Heeft u kennisgenomen van het tv-programma Uitgesproken EO, waarin wordt vermeld dat in 75% van de 28 onderzochte asielzoekerscentra (AZC) christenen of ex-moslims te maken hebben met discriminatie, dat in 67% van de AZC’s (doods)bedreigingen voorkomen en dat in 33% van de AZC’s geweld op grond van hun christelijke overtuiging door veelal islamitische medebewoners?12
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van deze peiling van Stichting Gave onder deze 28 AZC’s?
Bedoelde peiling van Stichting Gave betreft een korte peiling onder een zeer beperkte groep mensen met contacten in asielzoekerscentra. Desalniettemin neem ik signalen zoals in vermeld televisieprogramma naar voren gebracht serieus. Asielzoekers hebben recht op een veilige opvangsituatie, ongeacht hun nationaliteit, etniciteit, religie, seksuele geaardheid of politieke overtuiging.
Het creëren van een veilige en beheersbare leefomgeving is dan ook een van de belangrijkste taken van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).
Door het COA geregistreerde incidenten laten overigens cijfermatig een ander beeld zien dan de cijfers van de Stichting Gave doen vermoeden. Het aantal incidenten dat voortvloeit uit conflicten tussen moslims en christenen is gering (zie hiervoor het antwoord op vraag 4).
Belangrijker vind ik echter dat de veiligheid van asielzoekers continu centraal staat bij het verzorgen van de opvang door het COA, waarbij ik wil benadrukken dat in de opvanglocaties, evenmin als in de maatschappij, het voorkómen van incidenten niet in alle gevallen zal slagen. Het COA zal in het reguliere overleg met Stichting Gave aandacht besteden aan deze peiling.
Overigens zijn de conclusies die uit de peiling worden getrokken, zoals weergegeven in het televisieprogramma Uitgesproken EO, methodologisch niet correct. De percentages in de uitkomsten van de peiling zien op de 24 ondervraagden, niet op de asielzoekerscentra in Nederland.
Wat wordt er gedaan om de huisregels van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), waarin regels staan om een veilige woon- en leefomgeving te garanderen, bekend te maken onder asielzoekers, inclusief de sancties die kunnen volgen?
Iedere bewoner ontvangt bij binnenkomst in de opvang de huisregels en tekent daar ook voor. Deze huisregels worden in de meest gangbare talen verstrekt en tevens mondeling met behulp van een tolk toegelicht. Daarnaast wordt iedere bewoner in de gesprekken die het COA voert bij binnenkomst en ook in latere fases van het verblijf in de opvang uitgebreid geïnformeerd over de ontoelaatbaarheid van iedere vorm van discriminatie. Tevens krijgen bewoners uitleg over de mogelijkheid om aangifte te doen van (vermeende) strafbare feiten.
Kunt u aangeven op welke schaal kwetsbare groepen asielzoekers in AZC's vanwege hun religie, etniciteit, sekse, seksuele gerichtheid of ander kenmerk slachtoffer worden van bedreigingen en geweld? Zo nee, bent u bereid daar een onderzoek naar in te stellen om de exacte omvang van dit probleem te achterhalen?
Inzicht in de mate waarop kwetsbare groepen in AZC’s slachtoffer van geweld of bedreiging worden, hangt voor een belangrijk deel samen met de bereidheid van (mogelijke) slachtoffers om daarover de medewerkers van het COA of de politie te informeren. Alleen aan de hand van meldingen kan worden aangegeven op welke schaal de vermeende bedreigingen en geweldsplegingen plaatsvinden. Het COA registreert alle bekende incidenten in het bewonersinformatiesysteem dat het COA hanteert.
Een analyse van de gegevens uit dit systeem laat zien dat er in de afgelopen 2 jaar 24 incidenten zijn geregistreerd die betrekking hebben op conflicten tussen bewoners. Hiervan zijn drie incidenten terug te voeren op conflicten tussen moslims en christenen.
Bent u bereid de aangiftes bij de politie van religieus gerelateerde bedreigingen en mishandelingen te registeren? Zo nee, waarom niet?
Het COA registreert alle gevallen waarin aangifte wordt gedaan naar aanleiding van (mogelijk) strafbare feiten die door bewoners van de COA-opvang zouden zijn gepleegd. Een strafrechtelijke veroordeling wegens een misdrijf wordt meegewogen in de individuele asielprocedure.
Bent u bereid de mogelijkheid om anoniem melding te doen van bedreigingen of mishandeling te bespreken met het CAO en beter onder de aandacht te brengen van de asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hieraan invulling geven?
Het anoniem doen van een melding maakt het lastig, zo niet onmogelijk tegen het gemelde incident op te treden. COA-medewerkers zullen, indien zij het idee hebben dat er sprake is van problemen op grond van religie, in een vertrouwelijk gesprek trachten na te gaan of ingrijpen gewenst en nodig is. Daarbij zal de bewoner worden uitgelegd dat het COA, als de bewoner dat wenst, geheimhouding in acht zal nemen.
Zoals hiervoor weergegeven krijgen bewoners uitleg over de mogelijkheid om aangifte te doen van (vermeende) strafbare feiten. Hierbij wordt er op aangedrongen om bij bedreiging, aangifte en geweld altijd daadwerkelijk aangifte te doen bij de politie. Dit geldt uiteraard eveneens indien sprake is van discriminatie of bedreiging vanwege de levensovertuiging van bewoners.
Aan bewoners die van mening zijn dat zij vanwege hun levensovertuiging worden gediscrimineerd of bedreigd, wordt geadviseerd vanwege dit feit aangifte te doen bij de politie.
Bent u tevens bereid het COA op te dragen een vertrouwenspersoon in te stellen zodat deze problemen laagdrempelig kunnen worden besproken?
Het COA beschikt over een Meldpunt Veiligheid Centraal orgaan opvang asielzoekers. Dit meldpunt is een meldpunt voor diverse vormen van criminaliteit: (vermoedens van) georganiseerde misdaad, vrouwenhandel, extremisme, wapen/drugshandel en discriminatie, ook wanneer deze religieus van aard is. Het richt zich op: criminaliteitspreventie, criminaliteitsbestrijding, signalering van onveiligheid en het opvolging geven daarvan. Bewoners kunnen, ook via COA-medewerkers, eventuele misstanden (laten) melden via intranet en een speciaal telefoonnummer. Dit geldt uiteraard ook voor bedreigingen met religieuze achtergronden.
Daarnaast beschikt het COA over een klachtenregeling voor asielzoekers en is het voeren van een (vertrouwelijk) gesprek op initiatief van bewoner of medewerker altijd mogelijk. Een afzonderlijke COA-vertrouwenspersoon acht ik dan ook niet noodzakelijk.
Bent u bereid het bestaande meldpunt van het COA ook open te stellen voor meldingen van bedreigingen die religieus gerelateerd zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat indien er sprake is van (doods)bedreigingen en mishandeling, niet het slachtoffer overgeplaatst moet worden naar een andere (veilige) locatie, maar dat de dader moet worden overgeplaatst naar de vreemdelingendetentie?
Welke stappen zijn aangewezen in het geval sprake is van discriminatie, bedreiging of andere misdragingen wordt steeds voor elke individuele situatie zorgvuldig afgewogen.
In voorkomende gevallen, met name indien er sprake is van (bijna) uitgeprocedeerde asielzoekers, kan het COA in overleg met de Dienst Terugkeer en Vertrek bezien of ten aanzien van de overlastgevende vreemdelingplaatsing in vreemdelingenbewaring aan de orde is. De mogelijkheden hiertoe worden per geval beoordeeld.
Bent u bereid bij herhaling van en/of grove (doods)bedreiging of mishandeling, tot stopzetting van de asielprocedure over te gaan, conform artikel 35 van de Vreemdelingenwet 2000?
Strafrechtelijke antecedenten worden conform staand beleid altijd betrokken bij de beoordeling van een verzoek om toelating. Vervolgens biedt de Vreemdelingenwet 2000 de mogelijkheid om bij een afwijzing van een aanvraag om toelating een vreemdeling ongewenst te verklaren, wanneer hij ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf ten minste een maand bedraagt. Ook is ongewenstverklaring mogelijk van vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld.
Met betrekking tot asielverzoeken is het echter wel van belang om te vermelden dat in het geval sprake is van vluchtelingrechtelijke vervolging, dan wel dreigende schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bij terugkeer, niet elke strafrechtelijke veroordeling kan leiden tot afwijzing van het asielverzoek. Alleen bij zeer ernstige misdrijven zal in die gevallen de asielaanvraag kunnen worden afgewezen. Overigens is artikel 35 Vreemdelingenwet 2000 hier niet van toepassing omdat dit artikel ziet op de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
De situatie van stateloze Roma in Nederland |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Stateloos maakt radeloos» van Dokters van de Wereld waarin de situatie van stateloze Roma in Nederland wordt beschreven?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering in het rapport dat de stateloosheid van Roma en hun kinderen grote en ernstige gevolgen heeft voor hun leven in Nederland en hun integratie volledig in de weg staat?2
Ik onderschrijf deze constatering niet. In het rapport ontbreekt een belangrijk onderscheid tussen de groep Roma die in 1977/»78 door middel van een pardonregeling een verblijfsstatus heeft gekregen en de overige Roma die nadien naar Nederland zijn gekomen. Voor de eerstgenoemde groep is het feit dat ze staatloos zijn geen belemmering voor de integratie aangezien zij een verblijfsstatus hebben waardoor zij zich kunnen inschrijven bij een gemeente, onderwijs kunnen volgen en kunnen werken. Ze hebben de mogelijkheid en de eigen verantwoordelijkheid om te participeren in de Nederlandse samenleving. Tevens kunnen zij veelal in aanmerking komen voor het Nederlanderschap door middel van naturalisatie of optie en kunnen hun kinderen de Nederlandse nationaliteit krijgen op basis van artikel 6, eerste lid, sub b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) dan wel op basis van artikel 3, derde lid RWN.
Staatloze Roma die niet-rechtmatig in Nederland verblijven en die niet onder de gepardonneerde groep vallen, hebben tot aan de leeftijd van 18 jaar recht op onderwijs op basis van de uitzondering die op het koppelingsbeginsel is gemaakt3. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om via de «buitenschuldprocedure» een Nederlandse verblijfsvergunning te krijgen. In de praktijk blijkt echter dat een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid vaak niet is geïndiceerd voor vreemdelingen van Roma afkomst omdat zij kunnen terugkeren naar het land van herkomst of naar het land waar de persoon eerder verblijf heeft (gehad).
Wat is uw reactie op de in het rapport gestelde schending van internationale verdragen?3
In het rapport wordt gesteld dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid, doordat bij artikel 6, eerste lid, onder b, RWN de eis van toelating wordt gesteld. Van schending van dit artikel is echter geen sprake. Artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid bepaalt onder welke voorwaarden de nationaliteit wordt verleend aan een persoon die geboren is op het grondgebied van een verdragsluitende partij en die bij geboorte staatloos is. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van dat verdrag kan een verdragsluitende Staat de verkrijging van de nationaliteit van deze personen verbinden aan bepaalde (limitatief opgesomde) voorwaarden, waaronder het stellen van een verblijfstermijn van vijf jaar voorafgaand aan een verzoek tot verkrijging van die nationaliteit en aan eisen van openbare orde. De term die in dit artikel wordt gebruikt is «habitual residence».
Op grond van artikel 6, tweede lid onder b van het Europees Verdrag inzake nationaliteit (EVN) kan de voorwaarde van wettig en gewoon verblijf worden gesteld. In het toelichtende rapport bij dit Verdrag is expliciet opgemerkt dat dit artikel is gebaseerd op («drawn from») artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid. De term «habitual residence» in dit artikel moet in dat licht worden geïnterpreteerd als wettig en gewoon verblijf. Vele landen hebben dan ook zowel het EVN als het Verdrag tot beperking der staatloosheid ondertekend, en stellen in hun nationaliteitswetgeving de eisen van wettig en gewoon verblijf voor verkrijging van de nationaliteit in geval van staatloosheid.
Het is mij bekend dat de rechter in een geval inmiddels anders heeft geoordeeld.5 Dit kan in hoger beroep echter nog gecorrigeerd worden. Vooralsnog houd ik daarom vast aan dit standpunt.
Daarnaast wordt de vraag opgeworpen of er sprake is van strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Ook dit is niet het geval. Artikel 7 van het IVRK kent het recht toe aan kinderen om een nationaliteit te verwerven. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 IVRK dient de verwezenlijking van dit recht gewaarborgd te worden in overeenstemming met het nationale recht en internationale verplichtingen. De verwerving van het Nederlanderschap is uitgewerkt in de RWN, waarbij staatlozen een gunstigere positie hebben dan andere vreemdelingen. Voor minderjarige staatloze optanten geldt dat zij een optierecht kunnen uitoefenen na drie jaar toelating en hoofdverblijf op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, mits zij in het Koninkrijk als staatloze zijn geboren. Het recht om een nationaliteit te verwerven is hiermee voor als staatloze binnen het Koninkrijk geboren kinderen voldoende gewaarborgd, en er is dan ook geen sprake van schending van het IVRK.
Zoals hiervoor vermeld biedt de RWN de mogelijkheid dat een minderjarige staatloze de Nederlandse nationaliteit verwerft. Ook voor meerjarige staatlozen bestaat deze mogelijkheid. Er is dan ook geen sprake van een schending van een verdragsrechtelijke verplichting.
Kunt u aangeven hoeveel Roma in Nederland stateloos zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het registreren van etniciteit wordt in beginsel door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verboden. Hierdoor is het niet mogelijk exacte cijfers te geven van het aantal Roma in Nederland, alsmede het aantal stateloze Roma(kinderen) in Nederland.
Kunt u aangeven hoeveel Roma-kinderen in Nederland stateloos zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete stappen worden door u gezet om zicht te krijgen op het aantal statelozen (Roma en anderszins) dat zich in Nederland bevindt?
De huidige wetgeving laat geen ruimte voor een exacte registratie van aantallen stateloze Roma. Wel zal worden bezien of het nieuwe systeem van de IND in een registratie van staatlozen zal kunnen voorzien, uiteraard binnen de kaders van de Wbp.
Hoe lang duurt de buitenschuldprocedure gemiddeld? Wat is de langst gevoerde en wat is de kortst gevoerde procedure tot nu toe?
In 2009 bedroeg de doorlooptijd van een buitenschuldprocedure 389 dagen. In 2010 bedroeg de doorlooptijd van die procedure 281 dagen. De langst gevoerde procedure bedroeg vier jaar en de kortste procedure bedroeg ongeveer 1 uur. Hierbij dient echter wel te worden opgemerkt dat onderdeel van deze procedure is dat de vreemdeling zich inspant om Nederland te verlaten en ook dat een bemiddelingspoging door de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt ondernomen. Het doorlopen van deze stappen, die noodzakelijk zijn zeker te stellen dat het daadwerkelijk niet aan de vreemdeling is te wijten dat hem geen reisdocumenten worden verstrekt, maakt dat de behandelduur in individuele gevallen kan oplopen.
Kan de buitenschuldprocedure korter in duur? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan te geven of de buitenschuldprocedure korter in duur kan. Het begrip «buiten schuld» dient namelijk te worden opgevat als een objectief criterium, hetgeen betekent dat de vreemdeling aan de hand van objectief toetsbare bescheiden moet kunnen aantonen dat de betrokken autoriteiten van het land van herkomst of van het land alwaar de persoon verblijf heeft (gehad), geen toestemming zullen verlenen voor zijn terugkeer terwijl betrokkene heeft aangegeven zelfstandig te willen terugkeren naar zijn land. De termijn waarbinnen duidelijkheid kan worden verkregen over de vraag of dit aan de orde is, hangt dan ook van veel verschillende factoren af, waaronder de snelheid waarmee de vreemdeling zelf de benodigde inspanningen verricht om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en de handelwijze van de vertegenwoordiging van het land van herkomst. Uiteindelijk gaat het niet om de vraag of er gedurende een specifieke periode aan het vertrek is gewerkt, maar in hoeverre er op een zodanige manier aan het vertrek is gewerkt dat objectief is komen vast te staan dat betrokkene buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten.
Heeft u overwogen om de buitenschuldprocedure en het verkrijgen van een verblijfstitel voor statelozen toegankelijker te maken? Zo ja, op welke wijze kan de procedure toegankelijker worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de buitenschuldprocedure voldoende toegankelijk is voor staatlozen. Staatlozen die niet kunnen terugkeren naar een herkomstland of een land alwaar de persoon verblijf heeft (gehad) kunnen op grond van het buitenschuldbeleid in aanmerking komen voor vergunningverlening. Daarbij wordt wel een inspanningsverplichting gevraagd van de vreemdeling. Ook het individuele gedrag van de vreemdeling, bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid, zich onttrekt aan het vreemdelingentoezicht of onjuiste gegevens verstrekt, kan aan vergunningverlening in de weg staan. Het geldende buitenschuldbeleid is opgenomen in paragraaf B14/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Welke sociale voorzieningen zijn er beschikbaar voor statelozen gedurende de buitenschuldprocedure en aanvraag van een verblijfstitel? Indien geen, waarom niet?
Een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf of met rechtmatig verblijf op grond van een ingediende aanvraag voor regulier verblijf heeft recht op medisch noodzakelijke zorg en rechtsbijstand en in het geval van minderjarige kinderen, recht op onderwijs.
Ziet u mogelijkheden om gedurende de buitenschuldprocedure en de aanvraag van een verblijfstitel, sociale voorzieningen als primaire gezondheidszorg en onderwijs voor minderjarige statelozen beschikbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke juridische beletselen zijn er voor een specifiek pardon voor de mensen die er reeds in de jaren zeventig van de vorige eeuw recht op hadden, maar dat destijds niet hebben ontvangen?
Regelingen als hier bedoeld kennen een duidelijke begin- en einddatum. Nog daargelaten wat de juridische beletselen zouden zijn, acht ik het niet wenselijk noch praktisch te realiseren om een regeling te treffen voor een groep mensen die mogelijk eerder voor een regeling in aanmerking zou zijn gekomen.
Een onderzoek van Fier Frieslan |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de schokkende uitkomst van het onderzoek uitgevoerd door hulpverleningsorganisatie Fier Fryslân?1
Ja.
Ziet u ruimte voor aanscherping van het beleid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In de publicatie van Fier Fryslân zijn ervaringen gebundeld van de opvang van meisjes/jonge vrouwen in de pilot eergerelateerd geweld, om de gedurende drie jaar opgedane kennis te delen. Gaandeweg wordt er steeds meer inzicht verkregen in de dilemma’s van meisjes en jonge vrouwen uit een eercultuur in Nederland. Uit het onderzoek wordt onder meer duidelijk dat, hoewel (de dreiging van) eergerelateerd geweld voor de jonge vrouwen de aanleiding is geweest om hulp te zoeken en het gezin te verlaten, er later vaak meerdere problemen blijken te spelen. Zo komen eenmaal in de veilige opvang bijvoorbeeld post-traumatische stress stoornissen (ten gevolge van seksueel misbruik) aan het licht waarvoor niet eerder hulp is gezocht.
Er zijn geen betrouwbare landelijke cijfers bekend over een mogelijk verband tussen seksueel misbruik (binnen het gezin of de familie) en eergerelateerd geweld. Ik vind de uitkomsten van het onderzoek echter zorgelijk. Daarom zal ik het landelijke Partnership Aanpak Seksueel Geweld2 vragen mij over de gesignaleerde problematiek te adviseren.
In algemene zin worden de opgedane kennis en ervaringen in de pilot meegenomen bij het kabinetsstandpunt op het advies van de commissie «stelselonderzoek vrouwenopvang», die mij adviseert over een toekomstbestendig stelsel van vrouwenopvang, waaronder specifieke groepen zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld. Inmiddels is het onderzoek van de commissie afgerond.
Ik hoop binnenkort het rapport in ontvangst te nemen en zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren.
Deelt u de mening dat hier zo spoedig mogelijk werk van moet worden gemaakt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De mogelijke komst van twee grote asielzoekerscentra in Dokkum en Veenwouden |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Is het waar dat u voornemens bent om in zowel Dokkum als Veenwouden een groot asielzoekerscentrum, waar plaats is voor zo’n 450 asielzoekers, te realiseren?1
In zowel de gemeente Dongeradeel, als de gemeente Dantumadiel doet het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), in samenwerking met beide gemeentebesturen en met instemming van beide gemeenteraden, onderzoek naar een mogelijke vestiging van een asielzoekerscentrum (azc). De precieze locatie en omvang van een azc vormen onderdeel van dit locatieonderzoek.
Deelt u de mening dat het aantal onder te brengen asielzoekers van 800 tot 900 simpelweg te groot is voor dit beperkte en dunbevolkte gebied? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord 1 aangegeven worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht tot het vestigen van een azc in de beide gemeenten. Het staat daarmee nog niet vast dat ook in de beide gemeenten daadwerkelijk een azc geopend zal worden.
Is er geluisterd naar de inwoners van beide gemeenten die niet zitten te wachten op twee grote asielzoekerscentra? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u met de zorgen van deze inwoners gedaan?
Indien sprake is van een vestiging van een azc, richt het COA zich samen met de gemeente op een heldere informatievoorziening naar omwonenden en andere betrokkenen. Na het bekend worden van een exacte locatie vindt op structurele basis overleg met omwonenden plaats.
Realiseert u zich dat de komst van twee grote asielzoekerscentra ook betekent dat overlast en criminaliteit in het gebied toe zullen nemen? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om deze overlast en criminaliteit te bestrijden?
Een relatie tussen de vestiging van een azc en een stijging van overlast en criminaliteit is nimmer aangetoond.
Erkent u dat het mogelijk is dat Marianne Vaatstra door één of meerdere asielzoekers is vermoord? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat het mede gelet op de sentimenten van de plaatselijke bevolking ongepast is om dan juist in de regio waar deze moord is gepleegd zoveel asielzoekers onder te brengen?
Het uitgangspunt van het kabinet is een streng maar rechtvaardig asielbeleid. Het terugkeer- en uitzetbeleid wordt geïntensiveerd. Inzet is beheersing en vermindering van de instroom van asielzoekers.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de instroom van asielzoekers wordt beperkt en dat de terugkeer van uitgeprocedeerden wordt verbeterd, zodat het aantal asielzoekerscentra juist afneemt in plaats van toeneemt?
Het COA realiseert jaarlijks het aantal opvangplaatsen zoals afgesproken met de minister voor Immigratie en Asiel. De besluitvorming inzake de omvang van de opvangcentra en de plaats waar deze gerealiseerd worden behoort tot de bedrijfsvoering van het COA. Hierin treedt de minister in beginsel niet.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat genoemde twee asielzoekerscentra niet worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?
Pogingen van de Nederlandse Staat om een Angolees gezin uit te zetten |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Staat wilde Angolees gezin toch uitzetten»?1
Ja.
Is het waar dat er door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) pogingen zijn ondernomen om dit gezin met minderjarige kinderen toch uit te zetten, ondanks dat het gerechtshof in Den Haag eind juli in een tussenvonnis had geoordeeld dat de kinderen niet op straat mochten gezet in afwachting van het definitieve vonnis, en u zelf heeft aangegeven dat in afwachting van dat vonnis geen gezinnen met minderjarige kinderen meer op straat zouden zetten? In welke mate is er bij die pogingen druk uitgeoefend?
Vooropgesteld wordt dat het Angolese gezin geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
De desbetreffende vreemdelingen hebben een vertrekplicht en dienen dan ook aan hun vertrek uit Nederland te werken. Het gezin kan eveneens worden uitgezet uit Nederland. Het tussenvonnis van het gerechtshof in Den Haag van 27 juli jl., dat ziet op passende huisvesting en voldoende financiële middelen voor de kinderen in afwachting van vertrek, maakt dit niet anders.
Er zijn diverse handelingen ondernomen ten behoeve van het vertrek van betrokkenen uit Nederland. In het kader van het terugkeerproces is het Angolese gezin op 13 augustus jl. opnieuw gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Angola ter verkrijging van vervangende reisdocumenten. Voorts heeft de moeder (in aanwezigheid van haar minderjarige kinderen) op 27 augustus jl. een vertrekgesprek met de DT&V gevoerd. Er is bij de gesprekken met betrokkenen geen druk uitgeoefend.
Vindt u het toelaatbaar dat deze mensen mogelijk uitgezet worden terwijl het gerechtshof nog geen definitief vonnis heeft gegeven?
Het tussenvonnis ziet op passende huisvesting en voldoende financiële middelen voor de kinderen in afwachting van vertrek. In afwachting van het eindvonnis van het hof heb ik besloten het aan dit gezin geboden onderdak vooralsnog niet te beëindigen.
Het tussenvonnis ziet echter niet op uitzetting van het gezin uit Nederland. Het gerechtshof stelt dat van de moeder mocht worden verwacht dat zij zou meewerken aan het verkrijgen van reisdocumenten. Het tussenvonnis ontslaat het gezin derhalve niet van de plicht om onder toezicht van de DT&V actief te blijven werken aan hun vertrek uit Nederland. Eveneens zou het gezin kunnen worden uitgezet indien voor het gezin eerdergenoemde reisdocumenten beschikbaar zouden zijn.
Voor de volledigheid meld ik u dat ik op 30 november 2010 bericht ontving dat de definitieve uitspraak is verdaagd tot (in beginsel) 11 januari 2011.
Vindt u dat het, mede op grond van aspecten van menselijkheid, niet geoorloofd is om in het kader van een vertrekgesprek kwetsbare mensen onder deze omstandigheden te dreigen met het beëindigen van de verzorging van de kinderen, terwijl zij die in afwachting van definitieve uitspraak juist weer hebben gekregen?
Tijdens gesprekken met betrokkenen zijn geen dreigementen geuit. Aan de moeder van het gezin is uitgelegd hoe de omstandigheden er mogelijk uitzien nadat het bieden van onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) zal zijn geëindigd. In dit verband is in het licht van de bij het hof in Den Haag aanhangige procedure de mogelijkheid van plaatsing van de minderjarige kinderen in een pleeggezin of het inschakelen van jeugdzorg met de moeder besproken. Ik meen juist dat sprake zou zijn geweest van onzorgvuldig handelen wanneer deze aspecten bewust niet met de moeder zouden zijn besproken en zij hierover in het ongewisse zou zijn gelaten.
Het weigeren van onderwijs aan asielkinderen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Manja Smits , Nine Kooiman |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat tientallen kinderen die in een asielcomplex in Ter Apel verblijven al weken verstoken zijn van voortgezet onderwijs? Hoe heeft dit kunnen gebeuren?1
Ten gevolge van onduidelijkheden rond de financiering van het onderwijs in de vrijheidsbeperkende locatie (vbl) in Ter Apel is aan het begin van het schooljaar tot medio oktober geen voortgezet onderwijs aan kinderen op de vbl aangeboden. Voortgezet onderwijs voor de leerplichtige kinderen die in de vbl verblijven is inmiddels weer beschikbaar.
De afspraken die de gemeente en het COA in dit verband hebben gemaakt houden in dat met ingang van het schooljaar 20102011 de gemeente verantwoordelijk is voor het inhuren van het onderwijs en voor de financiering ervan. Om financiële redenen is de gemeente er echter niet in geslaagd onderwijs beschikbaar te krijgen. In overleg met het COA is tot een oplossing voor deze situatie gekomen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat geruzie over geld kinderen van school houdt? Zo nee, waarom niet?
Leerplichtige kinderen hebben recht op onderwijs. Inmiddels hebben het COA en de gemeente afspraken gemaakt ten aanzien van het bereiken van een structurele oplossing voor de financiering van het onderwijs.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er per direct een einde aan deze situatie komt en dat dit in de toekomst niet meer voor kan komen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat volgende maand de eerste allochtonenkliniek opent in Amsterdam |
|
Karen Gerbrands (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Eerste «allochtonenkliniek» opent in Amsterdam»1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een stuitend voorbeeld van discriminatie is en dat dit soort vormen van islamisering gestopt moeten worden?
Die mening deel ik niet. De kliniek sluit geen bevolkingsgroepen uit. Ze richt zich op patiënten van Turkse afkomst maar staat ook open voor andere patiënten. Dit is bijvoorbeeld vergelijkbaar met het ziekenhuis Amstelland dat zich richt op joodse patiënten.
Wat is uw reactie op het feit dat ruim 30 000 Turkse allochtonen zich onvoldoende begrepen voelen in Nederland en daarom medische hulp zoeken in Turkije, ondanks dat de Nederlandse gezondheidszorg tot de top van Europa behoort?
Deze gegevens zijn afkomstig van een onderzoek dat in opdracht van Agis is uitgevoerd. Ik deel de mening dat de gezondheidszorg in Nederland kwalitatief hoogwaardig is en in staat is zorg aan alle patiëntencategorieën te bieden. Op dit moment is het mogelijk om zorg wereldwijd ten laste van de Zvw in te roepen. Wanneer de beleidvoornemens van de regering ter zake van het schrappen van de werelddekking zijn gerealiseerd, zal de mogelijkheid om buiten de EU/EER ziekenhuiszorg in te roepen overigens worden beperkt.
Is het u bekend dat in Turkse ziekenhuizen niet altijd adequaat gehandeld wordt, dat er soms «te veel» zorg gegeven wordt en te veel medicatie?
Agis heeft voor haar verzekerden van Turkse afkomst contracten gesloten met geselecteerde Turkse privé klinieken. Het niveau van zorg die in die klinieken gegeven wordt, is volgens Agis hoog en vergelijkbaar met de zorg in de Nederlandse ziekenhuizen. Wel constateert Agis, dat er in de Turkse ziekenhuizen overbehandeling en overmedicatie plaatsvindt. Het tegengaan daarvan is belangrijk. Noch de gezondheid van de patiënt, noch de premiebetaler is daarbij gebaat. Het is de taak van de zorgverzekeraar om overbehandeling tegen te gaan.
Laat u de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoeken of er in de allochtonenkliniek niet eveneens overbehandeld gaat worden?
Nee, het is de taak van de zorgverzekeraars die zorgcontracten afsluiten met de kliniek om er op toe te zien dat de zorg doelmatig – conform geldende professionele standaarden – wordt verstrekt.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te treden met financier/zorgverzekeraar Agis om een andere oplossing te zoeken om de behandelstroom naar Turkije te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zowel Agis als de Vatan kliniek opereren binnen de wetgeving van de Nederlandse gezondheidszorg. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat dit weer het foute signaal geeft dat onze samenleving zich aan moslims/allochtonen aan past in plaats van andersom?
Nee. Keuzevrijheid is de ruggengraat van ons zorgsysteem. Als burgers menen dat de zorg van een nieuwe kliniek beter aansluit op hun behoefte, dan staat het hen vrij om daarvan gebruik te maken.
De stand van zaken rondom proeftuin Modern Migratiebeleid |
|
Tofik Dibi (GL), Ineke van Gent (GL) |
|
![]() |
Kunt u het bericht bevestigen dat er elf nieuwe au pair bureau’s tot de proeftuin (pilot) Modern Migratiebeleid door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn toegelaten?
Er zijn in totaal dertien nieuwe au-pairbureaus toegelaten tot de eerste fase van de Proeftuin Au Pair.
Is het waar dat de IND deze elf nieuwe bureau’s aan de hand van een toelatingsgesprek heeft toegelaten tot de eerste fase van de proeftuin?
De IND heeft met elk van deze dertien bureaus afzonderlijk een gesprek gevoerd.
Welke criteria worden door de IND tijdens dit toelatingsgesprek gehanteerd?
Tijdens het toelatingsgesprek licht een medewerker van de IND eerst het doel en de achtergronden van de Proeftuin Au Pair toe en wordt het beleid aangaande toelating als au pair uiteengezet. Vervolgens wordt met dit au-pairbureau nagegaan of de werkwijze van het bureau in overeenstemming is met de desbetreffende regelgeving. Tenslotte wordt het au-pairbureau gewezen op de informatieplicht. Elke relevante wijziging in de situatie van de au pair of het gastgezin dient tijdig te worden doorgegeven aan de IND.
Bij het formele verzoek om toelating tot de eerste fase van de Proeftuin Au Pair moet het nieuwe au-pairbureau voldoen aan de voorwaarden die in lijn zijn met de Wet modern migratiebeleid vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid. Zo moet het au-pairbureau ingeschreven staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en moet uit deze inschrijving blijken wie de bestuurders zijn en welke bedrijfsactiviteiten zij verrichten. Daarnaast moet het au-pairbureau solvabel zijn. Ook moet het au-pairbureau zorgdragen voor een zorgvuldige werving en selectie van de au pair en het gastgezin. Hierbij moet tevens inzichtelijk worden gemaakt hoe de begeleiding en (na)zorg van de au pairs en de gastgezinnen van de au pair is georganiseerd.
Op welke wijze en aan de hand van welke criteria houdt de IND toezicht op de proeftuin en haar deelnemers?
Een au-pairbureau dat deelneemt aan de proeftuin heeft een aantal vaste contacpersonen binnen de IND. Deze contactpersonen hebben op regelmatige basis contact met dit bureau. Verder worden er door de IND voor deze au-pairbureaus regelmatig informatiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten wordt onder meer stilgestaan bij de problemen waar de au-pairbureaus tegen aanlopen. Gedurende de periode van de eerste fase van de Proeftuin Au Pair doet de IND trajectcontrole. De IND onderzoekt daarbij of de toegelaten au pair nog altijd aan de voorwaarden voor toelating en verblijf voldoet, waarbij de rol van het au-pairbureau dat deze au pair begeleidt, nader wordt bekeken.
Is het voeren van een gedragscode onderdeel van de toelatingscriteria? Zo nee, deelt u de mening dat juist in de kwetsbare branche van au pairs het van groot belang is dat er gedragsregels of voorwaarden worden vastgelegd om uitbuiting en misbruik tegen te gaan en hierop te kunnen handhaven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Gent over dit onderwerp1 is geantwoord dat het voorkomen van misbruik en uitbuiting een belangrijk onderdeel is van de handhaving door de IND, alsmede van het convenant dat met au- pairbureaus wordt gesloten. Het opstellen van een gedragscode is een positieve bijdrage aan de handhaving, maar is evenals adequaat toezicht op naleving van die gedragscode door een onafhankelijke en ter zake kundige instantie, de verantwoordelijkheid van de branche zelf.
Aan welke voorwaarden moet een au pair bureau voldoen om het erkend referentschap te ontvangen?
De algemene voorwaarden voor erkenning als referent staan vermeld in artikel 2e van de Wet modern migratiebeleid. Er is een vijftal voorwaarden. De eerste voorwaarde ziet op de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, voor zover vereist op grond van die wet. De tweede en derde voorwaarde zien op een voldoende waarborging van de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie en het voldoende vaststaan van de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen. De vierde voorwaarde stelt dat binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag om erkenning als referent er geen erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of onderneming mag zijn ingetrokken.
De laatste voorwaarde ziet op de blijvende erkenning van het referentschap en houdt in dat de aanvrager dient te voldoen aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven. Daarnaast volgt uit artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit dat de referent een door mij, na overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, goedgekeurd uitwisselingsprogramma moet hebben.
Een op handen zijnde groepsuitzetting naar Irak |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Is het waar dat er voor woensdag 22 september 2010 een groepsuitzetting naar Irak gepland staat?
Op 22 september jl. zijn 9 Iraakse vreemdelingen uitgezet naar Irak.
Kent u het bericht van Amnesty International, waarin gewaarschuwd wordt voor dergelijke gedwongen uitzettingen gezien de gevaarlijke situatie in Irak?1
Ja. Heden heb ik ook een brief aan uw Kamer gestuurd met mijn reactie op het bericht van Amnesty International.
Bent u bekend met de volgende vraag die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan beide partijen heeft gesteld in de zaak D.S.A. v.s. Noorwegen 22669/10: «Bearing in mind, amongst other considerations, the position of the United Nations High Commissioner for Refugees with regard to forcible return to Central Iraq and their assessment of the general situation in that part of the country, including Kirkuk (the applicants former place of residence), would his expulsion to Iraq be incompatible with Articles 2 or 3 of the Convention?» Is er inmiddels door betrokken partijen op deze vraag geantwoord? Zo ja, hoe luiden deze antwoorden? Nu deze vraag opnieuw wordt gesteld, betekent dit dan niet dat niet langer zonder meer uitgegaan kan worden van het standpunt dat het EHRM eerder innam in de zaak F.H. v.s. Zweden, namelijk dat de algemene situatie in Irak onveilig en problematisch is, maar niet dusdanig ernstig dat die op zichzelf bij uitzetting een schending van art. 3 EVRM oplevert?
Ja, ik ben bekend met deze zaak. Noorwegen is van mening dat in Kirkuk geen sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens Noorwegen kan op basis van de beschikbare informatie over de veiligheidssituatie in Kirkuk niet worden geconcludeerd dat de Iraakse vreemdeling bij terugkeer naar Kirkuk, louter door zijn aanwezigheid, het risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM.
Het feit dat het EHRM een vraag heeft voorgelegd aan de Noorse regering over de algemene veiligheidssituatie in centraal Irak, wil niet zeggen dat de juridisch bindende uitspraak van het Hof in de zaak F.H. tegen Zweden aan juridische relevantie heeft ingeboet. Uiteraard zal Nederland het verloop van de Noorse zaak volgen.
Bent u bereid om, in afwachting van het nieuwe algemene ambtsbericht over de veiligheidssituatie in Irak en de bespreking van de brief van Vluchtelingenwerk over Irak in het algemeen overleg van 10 november 2010, geen onomkeerbare gedragingen te verrichten? Bent u sowieso bereid om in afwachting van de beantwoording van deze vragen af te zien van uitzettingen naar Irak?
Nee. Zoals u kunt lezen in de reactie van de toenmalig minister van Justitie op de brief van Vluchtelingenwerk (Tweede Kamer, 2009–2010, Bijlage bij Documentnr 2010D35414) van 6 september 2010 en het actiedocument van Amnesty International van 21 september 2010 zie ik, mede in het licht van de informatie uit het algemeen ambtsbericht over Irak van 29 oktober 2010, geen aanleiding om de gedwongen terugkeer naar Irak stop te zetten.
Het aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's) in de cel in 2009 is verdubbeld |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Steeds meer ama’s in gevangenis»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) in de cel in 2009 is verdubbeld? Zo ja, wat is de oorzaak van deze verdubbeling?
In 2009 heeft tijdelijk een toename plaatsgevonden van het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) in bewaring ten opzichte van het aantal in 2008. In 2009 betrof het aantal 300 amv’s ten opzichte van 160 amv’s in het jaar 2008.
Inmiddels is het aantal amv’s in bewaring weer afgenomen. In de eerste helft van 2010 betrof het aantal inbewaringgestelden 110 amv’s ten opzichte van 170 amv’s in bewaring in de eerste helft van 2009. Deze amv’s verblijven in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) De Maasberg die onderdeel uitmaakt van De Hunnerberg, die speciaal voor deze doelgroep is ingericht.
Vreemdelingenbewaring is en blijft een ultimum remedium en wordt alleen toegepast wanneer er geen lichtere middelen voorhanden zijn om hetzelfde doel te bereiken. Vooral bij een kwetsbare groep als amv's is het van belang om zo veel mogelijk te volstaan met lichtere toezichtsinstrumenten dan bewaring.
Hoe verhoudt de toename van het aantal ama’s in de cel zich tot uw beleid om vreemdelingenbewaring slechts als «uiterste middel» in te zetten, en om kwetsbare groepen, zoals jonge kinderen, daarbij te ontzien?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het plaatsen van alleenstaande minderjarige kinderen in vreemdelingenbewaring in strijd is met artikel 17 van de Terugkeerrichtlijn? Voldoen de plaatsingen van de ama’s in bewaring aan de voorwaarden die in dat artikel zijn genoemd? Kunt u dat toelichten?
Zie bij antwoord 6 en 7.
In welke inrichtingen zijn de betreffende 300 ama’s uit 2009 in vreemdelingenbewaring geplaatst? Hoe lang duurde gemiddeld die inbewaringstelling? Wat was het regime in die inrichtingen? In hoeveel gevallen heeft de vreemdelingenbewaring geleid tot terugkeer naar het land van herkomst?
Bij instroom werd ruim 60% van de ongeveer 300 amv’s in 2009 direct in de JJI-locatie De Maasberg in De Hunnerberg geplaatst. Het overgrote deel van de overige 40% amv’s die in alle andere JJI’s instroomde, werd in een later stadium alsnog overgeplaatst naar de Maasberg. In de loop van 2009 is de capaciteit van De Maasberg uitgebreid van 20 plekken naar 40 plekken, omdat deze locatie te vaak vol zat, en op dat moment door de toenemende instroom amv’s deze elders geplaatst moesten worden.
Vanaf 2010 worden alle amv’s in De Maasberg geplaatst. JJI De Maasberg is speciaal voor deze doelgroep ingericht. Het personeel in De Maasberg is opgeleid om vanuit een pedagogische invalshoek met amv’s te werken. Er wordt onderwijs verzorgd en er is aandacht voor vrijetijdsbesteding.
Vanwege het geringe aantal worden meisjes bij voorkeur in De Hunnerberg geplaatst.
Volgens de gegevens van DJI bedroeg in 2009 de verblijfsduur van de amv’s in vreemdelingenbewaring ongeveer 35 dagen.
Van de vreemdelingen die in 2009 zijn overgedragen aan de DT&V zijn circa 45 vreemdelingen na opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel aantoonbaar vertrokken uit Nederland.
Bent u van mening dat ama’s niet in de cel horen? Bent u bereid de inrichtingen voor vreemdelingenbewaring voor alleenstaande minderjarige kinderen «opener» te maken, zodat meer sprake is van «gecontroleerde opvang»?
In artikel 17 van de Terugkeerrichtlijn wordt niet bepaald dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen niet in vreemdelingenbewaring mogen worden gesteld. Het artikel bepaalt wel dat vreemdelingenbewaring slechts in laatste instantie en voor een zo kort mogelijke periode dient plaats te vinden.
Het Nederlandse beleid is hiermee in overeenstemming. Vreemdelingenbewaring is een ultimum remedium en wordt alleen toegepast wanneer er geen lichtere middelen voorhanden zijn om hetzelfde doel te bereiken. Met name bij een kwetsbare groep als alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) is het van belang om zo veel mogelijk te volstaan met lichtere toezichtsinstrumenten dan bewaring.
De omstandigheden waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen in vreemdelingenbewaring verblijven voldoen aan de voorwaarden die in artikel 17 worden genoemd.
In verband met de herijking van het amv-beleid is door de toenmalige staatssecretaris en minister van Justitie toegezegd dat in combinatie met de implementatie van de beschermende maatregelen voor zogenaamde risico-amv's wordt onderzocht of het karakter van De Maasberg kan worden aangepast en de voorzieningen een meer open karakter kunnen krijgen, zodat slechts sprake is van vrijheidsbeperking in plaats van vrijheidsontneming (Kamerstukken II, 2009/10, 27 062, nr. 64 en 65). Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst zodra het onderzoek is afgerond.
De stichting Nidos is een voogdij-instelling die zelf geen opvang biedt aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen (met uitzondering van pleegzorg voor een beperkt aantal amv). De positie van Nidos als voogdij-instelling is dezelfde als die van de bureaus jeugdzorg. Beide zijn voor de huisvesting van de onder hun gezag staande minderjarigen aangewezen op accommodaties van respectievelijk COA en provinciale zorgaanbieders. Bij het onderzoek naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring wordt Nidos, net als de overige relevante organisaties, geconsulteerd.
Bent u bereid de betreffende ama’s in afwachting van het aantreden van een nieuw kabinet bij de opvang van het NIDOS (jeugdbescherming voor vluchtelingen) onder te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Steeds vaken opsluiten van alleenstaande minderjarige asielzoekers |
|
Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Hoeveel alleenstaande minderjarige asielzoekers zitten er momenteel opgesloten en waarom gebeurt dit?1 Deelt u de mening dat dit in strijd is met het Kinderrechtenverdrag en opvattingen van de Raad van Europa en de Verenigde Naties? Zo nee, waarop baseert u uw mening?
Op 1 september 2010 zaten er ongeveer 20 amv’s in vreemdelingenbewaring.
Artikel 37 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) bepaalt dat geen enkel kind onwettig of op grond van willekeur van zijn of haar vrijheid wordt beroofd. Verder vereist het Verdrag dat het inbewaringstellen van kinderen alleen als een ultimum remedium wordt toegepast voor een zo kort mogelijke duur. Bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid worden deze bepalingen van het IVRK in acht genomen. Waar mogelijk wordt in Nederland vrijheidsontneming van kinderen voorkomen en wordt gebruik gemaakt van alternatieve vormen van opvang of vrijheidsbeperking. Ten aanzien van amv’s wordt het instrument van vreemdelingenbewaring alléén toegepast indien een lichter middel niet toereikend is.
Ik verwijs u naar de brief van de minister voor Jeugd en Gezin van 19 februari 2009 naar aanleiding van de behandeling door het VN-Kinderrechtencomité van Nederlandse rapportages (Tweede Kamer 2008–2009, 31 000, nr. 66).
Voorzover u wat betreft de opvattingen van de Raad van Europa doelt op het rapport van de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa, naar aanleiding van diens bezoek aan Nederland van 21–25 september 2008, verwijs ik u naar de Kabinetsreactie terzake van 27 april 2009, alsmede het daarop volgende verslag van een schriftelijk overleg van 31 mei 2010 (Tweede Kamer 2008–2009, 31 700 V, nr. 95 en Tweede Kamer 2008–2009, 32 123 V, nr. 90).
Worden de lichamelijke en psychische gezondheidsklachten van deze jongeren niet juist versterkt door het opsluiten in een gevangenis? Zo ja, waarom gebeurt dit dan toch? Zo nee, waarop baseert u uw mening?
Nee. De amv’s die in vreemdelingenbewaring zijn gesteld, verblijven in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) De Maasberg, die onderdeel uitmaakt van de Hunnerberg. JJI De Maasberg is speciaal voor deze doelgroep ingericht. Het personeel in De Maasberg is opgeleid om vanuit een pedagogische invalshoek met amv’s te werken. Er wordt onderwijs verzorgd en er is aandacht voor vrijetijdsbesteding. Ook is er aandacht voor psychische en lichamelijke gezondheidsklachten bij amv’s. Hiervoor is speciaal opgeleid personeel aanwezig.
Sluit u de jongeren op in de verwachting dat hier een afschrikwekkende werking van uit zal gaan? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Hoeveel opgesloten minderjarige asielzoekers zijn (verdeeld naar vrijwillig, gedwongen, Dublin-claim) vanuit bewaring in 2009 en 2010 aantoonbaar teruggekeerd naar hun land van herkomst?
Nee. Vreemdelingenbewaring wordt niet toegepast als middel om af te schrikken. Vrijheidsontneming wordt toegepast om te voorkomen dat vreemdelingen zich onttrekken aan het toezicht tijdens de voorbereiding van hun verwijdering uit Nederland. Vreemdelingenbewaring is een ultimum remedium en wordt alleen toegepast wanneer er geen lichtere middelen voorhanden zijn om hetzelfde doel te bereiken.
Hoeveel opgesloten minderjarige asielzoekers zijn na te zijn opgesloten weer in vrijheid gesteld en hoe is de nazorg geregeld voor deze alleenstaande minderjarige asielzoekers?
Op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet kunnen vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf hebben met het oog op uitzetting uit Nederland in vreemdelingenbewaring worden gesteld. De geldigheid van de vrijheidsontnemende maatregel wordt periodiek door een onafhankelijke rechter getoetst. De maatregel wordt opgeheven in geval van aantoonbaar vertrek, indien er niet langer zicht is op uitzetting, of omdat er op basis van nieuwe feiten en omstandigheden in relatie tot de toelating rechtmatig verblijf onstaat.
In 2009 en 2010 zijn ongeveer 70 vreemdelingen vanuit vreemdelingenbewaring aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan ongeveer 10 vreemdelingen zelfstandig en ongeveer 60 vreemdelingen gedwongen.
Ongeveer 50 van de gedwongen vertrekken zijn op grond van een effectuering van een Dublin-claim, de overige 10 amv’s zijn gedwongen naar het land van herkomst teruggekeerd.
In ongeveer 80 gevallen is de vreemdelingbewaring op last van de rechter opgeheven omdat er niet langer zicht was op uitzetting. Het gaat hier in ongeveer 15 gevallen om vreemdelingen die 18 jaar of ouder waren ten tijde van de opheffing van de vreemdelingenbewaring.
In het geval dat de vreemdelingenbewaring wordt opgeheven op het moment dat een vreemdeling nog geen 18 jaar is, wordt de voogd hiervan in kennis gesteld.
Van hoeveel van deze jongeren is u niet bekend wat er na vrijlating met hen is gebeurd? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw oordeel over de effectiviteit en de risico’s van het opsluiten van alleenstaande minderjarige asielzoekers?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te stoppen met het opsluiten van alleenstaande minderjarige asielzoekers die niets hebben misdaan? Zo nee, waarom niet?
Met name bij een kwetsbare groep als amv’s acht ik het van belang om zo veel als mogelijk te volstaan met lichtere toezichtsinstrumenten dan bewaring. In verband met de herijking van het amv-beleid is toegezegd dat in combinatie met de implementatie van de beschermende maatregelen voor zogenaamde risico-amv's wordt onderzocht of het karakter van JJI De Maasberg kan worden aangepast en de voorzieningen een meer open karakter kunnen krijgen, zodat slechts sprake is van vrijheidsbeperking in plaats van vrijheidsontneming (Kamerstukken II, 2009/10, 27 062, nr. 64 en 65). Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst zodra het onderzoek is afgerond.
De stand van zaken rond de Irakese eermoordenaar die tot 19 oktober 2010 een tijdelijke verblijfsvergunning heeft gekregen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Is er ten behoeve van betrokkene een aanvraag ingediend voor verlenging van de verblijfsvergunning? Zo ja, wanneer wordt deze aanvraag afgewezen? Zo nee, bent u bereid om een eventueel te ontvangen verlengingsaanvraag spoedig af te wijzen daar er geen reden (meer) is om aan betrokkene verblijf in Nederland toe te staan?1
Nee, betrokkene heeft geen aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning ingediend. Ik acht het prematuur hierop vooruit te lopen.
Erkent u dat enkel de meerderjarigheid van de dochter van betrokkene (vanaf 19 oktober 2010) een eventueel beroep op artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) niet zal doen slagen en bovendien de omstandigheid dat genoemde dochter vijf weken zonder betrokkene voor vakantie in Irak verbleef ook aantoont dat de dochter van betrokkene niet afhankelijk is van de aanwezigheid van betrokkene? Zo nee, waarom niet?
De vreemdelingenrechtelijke procedure van betrokkene waarbij aan hem een tijdelijke verblijfsvergunning is verleend, is nog niet afgerond. Aangezien deze vreemdelingenrechtelijke procedure niet is afgerond kan ik hierover geen mededelingen doen.
Welke voorbereidingen zijn getroffen voor een spoedige terugkeer of uitzetting van betrokkene?
Eventuele voorbereidingen voor vervolgstappen zijn niet aan de orde zolang de vreemdelingenrechtelijke procedure niet is afgerond.
Bent u bereid zorg te dragen voor een zeer spoedig schrappen van de verjaringstermijn van dit soort misdrijven, zodat de door betrokkene gepleegde misdaad verlening van een verblijfsvergunning altijd in de weg zal staan, hetgeen natuurlijk ook geldt voor vergelijkbare gevallen? Zo nee, waarom niet?
Het desbetreffende beleid is reeds aangepast. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van de Staatssecretaris van Justitie van 26 januari 20102. Zo geldt er voor levensdelicten conform de huidige regeling voor recidive in het geheel geen termijn meer.
Bent u bereid om blijvend informatie te verstrekken over de stand van zaken met betrekking tot deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Indien zich in deze zaak nieuwe ontwikkelingen voordoen zal ik de Kamer daarover informeren.
Het bericht dat Turken en Marokkanen tijdens een gratis haarknipbeurt uitleg krijgen over een aanvullende bijstandsuitkering |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat allochtonen tijdens een gratis knipbeurt uitleg krijgen in hun eigen taal over uitkeringen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?1
Ja.
Deelt u de mening dat allochtonen met een onvolledige AOW zich verplicht moeten inkopen om in aanmerking te komen voor een volledige AOW? Zo nee, waarom geldt dit wel voor autochtone Nederlanders?
In de verplichte verzekering voor de AOW ligt de solidariteit van de AOW besloten. Het gaat hier om de solidariteit tussen personen die op eigen kracht een pensioen kunnen opbouwen en zij die dat niet kunnen. De toegang tot deze solidariteit is beperkt tot personen die in Nederland wonen of in Nederland werken en hier loonbelasting betalen. Door de verplichte verzekering bouwen deze personen een pensioen op, ongeacht het inkomen dat men heeft.
De mogelijkheid tot inkoop in de AOW is vrijwillig voor iedereen. Het gaat te ver wanneer de Nederlandse overheid personen zou verplichten pensioenrechten in te kopen over de periode dat men nog geen deel uitmaakte van de Nederlandse samenleving.
Inkoop in de AOW is ook niet voor iedereen van toegevoegde waarde. Het kan bijvoorbeeld zijn dat men over de periode voordat men in Nederland kwam al pensioen heeft opgebouwd in het herkomstland. In 2009 waren er 490 243 personen met een gekort AOW-pensioen, echter slechts 31 500 huishoudens maakten gebruik van de AIO (SVB jaarverslag 2009). In de meeste gevallen heeft men dus voldoende ander inkomen om een eventueel AOW-gat te dichten. Ook vertrekt men in veel gevallen na pensionering naar het buitenland, zodat een beroep op de AIO uitblijft.
Vrijwillige inkoop van AOW past ook bij de eigen verantwoordelijkheid die mensen hebben voor hun pensioen. De burger kan zelf het beste de afweging maken of de inkoop AOW voor hen nuttig is.
Waarom worden Turken en Marokkanen in hun eigen taal geïnstrueerd en wordt niet vastgehouden aan het Nederlands? Deelt u de mening dat dit niet bevorderlijk is voor de noodzaak om Nederlands te leren en het integratieproces?
Uitgangspunt is dat in ons land in het Nederlands wordt gecommuniceerd. Het Kabinet ondersteunt nieuwe Nederlanders daarbij door te investeren in inburgering zodat mensen zelfstandig kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. In situaties waarin het niet goed mogelijk is om in het Nederlands te communiceren, en communicatie van vitaal belang is, moet gezocht worden naar andere, adequate en soms tijdelijke oplossingen.
In het geval van de AIO-regeling zijn maatregelen nodig om niet-gebruik tegen te gaan.
Uit onderzoek van de SVB in 2008 bleek, dat het potentiële niet-gebruik van de toenmalige WWB65+-regeling op 34% lag. Tijdens het algemeen overleg van 5 november 2008 bleek er een groot draagvlak in de Tweede Kamer te bestaan voor het bestrijden van het niet-gebruik van de AIO door de uitvoering van de AIO volledig bij de SVB te beleggen. Dit algemeen overleg heeft het startpunt gevormd voor deze maatregel. De SVB blijkt namelijk beter in staat deze moeilijk bereikbare doelgroep op hun AIO-recht te wijzen. De kappersactie is in het kader van het verder bestrijden van ongewenst niet-gebruik opgezet.
Het betreft met name een specifieke doelgroep van ouderen (65 jaar en ouder) met een migratie-verleden waarvoor de AIO relevant is. Bij deze ouderen is de beheersing van de Nederlandse taal niet vanzelfsprekend. Om een ordentelijke voorlichting voor deze specifieke doelgroep mogelijk te maken zijn tweetalige (Nederlands/Turks & Nederlandse/Marokkaanse) medewerkers van de SVB en informatie beschikbaar.Door deze werkwijze probeert de SVB een taalbarrière als reden voor het niet-gebruik van de AIO-regeling weg te nemen. Dit past bij het vertaalbeleid van de SVB, waarbij communicatie in principe plaatsvindt in het Nederlands maar waar nodig bij uitzondering van vertalingen gebruik wordt gemaakt
Waarom kunnen deze allochtonen gratis naar de kapper en moeten anderen hiervoor betalen?
Alle activiteiten gericht op het bestrijden van niet-gebruik zijn breed gericht op iedereen die een mogelijk recht heeft op een AIO-aanvulling. De doelgroep van de AIO omvat veel ouderen van niet-westerse herkomst, omdat deze ouderen door hun migratieverleden veelal te maken hebben met een onvolledige AOW en als gevolg daarvan vaker een beroep moeten doen op de AIO. De kappersactie speelt in op de verwachting dat een meer persoonlijke benadering voor deze doelgroep beter werkt en per saldo kosteneffectiever kan zijn dan algemene massamediale informatievoorziening via een website of radiospots. Dat neemt niet weg dat ook autochtone Nederlanders van 64 jaar of ouder die in aanmerking zouden kunnen komen voor de AIO gebruik kunnen maken van een gratis knipbeurt. Om de effectiviteit van communicatie activiteiten over de AIO zo groot mogelijk te maken, is het goed om specifieke acties in te zetten die gericht zijn op de groep mensen waarvan wordt verwacht dat zij in aanmerking kunnen komen voor deze regeling. De kosteneffectiviteit zal meegenomen worden in de evaluatie van de pilot.
Deelt u de mening dat deze discriminatie per direct moet stoppen en gaat u de SVB hier per direct op aanspreken?
Zie antwoord vraag 4.
De harmonisering van Europese wetgeving aangaande gezinsvorming en gezinshereniging |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht «De strengste van Europa»?1
Het artikel stelt dat het in sommige gevallen moeilijk is te voldoen aan de voorwaarden die door Nederland aan gezinsmigratie worden gesteld. Dit betekent echter niet dat deze voorwaarden daardoor onredelijk zijn. De regels voor gezinsmigratie zijn op democratische wijze tot stand gekomen en zijn in overeenstemming met internationale verplichtingen, waaronder de mensenrechtenverdragen.
De passage waarin wordt gesproken van de bevoorrechte positie van EU-burgers ten opzichte van eigen onderdanen, voor zover deze geen gebruik hebben gemaakt van hun vrij verkeer-rechten binnen de EU, is juist. Teneinde het vrije verkeer van personen binnen de interne markt te stimuleren zijn in Richtlijn 2004/38/EG betreffende het vrije verkeer van personen de beperkingen voor bewegingen van gezinnen binnen de EU minimaal gehouden. Een onderdaan van een andere lidstaat zou immers kunnen worden beperkt in zijn recht op vrij verkeer indien, bij het aannemen van een baan in Nederland, zijn echtgenote (ongeacht haar nationaliteit) niet eveneens zou worden toegelaten. Dit geldt niet voor Nederlanders die in Nederland verblijven. Om principiële redenen heeft de EU over deze categorie mensen geen zeggenschap. Eveneens om principiële redenen maakt Nederland bij gezinsmigratie in Nederland waarbij geen Europese component speelt, geen onderscheid tussen Nederlanders en legaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Deelt u de mening die in dit artikel naar voren komt dat Nederland de strengste uitleg geeft aan Europese regelgeving voor gezinshereniging en gezinsvorming? Zo nee, welke landen, met uitzondering van Denemarken, kennen dan een stringentere toepassing? En om welke toepassingsregels gaat het in die gevallen?
In 2008 heeft de Europese Commissie onderzoek gedaan naar de toepassing van de richtlijn gezinshereniging (2003/86/EG) in alle Lidstaten waarin deze richtlijn gelding heeft (dat zijn alle lidstaten met uitzondering van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk).2
Uit dit onderzoek blijkt inderdaad dat Nederland op enige belangrijke punten strenger is dan andere landen. De inkomenseis en de hoogte van de leges zijn hiervan voorbeelden. De verplichte inburgering in het buitenland wordt inmiddels door een aantal lidstaten zoals Duitsland en Frankrijk als toelatingseis gesteld. Op andere punten bieden de Nederlandse regels wel meer ruimte dan andere landen. Bijvoorbeeld de mogelijkheid voor niet-gehuwden (onder wie homoseksuelen) om te kwalificeren voor gezinshereniging, het ontbreken van het huisvestingsvereiste en de wachtperiode.
Klopt de bewering dat niet Nederlandse EU onderdanen wel zonder problemen iemand in het kader van de gezinshereniging en gezinshervorming van buiten de EU naar Nederland kunnen halen? Zo ja, waarom en hoeveel gevallen betreft dit?
Nee. Voor deze groep gelden echter wel andere regels in geval van gezinsmigratie, namelijk regels gebaseerd op richtlijn 2004/38/EG betreffende het vrije verkeer van personen. Voor Nederlanders en legaal verblijvende derdelanders gelden regels die zijn gebaseerd op richtlijn 2003/86/EG betreffende gezinsmigratie.
Staat u nog steeds achter de door voormalig staatssecretaris van Justitie uitgesproken wens in Europees verband regelingen te harmoniseren op het terrein van asiel en migratie?2
Ja. Een zoveel mogelijk op elkaar afgestemde aanpak van het asiel- en migratiebeleid is ook mijns inziens noodzakelijk om de interne markt verder vorm te geven.
Ziet u aanleiding in de in het artikel aangehaalde casus om de eis voor een vast inkomen bij te stellen voor personen die niet in loondienst, maar bijvoorbeeld als freelancer of zelfstandig ondernemer werken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hoewel het voor sommige personen lastiger kan zijn om de hoogte en de duurzaamheid van hun inkomen aan te tonen dan voor anderen, is het in het geval van freelancers, zelfstandig ondernemers en personen die werken via een uitzendbureau, wel mogelijk om aan het inkomensvereiste te voldoen. Het gegeven dat het voor deze personen lastiger kan zijn aan te tonen dat zij aan de voorwaarden voldoen, heb ik onderkend in mijn voornemens omtrent het moderne migratiebeleid. Met de invoering van dit nieuwe beleidskader kan een referent onder verwijzing naar de gegevens die over hem of haar bekend zijn bij de belastingdienst aantonen dat het inkomen gedurende de afgelopen drie jaren voldoende was om aan de inkomenseis te voldoen. In dat geval wordt aangenomen dat ook aan het duurzaamheidsvereiste is voldaan.
Bent u bekend met het antwoord van de voormalig staatssecretaris van Justitie op Kamervragen, dat op termijn geen sprake meer kon zijn van de België-route?3 Welk concrete stappen neemt de regering om sluiproutes, zoals de in het artikel geschetste «België-route», te voorkomen?
Ja. Over de concrete stappen die ik neem en reeds heb genomen om misbruik van gemeenschapsrecht door gezinsmigranten uit derde landen te voorkomen is uw Kamer geïnformeerd bij brief d.d. 18 december 2009 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie naar aanleiding van het in haar opdracht uitgevoerde onderzoek naar deze problematiek.5
Deelt u de mening dat Nederland al één van de strengste eisen stelt voor gezinshereniging en gezinshervorming en dat verdere aanscherping weinig zinvol is wanneer omringende landen afwijkende normen hanteren en zo mogelijke «sluiproutes» mogelijk maken?
De definitie van «Europaroute» zoals deze is opgenomen in het onderzoek waarnaar het antwoord op vraag 6 verwijst, luidt: gebruik van gemeenschapsrecht door gezinsmigranten uit derde landen, dus zonder voorafgaand oordeel over de rechtmatigheid van dat gebruik. Het bestaan van de «Europaroute» is geen gevolg van het onderscheid tussen nationale wetgeving, maar is het gevolg van het onderscheid tussen (Europees) beleid ten aanzien van vrij verkeer binnen de Unie en gezinsmigratie van buiten de Unie. Ik pleit voor verdergaande harmonisatie binnen de EU waarbij op beide terreinen Europese beleidskaders ontstaan. Op deze wijze kan onwenselijk gebruik van Europees recht worden voorkomen.
Deelt u de mening dat de huidige situatie leidt tot ongewenste en ongelijke behandeling van Nederlandse burgers ten opzichte van andere EU burgers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u kans om deze behandeling gelijk te trekken?
Nee. In het Nederlandse beleid is ervan uitgegaan dat EU-onderdanen en Nederlanders die gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer, zich in een andere situatie bevinden dan personen die uitsluitend in Nederland verblijven en hebben verbleven.
De uitzetting van een Somaliër |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat op 2 september 2010 een Somaliër is uitgezet naar Somalië?1
Ja.
Kent u het bericht dat er de afgelopen twee weken 230 doden zijn gevallen bij gevechten in Mogadishu?2
Ja.
Geeft dit bericht aanleiding om opnieuw het uitzetten naar Somalië te heroverwegen?
Bestudering van de uitspraak van 9 september, in samenhang met de uitspraak van 26 januari 2010 en de informatie uit het ambtsbericht over Somalië van 20 september 2010, brengt mij tot de conclusie dat op dit moment, op basis van de huidige informatie over de veiligheidssituatie in Mogadishu, het door de Afdeling geconstateerde motiveringsgebrek niet kan worden weggenomen en dat in Mogadishu thans een situatie moet worden aangenomen als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (2004/83 EG). Dit betekent dat een Somalische asielzoeker die zijn identiteit en zijn afkomst uit Mogadishu aannemelijk maakt, in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 tenzij betrokkene een vestigingsalternatief heeft. Deze beoordeling zal op individuele gronden plaatsvinden waarbij het onderkennen en tegengaan van fraude nog steeds een essentieel onderdeel blijft van deze individuele beoordeling. Verwezen zij hier tevens naar de beantwoording van de vragen van het lid Spekman (PvdA) ingezonden op 20 september met nummer 2010Z13159.
Voor andere gebieden in Somalië is er op dit moment geen aanleiding om te concluderen dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
Welke maatregelen zijn genomen om zorg te dragen voor de veiligheid van deze persoon bij terugkeer?
Voor asielzoekers uit Somalië is het categoriaal beschermingsbeleid sinds 19 mei 2009 beëindigd. Hierdoor bestaat geen beleidsmatige belemmering meer voor gedwongen terugkeer naar Somalië. Het is weliswaar primair aan de vreemdeling om zelf zijn vertrek te realiseren maar gedwongen terugkeer blijft een ultimum remedium.
Risico’s die samenhangen met terugkeer van de individuele vreemdeling worden zorgvuldig getoetst in de asielprocedure, met de mogelijkheid van een rechterlijke toets in (hoger) beroep. Terugkeer vindt niet plaats als blijkt dat de vreemdeling het risico loopt op een behandeling zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Deze toetsing heeft ook in deze zaak plaatsgevonden.
Op welke manier is deze persoon begeleid bij de terugkeer naar Somalië?
De vreemdeling is door de Koninklijke Marechaussee (Kmar) vanuit Amsterdamnaar Nairobi (Kenia) geëscorteerd. Na aankomst in Nairobi is de vreemdeling overgedragen aan de Keniaanse immigratiedienst aldaar en de stationmanager van de in Kenia gevestigde luchtvaartmaatschappij. Deze procedure is door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), waarvan een vertegenwoordiger is meegevlogen, gevolgd. De DT&V ziet toe op het logistieke proces en de afstemming met de Keniaanse immigratiedienst, luchtvaartmaatschappij en de Nederlandse ambassade in Kenia.
Vanaf de luchthaven in Nairobi heeft deze vreemdeling de vliegreis naar Mogadishu zelfstandig voortgezet. De Kmar en de DT&V zijn niet meegereisd naar Mogadishu. De DT&V is wel in Nairobi gebleven totdat de luchtvaartmaatschappij heeft bericht dat de vreemdeling Somalië was ingereisd. Indien de vreemdeling de toegang tot Somalië zou zijn geweigerd, dan was de vreemdeling conform internationale regelgeving teruggenomen door Nederland.
Omdat de vreemdeling in Nairobi aangaf na aankomst in Mogadishu door te willen reizen naar Noord-Somalië, is de betrokken vreemdeling een financiële bijdrage ter beschikking gesteld, voldoende om zijn reis te vervolgen.
Uw Kamer is reeds bericht over deze werkwijze ten aanzien van de terugkeer naar Somalië bij brief van 29 maart 2010 (TK, 2009–2010, kamerstuk 29 344, nr. 72).
Is de Somaliër begeleid door Nederlandse autoriteiten tijdens de terugkeer?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt de situatie van deze persoon gevolgd door mensenrechtenorganisaties zodat duidelijk wordt of zijn verblijf in het onveilige Mogadishu leidt tot een onhoudbare situatie?
Het monitoren van teruggekeerde vreemdelingen is niet voorzien in het beleid. De Nederlandse asielprocedure, inclusief de mogelijkheid van een rechterlijke toets, biedt waarborgen om uiteindelijk, bij een onherroepelijk geworden afwijzende beslissing op het verzoek om toelating, een verantwoorde terugkeer te kunnen realiseren. In de procedure komt, bij de toets aan artikel 3 EVRM, de vraag naar de toelaatbaarheid van de terugkeer van betrokkene aan de orde.
Op welke wijze wordt de uitzetting en terugkeer geëvalueerd wanneer blijkt dat er in Somalië geen mogelijkheden zijn voor mensenrechtenorganisaties en er geen eigen ambassade of consulaat is, om te onderzoeken of de terugkeer succesvol is?
Zie antwoord vraag 7.
Blijft u bij het standpunt dat de situatie in Somalië zorgwekkend is maar dat er geen reden is om te stoppen met het laten terugkeren van vreemdelingen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Een iftarmaaltijd in Slotervaart |
|
Sietse Fritsma (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Iftarmaaltijd politie in Slotervaart»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel de totale kosten bedroegen van deze iftarmaaltijd, inclusief de huur in het World Fashion Centre en wie deze kosten heeft, of hebben betaald? Kunt u aangeven hoeveel politiemensen, voor hoelang, in dienst en buiten dienst, aanwezig waren tijdens deze iftarmaaltijd?
De Korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland heeft mij laten weten dat de totale kosten van deze Iftar-maaltijd ruim € 60 000,- bedroegen, inclusief de zaalhuur, en dat deze voor rekening kwamen van het korps. Er waren circa 250 medewerkers van het korps Amsterdam-Amstelland en enkele andere korpsen aanwezig, op een totaal van 1 250 bezoekers. Ter plaatse is niet geregistreerd hoeveel politiemedewerkers aanwezig waren in diensttijd.
Deelt u de mening dat het organiseren van dergelijke socio-multicultimaaltijden totaal niet is in te passen in de kerntaak van de politie, namelijk de hulpbiedende taak en de opsporende taak, en dat deze politiemensen beter op straat de openbare orde kunnen handhaven? Zo ja, bent u bereid de politie te verbieden aan dergelijke iftarmaaltijden deel te nemen? Zo nee, op welke wijze en met welk te verwachten concreet resultaat vindt u dat die iftarmaaltijden passen in de kerntaak van de politie?
De kerntaak van de politie bestaat uit strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, handhaving van de openbare orde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven. De politie kent een sterke lokale verwevenheid en signaleert tijdig problemen in de samenleving.
Om de kerntaken van de politie goed uit te kunnen oefenen is het van belang dat de politie goed aangesloten is op de maatschappij en weet wat er leeft. Dit vertaalt zich in beleid om alle groepen in de samenleving te bereiken. Dit heeft tot doel om de kennis en informatie die burgers hebben te kunnen benutten en anderzijds om (dreigende) criminaliteit aan te kunnen pakken. Het korps Amsterdam-Amstelland beschikt over een aantal interne netwerken die naast specifieke expertise ook een actieve verbinding naar de buitenwereld bezitten, zoals het Marokkaans Netwerk Politie, het netwerk Roze in blauw, het vrouwennetwerk, het Joods Netwerk Politie en het Christennetwerk. De jaarlijkse Iftar-maaltijd is een voorbeeld van die verbinding met de buitenwereld. De korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland heeft mij laten weten dat de veronderstelling dat het kerstpakket voor de medewerkers van het korps volledig is afgeschaft onjuist is.
Wij delen niet de mening dat de korpsbeheerder de autochtone bevolking van Amsterdam discrimineert en onderschrijven het beleid om goede contacten te onderhouden met alle groepen in de samenleving.
Kunt u aangeven of en zo ja hoeveel politieregio’s dergelijke iftarmaaltijden organiseren, hoeveel geld hier totaal voor wordt uitgegeven en wie deze kosten betalen?
Wij houden geen registratie bij van Iftar-maaltijden die door politieregio’s worden georganiseerd.
Kunt u aangeven waarom de Amsterdamse politie voor haar autochtone bevolking en autochtoon personeel, de kerstgeschenken en kerstdiners heeft afgeschaft, terwijl ze voor de islamitische bevolking en het islamitische personeel wel bereid is duizenden euro’s voor dergelijke maaltijden te spenderen? Deelt u de mening dat korpsbeheerder Van der Laan door dergelijke uitgaven de autochtone bevolking van Amsterdam schandalig discrimineert en dat het tijd wordt dat het beheer over de politie bij dergelijke korpsbeheerders wordt weggehaald? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De groepsuitzetting naar Irak |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Is het waar dat op 8 september 2010 een groepsuitzetting plaats zal vinden van ex-asielzoekers naar Bagdad, Irak?
Ja. Op 8 september 2010 zijn 31 Iraakse vreemdelingen uitgezet naar Bagdad, Irak.
Deelt u de mening dat de situatie in Irak is verslechterd, mede gelet op de toename van het geweld de afgelopen maanden?
Uit de door het ministerie van Buitenlandse Zaken opgestelde en gepubliceerde algemene ambtsberichten over Irak (laatstelijk januari 2010) blijkt dat de gewelds- en mensenrechtensituatie in (delen van) Irak al vele jaren zorgwekkend is. Evenwel lieten deze ambtsberichten ook zien dat de tendens van verbetering in de veiligheidssituatie ten opzichte van 2006 en 2007 niet was gekeerd. Op 11 juni 2010 heeft de minister van Buitenlandse Zaken u geïnformeerd dat na de verkiezingen van 7 maart 2010 sprake is van een verslechtering in de veiligheidssituatie in Irak (Tweede Kamer, 2009–2010, aanhangsel, nr. 2635). Naar planning zal op korte termijn een nieuw ambtsbericht worden gepubliceerd. Uit dit ambtsbericht zal blijken of deze tendens van verslechtering zich heeft doorgezet.
Is het u bekend dat onder andere UNHCR en Amnesty International tegen gedwongen uitzettingen naar Irak zijn en in het bijzonder naar de gebieden Bagdad, Kirkuk, Diyala en Salah al-Din en Ninewa (Mosul)?
Ja. UNHCR en Amnesty International hebben mij schriftelijk op de hoogte gesteld van hun positie over gedwongen terugkeer naar Irak. Zoals ik ook aan beide organisaties heb geantwoord, ben ik van mening dat de algemene veiligheidssituatie in Irak niet dusdanig is dat elke uitzetting naar dit land een schending van artikel 3 van het EVRM tot gevolg heeft. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (onder andere F.H. tegen Zweden van 20 januari 2009, nr. 32621/06) volgt dat het Hof een zodanige benadering alleen zou volgen in de meest extreme gevallen van willekeurig geweld. Hoewel, zoals aangegeven in mijn antwoord op de vorige vraag, de veiligheidssituatie in Irak na de verkiezingen van 7 maart jl. is verslechterd, beschik ik niet over informatie waaruit blijkt dat gesproken kan worden van een dusdanig extreme situatie van willekeurig geweld dat elke uitzetting naar Irak een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren.
De veiligheidssituatie in Irak is voor mij wel nog steeds aanleiding om bij een aantal kwetsbare minderheidsgroepen, het individualiseringsvereiste te nuanceren bij de beoordeling van de asielaanvraag. Dit betekent dat Iraakse christenen, Mandeeërs, Yezidi’s, Palestijnen, Joden, Shabak en Kaka’i, met op zichzelf beperkte individuele indicaties aannemelijk kunnen maken dat zij in aanmerking komen voor bescherming.
Bent u bereid aan de minister van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht te vragen inzake de veiligheidssituatie in Irak?
De minister van Buitenlandse Zaken zal in oktober van dit jaar een nieuw algemeen ambtsbericht uitbrengen over de situatie in Irak. Daarin zal aandacht worden geschonken aan de laatste ontwikkelingen omtrent de veiligheidssituatie in Irak.
Bent u bereid deze uitzetting op te schorten en geen nieuwe uitzettingen te plannen totdat dit nieuw algemeen ambtsbericht is uitgebracht?
Nee. Daar ik niet beschik over informatie waaruit blijkt dat gesproken kan worden van een dusdanig extreme situatie van algemeen geweld dat elke uitzetting naar Irak een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren, zie ik onvoldoende aanleiding om te concluderen tot het opschorten van uitzettingen naar Irak.
De kosten van een verblijfsvergunning voor Nederlanders in Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat de kosten voor een verblijfsvergunning voor Nederlanders in Turkije kunnen oplopen tot 40 euro per maand, en tot bijna 500 euro per jaar?1
Nederlanders betalen voor de eerste maand € 40,– voor hun verblijfsvergunning en voor de volgende elf maanden € 35,– per maand. Dit komt neer op een bedrag van € 425,– per jaar.
Is het waar dat de kosten voor eenzelfde verblijfsvergunning voor ingezetenen van lidstaten van de Europese Unie (EU), bijvoorbeeld België, slechts 1 euro per maand en voor Duitsland slechts 4 euro per maand zijn? Wat is de reden voor deze enorme verschillen?
Ja. Deze bedragen zijn gebaseerd op reciprociteit.
Gelden deze verschillen in benadering van EU-burgers ook voor de visa die door de Turkse overheid aan vakantiegangers worden verstrekt?
Nee, alle vakantiegangers uit de EU betalen dezelfde kosten voor een visum aan de grens, namelijk € 15,–.
Nu een Rotterdamse rechtbank heeft gemeend op basis van associatieverdragen te kunnen concluderen dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen EU-burgers en mensen met een Turkse nationaliteit als het gaat om inburgeringcursussen, hoe verklaart u dan dat Turkije wel verschil maakt tussen EU-burgers als het gaat om de kosten van verblijfsvergunningen?
Er is hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam d.d. 12 augustus 2010, nr. 08/4934. Het is derhalve te vroeg om definitieve conclusies te verbinden aan deze uitspraak. Het onderscheid tussen EU-landen in de hoogte van de leges voor een verblijfsvergunning in Turkije is, zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 2, gebaseerd op reciprociteit.
Ondanks het feit dat Turkije autonoom is, en dus naar eigen goeddunken visa en verblijfsvergunningen kan verlenen, mag wat u betreft verondersteld worden dat Turkije EU-inwoners gelijk behandelt tegen de achtergrond van de Turkse wens tot toetreding tot de EU? Zou u een gelijke behandeling van EU-burgers als het gaat om visa en verblijfvergunningen willen aankaarten bij de Turkse regering en de onderhandelaars van de Europese Commissie?
De hoogte van leges voor Nederlandse onderdanen is gebaseerd op de hoogte van de leges die Nederland oplegt aan (o.a.) Turkse onderdanen. Nu als gevolg van een recent arrest2 de Nederlandse leges voor alle soorten verblijfsvergunningen van Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het Associatierecht EU-Turkije zijn verlaagd, is Nederland in gesprek met de Turkse autoriteiten over de hoogte van de leges die Turkije heft.
Hongerstakers die in de isoleercel belanden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Is het waar dat het standaardprocedure is om opgesloten vreemdelingen die in hongerstaking gaan in een isoleercel te plaatsen?1 Zo ja, waarom? Zo nee, wat zijn dan de exacte regels en procedures?
Nee, het is geen standaardprocedure om ingesloten vreemdelingen die in hongerstaking gaan in een afzonderingscel te plaatsen.
De arts adviseert de directie tot overplaatsing naar een afzonderingscel met cameratoezicht of algemeen/penitentiair ziekenhuis indien hij dit medisch geïndiceerd acht. Bij voedselweigering kan dit laatste na ongeveer 4 weken noodzakelijk zijn. Indien het gaat om een vochtweigeraar plaatst de directie de vochtweigeraar na 24 uur in afzondering onder cameratoezicht.
Is het waar dat jaarlijks gemiddeld tien vreemdelingen per detentiecentrum in de isoleercel worden geplaatst wegens hongerstaking?1 Zijn hierover exacte cijfers beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
In de eerste helft van 2010 zijn ongeveer 10 vreemdelingen per detentie- of uitzetcentrum in afzondering geplaatst als gevolg van een honger- of honger- en dorststaking.
Plaatsing in de isoleercel, ook aangeduid als plaatsing in afzondering, kan opgelegd worden indien zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of ter bescherming van de betrokken gedetineerde. Bij het plaatsen in afzondering schakelt de inrichtingsarts zo nodig een psycholoog/psychiater en eventueel ook een vertrouwensarts in.
Bij afzondering vanwege een hongerstaking, adviseert de inrichtingsarts de directie over de gezondheidstoestand van de hongerstaker. In geval van psychopathologie wordt de plaatsing altijd afgestemd met gedragsdeskundigen. Op deze wijze wordt in individuele gevallen zorgvuldig omgegaan met de plaatsing in afzondering.
Hoe kan het dat zoveel mensen in de isoleercel worden geplaatst, terwijl bekend is dat isolatie leidt tot psychische en fysieke schade?
Zie antwoord vraag 2.
Is het naar uw mening strikt noodzakelijk om iedere hongerstaker in een isoleercel te plaatsen? Zo ja, waarom?
Nee, zie verder het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening van hoogleraar Van Kalmthout dat cameratoezicht niet alleen in een kale strafcel maar ook in een reguliere gemeubileerde cel met daglicht plaats zou kunnen vinden?
Bij cameratoezicht in de afzonderingscel is de camera zodanig aangebracht dat de observatie van de gehele cel mogelijk is. Hoewel cameratoezicht technisch mogelijk is in een gewone cel, staat meubilering observatie van de gehele cel in de weg.
Bent u bereid er voor te zorgen dat per individu zal worden beoordeeld of plaatsing in een isoleercel strikt noodzakelijk is? Hoe gaat u hier voor zorgen? Bent u bereid te zorgen voor alternatieven, zoals het mogelijk maken van cameratoezicht op de reguliere cel indien dit in het belang is van de veiligheid van de betreffende vreemdeling? Zo nee, waarom niet?
Het is reeds staand beleid dat per individu wordt beoordeeld of plaatsing in afzondering dan wel overplaatsing naar een algemeen/penitentiair ziekenhuis noodzakelijk is. De arts en directeur bepalen in overleg of en op welk moment dit gebeurt. Bij het antwoord op vraag 5 gaf ik aan dat volledig cameratoezicht in een reguliere cel niet mogelijk is.
Het afblazen van opleiding en baan voor 476 nieuwkomers |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat met het afzeggen van een opleiding en een toekomstige baan bij de krijgsmacht aan een groot aantal gemotiveerde aspirant-militairen in tijden van personeelstekorten bij de krijgsmacht een negatief signaal wordt afgegeven over de krijgsmacht als betrouwbare werkgever?1 Zo ja, op welke wijze gaat u dit negatieve signaal herstellen opdat ook in de toekomst gemotiveerde aspirant-militairen zich willen (blijven) inzetten voor de krijgsmacht?
Defensie streeft naar volledige vulling maar wordt ook geconfronteerd met bezuinigingen. Om de bezuinigingen uit het aanvullende kabinetsakkoord te kunnen verwerken is in 2009 besloten tot een meer geleidelijke vulling van het personeelsbestand. De arbeidsmarktsituatie maakte het mogelijk, anders dan voorheen, in ruime mate nieuw personeel aan te trekken. Er was echter ook sprake van een significante afname van het vrijwillige ontslag en een beduidend gunstiger opleidingsverloop. Als gevolg hiervan dreigde een overschrijding van het personeelsbudget dat is vastgelegd in de begroting 2010. Uitstel van opkomst bleek om deze redenen noodzakelijk.
Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor negatieve gevolgen voor het imago van Defensie als werkgever. Het aantal belangstellenden voor een baan bij Defensie is onverminderd zeer groot. Overigens toonden de betrokken personen in overgrote meerderheid begrip voor de maatregel en was men vooral positief over het feit dat men later alsnog kon beginnen.
Kunt u aangeven om wat voor soort militairen het gaat voor wie nu de opleiding en een toekomstige baan bij de krijgsmacht is afgeblazen? Zitten onder de afvallers ook militairen die vallen in de schaarse categorieën? Zo ja, probeert u deze aspirant-militairen alsnog nu te behouden voor de krijgsmacht? Zo nee, betekent dit dat de 3 000 openstaande vacatures de komende maanden niet gevuld kunnen worden, vanwege tekorten op de begroting?
De maatregel betreft het uitstel van de initiële opleiding van 300 kandidaat-militairen van het Commando zeestrijdkrachten en 167 van het Commando Landstrijdkrachten. Het gaat niet om afstel maar om uitstel van de opkomst met enkele maanden tot een half jaar. Het betreft niet de schaarse categorieën personeel; de werving en aanstelling daarvan gaat gewoon door.
Zoals uiteengezet in de begroting 2010 is al in 2009 besloten het personeelsbestand van Defensie voorlopig niet volledig te vullen, om zo de bezuinigingen uit het aanvullende beleidsakkoord te kunnen verwerken. Er is de komende jaren wel nog ruimte voor een gecontroleerde groei van het personeelsbestand, van 95 procent in 2010 tot 98 procent in 2015.
Op welke wijze is omgegaan met het afzeggen van deze aspirant-militairen? Waren zij reeds in het bezit van een contract en is er met andere woorden sprake van contractbreuk met eventuele juridische en financiële gevolgen voor de krijgsmacht?
De maatregel behelst geen contractbreuk, maar een uitstel van de geplande opkomstdatum. Alle betrokkenen zijn hierover telefonisch en schriftelijk geïnformeerd. Over het algemeen toonde men begrip voor de situatie. Het feit dat men over enkele maanden alsnog kan opkomen, werd als positief ervaren. Tot nu toe hebben drie personen een verzoek om compensatie ingediend. Deze zaken zijn nog in behandeling. Indien men aantoonbaar financiële schade lijdt, zal Defensie die vergoeden. Naar het zich laat aanzien zullen de totale kosten hiervan echter beperkt zijn.
Vanaf wanneer in 2011 verwacht u deze aspirant-militairen wel te kunnen aannemen? Is dit direct met het ingaan van het nieuwe jaar? Hoe probeert de krijgsmacht deze gemotiveerde mensen te behouden voor 2011?
Alle betrokkenen die dat willen, zullen alsnog in de eerste maanden van 2011 opkomen. Verreweg de meesten hebben laten weten dan inderdaad met hun initiële opleiding te willen beginnen.
Heeft deze afgelasting gevolgen voor de wervingscampagnes?
Neen, de wervingscampagnes gaan door met het oog op de instroom in 2011. Meer in algemene zin is het van belang de arbeidsmarktpositie van Defensie te handhaven zodat niet op een later moment, als de arbeidsmarkt aantrekt, hierin tegen belangrijk hogere kosten weer moet worden geïnvesteerd. Wel worden de accenten in de wervingscampagnes voortdurend aangepast aan de feitelijke behoefte en de financiële mogelijkheden. Overigens is het wervingsbudget al aanzienlijk verkleind als gevolg van het amendement bij de defensiebegroting voor 2010 van het lid Knops (Kamerstuk 32 123 X nr. 54).