationale Rode Kruis ten behoeve van noodhulp in Irak. Het kabinet komt hiermee tevens tegemoet aan een verzoek om extra humanitaire hulp vanuit de Koerdische regionale autoriteiten. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van Defensie op dit moment of Nederland – al dan niet via EATC – een bijdrage kan leveren aan strategisch transport van goederen.
Het kabinet staat in nauw contact met alle relevante actoren over de huidige crisis en dringt in Europees verband aan op extra aandacht. De Europese Commissie heeft 17 miljoen Euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in Irak, waaronder 5 miljoen voor de recente crisis. Daarnaast vraagt Nederland in EU-verband aandacht voor het politieke proces in Bagdad met nadruk op snelle vorming van een sterke eenheidsregering met deelname van alle politieke en sektarische groepen die Irak uit deze crisis kan leiden.
Op diplomatiek niveau is Nederland actief in Bagdad, Erbil, Brussel en New York en in contact met gelijkgezinde partners. Samen met andere landen spant Nederland zich in om het verzoeningsproces tussen Bagdad en Erbil een stimulans te geven. Het VK werkt momenteel aan een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Nederland draagt daar actief aan bij.
Bent bereid om met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk mee te helpen aan voedseldroppings?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen gezien de acute aard van de situatie vóór maandag 11 augustus 2014 beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de Turkse premier Erdogan inzake het handelen van Israël in Gaza |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitspraken van de Turkse premier Erdogan, waarin hij – tot tweemaal toe – de handelwijze van Israël in Gaza vergelijkt met die van Hitler?1 Hoe beoordeelt u deze uitspraken?
Ja.
Heeft u alreeds uw afschuw uitgesproken over deze uitspraken? Zo nee, waarom niet?
Op 31 juli is, in reactie op vragen van uw Kamer in een Schriftelijk Overleg over de situatie in de Gaza-strook, al aangegeven dat het kabinet de aangehaalde uitspraken als ongelukkig beoordeelt. Het kabinet vindt het niet nodig specifiek hiervoor de Turkse ambassadeur te ontbieden.
Het kabinet is van mening dat toetredingsonderhandelingen de beste manier vormen om Turkije aan te sporen te hervormen en handelen naar Europese maatstaven. Het opschorten van de onderhandelingen draagt vanuit dit perspectief niet bij aan een verandering in de gewenste zin.
Wat betreft de Patriot-missie dient dat Nederland hiermee voldoet aan de bondgenootschappelijke solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming van de Turkse burgerbevolking. Het kabinet hecht ten slotte geen geloof aan de uitspraken van «Islamic State» dat de Turkse regering een cruciale rol heeft gespeeld in zijn opmars in Irak.
Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraken? Bent u bereid de Turkse ambassadeur te ontbieden omtrent deze verwerpelijke uitspraken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om bij uw collega-Ministers binnen de Europese Raad Buitenlandse Zaken, steun te zoeken om Turkije hierop aan te spreken? Bent u eveneens bereid om steun te zoeken voor het opschorten van de onderhandelingen met Turkije over het EU-lidmaatschap? En geeft dit reden om de Nederlandse patriotmissie in Turkije te heroverwegen, wanneer premier Erdogan zijn uitspraken niet terugneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen hebben de uitspraken van premier Erdogan voor de relatie met Turkije? Hoe beoordeelt u de uitspraken van «Islamic State» (IS) waaruit blijkt dat de Turkse regering een cruciale rol heeft gespeeld in de opmars van IS in Irak?2
Zie antwoord vraag 2.
Een zware aanklacht tegen een Iraanse voorganger |
|
Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Iraanse voorganger Matthias Hagnhjehad is aangeklaagd wegens «vijandschap tegen Allah» waarvoor hij de doodstraf kan krijgen?1 Hoe beoordeelt u dit bericht en de ernst ervan?
Ja. Na zijn arrestatie op 5 juli jl. is Matthias Haghnejad overgebracht naar een onbekende locatie. Over de achtergrond van de aanklacht is niets bekend gemaakt. Meer informatie ontbreekt vooralsnog.
Tussen 2006 en 2011 werd dhr. Haghnejad meerdere malen gearresteerd, onder andere op beschuldiging van Muharebeh (vijandigheid jegens God). De voorganger werd na deze aanhoudingen direct, of na vrijspraak door een rechtbank, vrijgelaten. Naar verluidt is dit de vierde keer dat dhr. Haghnejad is opgepakt.
Het kabinet deelt de zorgen over de situatie van dhr. Haghnejad en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Kunt u de feitelijke achtergronden van deze aanklacht schetsen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om u in te spannen voor de belangen van deze voorganger en zijn vrijlating te bevorderen? Welke stappen wilt u zetten – waar mogelijk in internationaal verband – om te voorkomen dat deze voorganger veroordeeld wordt?
Nederland zet zich ervoor in dat elk individu de vrijheid heeft zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. De Nederlandse ambassade in Iran stelt daarom in contacten met de Iraanse autoriteiten daar waar mogelijk de kwestie van godsdienstvrijheid aan de orde en brengt het onderwerp via sociale media ook onder de aandacht bij het publiek. Nederland neemt daarnaast actief deel aan voorbereidende overleggen in EU-verband en vraagt regelmatig aandacht voor godsdienstvrijheid in Iran. Nederland zal tijdens de Universal Periodic Review in oktober ook aandacht voor dit onderwerp vragen.
Voor individuele gevallen wordt het effectiever geacht in EU-verband actie richting de Iraanse autoriteiten te nemen, gezien het relatief grotere politieke gewicht van de EU als geheel. Nederland zal in EU-overleggen specifiek aandacht blijven vragen voor de situatie van minderheden, waaronder christenen als dhr. Haghnejad.
Deelt u de waarneming van de Amerikaanse organisatie Christian Solidarity Worldwide (CSW) dat deze aanklacht een nieuwe stap is in de vervolging van Iraanse christenen? Welke trends ziet u hier? Is er inderdaad in Iran sprake van een verscherping op dit terrein?
Er zijn geen aanwijzingen dat er de laatste tijd sprake is van een verscherping van de vervolging van traditionele christenen (etnische Armeniërs, Assyriërs en Chaldeeën die behoren tot de orthodoxe, katholieke en protestante «oude kerken») in Iran. Daarentegen wijst het Algemeen Ambtsbericht Iran2 er wel op dat vooral de «nieuwe kerken» – met name de evangelische stromingen en pinksterbewegingen – meer repressie ondervinden, omdat ze actief mensen proberen te bekeren. Gelovigen moeten in het geheim hun godsdienst belijden, vaak in huiskerken. Onder president Rohani is het toezicht op het houden van kerkdiensten in het Farsi en het bijwonen van diensten door moslims toegenomen.
Regimegezinde media in Iran karakteriseren huiskerken als illegale netwerken en zionistische propaganda-instellingen. De aanhouding van dhr. Haghnejad – vertegenwoordiger van de non-Trinitaire kerk- is tekenend voor de harde aanpak van voorgangers en pastors van deze «nieuwe kerk»- stromingen.
Deelt u de opvatting van CSW dat er aanleiding is voor de internationale gemeenschap om meer actie te ondernemen met het oog op de positie van Iraanse christenen en de bescherming van de godsdienstvrijheid in Iran? Bent u bereid hiertoe in internationaal verband het voortouw te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aanduiden op welke wijze vanuit de Europese Unie aandacht is voor de godsdienstvrijheid in Iran en voor de specifieke positie van Iraanse christenen in het bijzonder en welke concrete acties hieromtrent jegens Iran worden ondernomen? Acht u deze inzet voldoende?
De Europese Unie besteedt op diverse manieren aandacht aan godsdienstvrijheid in Iran en meer specifiek aan de moeilijke positie van christenen. Het onderwerp wordt door de EU in contacten met de Iraanse autoriteiten, maar ook tijdens de VN Mensenrechtenraad opgebracht. De EU zal ook tijdens de bovengenoemde Universal Periodic Review in oktober Iran aanspreken op de mensenrechtensituatie en de implementatie van de door Iran eerder aangenomen aanbevelingen, zoals het waarborgen van civiele en politieke rechten van minderheden.
Er worden voorzichtige stappen gezet om de EU mensenrechtendialoog – die in 2006 door Iran werd afgebroken – met Iran te hervatten. Een dergelijke dialoog zou een goed podium bieden om vrijheid van godsdienst bij de Iraanse autoriteiten op te brengen.
Het bericht dat de Portugese overheid de Banco Espírito Santo (BES) redt |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Senior obligaties veilig bij redding BES»?1
Ja.
Is de steun aan de Banco Espírito Santo door de Europese Commissie getoetst op de geldende staatssteunregels?
Ja, zie het antwoord op de vragen 3 en 4 van lid van Hijum.
Zo ja, is in deze toets ook meegenomen dat de Europese Commissie vooruitlopend op de inwerkingtreding van de BRRD-richtlijn (Bank Recovery and Resolution Directive) de onderdelen van deze richtlijn, waaronder een vereiste bail-in, reeds heeft verwerkt in de staatssteuntoets?
Nee. De vereiste bail-in regels uit de BRRD treden pas uiterlijk 1 januari 2016 in werking. Zoals in het antwoord op vraag 3 en 4 van lid van Hijum is aangegeven heeft de Commissie op 4 augustus jl. geoordeeld dat de resolutie van BES in lijn is met de Europese staatssteunregels zoals die momenteel van toepassing zijn (zie eerdere verwijzing naar de verklaring van de Commissie).
Waarom lijkt er bij de steun aan de Banco Espírito Santo geen sprake van een diepe bail-in, inclusief junior debt houders?
Zoals in het antwoord op de vragen 3 en 4 van lid van Huijm staat beschreven heeft de Portugese Centrale Bank aangegeven dat de verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van BES voor rekening zullen komen van de aandeelhouders en achtergestelde obligatiehouders van BES. Doordat verliezen op de slechte activa neerslaan bij de aandeelhouders en achtergestelde obligatiehouders vindt er bail-in plaats van private crediteuren confom de staatssteunregels.
Kunt u, onder verwijzing naar het verslag van de Eurogroep en ECOFIN-Raad van 19 en 20 juni 20142 waarin u schrijft: «Indien een bank onverhoopt niet in staat is om het kapitaaltekort op eigen kracht op te lossen kunnen pas publieke middelen worden ingezet nadat bail-in volgens staatssteunregels heeft plaatsgevonden», aangeven hoe u beoordeelt of en hoe met de steun aan Banco Espírito Santo aan deze afspraken is voldaan?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat de resolutie van BES in lijn is met de Europese staatssteunregels, met inbegrip van de afspraken over bail-in hierbinnen. Zie tevens het antwoord op de vragen 3 en 4 van lid van Hijum.
Het onaanvaardbare geweld van Israël in Gaza |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven of naast een mededeling in de krant van uw kant over onaanvaardbare Israëlisch aanvallen op burgerdoelen in Gaza ook op een andere wijze de Israëlische regering van dit oordeel op de hoogte gesteld zal worden, bijvoorbeeld door het ontbieden van de Israëlische ambassadeur?1 Zo nee, waarom niet?
Naast het telefonische gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met de Israëlische Minister Lieberman op 11 juli jl. en dat van Minister-President Rutte op 1 augustus met de Israëlische premier Netanyahu, hebben de afgelopen weken verscheidene gesprekken plaatsgevonden tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Den Haag. Ook door de Nederlandse ambassade in Tel Aviv zijn de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Israëlische autoriteiten. In deze gesprekken zijn ernstige zorgen geuit over de escalatie van het geweld en het hoge aantal slachtoffers. Voorts is Israël opgeroepen tot het betrachten van maximale terughoudendheid om slachtoffers te voorkomen.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de vertegenwoordiger van Israël noch die van de PA te ontbieden omdat dit een zekere escalatie impliceert die niet past in de constructieve dialoog die op dit moment nodig is voor beëindiging van het geweld.
Bent u voornemens de Kamer te informeren over de gronden onder het oordeel dat Israël onaanvaardbaar geweld in Gaza heeft gebruikt en met het parlement te overleggen welke gevolgen aan dit onaanvaardbaar handelen verbonden zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Israël heeft het recht op zelfverdediging met inachtneming van de grenzen die het humanitair oorlogsrecht hieraan stelt. Israël hanteert het uitgangspunt dat burgerslachtoffers zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Desondanks en ondanks de modernste wapens, is een zeer hoog aantal burgerslachtoffers gemaakt. De consequenties van de aanvallen op Gaza zijn dat hierbij VN-scholen en zelfs een ziekenhuis zijn geraakt. Dat is onaanvaardbaar en in strijd met de zorgvuldige handelwijze die het Israëlische leger zegt na te streven.
De EU en Nederland zijn voorstander van een internationaal, gebalanceerd en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen. De voorkeur van de EU en het kabinet gaat uit naar een onderzoek door gebruik te maken van bestaande mechanismen van de VN, in plaats van de onlangs door de Mensenrechtenraad ingestelde Commission of Inquiry.
In het kader van het EU-Israël Associatieakkoord zijn fora opgezet waarin dialoog en samenwerking concreet vorm wordt gegeven, waaronder het Associatie comité, sub-comités en werkgroepen. In deze fora komt ook de bescherming van mensenrechten als een van de basisbeginselen van de associatie aan de orde, en kunnen bovengenoemde incidenten besproken worden.
Denkt u bij mogelijke gevolgen ook aan het toepassen van die bepalingen in het Associatieverdrag tussen Israël en de Europese Unie, waarin gesproken wordt over de verplichting mensenrechten te respecteren?
Zie antwoord vraag 2.
Is de regering van plan steun te verlenen aan een eventuele toetreding van Palestina tot het Internationaal Strafhof?
Het kabinet heeft kennis genomen van berichten over een mogelijk Palestijns voornemen om toe te treden tot het Statuut van Rome. Nederland is voorstander van, en zet zich in voor, universaliteit van het Statuut van Rome. Echter, alleen staten kunnen de jurisdictie van het Strafhof aanvaarden door partij te worden bij het Statuut van Rome of een daartoe strekkende verklaring af te leggen overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van Rome. Nederland erkent de Palestijnse staat niet.
Deelt u de opvatting van de Mensenrechtencommissaris van de VN dat nader onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza gewenst is?
Zie antwoord vraag 2.
De NAVO-vrees voor een Russische inval |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kiev en NAVO vrezen Russische invasie in Oekraïne»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er bij de NAVO een serieuze zorg bestaat dat de Russen Oekraïne zullen binnenvallen?
De Russische Federatie heeft een aanzienlijke troepenmacht aan de grens met Oost-Oekraïne samengetrokken. Deze eenheden hebben een hoge gereedheid en moeten in staat worden geacht om, wanneer daar het bevel toe zou worden geven, binnen korte tijd Oekraïne binnen te vallen. Tot op heden heeft Rusland niet of zeer beperkt gereageerd op oproepen tot de-escalatie en meer in het bijzonder het terugtrekken van deze eenheden van locaties dichtbij de Oekraïense grens naar hun kazernes elders in Rusland. Mocht Rusland Oekraïne binnenvallen dan zal dit leiden tot verdere escalatie van het conflict. De Navo blijft de ontwikkelingen aan de Oekraïense grens nauwgezet volgen.
Hoe oordeelt u over het cynische voorstel van Rusland voor een humanitaire missie in Oekraïne?
De situatie in Oost-Oekraïne is en blijft fragiel. De gevechten tussen de Oekraïense eenheden en de separatisten duren voort en het einde van de strijd is, mede gezien de continue stroom wapens en strijders vanuit Rusland, vooralsnog niet in zicht. De voortdurende gevechten hebben ook hun weerslag op de humanitaire situatie in het land.
De internationale gemeenschap is bezorgd over de humanitaire situatie en daarom heeft de EU 2,5 miljoen euro toegezegd voor de financiering van humanitaire hulp in het gebied. Ook Nederland heeft in totaal 0,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp. De Oekraïense bevolking kan blijven rekenen op internationale en Nederlandse steun.
Nederland betreurt het dat Rusland zich niet heeft gehouden aan afspraken die waren gemaakt tussen het Internationale Rode Kruis, Oekraïne en Rusland over de levering van Russische hulpgoederen aan Oekraïne. Het ongeautoriseerd passeren van een Russisch hulpkonvooi over de Oekraïense grens afgelopen vrijdag is de zoveelste Russische schending van de soevereiniteit van Oekraïne. Het kabinet waardeert dan ook de terughoudendheid waarmee Oekraïne hierop heeft gereageerd.
Voorts acht het kabinet het van groot belang dat alle hulp geschiedt met instemming van Oekraïne en voldoet aan de internationale standaarden. Alleen als aan die voorwaarden is voldaan, is volgens Nederland humanitaire assistentie acceptabel.
Wat zullen de volgende stappen in NAVO-verband zijn als reactie op de Russische dreigingspolitiek?
Nadat in maart jl. de hoogste Navo-commandant in Europa, SACEUR, al een aantal maatregelen had genomen, gaf de ministeriële Noord-Atlantische Raad (NAR) op 1 april jl. de militaire autoriteiten van de Navo de opdracht om op korte termijn militaire opties uit te werken om bondgenoten gerust te stellen die zich door de crisis in Oekraïne bedreigd voelen (zie de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 april 2014, Kamerstuk 28 676, nr. 199).
Op 16 april nam de NAR hierover een besluit (zie de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van 16 april 2014, Kamerstuk 28 667, nr. 201) en op 23 mei heb ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over een additionele Nederlandse bijdrage aan het geruststellingspakket in de vorm van het aanbieden van vier F-16’s voor de versterking van Baltic Air Policing (Kamerstuk 28 667, nr. 203).
Momenteel wordt binnen de Navo gewerkt aan maatregelen voor de middellange en lange termijn. De Navo-top in Wales op 4 en 5 september zal hierover besluiten nemen. Nadere informatie over die maatregelen en het zogenoemde Readiness Action Plan ontvangt u in de geannoteerde agenda en het verslag van de Navo-Top.
Wanneer en op welke wijze zult u als Minister van Defensie nu eindelijk een visie presenteren op de ontstane problematiek?
De aandacht van het kabinet gaat in eerste instantie uit naar geruststelling (reassurance) van de bondgenoten die dicht bij Oekraïne en Rusland liggen. In de aanloop naar de Navo-top van begin september in Wales bespreken de lidstaten of op langere termijn aanpassingen nodig zijn van de defensiecapaciteiten van de Navo. Op de Top zullen staatshoofden en regeringsleiders hierover besluiten nemen. Vervolgens zal moeten worden bezien wat dit betekent voor de Nederlandse krijgsmacht.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk toe te werken naar een situatie waarin Nederland 2% van het Bruto Nationaal Product besteedt aan Defensie, zoals ook in NAVO-verband is afgesproken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat verdere bezuinigingen op Defensie, gegeven de zich ontwikkelende veiligheidssituatie in de Euro-Atlantische regio, niet voor de hand liggen. Of, en zo ja in welke mate, in de nabije toekomst weer ruimte ontstaat voor verhoging van de Nederlandse defensie-uitgaven, zal duidelijk worden op Prinsjesdag.
De gevolgen van de uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de steeds verdere uitbreiding van het ebolavirus in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria, waarbij inmiddels al bijna 900 mensen overleden zijn en ruim 1.600 mensen besmet?1
De beelden van de uitbraak in West-Afrika zijn aangrijpend. De situatie is ernstig, vooral voor de getroffen inwoners en hulpverleners in het gebied. Het is van belang dat aan de verspreiding van het virus een halt wordt toegeroepen.
Het risico op ebola in Nederland is (onverminderd) laag.
Op welke wijze houdt u de uitbraak van het ebolavirus in de gaten? Is er Nederlandse betrokkenheid bij het bestrijden van de epidemie en/of behandeling van patiënten?
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) volgt nauwlettend de ontwikkelingen via de dagelijkse updates van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). Nederland overlegt via de Health Security Committee (HSC) met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten over acties van verschillende overheden.
Nederland draagt € 822.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt Artsen zonder Grenzen MSF € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 322.600 ontvangen. Daarnaast draagt de Nederlandse overheid bij aan de lokale bestrijding van de epidemie via de Europese Unie en de WHO. De WHO coördineert met de betrokken overheden en internationale hulporganisaties de huidige activiteiten. Ik verwijs u ook naar antwoorden 3 en 4 op vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over de ebola-ziekte in West-Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Wat zijn de mogelijke risico’s van de uitbraak van het ebolavirus in deze landen voor de volksgezondheid in Nederland en Europa? Hoe groot acht u die risico’s?
De uitbraak in West-Afrika is de grootste ebola-uitbraak ooit. Dat is zorgelijk en vraagt om meer en adequate bestrijding ter plaatse. De WHO coördineert deze bestrijding.
Het risico dat het ebolavirus met een patiënt afkomstig uit de landen die nu getroffen worden geïmporteerd wordt in Nederland en Europa is klein, maar niet uitgesloten. De kans dat het virus zich – na introductie in Europa/ Nederland – zal verspreiden is klein. Het virus wordt alleen overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van patiënten die symptomen van de ziekte vertonen. In Nederland is er een relatief hoge standaard van gezondheidszorg en preventie van infectieziekten, hetgeen verspreiding op grote schaal onwaarschijnlijk maakt. Ik verwijs u voor een uitgebreidere toelichting naar antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Via de bovengenoemde Health Security Committee vernemen wij dat ook andere Europese lidstaten de voorbereiding van een eventuele introductie van ebola geregeld hebben. In dit comité wordt overlegd over bilaterale samenwerking tussen lidstaten indien nodig bij specifieke situaties. Lidstaten kunnen bovendien de Europese Commissie verzoeken om specifieke ondersteuning.
Worden extra maatregelen genomen ter bescherming van de volksgezondheid in Nederland en Europa? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het RIVM heeft met haar samenwerkingspartners diverse maatregelen ter voorbereiding genomen. Ik verwijs u naar de uitgebreidere toelichting in antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014)
Liggen er duidelijke draaiboeken klaar voor het geval er in Nederland (of in een van onze buurlanden) een besmetting wordt geconstateerd? Hoe is in die draaiboeken rekening gehouden met de incubatietijd en de mogelijke besmettingen van anderen?
Zie antwoord vraag 4.
Is bekend hoeveel Nederlanders momenteel in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria verblijven, en welk risico zij lopen op besmetting? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Niet alle Nederlanders in het buitenland registreren zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom geen zicht op het exacte aantal Nederlanders in deze landen. Registreren en afmelden is vrijwillig en een verantwoordelijkheid van de reiziger zelf. Op dit moment hebben zich tussen de 20 en 30 Nederlanders ingeschreven in Guinee, Liberia en Sierra Leone, en iets meer dan 300 in Nigeria. Het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk hoger. Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen heeft Buitenlandse Zaken via het postennetwerk in de regio Nederlanders geïnformeerd over de stand van zaken en is er onder andere via social media meer aandacht besteed aan de standaard oproep aan Nederlanders om zich te registreren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwijst in de reisadviezen, voor de landen waar ebola is uitgebroken, naar de websites van het RIVM, het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) en de WHO. Deze organisaties gaan ook in op het besmettingsgevaar en geven experts adviezen over het nemen van voorzorgsmaatregelen.
Hoe wordt omgegaan met mensen die uit het besmettingsgebied naar Nederland (en Europa) komen? Worden zij na aankomst gecontroleerd of gevolgd om een mogelijke besmetting tijdig te constateren?
Op Schiphol worden passagiers van directe vluchten van en naar Nigeria geïnformeerd middels een brief over de ebola-uitbraak, waarin adviezen zijn opgenomen hoe besmetting kan worden voorkomen, en wat te doen indien men tijdens de reis, of na terugkeer in Nederland, symptomen passend bij ebola zou ontwikkelen.
Er vindt – in lijn met de adviezen van de WHO – geen screening plaats van mensen die uit gebieden waar de ebola uitbraak heerst terugkomen in Nederland. De WHO acht «entry-screening» niet effectief, duur en disproportioneel voor het reizigersverkeer. De kans dat een ebolapatiënt gedurende een entry-screening wordt herkend is heel klein, terwijl duizenden reizigers zouden moeten worden gecontroleerd.
De WHO en ECDC adviseren om personeel werkzaam aan de grenzen van de Europese Unie en hulpverleners in de Europese lidstaten optimaal te informeren, zodat zij een patiënt met klachten passend bij ebola herkennen en weten wie zij moeten bellen om de patiënt op te vangen en de directe contacten van de patiënt te volgen. Het RIVM en de GGD zorgen voor deze voorlichting.
Kunt u uitleggen waarom de Verenigde Staten een negatief reisadvies voor Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria hebben afgegeven en Nederland niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich op de deskundigheid van de WHO, het LCR en het RIVM bij het benoemen van gezondheidsrisico’s in reisadviezen. In de reisadviezen van het ministerie wordt ook doorverwezen naar deze organisaties voor alle relevante gezondheidsinformatie. De WHO heeft tot op heden geen reisbeperkingen afgekondigd vanwege de ebola-epidemie. LCR en RIVM sluiten zich daarbij aan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal een eventueel reisadvies dat wordt afgegeven door deze organisaties als gevolg van de ebola-uitbraak verwerken in het Nederlandse reisadvies.
Inmiddels heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de reisadviezen voor een aantal door ebola getroffen landen wel aangescherpt vanwege de indirecte gevolgen van de ebola-epidemie. Het besluit om het reisadvies aan te scherpen hangt samen met de verslechtering van de veiligheidssituatie, sociale onrust, de slechte toegang tot veilige gezondheidszorg en de afnemende mogelijkheden om deze landen te verlaten.
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn niet bindend. Het blijft de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf en van de desbetreffende reisorganisatie om een reis wel of niet te laten doorgaan.
Klopt het dat het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering zich in haar advies baseert op de World Health Organisation (WHO) die evenmin een negatief reisadvies geeft?2 Wat is uw reactie op het feit dat de toch al vrij algemene reizigersinformatie van de WHO van april 2014 is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De LCR en het RIVM sluiten aan bij de WHO adviezen, die sinds het begin van de uitbraak onveranderd zijn. Op 8 augustus jl. herbevestigde de WHO haar eerdere advies voor wat betreft reizigers. Reizen naar de landen is mogelijk doordat je goede voorzorgsmaatregelen tegen de ziekte in acht kunt nemen. Deze maatregelen zijn terug te vinden op de site van het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (http://www.lcr.nl/).
En op de site van het RIVM: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/E/Ebola/Ebola_uitbraak_West_Afrika_2014
Heeft u overleg met Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die direct, dan wel indirect, vliegen op risicogebieden over eventuele maatregelen en het mogelijk schrappen van vluchten, zoals enkele andere maatschappijen besloten hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nee. De WHO adviseert op dit moment geen reis- of handelsbeperkingen. Nederland volgt op dit moment de adviezen van de WHO. Zie ook antwoord 3 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014). Zie ook vraag 7 met betrekking tot voorlichting reizigers op vluchten van en naar Nigeria.
Hoe verhoudt de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarin zij stelt dat mensen alleen ziek worden door direct contact met patiënten, zich tot de uitspraak van de WHO dat men voor verrassingen staat in verband met de ontwikkeling van het virus?5 6
De uitspraken van de Directeur- Generaal van de WHO moeten worden gezien in de context van de grootste ebola-uitbraak ooit, die nu voortgaat in West-Afrika. Hulp moet gericht zijn op het bestrijden van de uitbraak in West-Afrika. De bestrijding wordt bemoeilijkt door een gebrek aan middelen en een gebrek aan vertrouwen van de bevolking in zowel de bestrijdingsmaatregelen als de autoriteiten betrokken bij de implementatie van de maatregelen. Daardoor krijgt het virus de kans om zich verder te verspreiden.
Het RIVM communiceert over het risico van overdracht van het ebolavirus tussen mensen, in lijn met de inschatting van internationale experts. Het ebolavirus wordt overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van besmettelijke patiënten en niet, zoals bij het griepvirus, via de lucht.
Het bericht dat de Portugese overheid de Banco Espírito Santo (BES) redt |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Portugal redt bank met miljarden»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom Banco Espírito Santo juist nu steun nodig heeft?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van lid van Hijum.
Op welke wijze is er de afgelopen jaren opgetreden door de Portugese toezichthouder?
In het algemeen zijn er, volgens de Centrale Bank van Portugal, gebaseerd op het risicoprofiel van BES, in voorgaande jaren diverse kwetsbaarheden gesignaleerd die geleid hebben tot de implementatie van diverse voorzorgsmaatregelen. Meer specifiek heeft de Portugese Centrale Bank in een audit in 2013 onregelmatigheden in de rekeningen van het moederbedrijf van Espírito Santo International (ESI) geconstateerd. Aanvullend heeft de Portugese Centrale Bank BES verplicht een deel van de taken af te splitsen van de niet-financieel tak van Grupo Espírito Santo. In de loop van 2014, toen er onzekerheid ontstond over de financiële positie van BES op de kapitaalmarkten, heeft de Portugese Centrale Bank BES gevraagd om de totale blootstelling van BES op alle takken van Grupo Espírito Santo bekend te maken. Vervolgens heeft de Portugese Centrale Bank BES verzocht scenario’s op te stellen om risico’s te beperken die zouden kunnen voortvloeien uit wanbetaling van een van de takken van Grupo Espírito Santo. Ook heeft de Portugese Centrale Bank BES gevraagd om herkapitalisatieplannen te presenteren in het licht van de ECB stresstesten en het interne governance model te versterken.
Was er bij de bank sprake van fraude, witwassen en andere malversaties?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van lid van Hijum.
In welke mate dragen private partijen, waaronder aandeelhouders en obligatiehouders, bij aan de redding? Worden spaarders ontzien?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 en 4 van lid van Hijum.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de President van de Centrale Bank van Portugal, Carlos da Silva Costa, dat de Portugese overheidsfinanciën en belastingbetalers geen risico’s lopen bij deze transactie? Vindt u die uitspraak evenzeer moeilijk navolgbaar?2
De president van de Portugese Centrale Bank heeft aangegeven dat de operatie geen gevolgen heeft voor de tekort- en schuldpositie van de Portugese overheid, omdat de reeds uitgekeerde leningen van het EFSF, het EFSM en het IMF aan de Portugese staat al eerder zijn meegenomen in de overheidsschuld.
De Portugese Minister van Financiën heeft aangegeven dat de lening van de Portugese staat aan het Portugese resolutiefonds een maximale looptijd heeft van twee jaar. De lening zal dus voor die tijd vervangen worden door leningen van de Portugese bancaire sector aan het Portugese resolutiefonds om daarmee het aandeelhouderschap van het resolutiefonds in Novo Banco te kunnen financieren totdat Novo Banco verkocht wordt. Op termijn kan de lening terugbetaald worden door de verkoop van Novo Banco en contributies van de bancaire sector aan het Portugese resolutiefonds gedurende de tijd. Volgens de Portugese Minister van Financiën zal bij een tegenvallende opbrengst van de verkoop van Novo Banco de Portugese bancaire sector en niet de belastingbetaler opdraaien voor de kosten. Hiermee zijn de risico’s voor de Portugese belastingbetalers beperkt.
In welke mate neemt de schuldenpositie van Portugal toe door deze redding? Is de Troika betrokken bij de genomen maatregelen? Zo ja, wat is haar oordeel?
De operatie heeft geen gevolgen voor de overheidsschuld van de Portugese overheid, omdat de reeds uitgekeerde leningen van het EFSF, het EFSM en het IMF aan de Portugese staat al zijn meegenomen in de overheidsschuld.
De Trojka van IMF, ECB en Europese Commissie is in die hoedanigheid niet betrokken geweest bij de resolutie van BES. De Europese Commissie is wel betrokken geweest om te toetsen of de resolutie van BES in lijn was met de Europese staatssteunregels. Zoals in het antwoord op vraag 3 en 4 van lid van Hijum is aangegeven heeft de Commissie op 4 augustus jl. geoordeeld dat de resolutie in lijn is met de staatssteunregels (zie eerdere verwijzing naar de verklaring van de Commissie).
Is er sprake van besmettingsgevaar naar andere Europese banken, aangezien bekend is dat diverse investeerders, waaronder Franse banken, aandelen hebben in Banco Espírito Santo?
Zoals in de antwoorden op vragen 3 en 4 van lid Van Hijum is aangegeven, zullen de verliezen die voortvoeien uit de bad bank voor rekening zijn van de aandeelhouders en achtergestelde obligatiehouders van BES. Zo heeft de Franse bank Crédit Agricole bijvoorbeeld reeds bekend gemaakt een verlies te hebben genomen op BES. Er zijn op dit moment echter geen aanwijzingen voor besmettingsgevaar richting andere Europese banken.
Zijn er im- of expliciet risico’s voor de Nederlandste staat verbonden aan deze reddingsoperatie?
De steun uit het leningenprogramma van het EFSF, EFSM en IMF is verstrekt aan de Portugese overheid en de Portugese overheid draagt daarmee de volle verantwoordelijkheid voor de terugbetaling van de leningen. Nederland loopt hierdoor indirect risico via het EFSF, het EFSM en het IMF. De totale blootstelling van Nederland op de noodfondsen is niet veranderd door de reddingsoperatie van Banco Espírito Santo door de Portugese staat.
De situatie in Gaza |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u nog altijd van mening dat u geen «gefundeerd oordeel» kan geven over aanvallen van het Israëlisch leger op scholen en ziekenhuizen in Gaza?1
Het kabinet heeft met afschuw kennis genomen van het feit dat op 3 augustus opnieuw een UNRWA-school is geraakt. Dat is een onaanvaardbaar gevolg van de aanvallen die van Israelische zijde werden uitgevoerd. Het kabinet betreurt het grote aantal burgerslachtoffers ten zeerste en roept beide partijen op om de gewelddadigheden definitief te staken. Het kabinet beschikt niet over de benodigde feitelijke informatie over aanvallen op scholen en ziekenhuizen om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de toedracht van deze aanvallen. Het kabinet roept daarom op tot een internationaal en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen.
In hoeverre hebben de gebeurtenissen van de afgelopen dagen, waarbij opnieuw een school van de Verenigde Naties (VN) in Rafah met 3000 vluchtelingen gebombardeerd werd en het aantal burgerslachtoffers verder opliep, geleid tot een bijstelling van dit oordeel?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u nog steeds uit van de verwachting dat Israel zich houdt aan de principes van noodzakelijkheid en proportionaliteit, zoals bepaald door het humanitair oorlogsrecht? Zo ja, waar baseert u deze verwachting op?
Het kabinet verwacht dat Israël, bij het hanteren van het recht op zelfverdediging, zich aan de principes van het humanitair oorlogsrecht houdt; de Israëlische autoriteiten hebben zich hier ook aan gecommitteerd. Voor zover de aanvallen op de UNWRA-scholen vragen oproepen inzake de toepassing van de beginselen van onderscheid en proportionaliteit, zou een internationaal en onafhankelijk onderzoek, zoals door de Nederlandse regering bepleit, hierover eveneens uitsluitsel kunnen geven.
Hoe beoordeelt u de verklaring van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin de Verenigde Staten stellen geschokt te zijn door de «schandalige beschietingen» van de VN-school in Rafah en stelt dat Israel meer moet doen om aan zijn eigen standaarden te voldoen?2 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Het kabinet heeft kennis genomen van de verklaringen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Secretaris-Generaal van de VN. Zie verder de beantwoording op vragen 1 en 2.
Hoe beoordeelt u de verklaring van de Secretaris-Generaal van de VN, die de aanval een «moreel verwerpelijke en criminele daad» noemt en stelt dat sprake is van een «grove schending van internationaal humanitair recht»?3 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de gezamenlijke verklaring over Gaza van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie van 3 augustus jl. waarin, in tegenstelling tot bovengenoemde verklaringen, verwijzingen naar de aanval op de VN-school en naar de schending van het internationaal recht ontbreken?4 Is Nederland vooraf geconsulteerd over deze EU-verklaring? Zo ja, wat was daarbij de Nederlandse input?
Het kabinet steunt de boodschap van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie. Nederland is niet geconsulteerd over dit EU-statement.
Hoe beoordeelt u het feit dat de naam van Hoge Vertegenwoordiger Ashton in de EU-verklaring ontbreekt? Hoe beoordeelt u de keuze van Hoge Vertegenwoordiger Ashton om dezer dagen het «Pacific Island Forum» op Palau bij te wonen in plaats van een uiterste inspanning te leveren om in de regio een staakt-het-vuren dichterbij te brengen?
HV Ashton heeft wel degelijk contact met de partijen, maar doet dit telefonisch. Een van haar hoge ambtenaren was de afgelopen dagen in de regio. Er zijn op verschillende momenten verklaringen van de HV of namens de HV gepubliceerd over de crisis in Gaza. In een verklaring op 31 juli werd de aanval op een UNRWA-school en de markt in Gaza in scherpe bewoordingen veroordeeld. Op 5 augustus bracht de woordvoerder van Ashton een verklaring uit waarin het staakt-het-vuren werd verwelkomd en werd benadrukt dat de EU klaarstaat om bij te dragen aan een alomvattende en duurzame oplossing die voldoet aan de legitieme veiligheids-, socio-economische en humanitaire noden van zowel de Israëliërs als de Palestijnen.
Heeft u of hebben andere leden van het kabinet sinds de telefoongesprekken van 11 juli jl. van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn Israëlische evenknie Lieberman nog contact gehad met leden van de Israëlische regering? Zo ja, welke boodschappen zijn daarbij afgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Minister-President Rutte heeft op 1 augustus telefonisch contact gehad met de Israëlische premier Netanyahu. De Minister-President heeft in dat gesprek onder andere aangegeven dat Israël maximale terughoudendheid moet tonen. Hij riep Israël op transparant te zijn over de aanvallen die het uitvoert in Gaza.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De Ebola-ziekte in West-Afrika |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over de ergste Ebola-epidemie uit de geschiedenis die nu Guinee, Liberia en Sierra-Leone teistert?1
Ja.
Is het waar dat er geen vaccin tegen de ziekte is en geen effectieve behandeling van de ziekte mogelijk is?
Het klopt dat er nog geen vaccin of effectieve behandeling van Ebola is. Er wordt gewerkt aan een vaccin om mensen te beschermen tegen een infectie met het Ebolavirus. Dit vaccin is formeel nog niet getest op mensen en bevindt zich in een experimenteel stadium. De veiligheid en effectiviteit van het vaccin zijn getest op dieren (zoals apen). Ook een serum dat kan worden gegeven om de gevolgen van een infectie met het Ebolavirus te beperken als iemand ziek is geworden, bevindt zich in een experimenteel stadium. Recente mediaberichtgeving stelt dat het serum zou zijn toegepast bij de hulpverleners uit de Verenigde Staten die bij hun werkzaamheden in Liberia besmet zijn geraakt. Verder wordt de werkzaamheid van enkele andere medicijnen getest. Concluderend kan worden gesteld dat er vooralsnog geen middel geregistreerd is voor de preventie of behandeling van Ebola bij de mens. Door adequate ondersteuning van de patiënt (rehydratie, bloedtransfusie, voeding) is soms wel herstel mogelijk.
Heeft u contact gehad met de regeringen van de getroffen landen, internationale organisaties en particuliere organisaties die de ziekte bestrijden? Wat doen deze actoren om de ziekte te bestrijden? Is er vraag naar assistentie bij het bestrijden van de (symptomen van de) ziekte of het ontwikkelen van een vaccin?
Via onder meer onze ambassades onderhouden wij contacten met autoriteiten en internationale organisaties in de getroffen landen – zoals de WHO, het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen (MSF) en ECHO. Zij werken gezamenlijk aan het bestrijden van deze ziekte ter voorkoming van verdere verspreiding, en richten zich daarbij op vier hoofdaspecten: behandeling en isolatie van besmette gevallen, biologisch laboratoriumonderzoek, het traceren van de recente contacten van besmette personen en communicatie en bewustwordingscampagnes.
Bestrijding van de ziekte is de eerste prioriteit. De WHO ondersteunt in samenwerking met MSF en UNICEF de lokale overheden bij het geven van voorlichting om infectie te voorkomen, het isoleren en verzorgen van patiënten en het opsporen van mensen die in contact zijn geweest met besmette mensen. In sommige gevallen worden grenzen gesloten om verspreiding tegen te gaan. Bij grensovergangen die wel open zijn, worden medische controles uitgevoerd. Ook op vliegvelden worden medische controles uitgevoerd.
Op 2 juli jl. vond een ministeriële conferentie in Accra plaats van de betrokken landen, de WHO en enkele donoren. Deze bijeenkomst heeft geleid tot meer aandacht voor Ebolabestrijding in Sierra Leone, Liberia en Guinee. De WHO opende eind juli een «Sub-regional Outbreak Coordination Centre» in Conakry, Guinee; de organisatie levert regionaal expertise, actuele documentatie en voorlichting over Ebola. Tevens publiceerde de WHO op 31 juli een response plan om de uitbraak in West-Afrika te stoppen. Afgelopen week was de Directeur Generaal van de WHO op bezoek in West-Afrika en hebben diverse «high-level» bijeenkomsten geleid tot draagvlak voor dit plan bij de betrokken overheden en een oproep door de WHO voor additionele gelden t.w.v. US$100 miljoen ter bestrijding van de epidemie. Op dit moment zie ik geen concrete mogelijkheden die aanvullend zijn op de acties die nu worden gecoördineerd door de WHO.
Welke mogelijkheden ziet u voor de Nederlandse regering om een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar en de bestrijding van de (symptomen van de) ziekte? Welke van deze mogelijkheden gaat u al dan niet benutten en om welke reden wel of niet?
Binnen de begroting van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn er geen mogelijkheden om bij te dragen aan vaccinontwikkeling. Voor de mogelijkheden van de Minister van VWS verwijs ik naar de antwoorden op KV 2014Z13840.
Bestrijding van de (symptomen van de) ziekte vindt via diverse kanalen plaats. Zo heeft het RIVM afspraken met hulpverleningsorganisaties en repatriëringsorganisaties om mensen die risico liepen goed op te vangen. Het RIVM wordt door de WHO en het «European Centre for Disease Prevention and Control» dagelijks geïnformeerd over de stand zaken in West-Afrika. Daarnaast kunnen experts van het RIVM deelnemen aan multidisciplinaire missies van de WHO via het «Global Outbreak and Response Network» (GOARN): een samenwerkingsverband waarin een pool van experts op het terrein van infectieziekten op oproepbasis beschikbaar is om wereldwijd lokale overheden te ondersteunen met publieksvoorlichting en technische ondersteuning.
Diverse instanties (World Bank, African Development Bank, EU en VN) hebben in de afgelopen maanden totaal meer dan US$265 miljoen ter beschikking gesteld.
Nederland draagt € 722.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt MSF op korte termijn € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 222.600 ontvangen.
Voor hetzelfde doel levert de EU een additionele bijdrage van € 2 miljoen waarmee de totale EU bijdrage aan de bestrijding van de Ebola epidemie in West-Afrika op € 3,9 miljoen komt. Deze bijdrage gaat naar de WHO, MSF en IFRC.
Bijdragen uit het CERF (Central Emergency Response Fund, het noodhulpfonds van de VN) t.b.v. Ebola bestrijding zijn (afgerond): Guinea US$1.319.000, Liberia US$617.000 en Sierra Leone US$234.000 (totaal US$2.170.000). Aangezien Nederland ruim 10% van het CERF budget financiert, zou dit een indirecte bijdrage inhouden van US$217.000.
Waarom wordt in de reisadviezen voor Liberia en Sierra-Leone niet ingegaan op de ebola-epidemie en het risico dat deze epidemie voor reizigers vormt en in het reisadvies voor Guinee wel? Bent u bereid deze informatie in alle drie de reisadviezen op te nemen?
In de reisadviezen voor Liberia, Nigeria en Sierra-Leone is sinds vrijdag 1 augustus jl. een verwijzing naar de Ebola uitbraak opgenomen. Daarin adviseert het ministerie Nederlanders zich te laten informeren bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering, bij een arts of vaccinatiebureau en bij (de Engelstalige) site van de WHO (http://www.who.int/csr/disease/ebola/en/).
Het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) heeft sinds het begin van de uitbraak actuele informatie beschikbaar via www.lcr.nl. GGD-en en anderen die Nederlandse reizigers adviseren, baseren hun voorlichting op de LCR reisadviezen.
Op welke manier worden Nederlanders, die in de getroffen landen wonen of daar familie hebben, geïnformeerd over de ziekte en betrokken bij de bestrijding ervan?
Nederlanders in getroffen landen die zijn ingeschreven bij de ambassades worden geïnformeerd via e-mails, websites (reisadvies) en sociale media. Middels het reisadvies worden alle Nederlanders geïnformeerd. Het reisadvies is ook bestemd voor Nederlanders die in de getroffen gebieden verblijven of daar familie hebben.