De uitvoering van een aantal aangenomen moties |
|
Folkert Idsinga (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het aannemen van en aantal moties van het lid Idsinga, die wel aangenomen zijn, maar nog niet uitgevoerd zijn? Bent u op hoogte van de volgende moties: Kamerstukken 32 545, 218, 32 545, 219, 31 477, 109 en 28 165, 453?
Ja.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 218 betreffende een verbod op koppelverkoop, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
In mijn brief aan uw Kamer van 1 oktober 20241, heb ik, als onderdeel van mijn bredere opvolging van aanbevelingen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ten aanzien van de Nederlandse spaarmarkt, toegezegd onderzoek te laten doen naar een dergelijke maatregel. Dit onderzoek is een belangrijke stap in een mogelijk wetgevingsproces, om te beoordelen of deze maatregel doeltreffend en doelmatig is. Dit onderzoek is verricht door PwC en onlangs opgeleverd. Het onderzoeksrapport van PwC stuur ik met de beantwoording van deze vragen mee aan uw Kamer. PwC verwacht dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het belang van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM die ertoe strekt om deze verplichting in te voeren.
Gelet op deze tegenstrijdige conclusie vind ik het van belang om de bevindingen van PwC eerst zorgvuldig te bespreken met de ACM, voordat ik een besluit neem over de verdere opvolging hiervan. Dat doe ik in samenhang met mijn eerdere toezeggingen over de opvolging van de overige aanbevelingen van de ACM ten aanzien van de spaarmarkt. Hierdoor is een integrale afweging ten aanzien van het beleid voor de spaarmarkt mogelijk. Op basis hiervan zal ik uw Kamer dit najaar informeren over de verdere opvolging van de aanbevelingen van de ACM, alsmede over de opvolging van de moties van Idsinga c.s. over de spaarmarkt2. Hiermee wil ik ervoor zorgen dat uw Kamer een volledig en consistent beeld ontvangt van de inspanningen en voorgestelde beleidslijnen ten aanzien van de spaarmarkt.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 219, betreffende directe regulering van de spaarrente, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Ik verricht momenteel een verkenning naar directe regulering van spaarrentes. Daarbij wordt gebruik gemaakt van analyses van De Nederlandsche Bank (DNB), de Europese Centrale Bank (ECB) en de Nationale Bank van België (NBB). Deze verkenning is deel van de bredere maatregelen ten aanzien van de spaarmarkt die ik met de ACM wil bespreken. Over deze verkenning, de uitkomsten hiervan en mijn uiteindelijke appreciatie informeer ik uw Kamer met de hiervoor genoemde brief.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 31 477, 109, betreffende achterblijvende spaarrentes die verhoogd moeten worden, het garanderen van een basisbetaalrekening en een (bijna) gratis bankrekening, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Toegang tot een betaalrekening is onmisbaar voor consumenten en zakelijke klanten om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Voor consumenten bestaat er in Europese regelgeving al het recht op een basisbetaalrekening, voor zakelijke klanten bestaat dit recht nog niet. In mijn Visie op de financiële sector3 schreef ik dat ik mij inzet om de toegang tot het betalingsverkeer voor zakelijke klanten te verbeteren via twee sporen. Allereerst pleit ik in Europees verband voor een EU-breed recht op een zakelijke betaalrekening (onder andere via het recent gepubliceerde non-paper)4. Daarnaast heb ik op nationaal niveau banken en ondernemersorganisaties de opdracht gegeven dit jaar nog met voorstellen voor zelfregulering te komen. Banken en ondernemersorganisaties zijn met elkaar in gesprek om de toegang van zakelijke klanten tot een betaalrekening te verbeteren, bijvoorbeeld met de inrichting van een hulppunt voor zakelijke klanten die geen betaalrekening kunnen krijgen of behouden. Als Europese regelgeving en zelfregulering niet tot de gewenste resultaten leiden ga ik over tot maatregelen zoals een nationaal wettelijk recht op een zakelijke basisbetaalrekening. In het najaar zal ik uw Kamer hierover informeren over de stand van zaken in de voortgangsbrief over witwassen.
Om te zorgen dat consumenten een zo hoog mogelijke spaarrente ontvangen en zo laag mogelijke kosten betalen voor een bankrekening, zet ik in op goede randvoorwaarden zoals transparantie en concurrentie in de spaarmarkt. In de hiervoor genoemde brief zal ik uw Kamer informeren over de opvolging die ik geef aan de verschillende acties op dit gebied. Daarnaast hebben mijn ministerie en ik in diverse gesprekken met banken benadrukt dat passende spaarrentes belangrijk zijn, mede gelet op de zorgen in uw Kamer. Binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) is aandacht gevraagd voor de kosten van betaalrekeningen.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 28 165, 453, betreffende het staken van de voorbereiding van de privatisering van de Volksbank, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
In mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 20255 ben ik ingegaan op de motie van de leden Idsinga (NSC) en Van der Lee (GroenLinks/PvdA) over het staken van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.6 In deze brief heb ik toegelicht dat in de overwegingen van de motie een relatie wordt gelegd tussen het besluit van het bestuur van ASN Bank tot de transformatie en de voorbereidingen voor een privatisering. Deze relatie die in de motie wordt verondersteld is niet juist. ASN Bank heeft aangegeven dat het transformatietraject noodzakelijk is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. Dit staat volledig los van de voorbereidingen voor privatisering. In de Kamerbrief schreef ik dat noch NLFI noch ik betrokken zijn geweest bij dit operationele besluit. Op grond van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat namelijk geen invloed uitoefenen op de commerciële strategie van de bank.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze moties? Wanneer kan de uitvoering verwacht worden? Kunt u deze moties zo spoedig mogelijk in uitvoering nemen? Zo nee, Waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven werk ik op dit moment aan een brief, waarin ik uitgebreid in zal gaan op de moties van Idsinga c.s. ten aanzien van de spaarmarkt en de toezeggingen die ik in mijn brief van 1 oktober heb gedaan. Uit het rapport dat ik u met deze beantwoording toestuur, blijkt dat PwC op basis van haar onderzoek verwacht dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het belang van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM om deze verplichting in te voeren. Gelet op deze tegenstrijdige conclusie acht ik het van belang om de bevindingen van PwC zorgvuldig te wegen en mogelijke verdere acties eerst uitgebreid en in samenhang met de opvolging van de andere aanbevelingen te bespreken met de ACM, voordat ik hierover een besluit neem en dit in de genoemde brief aan uw Kamer voorleg.
In mijn Kamerbrief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 ben ik al ingegaan op de motie van de leden Idsinga en Van der Lee (GroenLinks/PvdA) over het staken van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.
Kunt u deze vragen ruim voor het einde van het zomerreces beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De bezorgtijden van PostNL in relatie tot de Tweede Kamerverkiezingen |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u uiteenzetten op welke wijze het besluit om 48 uur als bezorgtermijn voor brievenpost voor PostNL te hanteren van invloed is op de uitvoering van de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen, gelet op de rol die de postdienst speelt in het verspreiden van stempassen, vervangende stempassen en briefstemmen uit het buitenland?
Het voorstel heeft betrekking op post die onder de universele postdienst (UPD) verstuurd wordt. Overheidspost, zoals de bezorging van stempassen, valt hier niet onder. Daar worden net zoals bij andere zakelijke poststromen direct afspraken over gemaakt met PostNL.
Voor zakelijke post is PostNL al per 1 januari 2025 overgestapt naar bezorging binnen twee dagen. Voor de meeste verkiezingspost heeft dit weinig impact, omdat deze al niet de volgende dag bezorgd werd. Mensen ontvangen stempassen uiterlijk twee weken voorafgaand aan de verkiezing, bezorging op de volgende dag is daarbij niet nodig.
Bij de verzending van vervangende stempassen, kiezerspassen en schriftelijke volmachten kan een snelle bezorging wel relevant zijn. Hier gaat het antwoord op vraag 4 nader op in. Overigens staat het PostNL vrij om een commercieel 24-uurspostproduct te leveren buiten de reikwijdte van de UPD. De verwachting is dat andere bedrijven, waaronder pakketbezorgers, dat ook gaan doen. Zodoende kan er concurrentie op prijs en kwaliteit bij dit postproduct ontstaan. Hier kunnen gemeenten bij de versturing van vervangende stempassen ook van profiteren.
De briefstemmen vanuit het buitenland vallen wel onder de UPD, voor het deel dat ze binnen Nederland afleggen. PostNL en de gemeente Den Haag, die het stemmen vanuit het buitenland organiseert, staan in nauw contact over de bezorging van briefstemmen. Op de laatste dag dat briefstemmen wettelijk mogelijk is levert PostNL maatwerk om te zorgen dat de die dag ontvangen briefstemmen tijdig bij de gemeente Den Haag worden afgeleverd.
Met de gemeente Den Haag is afgesproken bij de Tweede Kamerverkiezing de te laat ontvangen briefstemmen te inventariseren, zodat dit in de evaluatie kan worden meegenomen. De maatregel die in de kamerbrief van 30 juni 2025 is aangekondigd kan pas in juli 2026 inwerkingtreden. De bezorgtermijn van bezorging binnen twee dagen voor post binnen de UPD geldt daarom nog niet voor de Tweede Kamerverkiezing op 29 oktober 2025.
Deelt u de mening dat tijdige en betrouwbare bezorging van stempassen en briefstemmen cruciaal is voor uitoefening van het stemrecht?
Ja. Het is voor het uitoefenen van het stemrecht essentieel dat mensen stempassen tijdig in handen hebben.
Beschikt u over signalen uit het verleden dat kiezers hun stemrecht niet konden uitoefenen door problemen in de postbezorging, bijvoorbeeld door een vertraagde vervangende stempas of briefstem?
Bij de Tweede Kamerverkiezing worden ongeveer 13,5 miljoen stempassen bezorgd. In veruit de meeste gevallen gaat dit goed. In het verleden zijn er gevallen geweest waarbij stempassen niet of niet tijdig zijn bezorgd. In dat geval kan een kiezer een vervangende stempas aanvragen en alsnog stemmen.
Het algemene beeld van de postbezorging bij de vorige verkiezing, de Europese Parlementsverkiezing in juni 2024, was goed. Wel heeft de Nederlandse vereniging voor Burgerzaken (NVVB) in de evaluatie van deze verkiezing aangegeven dat de tijdige bezorging van vervangende stempassen, kiezerspassen en schriftelijke volmachten op korte termijn niet altijd lukt.1 Er zijn bij het Ministerie van BZK verder geen signalen ontvangen dat kiezers niet hebben kunnen stemmen door het niet (tijdig) ontvangen van hun (vervangende) stempas.
De tijdsperiode voor de bezorging van de stempassen is relatief kort en daardoor staat de tijdige bezorging op de lange termijn onder druk. Daarom heb ik eerder aangegeven de termijnen in de Kieswet voor de bezorging van stembescheiden te onderzoeken en te betrekken bij het wetsvoorstel over de kandidaatstellingsprocedure.2
Voor de stemmen vanuit het buitenland gelden bijzondere omstandigheden, namelijk de afhankelijkheid van het moment van verzending van de kiezer, de postverzending in het land van verzending en de soms lange afstand die de briefstem moet afleggen naar Nederland. Hierdoor is het soms niet te voorkomen dat briefstemmen te laat aankomen. Kiezers in het buitenland worden geïnformeerd over de termijnen en het belang van tijdige verzending.
Acht u de termijn voor het schriftelijk aanvragen van een vervangende stempas van vijf dagen voorafgaand aan de verkiezingen, zoals vastgesteld in artikel J 8, derde lid van de Kieswet, nog toereikend, gelet op de langere bezorgtijden van PostNL? Zo nee, welke maatregelen bent u van plan te nemen?
De termijn voor het schriftelijk aanvragen van een vervangende stempas is vijf dagen om kiezers hier zo lang als mogelijk de gelegenheid voor te geven. Zo kunnen zij hun stem uitbrengen, ook als zij er op een laat moment achter komen geen stempas te hebben ontvangen of deze kwijt te zijn. Na deze termijn is het alleen nog mogelijk de vervangende stempas mondeling aan te vragen bij de gemeentebalie.
Vervangende stempassen hebben bij PostNL extra aandacht. Voor vervangende stempassen die op de wettelijk laatst mogelijke dag, de vrijdag voor de verkiezing, worden aangevraagd, geldt echter dat er dan niet heel veel tijd meer is om deze te bezorgen. Met het hierboven vermelde, door PostNL gehanteerde, bezorgkader van bezorging binnen twee (werk)dagen kan ook een op vrijdag aangevraagde vervangende stempas nog tijdig bij de kiezer zijn: op zaterdag of op dinsdag. Wanneer er echter iets niet helemaal goed verloopt in het bezorgingsproces, is er de kans dat de kiezer de stempas niet vóór de verkiezingsdag ontvangt.
Daarom heeft het Ministerie van BZK na contact met PostNL gemeenten hierop gewezen en opgeroepen voor de op het laatste moment aangevraagde passen te kijken naar alternatieve bezorgmethoden. Zo kunnen gemeenten overwegen om bodes of koeriersdiensten in te zetten. PostNL kan bij het inzetten van koeriersdiensten ondersteunen. Kiezers kunnen een vervangende stempas ook tot de dag voor de verkiezing om 12.00 uur bij de balie van de gemeente mondeling aanvragen. Zoals hierboven aangegeven zal ik de termijnen voor de bezorging van stempassen betrekken bij het wetsvoorstel over de versterking van de kandidaatstellingsprocedure.
Het is kiezers altijd aan te raden zo vroeg mogelijk na te gaan of zij hun stempas hebben ontvangen en een eventuele vervangende stempas, kiezerspas of schriftelijke volmacht tijdig aan te vragen. Het Ministerie van BZK zal kiezers hiertoe oproepen en heeft ook gemeenten gevraagd dit te doen.
Bent u bereid om PostNL te verzoeken om voor verkiezingspost, zoals stempassen en briefstemmen, een versnelde procedure te hanteren, zoals dat al gebeurt met rouwpost en medische post? Zo nee, waarom niet?
Nee, verkiezingspost valt buiten de reikwijdte van de UPD. Dit betekent dat het aan de verzender van deze overheidspost en PostNL is om afspraken te maken over de condities en procedures voor bezorging, net zoals dat gebeurt bij alle zakelijke post. Rouwpost en medische post vallen wel binnen de reikwijdte van de UPD en hebben daarbij speciale voorwaarden, waaronder bezorging binnen één dag.
Overweegt u andere maatregelen om te voorkomen dat kiezers door vertragingen in de post hun stemrecht niet kunnen uitoefenen?
De tijdige bezorging van stempassen is van groot belang voor de uitoefening van het stemrecht bij verkiezingen. Het Ministerie van BZK voert daarom hierover regelmatig het gesprek met PostNL. Bij PostNL wordt voor verkiezingen een projectteam ingericht dat intensief contact heeft met gemeenten en drukkers van stempassen, zodat processen op elkaar aansluiten. Stempassen hebben specifieke codering, waardoor ze goed te volgen zijn in het sorteerproces. Individuele postbezorgers worden apart geïnformeerd over het belang van een goede bezorging van de verkiezingspost, wanneer de stempassen zich in hun tassen bevinden. Het verkiezingsteam van PostNL schakelt bij eventuele incidenten en calamiteiten met gemeenten om deze zo snel mogelijk op te lossen.
Bij eerdere verkiezingen hebben verreweg de meeste kiezers hun stempas tijdig ontvangen en de verwachting is dat dit ook voor de Tweede Kamerverkiezing op 29 oktober 2025 het geval zal zijn. Als er toch iets mis gaat, kunnen kiezers een vervangende stempas aanvragen. Schriftelijk kan dit uiterlijk vrijdag 24 oktober, mondeling bij de balie van de gemeente kan dit tot dinsdag 28 oktober 12.00 uur. Zoals vermeld roept het Ministerie van BZK gemeenten op voor op het laatste moment aangevraagde vervangende stempassen, kiezerspassen en schriftelijke volmachten gebruik te maken van alternatieve bezorgmethoden. Zodat ook deze tijdig bij de kiezer aankomen.
Daarnaast worden kiezers opgeroepen deze passen tijdig aan te vragen.
Voor de langere termijn worden de termijnen in de Kieswet onderzocht en betrokken bij het wetsvoorstel over de kandidaatstellingsprocedure.
Het Groningen gasveld |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport «Weerbaarheid by Design»?1
Ja.
Erkent u dat de afhankelijkheid van energie uit het buitenland de afgelopen jaren is toegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u specifiek ingaan op de rol die de afbouw van gaswinning in Groningen heeft gespeeld in deze afhankelijkheid?
Ja, de afhankelijkheid van energie uit het buitenland is de afgelopen jaren toegenomen. Door de teruggang van de aardgaswinning op land en op zee is Nederland al sinds 2019 netto-importeur en in toenemende mate afhankelijk van import van gas. Met het wegvallen van de toestroom van Russisch gas naar Noordwest-Europa, zijn de gasstromen op de interne EU-markt fundamenteel gewijzigd en is Nederland, net als andere landen in Noordwest-Europa, afhankelijker geworden van de import van vloeibaar gas (LNG) naast import per pijpleiding uit Noorwegen, België en het VK. De gaswinning uit het Groningenveld is sinds 2015 gestaag afgebouwd en er zijn geen aanwijzingen dat die afbouw een blijvend, structureel effect op de gasprijzen heeft gehad. Er was in 2022 sprake van een substantiële prijsstijging, dit is het gevolg geweest van het handelen van Gazprom in het kader van de inval van de Russische Federatie in Oekraïne en de krapte op de EU-gasmarkt die daardoor ontstond.
Erkent u dat de toegenomen gasprijzen de afgelopen jaren onder andere zijn veroorzaakt door de afbouw van gaswinning in Groningen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aandeel kwantificeren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met een van de conclusies uit het rapport dat het onverstandig is, in het licht van internationale onzekerheid, om het Groningenveld definitief te sluiten door gasputten met beton dicht te storten?
Nee, het kabinet deelt de conclusie niet dat het onverstandig is om het Groningenveld definitief te sluiten. Tussen 2014 en het gasjaar 2023–24 is de toegestane gaswinning uit het Groningenveld stapsgewijs gedaald van 42,5 miljard m3 per jaar tot 0,0 m3 per jaar zonder dat dit tot een probleem met de leveringszekerheid heeft geleid. Verder is de wet waarmee de gaswinning uit het Groningenveld definitief is beëindigd, met een grote meerderheid door zowel de Tweede Kamer (op 12 maart 2024) als de Eerste Kamer (op 16 april 2024) aangenomen. Daarmee is sinds 19 april 2024 gaswinning uit het Groningenveld bij wet niet langer toegestaan en sindsdien heeft NAM als eigenaar en exploitant van het veld de nodige stappen gezet om de nog aanwezige productiefaciliteiten te ontmantelen.
Op het moment dat de wet in 2024 is aangenomen, was iedereen zich ervan bewust dat de geopolitieke risico’s waren toegenomen en dat we ons dus moeten inspannen om te zorgen dat er voldoende toevoer van gas is en blijft en dat we de resterende mogelijkheden voor gaswinning in Nederland goed en verantwoord moeten gebruiken. Om die reden zet het kabinet zich in voor zo veel mogelijk gediversifieerde import per pijpleiding en in de vorm van LNG, onder meer door het faciliteren van voldoende LNG-importcapaciteit die import uit diverse bronnen mogelijk maakt. Daarnaast zet het kabinet zich door middel van energiediplomatie in voor het faciliteren van contracten tussen marktpartijen en partners uit betrouwbare landen. Met het sectorakkoord Noordzee beoogt het kabinet ook het resterende potentieel voor gaswinning op de Noordzee optimaal te benutten. Ten slotte werkt het kabinet momenteel aan het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis waarmee het kabinet beoogt om het gassysteem nog robuuster te maken, waaronder (structurele) maatregelen op het gebied van gasopslag.2 Los daarvan zou het, zoals het kabinet eerder heeft aangegeven, ook een schending van het vertrouwen van de burgers in Groningen zijn als de overheid terug zou komen op haar belofte om definitief te stoppen met de gaswinning uit het Groningenveld. Gegeven het voorgaande ziet het kabinet geen aanleiding om het Groningenveld te behouden als strategische noodreserve.
Bent u bereid, mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen van de afgelopen periode, het Groningen gasveld te behouden als strategische noodreserve?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘SodM vindt zoutwinning Zuidwending onveilig, maar minister Hermans wil door met Nobian. “Essentieel' |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht waarin wordt gesteld dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zoutwinning bij Zuidwending onveilig acht, terwijl u desondanks voornemens bent om een vergunning te verlenen aan Nobian tot 2035?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u ervoor kiest om het oordeel van SodM – dat stelt dat de risico’s bij afsluiting van de cavernes te groot zijn – naast u neer te leggen?
Het kabinet heeft er niet voor gekozen om het advies van SodM naast zich neer te leggen, maar heeft hier zorgvuldig naar gekeken en betrokken bij de besluitvorming. Zowel SodM, TNO als de Mijnraad geven in hun advies aan dat de winning op dit moment veilig is en veilig kan worden voortgezet.
De zorgen van SodM zien op risico’s bij het afsluiten van de cavernes. Het daadwerkelijk afsluiten is pas richting 2070 aan de orde, maar het kabinet is het met SodM eens dat daar vroegtijdig goed naar moet worden gekeken. Nobian heeft in het winningsplan opgenomen de cavernes op termijn hard te willen afsluiten. Dit betekent dat na het voortzetten van de winning er eerst een periode volgt (circa 30 jaar) van gecontroleerd pekel aflaten, om de drukontwikkeling te beheersen. Pas daarna worden de cavernes permanent afgesloten door het plaatsen van een cementplug in de buis. Op deze manier wordt de bodemdaling zo beperkt mogelijk gehouden. SodM geeft in haar advies aan dat bij deze wijze van afsluiten scheurvorming zou kunnen ontstaan, waardoor pekel uitstroomt in de diepe ondergrond. Het voortzetten van de winning en het daardoor vergroten van de cavernes leidt volgens SodM niet tot een grotere kans op scheurvorming na het afsluiten van de cavernes, maar wel mogelijk tot meer pekeluitstroom in de diepe ondergrond, als scheurvorming zich zou voordoen.
Over het afsluiten is, mede naar aanleiding van het advies van SodM, nadere informatie gevraagd aan het Cavern Closure Consortium2. Mede op basis van deze stukken, concluderen TNO en de Mijnraad dat het voortzetten van de winning geen significante verhoging van het risico bij het afsluiten van de cavernes geeft. Alle adviseurs geven daarnaast aan dat nader onderzoek nodig is.
Het kabinet is het hier mee eens. Om deze reden zijn in het ontwerpbesluit voorschriften opgenomen die opleggen dat Nobian de komende vijf jaar nader onderzoek doet naar het afsluiten van de cavernes. Op basis van deze informatie kan, na raadpleging van relevante partijen zoals TNO en SodM, vervolgens een afweging gemaakt worden over de meest veilige wijze van afsluiten. SodM en TNO worden vanuit hun eigen rol bij het onderzoek betrokken.
Hoe verhoudt uw ontwerpbesluit zich tot het voorzorgsbeginsel en eerdere lessen uit het Groningse aardbevingsdossier, waarin waarschuwingen van toezichthouders jarenlang genegeerd zijn?
Zoals bij vraag 2 aangegeven zijn de zorgen van SodM niet genegeerd, maar worden deze juist serieus genomen en heeft het geleid tot voorschriften in het ontwerpbesluit.
Welke garanties kunt u geven dat afsluiting van de cavernes – via betonnen pluggen – geen risico’s oplevert op scheurvorming, lekkage van pekel of zelfs het ontstaan van sinkholes?
Zowel TNO, SodM en de Mijnraad geven aan dat nader onderzoek nodig is naar het afsluiten van de cavernes. Dit is verplichtend opgenomen in het ontwerpbesluit. De kans op zinkgaten is volgens de aangeleverde informatie verwaarloosbaar klein. SodM onderschrijft dit op basis van deze informatie ook.
Wat vindt u van het feit dat SodM expliciet aangeeft dat het risico zich juist voordoet ná beëindiging van de winning? Hoe wordt de veiligheid dan geborgd?
Vanwege onder meer de adviezen van SodM, zijn in het ontwerpbesluit voorschriften opgenomen over nader onderzoek naar het afsluiten van de cavernes. Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat ook als de winning niet wordt voortgezet er sprake is van onzekerheden. Het doen van nader onderzoek biedt de kans om deze onzekerheden te verkleinen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van veldtesten. Hierdoor kan op termijn een weloverwogen besluit genomen worden over het afsluiten. Bij dit besluit wordt SodM betrokken.
Waarom weegt u het economische belang van de chemische industrie in Groningen zwaarder dan de zorgen van toezichthouders, lokale overheden en omwonenden?
Economische belangen spelen geen rol bij de beoordeling van het winningsplan. Het kabinet staat winning alleen toe als dat veilig en verantwoord kan.
Welke waarde hecht u aan het feit dat de provincie Groningen, de gemeenten Veendam en Pekela en bewoners eerder bezwaar hebben gemaakt tegen voortzetting van de zoutwinning?
De provincie Groningen en de gemeenten Veendam en Pekela hebben geadviseerd het advies van SodM te volgen. Het kabinet neemt dit serieus en het ontwerpbesluit bevat dan ook voorschriften die zien op nader onderzoek met betrekking tot het – op termijn – afsluiten van de cavernes. SodM en TNO worden vanuit hun eigen rol bij dit onderzoek betrokken.
Zijn de zoutcavernes bij Zuidwending mede in beeld als potentiële locatie voor de opslag van kernafval? Zo ja, in hoeverre is deze mogelijke toekomstige bestemming meegewogen bij uw beoordeling van de veiligheid en de vergunningverlening voor de zoutwinning?
Momenteel is er nog geen enkele locatie in beeld voor de eindberging van radioactief afval. Daarmee dus ook niet bij Zuidwending. Er komt een zorgvuldig stapsgewijs proces om te bepalen hoe en waar de definitieve opslag van radioactief afval vorm krijgt. Uiteindelijk is het de bedoeling om rond 2050 tot deze keuze te komen. Het proces van de locatiekeuze start na 2027, waarbij belanghebbenden zoals omwonenden zullen worden betrokken.
Bent u bereid om, in lijn met het advies van SodM, de vergunningverlening op te schorten totdat er volledige duidelijkheid en consensus is over de veiligheid op de lange termijn?
Nee, daar is het kabinet niet toe bereid en dit is ook niet nodig. Alle adviseurs geven aan dat winning veilig kan. Het kabinet vindt het wel belangrijk dat eventuele onzekerheden rond het afsluiten, dat omstreeks 2070 zal plaatsvinden, de komende jaren nader worden onderzocht zodat een weloverwogen besluit genomen kan worden over het afsluiten. Om deze reden zijn er voorschriften in het ontwerpbesluit opgenomen die Nobian verplichten nader onderzoek uit te voeren. Zoals bij vraag 5 is aangegeven, biedt nader onderzoek de mogelijkheid om onzekerheden met betrekking tot het afsluiten van de cavernes te verkleinen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van veldtesten.
Kunt u toezeggen dat er volledige transparantie komt over alle risicoanalyses en dat het publiek actief wordt betrokken bij de besluitvorming over zowel zoutwinning als toekomstig gebruik van de cavernes?
De uitgevoerde risicoanalyses zijn gepubliceerd op de website www.mijnbouwvergunningen.nl/zoutwinning-zuidwending. Op 1 juli 2025 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor omwonenden. Hierbij waren naast het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, ook TNO, SodM en Nobian aanwezig. Belanghebbenden worden, zoals dat gebruikelijk is, in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerpbesluit.
Het bericht ‘accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af’ |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af» uit het Financieel Dagblad?1 Wat is uw appreciatie van de wijziging van het beroepsprofiel, zoals besloten door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accounants (NBA)?
Ja, ik ben bekend met het artikel.
In de Verordening op de beroepsprofielen staan de werkzaamheden, de kerncompetenties en de vereiste opleiding van accountants. De NBA stelt de beroepsprofielen op.2 Het beroepsprofiel is de basis voor de eindtermen voor de accountantsopleiding die de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) vaststelt.
De Kwartiermakers toekomst accountancysector (hierna: kwartiermakers) en de door hen ingestelde expertgroep Educatie hebben de NBA geadviseerd om nieuwe beroepsprofielen op te stellen die dienen als referentie voor nieuw ingerichte opleidingen. Daarmee moet de opleiding tot accountant aantrekkelijker worden, zodat er voldoende instroom van nieuwe accountants is en daardoor voldoende controlecapaciteit.
Mijn voorganger heeft de NBA gevraagd een plan van aanpak op te stellen voor de modernisering van het beroepsprofiel.3 Het plan van de NBA omvatte onder meer de oprichting van het Kernteam herijking beroepsprofiel (hierna: kernteam) binnen de NBA, belast met opstellen van een voorstel voor een nieuw beroepsprofiel van de accountant. Daarbij stelde men als belangrijkste voorwaarde aan het nieuwe beroepsprofiel dat de herijking ervoor moet zorgen dat het beroep toekomstbestendig, studeerbaar, en relevant en aantrekkelijk blijft.
Het kernteam heeft met stakeholders gesproken en daarna een ontwerpverordening geconsulteerd. Op 16 juni jl. heeft de ledenvergadering van de NBA ingestemd met de nieuwe verordening.4 De NBA wil met de nieuwe verordening voor het beroepsprofiel van de accountant5 de benodigde kerncompetenties voor de rol van de accountant herijken. Na deze herijking moet het beroepsprofiel «het DNA» van de accountant bevatten. Daarbij besteedt de nieuwe verordening nadrukkelijk aandacht aan de continue professionele ontwikkeling van de accountant, hetgeen in de oude verordening niet was opgenomen.
Met de nieuwe verordening kunnen eindtermen door de CEA worden ontwikkeld, die zijn gericht op het behalen van de accountantsopleiding met en zonder aantekening voor de certificeringsbevoegdheid. Dat is nu ook al het geval. De accountant zou dan bij de opleiding tot Accountant-Administratieconsulent (AA) kunnen kiezen voor het behalen van deze certificeringsbevoegdheid door het afronden van de «Assurance-variant» van de AA-opleiding. Accountants die geen certificeringsbevoegdheid willen behalen, kunnen dan de «Accountancy MKB-variant» van de AA-opleiding volgen. Na het afronden van de Accountancy MKB-variant bestaat tevens de mogelijkheid om een verkorte vervolgopleiding te volgen voor de «Assurance-variant». Hierdoor kunnen accountants die aanvankelijk voor de MKB-variant hebben gekozen, door middel van een kortere route alsnog de certificeringsbevoegdheid behalen. Deze keuzemogelijkheid voor de accountant heeft als doel om de aantrekkelijkheid en de studeerbaarheid van het beroep verder te vergroten wil. Daarnaast blijft de WO-opleiding tot registeraccountant (RA) bestaan.
Deze stap laat zien dat de accountancysector het belang ziet en bereid is om de nodige veranderingen in gang te zetten om het beroep toekomstbestendig en aantrekkelijker te maken. De NBA zal nu de volgende stappen zetten om het eerdergenoemde plan van aanpak verder uit te werken. Zij zal onder meer kijken naar mogelijke aanvullende maatregelen, zoals onder meer een onderscheid tussen de beroepstitel en de opleidingstitel, wijzigingen in titulatuur en eventueel specialisaties in het register. Over de voortgang van dit proces blijf ik in gesprek met de NBA.
Hoe bent u of hoe is het ministerie betrokken bij deze voorstellen?
De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de beroepsprofielen ligt bij de NBA.6 Dit is wettelijk zo vastgelegd. De NBA heeft het Ministerie van Financiën op de hoogte gehouden van de stappen die zij zet om te voldoen aan het verzoek om een plan van aanpak op te stellen om de beroepsprofielen te herzien. De NBA zal het ministerie ook informeren over het vervolg van het traject.
Bent u bekend met het feit dat met name bij MKB’ers en de MKB-accountants grote onrust is over dit besluit?
Ja, ik ben bekend met de zorgen die zijn geuit over het nieuwe beroepsprofiel.
Uit de zienswijzen die naar voren zijn gebracht over de ontwerpverordening op het beroepsprofiel, blijkt dat een deel van de accountants (zowel AA’s als RA’s) van mening is dat het nieuwe beroepsprofiel leidt tot een devaluatie van het beroep van de hbo-opgeleide AA. Volgens hen verdwijnt hierdoor de breed opgeleide accountant die, na een postbachelor hbo-opleiding, bevoegd is verklaringen af te leggen over de jaarcijfers van ondernemingen. Dit zou de aantrekkelijkheid van met name het MKB-accountantsberoep verminderen.
Daarnaast vindt een deel van de MKB-accountants dat iedere AA certificeringsbevoegd moet zijn voor wettelijke controles, met uitzondering van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang (oob). De RA krijgt dan een aanvullende aantekening voor het uitvoeren van oob-controles. Deze MKB-accountants pleiten voor een stelsel waarin de WO-masteropleiding voor de RA’s niet langer de standaard is voor het uitvoeren van wettelijke controles en waarin ook de AA als een hbo-accountant in principe deze controles kan verrichten, met uitzondering van controles van organisaties van openbaar belang.
Wat zijn de gevolgen van dit besluit met name ook voor het MKB om een goede accountant te krijgen? Wat zijn de gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf in Nederland die een wettelijke controleverklaring nodig hebben? Wat vindt u hiervan?
Het nieuwe beroepsprofiel geeft de keuze aan de accountant of deze certificeringsbevoegd wil zijn voor de uitvoering van de wettelijke controle. Dat houdt in dat accountants de keuze krijgen om de afstudeervariant Accountancy MKB of Assurance te volgen.
Ik verwacht niet dat het AA-accountantsberoep in relevantie zal inboeten. De accountant behoudt onder het nieuwe beroepsprofiel de mogelijkheid om opgeleid te worden als accountant mét of zonder certificeringsbevoegdheid, zoals die al bestond. Bovendien krijgt de accountant de mogelijkheid om na het afronden van de afstudeervariant Accountancy MKB, middels een verkort traject, alsnog de certificeringsbevoegdheid te behalen. Naar mijn mening zou dit juist de flexibiliteit en aantrekkelijkheid van het opleidingstraject kunnen vergroten, doordat het ruimte biedt voor zowel specialisatie als voor het opleiden van breed inzetbare accountants met certificeringsbevoegdheid. Dit zou de aantrekkelijkheid kunnen verbeteren en kunnen leiden tot een hogere instroom van studenten en uiteindelijk een groei van het aantal accountants. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de NBA met dit besluit voor de modernisering van het beroepsprofiel de toegankelijkheid tot accountantsdiensten voor onder meer het MKB verbetert.
De eerste stap richting het nieuwe beroepsprofiel is gezet. Het is nu van belang dat de NBA zorgvuldig de accountancysector betrekt bij de aanpassingen die nodig zijn voor de implementatie van de beroepsprofielen. De CEA zal in navolging van dit nieuwe referentiekader voor het beroepsprofiel de eindtermen voor de accountantsopleiding en examinering herzien, met als doel om de opleiding aantrekkelijker te maken.
Hoe ziet het aanbod van accountants RA en AA er nu uit en wat is de inschatting hoe dat straks is?
Hieronder geef ik u een overzicht van de meest recente cijfers van de NBA over het aanbod van AA’s en Registeraccountant RA’s.
Openbaar accountants
5.214
4.186
Intern en overheidsaccountants
1.309
114
Accountants in business
8.662
1.266
Postactieven
1.454
301
Openbaar accountants
5.367
4.173
Intern en overheidsaccountants
1.303
110
Accountants in business
8.674
1.243
Postactieven
1.401
282
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag drie waarin ik de afstudeervarianten heb toegelicht en heb aangegeven dat er na de afstudeervariant Accountancy MKB een verkort traject zal zijn om de certificeringsbevoegdheid te behalen. Door deze beide programma’s op elkaar aan te laten sluiten is de extra studietijd relatief beperkt. Dit zou AA’s kunnen stimuleren om een certificeringsbevoegdheid te behalen, waardoor het aantal AA’s met deze bevoegdheid kan toenemen. Ik beschik niet over gegevens waarmee het mogelijk is een inschatting te maken van het aantal toekomstige AA’s en RA’s.
Hoe gaat u er voor zorgen dat er straks voldoende accountants zijn die een wettelijke controleverklaring kunnen uitgeven?
De krapte in het aanbod van voldoende certificeringsbevoegde accountants voor wettelijke controles heeft mijn aandacht. Om dit tegen te gaan neemt de accountancysector maatregelen. Als onderdeel daarvan is de NBA, mede naar aanleiding van de bevindingen van de expertgroep en de aanbevelingen van de kwartiermakers, gestart met de modernisering van het beroepsprofiel. De CEA zal in navolging van dit nieuwe referentiekader voor het beroepsprofiel de eindtermen voor de accountantsopleiding en examinering herzien, met als doel om de opleiding en daarmee ook het vak aantrekkelijker te maken.
Als systeemverantwoordelijke draag ik zorg voor een effectieve werking van het stelsel van beroepsreglementering en voor een kwalitatief hoogwaardige beroepsuitoefening. Naar aanleiding van de beoogde modernisering van het beroepsprofiel door de accountancysector bekijk ik in overleg met de betrokken partijen hoe ik kan bijdragen aan het aantrekkelijk maken en houden van het beroep.
Wat zijn de gevolgen op de prijs van accountancydiensten, zoals voor het verkrijgen van een wettelijke controleverklaring, na de wijziging van het beroepsprofiel? Hoe beoordeelt u dit waarschijnlijke effect?
Het nieuwe profiel en de bijbehorende opleiding zijn erop gericht om het accountantsberoep aantrekkelijker te maken. Dit heeft als doel om het aantal certificeringsbevoegde accountants te vergroten.
De markt bepaalt de prijs voor de wettelijke controle op de jaarrekening. Die prijs komt tot stand in onderlinge afspraken tussen ondernemingen en accountantsorganisaties. Als het nieuwe beroepsprofiel leidt tot een toename van het aantal bevoegde accountants, dan kan dit, bij een gelijkblijvende vraag naar accountancydiensten, een drukkend effect op de prijs hebben.
Wat zijn de gevolgen voor de instroom en uitstroom aan accountants door bovengenoemde wijziging? Hoe verhoudt zich dit tot de verwachte toekomstige vraag naar accountancydiensten? Wat is uw appreciatie van deze geschatte ontwikkeling?
Zoals ik eerder beschreef, is het doel van de modernisering van het beroepsprofiel om het beroep toekomstbestendig en aantrekkelijk te maken, zowel voor RA’s als AA’s. Dit kan leiden tot een toename van het aantal accountants dat bevoegd is tot het verrichten van wettelijke controles.
Het is van groot belang dat er voldoende accountants beschikbaar zijn om de wettelijke controles uit te voeren. De huidige ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van accountants leiden tot zorgen bij zowel ondernemingen die hun jaarrekening moeten laten controleren als bij accountantsorganisaties die beperkt zijn in hun capaciteit om aan de vraag uit de markt te voldoen. De aanpassing van het beroepsprofiel door de accountancysector kan bijdragen aan het vergroten van het aantal bevoegde accountants, zodat kan worden voldaan aan de (toekomstige) vraag. De aanpassingen dienen er immers voor te zorgen dat de kerncompetenties van de toekomstige rol van de accountant beter naar voren komen. Ik volg deze ontwikkelingen dan ook met belangstelling en blijf hierover in gesprek met de betrokken partijen.
Wat zijn de gevolgen van de wijziging van het beroepsprofiel voor de fysieke spreiding over Nederland van accountants die een wettelijke controleverklaring kunnen afgeven? Wat vindt u van deze verwachte consequentie? Ziet u dat er nog meer consolidatie gaat plaats vinden en nog minder concurrentie zal zijn?
Ik verwacht niet dat de wijzigingen aan het beroepsprofiel invloed heeft op de geografische spreiding van accountants. Ik verwacht ook niet dat het aanbod van accountants afneemt door het nieuwe beroepsprofiel. Zoals hierboven beschreven is het doel is dat het toeneemt.
Hoe borgt u een florissante toekomst voor accountants voor het MKB en voor accountant-administratieconsulenten?
Als systeemverantwoordelijke draag ik zorg voor het waarborgen van een effectief stelsel van beroepsreglementering en toezicht in de accountancysector, zodat de kwaliteit van wettelijke controle en het vertrouwen hierin behouden blijven. Tot dit stelsel behoren alle accountants, onder wie de AA’s, die allen een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de controle op de financiële verslaggeving en daarmee bijdragen aan het publieke belang dat hiermee gemoeid is. In dit stelsel vervult de AA een belangrijke rol bij het opstellen en samenstellen van en het adviseren over financiële verslaggeving.
De accountancysector heeft een belangrijke stap gezet in de modernisering van het accountantsberoep. Deze stap is gezet met het oog op het toekomstbestendig en aantrekkelijk maken van het beroep, zodat ook in de toekomst voldoende accountants beschikbaar blijven voor het uitvoeren van wettelijke controles en passie blijven behouden voor het beroep. Ik heb er vertrouwen in dat het nieuwe beroepsprofiel van de accountant in voldoende mate rekening houdt met de rol en positie van alle accountants, onder wie de AA, zowel wat betreft de aard van het werk als de aantrekkelijkheid ervan.
Het is nu van belang dat de sector voortvarend werk maakt van de verdere uitwerking en implementatie van het nieuwe beroepsprofiel. Tegelijkertijd blijf ik in gesprek met de NBA en andere belangrijke stakeholders, zoals de SRA, over de signalen en zorgen die leven onder AA’s.
Steunt u de oproep van Bianca de Jong-Muhren, de beoogde nieuwe voorzitter van de NBA, om te komen tot eenheid in de sector? Zo ja, hoe gaat u daar aan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik steun de oproep van de beoogde nieuwe voorzitter van de NBA.
De NBA is de wettelijke beroepsorganisatie die de gemeenschappelijke belangen van accountants in Nederland behartigt. Zij stelt beroepsregels vast, ontwikkelt standaarden en richtlijnen voor de beroepsuitoefening en bewaakt de kwaliteit en integriteit van het beroep. In dit kader is het de verantwoordelijkheid van de NBA om de eenheid binnen de accountancysector te bewaken en waar mogelijk te verbeteren. Ik blijf met de NBA in gesprek over signalen die vanuit de sector mij bereiken.
Aanbesteding Exportkredietverzekeringen (EKV) |
|
Robert Rep (PVV) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u uitsluitsel geven over de aanbesteding van de EKV’s?
Ja. Zoals medegedeeld aan uw Kamer in de brief van 20 februari van dit jaar wordt de ekv-dienstverlening aanbesteed. In de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recent naar uw Kamer is verstuurd is de stand van zaken geschetst van het aanbestedingsproces en is aangegeven onder welke uitgangspunten de ekv-dienstverlening in de markt wordt gezet.
Hebben zich naast Atradius DSB, Invest International en Invest-NL nog andere partijen aangemeld voor deze aanbesteding? Zo ja, welke?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld worden de aanbestedingsdocumenten deze zomer in detail verder uitgewerkt. Deze stukken worden vervolgens in september van dit jaar in een marktconsultatie voorgelegd aan potentiële inschrijvers. In de tussentijd worden potentieel geïnteresseerde marktpartijen actief benaderd om hun op de hoogte te stellen van de aankomende aanbesteding en hun interesse te polsen.
Het is vervolgens aan marktpartijen zelf om een keuze te maken of zij willen participeren in de marktconsultatie en het verdere aanbestedingstraject. Marktpartijen kunnen zich nu dus nog niet inschrijven voor de aanbesteding. Zoals ook is gedeeld in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 is het streven om de aanbestedingsstukken eind 2025 te publiceren en daarna een zogenoemde mededingingsprocedure met onderhandeling te doorlopen, waarmee gestreefd wordt om in de zomer van 2026 de ekv-uitvoering te gunnen.
Welke stakeholders worden betrokken bij de voorbereiding van deze aanbesteding?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld zijn en worden stakeholders (bijvoorbeeld ekv-gebruikers) actief betrokken bij de voorbereiding van de aanbesteding van de ekv-dienstverlening.
Zo is er de afgelopen tijd gesproken met het bedrijfsleven, financiers en maatschappelijke organisaties over de ekv-aanbesteding. Deze gesprekken hebben waardevolle inzichten opgeleverd, onder meer ten aanzien van de wensen en kansen tot de verbetering van de huidige ekv-dienstverlening. Ekv-gebruikers en andere stakeholders worden daarnaast actief betrokken in de zogenoemde stakeholderconsultatie in september van dit jaar, waarin de concept aanbestedingsstukken ter consultatie worden voorgelegd aan deze stakeholders.
Welke onderwerpen worden meegenomen in de aanbestedingsvoorbereiding?
De ekv-dienstverlening en de BZ-regelingen die thans door Atradius Dutch State Business (ADSB) worden uitgevoerd worden aanbesteed. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat een toekomstige ekv-uitvoerder zich flexibel en innovatief opstelt om zo tijdig en goed te kunnen inspringen op veranderende markt- en (geo)politieke omstandigheden. Het onderliggende beleid op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijnsbeleid, compliance en MVO wordt niet aangepast: de toekomstige ekv-uitvoerder dient zich daaraan te committeren. De precieze scope van de aanbesteding wordt in de zomer verder uitgewerkt in de aanbestedingsstukken. In de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld is aangegeven onder welke uitgangspunten de aanbesteding ter consultatie wordt aangeboden aan de markt in september van dit jaar.
Wanneer wordt de Kamer over het verloop van aanbesteding geïnformeerd?
Zoals aangegeven in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 wordt uw Kamer in dit najaar nader geïnformeerd over de stand van zaken van de aanbesteding. Wij streven ernaar om de marktconsultatie in september van dit jaar te houden en de aanbestedingsstukken eind 2025 te publiceren. De Kamer zal na afronding van de marktconsultatie en voor de publicatie van de finale aanbestedingsdocumenten opnieuw geïnformeerd worden over de stand van zaken.
Welke invloed heeft deze ontwikkeling op bedrijven die gebruikmaken van een EKV?
Het bedrijfsleven dat geregeld gebruik maakt van de ekv onderstreept het belang van het oplossen van de onrechtmatigheid in de huidige ekv-dienstverlening en de keuze om dat via een aanbesteding te doen.
Zoals aangegeven in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 mag de ekv-aanbesteding niet ten koste gaan van de continuïteit van de ekv-dienstverlening. Een eventuele transitie van de huidige ekv-uitvoerder naar een nieuwe ekv-uitvoerder moet daarom tijdig en zorgvuldig worden voorbereid. De continuïteit van de huidige dienstverlening door ADSB is daarnaast geborgd: afgegeven polissen zijn en blijven juridisch bindend, ook indien de ekv-dienstverlening eventueel overgaat naar een nieuwe uitvoerder.
De Staat ziet met deze aanbesteding ook kansen om daar waar nodig de ekv-dienstverlening voor ekv-gebruikers te verbeteren. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 worden ekv-gebruikers en andere stakeholders daarom actief betrokken bij de aanbesteding, zo worden hun inzichten betrokken bij het opstellen van de aanbestedingsdocumenten.
Wat zijn de mogelijke langetermijngevolgen van de aanbesteding voor de uitvoeringspraktijk?
De onrechtmatigheid in de huidige dienstverlening met ADSB wordt door de aanbesteding opgelost, waardoor er rust en continuïteit wordt gecreëerd in de ekv-dienstverlening.
De inzet is om de ekv-dienstverlening voor een initiële termijn van 7 jaar aan te besteden. Bij goed functioneren kan de Staat de contracttermijn (meermaals) verlengen. Deze maximale looptijd wordt nog nader uitgewerkt, maar het idee is om met deze verlengingen een langere contracthorizon te creëren voor de ekv-uitvoering. Deze combinatie tussen een initiële termijn van 7 jaar en verlengingsmogelijkheden wordt in september van dit jaar getoetst op haalbaarheid in een marktconsultatie.
Piramideschema’s van multi-levelmarketingbedrijven |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Robin (25) dacht rijk te worden met multi-levelmarketing. Het werd een financiële nachtmerrie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat jongeren worden meegezogen in dergelijke multi-levelmarketing schema’s, dat in alles op een piramidespel lijkt en daarmee in veel gevallen geld en goed contact met vrienden en familie verliezen?
Ja, ik deel die mening. Het is zorgelijk dat jongeren worden meegezogen in constructies van multi-levelmarketing (hierna: MLM). Dit kan leiden tot financiële schade en sociale isolatie. MLM-bedrijven dienen eerlijk te communiceren over de kosten en verplichtingen die gepaard gaan met deelname aan een MLM-constructie.
Klopt het dat multi-levelmarketing legaal is, zolang de focus ligt op productverkoop en niet op het rekruteren van nieuwe deelnemers?
Het inzetten van MLM als verkoopmethode is als zodanig niet verboden. MLM is een vorm van marketing waarbij de koper van een product in veel gevallen het recht verwerft om zelf ook bepaalde producten te verkopen. Daarmee kan hij een bonus, een provisie of een percentage van de omzet ontvangen. Dit dient de verkoop van de betreffende producten te bevorderen en is derhalve onderdeel van het verkoopsysteem.2
Bedrijven die MLM toepassen dienen zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving en mogen bijvoorbeeld consumenten niet misleiden of bedriegen. Als MLM de vorm aanneemt van een piramidespel, dan is dit verboden op grond van de Wet op de kansspelen. In een piramidespel is het voordeel dat een deelnemer probeert te verkrijgen geheel of gedeeltelijk afhankelijk van de bereidheid van latere deelnemers om een inleg te doen en dit ook daadwerkelijk te realiseren. De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen en beoordeelt of er in een specifiek geval sprake is van een piramidespel. Indien dat het geval is kan de Ksa handhaven door bijvoorbeeld een boete op te leggen.
Deelt u de mening dat deze bedrijven moeten worden aangepakt wanneer de focus wél ligt op het rekruteren van nieuwe deelnemers, zoals in het artikel wordt omschreven?
MLM-bedrijven mogen jongeren niet misleiden door ze een verkeerde voorstelling van zaken te geven. Ik vind dat bedrijven aangepakt moeten worden als zij de wet overtreden.
Heeft u zicht op de mate waarin soortgelijke bedrijven als B:hip, die de belofte om snel rijk te worden combineert met een sterke nadruk op netwerkmarketing, in Nederland actief zijn?
Er zijn geen representatieve cijfers over de omvang van MLM in Nederland. Mijn voorganger heeft aangegeven dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) nagenoeg geen meldingen over MLM-bedrijven heeft ontvangen. Ik heb geen signalen ontvangen dat dit beeld inmiddels gewijzigd is. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om nader onderzoek te doen.4
Uw voorganger gaf in antwoord op eerdere vragen aan geen behoefte te zien in een onderzoek naar het aantal jongeren wat hierdoor wordt beïnvloed.2 Heeft u inmiddels meer informatie over de omvang van dit probleem?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid hier nader onderzoek naar te (laten) doen nu blijkt dat de beschreven problematiek nog steeds jongeren raakt en op achterstand zet?
Zie antwoord vraag 5.
Zowel de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als de Kansspelautoriteit geven aan geen rol te zien in de bescherming van de jongeren die slachtoffer worden van multi-levelmarketing. Wie houdt er nu toezicht op de praktijken van deze bedrijven en grijpt in wanneer het evident mis gaat zoals in het geval van B:hip?
Ik vind het belangrijk om de kwetsbare groepen consumenten, waaronder jongeren, te beschermen. De bevoegde toezichthouders en de rechter beschikken over bevoegdheden om op te treden als sprake is van onrechtmatigheden die hen kunnen raken. Per individueel geval zal beoordeeld moeten worden of er sprake is van een piramidespel zoals bedoeld in de Wet op de Kansspelen of andere frauduleuze verkoopmethodes. Het is uiteindelijk aan de toezichthouders zelf om hun eigen prioriteiten te bepalen.
De Ksa houdt toezicht op en handhaaft de naleving van de Wet op de kansspelen en beoordeelt of in een specifiek geval sprake is van een piramidespel. De ACM is bevoegd om te handhaven als sprake is van een piramidestructuur waarbij consumentenwetgeving wordt overtreden. Consumentenwetgeving geldt bij economische transacties tussen een handelaar en een consument. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is bevoegd om te handhaven op piramidestructuren wanneer de handelspraktijken betrekking hebben op een financiële dienst of praktijk. Ook is de AFM op verschillende gebieden bevoegd te handhaven bij marketing binnen de financiële sector.
Slachtoffers kunnen zelf civiele stappen nemen en de rechter verzoeken om een overeenkomst te vernietigen en een eventuele terugbetaling of schadevergoeding uit te keren. Daarnaast kan aangifte worden gedaan worden bij de politie tegen frauduleuze verkoopmethoden of beleggingsadvies waarbij gebruik wordt gemaakt van een piramidestructuur. De politie zal de aangifte opnemen als sprake is van een strafbaar feit. Deze aangifte wordt dan behandeld als fraude.
Ten slotte geldt vanaf 1 juli 2016 de Wet Acquisitiefraude. Deze wet bepaalt dat het verboden is om misleidende mededelingen of valse beloften te doen richting andere ondernemers. De ondernemer die het slachtoffer wordt van acquisitiefraude kan aangifte doen bij de politie. Deze ondernemers kunnen hierbij ook een melding doen bij de Fraudehelpdesk. De Fraudehelpdesk biedt fraudeslachtoffers een helpende hand met advies.
Bent u het met de experts eens dat er sprake is van een piramidespel als de focus op rekruteren ligt in plaats van op de productverkoop aan consumenten?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke manier kan de Wet op de Kansspelen worden herzien zodat de definitie van piramidespelen kan worden verruimd en daarmee malafide praktijken zoals die van B:hip makkelijker aan kunnen worden gepakt?
Er is geen aanleiding om de definitie van piramidespel in de Wet op de kansspelen aan te passen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 8 en 9 hebben zowel de ACM, de AFM als de Ksa binnen de huidig geldende wetgevende bevoegdheden om onrechtmatigheden aan te pakken.
Wat is er nodig om, net als in de Verenigde Staten, het publiceren van inkomensverklaringen van multi-levelmarketingbedrijven jaarlijks te verplichten?
In de Verenigde Staten geldt geen bindende publicatieplicht voor MLM-bedrijven om inkomensverklaringen jaarlijks te publiceren. De Federal Trade Commission (FTC) moedigt MLM-bedrijven aan om hier transparant over te zijn. Daarnaast heeft de FTC in januari 2025 een publieke consultatie gepubliceerd met meerdere voorstellen om misleidende claims door MLM-marketing aan te pakken. Eén van deze voorstellen is om het publiceren van inkomensverklaringen wettelijk te verplichten.5
Ik ben in beginsel geen voorstander van een dergelijke rapportageverplichting. In Nederland moeten MLM-bedrijven kunnen aantonen dat zij voldoen aan de geldende wet- en regelgeving). Toezichthouders hebben wettelijke bevoegdheden om informatie op te vragen bij bedrijven die zij onderzoeken. Zij kunnen onder andere informatie vragen over inkomensclaims en verdienmodellen. MLM-bedrijven mogen op grond van bestaande wetgeving geen onrealistisch inkomensbeloftes doen. Het introduceren van een rapportageplicht verhoogt daarnaast de administratieve lasten van ondernemersen past niet bij de kabinetsinzet om regeldruk tegen te gaan. Extra regelgeving die niet proportioneel is en geen aantoonbare meerwaarde heeft, kan verstikkend werken voor de economische groei.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat B:hip zo snel mogelijk stopt met de in het artikel geschetste malafide praktijken over de rug van Nederlandse jongeren?
De huidige wetgeving biedt naar mijn mening voldoende aanknopingspunten om op te kunnen treden. Betrokken toezichthouders kunnen geen uitspraak doen over lopende onderzoeken.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»?1 Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het UWV en de SVB, die BNR met vijftien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,2 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Ja. SZW (inclusief de Nederlandse Arbeidsinspectie), UWV en de SVB volgen de geopolitieke ontwikkelingen en de reacties vanuit de Tweede Kamer en de demissionair Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nauwgezet. De herziening van het rijksbreed cloudbeleid zal leiden tot een herziening van het eigen cloudbeleid. Aan de hand van het herziene beleid worden de keuzes voor digitale middelen geëvalueerd. Voor de UWV en SVB geldt dat zij niet vallen onder het rijkscloudbeleid, maar wel de belangrijke elementen uit het rijkscloudbeleid overnemen in hun eigen cloudbeleid.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Voor SZW geldt dat er geen processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen zijn ondergebracht in de public cloud van Amerikaanse dienstverleners. SZW maakt wel gebruik van een aantal softwareleveranciers die applicaties als SaaS (Software as a Service) oplossing leveren en daarbij gebruik maken van Amerikaanse clouddienstverleners. Dit betreft diverse nuttige tools, websites en een tiental toepassingen ter ondersteuning van processen voor de primaire taak van de organisatie. Verder maakt SZW gebruik van de rijkswerkplek, inclusief communicatiediensten, die door SSC-ICT (BZK) wordt geleverd.
UWV maakt gebruik van dienstverlening van Microsoft volgens de afspraken van SLM (Strategisch Leveranciersmanagement) Microsoft Rijk voor kantoorautomatisering. Daarnaast wordt er voor enkele niet-primaire processen gebruik gemaakt van ondersteunende software van een Amerikaanse leverancier.
De SVB gebruikt in beperkte mate clouddiensten voor primaire processen waar het risicoprofiel dat toestaat. Voor de secundaire processen wordt gebruik gemaakt van clouddiensten voor publicatieprocessen, communicatiediensten, samenwerkingsprocessen, datawarehouse-/ business intelligenceprocessen, en IT-systeemontwikkelprocessen.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20243 is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
SZW heeft geen geplande of voorgenomen migratie naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, zoals ook gecommuniceerd in de kamerbrief van november vorig jaar.
UWV maakt gebruik van verschillende Microsoft clouddiensten, waarbij een traject richting het gebruik van een vernieuwd CRM (Customer Relationship Management)-systeem voor toepassing binnen de dienstverlening van UWV zich in implementatie bevindt. Ook heeft UWV onlangs een aanbesteding voor een nieuwe ERP (Enterprise Resource Planning)-systeem gepubliceerd. Cloudgebruik vormt hierin een belangrijk uitgangspunt.
De SVB voorziet op dit moment geen grootschalige nieuwe migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners. Wel wordt op dit moment ingezet op Azure cloud voor de uitwijkvoorziening voor de kleine regeling van Verzetsstrijders en oorlogsslachtoffers (V&O). Er wordt daarnaast voortgebouwd op het bestaande gebruik van Microsoft 365 en Azure, binnen de kaders van het centrale Rijkscontract. Hiertoe is de SVB genoodzaakt omdat er geen alternatieven in infrastructuur zijn.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Voor SZW geldt dat de gevolgen van eventuele uitval van de dienstverlening hoogstwaarschijnlijk te ondervangen is door een andere werkwijze waarbij de impact voor de burgers en samenleving klein is. Ook is binnen SZW een programma digitale weerbaarheid gestart om dergelijke risico’s verder te mitigeren.
UWV is voor de continuïteit van zijn dienstverlening afhankelijk van IT-dienstverleners. Om mogelijke problemen te ondervangen zijn in het kader van Business Continuity Management samen met SZW, ketenpartners en leveranciers crisisplannen opgesteld om essentiële bedrijfsprocessen te blijven uitvoeren, ondanks externe afhankelijkheden. In het licht van de toegenomen aandacht voor digitale weerbaarheid heeft UWV zijn inzet op Business Continuity Management geïntensiveerd.
Voor de SVB geldt dat de informatiesystemen voor de uitvoering van de verschillende wetten en regelingen zelf niet in de publieke cloud draaien, met uitzondering van de kleinschalige regeling V&O. Een abrupte ontzegging van toegang tot Amerikaanse clouddiensten raakt wel essentiële ondersteunende processen zoals e-mail, samenwerking (via Teams), documentuitwisseling, ontwikkelomgevingen, web portalen en securitymonitoring en leidt daarmee tot verstoring in de dienstverlening. Bovendien wordt een deel van de communicatiestructuur getroffen. De huidige regelingen worden met het kernsysteem buiten de cloud uitgevoerd.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.4
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
SZW volgt het rijkscloudbeleid, waarin altijd een risicoafweging wordt gemaakt. Op dit moment is geen sprake van opslag van bijzondere persoonsgegevens in de public cloud van Amerikaanse dienstverleners buiten de Europese Economische Ruimte (EER).
Ook UWV volgt, hoewel niet verplicht voor zbo’s, het Rijksbrede cloudbeleid en bijbehorende voorwaarden met bijbehorende risicoafweging voor gebruik van clouddiensten. Opslag en verwerking van persoonsgegevens vindt plaats conform geldende privacy-vereisten uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). UWV hanteert binnen het primaire proces als beleidsuitgangspunt dat persoonsgegevens in zaakdossiers verwerkt worden. Op dit moment worden voor zover UWV bekend zaakdossiers enkel binnen de EER verwerkt.
De SVB is zich bewust van de risico’s die voortvloeien uit Amerikaanse wetgeving. Daarom worden binnen publieke clouddiensten van Amerikaanse aanbieders géén bijzondere persoonsgegevens verwerkt. Bij het gebruik van Azure kiest de SVB expliciet voor datacenters binnen de EU, conform het principe van datalokalisatie. De continuïteit van de dienstverlening is maatschappelijk relevant, wat aanleiding is voor zorgvuldige inzet van digitale infrastructuur en leveranciersbinding.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s.3 die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
SZW, UWV en de SVB kijken heel zorgvuldig naar de risico’s, en hebben geen migraties stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de motie.
Hoe geven uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s.4 die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
SZW, UWV en de SVB volgen de geopolitieke ontwikkelingen en de reacties vanuit de Tweede Kamer en de demissionair Minister van BZK nauwgezet. Dit zal leiden tot een herziening van het rijkscloudbeleid en daarmee ook aanscherping van het eigen cloudbeleid van SZW, UWV en de SVB en strikte toetsing op elke voorgenomen uitbreiding.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Zie vraag 5.
Bij het antwoord op vraag 5 zijn de overwegingen uiteengezet. SZW volgt het herziene rijksbrede cloudbeleid.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon»5 van 2 juni a.s.?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), die Business News Radio (BNR) met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?2
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Het Ministerie van OCW volgt de ontwikkelingen en de reacties vanuit de Tweede Kamer, de Staatssecretaris Digitalisering (BZK) en CIO Rijk nauwgezet. Dit zal leiden tot een herziening van het Rijkscloudbeleid en het OCW Cloudbeleid wat na de zomer wordt verwacht. Het OCW Cloudbeleid is een afgeleide van het Rijkscloudbeleid en vertaalt dit beleid naar de OCW specifieke situatie. Aan de hand daarvan zal OCW de keuzes die OCW (inclusief DUO) heeft gemaakt en nog gaat maken evalueren/heroverwegen.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen, die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Binnen het Ministerie van OCW zijn geen primaire processen of registers ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners. Wel is de werkplek van OCW afhankelijk van Amerikaanse producten. Overheidsdata die met behulp van Amerikaanse producten, zoals die van Microsoft, worden geproduceerd, zijn voornamelijk in de eigen OCW-infrastructuur opgeslagen. OCW heeft de keus voor de Amerikaanse producten destijds zorgvuldig afgewogen tegen het huidige Rijkscloudbeleid en OCW Cloudbeleid en die keus voldoet dan ook aan dit beleid.
Hiernaast wordt op korte termijn binnen het Ministerie van OCW een klantcontactsysteem (Microsoft Dynamics 365) gebruikt door DUO welke ondergebracht is in de cloud van een Amerikaanse dienstverlener.
Met inachtneming van de reactie op de moties van 18 maart 20253, wordt nu extra aandacht besteed aan bijvoorbeeld concrete exit-strategieën.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, DUO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20244is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
In bovengenoemde kamerbrief heeft OCW aangegeven bezig te zijn met het verder implementeren van (cloud) functionaliteiten van de werkplek. Op dit moment is de implementatie nog in onderzoek en zijn geen besluiten genomen.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, DUO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de aanscherping van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich deze kabinetsperiode in voor het realiseren van een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Bij ontzegging van gebruik van niet-Europese producten zal de ICT van vrijwel alle primaire processen en de werkplek-omgeving niet meer beschikbaar zijn. Daarmee kan OCW de digitale dienstverlening niet meer garanderen. OCW zal dan zo snel mogelijk alternatieven moeten implementeren. Dit zal veel tijd kosten. Dit geldt voor vrijwel alle overheidsorganisaties.
Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving?
Zie vraag 6.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Zie vraag 6.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, DUO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.5
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Zie vraag 9.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Kathmann c.s. die hiertoe oproept?3
Bij iedere migratie naar de public cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
Hoe geven uw departement, DUO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie van het lid Six Dijkstra c.s. die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?4
Zie vraag 5.
Deze doelstelling wordt gehanteerd bij inrichting van de digitale dienstverlening.
OCW volgt de ontwikkelingen en de reacties vanuit de Tweede Kamer, de Staatssecretaris Digitalisering en CIO Rijk nauwgezet. De geopolitieke ontwikkelingen en de moties in de Tweede Kamer leiden binnen OCW al tot een andere risico-inschatting van aanbieders en levering van ICT-producten en -diensten.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, DUO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
OCW maakt voor al haar technologiekeuzes een weloverwogen afweging op basis van kaders vanuit beleid, risico’s en bedrijfsbehoeften. Het te herziene rijksbrede cloudbeleid is voor OCW hierin van grote waarde om toekomstige keuzes vorm te geven. OCW zal strategische autonomie van Nederland en Europa bevorderen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» van 2 juni 2025?5
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Barry Madlener (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat Rijkswaterstaat, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,2 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Sinds december 2023 geldt er bij Rijkswaterstaat een cloud freeze. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat er geen data, e-mail en applicaties naar de publieke cloud gaan. In oktober 2024 heeft Rijkswaterstaat de nieuwe ICT Strategie 2025–2030 vastgesteld. Bij RWS geldt het beleid dat missie-kritische systemen en bedrijfskritische systemen niet in de publieke cloud worden geplaatst.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat maakt voor kantoortoepassingen onder andere gebruik van Microsoft 365 diensten (videoconferencing en voor een klein deel van de organisatie ook e-mail). Data blijven daarbij zoveel als enigszins mogelijk opgeslagen in eigen datacenters (bestanden, document management, samenwerkfunctionaliteit). Dit zijn diensten die worden aangeboden door Shared Service Centers (SSC’s) van de Rijksoverheid. Voor een aantal onderzoekstoepassingen en een aantal websites wordt gebruik gemaakt van clouddiensten op Microsoft Azure en Amazon Webservices (AWS). Voor deze diensten die nu in de cloud bij Amerikaanse dienstverleners zijn ondergebracht worden de afhankelijkheden verder onderzocht om maatregelen te kunnen treffen conform cloudbeleid en implementatiekader.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20243is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland.4 Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
Er zijn bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen nieuwe migraties gepland sinds de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
Verschillende ZBO’s hebben een sourcing strategie waar Amerikaanse cloudleveranciers een rol in spelen. Zij zijn niet gehouden aan het Rijksbreed cloudbeleid maar geven wel aan gebruik van het IenW cloudbeleid, waarin de regelingen van het Rijksbreed cloudbeleid en Implementatiekader zijn opgenomen.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat neemt, net als andere departementen, diverse ICT-producten en diensten af van verschillende IT-leveranciers, waaronder Amerikaanse. Indien de toegang tot deze diensten wordt ontzegd heeft dit impact op de continuïteit van een aantal processen en dienstverlening. Naar aanleiding van de geopolitieke ontwikkelingen zet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in op het aanscherpen van het Rijksbreed cloudbeleid, de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid en de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, naast het verder onderzoeken van afhankelijkheden en het verder doorontwikkelen van bestaande exit-strategieën, samen met BZK in op het realiseren en in gebruik nemen van een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.5
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s.3 die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
In lijn met de I-strategie van IenW en de ICT Strategie 2025–2030 van Rijkswaterstaat, ligt de focus op de bouw van een soevereine overheidscloud in eigen datacenter(s).
Hoe geven uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s.4 die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Zie vraag 5.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Zie vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Struycken , Marjolein Faber (PVV), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer» (BNR, 20 mei 2025)? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), die BNR met veertien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,1 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Op dit moment wordt er zeer beperkt gebruik gemaakt van clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt voor de digitale werkplek gebruik van Microsoft 365-diensten. Deze worden niet in de online (cloud) variant afgenomen, maar als lokaal geïnstalleerde applicaties op de desktop (bij managed laptops) of als centrale applicaties via het OverheidsDataCenter (ODC) bij Citrix-werkplekken. Bestanden die in deze applicaties worden gemaakt, worden opgeslagen op de lokale schijf en/of op het ODC. Deze diensten worden conform de rijksbrede kaders ingezet, met een inrichting die specifiek is afgestemd op de beveiligings- en privacy vereisten van het Ministerie van JenV. Microsoft Teams wordt enkel gebruikt voor videoconferencing en chat.
Alle gebruikte digitale voorzieningen worden voortdurend gemonitord en waar nodig aangepast op basis van actuele dreigingen en technologische ontwikkelingen.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20242 is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland.3 Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
Momenteel loopt de vernieuwing van de oude werkplekvoorzieningen van o.a. DJI, IND en CJIB naar een toekomstige moderne werkplek voorziening. Hierin wordt het gebruik van MS365 inclusief de online producten als Teams-online onderzocht en worden de opties tussen on-premise en cloudvoorzieningen vergeleken.
Het Ministerie van JenV participeert tevens in het interdepartementale programma Beter Samenwerken (BSW) waarin het beoogde gebruik van MS Teams in de werkomgeving wordt heroverwogen.
De herziening van het rijksbreed cloudbeleid geeft aanleiding tot het te zijner tijd, conform Rijksbeleid, aanscherpen en aanpassen van het departementale cloudbeleid. In de tussentijd heeft het Ministerie van JenV een aanvullende tijdelijke Bestuurlijke Beleidslijn Cloud voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Ministerie van Asiel en Migratie vastgesteld, waarin voorgenomen migraties moeten worden heroverwogen. Deze tijdelijke beleidslijn is van kracht zolang het nieuwe Rijks cloudbeleid nog niet is vastgesteld.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
De genoemde risico’s kunnen gemitigeerd worden door verschillende acties te ondernemen. Zo kan via Strategisch Leveranciersmanagement Rijk (SLM Rijk) de contractuele afspraken met de Amerikaanse leveranciers worden aangescherpt. Daarnaast is SLM Rijk voornemens een contractueel framework voor Europese alternatieven te realiseren; momenteel loopt er een Data Protection Impact Assessment (DPIA) op de clouddiensten van Stackit, een Duitse cloudprovider.
Een te grote afhankelijkheid van één of een enkele marktpartij is ongewenst. In de afweging welke data we in eigen beheer verwerken en wat in de public cloud moeten risicovolle strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.4
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
SLM Rijk voert met regelmatig DPIA’s uit op de diensten van Microsoft, Google Cloud en AWS en heeft daarbij ook specifiek gekeken naar internationale doorgifte van persoonsgegevens (er is een zogeheten Data Transfer Impact Assessment (DTIA) uitgevoerd). Hierbij is rekening gehouden met de mogelijkheid dat gegevens toegankelijk zijn voor de Amerikaanse overheid op basis van met de AVG conflicterende Amerikaanse wetgeving.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1315) die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2 en 4.
Hoe geven uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 6643, nr. 1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Het Ministerie van JenV zet, onder coördinatie van het Ministerie van BZK in op het herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid en de IT-sourcingstrategie Rijk. Momenteel worden mogelijkheden verkent die als alternatief kunnen worden ingezet om de continuïteit niet enkel afhankelijk te laten zijn van partijen uit de VS.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Het Ministerie van JenV en AenM zijn op dit moment bezig met een heroverweging, zie antwoorden op vraag 2, 4 en 8.
Het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa staat vol op het netvlies. Het is in deze fase echter niet haalbaar en mogelijk om op korte termijn te realiseren. Ook zal het gepaard gaan met aanzienlijke kosten en realisatie inspanningen.
Om die reden zal afhankelijkheid van Amerikaanse Techgiganten vooralsnog blijven bestaan.
Kunt u de Autoriteit Persoonsgegevens, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Ik heb uw verzoek doorgeleid naar de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat DNB, die BNR met vijftien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen2, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
DNB valt als zbo niet onder het rijksbrede of departementale cloudbeleid. DNB geeft aan dat de risico's verbonden met de clouddiensten in een continu proces worden gemonitord en dat op basis van een integrale risicoafweging passende maatregelen worden genomen. Op basis van de huidige risicoafweging en businesscase ziet DNB voor de korte tot middellange termijn geen noodzaak tot heroverweging. Wel onderzoekt DNB voor hoog-kritische systemen exit/fallbackscenario's en back-up van data.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Het Ministerie van Financiën maakt in lijn met het huidige rijksbrede cloudbeleid beperkt gebruik van clouddiensten, waarbij er sprake kan zijn van Amerikaanse aanbieders. Dit ter ondersteuning van de bedrijfsvoeringsprocessen, en in beperkte gevallen als onderdeel van het primaire proces van de uitvoering. Zo maakt de Douane gebruik van Microsoft Azure ter ondersteuning van het keuzeproces binnen het toezicht op grensoverschrijdend goederenverkeer, wat onderdeel is van het primaire proces. Voor alle toepassingen geldt dat risico’s rond afhankelijkheden en gegevensbescherming zorgvuldig worden meegewogen.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20243is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
In het Jaarplan 2025 Belastingdienst dat uw Kamer op 11 december 2024 heeft ontvangen4, is aangegeven dat de Belastingdienst voornemens is om in 2025 de kantoorautomatisering naar Microsoft365 te migreren. De implementatie van de migratie is op dit moment nog niet gestart. De applicaties binnen de primaire processen voor de heffing en inning blijven draaien in hun huidige on-premise omgeving, op door de Belastingdienst zelf beheerde servers. De Belastingdienst volgt de recente (geo)politieke ontwikkelingen en doorloopt, in afstemming met CIO Rijk, een zorgvuldig besluitvormingstraject. Zodra er een definitief besluit is genomen, zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
De Domeinen Roerende Zaken maakt per medio 2024 gebruik van Microsoft365. Deze stap is gezet, nadat de benodigde compliantie op het gebied van informatiebeveiliging en privacy was geborgd.
Na zorgvuldige heroverweging van risico’s, kosten en benefits gaat DNB door met de reeds voorgenomen migraties naar clouddiensten. DNB voorziet op dit moment geen grootschalige nieuwe migraties.
AFM heeft reeds een migratie gepland van Sharepoint naar Sharepoint online. Daarnaast zijn er geen nieuwe migraties gepland.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s worden gemitigeerd?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Het Ministerie van Financiën neemt, net als andere departementen, diverse ICT-producten en diensten af van verschillende IT-leveranciers, waaronder Amerikaanse. Indien de toegang tot deze diensten wordt ontzegd heeft dit impact op de continuïteit van een aantal processen en dienstverlening. Bij voorgenomen cloudmigraties wordt daarom een exit-strategie opgesteld en een zorgvuldig besluitvormingstraject doorlopen. Elke ICT-oplossing (of deze nu wordt ingekocht of intern ontwikkeld) brengt een zekere mate van afhankelijkheid van leveranciers met zich mee. Ook bij on-premise oplossingen geldt dat bij het wegvallen van bijvoorbeeld Microsoft- of Apple-ondersteuning, cruciale functionaliteit kan uitvallen. Dit onderstreept dat het hier niet alleen een cloudvraagstuk betreft, maar in de kern een licentie- en leveranciersafhankelijkheidsvraagstuk is.
Belastingdienst, Douane en Toeslagen onderzoeken verder hoe samenwerking met de markt kan bijdragen aan een toekomstbestendige IT-inrichting. De domeinarchitectuur fungeert hierbij als richtinggevend kader. Uitgangspunt is het benutten van marktstandaarden, borging van kerncompetenties en heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Dit draagt bij aan een wendbare, betrouwbare en toekomstvaste informatievoorziening, passend binnen de eisen en kaders van publieke dienstverlening.
DNB volgt, net als veel andere publieke en financiële instellingen in Europa, de ontwikkelingen over dataopslag in de cloud op de voet en zal beleid indien nodig aanscherpen. DNB onderzoekt binnen het Eurosysteem de mogelijkheden om de afhankelijkheid van Amerikaanse IT-leveranciers te verkleinen en implementeert waar nodig oplossingen om de risico’s te mitigeren.
Ook AFM geeft aan de ontwikkelingen uit de markt en vanuit de Rijksoverheid nauwgezet te volgen. AFM geeft daarnaast aan dat haar cloudprovider eraan werkt om Europa juridisch los te koppelen van Amerikaanse regelgeving. Indien nodig zal AFM haar beleid op basis hiervan aanpassen.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.5
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. [Kamerstuk 26 643-1315] die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
Het Ministerie van Financiën handelt conform rijksbrede kaders en EU-wetgeving. Leveranciers kunnen uitsluitend worden uitgesloten wanneer zij niet voldoen aan het bestek of als er een juridische grondslag is. Banden met de Amerikaanse overheid vormen op zichzelf geen uitsluitingsgrond onder de EU-aanbestedingsregels. Tegelijkertijd is de IT-afhankelijkheid van Amerikaanse bedrijven groot. Onafhankelijkheid op korte termijn is dan ook niet realistisch.
Risico’s kunnen worden beheerst via contractuele afspraken en een goed uitgewerkte exit-strategie. Het onderhouden van werkbare relaties met Amerikaanse leveranciers blijft daarbij essentieel.
Zie verder vraag 2.
Hoe geven uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. [Kamerstuk 6643-1320] die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Het Ministerie van Financiën onderschrijft het belang van continuïteit en weerbaarheid in de digitale dienstverlening. Er wordt daarom, op basis van risicoafwegingen, rekening gehouden met het effect op de continuïteit door eventuele strategische afhankelijkheid van leveranciers ongeacht het land waar de leverancier is gevestigd. Zoals geschetst in de Kamerbrief over uitvoering ontraden aangenomen moties debat migraties overheids-ICT naar het buitenland van 7 april jl., vereist digitale soevereiniteit een evenwichtige benadering waarbij samenwerking met strategische partners wordt gecombineerd met het versterken van de Europese en nationale regie over digitale infrastructuur. Het Ministerie van Financiën erkent daarnaast het belang van de ontwikkeling van een soevereine overheidscloud als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen binnen het huidige rijkscloudbeleid en de IT-sourcingstrategie Rijk.
DNB en AFM hebben cloudbeleid opgesteld met eisen waar de systemen die worden gebruikt aan moeten voldoen, onder meer op het gebied van privacy en informatiebeveiliging, certificering en geldende Europese en Nederlandse wet- en regelgeving. Zo is er isolatie van gegevens en gegevensverwerking, en moeten de gegevens binnen de EER gehost zijn.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag wordt genomen?
Zie vraag 5.
Kunt u de AFM, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Ik, de Minister van Financiën, heb de AFM geraadpleegd voor de beantwoording van de aan haar gerichte vragen. Hetzelfde geldt voor de vragen gericht aan DNB.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» [Kamerstuk 36 574] van 2 juni 2025?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat Logius, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt?2 Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s3 – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is.4 In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Logius maakt voor het exploiteren van haar voorzieningen gebruik van een eigen platform dat wordt gehost in datacentra van de Rijksoverheid. Daarbij geldt dat Logius de Generieke Digitale Infrastructuur levert aan de Digitale Overheid. Logius maakt voor het exploiteren van onze voorzieningen dus geen gebruik van Amerikaanse Clouddiensten en heeft ook geen plannen daartoe. Een heroverweging is daarmee niet aan de orde.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Op dit moment wordt er zeer beperkt gebruik gemaakt van clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners. De werkplekken maken gebruik van kantoorsoftware waarbij de dataopslag in de eigen overheidsdatacenters plaats vindt.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, Logius en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20245 is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
In november 2024 zijn drie geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners aan de kamer gemeld.
Eerder is de kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van werkplekdienstverlening van SSC-ICT (DWR 2.0) en het beperken van de cloud afhankelijkheid bij het opslaan van data. Documenten en e-mails van de gebruikers van de DWR werkplek blijven vooralsnog opgeslagen in het datacenter van SSC-ICT.
Binnen het interdepartementale programma Beter Samenwerken (BSW) wordt het beoogde gebruik van MS Teams in de werkomgeving heroverwogen en worden alternatieven onderzocht.
De in november genoemde aanbesteding van het Rijksvastgoedbedrijf is afgerond en gegund aan een Europese dienstverlener.
Er zijn sinds november geen nieuwe geplande of voorgenomen migraties van materieel public cloudgebruik aangemeld.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, Logius en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de na het zomerreces verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
De directe gevolgen voor de digitale dienstverlening van BZK organisaties als Logius en RvIG zijn beperkt. Deze organisaties maken voor de dataopslag en uitvoering van de primaire processen geen gebruik van digitale diensten van Amerikaanse dienstverleners.
Zoals bij vraag 4 beantwoord, zijn er geen directe gevolgen voor de huidige en toekomstige werkplekdiensten van SSC-ICT door de genomen mitigerende maatregelen. Bij langdurige ontzegging van toegang tot de dienstverlening kunnen wel problemen ontstaan wanneer bijvoorbeeld de geldigheid van licenties niet verlengd kan worden.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, Logius en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.6
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. die hiertoe oproept?3
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
Er zijn geen lopende migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten.
Hoe geven uw departement, Logius en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?4
Zie vraag 5.
Deze doelstelling wordt al gehanteerd bij inrichting van de digitale dienstverlening.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, Logius en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Zie vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» van 2 juni a.s.?5
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dirk Beljaarts (PvdV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer» (BNR, 20 mei 2025)? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Ja.
Kunt u bevestigen dat de KvK, het CBS en de RVO, die BNR met veertien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,1 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
Genoemde partijen volgen het rijkscloudbeleid. Periodieke heroverweging is hier geen onderdeel van. Op het moment dat situaties daar aanleiding toe geven wordt er naar gekeken. Maar ook dan zijn er beleidsmatige beperkingen (aanbestedingsregelgeving, lopende contracten etc.). In het eerdere debat inzake migraties van overheids-ICT naar het buitenland dd. 13 maart jl. over dit onderwerp heeft de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering aangegeven «niet alle cloudmigraties terug te willen draaien en wel een (her)overweging toe te willen passen bij nieuwe cloudmigraties.»
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
Binnen het Departement en de daaronder ressorterende organisatieonderdelen wordt conform de mogelijkheden van het rijkscloudbeleid gebruik gemaakt van clouddienstverleners. Onder de afspraken van SLM rijk betreft dit diensten van Amerikaanse dienstverleners Microsoft en Amazon Web Services.
Voor de werkplek maakt het departement van EZ gebruik van MS365 in de public cloud van Microsoft.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20242is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
Eerder voorgenomen migraties worden nader beschouwd, rekening houdend met de herziening, mede o.b.v. de aangenomen Kamermoties, van het Rijksbreed cloudbeleid. In de recent departementaal besloten cloudstrategie zijn hiervoor aanvullende en aangescherpte criteria vastgesteld.
Er wordt gewerkt aan een generiek MS Azure platform voor data verwerking. Het gebruik wordt heroverwogen.
De voorgenomen migratie van de Oracle ERP-oplossing naar Oracle Fusion, is heroverwogen met als voorlopig resultaat dat dit binnen de EER gehost gaat worden met extra risicogaranties en -afspraken.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Het niet meer kunnen gebruiken van dienstverlening door Amerikaanse leveranciers zou op dit moment tot onoverkomelijke verstoring kunnen leiden van de dienstverlening. Daarom wordt door het departement actief meegewerkt aan de pilot voor het inzetten van «Mijn Bureau« als een van de mogelijke alternatieven. Bovendien worden er in Europees verband (Eurocloud) mogelijkheden onderzocht.
Voor het opvangen van piekmomenten in de dienstverlening blijft het belangrijk om snel te kunnen op- en afschalen. NL/EU alternatieven worden onderzocht.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.3
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige Cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het Cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1315) die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
Ja, de voorgenomen migratie van de Oracle ERP-oplossing naar Oracle Fusion, is heroverwogen met als voorlopig resultaat dat dit binnen de EER gehost gaat worden met extra risicogaranties en -afspraken.
Hoe geven uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Zie vraag 5.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Departementaal is er een aangescherpte cloudstrategie vastgesteld, binnen de kaders van het huidige Rijksbreed cloudbeleid, met daarin aanvullende criteria die ondersteunen in het bevorderen van de strategische autonomie en waar dat mogelijk is zich richten op het beperken van de afhankelijkheid van enkele aanbieders.
Kunt u de ACM, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Ja, ik ben bereid dat te doen en heb dat inmiddels aan de ACM gevraagd. De ACM geeft aan dit zo snel mogelijk te beantwoorden.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Fleur Agema (PVV), Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het RIVM, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?2
Het Kabinet is het met de indieners eens dat zorgvuldige afwegingen bij cloudmigraties van groot belang zijn. Daarom moeten volgens het huidige beleid al een reeks van aspecten afgewogen worden. Onderdelen van de Rijksdienst zijn verplicht het Rijksbreed cloudbeleid 2022 te volgen. Hierin wordt reeds aandacht besteed aan de risico’s rondom marktconcentratie. Zbo’s zijn niet verplicht het Rijksbreed cloudbeleid te volgen, maar het wordt hen wel aangeraden. Daarnaast zijn zbo’s verplicht – op basis van de Kaderwet zbo’s – om op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften maatregelen te nemen.
De continuïteit van de dienstverlening, nationale veiligheid en publieke waarden zijn daar verdere voorbeelden van. Ook dienen beveiligingsmaatregelen genomen te worden en risicoanalyses geactualiseerd te worden wanneer daar aanleiding toe is. In de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid wordt tevens aandacht besteed aan het verder beperken van afhankelijkheid van enkele leveranciers, de zogeheten marktconcentratie- en continuïteitsrisico’s.
De NZa heeft een terugkeer naar de situatie voor de overstap naar Amerikaanse clouddiensten niet in overweging. De NZa is nu in de afrondende fase van een cloudmigratieproject. Er is voorafgaand en tijdens de overstap aandachtig gekeken naar de risico's, op gebied van informatiebeveiliging en privacy. Aanvullend is er advies gevraagd aan de CISO Rijk. Uit de risico-inventarisaties is gebleken dat er geen hoge restrisico's aanwezig waren. Wijzigingen in een vernieuwd Rijksbreed cloudbeleid zal de NZa uiteraard verwerken in hun strategie.
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Voor de beantwoording limiteren wij ons tot het gebruik van materieel public cloudgebruik. Materieel public cloudgebruik is gebruik van public clouddiensten ten behoeve van het uitvoeren van de primaire taak van een organisatie. Met andere woorden, voor de organisatie is die (cloud)dienst van wezenlijk belang.
De concernorganisaties van het Ministerie van VWS zijn verdeeld tussen organisaties die afhankelijk zijn van (interne) shared service centers, zoals SSC-ICT, en organisaties die afhankelijk zijn van public cloud leveranciers. Wanneer een shared service center wordt gebruikt voor werkplekdiensten, kantoorautomatiseringssoftware en communicatiediensten, dan zijn zij niet direct afhankelijk van Amerikaanse dienstverleners. Deze diensten berusten namelijk niet op public cloud. De andere groep organisaties is hier wel afhankelijk van en zij gebruiken diverse public cloud diensten. Zij nemen deze diensten af onder voorwaarden van Strategisch Leveranciersmanagement Rijk (SLM-Rijk) en de data opslag en verwerking vindt plaats binnen de Europese Economische Ruimte (EER).
Vanuit het CIBG en DUS-I kan ik melden dat er geen processen, registers en/of knooppunten zijn ondergebracht in de public cloud doordat zij zowel SSC-ICT gebruiken als ook Nederlandse service providers. Diverse processen worden ondersteund door applicaties met een directe afhankelijkheid van public cloud leveranciers. Dit betreft onder andere processen die klantcontact ondersteunen, publicatie van informatie, bedrijfsvoering, geldstromen en de uitvoering van diverse regelingen. Reeds gerealiseerde cloudmigraties zijn hierdoor in lijn met het huidige geldende Rijksbrede cloudbeleid.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Ten behoeve van de Kamerbrief van 22 november 20243is een uitvraag gedaan bij alle departementen ten behoeve van een overzicht van alle geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland. Het Ministerie van Defensie is daarin buiten beschouwing gelaten omdat zij buiten de scope van het Rijksbreed cloudbeleid vallen. Dit neemt niet weg dat Defensie wel gebruik maakt van clouddiensten. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van het cloudbeleid en daarom is het hun eigen afweging en invulling over wat zij onder (materiële) cloudmigraties verstaan.
Voor dit overzicht verwijst het Kabinet naar de Kamerbrief over geplande en voorgenomen cloudmigraties van overheids-ICT naar het buitenland van 22 november jl.
De VWS organisaties zijn te verdelen in organisaties die geen voorgenomen migratie naar public cloud diensten hebben gepland en organisaties die al enige migraties hebben uitgevoerd. De migraties naar public cloud ondersteunen het primaire proces met diverse tooling. Tevens zijn er migraties in heroverweging door recente ontwikkelingen op dit thema. Alle heroverwegingen worden gedaan in afstemming met de VWS CIO Office Concern.
De NZa is de cloudmigratie aan het afronden. Er is daarnaast een voorgenomen migratie van het klantbeheersysteem via een aanbestedingsprocedure. De NZa zal hierbij het geldende Rijkscloudbeleid volgen.
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Dit nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het Kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten.
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de medio dit jaar verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Indien de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening wordt ontzegd, zal dit leiden tot een brede variatie aan verstoringen. Systemen die niet afhankelijk zijn van de public cloud zullen ongehinderd door draaien. Organisaties die voor hun werkplekken afhankelijk zijn van public cloud zullen directe impact ervaren op toegang tot hun werkplekken, e-mail en overige communicatiediensten. Ook deze risico's zijn beschouwd: om de continuïteit van de organisatie te kunnen waarborgen zijn er al plannen ontwikkeld om over te kunnen gaan op alternatieve middelen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ontvangt (verplichte) meldingen, Europese meldingen en overige meldingen. Wanneer de meldingen niet meer worden ontvangen of hier geen toegang meer toe is, kan dit consequenties hebben voor de kwaliteit van het toezicht.
Organisaties die afhankelijk zijn van public cloud diensten zullen in alle gevallen een directe impact ervaren in dat deel van een proces. Afhankelijk van de rol in dit proces zal dit in meer of mindere mate significante gevolgen hebben voor de interne organisatie en wellicht merkbaar zijn voor burgers en maatschappij. Hier is dus geen eenduidig antwoord op te geven. Binnen het Ministerie van VWS wordt er continu onderzoek gedaan naar de impact op de continuïteit van onze dienstverlening.
Voorafgaand aan de transitie naar de cloud zijn alle waarborgen en mitigerende maatregelen op basis van de toen geldende risico's, doorgevoerd. Daarmee is de NZa voorbereid op veel denkbare scenario's.
Het ontzeggen van de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zou het meest extreme scenario zijn. Dan liggen op de korte termijn vrijwel alle toezichten reguleringswerkzaamheden van de NZa stil.
De werkomgeving zit volledig in de cloud, dus mailen, overleggen of gezamenlijk werken in bestanden is dan niet mogelijk. De NZa kan dan kortom niet aan wet- en regelgeving voldoen en zal een hernieuwde I-strategie uitzetten op basis van het vernieuwde Rijksbrede cloudbeleid.
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Diverse landen kennen wet- en regelgeving met extraterritoriale werking die medewerking aan veiligheidsdiensten verplicht, zoals de CLOUD Act in de VS. Dergelijke wet- en regelgeving kan, in bepaalde gevallen mogelijk leiden tot ongewenste toegang tot Nederlandse gegevens wanneer dit conflicteert met regelgeving als de AVG. Op basis van het advies van GreenbergTraurig kan echter geconcludeerd worden dat in het geval van de CLOUD Act het risico klein is.
Ongeacht de wijze van verkrijging, is het in ieder geval onwenselijk dat alle data tezamen in handen van een statelijke actor kunnen belanden. Om dit te voorkomen kent het huidige cloudbeleid al diverse regels omtrent de typen data die in de public cloud verwerkt mogen worden. In de herziening van het cloudbeleid wordt ook hier aandacht aan besteed.
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643-1315) die hiertoe oproept?
Bij iedere migratie naar de Public Cloud moet zorgvuldig overwogen worden of de migratie leidt tot risico’s. Er zijn migraties heroverwogen naar aanleiding van onder meer de motie Kathmann. Met bijvoorbeeld als gevolg dat verwerking van data alleen binnen de EER plaatsvindt.
Zie verder vraag 2.
Er zijn bij de meeste organisaties geen nieuwe migraties gestart, noch stopgezet. Bij nieuwe contracten wordt vanaf heden ook naar de geopolitieke situatie gekeken, zodat bij toekomstige aanbestedingen de afhankelijkheid van technologie leveranciers een grotere rol kan spelen in de beoordelingscriteria conform het Rijkscloudbeleid.
Hoe geven uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 6643–1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Zie vraag 5.
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Zie vraag 5
Digitale autonomie en soevereiniteit zijn belangrijke thema’s voor VWS door onze rol in de maatschappij via mijn meldpunten, registers en diensten. De geopolitieke veranderingen hebben er voor gezorgd dat de risico’s op gebied van beschikbaarheid en continuïteit goed in beeld worden gehouden en we ondersteunen de ontwikkeling van het nieuwe Rijksbrede cloudbeleid.
Het Rijksbrede cloudbeleid is voor de NZa het uitgangspunt. Daarnaast maakt de NZa proactief en zorgvuldig afwegingen over de veiligheid van data en functionaliteit van hun IT-oplossingen.
Kunt u de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
rden van de NZa zijn verwerkt bij de relevante vragen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De verzending heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
Het bericht dat Sabic verkoop van Chemelot fabrieken overweegt |
|
Jimmy Dijk |
|
Dirk Beljaarts (PvdV) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat Sabic overweegt zijn Europese fabrieken, inclusief de locatie op Chemelot, te verkopen?1
De berichten in de media zijn niet bevestigd door Sabic. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de bedrijfsvoering en strategie van individuele bedrijven.
Het kabinet volgt de berichtgeving over de ontwikkelingen in de industrie actief. Niet alleen de Nederlandse industrie staat onder druk, maar dit geldt breder in Europa. De toenemende geopolitieke spanningen onderstrepen het belang van invloed kunnen hebben op waardeketens van industriële producten. De industrie zorgt voor leveringszekerheid van basisproducten zoals energie, voedsel en materiaal. Productie dichtbij is cruciaal voor de autonomie van Europa en Nederland. Het kabinet zet zich daarom in voor versterking van het industriële concurrentievermogen in Europa. Verduurzaming en concurrentievermogen gaan daarbij hand in hand.
Deelt u de mening dat delen van de chemische industrie, onder ander bij Chemelot, cruciale sectoren zijn voor de Nederlandse economie en samenleving? Kunt u hierbij de aangenomen motie Dijk over «vitale productie behouden of terugbrengen naar Nederland» betrekken?2
De chemische industrie levert bouwstenen voor producten die burgers dagelijks gebruiken, van kunststoffen tot medische producten, en is een onmisbare leverancier voor vitale sectoren zoals defensie, gezondheid en energie. Door de hoge arbeidsproductiviteit levert de sector een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Daarnaast speelt de chemische sector een sleutelrol in het bereiken van een circulaire economie.
Delen van de chemische industrie, zoals die op Chemelot, kunnen daarmee een belangrijke rol spelen in de Nederlandse economie en samenleving. In dit kader is het van belang de leveringszekerheid en strategische autonomie van Nederland en Europa zoveel mogelijk te waarborgen.
De motie van het lid Dijk, gericht op het behouden dan wel terugbrengen van vitale productie, sluit hierbij goed aan. Deze motie verzoekt om een overzicht van strategische sectoren die vitaal zijn voor Nederland. Of en in welke mate onderdelen van de chemische sector kwetsbaar zijn door dergelijke risicovolle strategische afhankelijkheden, is onderzocht. Dit onderzoek, wat ten dele beantwoordt aan de motie, is echter vertrouwelijk, de resultaten kunnen op verzoek van de Kamer in een vertrouwelijke technische briefing worden toegelicht. De motie zelf zal nader worden geadresseerd in de Industriebrief.
Het antwoord op de motie van het lid Dijk zal worden opgenomen in de Industrie brief, die in het derde kwartaal van 2025 met de Kamer zal worden gedeeld.
Hoe worden de landelijke, provinciale en lokale overheden betrokken bij de plannen van Sabic en de mogelijke gevolgen voor de regio?
Wij kunnen niet ingaan op over onbevestigde mediaberichten.
Er is intensief contact met Sabic op landelijk en provinciaal niveau onder andere in het kader van het belang van het cluster en de maatwerkaanpak. Deze gesprekken zijn vertrouwelijk vanwege de bedrijfsvertrouwelijke informatie die daar wordt gewisseld.
Is er overleg geweest tussen de overheid en Sabic over de voorgenomen verkoop? Zo ja, wat is er besproken en wat zijn de uitkomsten van dit overleg?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden zijn er om (delen van) deze industrie te nationaliseren?
Dat zou betekenen dat de Staat het bedrijf koopt of onteigent. Dat zijn zowel juridisch, economisch als financieel zeer verstrekkende maatregelen die niet zomaar genomen kunnen worden. In geval van onteigening is een wettelijke grondslag vereist en zou bijvoorbeeld sprake moeten zijn van een publiek belang dat niet op andere wijze geborgd kan worden. Dat is op dit moment niet het geval.
In het geval er overgegaan wordt op sluiting of gedeeltelijke sluiting van de industrie in handen van Sabic, wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid in de regio Zuid-Limburg?
De nieuwsberichten betreffen onderzoek naar mogelijkheden voor verkoop door Sabic, en zijn niet door het bedrijf zelf bevestigd. Het kabinet gaat niet in op onbevestigde berichten over mogelijke sluiting van individuele bedrijven.
Wel kan gezegd dat Sabic één van de grootste spelers op het sterk geïntegreerde Chemelot is en daarmee belangrijk voor de huidige en toekomstige concurrentiepositie van de site. Zoals onder vraag 2 aangegeven leveren chemische bedrijven, zoals Sabic, bouwstenen voor producten die burgers dagelijks gebruiken, van kunststoffen tot medische producten. Deze bedrijven zijn tevens een onmisbare leverancier voor vitale sectoren als defensie, gezondheid en energie.
Wat zijn de gevolgen voor Chemelot en andere bedrijven in de productieketens van deze industrie?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen neemt u om de werkgelegenheid en economische stabiliteit in de regio te waarborgen in het geval van een verkoop of sluiting?
Het Rijk trekt samen op met het cluster en de Provincie Limburg om mogelijkheden te onderzoeken over hoe het cluster Chemelot structureel te versterken, onder andere door uitwerking van onderdelen van het «Limburgs bod voor een duurzaam Chemelot» (juni 2024). Zo is eind mei, mede door de inzet via de cluster-aanpak, het voorkeursalternatief voor het nog te bouwen 380 kV hoogspanningsstation in Graetheide vastgesteld. Deze projecten dragen bij aan de transitie naar een duurzame toekomst voor de industrie op Chemelot.
Welke buitenlandse afhankelijkheden zouden gecreëerd of vergroot worden door het (gedeeltelijk) sluiten van deze industrie?
De berichtgeving betreft mogelijke verkoop van onderdelen van Sabic. Deze berichten worden niet bevestigd door het bedrijf. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over sluiting van individuele bedrijven.
In het algemeen levert de Nederlandse chemische industrie basisproducten aan verschillende downstream sectoren, in heel Europa. Indien meerdere chemische sites binnen NL en/of de EU zouden sluiten kan dat leiden tot handelsafhankelijkheden. Door o.a. de toenemende productie in China zou handelsconcentratie kunnen ontstaan. Of dit problematisch en risicovol is hangt af van veel verschillende factoren. De Europese Commissie presenteert voor de zomer een actieplan voor de chemische sector en aan het eind van het jaar een Chemicals Industry Package, met onder andere maatregelen ter verbetering van het concurrentievermogen van deze industrie.
Hoe past deze ontwikkeling binnen het bredere beleid van de regering ten aanzien van het behoud en de versterking van de Nederlandse maakindustrie?
De (maak)industrie is cruciaal voor een concurrerende en weerbare Nederlandse economie. Het zorgt voor groei en werkgelegenheid, biedt oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en draagt bij aan onze strategische autonomie. In dit kader is de Clean Industrial Deal ook zeer relevant, waarin het groene industriebeleid nader wordt uitgewerkt voor Nederland en Europa. In juli wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de toekomst van de energie-intensieve industrie met de brief Perspectief op de Energie-Intensieve Industrie. Ook wordt het bredere industrie en innovatiebeleid vernieuwd. Met het nieuwe industriebeleid wordt meer gewicht gegeven aan het verdienvermogen en weerbaarheid. Dit sluit aan op nieuwe uitdagingen, zoals geopolitieke spanningen, afnemende productiviteitsgroei en huidige maatschappelijke uitdagingen. Hierover wordt de Kamer in het derde kwartaal van 2025 geïnformeerd.
Ook op Europees niveau zet het kabinet zich actief in voor het versterken van de industrie, waaronder voor de chemische industrie. Zo wordt er voor de zomer een Europees actieplan voor de chemische industrie gepresenteerd. Nederland heeft in dit kader ook het Franse non-paper over een «EU Critical Chemicals Act» medeondertekend3.
Kunt u een overzicht toevoegen van alle bedrijven en locaties die Sabic in Nederland bezit? Kunt u hierbij de omzet, winst en aantal fte betrekken?
Sabic heeft 3 productielocaties in Nederland: op Chemelot in Geleen, Bergen Op Zoom en Raamsdonkveer. Op Brightlands (Geleen) en in Bergen op Zoom zijn ook onderzoekscentra gevestigd. Daarnaast heeft Sabic haar Europese hoofdkantoor in Amsterdam. Momenteel werken er ruim 2.000 fte’s voor Sabic in Nederland.
Omzet en winstcijfers worden niet per locatie gepubliceerd. Volgens het jaarverslag bedroeg de wereldwijde omzet van het bedrijf in 2024 33 miljard euro, waarvan 20% in Europa.
Kunt u een overzicht toevoegen van alle generieke en specifieke subsidies en regelingen op zowel landelijk, provinciaal en lokaal niveau waarmee ondersteuning wordt geboden aan de activiteiten van de Sabic fabrieken in Nederland?
Gezien de gewenste beantwoordingstermijn van deze Kamervragen en het zwaartepunt van Sabic’s activiteiten op Chemelot, ligt bij de beantwoording de focus op het landelijke RVO instrumentarium en subsidies van de provincie Limburg over de periode van 2015 tot heden.
Navraag bij RVO heeft geleerd dat er in die periode in totaal ca. € 28 mln door RVO aan subsidie instrumenten rechtstreeks aan het bedrijf Sabic is gecommitteerd. Een deel van deze subsidies is voor projectpartners bestemd. Niet alle gecommitteerde bedragen zijn ook uitbetaald. Het feitelijke bedrag waarmee Sabic rechtstreeks is ondersteund, zal dus lager liggen. De grootste bedragen daarbinnen betreffen:
Daarnaast neemt Sabic deel aan projecten waarvoor projectpartners subsidie gecommitteerd hebben gekregen, waaronder een project waarvoor circa € 7,5 mln is gecommitteerd uit het groeifonds Circulair Plastics NL. Sabic ontvangt binnen deze projecten zelf slechts ten dele of geen subsidie.
Op grond van de fiscale geheimhoudingsbepalingen van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kunnen geen mededelingen worden gedaan over de uitvoering van de belastingwet bij individuele belastingplichtigen. Het delen van data van speciale regelingen, zoals fiscale, is dus niet mogelijk. Om die reden kan geen enkele informatie worden verstrekt t.a.v. aanvragen en het gebruik fiscale instrumenten zoals de WBSO, de EIA en de MIA/Vamil.
Navraag bij de provincie Limburg heeft opgeleverd dat in de afgelopen 10 jaar geen directe provinciale subsidies zijn verleend aan Sabic op Chemelot.
Kunt u een overzicht sturen van alle generieke en specifieke investeringen van de afgelopen 10 jaar die deze industrie ten goede zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 12.
De uitspraak van de rechter dat achterafbetaaldienst Klarna verdient aan incassokosten |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Struycken , Eelco Heinen (minister financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechter dat de achterafbetaaldienst Klarna verdient aan incassokosten?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het oordeel van de rechter dat de buy now pay later-constructie die Klarna hanteert, gezien moet worden als een consumentenkrediet, waarvoor speciale regels gelden en dat hierop moet worden toegezien en gecontroleerd?
De twee uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland gaan over zaken waarbij een consument een online aankoop had gedaan en daarbij gebruik had gemaakt van de mogelijkheid tot uitgestelde betaling (Buy Now, Pay Later, BNPL), aangeboden door Klarna. Ondanks de ontvangen aanmaning, had de betreffende consument de koopprijs niet betaald. De (vermeende) vordering van Klarna op de consument heeft Klarna aan Alektum Capital II AG (hierna: Alektum) verkocht, die betaling van het openstaande bedrag vervolgens bij de rechtbank heeft gevorderd.
In de uitspraken heeft de rechtbank bepaald dat Alektum niet heeft aangetoond dat de bedongen rente, aanmanings- en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel.2 Dat deze kosten geen deel uitmaken van het verdienmodel, is noodzakelijk om te voldoen aan de voorwaarden voor de uitzondering van de kredietregels, namelijk dat bij kredietovereenkomsten die binnen drie maanden moeten worden terugbetaald er geen rente en «slechts onbetekenende kosten» mogen worden gerekend (zie artikel 7:58 lid 2 sub 2 van het Burgerlijk Wetboek). Omdat Alektum in dit geval niet had aangetoond dat de incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel, heeft de rechtbank aangenomen dat dit wel zo is, en dat er dus sprake was van meer dan slechts onbetekenende kosten. Als gevolg hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat Klarna in dit geval een consumentenkredietovereenkomst heeft verstrekt waarop de kredietregels van toepassing (hadden moeten) zijn. De rechtbank heeft dus niet geoordeeld dat Klarna in alle gevallen consumentenkredietovereenkomsten verstrekt, maar dat Alektum in deze gevallen het tegendeel niet heeft aangetoond.
Wij het vinden het een zorgelijk signaal dat, zoals de rechter in deze procedure heeft geoordeeld, door Alektum niet is aangetoond dat de bedongen rente, aanmanings- en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van Klarna. Tegelijkertijd hebben de uitspraken in een civiele procedure tegen Alektum niet tot gevolg dat dat de BNPL-overeenkomsten van Klarna vanaf heden allemaal onder publiekrechtelijk toezicht van de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) vallen. Het is aan de AFM om te beoordelen of deze uitspraak gevolgen heeft voor het toezicht.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter?
BNPL-aanbieders horen geen verdienmodel te maken van aanmanings- en incassokosten. In twee andere recente uitspraken in procedures tegen andere BNPL-aanbieders heeft de rechtbank geconcludeerd dat de aanbieders in kwestie wél hebben kunnen aantonen dat de aanmanings- en incassokosten geen onderdeel uitmaken van hun verdienmodel.3 4
Wij verwachten dat deze uitspraken aanleiding zijn voor alle BNPL-aanbieders om hun verdienmodel kritisch tegen het licht te houden en deze te herzien als zij concluderen dat de aanmanings- en incassokosten die zij consumenten rekenen meer dan alleen kostendekkend zijn.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat Klarna zich aan de regels voor consumentenkrediet houdt?
Aanbieders van BNPL-betaaldiensten komen uiterlijk november 2026 te vallen onder de herziene Europese Richtlijn consumentenkrediet (CCDII).5 Vanaf dan moeten de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. Ook komen deze aanbieders vanaf dat moment onder toezicht van de AFM.
De BNPL-gedragscode is kortgeleden aangepast met betrekking tot het verdienmodel; aangesloten partijen mogen niet verdienen aan incasso- en overige kosten. Ook Klarna is bij deze gedragscode aangesloten. Wij zullen met Klarna in gesprek gaan over deze uitspraak, of zij hun verdienmodel hebben aangepast op grond van de gedragscode en/of gerechtelijke uitspraak en of de incasso- en overige kosten die Klarna rekent meer dan kostendekkend zijn.
Deelt u de mening dat achterafbetaaldiensten, zoals Klarna, ongewenst zijn in Nederland, omdat zij met name jongeren aanzetten tot het aangaan van schulden?
Wij constateren dat het gebruik van BNPL risico’s met zich meebrengt voor mensen in een kwetsbare situatie, zoals jongeren. Hier maken wij ons zorgen over. Daarom treden wij al enige tijd, gezamenlijk met de Staatssecretaris voor Participatie en Integratie, op om deze risico’s te beperken.
Zoals gezegd, komen aanbieders van BNPL-betaaldiensten uiterlijk november 2026 te vallen onder CCDII. Vanaf dan moeten ook de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. In de praktijk betekent dit dat de aanbieders onder andere een krediettoets moeten gaan uitvoeren (waaronder een BKR-toets) en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking en reclame-uitingen. De richtlijn creëert, samengevat, de randvoorwaarden waarmee consumenten op verantwoorde wijze gebruik kunnen maken van BNPL. Een krediettoets is bijvoorbeeld een goed instrument om te voorkomen dat consumenten door de uitgestelde betaling in de problemen komen (overkreditering).
Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen, in afwachting van de reeds voorgenomen en toegezegde wetgeving, om deze praktijken op korte termijn tegen te gaan?
Door vier aanbieders van BNPL-betaaldiensten (Klarna, Riverty, in3 en Billink) is een gedragscode opgesteld die op 30 oktober 2023 in werking is getreden. De betrokken ministeries zijn doorlopend met de BNPL-aanbieders in gesprek om deze gedragscode aan te blijven scherpen naar een beschermingsniveau dat verder in lijn komt met de regelgeving uit de CCDII.
Inzet op de preventie van schulden is daarnaast van belang, door ervoor te zorgen dat we mensen met beginnende geldzorgen en/of dreigende schuldenproblematiek zo vroeg mogelijk bereiken en door inzet op financiële educatie voor kinderen en jongeren. Het platform Wijzer in Geldzaken, waarin het Ministerie van Financiën samenwerkt met publieke en private partners uit de financiële sector, werkt op verschillende manieren aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële competenties waaronder kennis en vaardigheden. Zo dient de jaarlijkse Week van het Geld als belangrijke aanjager voor het structureel stimuleren van financiële vaardigheden van kinderen en jongeren in de klas. Tijdens deze week is er veel aandacht voor onderwerpen zoals financiële verleidingen (waaronder BNPL) en financieel zelfstandig worden. Wijzer in Geldzaken moedigt scholen aan om ook in de rest van het jaar aandacht te besteden aan leren omgaan met geld. In samenwerking met het Ministerie van Financiën ontwikkelde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarnaast de voorlichtings- en bewustwordingscampagne «Je Geld de Baas» over de risico’s en gevolgen van financiële verleidingen, waaronder BNPL. De subsidieregeling «Financiële Educatie voor onderwijsinstellingen» van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tot slot een maatregel die als doel heeft het creëren, ontwikkelen en bevorderen van structurele aandacht voor financiële educatie op middelbare scholen en op mbo-scholen.6 De subsidie biedt scholen onder meer de mogelijkheid om voor een periode van maximaal drie jaar docenten te trainen en medewerkers vrij te tellen om financiële educatie een structurele plek te geven in het onderwijsprogramma.7
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Armoede en schulden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat is gepland op 22 mei 2025?
Ja.
Het bericht ‘Cryptomijnen in een land onder hoogspanning’. |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Cryptomijnen in een land onder hoogspanning»?1
Ja
Welke Nederlandse of Europese wet- en regelgeving, dan wel IMVO-normen, zijn van toepassing op Nederlandse ondernemers en bedrijven die actief zijn in het cryptomijnen in derde landen?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt met het Omnibus I voorstel vereenvoudigd en zal gefaseerd toegepast worden vanaf juli 2028.
Wat is precies de toegevoegde waarde van het cryptomijnen in Ethiopië aan de lokale economie en samenleving?
Ethiopië heeft een groot tekort aan buitenlandse deviezen en werkt, met steun van het Internationaal Monetair Fonds, aan het vergroten van deze deviezenvoorraad. De bedrijven die zich in Ethiopië bezig houden met cryptomijnen, betalen een hoger tarief voor het gebruik van elektriciteit dan de Ethiopische bevolking. Omdat zij hun inkomsten genereren in buitenlandse deviezen en die om moeten zetten in lokale valuta om hun rekeningen te betalen, dragen zij bij aan de voorraad buitenlandse deviezen van Ethiopië.
In hoeverre profiteert de lokale bevolking van Ethiopië van de praktijken die in het artikel genoemd worden?
Voor zover bekend is er, behalve middels afdrachten aan de Ethiopische staatskas, geen significant direct economisch voordeel voor de Ethiopische bevolking bij de activiteiten van buitenlandse crypto miners.
Kan het kabinet toelichten wat volgens haar de wenselijkheid is van het cryptomijnen in Ethiopië door Nederlandse ondernemers en bedrijven?
Het kabinet moedigt Nederlandse crypto miners niet aan om actief te worden in Ethiopië. Tegelijkertijd staat het deze ondernemers vrij om activiteiten te ontplooien in Ethiopië, mits deze in lijn zijn met relevante internationale standaarden en lokale wet- en regelgeving.
Hoe ziet de inzet van het kabinet eruit om de beperkte elektriciteit die voorradig is in Ethiopië ten goede te laten komen aan de bevolking zelf?
Er is in Ethiopië geen gebrek aan opgewekte elektriciteit. Er is dus ook geen sprake van verdringing van de lokale bevolking door crypto-investeerders. Wel is er nog altijd sprake van beperkte distributiecapaciteit van het elektriciteitsnet, met name in rurale gebieden. Daar heeft de bevolking last van. De Ethiopische overheid investeert in uitbreiding van het distributienetwerk, maar vooralsnog is dat onvoldoende om alle lagen van de bevolking te bereiken, onder meer door financieringstekorten. Om de benodigde economische groei te bewerkstelligen, voorziet de Ethiopische overheid een belangrijke rol voor de private sector en maakt zich hard voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De komst van cryptobedrijven past in deze strategie.
Acht het kabinet het noodzakelijk om met extra regelgeving te komen om de negatieve gevolgen van cryptomijnen in derde landen te verminderen, en zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet acht aanvullende wetgeving niet noodzakelijk. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij zakendoen in lijn met de OESO richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Wat is het morele oordeel van het kabinet over het artikel, met name met het oog op de schrijnende armoede en grote maatschappelijke problemen die een land als Ethiopië teisteren?
In het algemeen steunt Nederland de Ethiopische economische hervormingsagenda, de Homegrown Economic Reform Agenda. Hierbij ligt een sterke nadruk op ontwikkeling van de private sector. Dit biedt meer kansen voor ondernemers, in een van oudsher sterk gesloten economisch systeem. Nederland draagt hieraan bij door programma’s op het gebied van private
sectorontwikkeling. Ongelijkheid en armoede blijven echter zeer grote uitdagingen in Ethiopië en het artikel illustreert dit. Nederland zet zich daarom tevens in voor armoedebestrijding en het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld water, voedselzekerheid en gezondheid. Dit biedt mensen perspectief, en legt een basis voor lokale economische ontwikkeling in een markt van ruim 130 miljoen inwoners. Ook draagt het bij aan stabiliteit.
Hoe verhoudt de ontwikkeling die in het artikel genoemd wordt zich tot de Nederlandse hulp aan Ethiopië? Werken deze elkaar niet tegen?
Het kabinet zet zich in voor inclusieve economische groei in Ethiopië die ten goede komt aan de bevolking en kansen biedt aan Nederlandse ondernemersDaarbij werkt Nederland, waar mogelijk, samen met de Ethiopische overheid om dit te bewerkstelligen. De Ethiopische inzet op het aantrekken van cryptobedrijven versterkt niet de Nederlandse hulp maar werkt deze ook niet tegen. Er is geen samenwerking op het terrein van crypto en er bestaan geen plannen in die richting.
De Verenigde Staten en The Metals Company om diepzeemijnbouw mogelijk te maken, buiten het internationale rechtskader van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in NRC over het besluit van president Trump, op 24 april 2025, om via een executive order de Amerikaanse ambities voor diepzeemijnbouw in internationale wateren te versnellen?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in NRC over de plannen van The Metals Company (TMC) om diepzeemijnbouw te starten via oude Amerikaanse wetgeving, buiten de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stappen waarmee het internationaal recht, waaronder het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS), waarvan de ISA een uitvoeringsorgaan is, buitenspel wordt gezet door één bedrijf in samenwerking met de regering Trump?
Het kabinet vindt deze ontwikkelingen zorgelijk en volgt deze nauwgezet. Alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen volgens Nederland plaats te vinden binnen het alomvattend juridisch kader van het VN-Zeerechtverdrag. Het VN-Zeerechtverdrag is bovendien essentieel voor het ordelijk gebruik en beheer van de zeeën, de oceaan, de zeebodem en de ondergrond. Nederland staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag en de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) als de exclusief aangewezen instantie om diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem te organiseren en daar toezicht op uit te oefenen. De VS is weliswaar geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar heeft wel de Overeenkomst betreffende de uitvoering van Deel XI van het VN-Zeerechtverdrag (1994 Overeenkomst) ondertekend. De 1994 Overeenkomst ziet op diepzeemijnbouw op de internationale zeebodem. Op grond van het verdragenrecht moet een staat die een verdrag heeft ondertekend onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring «zich onthouden van handelingen die een verdrag zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen».
In het ondertekende decreet, kondigt de Verenigde Staten (VS) plannen aan om diepzeemijnbouw te starten in nationale én internationale wateren, buiten het toezicht van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om? Vreest u dat dit de deur opent naar ongecontroleerde mijnbouw op zee, buiten internationaal toezicht en afspraken van de Verenigde Naties (VN) om?
Op dit moment is het nog niet duidelijk of er partijen zijn die van de VS een vergunning zullen krijgen en of deze partijen in staat zijn op korte termijn en op commerciële schaal diepzeemijnbouwactiviteiten te ontplooien. Nederland zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag. Dat houdt volgens Nederland ook in dat de ISA exclusief bevoegd is toezicht uit te oefenen op diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse delegatie bij de ISA zich tot nu toe steeds heeft uitgesproken tegen commerciële mijnbouwactiviteiten zonder vooraf vastgestelde en breed gedragen internationale regels (mijnbouwcode) voor diepzeemijnbouw?
Ja. Inmiddels heeft de Raad van de ISA (het uitvoerende orgaan) in meerdere besluiten uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Tijdens de afgelopen Raadsvergadering in maart 2025 heeft de Nederlandse delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Bent u het ermee eens dat Nederland, als voorvechter van internationale samenwerking, zich moet uitspreken tegen deze strategie van de VS om zonder internationaal toezicht diepzeemijnbouw overhaast mogelijk te maken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De Raad van de ISA heeft tussen 17 en 28 maart 2025 een reguliere vergadering gehad. TMC heeft gedurende die vergadering, op 27 maart 2025, bekend gemaakt voornemens te zijn in de tweede helft van 2025 een licentieaanvraag in te dienen in de VS om de internationale zeebodem te exploreren en exploiteren. De Secretaris-Generaal van de ISA heeft in reactie daarop zich uitgesproken tegen deze ontwikkeling tijdens de sessie op 28 maart 2025. Vervolgens schaarden vele staten zich – in verschillende bewoordingen – achter de integriteit en exclusiviteit van het VN-Zeerechtverdrag. Nederland heeft onder meer gesteld dat het VN-Zeerechtverdrag het alomvattend juridisch kader bevat waarbinnen alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen plaats te vinden; vol te staan achter het VN-Zeerechtverdrag en de ISA; dat strikte milieuvoorwaarden en effectief toezicht op naleving essentiële vereisten zijn van een toekomstige regeling; en dat de Raad van de ISA meermaals heeft uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Nederland zal deze punten blijven uitdragen en verwacht op deze onderwerpen brede steun van de andere staten die actief zijn binnen de ISA.
Internationale afspraken zoals het nieuwe Oceanenverdrag (Mariene biodiversiteit van gebieden buiten de nationale jurisdictie (BBNJ)) dat Nederland heeft getekend en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader benadrukken het belang van herstel en bescherming van oceaanecosystemen. Bent u het eens dat diepzeemijnbouw, die leidt tot verdere aantasting van de oceaan, indruist tegen deze internationale verplichtingen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzake het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw3 staat voor Nederland voorop dat diepzeemijnbouw alleen kan plaatsvinden indien dit wetenschappelijk aantoonbaar binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem valt, en is verankerd in sterke internationale regels met effectief toezicht. In dat kader heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over deze internationale regels in september 2024 een tekstvoorstel ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem alleen mag plaatsvinden in gevallen waarin dit de effectieve implementatie van andere internationale raamwerken en overeenkomsten niet verhindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Nederland heeft zich tot nu toe nog niet aangesloten bij de 32 landen die oproepen tot een internationale pauze of tijdelijk moratorium op diepzeemijnbouw. Bent u bereid om te overwegen Nederland alsnog aan te laten sluiten bij deze oproep, om zo een duidelijk signaal te geven dat diepzeemijnbouw pas mag plaatsvinden onder robuuste regelgeving en onder toezicht van de ISA?
In de Kamerbrief over het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw4 is toegelicht dat de termen moratorium en voorzorgspauze in de internationale discussies verschillend worden uitgelegd, en het gebruik ervan hierdoor niet bijdraagt aan een brede en open uitwisseling van standpunten. Daarom hanteert Nederland de labels «moratorium» en «voorzorgspauze» niet in internationale overleggen. Het kabinet is van mening dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken. Om die reden is een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel vereist. Het standpunt van Nederland wijkt dus inhoudelijk niet af van andere landen die zijn aangesloten bij de 32 genoemde landen. Het kabinet ziet geen reden om af te wijken van het standpunt om geen label te hanteren.
Het bericht 'Beroepsorganisatie NBA staakt jacht op frauderende accountants' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) haar pogingen staakt om ernstige gevallen van examenfraude onder accountants via het tuchtrecht aan te pakken, vanwege een gebrek aan medewerking van grote accountantskantoren?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Deelt u de mening dat het tuchtrecht in dit soort gevallen een essentieel instrument is om de integriteit en het vertrouwen in de accountancysector te waarborgen?
Het wettelijk tuchtrecht is een belangrijk instrument om vermeend gebrek aan integriteit bij accountants te kunnen laten sanctioneren. Niet-integer handelende accountants die zich niet hoeven te verantwoorden voor de tuchtrechter doen af aan het vertrouwen in de accountancysector.
Hoe beoordeelt u de situatie waarin de beroepsorganisatie onvoldoende mogelijkheden heeft om tuchtrechtelijke maatregelen te nemen tegen frauderende accountants?
Het is onwenselijk als de beroepsorganisatie geen bevoegdheid heeft om de nodige inlichtingen in te winnen om te achterhalen of er accountants zijn jegens wie zij een klacht aanhangig wil maken bij de Accountantskamer. Dit bemoeilijkt het dat de beroepsorganisatie haar wettelijke taak uitoefent om zorg te dragen voor de eer van de stand van de beroepsgroep. Zie voor mijn beeld van de situatie het antwoord op de volgende vraag.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit mede komt door de beperkte medewerking van de betrokken grote accountantskantoren?
Accountantsorganisaties zijn niet bereid noodzakelijke gegevens aan de NBA te verstrekken. Zij gaven aan dat zij door privacyregelgeving en arbeidsrechtelijke bepalingen worden belemmerd om namen door te geven aan de NBA van ernstige gevallen van examenfraude. Daarnaast hebben accountantsorganisaties aangegeven dat de NBA jegens hen geen grondslag heeft om een zogeheten incidentenonderzoek te beginnen.2 Op basis van deze twee posities van accountantsorganisaties stel ik vast dat de beroepsorganisatie niet in staat is om de nodige inlichtingen in te winnen om te achterhalen of er accountants zijn jegens wie zij een klacht aanhangig wil maken bij de Accountantskamer.
Heeft u zelf inzicht in hoeveel gevallen van examenfraude er zijn en hoeveel accountants er rondlopen met onrechtmatig verkregen titels?
Het meest concrete inzicht dat ik heb is gebaseerd op een openbare publicatie. Uit het rapport van 10 april 2024 van de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) over KPMG Nederland maak ik op dat het daar om «honderden» gevallen van gepleegde ongeoorloofde deling van antwoorden gaat.3 Er zou sprake zijn van wijdverbreide examenfraude, aldus de PCAOB. Er is geen direct verband tussen het plegen van examenfraude en de rechtmatigheid van de titel van de accountant.
Zelf vind ik het als systeemverantwoordelijke vooral belangrijk dat de beroepsorganisatie het door haar gewenste inzicht kan krijgen. Daartoe bereid ik momenteel een onderzoek voor van het stelsel van beroepsreglementering. Dit stelsel heeft als doel om de kwaliteit van een goede beroepsuitoefening te borgen, als voorwaarde voor kwalitatief goede accountantscontrole. In dat stelsel is de beroepsorganisatie een belangrijke schakel. Dit jaar zal ik laten onderzoeken of haar huidige taken, in relatie tot haar huidige bevoegdheden, nog steeds toereikend zijn om de kwaliteit van een goede beroepsuitoefening te borgen in het licht van het publiek belang van het werk van de accountant.
Wat doet dit met de status en de betrouwbaarheid van het beroep van accountant in Nederland?
De examenfraude, in de vorm van het ongeoorloofd delen van antwoorden op examenvragen, toont een gebrek aan integriteit aan van de betreffende accountants. Dit ondermijnt het vertrouwen in accountants, waarvan ook de goedwillende meerderheid van de accountants die deze fraude niet heeft gepleegd helaas last ondervindt.
Welke stappen onderneemt u om grote accountantskantoren tot de orde te roepen?
Ik zie het gebrek aan mogelijkheden voor de NBA om tuchtrechtelijke opvolging te geven aan de geconstateerde examenfraude als een signaal van een mogelijk gebrek in het stelsel van beroepsreglementering. Op dit moment bereid ik een onderzoek voor naar het stelsel van beroepsreglementering. Dit stelsel heeft als doel om de kwaliteit van een goede beroepsuitoefening te bevorderen, als voorwaarde voor kwalitatief goede accountantscontrole. In dat stelsel is de beroepsorganisatie een belangrijke schakel. Dit jaar zal ik daarom laten onderzoeken of NBA's huidige taken, in relatie tot haar huidige bevoegdheden, nog steeds toereikend zijn om de kwaliteit van een goede beroepsuitoefening te borgen. Mocht een aanpassing van de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de beroepsorganisatie nodig blijken omdat zij onvoldoende middelen heeft om op te kunnen treden tegen accountants, dan zal ik maatregelen nemen.
Welke verantwoordelijkheid is daarbij weggelegd voor de AFM en de NBA?
De AFM heeft – net als de PCAOB die in dit geval sancties heeft opgelegd – de taak het wettelijk toezicht uit te oefenen op de naleving van de regels door accountantsorganisaties in het kader van de wettelijke controle, waaronder de eisen inzake beheerste en integere bedrijfsvoering. Deze moeten leiden tot processen en maatregelen binnen accountantsorganisaties die niet-integer gedrag voorkomen. De AFM heeft eind 2022 bij alle zes accountantsorganisaties die organisaties van openbaar belang mogen controleren aangedrongen op diepgravende onderzoeken. Daarnaast heeft de AFM in een brief van 2 december 2024 aan reguliere vergunninghouders de verwachting uitgesproken dat zij signalen van examenfraude onderzoeken, en maatregelen nemen ter voorkoming van oorzaken van examenfraude. Het betreft hier echter door individuele accountants gepleegde examenfraude. De NBA is de wettelijke beroepsorganisatie van accountants en heeft de taak om toe te zien op de eer van de stand en de kwaliteit te bevorderen van de beroepsuitoefening.
Hoe wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de collectieve verantwoordelijkheid van een accountantskantoor ten opzichte van de individuele verantwoordelijkheid van een accountant om niet mee te gaan in dergelijke, mogelijk door het kantoor gedoogde, fraude?
Een accountantsorganisatie, dat wil zeggen degenen die (mede)verantwoordelijk zijn voor het dagelijks beleid (het bestuur) en de interne toezichthouders, heeft de verantwoordelijkheid om integer gedrag te organiseren en te bevorderen. In opzet, bestaan en werking moeten alle interne processen en maatregelen ervoor zorgen dat accountants zich integer gedragen. De individuele accountant heeft de verantwoordelijkheid om zich te allen tijde te gedragen naar de letter en de geest van de Verordening Gedrag- en Beroepsregels Accountants (VGBA) van de NBA, zoals de accountant heeft bevestigd in de beroepseed. In deze verordening staan de fundamentele beginselen en gedragsregels waaraan accountants zich dienen te houden.
Acht u het wenselijk dat er een lacune bestaat in de huidige wetgeving waardoor de NBA en/of de AFM niet in staat zijn om voldoende effectief op te treden tegen dergelijke misstanden binnen de accountancysector?
Ik vind het onwenselijk als een beroepsorganisatie, die tot taak heeft de naleving van de VGBA te bevorderen, niet (voldoende) is toegerust om op te treden tegen die accountants, die zich niet hebben gedragen zoals de VGBA voorschrijft. Dit toont des te meer het belang aan om dit jaar te onderzoeken hoe de verantwoordelijkheden en taken doeltreffend kunnen worden belegd en met passende bevoegdheden. Tegelijkertijd is er wel opgetreden tegen de betrokken accountantsorganisaties; de PCAOB heeft boetes uitgedeeld en de AFM houdt intensief toezicht.
Bent u voornemens om in het lopende wetgevingstraject Accountancy maatregelen te treffen die de NBA meer bevoegdheden geeft om tuchtrechtelijke stappen te ondernemen in gevallen van examenfraude? Zo ja, hoe zien deze maatregelen eruit, zo nee, waarom niet?
Het lopende wetgevingstraject Wijzigingswet accountancysector heeft tot doel om de kwaliteit te verhogen van de wettelijke controle. Dat wetgevingstraject ziet daartoe op accountantsorganisaties. Dit doel is een ander doel dan dat van de beroepsorganisatie, die de taak heeft zorg te dragen voor goede beroepsuitoefening door accountants. Of de beroepsorganisatie daartoe passende taken en bevoegdheden heeft vergt onderzoek. Dit onderzoek laat ik dit jaar uitvoeren. Mocht een aanpassing van de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de beroepsorganisatie nodig blijken omdat zij onvoldoende middelen heeft om op te kunnen treden tegen accountants, dan zal ik maatregelen nemen.
Bent u bereid om te inventariseren welke wetswijzigingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de NBA en/of AFM over voldoende middelen en bevoegdheden beschikken om effectief op te treden tegen fraude en andere ernstige misstanden binnen de accountancysector?
Ik begin met het onderzoek naar de mate waarin het stelsel van beroepsreglementering zijn doel treft van een kwalitatief goede beroepsuitoefening. Indien het blijkt dat het stelsel van beroepsreglementering niet of in onvoldoende mate bijdraagt aan een kwalitatief goede beroepsuitoefening zal ik verdere maatregelen nemen.
Wanneer kunt u de resultaten van deze inventarisatie met de Kamer delen?
Ik zal met uw Kamer de resultaten delen van het onderzoek van de doeltreffendheid van het stelsel van beroepsreglementering. Ik zal uw Kamer dit jaar informeren over de voortgang van dit onderzoek.