Het bericht over Europese sancties bij werkloosheid boven de 5% |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven wat u vindt van een zogenaamde werkloosheidsnorm?1
Ik deel de opvatting van mevrouw Jongerius dat EU-lidstaten meer kunnen doen om de werkloosheid te bestrijden. De werkloosheid is in veel EU-lidstaten zodanig hoog opgelopen dat extra aandacht voor de bestrijding ervan in EU-kader gerechtvaardigd is. Ik ben het bovendien met mevrouw Jongerius eens dat het vooral aan de lidstaten zelf is om maatregelen te nemen. Zij zijn verantwoordelijk voor hun eigen beleid voor de bestrijding van werkloosheid.
In Nederland hebben we in de afgelopen maanden met uw Kamer overeenstemming bereikt over hervormingen op de arbeidsmarkt. Daarnaast neemt het kabinet aanvullende maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid, met name ook ten aanzien van de jeugdwerkloosheid. Ook in andere Europese lidstaten zijn dergelijke hervormingen en maatregelen noodzakelijk. In veel lidstaten zien we echter dat het tempo van hervormingen niet voldoende is.
Het kabinet zoekt daarom naar mogelijkheden om lidstaten beter aan te sporen om hervormingen door te voeren, zonder nu in de competentieverdeling te willen treden zoals deze is vastgelegd in de Europese Verdragen. Dit betekent niet dat we eenzelfde sanctiemechanisme moeten inrichten voor de bestrijding van de werkloosheid als voor de 3-procentbegrotingsnorm.
Voor manieren voor versterkte Europese coördinatie ten aanzien van hervormingen heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd in zijn visie op de toekomst van de EMU (kamerstuk 21 501-20, nr. 704). Bovendien heeft mijn collega van Financiën, Minister Dijsselbloem, bepleit om eventueel uitstel voor lidstaten van hun deadline voor het terugdringen van het buitensporig begrotingstekort binnen de regels van het stabiliteits- en groeipact ook te koppelen aan de verplichting om structurele hervormingen door te voeren voor een herstel van de economie, waaronder een verbetering van de werking van de arbeidsmarkt.
Het is dus een goed idee om lidstaten aan te spreken op de noodzaak om bestrijding van de werkloosheid als absolute prioriteit te beschouwen en te bezien hoe we dit in de EU het beste kunnen inrichten.
Wat voor eventuele sancties ziet u wanneer landen zich niet houden aan de werkloosheidsnorm?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt een eventuele werkloosheidsnorm zich tot de begrotingsnorm?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de overheid – door simpelweg meer geld uit te geven – banen kan creëren?
Algemeen gesteld ben ik van mening dat structurele werkgelegenheid wordt gecreëerd in het samenspel tussen werkgevers en werknemers – vraag en aanbod. De overheid dient hiervoor de randvoorwaarden te borgen en kan bovendien een faciliterende rol spelen. De sectorplannen die sociale partners samen overeenkomen om werkloosheid te voorkomen en te bestrijden zijn in dit verband een nuttig voorbeeld, omdat ik deze als Minister niet wil voorschrijven, maar wel ondersteunen, in de vorm van cofinanciering.
Dat betekent overigens niet dat dit kabinet zich op het standpunt stelt dat hogere collectieve uitgaven automatisch de werkloosheid zullen doen afnemen. Integendeel, dit kabinet ziet het als zijn opdracht om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Een gezonde begroting is noodzakelijk voor het herstel van het vertrouwen in de nationale economie, reden waarom dit kabinet aanstuurt op het uiteindelijk in evenwicht brengen van de begroting. Ook in Europees verband houdt het kabinet vast aan de lijn dat lidstaten de Europese begrotingsregels dienen te respecteren.
Dit alles neemt niet weg dat de EU-lidstaten voor een lastige opdracht staan: de begroting dient op orde te worden gebracht, en de werkloosheid dient te worden bestreden. Het is de opvatting van dit kabinet dat lidstaten zichzelf de beste dienst bewijzen door zowel hun overheidsfinanciën op orde te brengen als structurele hervormingen in hun arbeidsmarkt door te voeren. Tevens kunnen lidstaten proberen door middel van slim beleid oplopende werkloosheid een halt toe te roepen of de afstand tot de arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen te verkleinen, zoals Nederland doet met bijvoorbeeld sectorplannen respectievelijk de mobiliteitsbonus. De Europese samenwerking is er onder meer op gericht ook in dit kader de best practices te identificeren en uit te wisselen. Het op structurele basis subsidiëren van banen lijkt mij inderdaad geen best practice, en zal bovendien niet bijdragen aan het realiseren van een verantwoorde begroting.
Denkt u dat door het op laten lopen van de staatsschuld de werkloosheid af zal nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel? Denkt u überhaupt dat meer schulden maken en meer geld uitgeven leidt tot afnemende werkloosheid?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre deelt u de mening dat het uitgeven van overheidsgeld aan gesubsidieerde banen marktverstorend kan werken en dit geen echte structurele banen oplevert? Kunt u daarnaast aangeven of wat u er van vindt als een land (dat niet aan de norm voldoet) bepaalde banen subsidieert, terwijl een ander land hetzelfde type banen niet subsidieert? Deelt u de mening dat dit tot oneerlijke concurrentie kan leiden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel Europese landen hebben op dit moment een werkloosheid van onder de 5%?
Volgens Eurostat had in 2013 (meest recente jaarcijfers) alleen Oostenrijk een werkloosheidspercentage lager dan 5 procent.
Kunt u aangeven in hoeverre Italië, Spanje en Griekenland sinds hun toetreding tot de EU ooit een werkloosheid onder de 5% hebben gehad?
Voor het antwoord op uw vraag maak ik gebruik van de statistieken van de OESO.
Italië trad als oprichtende partij in 1952 toe (tot de EGKS). De OESO heeft werkloosheidsstatistieken over Italië beschikbaar sinds 1956. Alleen in de jaren 1962 tot en met 1964 had het land een werkloosheid onder de 5 procent.
Griekenland trad in 1981 toe (tot de EEG) en had toen een werkloosheid van 4 procent. Sinds het jaar daarop heeft het land niet meer een werkloosheid onder de 5 procent gehad.
Spanje trad in 1986 toe (tot de EEG) en heeft sindsdien nooit een werkloosheid onder de 5 procent gehad.
Betekent een eventuele werkloosheidsnorm ook dat landen die een werkloosheid hebben onder de norm moeten gaan betalen voor landen die de norm niet halen? Zo ja, wat vindt u hier van? Zo nee, waarom niet? Wat moet er gebeuren als alle Europese landen de norm niet halen?
Ik ga niet in op eventuele gevolgen van normen die op dit moment geen deel uitmaken van het Europese beleid of van de kabinetsinzet.
Wat zouden volgens u concrete maatregelen zijn die genomen kunnen worden om de werkloosheid te bestrijden wanneer de norm wordt overtreden? Wat zijn de kosten van deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de werkloosheid terug te dringen, maar dat banen gecreëerd worden door het bedrijfsleven en dat de overheid enkel de randvoorwaarden kan scheppen?
Zie het antwoord op vraag 4 t/m 6.
Het bericht dat de Europese investeringsbank geen openheid van zaken geeft |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat naar aanleiding van een verontrustend auditrapport in 2009, de Europese investeringsbank onderzoek heeft gedaan naar belastingontduiking door de Zambiaanse mijn firma Mopani, maar haar bevindingen tot op heden niet openbaar heeft gemaakt?1 Klopt deze berichtgeving en zo ja, wat is uw opvatting over deze gang van zaken?
De Europese Investeringsbank (EIB) heeft inderdaad besloten om naar aanleiding van een ontwerp audit rapport, gemaakt in opdracht van de Zambian Revenue Authority uit 2009 en nooit formeel gefinaliseerd, een onderzoek in te stellen naar vermeende belastingontduiking door de Zambiaanse firma Mopani.
Het anti-fraude beleid van de EIB bepaalt echter dat informatie en documenten verzameld en verkregen tijdens een onderzoek strikt confidentieel blijven. Dit beleid bestaat ter bescherming van zowel huidige als toekomstige onderzoeken. Publicatie zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat personen en instanties waarvan de EIB voor deze onderzoeken vertrouwelijke informatie krijgt, deze niet langer willen of durven te verschaffen uit angst voor publicatie. Dit beleid is in lijn met het beleid van andere internationale financiële instellingen en OLAF, het Europees bureau voor fraudebestrijding.
Hoewel ik het belang van zorgvuldige omgang met dergelijke gevoelige informatie onderschrijf, ben ik van mening dat de EIB in het kader van transparantie zou moeten bezien of de algemene uitkomst van dit fraude-onderzoek op enigerlei wijze gecommuniceerd kan worden, zonder onwenselijke schade aan de betrokkenen en de algemene functie en effectiviteit van het fraude-onderzoek.
Zijn de lidstaten, als eigenaars van de investeringsbank, op enig moment door de bank geïnformeerd over de onderzoeksbevindingen? Indien ja, wanneer is daarover tussen de bank en de lidstaten gesproken en met welke conclusie? Indien nee, waarom zijn de lidstaten tot op heden niet door de investeringsbank geïnformeerd over de onderzoeksbevindingen en is dat de normale modus operandi in de relatie tussen bank en lidstaten?
De EIB informeert de aandeelhouders via de Raad van Bewind regelmatig over onderzoeken op onder meer het gebied van fraude. Met betrekking tot het fraude-onderzoek inzake Mopani en de neergelegde klacht naar aanleiding van het niet openbaar maken van de bevindingen van de EIB inspecteur-generaal binnen dit onderzoek, werd de Raad van Bewind voor het laatst geïnformeerd in januari 2014. De resultaten van het onderzoek zijn echter niet tot op het niveau van de Raad van Bewind besproken, aangezien de lening voor afronding van de procedure werd afgelost en er daarom geen sprake meer kon zijn van het nemen van eventuele maatregelen.
Bent u op de hoogte van de beweegredenen van de Europese investeringsbank om de onderzoeksbevindingen tot op heden niet openbaar te maken? Zo ja, wat zijn de beweegredenen om vooralsnog geen openheid van zaken te geven en deelt u die afweging? Zo nee, bent u voornemens om hierover opheldering te vragen bij bankpresident Hoyer en aan te dringen op het vrijgeven van het onderzoeksrapport?
Zie het antwoord op vraag 1. Nederland zal de EIB aanmoedigen op enigerlei wijze te communiceren over de algemene uitkomst van deze casus, mede gezien het feit dat ook de start van het onderzoek publiekelijk bekendgemaakt werd.
Hoe verhouden naar uw mening deze gang van zaken en zelfs een klacht bij de Europese ombudsman zich tot het expliciete en breed gedragen commitment van de bank en de lidstaten om transparant te opereren?
De EIB heeft een veel geprezen transparantiebeleid. De EIB heeft een A+ voor haar rapportage onder het Global Reporting Initiative, heeft het International Aid Transparency Initiative (IATI) onderschreven en werkt nu met het IATI- secretariaat aan aanpassing van deze regels zodat de transparantieprincipes kunnen worden toegepast op investeringsprojecten.
Het kunnen neerleggen van een klacht bij het klachtenmechanisme van de EIB en bij de Europese Ombudsman hoort bij het accountability raamwerk van de EIB. Het feit dat deze mogelijkheden bestaan en dat de EIB deze procedures naar onze ervaring serieus behandelt, onderschrijft het commitment van de EIB ten aanzien van transparantie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de EIB welwillend zal bekijken of de afweging tussen transparantie en vertrouwelijkheid bij deze casus opnieuw kan worden gemaakt.
Zijn de gelden bestemd als investering in Mopani, in afwachting van de onderzoeksresultaten, nog steeds bevroren? Zo ja, hoeveel miljoenen euro’s betreft het?
De lening van 50 mln dollar aan Mopani werd afgesloten in 2005 en het project werd voltooid in 2007. Het betrof de financiering van milieutechnologie die de uitstoot van emissies vermindert. Mopani heeft deze lening inmiddels afgelost.
De bezuinigingen door de NAVO op radarvliegtuigen (AWACS; Geilenkirchen) |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de NAVO wil bezuinigen op de AWACS basis in Geilenkirchen en dat er meerdere radarvliegtuigen zullen worden afgestoten?1 Hoe beoordeelt u deze voornemens?
Ja. Deze voornemens zijn mij bekend en zijn een gevolg van twee ontwikkelingen. Ten eerste besloot de Navo in 2012 tot aanschaf van een nieuwe gezamenlijke inlichtingencapaciteit: het Alliance Ground Surveillance (AGS) initiatief. Met dit initiatief verwerft de Navo onbemande toestellen die vanaf omstreeks 2017 kunnen worden ingezet. Verder spraken de Navo-lidstaten af dat een gezamenlijk personeelsplafond gaat gelden voor de AWACS en AGS-capaciteiten. Hierdoor zullen er in de AWACS-eenheid functies vervallen om ruimte te maken voor de nieuwe AGS-eenheid.
Ten tweede verliet Canada in februari 2013 het AWACS-programma en betaalt sindsdien ook niet langer mee aan de moderniserings- en exploitatiekosten van AWACS. Hierdoor is het beschikbare AWACS-budget kleiner geworden. Het resterende budget is voldoende om veertien toestellen te moderniseren. SACEUR heeft vastgesteld dat met veertien AWACS-toestellen een prudente militaire capaciteit in stand blijft. Daarom is gekozen voor het verkleinen van het aantal toestellen van zeventien naar veertien.
Ik teken tot slot aan dat de AWACS-toestellen niet boven Oekraïne vliegen, maar hun waarnemingsvluchten uitvoeren boven Polen en Roemenië.
Is het afstoten van deze vliegtuigen louter een gevolg van bezuinigingen of is er ook inhoudelijk minder behoefte aan de inzet van deze vliegtuigen?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre gaat het afstoten van deze vliegtuigen ten koste van de westerse inlichtingencapaciteit, mede gelet op het feit dat deze vliegtuigen momenteel intensief worden benut boven de Oekraïne en Afghanistan? Ligt het snijden in deze capaciteit dan wel in de rede gezien de onvoorspelbaarheid en onrust op het wereldtoneel?
Zie antwoord vraag 1.
Welke consequenties heeft het afstoten van deze radarvliegtuigen voor het beheer van het Nederlandse luchtruim?
Geen.
Mochten de genoemde besluiten onomkeerbaar zijn, welke werkgelegenheidseffecten heeft dit voor de provincie Limburg? Zijn hier compenserende maatregelen mogelijk voor Limburg?
Een deel van de functies die zullen vervallen, wordt vervuld door militairen van de deelnemende Navo-lidstaten. Daarnaast zullen er op de vliegbasis Geilenkirchen burgerfuncties vervallen die voor een deel worden vervuld door Nederlanders woonachtig in Limburg. De werkgelegenheidseffecten voor de provincie Limburg zijn op dit moment nog niet bekend, omdat nog niet definitief vaststaat welke functies vervallen en welke medewerkers hierdoor overtollig worden. Ook is nog niet vastgesteld wanneer een en ander zijn beslag zal krijgen, welke afvloeiingsregelingen van toepassing zullen zijn en hoe het natuurlijk verloop zal zijn.
De noodzaak om in het kader van training vlieguren te maken blijft bestaan; in hoeverre zou hier vaker gebruik kunnen worden gemaakt van simulatoren om overlast terug te dringen?
Het gebruik van simulators is de afgelopen drie jaar al sterk geïntensiveerd en heeft mede geleid tot een afname van het aantal trainingsvliegbewegingen vanaf Geilenkirchen. Defensie spant zich samen met de Navo en de vliegbasis in om de overlast zoveel mogelijk te beperken.
Welke verdere bezuinigingen – met mogelijke consequenties voor Nederland – heeft de NAVO nog op stapel staan?
In de context van de herziening van de Navo-commandostructuur zijn tevens afspraken gemaakt over Host Nation Support(HNS) aan de betreffende hoofdkwartieren. Deze afspraken betekenen een uitbreiding van de taken en verantwoordelijkheden van het gastland, met als gevolg een personele vermindering in de huidige commandostructuur. Voor Nederland heeft dit betrekking op het Allied Joint Forces Command in Brunssum.
Voorts heeft de Navo besloten de activiteiten van het NATO Communications and Information Agency (NCIA) te concentreren in Brussel en Mons (België) alsmede in Den Haag, en de vestiging in het Belgische Glons te sluiten. Deze aanpassing leidt tot meer arbeidsplaatsen bij de NCIA-vestiging in Den Haag.
In hoeverre en langs welke weg bent u betrokken bij de besluitvorming over de concrete vertaling van beoogde bezuinigingen door de NAVO? Bent u gerust over de uitkomsten hiervan, met name als het gaat om de veiligheidsbelangen van Nederland en West-Europa?
Besluitvorming over bezuinigingen is een aangelegenheid van alle 28 lidstaten. Nederland is daar dus bij betrokken. De Nederlandse belangen en de bredere Europese veiligheidsbelangen komen aan de orde in de diverse Navo-fora waarin de militaire en de politieke aspecten van de voorgenomen maatregelen worden besproken.
Dalende defensiebudgetten |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de persconferentie van president Obama, waarin hij zorgen uitspreekt over de dalende defensiebudgetten bij veel Europese bondgenoten?1
Ja.
Voelt u zich aangesproken door de vraag die president Obama opwerpt – «is everybody chipping in?» – nu de defensieuitgaven van Nederland gedaald zijn naar ruim 1% van het BNP, ongeveer de helft slechts van de NAVO-norm van 2%?
De Amerikaanse oproep aan de Europese Navo-lidstaten is niet nieuw. Eerder vroeg bijvoorbeeld voormalig Minister van Defensie Gates aandacht voor de krimpende budgetten in Europa en de scheefgroei tussen de Amerikaanse en Europese inbreng in de Navo. Die oproep heeft overigens bijgedragen tot uiteenlopende samenwerkingsinitiatieven. Ik ben het met president Obama eens dat vrijheid niet gratis is. Europese landen hebben een eigen én gezamenlijke verantwoordelijkheid om te blijven investeren in hun krijgsmachten en in onderlinge samenwerking. Ook de inzetbaarheid en de politieke bereidheid de krijgsmacht in te zetten, zijn van belang met het oog op burden sharing. Nederland levert regelmatig bijdragen aan internationale operaties. Die bijdragen zijn relevant en worden gewaardeerd.
Deelt u de opvatting van president Obama dat de crisis in Oekraïne ons eraan herinnert dat veiligheid niet gratis is en dat alle NAVO bondgenoten hun steentje moeten bijdragen aan collectieve veiligheid?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op de pleidooien om het defensiebudget te verhogen?2 Deelt u zijn opvatting dat een pleidooi voor meer geld voor Defensie pas geloofwaardig is op het moment dat eerst de nog bestaande verspilling door de versnipperde Europese samenwerking aangepakt wordt?
Internationale samenwerking is al lang geen keuze meer maar pure noodzaak. De inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen kunnen worden versterkt en ontbrekende capaciteiten gecompenseerd. De Nederlandse krijgsmacht werkt al nauw samen met verscheidene Europese partners, waaronder België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Professionaliteit en technologische hoogwaardigheid maken onze krijgsmacht tot een aantrekkelijke partner. Verdergaande Europese samenwerking is van belang en daar zet Nederland zicht voor in. Hiermee vergroten we ons militaire handelingsvermogen. Wel geldt dat de kost vaak voor de baat uit gaat.
Was in uw ogen het extra geld voor Defensie in het Herfstakkoord «ongeloofwaardig»?
Nee.
Bent u bereid de volgende passage uit uw nota «In het belang van Nederland» onder de aandacht te brengen van de minister van Buitenlandse Zaken: «De verdere intensivering van internationale militaire samenwerking is een proces dat tijd vergt. En niet onbelangrijk, de kost gaat veelal voor de baat uit. Om op termijn de vruchten van doelmatige samenwerking te kunnen plukken, zijn vaak investeringen vooraf nodig.»?
De nota In het belang van Nederland is kabinetsbeleid. Deze nota legt een stabiel fundament onder de krijgsmacht.
Deelt u de opvatting van de officierenverenigingen dat de logica van de minister van Buitenlandse Zaken leidt tot een sterfhuisconstructie voor de krijgsmacht?3
Ik lees in het artikel niet dat de redenering zou leiden tot een sterfhuisconstructie.
Hoe beoordeelt u het standpunt van de minister van Financiën dat extra geld voor Defensie «een slecht idee» is?4
De Minister van Financiën heeft volgens de Comptabiliteitswet de bevoegdheid om binnen de volledige Rijksbegroting te zoeken naar mogelijkheden om de Rijksbegroting in evenwicht te houden. Daarbij wordt geen enkel ministerie uitgesloten.
Hoe beoordeelt u bovendien de aankondiging van de minister van Financiën dat hij bij de voorbereiding van de begroting 2015 op zoek gaat naar bestedingsruimte op de begrotingen van verschillende ministeries, om daar ruimte te maken voor de 500 miljoen die het aangepaste regeerakkoord tussen VVD en PvdA over de arbeidskorting kost?5 Klopt het dat de begroting van Defensie in die zoektocht niet uitgesloten is?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u in dat licht het feit dat de minister-president op de persconferentie na de ministerraad van 28 maart jl. niet wilde reageren op de vraag of er inmiddels al genoeg bezuinigd is op Defensie, en daarmee extra bezuinigingen op Defensie niet uitgesloten heeft?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u meer of minder geld voor Defensie?
Ik ben blij met de toevoeging van het extra budget aan de defensiebegroting bij het begrotingsakkoord in het najaar van 2013. Een robuuste en responsieve krijgsmacht is in het belang van Nederland. Dat gaat niet vanzelf. Het vraagt om een besef van de waarde van Defensie.
Indien u op de vorige vraag geen antwoord kunt of wilt geven, bent u dan tenminste bereid u uit te spreken tegen verdere bezuinigingen op Defensie komend begrotingsjaar?
Zie antwoord vraag 11.
De bouw van zeven schepen voor Qatar Armed Forces |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nakilat Damen Shipyards to Build 7 Vessels for Qatar’s Army»?1
Ja.
Klopt het dat naast Damen ook de Nederlandse onderneming Keppel Verolme B.V. via concernconstructies betrokken is bij het Nakilat-concern?
Ja. Nakilat-Keppel Offshore & Marine Limited, waar Keppel Verolme B.V. deel van uitmaakt, voert onderhoudswerkzaamheden uit op de Erhama Bin Jaber Al Jalahma Shipyard in Qatar.
Kunt u zich voorstellen dat Nederlandse kennis en kunde omtrent het bouwen van oorlogsschepen langs die weg wordt ingezet bij de bouw van oorlogsschepen voor andere naties?
Damen Schelde Naval Shipbuilding uit Vlissingen, onderdeel van de Damen Shipyards Group, is een belangrijke leverancier op de internationale markt voor marineschepen. De Damen Shipyards Group heeft scheepswerven en Joint Ventures in verschillenden landen (onder meer in Roemenië, Vietnam en Zuid- Afrika).
Deelt u de mening dat daardoor het restrictieve Nederlandse wapenexportbeleid kan worden omzeild/ondergraven/uitgehold?
Voor de export van marineschepen en ook van relevante technische ondersteuning of bouwplannen is een exportvergunning noodzakelijk. Vergunningaanvragen worden getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport en aan de toetsingscriteria uit het VN-wapenhandelsverdrag. Het omleidingsrisico wordt, uiteraard ook in dit geval, meegewogen in die toetsing.
De specifieke transactie die in het artikel wordt genoemd betreft een Memorandum of Understanding voor de bouw van zes patrouillevaartuigen voor kustwacht- en marinetaken en een duikondersteuningsvaartuig. Hoewel de bouw – als het contract getekend wordt – plaatsvindt op een lokale werf in Qatar, die voor 30% eigendom is van Damen, zal het Nederlandse bedrijf wel een exportvergunning aanvragen voor technische ondersteuning en mogelijk voor overige dienstverlening (brokering). De bijbehorende toetsing zal geschieden conform het zorgvuldige Nederlandse wapenexportbeleid.
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat door deze en andere zakelijke constructies het Nederlands wapenexportbeleid wordt omzeild/ondergraven/uitgehold?
De beslissing van de Nederlandse defensie-industrie om samen te werken in derde landen met lokale bedrijven is in eerste instantie een bedrijfseconomische beslissing. Daar waar kennisoverdracht plaatsvindt biedt het Nederlandse wapenexportbeleid afdoende garantie tegen ongewenste resultaten.
Bilaterale handelsverdragen |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verzet tegen schadeclaims via Nederland»1 waarin geschreven wordt dat Indonesië per juli 2015 het investeringsverdrag met Nederland opzegt?
Ja.
Met welke motivatie zegde Indonesië dit investeringsverdrag op? Hoe beoordeelt u deze motivatie?
De Indonesische autoriteiten hebben aangegeven dat alle investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO's) per eerst mogelijke datum worden opgezegd. Italië, Frankrijk, Bulgarije en Slowakije hebben inmiddels ook een opzeggingsnota ontvangen en tegenover Spanje is deze aangekondigd.
Klopt het dat Indonesië het investeringsverdrag opzegt uit angst voor claims?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bij eventuele nieuwe onderhandelingen tussen Indonesië en Nederland over een investeringsverdrag van plan om voorafgaand een mensenrechten impact-assessments uit te voeren? Ziet u hier een rol voor de draft Guiding Principles on Human Rights Impact Assessments of Trade and Investment Agreements die door de VN Special Rapporteur on the Right to Food, prof. Olivier De Schutter zijn opgesteld?
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (2009) heeft de Europese Unie de exclusieve bevoegdheid op het gebied van buitenlandse directe investeringen. In eerste instantie zou dus de Unie met Indonesië over een IBO of een Vrijhandelsverdrag met een investeringshoofdstuk kunnen onderhandelen. Mocht de Unie niet van plan zijn om met Indonesië te gaan onderhandelen over een investeringsbeschermingsverdrag, dan zou Nederland – na het verkrijgen van een machtiging van de Europese Commissie – onderhandelingen met Indonesië kunnen starten.
In nieuwe IBO’s wordt steeds vaker naar de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen verwezen, ook door Nederland. Als beide partijen bij de onderhandeling van een nieuwe IBO dit zouden wensen, zou ook naar de Guiding Principles on Human Rights Impact Assessments of Trade and Investment Agreements van de VN verwezen kunnen worden.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat internationale bedrijven op dusdanige wijze investeringsbescherming genieten dat overheden bij het invoeren van wetgeving om publieke belangen te bevorderen (bijvoorbeeld op gezondheidszorg, milieu, mensenrechten en arbeidsrechten) tegenover miljoenen claims komen te staan omdat deze verandering van beleid onwelgevallig is voor de winst van het bedrijf? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse IBO’s zijn zo vormgegeven dat de bescherming van publieke belangen gewaarborgd wordt. In alle Nederlandse IBO’s is opgenomen dat onteigening van investeringen ter bescherming van publieke belangen mogelijk is, indien dit gebeurt met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang op niet-discriminatoire wijze en tegen betaling van een redelijke schadevergoeding.
IBO’s bieden uitsluitend een rechtsgang als er claims zijn, bijvoorbeeld wegens onredelijke of discriminatoire maatregelen, of onrechtmatige onteigening van de investering.
Bent u bekend met de uitspraak van Eurocommissaris de Gucht op 2 maart in het tv-programma Buitenhof dat de investeringsverdragen van de lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, verouderd zijn?2 Deelt u de mening dat investeringsverdragen die Nederland gesloten heeft met ruim 90 landen toe zijn aan herziening en modernisering? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe? In hoeverre kunnen de ontwikkelingen in Europa, zoals onlangs gepresenteerd in de publieke consultatie rondom het Investor-state dispute settlement (ISDS), hier een rol in spelen?3
Ja, ik ben bekend met de genoemde uitspraak. Er loopt een onderzoek naar de effecten van Nederlandse IBO’s. Met de conclusies van dit onderzoek zal rekening worden gehouden wanneer herziening en modernisering van Nederlandse IBO’s aan de orde is. Overigens worden de bestaande IBO’s reeds gemoderniseerd, bijvoorbeeld door de toepassing van de UNCITRAL-transparantieregels die per 1 april 2014 in werking zijn getreden, en ook door verwijzing naar de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
De genoemde publieke consultatie gaat over investor-state dispute settlement (ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) en wordt georganiseerd door de Europese Commissie. TTIP is een veelomvattend ontwerpverdrag, waarover door de EU wordt onderhandeld met de Verenigde Staten, en waarin investeringsbescherming één van de onderwerpen zal zijn. Mochten de uitkomsten van deze TTIP-specifieke consultatie bruikbaar zijn voor IBO’s in bredere zin, dan zullen deze worden betrokken bij de modernisering van de IBO’s.
Bent u van plan om mensenrechtenverplichtingen voor bedrijven op te nemen in toekomstige Nederlandse en Europese investeringsverdragen? Welke handhavings- en monitoringsmechanismen worden daar aan gekoppeld?
Investeerders en hun investeringen dienen zich aan de geldende wetgeving van het gastland te houden. Hieronder vallen ook mensenrechtenverplichtingen. Daarnaast leggen bijvoorbeeld de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen investeerders additionele verplichtingen op. In Europese investeringsverdragen worden deze verplichtingen aangevuld met betrekking tot duurzaamheid, bescherming van milieu en arbeidsomstandigheden.
Klopt het dat ook Ecuador en Bolivia overwegen om het handelsverdrag met Nederland op te zeggen? Zo ja, wat is hun motivatie hiervoor?
Bolivia heeft de IBO met Nederland opgezegd per 1 november 2009. Bolivia heeft geen reden voor de opzegging gegeven.
In Ecuador is al een aantal jaren discussie over het opzeggen van IBO's, en zijn de IBO's met een aantal staten zijn ook opgezegd. De IBO met Nederland is niet opgezegd.
Het bericht ‘Turkije blokkeert ook YouTube’ |
|
Mark Verheijen (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije blokkeert ook YouTube»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat in navolging van de Twitter-blokkade premier Erdogan het spoor bijster lijkt te zijn?
Het kabinet is bezorgd over het besluit om toegang tot Twitter en YouTube af te sluiten. Sociale media zijn niet meer weg te denken uit een moderne samenleving. Zeker van een kandidaatlidstaat van de Europese Unie mag worden verwacht dat de democratische standaarden hoog worden gehouden en dat mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, worden gerespecteerd. Nederland verwelkomt dan ook de opheffing van de blokkade van Twitter na de uitspraak van het Constitutionele Hof van Turkije van 2 april dat deze in strijd was met de vrijheid van meningsuiting en individuele rechten.
In EU-verband is in deze zaak opgetreden richting Turkije via een scherpe, kritische dialoog over het vervullen van de strenge toetredingscriteria. In deze context hebben zowel de EU, bij monde van Commissievoorzitter Barroso en Commissaris Uitbreiding Füle, alsook individuele lidstaten bij de Turkse regering de ernstige zorgen overgebracht over de rechtsstaat in Turkije, waaronder de betreffende blokkades. Ook Nederland heeft zich tegenover de Turkse autoriteiten herhaaldelijk uitgesproken tegen de recente ontwikkelingen in Turkije.
Wat zijn in EU-verband de middelen om op te treden tegen Turkije in het geval van het blokkeren van Twitter en YouTube? Vindt u dat het tijd is om in EU-verband op te treden tegen Turkije? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kan in dit geval verwacht worden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk dat een land dat websites als Twitter en YouTube blokkeert toetreedt tot de Europese Unie?
Turkije kan pas toetreden tot de Europese Unie als het voldoet aan alle strenge voorwaarden, waaronder de politieke Kopenhagen-criteria. Het is duidelijk dat de Twitter- en YouTube blokkades haaks op deze criteria staan.
De ter dood veroordeling van een Pakistaanse christen |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat in Pakistan een christen ter dood is veroordeeld omdat hij de profeet Mohammed zou hebben beledigd? Bent u op de hoogte van de achtergronden hiervan?1
Ja.
Kunt u nader aanduiden en verklaren waarom de Pakistaanse overheid hiertoe is gekomen? In hoeverre is er sprake van een mogelijke aanscherping van de houding van de Pakistaanse overheid jegens christenen?
De blasfemiewetgeving stamt uit 1860, uit de koloniale tijd. Deze is echter onder het bewind van Zia-ul-Haq aangescherpt. De Pakistaanse blasfemiewetgeving is erop gericht om belediging van de islam of haar belangrijkste profeet te voorkomen. Echter, ook beledigende uitlatingen over andere religies dan de islam zijn in Pakistan strafbaar. De blasfemiewet voorziet bij veroordeling in de mogelijkheid van de doodstraf. De blasfemiewetgeving is uiterst gevoelig voor misbruik. Zo wordt de blasfemiewet vaak misbruikt om religieuze minderheden te beschuldigen. Achterliggende motieven zijn vaak persoonlijke vetes en economisch gewin. Volgens de Pakistaanse overheid blijkt uit de statistieken dat het merendeel van de blasfemieklachten moslims betreft.
Welke ontwikkelingen ten opzichte van de christelijke minderheid in Pakistan zijn er momenteel zichtbaar in Pakistan? Wat zijn de trends, ook als het gaat om de opstelling van de overheid?
De situatie van religieuze minderheden in Pakistan is al jaren zorgelijk als gevolg van toenemende intolerantie en geweld. Deze intolerantie wordt gevoed door de toename van invloed van extremistische islamitische groeperingen in de Pakistaanse samenleving. De Pakistaanse overheid is onvoldoende in staat om bescherming te bieden aan religieuze minderheden.
Lopen er momenteel in Pakistan nog meer processen tegen personen die beschuldigd worden van blasfemie? Zo ja, hoe ontwikkelen die processen zich?
Er zijn een aantal blasfemiezaken aanhangig gemaakt. Deze rechtszaken verlopen moeizaam. Zowel de formulering van de bepalingen als de bewijsvoering maakt de wetgeving uiterst gevoelig voor misbruik. De bewijslast ligt bij de beklaagde. Doordat er meestal sprake is van valse beschuldigingen is het voor de beklaagde moeilijk dit aan te tonen. Blasfemiezaken liggen zeer gevoelig in Pakistan. Advocaten – evenals de internationale gemeenschap – moeten daarom uiterst omzichtig te werk gaan. De ervaring leert echter ook dat gerechten in eerste aanleg gevoeliger zijn voor maatschappelijke druk dan het Lahore High Court. Tot nu toe zijn ter dood veroordelingen van blasfemie niet uitgevoerd. Wel is het risico aanzienlijk dat «extremisten» het recht in eigen hand nemen.
Hoe ziet de verdere procesgang er voor deze terdoodveroordeelde uit? Wat zijn uw verwachtingen hieromtrent?
De beklaagde stelt onschuldig te zijn. Volgens hem is sprake van een geschil over onroerend goed tussen hem en degene die hem van blasfemie heeft beschuldigd. Er is beroep aangetekend tegen het vonnis. Het is niet te voorspellen hoe deze zaak zal verlopen.
Bent u bereid – zo mogelijk in internationaal verband – om er bij de Pakistaanse autoriteiten op aan te dringen dat deze doodstraf niet zal worden opgelegd? Welke mogelijkheden staan u ter beschikking en op welke wijze wilt u die benutten?
Nederland stelt de kwestie rond de blasfemiewetten in Pakistan geregeld in bilaterale en multilaterale contacten aan de orde, waarbij de weg van stille diplomatie het meest effectief is gebleken. Meest recent gebeurde dit tijdens de buitenlands politieke consultaties met Pakistan op 28 februari jl. te Islamabad. Zichtbare buitenlandse aandacht voor de blasfemiewetgeving in Pakistan wordt door fundamentalistische islamitische groepen en partijen uitgelegd als ongewenste inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de soevereine staat Pakistan en leidt juist daardoor tot actieve steun voor handhaving blasfemiewetgeving onder delen van de bevolking. Nederland zal, zowel in EU- en VN-verband als bilateraal, bij de Pakistaanse autoriteiten aandacht voor de positie van religieuze minderheden blijven vragen. In het bijzonder ook voor de desbetreffende Pakistaanse christen.
De oorlog Turkije tegen Syrië onder valse vlag |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van recent gepubliceerde tapes van gesprekken tussen topfunctionarissen in Turkije, waaruit zou blijken dat de regering Erdogan een oorlog wil uitlokken met Syrië?1
Ja.
Klopt het dat onder meer de minister van Buitenlandse Zaken Davutoglu en het hoofd van de geheime dienst MIT, Hakan Fidan, alsmede de plaatsvervangend chef van de generale staf, generaal Yaşar Güler, te horen zijn op deze tapes?
Het kabinet kan de echtheid van deze geluidsopnames niet beoordelen en kan zich dus geen oordeel vormen over de vermeende inhoud ervan. De Turkse regering heeft desgevraagd verklaard dat inderdaad een bespreking heeft plaatsgevonden over de verdediging van de tombe van Süleyman Shah in Syrië en het conflict in Syrië, dat deze bespreking illegaal is opgenomen en gepubliceerd, en dat sommige delen ervan zijn gemanipuleerd.
Klopt het dat de gesprekken op deze tapes gaan over het uitlokken van een oorlog met Syrië?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat dat daartoe diverse mogelijkheden besproken worden, waaronder «valse vlag» operaties, door zelf aanvallen uit te (laten) voeren op Turkse doelen, zoals de Turkse tombe van Süleyman Shah?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de authenticiteit van deze tapes?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u de authenticiteit niet onmiddellijk kunt beoordelen bent u dan bereid om officieel en onmiddellijk opheldering te vragen aan de Turkse regering of deze tapes authentiek zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u hetgeen op de tapes besproken wordt, namelijk uitlokking van een oorlog met Syrië? Bent u eveneens geschokt door deze berichtgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving in relatie tot het neerschieten van een Syrisch MIG-23 jachtvliegtuig door de Turkse luchtmacht op 23 maart jl.?
Op 23 maart jl. heeft een Turkse F16 een Syrisch jachtvliegtuig (MIG23) neergehaald. Het Syrische jachtvliegtuig voerde beschietingen uit op een grenspost nabij het plaatsje Kasab. De geografische aanduidingen op het radarscherm van het Patriotsysteem zijn niet gedetailleerd genoeg om met zekerheid te kunnen zeggen aan welke kant van de Turks-Syrische grens het Syrische toestel is neergehaald. De Turkse luchtmacht geeft aan het Syrische jachtvliegtuig viermaal te hebben gewaarschuwd voordat de F16 werd ingezet.
De Patriots waren niet betrokken bij de detectie van het gevechtsvliegtuig. Er is geen rechtstreekse koppeling tussen de Patriots en het Turkse luchtverdedigingssysteem. De Nederlandse, Duitse en Amerikaanse Patrioteenheden hebben als taak het verdedigen van Turks grondgebied en de Turkse bevolking tegen raketaanvallen vanuit Syrië. Het volgen van vliegbewegingen en het onderzoeken daarvan behoort niet tot de missie van de eenheden.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de organisatie Syrian Observatory for Human Rights2 dat het Syrische vliegtuig rebellen aan het bombarderen was die een aanval uitvoerden op de stad Kessab, dat het vliegtuig vlam vatte in het Syrische luchtruim en neerstortte in Syrië?
Zie antwoord vraag 8.
Wat heeft de Nederlandse Patriot-eenheid waargenomen op het geïntegreerde radarbeeld van de NAVO en/of hun eigen radar van dit ernstige incident? Heeft onze Patriot-eenheid gezien aan welke zijde van de Turks-Syrische grens het plaatsvond, en of de Syrische luchtmacht bij dit incident het Turkse luchtruim geschonden heeft?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de informatie waarover onze Patriot-eenheid mogelijk beschikt desnoods vertrouwelijk met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 8.
Indien de Nederlandse Patriot eenheid het niet heeft kunnen verifiëren, bent u dan bereid om samen met de Duitsers en Amerikanen onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u bovendien de berichtgeving3 over de aanval van jihadisten van Al Nusra en het Islamitisch Front op Kessab, vanaf Turks grondgebied, waarbij de jihadisten openlijk en ongehinderd langs militaire barakken van het Turkse leger liepen?
Het kabinet is bekend met de berichten over een slag om het Syrisch-Armeense stadje Kasab dicht bij de Turkse grens. De situatie in Noord-Syrië is erg onoverzichtelijk. Er vechten verschillende groeperingen, tegen elkaar en tegen het regime, en er zijn steeds wisselende frontlinies. Het is voor het kabinet niet mogelijk de daadwerkelijke toedracht van de slag vast te stellen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de jihadisten in hun aanval op Kessab gesteund werden door artillerie eenheden van het Turkse leger?
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat deze schokkende berichten tot op de bodem uitgezocht dienen te worden?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid daartoe indringend opheldering te vragen bij de Turkse regering?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u tevens bereid de kwestie van uitgelekte tapes en de berichtgeving over militaire steun van Turkije bij de aanval van jihadisten op Kessab met spoed en hoge mate van urgentie te adresseren in de NAVO, bijvoorbeeld tijdens de ministeriële bijeenkomst op 1 en 2 april a.s.?
Zie antwoord vraag 2.
Beseft u zich dat de regering Erdogan mogelijk bereid is een oorlog tegen Syrië te ontketenen en daarmee de NAVO in een artikel 5-situatie te doen belanden?
Het kabinet wil niet speculeren over intenties van de Turkse regering en de eventuele gevolgen daarvan.
Deelt u de mening dat als deze berichtgeving op waarheid berust, er sprake is van een ernstige crisis binnen de NAVO met bondgenoot Turkije?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u bereid de Patriots terug te trekken uit Turkije als de regering Erdogan daadwerkelijk overgaat tot oorlog met Syrië, voorafgegaan door een «valse vlag» operatie?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat voor slachtoffers van mensenhandel bij terugkeer in Guinee geen enkele opvang beschikbaar is |
|
Joël Voordewind (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het verkennend onderzoek van het Centrum Kinderhandel Mensenhandel en Terre des Hommes naar de achtergronden en (on)mogelijkheden voor terugkeer van Guineese slachtoffers van mensenhandel?1
Ja.
Hoe verhouden deze voorgenomen uitzettingen zich tot de constatering dat de regering van Guinee geen hulp geeft aan slachtoffers om toegang tot juridische, medische of psychologische hulp te krijgen en geen steun gaf aan ngo’s die dit kunnen bieden?2 Deelt u de mening deze slachtoffers bij uitzetting een aanzienlijk risico lopen om wederom het slachtoffer te worden van mensenhandel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3 en 7.
Is het u bekend dat er jaarlijks ongeveer 50 slachtoffers van mensenhandel uit Guinee in Nederland terechtkomen, waarvan een aantal inmiddels met uitzetten bedreigd wordt? Op welke wijze voldoet Nederland aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen om deze kwetsbare slachtoffers bescherming te bieden?
Ja, uit het geautomatiseerde systeem van de IND (Indigo) blijkt dat er in de afgelopen jaren gemiddeld 50 vreemdelingen op grond van de verblijfsregeling mensenhandel in aanmerking zijn gekomen voor een eerste of voortgezette verblijfsvergunning.
Met de zogenaamde verblijfsregeling mensenhandel (voorheen «B9») voldoet Nederland aan de internationale verplichting om slachtoffers van mensenhandel bescherming te bieden. In het kader van deze verblijfsregeling kunnen slachtoffers aanspraak maken op de zorg en bescherming die zij nodig hebben. Indien zij geen verblijfsrecht (meer) hebben op grond van deze regeling, kunnen zij voor verblijf op humanitaire gronden (voorheen voortgezet verblijf) in aanmerking komen. Indien een vreemdeling na een zorgvuldige individuele toetsing op deze gronden geen verblijfsrecht krijgt, is terugkeer naar het land van herkomst aan de orde.
In het beleid wordt terdege rekening gehouden met de situatie in Guinee. Als een vreemdeling uit Guinee (her)besnijdenis vreest of andere redenen heeft voor vrees bij terugkeer, kan hij of zij asiel aanvragen. (Her)besnijdenis kan een reden zijn om schending van artikel 3 EVRM aan te nemen. Er wordt in dat geval gekeken naar beschermingsmogelijkheden en vestigingsmogelijkheden. Hoewel ik me kan voorstellen dat er zorgen zijn, biedt het beleid ten aanzien van mensenhandel en het asielbeleid naar mijn mening voldoende waarborgen.
Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken, al dan niet in samenwerking met ngo’s, om de opvang van slachtoffers van mensenhandel in Guinee te verbeteren? Zo ja, op welke wijze wilt u hier invulling aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid de mogelijkheden te onderzoeken. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit rapport heeft er op 28 maart jl. al een verkennend gesprek plaatsgevonden met het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel en Terre des Hommes over de uitkomsten.
Deelt u de mening dat een thematisch ambtsbericht voor deze specifieke kwetsbare doelgroep op zijn plaats is? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit bericht tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw algemeen ambtsbericht voor Guinee, dat nog dit jaar zal verschijnen. Daarin zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan «Female Genital Mutiliation» (FGM) en aan de positie van kinderen en (jonge) vrouwen en de kwetsbaarheden die daar soms mee verbonden zijn. Een apart thematisch ambtsbericht acht ik daarom niet nodig.
Bent u bereid de Kamer een kabinetsreactie te geven op het onderzoek van het Centrum Kinderhandel Mensenhandel en Terre des Hommes, met name op de conclusies en aanbevelingen?
Met de beantwoording van onderhavige vragen ben ik uitgebreid in gegaan op de bevindingen uit dit onderzoek. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7. Deze beantwoording kan dan ook worden gezien als reactie op dit rapport.
Deelt u de conclusie van voornoemd onderzoek dat een succesvolle terugkeer van Guineese slachtoffers van mensenhandel op dit moment niet of nauwelijks mogelijk is? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de uitzetting van slachtoffers van mensenhandel naar Guinee tot nader order op te schorten en de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren?
Zonder een algemene conclusie te trekken uit dit verkennende onderzoek is voor vreemdelingen uit Guinee, waaronder slachtoffers mensenhandel, het volgende van belang. Als een vreemdeling uit Guinee (her)besnijdenis vreest of andere redenen heeft voor vrees bij terugkeer, kan hij of zij een asielaanvraag indienen. De IND toetst vervolgens of het asielrelaas aannemelijk is. Als het asielrelaas aannemelijk is, dan wordt getoetst of de vreemdeling risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 EVRM. (Her)besnijdenis kan een reden zijn om schending van artikel 3 EVRM aan te nemen. Er wordt in dat geval gekeken naar beschermingsmogelijkheden en vestigingsmogelijkheden. In het landgebonden asielbeleid voor Guinee wordt rekening gehouden met de positie van vrouwen en meisjes, zoals het risico op geweld en besnijdenis. In dit beleid is opgenomen dat er niet wordt aangenomen dat er beschermingsmogelijkheden zijn voor vrouwen die aannemelijk maken dat zij vrezen voor geweldpleging of voor besnijdenis (hieronder valt ook herbesnijdenis). Zij kunnen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.
Als de asielaanvraag wordt afgewezen dan betekent dit dat de vreemdeling geen risico loopt op vervolging of schending 3 EVRM en is terugkeer aan de orde.
Bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) is het realiseren van adequate opvang een voorwaarde voor terugkeer, waarbij de medewerking van de amv een belangrijke rol speelt. Hierbij wordt in eerste instantie ingezet op hereniging met ouders of andere familieleden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar andere vormen van lokale opvang, zoals opvanghuizen. Pas wanneer adequate opvang is geregeld, zal terugkeer kunnen plaatsvinden. Minderjarigen worden niet teruggestuurd als er geen adequate opvang is.
Dit neemt niet weg dat wanneer de vreemdeling, ook een slachtoffer van mensenhandel, zelfstandig wenst terug te keren naar Guinee, dat wel mogelijk is. Er zijn verschillende projecten die aan vreemdelingen die teruggaan ondersteuning bieden na hun aankomst in Guinee bij hun re-integratie.
Gegeven het voorgaande zie ik geen aanleiding om terugkeer op te schorten of aan te houden.
Het stelen van honden in Roemenië |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u ervan op de hoogte van het feit dat er afgelopen week in Roemenië een Nederlandse dierenopvang met honden is leeggeroofd?1
Ja.
Is het waar dat de Roemeense autoriteiten hun burgers aanmoedigen zwerfdieren te doden en per gedode hond belonen door een bedrag van 50 euro uit te keren? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de Europese Overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren en artikel 13 van het Verdrag van Lissabon? Wat vindt u hiervan? Bent u bereid u in te zetten om dit te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen aanwijzing dat hiervan sprake is. Voor zover ik heb kunnen achterhalen is in sommige Roemeense gemeenten een klein bedrag uitgeloofd (tussen de € 1,– en € 5,–) voor het aanbieden van (levende) dieren aan de gemeente teneinde de kosten voor hondenvangers uit te sparen. Hiermee zijn de gemeentes gestopt omdat dit leidde tot diefstal van honden met een eigenaar.
De gemeente Boekarest heeft in het kader van de aanbesteding van het vangen van dieren wel een keer aangegeven dat het vangen en vervoeren van dieren de gemeente ongeveer € 50,– per dier kost. Mogelijk heeft dit geleid tot dit bericht.
Kunt u aangeven of er voor het uitkeren van deze beloningen gebruik wordt gemaakt van Europees geld? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan?
Ik heb het Roemeense beleid toegelicht in mijn antwoorden op vragen van het lid Thieme van 30 oktober 2013 (aanhangsel van de handelingen II 2013–2014, nr. 379). De Roemeense ambassadrice heeft afgelopen najaar reeds het initiatief genomen tot een gesprek en het Roemeense beleid toegelicht.
Alhoewel ik geen aanwijzingen heb dat er geld geboden wordt voor het aanbieden van gedode dieren beschouw ik het onderhavige geval als een betreurenswaardig incident. Ik zal daarom mijn zorgen over de uitvoering van de Roemeense wetgeving op lokaal niveau en marge van de Landbouw- en Visserijraad delen met mijn Roemeense collega.
Deelt u de mening dat het belonen van het doden van dieren ethisch onaanvaardbaar is en er een perverse prikkel vanuit gaat om dieren te stelen en te doden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid u uit te spreken tegen het vangen van dieren om ze vervolgens te doden? Bent u bereid bij uw Roemeense collega's aan te dringen om op te treden tegen het stelen en doden van dieren en het vervolgen van daders die de honden op wrede wijze vangen om er geld aan te verdienen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Een nieuwe nederzetting in Hebron |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het recente bericht van Peace Now over een nieuwe nederzetting in de Palestijnse stad Hebron, rondom het zogenaamde «Rajabi Huis», die mogelijk reeds op korte termijn gesticht zal worden?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat kolonisten al geruime tijd proberen controle te verkrijgen over het gebied waarin dit huis ligt, zodat een aaneengesloten Israëlische civiele presentie tussen twee reeds bestaande nederzettingen wordt gecreëerd?
Ja. Deze zaak speelt sinds 2007, toen kolonisten het Al-Rajabi gebouw betrokken met de claim dat zij de eigendom ervan hadden verworven. In december 2008 zijn deze kolonisten het gebouw uitgezet door de Israëlische autoriteiten. Het Israëlische Hooggerechtshof heeft op 11 maart jl. geoordeeld dat de koopovereenkomst rechtmatig is. Minister Ya’alon van Defensie heeft op 13 april jl. toestemming gegeven voor het betrekken van het gebouw door kolonisten, waarna drie Joodse families zich er hebben gevestigd. Hiermee is een nieuwe nederzetting gecreëerd in Hebron.
Deelt u de zorgen dat de stichting van deze nederzetting tot een geweldsescalatie in Hebron kan leiden en de inspanningen van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry om vrede tussen Israël en de Palestijnen te bewerkstelligen grote schade kan berokkenen?
Het kabinet heeft grote zorgen over de gestage uitbreiding van de nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden. Het betrekken van het Al-Rajabi gebouw door Joodse kolonisten verkleint het leefgebied van Palestijnen in de stad en kan tot verdere spanningen leiden tussen de Palestijnen en de kolonisten. Daarnaast vormt deze nederzettingenuitbreiding een obstakel voor het precaire vredesoverleg dat momenteel plaatsvindt. Zoals bekend is het kabinet tegenstander van stappen die een twee-statenoplossing in de weg staan.
Deelt u de zorgen dat de stichting van deze nederzetting ernstige gevolgen zal hebben voor de bewegingsvrijheid en mensenrechten van de lokale Palestijnse bevolking?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat volgens de Israëlische wet de bevoegdheid om nieuwe nederzettingen te stichten uitsluitend bij de Israëlische regering ligt en dat elke aankoop van Palestijns eigendom op de Westelijke Jordaanoever door Israëli’s door het Israëlische ministerie van Defensie moet worden goedgekeurd? Indien neen, wat is dan de procedure?
Voor alle aankopen door Israëlische burgers van onroerend goed op de Westelijke Jordaanoever geldt dat goedkeuring van de Israëlische Minister van Defensie vereist is voor zowel het afronden van de transactie als voor het mogen betrekken van het pand.
Kunt u bevestigen dat de kolonisten die stellen eigenaar te zijn van het «Rajabi House» niet het recht hebben om het huis onder hun controle te brengen of daarin te gaan wonen zolang de minister van Defensie geen officiële goedkeuring heeft verstrekt?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de opvatting dat de internationale gemeenschap zich moet uitspreken om te voorkomen dat de Israëlische regering kolonisten toestemming verleent het betreffende huis onder hun controle te brengen of daarin te gaan wonen, wat in de praktijk neer zou komen op de stichting van de eerste nieuwe nederzetting in Hebron sinds 1980?
Het kabinet is van mening dat de internationale gemeenschap zich krachtig moet blijven uitspreken tegen de uitbreiding van nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden, zoals Nederland consequent doet. Nederland heeft de Israëlische autoriteiten op deze nederzettingenuitbreiding aangesproken, evenals een aantal andere lidstaten. Ook heeft Nederland aangedrongen op een afkeurende verklaring van de EU. De woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft op 18 april jl. grote zorg uitgesproken over de nederzettingenuitbreiding en Israël opgeroepen de beslissing te herzien.
Bent u bereid om zowel bilateraal als in EU-verband stappen te nemen om te voorkomen dat de nieuwe nederzetting wordt gesticht? Indien ja, welke? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het serveren van halal voedsel tijdens NSS2014 |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «11 dingen die u nog niet wist over de nucleaire top»?1
Ja.
Is het waar dat al het geserveerde voedsel tijdens NSS2014 halal is?
Nee.
Kunt u aangeven of er vlees geserveerd is tijdens NSS2014?
Ja, er is ook vlees geserveerd.
Indien er vlees geserveerd is, was dit dan afkomstig van onverdoofd geslachte dieren? Zo nee, kunt u aangeven hoe het vlees dan toch het predicaat halal kon krijgen?
De cateraar heeft zowel vlees van reguliere herkomst als vlees dat halal gecertificeerd is gebruikt. Hierbij is het de verantwoordelijkheid van de halal certificerende partijen aan welke specifieke eisen het vlees moet voldoen om dit predicaat te krijgen. Tijdens de NSS is, daar waar dit logistiek mogelijk was, aangegeven welke producten «halal» waren en welke niet.
Deelt u de mening dat niemand ongevraagd vlees afkomstig van onverdoofd geslachte dieren geserveerd zou moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie studeert momenteel, mede op verzoek van het Europees Parlement, op de mogelijkheid om vlees van onverdoofd geslachte dieren verplicht te etiketteren. Het kabinet volgt de ontwikkelingen hieromtrent op de voet. Met een dergelijke etikettering zal eenieder hierover vooraf geïnformeerd kunnen worden.
Deelt u de mening dat wie vlees geserveerd krijgt van onverdoofd geslachte dieren daarvan tenminste tevoren uitdrukkelijk op de hoogte gesteld zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid niet langer vlees van onverdoofd geslachte dieren te serveren bij maaltijden die in opdracht van de Nederlandse overheid geserveerd worden? Zo nee, waarom niet?
Vlees van onverdoofd geslachte dieren is ook nu niet de norm bij maaltijden die in opdracht van de Nederlandse overheid geserveerd worden.
Bij maaltijden die in opdracht van de Nederlandse overheid geserveerd worden, wordt rekening gehouden met de door de gasten aangegeven dieetwensen. Dit kunnen dieetwensen zijn op basis van gezondheidsvoorkeuren, ethische of religieuze overtuiging.
Bent u bereid toe te zeggen dat vlees van onverdoofd geslachte dieren niet langer de norm zal vormen bij maaltijden die in opdracht van de Nederlandse overheid geserveerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Afspraken over bezoeken van buitenlandse delegaties |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht over het feit dat tijdens de ontvangst van de Chinese president Xi Jinping op het Amsterdamse paleis op de Dam demonstrerende mensenrechtenactivisten door Chinese beveiligers aan het zicht werden onttrokken door uitklapbare schermen?1
Ja
Wie wist vooraf van de mogelijkheid dat de Chinese beveiligers dergelijke schermen zouden kunnen opstellen en wie is verantwoordelijk voor de beslissing om toe te staan dat kennelijk onwelgevallige protesten letterlijk aan het oog konden worden onttrokken?
Het zicht van de Chinese president is door de beveiligers van de Chinese delegatie voor korte tijd afgeschermd door middel van het plaatsen van schermen. De demonstranten zijn echter niet afgeschermd en waren zichtbaar voor het overige aanwezige publiek op de Dam. Het plaatsen van de schermen door Chinese beveiligers was op voorhand niet bekend en kwam voor zowel lokale als landelijke bestuurders als een verrassing.
De plaatsing kwam vlak voor het moment dat de Chinese president op de Dam aankwam. Op dat moment is de burgemeester geïnformeerd door de ambtelijke driehoek. Geoordeeld is dat er vanuit het oogpunt van veiligheid of openbare orde geen reden bestond om het plaatsen van de schermen te verbieden. Ook vanuit de verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid voor het bewaken en beveiligen van het Chinese staatsbezoek was er geen reden om op te treden.
Overigens zij opgemerkt dat het recht om te demonstreren een belangrijke waarde is in onze democratie zonder dat de geadresseerde van de demonstratie gedwongen kan worden om kennis te nemen van de boodschap van de demonstranten.
Deelt u de mening dat dat een onaanvaardbare inbreuk vormt op de uitingsvrijheid? Klopt het dat de Amsterdamse burgemeester pas kort van te voren werd geïnformeerd over deze actie en dat hij dit niet kon verbieden omdat hij daar naar eigen zeggen niet de bevoegdheid toe had? Zo ja, wie had die bevoegdheid wel en waarom is de Chinese beveiliging niet tot de orde geroepen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken worden er gemaakt over de bevoegdheden van eigen beveiligers van buitenlandse delegaties? Klopt het dat buitenlandse beveiligers soms bij voorbaat vervolgingsimmuniteit wordt toegekend voor de gedragingen op Nederlands grondgebied? Kunt u aangeven welke precieze bevoegdheden zijn toegekend aan de beveiligers van de afzonderlijke delegaties tijdens de Nuclear Security Summit 2014? Klopt het dat ook de bevoegdheid is gegeven om onder omstandigheden desnoods gericht op potentiële bedreigingen te schieten?
De Nederlandse Staat is verantwoordelijk voor de veiligheid van buitenlandse delegaties en treft hiertoe alle benodigde maatregelen. De rol van buitenlandse beveiligers van deze delegaties is derhalve beperkt en zij hebben of ontvangen geen bevoegdheden. Dit is gangbaar in het internationale verkeer en geldt ook voor onze beveiligers van Nederlandse delegaties in het buitenland.
Aan buitenlandse functionarissen wordt beperkt ontheffing verleend voor het dragen van vuurwapens conform Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de Wet Wapens en Munitie. Bij een dergelijke ontheffing horen geen geweldsbevoegdheden.
Voor wat betreft de internationaalrechtelijke status van de delegaties die ter gelegenheid van de NSS in Nederland waren, geldt dat zij werden aangemerkt als «officiële missie». Het toepasselijke kader voor dergelijke officiële missies is uiteen gezet in een brief aan de Tweede Kamer van 26 april 2012 (Kamerstukken 32 635 nr. 5, vergaderjaar 2011–2012). De leden van dergelijke missies genieten immuniteit van strafvervolging op basis van het internationaal gewoonterecht.
De vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren vormen een belangrijke waarde in onze democratie en een grondrecht dat onder alle omstandigheden moet worden gewaarborgd. De burgemeester van Amsterdam heeft dit voorafgaande aan de NSS en het Staatsbezoek van de Chinese president duidelijk gemaakt in een brief aan de gemeenteraad en in dit licht heeft de burgemeester besloten dat de demonstraties op de Dam mochten plaatsvinden. In dit verband wil ik benadrukken dat het al dan niet toestaan van demonstraties primair een lokale aangelegenheid is.
Deelt u de mening dat de beginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat niet opzij gezet kunnen worden voor de beveiliging van buitenlandse delegaties? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om voortaan af te zien van het toekennen van bevoegdheden aan de eigen beveiliging van buitenlandse delegaties die op gespannen voet staan met Nederlandse grondrechten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat in Egypte 529 aanhangers van Morsi ter dood zijn veroordeeld |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Egypt court sentences 529 Morsi supporters to death»?1
Ja.
Kunt u aangeven of het klopt dat er 529 aanhangers van Morsi en de Moslimbroederschap ter dood zijn veroordeeld?
Ja. De strafrechter in de provincie Minya veroordeelde 529 islamisten ter dood voor moord op een politieagent en poging tot moord op enkele andere politieagenten en voor gewelddadigheden.
Hoe beoordeelt u het proces dat deze veroordeelden hebben gehad? Is dit eerlijk verlopen? Ziet u nog mogelijkheden dat het vonnis vernietigd zal worden?
Het kabinet ziet in het proces een flagrante schending van de meest fundamentele beginselen van de rechtsstaat. Het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR) heeft ook aangegeven dat het proces oneerlijk is verlopen.
Het betreft een voorlopig vonnis. Hoger beroep, vernietiging of herziening van het vonnis zijn mogelijk. Daarmee is er een kans voor het Egyptische rechtssysteem om deze zaak recht te zetten.
Deelt u de mening dat deze veroordeling een politiek inclusief proces in Egypte nog verder bemoeilijkt?
Ja.
Bent u bereid om in Europees verband Egypte aan te spreken op deze ter dood veroordelingen? Welke stappen gaat u in Europees verband nemen conform het «more for more – less for less» principe?
EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft direct een verklaring uitgebracht. In deze verklaring heeft zij de grote zorgen van de EU uitgesproken. Voorts heeft zij benadrukt dat de Egyptische rechtsgang internationale standaarden dient te volgen, waarbij een eerlijk proces en onafhankelijk onderzoek vereisten zijn. Ook is daarin benadrukt dat de EU onder alle omstandigheden tegen de doodstraf is.
HV Ashton zal deze zaak bovendien persoonlijk op korte termijn bespreken met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken.
Wat betreft de EU «incentive based approach» geldt dat opbouw van een diepgewortelde en duurzame democratie een van de kerncriteria is. Onafhankelijke rechtspraak en recht op eerlijk proces zijn hiervan volgens Nederland een cruciaal onderdeel. De voortgangsrapportage Nabuurschapsbeleid van de Commissie en EDEO die deze week verschijnt, zal de basis bieden voor invulling van de «incentive based approach». Daarna volgt besluitvorming over omvang en focus van steun en zal Nederland bovengenoemde overwegingen meenemen. Zoals bekend, voldoet Egypte onvoldoende aan criteria van de «incentive based approach» en heeft de Commissie voor 2013 geen SPRING-gelden toegekend. De «incentive based approach» wordt dus reeds in de praktijk gebracht. Tegelijkertijd laten de gebeurtenissen zien dat versterking van de Egyptische rechtsstaat hard nodig is. Nederland draagt daar via Matra Zuid aan bij door middel van training van ambtenaren en rechters.
Bent u bereid om de ambassadeur van Egypte hierop aan te spreken in uw bilaterale contacten?
Ja.
Kunt u aangeven of de verwachting is dat ook de 700 andere aanhangers van Morsi tegen wie een rechtszaak loopt, ter dood veroordeeld worden?
Het akkoord over de Europese bankenunie |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Is het u ontgaan dat een meerderheid van de Tweede Kamer via de motie Harbers c.s. heeft aangedrongen op een duidelijke scheiding tussen nationale fondsen om te voorkomen dat de Nederlandse banken moeten opdraaien voor falende banken in andere lidstaten?1
Nee.
Klopt het dat het «op één hoop gooien» van de nationale resolutiemiddelen na het akkoord van donderdag 20 maart 2014, nog veel sneller wordt gerealiseerd dan eerder werd gemeld aan de Kamer?2
In het triloogakkoord is overeengekomen dat het fonds in 8 jaar wordt opgebouwd. Daarbij vindt in het eerste jaar 40% risicodeling plaats, in het tweede jaar komt daar 20 procentpunt bij en de overige 40% zal gelijk verdeeld worden over de resterende 6 jaar. Zoals besproken met uw Kamer tijdens het AO van 26 maart jl. en aangegeven in het verslag van de Eurogroep en Ecofin Raad van 10 en 11 maart jl. waren vrijwel alle lidstaten voor enige versnelling van de risicodeling en opbouw van het fonds.
Heeft u met het akkoord ingestemd, en zo ja, met welk mandaat? Heeft u een parlementair voorbehoud gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de afgelopen maanden uw Kamer meermaals middels de geannoteerde agenda ten behoeve van Ecofin Raden geïnformeerd over de ontwikkelingen bij de triloogonderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Daarnaast heb ik met uw Kamer tijdens verschillende Algemeen Overleggen inzake de Ecofin constructieve gesprekken gevoerd over de ontwikkelingen in die onderhandelingen. Over de uitkomsten van het akkoord is vervolgens gesproken tijdens het AO van 26 maart. De Raad, inclusief Nederland, heeft vervolgens tijdens de Coreper d.d. 27 maart jl. ingestemd met de voorgestelde compromistekst die het Voorzitterschap van de Raad in de triloogonderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie overeen is gekomen.
Klopt het dat is afgesproken dat het resolutiefonds een «serieuze leencapaciteit» krijgt? Hoe omvangrijk is deze leencapaciteit en hoe is de terugbetaling van deze leningen geregeld? Betekent dit dat het fonds een totale omvang krijgt van meer dan 55 miljard euro?
Het Europese resolutiefonds heeft inderdaad een serieuze leencapaciteit gekregen. Indien de middelen in het fonds niet toereikend zijn en de ex post bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar of niet toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het fonds te dekken, heeft het fonds de mogelijkheid om zelf te lenen. De betrokken nationale bankensector(en) staan in de transitieperiode voor de terugbetaling van de leningen aan de lat, daarna staan de banken uit alle deelnemende lidstaten aan de lat. Hoeveel het fonds kan lenen is niet met precisie te zeggen. Dit hangt o.a. af de marktomstandigheden en van de juridische verplichtingen voor lidstaten om de bijdragen van banken over te dragen aan het Europese resolutiefonds die in de SRM-verordening en het intergouvernementeel verdrag staan. Deze leenfaciliteit staat los van de doelomvang van het fonds van 1% van de gedekte deposito’s. De doelomvang is het bedrag waar te allen tijde naar wordt gestreefd om beschikbaar te hebben in het fonds, bij de start van het fonds als ook na gebruik van het fonds in geval van een resolutie.
Hoeveel moeten de Nederlandse banken betalen aan het resolutiefonds? Wanneer precies moet het fonds volledig gevuld zijn?
Afgesproken is dat in 8 jaar tijd het fonds een totale omvang van 1% van de gedekte deposito’s moet hebben bereikt. Dit zou nu neer komen op een fonds van € 55 mrd. In de SRM-verordening is opgenomen dat de Raad middels een Council implementing act op basis van een voorstel van de Europese Commissie de methodiek voor de berekening van de individuele bijdragen aan het resolutiefonds zal vaststellen. Met deze Council implementing act behoudt Nederland dus inspraak in de wijze waarop bijdragen aan het resolutiefonds tot stand komen. Besluitvorming over de Council implementing act vindt plaats in de Raad op basis van gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Als deze beslissing is genomen kan ook worden vastgesteld wat het effect op de Nederlandse bankensector is.
Hierbij is vooraf bepaald dat de individuele ex ante bijdrage van elke bank berekend wordt op basis van de verhouding tussen het bedrag van de passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito’s) van de desbetreffende bank en het totaalbedrag van de passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito's) van alle deelnemende banken. De bijdrage wordt vervolgens gecorrigeerd voor het risico van de individuele instelling aan de hand van criteria die in een eerder stadium zijn overeengekomen in de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD). Deze criteria zijn: (i) het risicoprofiel van de bank, inclusief het belang van de handelsactiviteiten, off-balance sheet exposures en de financieringshefboom («leverage») van de bank, (ii) de stabiliteit van de financiering van de bank, (iii) de financiële positie van de bank, (iv) de kans dat de instelling in resolutie terecht kan komen, (v) de mate waarin de bank staatssteun heeft ontvangen, (vi) de complexiteit en afwikkelbaarheid van de bank, (vii) het belang van de bank voor de stabiliteit van het financiële systeem en economie van één of meerdere lidstaten en (viii) of de instelling deelneemt aan een privaat Institutional Protection Scheme.
Wat is het effect van de resolutieheffing op de kapitaalratio’s van de Nederlandse banken en op de kredietverlening?
Het effect van de resolutieheffing op de kapitaalratio’s van de Nederlandse banken en op de kredietverlening valt thans nog niet te bepalen. Uiteraard zullen te zijner tijd, als de hoogte van de heffing wel exact bekend is, de effecten van de heffing op de kredietverlening in het kader van de cumulatieve effecten van de stapeling van maatregelen op de financiële sector gemonitord worden.
Klopt het dat een bank in nood binnen één weekend moet worden afgewikkeld en dat de lidstaten hierover niets meer te zeggen hebben? Kan Nederland de ING in een weekend «kwijtraken» zonder zelf invloed uit te kunnen oefenen op de resolutie?
Voor succesvolle en efficiënte afwikkeling van banken is het noodzakelijk dat op het moment dat de resolutieautoriteit van oordeel is dat een bank afgewikkeld dient te worden definitieve besluitvorming over de afwikkeling van de bank zo snel als mogelijk en uiterlijk binnen het tijdbestek van een weekend gerealiseerd wordt. Zou deze besluitvorming immers langer duren, dan zouden de financiële markten hoogte krijgen van de onrust en problemen bij die bank en zouden private partijen zich mogelijk terugtrekken uit de bank. Daardoor zouden de problemen bij de betreffende bank alleen maar groter worden en daarmee ook de kosten voor afwikkeling van de bank enorm doen toenemen.
Indien een Nederlandse bank in resolutie zou gaan, is de Nederlandse resolutieautoriteit betrokken. Bij resolutiebesluiten ten aanzien van individuele instellingen hebben immers altijd naast de voorzitter van de Single Resolution Board (SRB) en de vier onafhankelijke leden ook de afgevaardigden van de nationale resolutieautoriteit uit alle thuis- en gastlanden van de betreffende instelling zitting in de SRB. Op deze manier zal de Nederlandse resolutieautoriteit altijd direct betrokken blijven ingeval een Nederlandse bank in resolutie gaat.
Welke ruimte bestaat er om in bepaalde gevallen af te wijken van de bail-in interventieladder? In hoeverre kunnen naast aandeelhouders, ook (senior) bondholders en spaarders worden aangeslagen? Hoe is nationale of Europese discretie op dit punt precies geregeld?
De regels op welke wijze bail-in moet worden toegepast zijn opgenomen in de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) en de SRM-verordening. De Europese resolutieautoriteit (SRB) zal deze regels op Europees niveau vanaf 2016 gaan toepassen bij banken in resolutie die onder direct toezicht van de ECB staan of grensoverschrijdend opereren. Nationale resolutieautoriteiten blijven primair verantwoordelijk voor de overige banken die onder indirect toezicht van de ECB staan. Zij zullen voor die groep banken de bail-in regels toepassen zolang er bij resolutie van deze banken geen gebruik wordt gemaakt van het Europese resolutiefonds. Indien bij resolutie van deze banken wel gebruik moet worden gemaakt van het Europese resolutiefonds dan neemt de SRB het resolutiebesluit.
Met de bail-in regels uit de BRRD en de SRM-verordening is geregeld dat aandeelhouders, junior en senior schuldeisers (voor zover niet gedekt door onderpand) en houders van tegoeden boven € 100.000 met respect voor hun senioriteit en voor zover nodig worden betrokken in een bail-in. In uitzonderlijke omstandigheden kan na 8% bail-in van de totale passiva van de bank in problemen voor een bedrag van maximaal 5% van deze passiva gebruik worden gemaakt van het door de bankensector zelf gefinancierde Europees resolutiefonds. Spaarders met tegoeden tot € 100.000 zijn uitgesloten van bail-in, waarbij zij gezegd dat het DGS zal bijdragen aan bail-in voor het bedrag dat het DGS in geval van faillissement had moeten uitkeren aan deposanten met tegoeden tot € 100.000.
In de BRRD en de SRM-verordening zijn enkele groepen uitgezonderd van bail-in. Zo zijn, zoals hierboven reeds gemeld, onder andere door het DGS gedekte deposito’s uitgezonderd van bail-in. Daarnaast worden onder andere gedekte passiva voor zover zij met voldoende onderpand zijn gedekt en bepaalde korte termijn verplichtingen uitgesloten van bail-in. Ook bepaalde verplichtingen ten aanzien van werknemers met betrekking tot hun loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen worden uitgezonderd. Tot slot mag in uitzonderlijke gevallen een resolutieautoriteit bepaalde passiva geheel of gedeeltelijk uitsluiten van bail-in. Dit mag bijvoorbeeld in situaties waarbij voor die passiva niet binnen een redelijke termijn in een inbreng van de particuliere sector kan worden voorzien ondanks inspanningen van de resolutieautoriteit. Ook kunnen bepaalde passiva worden uitgesloten als anders de stabiliteit en continuïteit van kritieke functies in kernbedrijfsonderdelen in gevaar komt of om besmetting op de financiële markten tegen te gaan.
Het bericht dat de Voedselbank EU-geld voor armoedebestrijding opeist |
|
Carla Dik-Faber (CU), Carola Schouten (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Klopt dat het Nederland de komende jaren 3,5 miljoen euro krijgt uit het Europese Fonds voor hulp aan minstbedeelden?
Het klopt dat Nederland voor de programmaperiode 2014–2020 3,5 miljoen euro zal inzetten voor het Fonds voor Europese hulp aan de meestbehoeftigen (FEAD). Het is echter niet zo dat Nederland dit geld extra krijgt toebedeeld. Het betreft een allocatie uit de Structuurfondsmiddelen en gaat dus ten koste van het budget van ESF en EFRO.
Waarom heeft u besloten, in tegenstelling tot in eerdere perioden, nu wel gebruik te maken van dit fonds, aangezien u van mening bent dat het armoedebeleid en de zorg voor minstbedeelden een nationale aangelegenheid is?1
Zoals aan uw Kamer gemeld in het BNC-Fiche d.d. 30 november 20122 is Nederland geen voorstander van een fonds dat zich richt op het verstrekken van voedsel. Dit was ook de reden dat Nederland eerder geen gebruik maakte van een dergelijk fonds. Het nieuwe Fonds, dat een verplicht karakter heeft, sluit beter aan bij het nationale beleid voor armoedebestrijding doordat de reikwijdte van de verordening is uitgebreid naar het verrichten van sociale inclusieactiviteiten. Hierdoor kunnen de middelen van het Fonds worden ingezet om de armoedeproblematiek tegen te gaan.
Heeft u overleg gevoerd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en maatschappelijke organisaties over de besteding van het geld uit het Europese fonds?
Ja. Op dit moment werk ik het Operationeel Programma (OP) uit dat uiterlijk 6 maanden na inwerkingtreding van de verordening bij de Europese Commissie moet worden ingediend. In dit programma beschrijf ik voor welke doelgroep en op welke wijze FEAD zal worden ingezet. Daarbij vind ik het van groot belang dat de middelen daadwerkelijk bij de doelgroep terecht komen en de uitvoeringskosten beperkt blijven. Uiteraard betrek ik bij de nadere uitwerking lokale overheden – die in Nederland primair verantwoordelijk zijn voor het armoede- en schuldenbeleid – en relevante maatschappelijke partijen. Er heeft reeds een verkennende bijeenkomst plaatsgevonden waarbij partijen uit het veld, zoals belangenorganisaties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, gemeenten en ook de VNG hebben meegedacht over de vormgeving van FEAD.
Heeft u ook overwogen om een deel van dit geld te besteden aan de ondersteuning van voedselbanken? Zo nee, waarom niet?
Nederland is, zoals hierboven vermeld, geen voorstander van een Europees Fonds dat zich enkel richt op het verstrekken van voedsel. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om FEAD in te zetten voor sociale inclusie, omdat dit de armoedeproblematiek op een effectievere wijze tegengaat. Daarbij is het vanuit FEAD niet mogelijk om de coördinatie van voedsel of het tegengaan van voedselverspilling te subsidiëren, terwijl dat de sleutel tot een duurzame oplossing is voor het tekort aan voedsel bij de voedselbanken.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat het aantal mensen dat gebruik maakt van de voedselbanken stijgt, terwijl het aanbod van voedsel achterblijft, waardoor voedselbanken minder producten in de voedselpakketten kunnen doen en wachtlijsten moeten aanleggen voor nieuwe klanten?
Ik vind het van belang dat mensen die een beroep doen op de voedselbank geholpen worden en dat de achterliggende problematiek wordt aangepakt. Een belangrijke rol is hierbij toebedeeld aan gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid en hebben middelen en voorzieningen tot hun beschikking om mensen te helpen financieel zelfredzaam te zijn, zoals bijzondere bijstand en schuldhulpverlening. Op 12 april jl. sprak ik met vrijwilligers tijdens de Algemene Ledenvergadering van Voedselbanken Nederland in Amersfoort en heb ik hen opgeroepen klanten door te verwijzen naar de gemeente, zodat integrale ondersteuning geboden kan worden. Ook roep ik – onder andere via de Verzamelbrief – wethouders op om de samenwerking met de voedselbanken te zoeken.
Wat betreft de toevoer van voedsel aan voedselbanken zie ik mogelijkheden in een betere samenwerking tussen bedrijven in de voedingssector en Voedselbanken Nederland. Hoewel duidelijk moge zijn dat de voedingssector geen voedsel speciaal voor de voedselbanken produceert, heeft de voedingssector bij voortduring (onverkoopbare) overschotten die geschikt zijn voor consumptie. Daarom zet de Staatssecretaris van EZ zich samen met mij in om het bedrijfsleven te stimuleren dat zij zo veel mogelijk van die overschotten doneert aan voedselbanken. Daartoe zijn de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV) en Voedselbanken Nederland een samenwerkingsverband aangegaan. De AVV toont een grote bereidheid hun achterban te stimuleren tot samenwerking met voedselbanken, met als doel dat zij meer overschotten aan voedselbanken gaan doneren.
Klopt het dat u vindt dat het structureel tekort aan etenswaren van de voedselbanken moet worden opgelost met overschotten van supermarkten, consumenten en horeca die nu in vuilcontainers verdwijnen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat nu slechts 0,3% van deze overschotten bij de voedselbanken terechtkomt?
Volgens de Monitor Voedselverspilling (februari 2013) ging in 2011 circa 14 kton voedsel naar de Voedselbanken. Dit getal is vastgesteld op basis van extrapolatie van het aantal mensen dat in 2011 een voedselbank bezocht. Het is niet bekend hoeveel overschotten er in totaal bij het bedrijfsleven in Nederland zijn. De monitor is gevuld met data vanuit de «achterkant» van de ketenschakels, zoals data over afval en afvoer van grondstoffen, nevenstromen, bijproducten, voedsel en -resten.
Is het u bekend dat in België 15% van de overschotten terechtkomt bij de voedselbanken? Kunt u dit grote verschil tussen Nederland en België verklaren?
Nee dat is mij niet bekend. Op de site van de Belgische federatie van voedselbanken (http://www.foodbanks.be/bkaNL/bka5200N.htm ) is aangegeven dat in 2013 11.8 kton aan voedsel is ingezameld. In tegenstelling tot Nederland zijn de Belgische Voedselbanken erg afhankelijk van het Europese budget voor voedselhulp (50% van 11.8 kton is hiermee gefinancierd). Nu die budgetten afnemen is men genoodzaakt meer dan voorheen te kijken naar donatie van voedsel(overschotten) uit de voedselketen. Hiertoe faciliteert en stimuleert de Belgische overheid, net als in Nederland, samenwerking en initiatieven die daaraan bijdragen. Ook de betrokken sectorfederaties stimuleren hun leden om samen te werken met de voedselbanken.
Wat is uw reactie op het gestelde in het artikel dat het twee tot drie jaar kost om te zorgen dat voedselbanken voldoende overschotten krijgen?
Het is belangrijk dat de AVV en Voedselbanken Nederland samenwerken. Zoals gezegd hebben zij deze samenwerking ook voortvarend ter hand genomen. Het tegengaan van voedselverspilling door meer voedsel beschikbaar te stellen aan de voedselbanken is echter een complex proces. Denk aan de logistieke organisatie, afspraken over distributie, aansprakelijkheid en (voedsel)veiligheid. Voedselveiligheid moet gegarandeerd zijn voordat tot samenwerking kan worden besloten. Een zorgvuldige afweging van deze aspecten is vereist voor het vinden van duurzame oplossingen. Het ontbreekt partijen gelukkig niet aan bereidwilligheid. De partners van de AVV staan de voedselbanken hierin bij en hun achterban stelt expertise ter beschikking. De Staatssecretaris van EZ en ik zijn in gesprek met beide partijen om de termijn die nodig is om tot duurzaam resultaat te komen zo kort mogelijk te maken en hebben financiële ondersteuning van projecten en expertise aangeboden om hen hierbij te helpen.
Bent u bereid u in te spannen om te zorgen dat op korte termijn een groter deel van de voedseloverschotten van supermarkten, cateringbedrijven en horecabedrijven terecht komt bij de voedselbanken? Zo ja, welke maatregelen wilt u hiervoor nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5, 6 en 9.
Bent u bereid de voedselbanken op andere wijze tijdens de overbruggingsperiode te ondersteunen?
Momenteel voer ik constructief overleg met Voedselbanken Nederland over mogelijke additionele ondersteuning tijdens de overbruggingsjaren. Ik heb aangegeven bereid te zijn projecten financieel te ondersteunen die de resultaten van de samenwerking met de AVV versnellen. Voedselbanken Nederland heeft aangegeven een subsidieverzoek te overwegen.
Daarnaast zal ik een beroep op betrokken partijen doen. Gemeenten zal ik oproepen om de samenwerking met de lokale voedselbank te zoeken en ondersteuning te bieden, zodat klanten van de voedselbank weer financieel zelfredzaam zijn. Tot slot doe ik een appèl op bedrijven om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomst van het overleg dat u volgende week heeft met Voedselbanken Nederland?
Ja. Ik heb uw Kamer recent hierover geïnformeerd in de brief over toezeggingen armoede- en schuldenbeleid.
De transparantie bij onderhandelingen over een Memorandum of Understanding |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u toelichten hoe de onderhandelingen met Somalië lopen over de aanvullende werkafspraken aan het Memorandum of Understanding? Zijn de onderhandelingen inmiddels afgerond?1 Zo nee, wanneer verwacht u dat deze zijn afgerond?
Nederland heeft de Somalische autoriteiten in februari 2014 een voorstel gedaan voor werkafspraken, aanvullend op het Memorandum of Understanding dat in 2010 werd getekend. Hierop is tot op heden nog geen reactie ontvangen. Nederland benadrukt in contacten met de Somalische autoriteiten steeds het belang van afspraken over gedwongen terugkeer. Het valt op dit moment niet te voorzien wanneer de onderhandelingen worden afgerond.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden van de onderhandelingen als deze nog niet zijn afgerond en de inhoud van de gemaakte afspraken aan de Kamer te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het tijdens de onderhandelingen informeren van de Kamer kan het onderhandelingstraject nadelig beïnvloeden. Indien Somalië instemt met openbaarmaking van de werkafspraken, zal ik deze aan uw Kamer doen toekomen. Indien met Somalië wordt afgesproken dat deze vertrouwelijk van aard zijn, zullen deze niet integraal openbaar gemaakt worden.
Bent u tevens bereid om het Memorandum of Understanding met Somalië aan de Tweede Kamer te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
De Somalische autoriteiten hebben geen toestemming gegeven om het MoU (uit 2010) openbaar te maken. Ik ben daarom ook niet vrij deze middels toezending aan uw Kamer openbaar te maken.
In eerdere brieven aan uw Kamer heb ik gemeld dat het MoU onder meer werkafspraken bevat over de samenwerking op het terrein van migratie, in het bijzonder aangaande de wederzijdse terugname van onderdanen op basis van de bestaande internationale verplichtingen.
Als in weerwil van een afspraak over het niet bekend stellen van de inhoud van deze convenanten, deze toch (telkens) wordt gedeeld, kan dit – ondanks de mogelijke vertrouwelijke aard van kennisname door uw Kamer – de reputatie van Nederland als betrouwbare partner schaden en bestaat het risico dat landen geen samenwerkingsafspraken meer willen maken. Het betreft immers een voor sommige landen van herkomst precair onderwerp. Zo mogelijk zou dit moeten worden voorkomen. Indien uw Kamer niettemin graag van de inhoud daarvan kennis wenst te nemen, zal ik na ommekomst van de onderhandelingen de afspraken weliswaar niet openbaar maken, maar deze wel ter vertrouwelijke kennisneming aan u doen toekomen.
Kunt u toelichten wat uw beleid is als het gaat om het informeren van de Kamer over de gang van zaken met betrekking tot onderhandelingen met een asielland over een Memorandum of Understanding? Wat is het beleid met betrekking tot openbaarmaking van de inhoud van een Memorandum of Understanding?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u op dit moment om met gedwongen uitzettingen naar Somalië en vreemdelingenbewaring ten aanzien van uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers?
Nederland is in gesprek met de Somalische regering over aanvullende werkafspraken. Ik heb u eerder geïnformeerd dat in afwachting van aanvullende afspraken met de Somalische autoriteiten, er op dit moment geen vluchten geboekt zijn voor gedwongen terugkeer naar Somalië. Met vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting naar Somalië wordt op dit moment terughoudend omgegaan. Dit standpunt is ongewijzigd.
Het mogelijk op straat zetten van 250 militairen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat er bij Defensie mogelijk 250 banen verdwijnen omdat Defensie moet kiezen tussen «bezems of wapens»?
Ja.
Is er sprake van een «schoonmaakoorlog», waarbij Defensie noodgedwongen militairen moet ontslaan om schoonmakers aan te nemen voor het aanvegen van kazernes?
Nee.
Klopt het dat het kabinetsbeleid om schoonmaakpersoneel in rijksdienst te nemen ook van toepassing is op Defensie?
In het algemeen geldt dat het kabinetsbeleid van toepassing is op Defensie.
Waarom heeft u bij Defensie in het kader van de uitbesteding van defensiecateraar Paresto uitdrukkelijk niet in lijn met het regeerakkoord willen handelen, als het gaat om het in rijksdienst nemen van cateringpersoneel, maar doet u dit kennelijk wel bij schoonmaakpersoneel?
Het kabinetsbeleid is vastgelegd in de nota «Vernieuwing van de rijksdienst». In de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 11 oktober 2013 (Kamerstuk 31 490, nr. 134), wordt duidelijk gemaakt dat voor de diensten schoonmaak en catering andere afwegingen zijn gemaakt. Schoonmakers komen in dienst van de rijksoverheid en catering is uitbesteed. Beide hebben tot doel betere werkomstandigheden voor kwetsbare medewerkers te creëren. Bij catering door middel van sociaal opdrachtgeverschap richting markt en bij schoonmaak door medewerkers in dienst te nemen.
Klopt het dat Defensie met al haar kazernes, bases en andere complexen maar liefst 40 procent van de totale schoonmaakkosten van het Rijk voor haar rekening neemt?
In de rijksbrede business case voor het inbesteden van de schoonmaak is meegenomen dat Defensie bijna 40 procent van het schoonmaakareaal van het Rijk (exclusief de Nationale politie) onder haar hoede heeft. Zoals Minister Blok in zijn brief van 23 juni jl. (Kamerstuk 31 490, nr. 149) aan uw Kamer heeft gemeld, zal de aansluiting van Defensie bij de dienstverlening van de schoonmaakorganisatie niet eerder plaats vinden dan vanaf 2018, na afloop van het dan lopende contract. Deze aansluiting van Defensie heeft betrekking op de kantoorpanden. Inbesteding van schoonmaak voor de overige locaties en panden vergt aparte besluitvorming, op basis van een aanvullende analyse in 2017.
Wat zijn de financiële consequenties van het in rijkdienst nemen van schoonmaakpersoneel voor Defensie? Klopt het dat het om een financiële domper gaat van ongeveer 8 miljoen op jaarbasis?
Zoals in de brief van Minister Blok van 23 juni jl. is vermeld, leiden de keuzes van het kabinet voor de departementen tot een vrijwel budgettair neutrale business case voor het in eigen beheer uitvoeren van de schoonmaakwerkzaamheden. Vooralsnog heeft de aansluiting van Defensie alleen betrekking op de kantoorpanden en vindt de aansluiting niet eerder dan 2018 plaats. In 2017 vindt aanvullende analyse en besluitvorming plaats voor de inbesteding van de schoonmaak van de overige locaties en panden, inclusief de financiële uitwerking daarvan.
Hoe wilt u deze extra kosten opvangen binnen de toch al door bezuinigingen geplaagde Defensiebegroting?
Zie antwoord vraag 6.
Gaat u straks 250 militairen en burgers bij Defensie op straat zetten vanwege onverantwoorde plannen van de Minister voor Wonen en Rijksdienst?
Nee.
Hoe is het binnen Defensie uit te leggen dat het schoonmaakpersoneel er straks qua arbeidsvoorwaarden op vooruit gaat, terwijl het Defensiepersoneel al jarenlang fors heeft moeten inleveren?
Eenmaal in dienst van het Rijk verdienen schoonmakers niet meer dan andere medewerkers die in de betreffende loonschaal zijn aangesteld.
Bent u bereid af te zien van uw onzalige plannen en Defensie uit te zonderen van uw beleid met betrekking tot het in rijksdienst nemen van schoonmaakpersoneel?
Zie antwoord 5, 6 en 7.
Zo nee, bent u dan tenminste bereid Defensie buiten haar eigen begroting om te compenseren voor deze nieuwe financiële dreun, na het eerdere WUL-drama, waar Defensie ook zelf voor moet opdraaien?
Zie antwoord vraag 10.
Zo nee, bent u dan tenminste bereid toe te geven dat u opnieuw extra bezuinigt op Defensie?
Nee.
De berichten dat multinationals massaal belasting ontwijken in ontwikkelingslanden |
|
Arnold Merkies , Jasper van Dijk |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de constatering dat de belastinghervormingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) volgens Azië en Afrika niet ver genoeg gaan om belastingontwijking tegen te gaan?1
Ik lees de conclusie in het genoemde artikel anders. Het artikel maakt een onderscheid tussen enerzijds de vraag hoe een einde gemaakt kan worden aan vormen van belastingontwijking die ertoe leiden dat delen van de winst van multinationals nergens belast worden en anderzijds de wens van, in dit geval Afrikaanse en Aziatische, landen om een groter deel van die winst te kunnen belasten. Dat alle landen ernaar streven binnen het redelijke een zo groot mogelijk deel van de winst van multinationals te mogen belasten ligt voor de hand.
Deelt u de mening dat de OESO het huidige systeem probeert te handhaven om de eigen multinationals te behagen en het eigen investeringsklimaat te beschermen?2 Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet.
In de eerste plaats is volgens mij evident dat de OESO pogingen doet het huidige systeem aan te passen omdat het op een aantal gebieden de bestrijding van belastingontwijking onvoldoende mogelijk maakt.
In de tweede plaats suggereert de vraag ten onrechte dat het investeringsklimaat van alle OESO lidstaten met dezelfde maatregelen gediend is.
Kunt u bevestigen dat Afrika naar schatting jaarlijks 34 miljard dollar (24,5 miljard euro) misloopt aan belastinginkomsten wegens de praktijk van transfer pricing?3 Zo nee, kunt u aangeven hoe hoog dit bedrag volgens u naar schatting is?
Nee dat kan ik niet bevestigen. De OESO Richtlijnen voor Transfer Pricing bepalen dat verbonden belastingplichtigen met elkaar moeten handelen onder dezelfde voorwaarden als zij met onafhankelijke partijen zouden doen. Die richtlijnen voorkomen juist dat internationaal opererende ondernemingen hun wereldwijde winst naar willekeur kunnen verdelen over verschillende jurisdicties. In die zin levert «de praktijk van transfer pricing» juist extra belastingen op, ook in Afrika.
Deze richtlijnen zijn verwerkt in vrijwel alle bilaterale belastingverdragen en zijn ook vastgelegd in de Nederlandse wet. Zij passen dan ook volledig bij mijn beleid om te voorkomen dat door het schuiven met verrekenprijzen de belastinggrondslag waar dan ook wordt uitgehold.
Dat neemt niet weg dat landen van inzicht kunnen verschillen over het antwoord op de vraag waar de winst van een internationaal opererende onderneming nu in hoofdzaak wordt gegenereerd en waar welk deel van die winst belast moeten worden. Het laat bovendien onverlet dat er in die richtlijn verbetering mogelijk is en dat aanpassingen nodig kunnen zijn aan de meest recente bedrijfseconomische ontwikkelingen. Binnen het project van de OESO en G20 tegen «Base Erosion and Profit Shifting» (BEPS) wordt hier aan gewerkt.
Heeft u zicht op de activiteiten van Nederlandse multinationals die door het schuiven met interne verrekenprijzen wereldwijd zo min mogelijk belasting proberen te betalen? In hoeverre is uw beleid erop gericht om te voorkomen dat het schuiven met verrekenprijzen de belastinggrondslag van ontwikkelingslanden ondermijnt?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de voorstellen die door de OESO zijn gedaan in het document «Transfer pricing comparability data and developing countries» met betrekking tot de toepassing van het armth’s length principle?4 Onderkent u de zorgen die bij ontwikkelingslanden bestaan over het gebrek aan informatie? Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de aanbevelingen van de OESO?
Nederland vindt het een goede zaak om ontwikkelingslanden te helpen bij het effectief en efficiënt innen van hun belastingen. Nederland levert daar zowel multilateraal als bilateraal een bijdrage aan. Bij de OESO Task Force Tax & Development, waar Nederland co-voorzitter van is, heeft een aantal ontwikkelingslanden aangegeven dat zij bij het toepassen van de transfer pricing regels moeite hebben goed vergelijkbare transacties tussen ongelieerde partijen te vinden omdat ze of niet of beperkt toegang hebben tot databases. In het aangehaalde document beschrijft de OESO een breed scala van mogelijke acties die, afhankelijk van de beschikbare middelen en wensen van een ontwikkelingsland, kunnen worden ondernomen. Deze mogelijke acties zien bijvoorbeeld op het creëren van betere en effectievere toegang van ontwikkelingslanden tot databases, of bezien of andere bronnen en methoden het ontwikkelingsland kunnen helpen, mede op basis van intensievere internationale samenwerking en informatie-uitwisseling. Nederland ondersteunt deze acties multilateraal en, waar mogelijk en gewenst door het ontwikkelingsland, bilateraal met technische assistentie. Belangrijk uitgangspunt voor Nederland is dat technische assistentie zo veel mogelijk vraag-gestuurd plaatsvindt.
Deelt u de mening dat het wenselijk zou zijn als de Belastingdienst in het kader van de strijd tegen onbedoeld gebruik van transfer pricing daar separaat over zou rapporteren? Zo ja, bent u bereid om de Belastingdienst hiertoe aan te sporen en zo nodig daar extra middelen voor vrij te maken?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3 en 4 heb aangegeven, dienen de OESO Richtlijnen voor Transfer Pricing er juist voor dat bedrijven fiscaal aanvaardbare interne verrekenprijzen gebruiken. Daarbij werkt de OESO aan verbeteringen in deze richtlijnen om het ontgaan van belastingen nog beter te kunnen bestrijden. Er kan in mijn ogen dan ook geen «onbedoeld gebruik van transfer pricing» zijn. Er is daarom ook geen aanleiding daarover separaat te rapporteren.
Wel blijft het zaak de nodige aandacht te besteden aan de juiste toepassing van verrekenprijzen. In de brief van mijn ambtsvoorganger van 10 december 2012, (Kamerstuk 31 066, nr. 149), inzake versterken toezicht en invordering Belastingdienst, is al aangekondigd dat de Belastingdienst extra capaciteit krijgt om haar toezicht en invorderingstaken te intensiveren. In dit kader is de capaciteit van de Coördinatiegroep Verrekenprijzen van de Belastingdienst uitgebreid met twintig personen.