Het beschermen van burgers, dieren en milieu tegen staalslakken |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL), Bart van Kent (SP) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de gevaarindeling van LD-staalslakken als afvalstof door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in het rapport Milieuhygiënische kwaliteit LD-staalslakken1 waaruit blijkt dat LD-staalslakken gevaarlijke eigenschappen bezitten, zoals HP4, HP5, HP7, HP10 en HP11?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Kunt u zich vinden in deze gevaarindeling door het RIVM? Zo nee, welke gevaarlijke eigenschappen zijn volgens u niet of in mindere mate verbonden aan LD-staalslakken en kunt u aangeven op welk wetenschappelijk onderzoek u zich hierbij baseert?
Het vaststellen van gevaareigenschappen van stoffen is een wetenschappelijke afweging en daarbij gaan we altijd uit van het oordeel van het RIVM.
Bent u ermee bekend dat het tweede lid van artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en constante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie meebrengen dat de Europese Unie er naar streeft om haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming te brengen en dat dit beleid onder meer berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wilt u met uw milieubeleid ook een hoog niveau van bescherming nastreven en uw beleid laten steunen op voornoemde beginselen?
Ja en dat is ook het geval. Op basis van de Wet milieubeheer en de Omgevingswet is in het Besluit bodemkwaliteit, de Regeling bodemkwaliteit 2022 en in het Besluit activiteiten leefomgeving invulling gegeven aan het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen doordat hierin verschillende milieukwaliteitseisen, toepassingseisen, verantwoordingseisen (zoals een milieuverklaring) en de zorgplicht(en) zijn opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Met de modernisering van de regelgeving wordt verdere invulling aan het borgen van bescherming gegeven. Er zijn reeds stappen gezet (zie het antwoord op vraag 8) en er wordt bekeken wat er nog meer kan worden gedaan (zie het antwoord op vraag 10).
Deelt u de mening dat het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen meebrengen dat Nederland de bronnen van vervuiling en overlast van meet af aan dient te voorkomen, te verminderen en zo mogelijk op te heffen door het treffen van maatregelen die de bekende risico's kunnen wegnemen? Zo ja, wat wilt en kunt u eraan doen om er voor te zorgen dat Tata Steel in de toekomst deze LD-staalslakken ontdoet van de schadelijke zware metalen en gebluste kalk die zich erin bevinden?
De risico’s bij de toepassing van staalslakken als bouwstof zijn bekend. Hier dient op grond van de zorgplicht bij de toepassing rekening mee worden gehouden. Gebeurt dat niet of onvoldoende, dan levert dat een overtreding op van de wettelijke zorgplicht en kan handhavend worden opgetreden. Wanneer aan de zorgplicht wordt voldaan – en ook aan de andere eisen die de bodemregelgeving stelt aan het toepassen van bouwstoffen – dan is er geen bezwaar om het toepassen van staalslakken toe te staan.
Bent u er mee bekend dat Pelt & Hooykaas (vóór 2021) in haar productcertificaat voor LD-staalslakken2 afnemers van LD-staalslakken liet weten dat de pH-waarde van de bodem, grondwater en nabijgelegen oppervlaktewater, vanwege de eigenschappen van LD-staalslakken, tijdelijk kan worden verhoogd en dat zij de afnemers van LD-staalslakken adviseerde om adequate voorzieningen te treffen om dit tegen te gaan?
Ja, daar ben ik mee bekend. Het betreft een productcertificaat voor LD-staalslak 0/90 mm ZV (bekend onder de naam BGS-Fill) uit 2017.
Sinds 1 januari 2024 zijn leveranciers verplicht om in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden welke voorwaarden en beperkingen de toepasser in acht moet nemen.
Bent u ermee bekend dat Pelt & Hooykaas in 2021 deze waarschuwing heeft aangescherpt, waardoor er nu op voorhand een plan van aanpak wordt verlangd waaruit blijkt op welke wijze is gewaarborgd dat de LD-staalslakken niet permanent in contact komen met hemel-, grond- en oppervlaktewater, zodat milieueffecten als gevolg van het uitspoelen van vrije kalk voorkomen zullen worden3?
Ja, ik ben ermee bekend dat Pelt & Hooykaas naar aanleiding van problemen die zich in grootschalige toepassingen hebben voorgedaan met het product BGS Fill dergelijke voorwaarden voor de toepassing van dit product stelt.
Wat vindt u ervan dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in haar signaalrapportage van 2023 al heeft aangegeven dat de kaders van de regelgeving de risico’s van de toepassing van LD-staalslakken voor mens en milieu niet afdekt?
De signaalrapportage van ILT van 2023 leidde tot zorgen over uiteenlopende toepassingen van staalslakken. De rapportage gaat echter alleen over de risico’s van zandvervangende staalslakken in grootschalige toepassingen zoals aanvullingen en ophogingen op land. Zoals ook in de beleidsreactie4 bij de aanbieding van deze signaalrapportage aan de Kamer werd aangegeven, worden de zorgen uit de signaalrapportage herkend.
Het is daarbij van belang om te benadrukken dat naast toepassingseisen uit de regelgeving ook de zorgplicht, zoals verwoord in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, geldt om risico's voor mens en milieu te voorkomen. Dit staat ook beschreven in de Circulaire Toepassing van staalslak5. Op basis van de zorgplicht mogen toepassers staalslakken niet op een verkeerde manier toepassen of toepassen in situaties waarvoor ze ongeschikt zijn.
Dat het desondanks in bepaalde gevallen in de praktijk toch misgaat, vind ik zeer kwalijk. Daarom is de afgelopen periode een aantal stappen gezet:
Deelt u de mening dat LD-staalslakken niet meer toegepast zouden moeten worden op landbodems als deze in contact kunnen komen met regen-, grond- en oppervlaktewater? Zo ja, kunt u die specifieke toepassingsvoorwaarde in wet- en regelgeving verankeren? Zo nee, dienen voor grootschalige toepassing van LD-staalslakken op landbodems algemene en/of bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden getroffen en zo ja, welke zijn dit volgens u?
Als er schadelijke milieugevolgen optreden door contact met grond- en regenwater is het op grond van de zorgplicht nu al verboden om staalslakken toe te passen. Immers, op grond van de zorgplicht zijn toepassers verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs mogelijk zijn om nadelige gevolgen te voorkomen, of deze zoveel als mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Het is de verantwoordelijkheid van bevoegd gezag om op de naleving van deze verplichting toe te zien en zo nodig handhavend op te treden.
Zoals ook in de Circulaire Toepassing van staalslak is verwoord, zijn verschillende factoren zoals de omvang van het werk, het ontwerp en de omvang en doorstroming van het aanwezige oppervlaktewater van invloed op de risico’s bij toepassing van staalslakken op land. Daarom zal de vraag of de keuze voor staalslakken als bouwstof een juiste is en welke maatregelen dan precies nodig zijn per situatie verschillen en vragen om maatwerk waar toepassers op grond van de zorgplicht toe verplicht zijn.
Dat het desondanks in bepaalde gevallen zoals in Spijk en Eerbeek toch mis blijkt te zijn gegaan was en is aanleiding voor een aantal stappen die reeds gezet zijn (zoals benoemd in het antwoord op vraag 8) en om te bekijken wat er nog meer kan helpen.
Deelt u de observatie dat zorgen over de toepassing van staalslakken niet alleen voortkomen uit enkele incidenten, zoals u eerder aangaf in de beantwoording op Kamervragen4, maar dat er al jaren sprake is van misstanden bij grootschalige toepassing van LD-staalslakken, zoals blijkt uit een rapport uit 20075, en misstanden bij grootschalige toepassing van LD-staalslakken in Hellevoetsluis, Spijk, Eerbeek, de Aagtenbelt en De Centrale As? Deelt u de mening dat het hier dus gaat om een structureel probleem en dat actie is vereist? Zo nee, waarom niet?
Het is regelmatig fout gegaan bij de toepassing van LD-staalslakken. Daarom zijn er stappen ondernomen en ben ik op dit moment in het kader van de herijking van de bodemregelgeving aan de slag met:
Voor meer informatie over de stappen die ik onderneem in het kader van de herijking van de bodemregelgeving verwijs ik u naar de Verzamelbrief bodem en ondergrond van 12 november 20249.
Naast de bodemregelgeving zijn ook de juridische kaders van REACH en CLP10 van toepassing. Ik bekijk in hoeverre hier mogelijkheden liggen om de risico’s beter te beheersen.
Kunt u vijf voorbeelden geven waar LD-staalslakken op grootschalige wijze (meer dan 100.000 ton) zijn toegepast op landbodems zonder dat dit heeft geleid tot ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid?
Wanneer voldaan wordt aan de gestelde eisen zijn bouwstoffen vrij toepasbaar. Toepassingen hoeven niet gemeld of geregistreerd te worden. Zoals in het antwoord bij vraag 10 wordt aangegeven, wordt in het kader van de herijking van de regelgeving onderzoek gedaan naar een registratieplicht.
Op welke wijze moet het lokale bevoegd gezag per specifiek geval beoordelen of er staalslakken kunnen worden toegepast zolang er nog geen informatieplicht is ingevoerd? Bent u het eens dat de afnemers van de LD-staalslakken doorgaans niet over deze kennis zullen beschikken? Welke expertise veronderstelt u bij het lokale bevoegd gezag aanwezig?
Indien wordt voldaan aan de in de wet- en regelgeving gestelde eisen, zijn staalslakken vrij toepasbaar. Het bevoegd gezag kan op grond van haar bestaande bevoegdheden ingrijpen als de zorgplicht en andere toepassingseisen niet worden nageleefd of wanneer dat dreigt te gebeuren. Veelal zal dit op basis van signalen en inspecties gebeuren. De problemen hebben zich vooral voorgedaan bij grootschalige werken waar over het algemeen een uitgebreid beoordelings- of vergunningstraject aan vooraf gaat en waarvoor honderden tot duizenden vrachtwagens nodig zijn om de LD-staalslakken aan te voeren. Daar liggen nu al de nodige aangrijpingspunten voor toezichthouders om zich te informeren over (voorgenomen) toepassingen.
Van toepassers van LD-staalslakken mag vanuit hun professionaliteit worden verwacht dat zij over voldoende kennis over LD-bouwstoffen beschikken. Als een toepasser een specifieke toepassingssituatie op het oog heeft en twijfel heeft over de toepasbaarheid van de LD-staalslak, dient hij bij de leverancier navraag doen over de kennis die de leverancier heeft over de toepasbaarheid van de LD-staalslak in het licht van de zorgplicht. Zo nodig kan de toepasser een deskundig adviseur inschakelen. Bovendien roep ik toepassers op om, vooruitlopend op de informatieplicht, contact op te nemen met het bevoegd gezag voor het toezicht op de naleving van de toepassingsregels.
Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de toepassing van staalslakken. In de praktijk ligt dit vaak bij de omgevingsdiensten. Met deze verantwoordelijkheid ligt daar ook de verantwoordelijkheid voor voldoende inzet en expertise om toezicht te kunnen houden. In aanvulling hierop financier ik vanuit IenW de kennisinfrastructuur VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving). Via deze structuur kunnen medewerkers van omgevingsdiensten kennis uitwisselen op verschillende thema’s. Dat neemt niet weg dat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid, zoals hierboven aangegeven, ook aanvullende acties onderneem.
Hoe moet een bedrijf aantonen dat er aan bijproductvoorwaarden is voldaan en er geen sprake is van een afvalstof?
Zoals op 6 november 2024 in de beantwoording van eerdere vragen van de Kamer over het beschermen van burgers, dieren en milieu tegen staalslakken is aangegeven11, is het voor een toepassing als bouwstof in het kader van de bodemregelgeving niet relevant of sprake is van afval of niet. In alle gevallen dient de bouwstof te voldoen aan de eisen die de bodemregelgeving stelt. De begrippen bouwstof (bodemregelgeving) en bijproduct (afvalregelgeving) zijn dus los van elkaar staande begrippen.
Als aan de voorwaarden voor de bijproductstatus in art. 1.1 lid 4 van de Wet milieubeheer is voldaan, dan is een productieresidu geen afvalstof maar een bijproduct. Het is aan de houder zelf om aan te tonen dat voldaan wordt aan de bijproductvoorwaarden door het leveren van de daarvoor benodigde informatie. Het is vervolgens aan bevoegd gezag om te bepalen of de onderbouwing voldoende is. In het Landelijk Afvalplan 3 en de Leidraad afvalstof of product zijn als hulpmiddel handvatten gegeven om welke informatie het precies gaat. Zo gaat het bij de voorwaarde dat het gebruik zeker is, bijvoorbeeld om contracten met afnemers.
Klopt het zoals u eerder antwoordde dat het aan de «houder» van staalslak is om aan te tonen dat aan de voorwaarden is voldaan, ter beoordeling van het bevoegd gezag? Wie is volgens u die houder in het algemeen en wie is die houder in het bijzonder in geval van Spijk en Eerbeek?
Zoals in het antwoord op vraag 13 is aangegeven is de houder degene die het materiaal bezit. Het draait dus niet om de vraag waar het (juridische) eigendom rust, maar om wie de feitelijke macht heeft over het materiaal. In het geval van Eerbeek en in het geval van Spijk is de vraag wie de houder is niet relevant omdat het bij de toepassing van staalslakken als bouwstof gaat over de vraag of voldaan is aan de eisen van de bodemregelgeving. Wordt bij de toepassing niet aan de eisen voldaan, dan kan bevoegd gezag optreden jegens degene die de staalslakken feitelijk heeft toegepast en/of degene die daarvoor opdracht heeft gegeven.
Wat betekent het dat het bevoegd gezagkan optreden als de toepassing van staalslakken als bouwstof niet goed is gegaan, zoals u antwoordde in eerder genoemde Kamervragen? Deelt u de mening dat dit een te voorzichtige visie is omdat het bevoegd gezag gehouden is bij overtreding van productcertificaat of zorgplicht tot handhaving over te gaan?
In beginsel is een bestuursorgaan bij constatering van een overtreding van een wettelijk voorschrift gehouden zijn handhavingsbevoegdheden in te zetten. Hier kan slechts in uitzonderingsgevallen van worden afgeweken. Dit wordt in de jurisprudentie de beginselplicht tot handhaving genoemd. Het is aan het bevoegd gezag zelf te bepalen en te motiveren op welke wijze een overtreding moet worden beëindigd of de milieugevolgen daarvan ongedaan moeten worden gemaakt. Dat kan in het ene geval door afgraven en verwijderen, in het andere geval door beheersmaatregelen en monitoring.
Welke maatregelen kunnen er worden genomen wanneer het Rijk interbestuurlijk toezicht inzet als een provincie of gemeente het milieu en de gezondheid van mensen en dieren onvoldoende blijft beschermen, zoals u als mogelijkheid aangaf in eerder genoemde Kamervragen? Waar is dit interbestuurlijk toezicht en de maatregelen die daaruit kunnen vloeien in de wet verankerd? Deelt u de mening dat het VTH-stelsel (vergunningverlening, toezicht en handhaving) hierop zodanig dient te worden aangepast dat het Rijk kan ingrijpen indien de lokale overheid dit ten onrechte nalaat?
De manier waarop interbestuurlijk toezicht wordt uitgevoerd, is vastgelegd in de Wet revitalisering generiek toezicht (hierna: Wgrt)12. Het interbestuurlijk toezicht is gericht op de uitvoering van wettelijke medebewindstaken. Medebewind is de verplichte uitvoering die gemeenten of provincies geven aan hogere regelgeving, zoals nationale regelgeving. Inzet van de Wrgt is niet bedoeld om kwaliteit van de taakuitvoering te verbeteren. Voor medebewindstaken in het VTH-stelsel milieu houdt de Inspectie leefomgeving en transport toezicht op de provincies en de provincies houden toezicht op de gemeenten.
Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd of als besluiten in strijd zijn met het algemeen belang of het recht. Om te bepalen of tot ingrijpen wordt overgegaan, doorloopt de toezichthouder een «interventieladder».
De toezichthouder kan gebruikmaken van de volgende instrumenten:
In de voortgangsbrief versterking VTH van 5 december 202413 is de Kamer geïnformeerd over de voorbereiding van een wetsvoorstel waarmee maatregelen worden getroffen die nodig zijn om regie te nemen vanuit het Rijk in gevallen dat de kwaliteit van de uitvoering achterblijft. Er wordt onderzocht hoe de uitvoering van interbestuurlijk toezicht door zowel de provincies als het Rijk kan worden versterkt. Dit gebeurt door te onderzoeken hoe de artikelen uit de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, die zien op het VTH-stelsel milieu, zo geconcretiseerd kunnen worden dat daarop interbestuurlijk toezicht kan worden ingezet als dat nodig is en ingegrepen kan worden als de kwaliteit van de uitvoering onvoldoende is.
Kunt u aangeven welke eigenschappen van LD-staalslakken ertoe hebben bijgedragen dat de staalslakken niet als een dergelijke IBC-«bouwstof» (isoleren, beheersen en controleren) zijn aangemerkt?
Tot 1 januari 2024 konden bouwstoffen die niet voldeden aan maximale emissiewaarden voor vormgegeven en niet-vormgegeven bouwstoffen soms toch worden toegepast via het toepassingskader voor IBC-bouwstoffen uit het Besluit bodemkwaliteit, zoals dat gold voor 1 januari 2024. Dit is sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 niet meer mogelijk.
Het onderscheid tussen enerzijds IBC-bouwstoffen en anderzijds vormgegeven en niet-vormgegeven bouwstoffen is gebaseerd op hoeveel metalen en zouten vrijkomen in de daarvoor voorgeschreven proeven om te toetsen aan de maximale emissiewaarden. Staalslakken moeten in alle gevallen voldoen aan de normen voor uitloging van metalen en zouten. Zo niet, dan is toepassing als bouwstof niet toegestaan.
Kunt u toelichten wat er volgens u voor nodig is om door LD-staalslakken verontreinigd water te neutraliseren?
Door natuurlijke processen onder invloed van water en CO2 zal de pH in een werk in de loop van de tijd vanzelf afnemen naar een pH rond 8.
Deelt u de mening dat LD-staalslakken als converterslak vanwege de toxische cocktail aan zware en giftige metalen die erin zitten veeleer neigen naar de ontzwavelingsslakken dan naar de hoogovenslakken? Zo nee, waarin zit volgens u dan het verschil in bijzondere gevaareigenschappen van de verschillende soorten slakken?
Om de slakken te mogen produceren en op de markt te brengen, moeten ze zijn geregistreerd onder REACH. Voor verschillende soorten slakken met verschillende eigenschappen zijn meerdere registraties nodig, elk voorzien van samenstelling en informatie betreffende veilig gebruik. Bij het ontbreken van een registratie is markttoelating niet toegestaan vanuit het basisprincipe van REACH («no data, no market») en wanneer de registratie niet op de juiste manier heeft plaatsgevonden kan een bedrijf hierop worden aangesproken. Het is aan ILT om toe te zien op de registratie onder REACH.
Bent u ermee bekend dat in het RIVM-rapport[1] uit 2023 is opgemerkt dat er in de literatuur geen aanwijzingen zijn gevonden dat carbonatie zorgt voor een waterdichte laag aan de oppervlakte van LD-staalslakken?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven waar in de regelgeving is verankerd dat meer toepassen van LD-staalslakken dan nodig niet past binnen de kaders van de regelgeving, zoals u antwoordde in eerder genoemde Kamervragen?
In artikel 4.1261 van het Besluit activiteiten leefomgeving is expliciet bepaald dat bouwstoffen, zoals LD-staalsakken, niet mogen worden toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van het werk redelijkerwijs nodig is volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven.
Wilt u ook aangeven op welke wijze is te voorkomen dat er meer LD-staalslakken dan nodig worden toegepast? Wilt u ook aangeven hoe kan worden gecontroleerd dat er meer is toegepast dan nodig en hoe het meerdere (toegepaste) ook daadwerkelijk kan worden verwijderd?
Het is de verantwoordelijkheid van de toepasser om deze eis na te leven en het bevoegd gezag heeft de verantwoordelijkheid op grond van het bestaande toezichts- en handhavingsinstrumentarium toe te zien op de naleving hiervan en bij overtreding hierop te handhaven, bijvoorbeeld middels een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Die handhavingsinstrumenten kunnen zowel preventief, vooraf, als bij geconstateerde overtreding, achteraf, worden ingezet. Zo kan bijvoorbeeld gelast worden het te veel toegepaste af te graven en te verwijderen, of er kunnen beheersmaatregelen en monitoring worden gevorderd om de gevolgen van de overtreding te stoppen. Dat is ter beoordeling van het bevoegd gezag.
Zoals ook in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, wordt er voor staalslakken een informatieplicht ingevoerd. Hierdoor worden toezichthouders van tevoren op de hoogte gesteld waar dit materiaal zal worden toegepast en kunnen zij indien noodzakelijk voorkomen dat meer staalslakken dan nodig worden toegepast. En zoals in het antwoord op vraag 10 staat, ben ik in het kader van de herijking van de bodemregelgeving aan de slag met het ontwikkelen van handvatten voor toepassers en bevoegd gezag, om beter te beoordelen of grotere hoeveelheden van bouwstoffen worden toegepast dan nodig.
Kunt u het Deltares-rapport uit 2016 waarnaar u verwijst in eerder genoemde Kamervragen openbaar maken?
Ja, dit is als bijlage bijgevoegd.
Het met spoed sluiten van de brug Uitwellingerga |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Wat precies maakt het met spoed sluiten van de brug Uitwellingerga noodzakelijk?1
Uit recent onderzoek blijkt dat de staat van de brug slechter is dan eerder is aangenomen. De veiligheid van de brug kan op dit moment niet gegarandeerd worden bij belasting door gemotoriseerd wegverkeer. Daarom is de brug uit voorzorg per direct afgesloten.
Staat u nog steeds achter het antwoord op mijn schriftelijke vragen van 17 februari 2023?2
Ja.
Had het plotseling moeten afsluiten van de brug Uitwellingerga voorkomen kunnen worden met betere monitoring?
Nee. Vanuit eerdere reguliere inspectierapporten was er geen aanleiding om de brug extra te monitoren. Echter, de extra belasting van de brug als gevolg van de calamiteit in de Prinses-Margriettunnel heeft versnelde slijtage van het brugdek laten zien. Deze versnelde slijtage was aanleiding voor aanvullende inspecties die aan de hand van de resultaten steeds diepgaander zijn uitgevoerd. Hieruit is recent een beeld van de staat van de brug gekomen dat slechter is dan het beeld op het moment dat is besloten om de brug niet meer te bedienen. Er zijn onder meer ook op andere plekken aan de brug schades waargenomen. De informatie die deze inspecties heeft opgeleverd, zou er op elk moment in de tijd toe hebben geleid dat de brug moet worden afgesloten.
Als er veel meer is gemonitord, zoals beloofd in antwoord op mijn eerdere vragen, waarom zijn de nu acute veiligheidsproblemen dan niet eerder opgevallen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Had het het sluiten van de brug kunnen worden voorkomen door deze eerder af te sluiten voor zwaar verkeer of het eerder uitvoeren van onderhoud?
Nee. Het gebruik als omleidingsroute voor de Prinses-Margriettunnel heeft geleid tot toegenomen belasting van de brug waardoor deze versneld achteruit is gegaan. In reactie hierop zijn sinds eind 2022 verkeersbeperkende maatregelen voor zwaar verkeer van kracht. Voor die tijd was daar geen aanleiding toe. Sinds de waargenomen schade door deze extra belasting is de brug extra gemonitord en is extra onderhoud uitgevoerd.
Heeft het nu sluiten van de brug gevolgen voor de geplande vervanging in 2027? Of wordt het schema naar voren gehaald?
In de (ongewijzigde) conceptplanning is oplevering van de vernieuwing van deze brug eind 2029 opgenomen. Onderzocht wordt of de vernieuwing van deze brug enkele jaren naar voren kan worden gehaald.
Klopt de planning voor het herstel van de Prinses Margriettunnel nog steeds?
Ja.
Wat was het plan voor het verkeer voor de periode dat de brug regulier zou worden vervangen? Zou er een noodbrug komen? Zo ja, kan die niet al eerder worden aangelegd?
Er is nog geen plan uitgewerkt voor de periode van vervanging van de brug. Dit gebeurt in de planfase van het project die nog moet starten. Een noodbrug is één van de noodmaatregelen die worden overwogen voor de situatie die nu is ontstaan.
Zijn er meer situaties waarbij een primaire en secondaire verbinding tegelijk dreigen uit te vallen?
Op de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl (HLD) is een vergelijkbare situatie aanwezig bij Burgum (Fryslân); daar liggen een aquaduct en een brug dicht bij elkaar. Gezien de veel lagere leeftijd van deze kunstwerken wordt hier geen dubbele uitval verwacht. Niet overal langs de HLD is een alternatieve route voorhanden. Plekken waar in de wijde omgeving maar één oeververbinding aanwezig is (zoals bij Oude Schouw of Spannenburg), zijn daardoor kwetsbaarder dan plekken waar een alternatieve route in de buurt ligt.
Hoe staat het met de risico’s rond uitval van andere bruggen in de regio en gevolgen voor het wegverkeer of de scheepvaart? Hoe kwetsbaar zijn de vaarroutes bij uitval van nog een brug?
Voor veel oude bruggen op de HLD geldt dat de omrijdroutes voor het wegverkeer aanzienlijk zijn. Voor het wegverkeer is de impact het grootst bij uitval van een zogenaamde «lage brug», bijvoorbeeld Schuilenburg/Stroobos, met doorvaarthoogte lager dan 7,40 m. Rijkswaterstaat zet de brug in dat geval open voor de beroepsvaart, waardoor er, anders dan bij een hoge brug als Uitwellingerga, ook geen (brom)fiets- en voetgangersverkeer mogelijk is.
De reden hiervoor is dat voor de beroepsvaart omvaren zeer beperkt mogelijk is en er voor sommige delen van de vaarweg geen alternatief is. Voor de recreatievaart bestaan meer mogelijkheden, maar dit geeft direct overlast op de omvaarroutes, waar bruggen langer open moeten wat het wegverkeer hindert.
Wachttijden voor stroomaansluitingen |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wachttijden tot 70 weken voor stroomaansluitingen voor huishoudens? Wat is de omvang van dit probleem?
Er zijn inderdaad wachttijden voor sommige huishoudens en kleine bedrijven met een kleinverbruikersaansluiting. Op dit moment moeten enkele duizenden klanten langer wachten op een nieuwe aansluiting of verzwaring. Dit is een relatief klein percentage van het totaal aantal aanvragen voor nieuwe aansluitingen of het verzwaren van de bestaande aansluitingen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt zonder vertraging aangesloten.
De netbeheerders geven wel aan dat zowel het aantal wachtenden als de wachttijden beginnen toe nemen. De doorlooptijd voor de groep aanvragen met vertraging is momenteel 40 tot 70 weken met een enkele uitschieter. In het eerste kwartaal van 2025 komt er meer inzicht in deze doorlooptijden met de online stroomnetchecker die door de netbeheerders wordt ontwikkeld.
De vertraging komt doordat netbeheerders steeds vaker eerst nieuwe kabels moeten aanleggen of een elektriciteitshuisje of verdeelstation moeten plaatsen, voordat de verzwaring of nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd. Dit zijn zeer lokale situaties, op buurt en straatniveau, die door heel Nederland kunnen voorkomen.
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet (bijvoorbeeld tekort aan personeel, vergunningen)?
De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een ongekend grote opgave. Dit vraagt veel van alle betrokken partijen. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de doorlooptijd van een project en daarmee op de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het kan per gebied verschillen waar de knelpunten zitten. In stedelijk gebied gelden bijvoorbeeld andere uitdagingen voor het realiseren van energieprojecten dan in landelijk gebied. Er is dus geen eenduidig beeld te schetsen voor heel Nederland. Op hoofdlijnen zien we dat er een onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten in de voorbereidings- en bouwfase, in de beleidsfase en in de samenwerking. In de bouwfase spelen met name tekort aan personeel, schaarste van materialen en logistieke uitdagingen. Zo hebben de netbeheerders bijvoorbeeld tot 2030 28.000 extra mensen nodig. In de voorbereidingsfase gaat het onder andere om het vinden van een geschikte locatie, het verwerven van of afspraken maken over het gebruik van grond, wijziging van het omgevingsplan en benodigde vergunningen. Daarnaast blijkt dat een goede samenwerking tussen netbeheerder en overheden van cruciaal belang is om snel stappen te kunnen zetten in de uitbreiding van het net. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet gezamenlijk met netbeheerders, overheden, de ACM en marktpartijen aan het mitigeren van deze knelpunten.
Hoe worden de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord over versnelde netuitbreidingen en aanpak van netcongestie uitgevoerd?
Het kabinet voert stevig regie op het oplossen netcongestieproblemen en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Deze aanpak richt zich op versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur, en op het bevorderen van flexibel elektriciteitsgebruik, onder meer met decentrale oplossingen zoals energiehubs. Het kabinet trekt hierbij op met netbeheerders, mede-overheden, de ACM en marktpartijen. De Kamer is verder per brief van 21 november jl.1 geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en resultaten.
Welke stappen worden gezet om de vergunningverlening te versnellen?
Er worden verschillende stappen gezet om de vergunningverlening te versnellen. Concreet wordt er gewerkt aan twee juridische maatregelen. Deze maatregelen zijn onderdeel van de versnellingsaanpak energietransitie waarover de Tweede Kamer in het voorjaar 2023 is geïnformeerd. Met de AMvB besluit Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang zijn er versnellingen in de beroepsprocedure voor aangewezen elektriciteitsprojecten van 21kV of meer, onder ander met beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar. De internetconsultatie hiervoor is afgerond. Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bevat de grondslag voor dit besluit en dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ten tweede is recent de internetconsultatie afgerond voor de invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Met deze wijzigingen kunnen de onderzoeks- en meetwerkzaamheden sneller uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een versnelling van in ieder geval 2 maanden en tot wel 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of beroep wordt ingesteld.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor het afgeven van meerdere vergunningen tegelijkertijd. Bovendien wordt verkend of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk maken. In de voortgangsbrief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), die ongeveer gelijktijdig met deze antwoorden naar de Kamer wordt gezonden, zullen de uitkomsten van deze verkenning worden gedeeld. Het kabinet blijft zoeken naar aanvullende manieren om procedures te versnellen.
Wat doet u om de beschikbaarheid van technisch personeel voor netuitbreiding te vergroten?
De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is een essentiële randvoorwaarde voor de energietransitie in de volle breedte. Het kabinet werkt hier aan met het Actieplan Groene en Digitale Banen2. Dit richt zich onder meer op het verhogen van de instroom in technisch onderwijs en in de technische arbeidsmarkt. Ook de netbeheerders werken er als werkgever hard aan om vakmensen aan zich te binden en voor hun sector te behouden. Zij werken daarbij nauw samen met uiteenlopende betrokken partijen. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband Mensen Maken de Transitie van acht landelijke partijen die, naast de netbeheerders, de bouwbedrijven, installateurs en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Daarbinnen is de Taskforce Elektra actief, gericht op de randvoorwaarden voor de noodzakelijke netuitbreiding van de midden- en laagspanningsnetten, waaronder voldoende arbeidscapaciteit, effectievere samenwerking en technologische innovatie.
Hoe verhoudt de investeringsimpuls van 160 miljard euro zich tot de geplande energiebehoefte en het hoofdlijnenakkoord?
De netbeheerders investeren fors in het Nederlandse elektriciteitsnet, vanaf 2025 zo’n € 8 miljard per jaar. Zij stellen elke twee jaar investeringsplannen (IP’s) op om inzicht te geven in de benodigde en geplande investeringen in de komende tien jaar. De meest recente IP’s zijn in april dit jaar naar de Kamer gestuurd3. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werkt het kabinet, om deze plannen te kunnen realiseren, aan versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuurprojecten van de netbeheerders.
Welke maatregelen waarborgen dat huishoudens en het mkb zo min mogelijk geraakt worden bij netcapaciteitstekorten?
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen netcongestie in het hoog- en middenspanningsnet en netcongestie in het laagspanningsnet. Op veel plekken in het land dreigt overbelasting van het hoog- of middenspanningsnet. Hier kunnen alle afnemers in een bepaalde regio in principe hinder van ondervinden, zowel groot- als kleinverbruikers. In de praktijk ondervinden tot nu toe vooral grootverbruikers hinder. Grootverbruikers die (extra) transportcapaciteit willen contracteren komen in een congestiegebied namelijk op een wachtrij. Voor de groei van de netbelasting van kleinverbruikers houden netbeheerders ruimte beschikbaar. Deze werkwijze zorgt er voor dat huishoudens en bedrijven en instellingen met een kleine aansluiting zo min mogelijk geraakt worden door het netcapaciteitstekort. Alleen in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht («FGU») dreigt die ruimte zonder aanvullende maatregelen op te raken. Daarom zijn specifiek voor dat gebied aanvullende maatregelen afgesproken4.
Het zal echter steeds vaker voorkomen dat lokaal ook de laagspanningsnetten zelf vol raken. Op de laagspanningsnetten zijn vrijwel uitsluitend kleinverbruikers aangesloten. Dat betekent dat kleinverbruikers hier meer hinder van kunnen gaan ondervinden. Een nieuwe of grotere aansluiting is dan bijvoorbeeld pas mogelijk nadat er eerst nieuwe kabels zijn aangelegd of er een elektriciteitshuisje of verdeelstation is geplaatst. In januari van dit jaar heeft de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie de Actieagenda voor congestie in laagspanningsnetten naar de Kamer gestuurd met maatregelen om netcongestie in het laagspanningsnet tegen te gaan5. Doel van die maatregelen is om de maatschappelijke impact van netcongestie zo veel mogelijk te beperken.
Hoe sluit de aanpak van netcongestie aan bij de klimaatdoelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) komt naar voren dat netcongestie een knelpunt vormt voor het bereiken van de doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen. Ook de Raad van State wijst hier op in zijn advies bij de Klimaatnota6. De voortvarende aanpak van netcongestie door het kabinet draagt bij aan het behalen van deze doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord.
Welke regio’s hebben de meest acute wachttijden, en welke samenwerking zoekt u met decentrale overheden?
De problemen rondom volle laagspanningsnetten zijn lokaal van karakter, op buurt- en straatniveau door het hele land. Oplopende wachttijden doen zich voor in zowel steden, dorpen als buitengebieden en kennen ieder een eigen oorzaak en oplossing. Na de publicatie van de online stroomnetchecker in het eerste kwartaal van 2025 kunnen consumenten zien of er op hun postcode problemen op het stroomnet bekend zijn, en of er een kans is dat zij langer moeten wachten. Hiermee proberen netbeheerders inzicht te geven in wat drukte op het stroomnet in de buurt op lokaal niveau betekent.
In het LAN werkt het kabinet met mede-overheden, netbeheerders en de ACM aan het beter benutten van het net én het versneld aanleggen van de elektriciteitsinfrastructuur. Gezamenlijk prioriteren we de benodigde acties en werken we die ook gezamenlijk uit. Daarnaast werken we regionaal goed samen in de provinciale Energy Boards waarin ook Rijk, provincie, gemeenten en netbeheerders zijn vertegenwoordigd. De investeringen worden met de verschillende overheden afgestemd in de nationale en provinciale MIEKs.
De uitbreiding van het laagspanningsnet gebeurt door middel van de wijkgerichte aanpak, ook wel de buurtaanpak genoemd. Dit betekent dat het net buurt voor buurt wordt verzwaard. Netbeheerders spannen zich in om de overlast voor bewoners zoveel mogelijk te beperken, maar dit is niet geheel te vermijden en noodzakelijk om te zorgen dat alle huishoudens probleemloos elektriciteit kunnen blijven gebruiken. Per buurt worden de bewoners op de hoogte gehouden van de werkzaamheden. Dit wordt in goed overleg met de verschillende overheden gedaan.
Wat is het tijdspad voor oplossingen en verbeteringen in de netcapaciteit, specifiek voor huishoudens?
Het tijdpad van oplossingen is sterk afhankelijk van het specifieke knelpunt dat geadresseerd moet worden; zie ook het antwoord op vraag 7. Een uitbreiding van het hoogspanningsnet kent een doorlooptijd van 7 tot 10 jaar. Een uitbreiding van een laagspanningsnet, door het aanleggen van nieuwe kabels of het plaatsen van een elektriciteitshuisje of verdeelstation duurt momenteel tussen de 40 en 70 weken, maar onder andere door personeelsgebrek is de verwachting dat deze doorlooptijd in de toekomst op gaat lopen.
Om te voorkomen dat voor huishoudens de doorlooptijd steeds verder oploopt is het van groot belang dat ook huishoudens en het mkb de bestaande netcapaciteit beter gaan benutten. In de brief van 21 november jl.7 is de Kamer geïnformeerd over de stappen die op dat vlak zijn en worden gezet.
Verdwijnende parkeerplaatsen in binnensteden |
|
Peter de Groot (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV), Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Jullie zijn knettergek»: emoties laaien op tijdens protest tegen verdwijnen parkeerplaatsen in binnenstad»?1
Ja.
Deelt u de mening dat mensen die afhankelijk zijn van de auto, of daarmee gemakkelijker van A naar B kunnen komen, in een binnenstad zoals Nijmegen ernstig benadeeld worden door de gemeente?
Het is vervelend voor de bewoners die afhankelijk zijn van de auto dat parkeerplekken dichtbij hun huis verdwijnen en dat parkeerplekken duurder worden. Het is echter aan de gemeenteraad om keuzes te maken over het parkeerbeleid en de inrichting van haar openbare ruimte, waaronder het aanleggen of weghalen van parkeerplaatsen en hierbij alle lokale belangen af te wegen.
Deelt u de mening dat dit slecht is voor de bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden voor de bewoners in die wijken? Zo nee, waarom niet?
Goede bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden voor bewoners zijn erg belangrijk. Het is aan de gemeente om keuzes te maken over de bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden en daar de verschillende lokale afwegingen bij te maken.
Deelt u de mening dat bij het uitstootvrijer maken van stedelijke gebieden, personenauto’s tot in ieder geval ruim na 2035 ontzien moeten worden en dat daarna een geleidelijk en realistisch tijdpad mogelijk moet worden gemaakt?
De zero-emissiezones die naar verwachting per 1 januari ingevoerd worden gelden niet voor personenauto’s. Ik ben niet van plan de benodigde wetswijziging voor de invoering van zero-emissiezones voor personenvoertuigen uit te werken.
Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat gemeenten het bewoners in binnensteden toch onmogelijk maken om te parkeren bij hun woning? Bent u bereid deze mogelijkheden aan te wenden?
Gemeenten wegen bij de inrichting van de openbare ruimte zelf de lokale belangen af. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling2 al toegezegd met gemeenten in gesprek te gaan over parkeertarieven. In die gesprekken neem ik ook de zorgen over voldoende parkeergelegenheden mee.
Heeft u een beeld van initiatieven in gemeenten in Nederland die ertoe leiden dat de auto wordt weggepest uit wijken/stadsdelen?
Nee, zo’n beeld heb ik niet.
Zo nee, bent u bereid dit overzicht van initiatieven te verkrijgen en zo spoedig mogelijk als onderdeel van de toezegging die is gedaan tijdens de begrotingsbehandeling (naar aanleiding van motie Veltman2) aan de Kamer te doen toekomen?
Omdat keuzes over de inrichting van de openbare ruimte een gemeentelijke aangelegenheid zijn, worden deze maatregelen door gemeenten zelf vormgegeven en geïmplementeerd. Dit doen zij op basis van de lokale situatie en behoeften. Gezien de grote lokale verschillen en het ontbreken van een handelingsperspectief voor het rijk is het maken van een integraal en vergelijkbaar overzicht niet goed mogelijk en geen effectief gebruik van overheidsmiddelen.
Houdt het ministerie toezicht op de parkeernormen bij nieuwbouwprojecten? Zo ja, kunt u nader ingaan op deze parkeernormen? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie houdt geen toezicht op parkeernormen bij nieuwbouwprojecten. Parkeernormen worden lokaal vastgesteld, ook bij nieuwbouwprojecten. Gemeenten zijn hier zelf voor verantwoordelijk.
Is er een trend dat de parkeernormen bij nieuwbouwprojecten lager worden?
o.a. via contacten met gemeenten krijgt het ministerie signalen dat gemeenten er voor kiezen om lagere parkeernormen in te voeren bij nieuwbouwprojecten, in met name verstedelijkt gebied. Gemeenten sturen hiermee op de bereikbaarheid en leefbaarheid van wijken.
Bent u van plan om een vaste parkeernorm te onderzoeken bij nieuwbouwprojecten, zodat de auto niet weggepest wordt bij de bouw van nieuwe woningen en zodat parkeerchaos voorkomen wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de resultaten van dit onderzoek delen?
Nee, gemeenten zijn hier zelf voor verantwoordelijk.
De gedragscode beheer en onderhoud van de waterschappen |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Klopt het dat de gedragscode beheer en onderhoud van de waterschappen, waarin het dagelijkse beheer en onderhoud van waterschappen wordt geregeld, zoals bijvoorbeeld maaien en baggeren, op 1 januari 2025 afloopt? Bent u bereid om deze gedragscode te verlengen? Zo ja, onder welke voorwaarden?
De gedragscode beheer en onderhoud door waterschappen loopt af op 31 december 2024. Deze gedragscode is destijds goedgekeurd onder de Wet natuurbescherming en die goedkeuring kan niet worden verlengd omdat de Wet natuurbescherming inmiddels vervallen is. De regelgeving over gedragscodes maakt nu onderdeel uit van de Omgevingswet. Er vindt in dat kader een nieuwe beoordeling plaats van gedagscodes, waarna gedragscodes die voldoen aan de eisen kunnen worden aangewezen in de Omgevingsregeling. Ik voer momenteel gesprekken met de betrokken soortenorganisaties, het IPO, de Unie van Waterschappen en RVO om alsnog tot een passende oplossing te komen.
Klopt het dat al meerdere jaren wordt gewerkt aan actualisatie van de gedragscode? Kunt u aangeven waarom dit tot op heden nog niet heeft geleid tot het vaststellen van een nieuwe gedragscode?
De afgelopen twee jaar hebben de Unie van Waterschappen en RVO intensief overleg gevoerd over het opstellen van een nieuwe gedragscode, die moet ingaan op 1 april 2025. LVVN heeft hierbij gefaciliteerd. Er is op dit moment alleen nog discussie over het in bepaalde gevallen gebruiken van de klepelmaaier bij niet-veiligheidssituaties.
Kunt u bevestigen dat de inzet van het dagelijkse beheer zoals is vastgelegd in deze gedragscode is gericht op het versterken van de biodiversiteit en het behoud van beschermde soorten, onder andere via de habitatbenadering, en daarmee een vorm van ecologisch beheer betreft? Bent u bereid deze werkwijze voort te zetten?
Het instrument gedragscode heeft wettelijk gezien niet tot doel de biodiversiteit te versterken. Een gedragscode is een vorm van vrijstelling van de omgevingsvergunningplicht voor flora- en fauna-activiteiten. Zij behelst daarmee een algemene toestemming voor activiteiten die moet voldoen aan de kaders van de Vogelrichtlijn en de Habitarichtlijn en – in lijn daarmee – van de nationale wetgeving, voor afwijking van in beginsel verboden handelingen ten aanzien van beschermde soorten. Zij kan worden verleend voor frequente werkzaamheden met een voorzienbaar en voorspelbaar effect voor de beschermde soorten en hun leefgebied. Het instrument van de gedagscode moet zo onnodige lasten voorkomen. De in de gedragscode beschreven werkzaamheden mogen niet leiden tot nadelige gevolgen voor de soorten en hun leefgebied. Daarom worden in de gedragscode eisen gesteld waaraan voldaan moet worden om deze nadelige gevolgen te voorkomen.
Kunt u bevestigen dat de waterschappen de effectiviteit van maatregelen voor beschermde soorten hebben onderbouwd en advies van soortenbeschermingsorganisaties hebben ingewonnen? Klopt het dat er desondanks nog steeds een verschil van inzicht is over het maaien middels klepelen, waardoor een nieuwe gedragscode onuitvoerbaar is? Kunt u uitleggen waar dit verschil van inzicht op berust?
De waterschappen hebben inderdaad advies ingewonnen bij de soortenorganisaties op welke wijze en onder welke omstandigheden het gebruik van de klepelmaaier mogelijk is. Hierover vindt nog overleg plaats met de soortenorganisaties met als doel overeenstemming te verkrijgen over het opnemen van specifieke situaties in de gedragscode, waarin het gebruik van de klepelmaaier wordt toegestaan (zie ook het antwoord op vraag 8). Van belang hierbij is dat afdoende onderbouwd kan worden dat het gebruik van de klepelmaaier op de door de waterschappen voorgestelde wijze niet leidt tot nadelige gevolgen voor de beschermde soorten en hun leefgebied.
Kunt u bevestigen dat de waterschappen een ecologische manier van klepelen hebben voorgesteld, waarbij tien centimeter boven het maaiveld wordt gemaaid, het maaisel wordt afgevoerd en buiten de kwetsbare periode wordt gemaaid? Klopt het dat dit ervoor zorgt dat er minder vaak hoeft te worden gemaaid en er dus minder vaak verstoring is en er ook variatie in vegetatie ontstaat?
De Unie van Waterschappen heeft dit inderdaad voorgesteld. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Deelt u de stelling van de waterschappen dat het waterbeheer in gevaar komt als er niet kan worden geklepeld, waardoor wateroverlast of zelfs onveilige situaties, omdat er onvoldoende zicht is op de sterkte van dijken, kunnen ontstaan?
Op dit moment wordt in overleg met de soortenorganisaties en RVO onderzocht in welke situaties klepelen kan worden toegestaan, bijvoorbeeld in situaties dat er technisch geen alternatieve maaimethode is dan de klepelmaaier. Tevens wordt onderzocht in welke gevallen de klepelmaaier kan worden gebruikt zonder dat een verbodsbepaling wordt overtreden. Het gebruik van de klepelmaaier is overigens reeds toegestaan als dit noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemer.
Kunt u de situatie schetsen waarbij de gedragscode niet wordt verlengd en de waterschappen voor regulier beheer en onderhoud vele tijdrovende vergunningen moeten gaan aanvragen? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is die moet worden voorkomen?
Ja, dit is onwenselijk en onnodige administratieve lasten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Het instrument gedragscodes heeft dit als doel zodat beheerders voor frequente werkzaamheden met een voorspelbaar en voorzienbaar effect op soorten en hun leefgebied vrijstelling kunnen krijgen om zo niet voortdurend een omgevingsvergunning te hoeven aanvragen. Daarom ben ik in gesprek met de betrokken soortenorganisaties, de Unie van Waterschappen, het IPO en RVO om tot een passende oplossing te komen.
Wilt u zich inspannen om voor 1 januari 2025 tot een nieuwe gedragscode te komen?
LVVN, Unie van Waterschappen, RVO, de betrokken soortenorganisaties en het IPO hebben afgesproken om een zogenoemde snelkookpansessie te houden. Doelstelling hiervan is gezamenlijk het gebruik van de klepelmaaier in niet-veiligheidssituaties zo te formuleren dat deze geschikt is voor opname in de nieuwe gedragscode. De nieuwe gedragscode moet dan ingaan op 1 april 2025.
Het artikel waaruit blijkt dat meerdere burgers in korte tijd meerdere aanslagen van het Waterschap Amstel, Gooi & Vecht binnenkrijgen. |
|
Hidde Heutink (PVV) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de forse problemen met het betaalsysteem van het Waterschap Amstel, Gooi & Vecht?1
Ja.
Deelt u de mening dat burgers niet de dupe mogen zijn van interne problemen van het waterschap? Zo ja, wat kunt u doen om deze problemen bij het waterschap te helpen oplossen?
Het is heel vervelend dat burgers nu in een korte periode meerdere aanslagen achter elkaar krijgen toegestuurd. Het is wel nodig dat waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) een inhaalslag maakt om de verschuldigde belasting te innen. Daarmee worden de werkzaamheden gefinancierd die het waterschap de afgelopen jaren heeft uitgevoerd voor de betreffende inwoners van het waterschap.
Het waterschap biedt burgers die hun belastingaanslag niet in één keer kunnen of willen betalen de mogelijkheid om deze in acht termijnen te betalen. Burgers die niet kunnen betalen biedt het waterschap een verruiming aan van twaalf termijnen. Dit is een manier waarop het waterschap maatwerk toepast voor schrijnende gevallen.
Burgers kunnen onder voorwaarden ook in aanmerking komen voor kwijtschelding van de verschuldigde waterschapsbelastingen. Of een persoon in aanmerking komt voor kwijtschelding, wordt aan de hand van het inkomen en het vermogen beoordeeld. Uit wet- en regelgeving volgt onder welke voorwaarden kwijtschelding van rijksbelastingen mogelijk is. Decentrale overheden volgen het kwijtscheldingsbeleid dat geldt voor rijksbelastingen. Hierbij hebben decentrale overheden wel de ruimte om desgewenst een ruimer kwijtscheldingsbeleid te voeren. Het waterschap hanteert ruimere kwijtscheldingsmogelijkheden dan de Belastingdienst bij de kwijtschelding van rijksbelastingen. Zo heeft het waterschap bijvoorbeeld de spaargeldnorm verhoogd, zodat burgers een ruimere financiële buffer kunnen aanhouden zonder dat ze hiermee het recht op kwijtschelding verliezen.
Ook kan het waterschap besluiten om geen verdere invorderingsmaatregelen te treffen (voorheen «niet verder bemoeilijken» geheten), als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding, maar voortzetting van de invordering niet gewenst is. Met deze maatregelen hanteert het waterschap op dit moment een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid, passend binnen de wet- en regelgeving.
Kunt u toelichten hoe deze problemen hebben kunnen ontstaan en is er een risico dat meer waterschappen met deze problematiek kampen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Het probleem is voortgekomen uit een probleem met een ICT-systeem dat alleen bij Waternet wordt gebruikt. In die zin is dus sprake van een op zichzelf staand probleem. Waternet is de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op het gebied van waterbeheer en drinkwater van waterschap AGV en de gemeente Amsterdam. De situatie die zich hier heeft voorgedaan zou niet op een vergelijkbare manier van toepassing kunnen zijn op andere waterschappen.
Deelt u de zorgen van de ombudsman, dat mensen maar moeilijk hun nota’s en afschrijvingen kunnen controleren of ze kloppen?Zo ja, op welke wijze kunt u zorgen dat dit beter gaat?
Inwoners kunnen hun betalingsgeschiedenis en de status van hun rekeningen voor de waterschapsbelasting eenvoudig online inzien via MijnWaternet. Hier kunnen ze zien welke aanslagen er zijn opgelegd, welke er volledig betaald zijn, en welk termijnbedrag als volgende zal worden afgeschreven. Hoewel MijnWaternet veel informatie biedt, werkt het waterschap eraan om het overzicht verder te verbeteren, zodat er nog meer duidelijkheid komt over welke betalingen precies zijn gedaan, wanneer deze betalingen hebben plaatsgevonden en welke termijnen nog volgen.
Voor wie de voorkeur geeft aan persoonlijk contact of aanvullende vragen heeft, blijft het mogelijk om telefonisch of per e-mail informatie over de betalingshistorie op te vragen. Voor mensen die het lastig vinden om te bellen of de website te gebruiken, biedt het waterschap de mogelijkheid om langs te komen op het kantoor.
Deelt u de mening dat het geconfronteerd worden met hoge aanslagen, zonder dat inwoners dit hebben zien aankomen, voor grote problemen kan zorgen en met welke inzet gaat u het gesprek met het waterschap hierover voeren?
Ja, het is niet ondenkbaar dat dit tot problemen kan leiden. In het antwoord op vraag 2 is aangegeven welke mogelijkheden burgers hebben die niet in staat zijn om deze belastingen in één keer te betalen. Zoals aangegeven past het waterschap in schrijnende gevallen maatwerk toe.
Het algemeen bestuur van een waterschap stelt het beleid van het waterschap vast en controleert of het dagelijks bestuur van het waterschap dat goed uitvoert. Het behoort in eerste instantie tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur om het dagelijks bestuur erop aan te spreken, indien het van mening is dat de taken niet goed worden uitgevoerd. Daarnaast is het toezicht op de waterschappen ingevolge de Grondwet in principe belegd bij het provinciebestuur, en is het aan het provinciebestuur om hierover zo nodig het gesprek aan te gaan met het waterschap.
Binnen ons overheidsbestel is het respect voor de beleidsruimte en uitvoering van medebewindstaken door andere bestuursorganen van groot belang. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderschrijft dat belang, en hecht waarde aan de rolverdeling inzake het toezicht op de waterschappen door de provincie en de verantwoordelijkheid tot regeling en bestuur van de eigen huishouding van waterschap zelf. Hieruit vloeit voort dat het waterschap de problemen in eerste instantie zelf oplost.
In het kader van het financieel toezicht heeft er zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de provincies en het waterschap. Dit heeft er onder andere in geresulteerd dat het waterschap een herstelplan kasgeldlimiet en een verbeterplan continuïteit waterschapstaken heeft opgesteld. Over de voortgang en uitvoering van dit programma vindt intensief afstemming plaats tussen provincies en het waterschap. Vanwege de systeemverantwoordelijkheid voor de Waterschapswet en de waterschappen heeft ook het ministerie gesprekken gevoerd met zowel de provincies als het waterschap.
Inmiddels zijn de ICT-systemen van het waterschap weer grotendeels functioneel en zal het waterschap naar verwachting met ingang van het belastingjaar 2025 weer op tijd belastingaanslagen kunnen opleggen, zodat een ieder in de toekomst naar verwachting weer één aanslag zal ontvangen.
De berichten 'Kennisgeving besluit omgevingsvergunning waterinjectie Schoonebeek-447' en 'Kennisgeving besluit winningsplan Schoonebeek-Gas' |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Welke mogelijkheden bestaan er om in de toekomst afvalwaterinjectie alsnog te stoppen indien toch bij het kabinet duidelijk wordt dat dit gevaarlijk is voor omwonende?1 2
Om te borgen dat de waterinjectie veilig kan worden uitgevoerd voor omwonenden, heeft het kabinet voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning voor de waterinjectie in het gasveld Schoonebeek. Staatstoezicht op de mijnen (hierna: SodM) houdt toezicht op de naleving van deze voorschriften. Indien SodM constateert dat de NAM niet volgens de vergunning de waterinjectie uitvoert en de waterinjectie niet veilig is voor omwonenden kan SodM de waterinjectie in Schoonebeek stilleggen.
Welke maatregelen neemt u om continu te monitoren op veiligheid rondom olie- en gaswinning in Schoonebeek?
De wijze van monitoren op veiligheid rondom de waterinjectie is vastgelegd in een Waterinjectie Management Plan (WMP)3. In de omgevingsvergunning heb ik voorgeschreven dat injectie alleen mag plaatsvinden conform een door SodM goedgekeurd WMP.
Het monitoren van de effecten als gevolg van de gas- en oliewinning is vastgelegd in een meetplan. Het kabinet heeft in het instemmingsbesluit met het winningsplan Schoonebeek Gas voorgeschreven dat de NAM de monitoring moeten uitbreiden. Dit komt er op neer dat de NAM het interval van de bodemdalingsmetingen moet verhogen en het seismisch meetnetwerk en het aantal kalibratiepunten van de bodemdalingsmetingen uitbreidt. SodM houdt toezicht op uitvoering van de voorgeschreven monitoring. De uitbreiding van de monitoring komt overeen met de gemaakte afspraken in het gebiedsproces met de omgevingspartijen.
Bent u van plan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Bushoff over het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland laten gelden (Kamerstuk 33 529, nr. 1219) toe te passen op de olie- en gaswinning in Schoonebeek? Zo nee, waarom negeert u de wil van de Kamer?
Het kabinet begrijpt de zorgen die er bij bewoners zijn, zoals rond Schoonebeek, over mogelijke schades door mijnbouw en de afhandeling daarvan. Die zorgen komen vooral voort uit de situatie in Groningen. Echter, de risico’s en het schadebeeld door de gaswinning in het Groningenveld zijn niet vergelijkbaar met de risico’s en het schadebeeld bij andere mijnbouwactiviteiten in Nederland.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft ten aanzien van de introductie van het wettelijk vermoeden voor schade door het Groningenveld aangegeven dat voor het toepassen van het wettelijk bewijsvermoeden een dragende motivering nodig is. Vanwege het verschil met het Groningenveld, en het feit dat bij schadeafhandeling de bewijslast van bewoners reeds wordt overgenomen door de Commissie Mijnbouwschade, is er mogelijk sprake van onvoldoende motivering voor het uitbreiden van de reikwijdte van het wettelijk bewijsvermoeden. Om die reden is voorlichting gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State over de motie Beckerman/Bushoff4. Hiermee hoopt het kabinet meer duidelijkheid te krijgen over de mate waarin de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland juridisch houdbaar is. Wanneer het kabinet de voorlichting ontvangen heeft, zal deze met een appreciatie aan de Tweede Kamer gestuurd worden.
Welke maatregelen neemt u om de kansen op verdroging en tekort aan grond- en drinkwater in de regio door afvalwaterinjectie te verkleinen, aangezien Nederland kamt met zoetwaterschaarste?
Het afvalwater dat wordt geïnjecteerd in het gasveld van Schoonebeek is afkomstig uit de oliewinning. Deze injectie gebeurt op een diepte van ongeveer 3.000 meter waar het water niet in contact kan komen met het grond- of drinkwater. Dit garandeert dat er geen impact is op het grondwater en drinkwater dat beschikbaar is in de regio.
Het treffen van maatregelen tegen verdroging en het tekort aan grond- en drinkwater valt onder de verantwoordelijkheid van de betreffende bevoegde gezagen. Voor grondwateronttrekkingen en de drinkwaterwinning zijn de waterschappen en de provincie verantwoordelijk. De waterbeheerders hebben daarnaast een rol in het omgaan met waterschaarste in algemene zin; dit onderwerp heeft de volle aandacht van alle waterbeheerders.
Deelt u de zorgen van Wetterskip Fryslân over onherstelbare schade aan het watersysteem door gaswinning? Zo ja, zijn deze zorgen ook van toepassing bij olie- en gaswinning in Schoonebeek?
De zorgen die het Wetterskip Fryslân heeft geuit, zijn niet direct van toepassing op de situatie in Schoonebeek. In Friesland draait het voornamelijk om de bezorgdheid over bodemdaling in veenweidegebieden. Aangezien Schoonebeek geen veenweidegebied betreft, zijn de zorgen niet één op één over te nemen.
Met betrekking tot de effecten van gaswinning op het watersysteem in Schoonebeek heeft het kabinet advies ingewonnen bij het verantwoordelijke waterschap Vechtstromen. In hun advies hebben zij niet aangegeven dat de gaswinning in Schoonebeek tot onherstelbare schade leidt. Echter heeft het waterschap Vechtstromen wel geadviseerd om in de vergunning een voorschrift op te nemen om jaarlijks te rapporteren over bodemdaling. Daarnaast heeft het waterschap Vechtstromen geadviseerd het meetnet te verdichten met een aantal diep gefundeerde peilmerken, met name in relatief slappe bodems waar op dit moment ondiepe bodemdaling optreedt. Beide adviezen heeft het kabinet opgevolgd.
Kunt u terugblikken op het participatietraject van inwoners van Schoonebeek? Welke lessen heeft u hiervan geleerd, want kan volgens u in de toekomst verbeterd worden?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de omgeving goed is geïnformeerd, weet welke inspraak mogelijkheden er zijn en betrokken wordt. We vragen inwoners niet om mee te denken en praten om zoveel mogelijk draagvlak te krijgen. Als inwoners meedenken en meepraten worden plannen gewoon beter. Voor betere plannen is meestal meer draagvlak.
In 2022 is in Schoonebeek een gebiedsproces gestart met als doel bewoners, regionale overheden en andere belanghebbenden vroegtijdig te betrekken. Er is geluisterd naar de zorgen die in de omgeving leven en er zijn toezeggingen gedaan. Dit heeft geleid tot aanpassing van het project door de initiatiefnemer. Ook is afgesproken dat de regio wordt gecompenseerd. Dit is belangrijk geweest voor zowel bestuurders als omwonenden. Er zijn dus flinke stappen gezet. Daarbij is duidelijk geworden hoe belangrijk het is om aan de voorkant voldoende aandacht te besteden aan de verwachtingen van de belanghebbenden van het proces. In lijn met mijn voorganger ben ik voornemens dit proces nader te evalueren en op basis van die evaluatie lessen te trekken voor de toekomst.
Kunt u een overzicht geven van de oliebehoefte van Nederland? Is de olie uit Schoonebeek wel nodig om te voldoen aan de vraag naar olie in Nederland? Zo nee, welk argument heeft u voor de voortgang van oliewinning in Schoonebeek behalve dat het zou mogen van de wet?
Volgens het CBS was het Nederlandse totaal verbruik van olie in 2023 1088,7 Peta joule (PJ). In datzelfde jaar was de Nederlandse olieproductie 44 PJ.5 De olieproductie in Nederland is niet genoeg om aan de vraag te voldoen, dit terwijl de Nederlandse industrie en mobiliteit op dit moment nog sterk afhankelijk zijn van aardolie. Het stopzetten van de oliewinning in Nederland leidt niet direct tot een afname van de binnenlandse vraag. Het weggevallen aanbod wordt simpelweg overgenomen door andere olieproducenten. Die zullen meer olie winnen uit bestaande of nieuwe velden. Zolang er olie en gas gebruikt wordt in Nederland is het beter om dit in eigen land te winnen. Het zorgt voor verminderde afhankelijkheid van buitenlands import, vergroot de energieleveringszekerheid en draagt bij aan werkgelegenheid.
Het bericht ‘Brug Uitwellingerga niet meer bediend voor de scheepvaart’ |
|
Peter de Groot (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Brug Uitwellingerga niet meer bediend voor de scheepvaart»?1
Ja.
Tot hoe lang gaat de stremming voor de scheepvaart duren?
Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer de brug weer bediend kan worden. Hiervoor worden verschillende alternatieven uitgewerkt. Voor de start van het vaarseizoen (april 2025) zal Rijkswaterstaat meer duidelijkheid te bieden. Overigens is er alleen sprake van een belemmering voor schepen hoger dan 7,10 meter. Het merendeel van de schepen op deze route is lager en kan zonder belemmering doorvaren.
Welk onderhoud heeft de afgelopen 15 jaar plaatsgevonden aan de brug Uitwellingerga om deze geschikt te houden voor operatie?
De brug is de afgelopen 15 jaar onderhouden binnen een meerjarig contract voor vast onderhoud. De werkzaamheden daarbinnen zijn gericht op het borgen van de veiligheid voor gebruikers en bedienaars en het borgen van de technische kwaliteit. Naast het vast onderhoud zijn door de jaren heen ook specifieke maatregelen getroffen die bijdragen aan het verlengen van de levensduur. Deze zijn nodig ter overbrugging van de periode tot aan grootschalig onderhoud of vervanging van de brug. Door zwaardere belasting en toegenomen verkeer is de brug sneller achteruit gegaan dan voorzien. De meest recente maatregelen zijn uitgevoerd in december 2023. Toen zijn versterkingen aangebracht onder het houten dek van het beweegbare deel van de brug en is plaatwerk en bevestigingsmateriaal van de ballastkist vervangen.
Is voldoende erkend dat de belasting op dit soort bruggen steeds meer toeneemt? Welk onderzoek heeft hier in de afgelopen jaren naar plaats gevonden, ook specifiek naar deze brug?
Het is bekend dat de belasting toeneemt. Er is sprake van meer en zwaarder verkeer over dit soort bruggen dan waarvoor ze in het verleden zijn ontworpen en gebouwd, zo ook bij deze brug uit 1939. Rijkswaterstaat voert verkeersmetingen uit om een beeld te krijgen van het aantal voertuigpassages, de snelheid en of het personen- of vrachtverkeer betreft. Deze metingen hebben tussen 22 januari 2024 en 18 februari 2024 plaatsgevonden voor Brug Uitwellingerga.
Hoe worden de problemen bij de brug Uitwellingerga opgelost en op welke termijn?
Hierop is nog geen zicht. Rijkswaterstaat inventariseert de mogelijke oplossingen voor de korte en de lange termijn. Voor de start van het vaarseizoen 2025 zal Rijkswaterstaat meer duidelijkheid te bieden.
Welke reparatiewerkzaakheden zijn er op de korte termijn gepland en ook mogelijk om de brug weer in werking te kunnen stellen?
Door de slechte staat van het staal in de brug is reparatie om de bediening te kunnen hervatten op korte termijn niet mogelijk.
Als gevolg van de uitkomsten van het onderzoek naar de aanleiding van het niet meer bedienen van de brug kunnen de versterkingsmaatregelen die gepland waren om in het voorjaar van 2025 uit te voeren, geen doorgang vinden. Deze maatregelen waren bedoeld om de geldende snelheids- en gewichtsbeperkingen voor het wegverkeer op te heffen. Zowel de beperkingen als het stoppen van de bediening blijven hierdoor voorlopig van kracht.
Wat is de geschatte extra tijd die schippers zullen ervaren nu de hoofdvaarroute Lemmer-Delfzijl is gestremd? Welke alternatieven zijn er voor de scheepvaart?
Scheepvaart lager dan 7,10 meter kan onder de brug in gesloten toestand doorvaren en is geen extra tijd kwijt.
Recreatievaart en zeilende beroepsvaart hoger dan 7,10 meter en onder 11,50 meter kunnen gebruik maken van de omvaarroute via de Langweerder Wielen en Noarder Alde Wei. Deze route vraagt circa een half uur omvaren.
Recreatievaart en zeilende beroepsvaart hoger dan 11,50 meter met een maximale afmeting van 40 meter lang, 6 meter breed en een diepgang tot 1,90 meter kunnen gebruik maken van de omvaarroute via Sneek. Deze route vraagt circa twee uur omvaren.
Binnenvaart met doorvaarthoogte boven de 7,10 meter, recreatievaart met mast hoger dan 11,50 meter en zeilende beroepsvaart met mast hoger dan 11,50 meter wordt geadviseerd om via het Van Harinxmakanaal en Kornwerderzand te varen. Deze route vraagt circa 15 tot 20 uur omvaren.
Wat zijn de economische gevolgen van de stremming en hoe hoog is de indicatieve economische schade voor de binnenvaart? En eventueel voor andere bedrijven?
Naar verwachting kan het grootste deel van de beroepsvaart onder de brug in gesloten toestand door. Er zijn tot op heden nog geen meldingen van economische schade ontvangen.
Is er een compensatieregeling voor de binnenvaartschippers geopend? Zo nee, waarom niet?
Er is geen aparte compensatieregeling voor de binnenvaarschippers geopend. Voor schade die binnenvaartschippers onevenredig zwaar raakt, staat aanmelding voor behandeling via de reguliere nadeelcompensatieregeling open.
Op welke wijze zijn ondernemers in de recreatiebranche de dupe van deze afsluiting?
Dit is onbekend. Er zijn geen signalen uit de recreatiebranche ontvangen.
Het recreatievaartseizoen eindigt op 31 oktober aanstaande. Over de omvaarroutes waarmee recreatievaart hoger dan 7,10 meter nu te maken heeft, is de recreatiebranche in de omgeving per mail geïnformeerd. Recreatievaart lager dan 7,10 meter ondervindt geen hinder van de gesloten brug.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De leveringszekerheid van elektriciteit |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 tot en met 2030 nog geen risico’s voor de leveringszekerheid van elektriciteit ziet, maar dat er volgens ditzelfde rapport in 2033 wel sprake zal zijn van een duidelijke overschrijding van de leveringszekerheidsnorm tot een niveau van Loss-of-Load Expectation (LOLE) van ruim 14 uur (10 uur meer dan de betrouwbaarheidsnorm van 4 uur)?
Ja.
Is het tevens juist dat de daling van het beschikbare regelbare productievermogen van 9,4 gigawatt (GW) tussen 2022 en 2033 een belangrijke oorzaak is van deze ruime overschrijding van de betrouwbaarheidsnorm in 2033?
Ja, in de Monitor Leveringszekerheid 2024 wordt een combinatie van een aantal ontwikkelingen op termijn verondersteld en vervolgens de leveringszekerheid beoordeeld. Naast een stijging van de elektriciteitsvraag en toename van het aandeel duurzame opwek met variabele productie (en daarmee meer afhankelijkheid van weersomstandigheden) is ook de veronderstelde daling van het regelbare vermogen een belangrijke oorzaak van de genoemde afname van de leveringszekerheid. Ik teken daarbij aan dat de verwachte daling van het vermogen het grootst is in de periode tot 2030, namelijk 7,8 GW. In de periode tussen 2030 en 2033 is de verwachte daling 1,6 GW. De veronderstelde elektriciteitsvraag in deze periode stijgt van 151 TWh in 2030 naar 172 TWh (+ 21 TWh) in 2033.
Deelt u de mening dat de Monitor Leveringszekerheid 2024 dus wel degelijk laat zien dat er zich in de toekomst, al in 2033, problemen zullen voordoen met de leveringszekerheid van elektriciteit? Zo nee, waarom niet?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 geeft aan de hand van de verwachte ontwikkeling inzicht in de toekomstige leveringszekerheid en brengt mogelijke risico’s in kaart. In aanvulling op de nationale Monitor Leveringszekerheid, is mijn inzet eveneens gebaseerd op resultaten van de jaarlijkse European Resource Adequacy Assessment. Ik beschouw de Monitor Leveringszekerheid 2024 als een eerste waarschuwing dat er gedurende een aantal uren per jaar mogelijk een situatie kan ontstaan dat er onvoldoende aanbod is om aan alle vraag naar elektriciteit te voldoen. Dat betekent niet dat er zich in 2033 gegarandeerd leveringszekerheidsproblemen zullen voordoen. De verwachte ontwikkelingen in zowel Nederland als de landen om ons heen kunnen zeker voor het jaar 2033 nog anders blijken. Daarom is het goed dat dit jaarlijks op Europees en nationaal niveau gemonitord wordt.
Deelt u tevens de mening dat de oplossing van dit probleem in de toekomst er eigenlijk vandaag al zou moeten liggen, omdat we weten dat het bouwen (inclusief vergunningen) van elektriciteitscentrales die het wegvallende regelbare productievermogen kunnen vervangen een langdurig proces is? Zo nee, waarom niet?
De waarschuwing die TenneT heeft afgegeven in haar leveringszekerheidsanalyse neem ik serieus. Daarom onderzoek ik op dit moment de concrete betekenis daarvan, en de effectiviteit en mogelijke implicaties van potentiële oplossingen. De in mei van dit jaar gepubliceerde Monitor Leveringszekerheid 2024 laat een mogelijk probleem zien vanaf 2033. Dit is de eerste keer dat de Monitor Leveringszekerheid een mogelijk probleem voorziet. De in december 2023 gepubliceerde European Resource Adequacy Assessment voorziet dergelijke problemen (nog) niet. De Monitor Leveringszekerheid 2024 is het eerste concrete en onderbouwde signaal van een mogelijk leveringszekerheidsprobleem. Oplossingen om dit risico te mitigeren zijn kostbaar en/of mogelijk marktverstorend. Mede daarom hecht ik er belang aan om beslissingen hierover, die tijdig genomen moeten worden, goed doordacht en onderbouwd te nemen. Hierover zal ik de Kamer eind dit jaar informeren. Dit is ook in lijn met de op 5 maart 2024 aangenomen motie van de leden Erkens en Grinwis (Kamerstuk 36 197, nr. 15).
Op welke wijze wordt er bij het opstellen van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden rekening gehouden met de fase waarin er tegelijkertijd bestaand regelbaar vermogen wordt uitgefaseerd en er nieuwe kerncentrales worden gebouwd? Wordt er bijvoorbeeld rekening gehouden met een scenario waarin bestaand regelbaar vermogen langer daar eerder voorzien wordt behouden, in afwachting van de afronding van de bouw van nieuwe kerncentrales?
Het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden is in eerste instantie aan de eigenaren van de centrales. Zij kunnen rekening houden met de fase tot er nieuwe kerncentrales zijn gebouwd. Daarnaast biedt het voorstel voor de Energiewet (Kamerstuk 36 378), zoals momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer, met artikel 5.12 de mogelijkheid dat ik TenneT opdracht kan geven een strategische reserve in te richten. Daarmee kan TenneT een centrale die om commerciële redenen uitgefaseerd wordt, tegen betaling van de kosten daarvan, buiten de markt achter de hand houden voor het geval zich een leveringszekerheidsprobleem voordoet. Daarmee zou een strategische reserve zich kunnen lenen om regelbaar vermogen – buiten de markt – langer te behouden. De Kamer wordt mede over deze optie eind dit jaar nader geïnformeerd, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4.
Realiseert u zich dat als er te lang wordt gewacht met het maken van plannen om het regelbare productievermogen op peil te houden, problemen met de leveringszekerheid mogelijk niet meer te voorkomen zijn en bovendien de kosten van het nemen van maatregelen vele malen hoger zullen zijn?
De Monitor Leveringszekerheid 2024 laat zien dat er mogelijk een probleem is in 2033. Dit is het eerste onderbouwde signaal van een dergelijk risico. Zoals ik ook aangaf in mijn antwoord op vraag 4, wil ik zorgvuldig wegen welke potentiële oplossingen er zijn en wat daarvan de implicaties zijn. De leveringszekerheid is bovendien niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid regelbaar vermogen. Het regelbaar vermogen bepaalt gezamenlijk met andere vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag en vraagrespons) de leveringszekerheid. Daarom is het van belang de gevolgen van een leveringszekerheidsprobleem en oplossingsrichtingen eerst nader te verkennen. Uiteraard zet ik me in om mogelijke leveringszekerheidsproblemen te voorkomen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4, en op vraag 5 van vragen van de leden Bontenbal en Erkens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, Aanhangsel 2535) op 11 september jl., ben ik mogelijke nadere maatregelen aan het inventariseren en zal ik de Kamer hierover eind dit jaar informeren.
Deelt u daarom de constatering van TenneT dat, hoewel er nu nog voldoende tijd is om ervoor te zorgen dat de leveringszekerheid ook na 2030 te waarborgen, het wel van belang is dat er tijdig actie wordt ondernomen om te verzekeren dat er tijdig voldoende flexibiliteit gerealiseerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja, mijn eerder genoemde inventarisatie van mogelijke maatregelen richt zich daarom op alle vormen van flexibiliteit (interconnectie, (batterij)opslag, regelbaar vermogen en vraagrespons). Naast het realiseren van extra flexibiliteit zou het behouden van bestaande flexibiliteit ook een optie kunnen zijn de leveringszekerheid te borgen. Daar zou het (tijdelijk) achter de hand houden van bestaand regelbaar vermogen als strategische reserve een voorbeeld van zijn, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5.
Hoe geeft u invulling aan het advies van TenneT om tijdig een uitvoeringsplan te ontwikkelen en te implementeren op basis waarvan maatregelen worden genomen om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen?
TenneT adviseert mogelijke beleidsmaatregelen in kaart te brengen die zich richten op het stimuleren van het behoud van het bestaande, en de totstandkoming van nieuw, regelbaar productievermogen, vraagsturing en opslag binnen de kaders van de Nederlandse energy-only markt. In lijn met het advies van TenneT ben ik hiermee bezig, zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 6. Over de resultaten daarvan zal ik u eind dit jaar middels mijn eerder toegezegde brief informeren. Ik zal daarbij tevens aandacht besteden aan overige opties.
Op welke termijn denkt u een dergelijk uitvoeringsplan te kunnen ontwikkelen en implementeren en wat zijn uw uitgangspunten bij het opstellen van een dergelijk plan?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
De beantwoording van eerdere vragen over de gevolgen van asbestbranden |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Eddy van Hijum (minister ) (CDA), Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Klopt de interpretatie dat uit uw reactie op vraag 51 opgemaakt kan worden dat geen enkele partij nu verplicht is om asbestresten na een incident op te ruimen indien deze resten zich bevinden buiten een bebouwd erf of binnen de grenzen van een onbebouwd erf?
Alvorens tot beantwoording van deze vraag over te gaan, wil ik terugkomen op het door mij gegeven antwoord op vraag 5, in het Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1913. In dat antwoord is te veel uitgegaan van de jurisprudentie over de verantwoordelijkheid voor het opruimen van drugsafval.
In het geval van een brand waarbij asbest vrijkomt, heeft de eigenaar of de exploitant van het gebouw waar de brand plaatsvond de verplichting om asbest op te ruimen dat op een nabijgelegen terrein van een andere eigenaar is terecht gekomen. Anders dan in mijn eerdere antwoord is vermeld, geldt die verplichting ook als het nabijgelegen terrein een onbebouwd terrein betreft.
Zo ja, bent u bereid om wettelijk vast te leggen dat veroorzakers van een asbestbrand verplicht zijn om asbestresten na een incident overal uit de leefomgeving te verwijderen?
Uit het antwoord op de vorige vraag en de antwoorden op de volgende vragen volgt dat het niet nodig is om een aanvullende wettelijke regeling te treffen.
Zo nee, kunt u aangeven welke partij volgens de huidige regelgeving verplicht is om asbestresten na incidenten op te ruimen indien deze zich bevinden buiten bebouwde erven of binnen erven zonder bebouwing?
In het antwoord op vraag 1 is aangegeven dat de eigenaar van het gebouw waar de brand plaatsvond op grond van zijn eigendomsrecht verplicht is om de asbestdeeltjes die bij brand verspreid zijn geraakt, op te ruimen. Als het gaat om de exploitant van dit gebouw, dan volgt de verplichting uit milieuwetgeving.
Kunt u hierbij aangeven op welke wetsartikelen dit is gebaseerd en welke rol het bevoegde gezag hierin heeft?
Voor de eigenaar zijn het eigendomsrecht en de bevoegdheden en verplichtingen geregeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de vraag of een eigenaar van een gebouw waar een brand heeft plaatsgevonden vrijgekomen asbestresten moet opruimen, is in het bijzonder artikel 5.37 van het Burgerlijk Wetboek relevant.
Voor de exploitant konden zijn verplichtingen, gelet op jurisprudentie, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgeleid uit artikel 1.1a en ook uit artikel 17.1 van de Wet milieubeheer.
Een asbestbrand werd toen aangemerkt als een ongewoon voorval in de zin van artikel 17.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer2. Op grond van dat artikel was «de drijver van de inrichting» gehouden om asbestdeeltjes op te ruimen die op openbare terreinen en naburige percelen waren terechtgekomen. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd.3
Daarnaast was in geval van brand ook de zorgplicht uit artikel 1.1a Wet milieubeheer van toepassing4. Ook dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak in meerdere uitspraken bevestigd.5
Het bevoegd gezag kan, als voldoende actie uitblijft, bestuursdwang toepassen en in dat kader zelf de nodige maatregelen nemen6 en de kosten daarvan verhalen op de eigenaar van het gebouw waar de brand heeft plaatsgevonden.7 De gemeente kan ook spoedeisende bestuursdwang toepassen als de ernst van de situatie onmiddellijk ingrijpen vereist. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verschillende uitspraken bevestigd.
Kunt u aangeven hoe de voorheen geldende opruimplicht is geregeld sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet en kunt u illustreren hoe dit beginsel in de praktijk moet worden toegepast na een asbest calamiteit?
De in de vorige vraag bedoelde zorgplicht uit artikel 1.1a van de Wet milieubeheer is gewijzigd opgenomen in artikel 1.7 en in algemene zin in artikel 1.6 van de Omgevingswet. Artikel 17.1, eerste lid, Wet milieubeheer is opgegaan in artikel 19.4 van de Omgevingswet over ongewone voorvallen. Deze artikelen geven het bevoegd gezag een bevoegdheid om op te treden als de exploitant zijn opruimverplichting onvoldoende nakomt.
Op dit moment heb ik geen jurisprudentie over die wet aangetroffen die noopt tot een andere toepassing van de opruimverplichting van asbestdeeltjes die zich na brand in de omgeving hebben verspreid.
Het bericht 'Supermarkt “rommelt” wéér met statiegeld, winkel ontkent’ |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Supermarkt «rommelt» wéér met statiegeld, winkel ontkent» van Omroep West, uitgebracht op 4 september 2024?1
De essentie van de statiegeldregeling is erop gericht dat zo veel mogelijk plastic flessen en blikjes worden ingeleverd om te voorkomen dat deze in het milieu komen. Daartoe moet het verpakkende bedrijfsleven voldoen aan een wettelijke inzameldoelstelling van 90%. Deze doelstelling kan alleen worden behaald als het consumenten gemakkelijk en aantrekkelijk wordt gemaakt om hun flessen en blikjes weer in te leveren. Het opwerpen van drempels voor burgers om hun verpakking in te leveren, zoals het enkel terugbetalen van het statiegeld op bepaalde tijdstippen, kan negatieve gevolgen hebben voor de inleverbereidheid.
In de wet staat dat bij inname van de plastic flessen en blikjes het statiegeld wordt terugbetaald.2 Als dit soort maatregelen het onmogelijk zou maken om statiegeld terug te krijgen zonder een aankoop te doen, is dat in strijd met de wet. Indien maatregelen het moeilijker maken om je statiegeld terug te krijgen, is het afhankelijk van de specifieke situatie of dit strijdig is met de wet. Het is in specifieke situaties aan de onafhankelijk toezichthouder, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), en uiteindelijk de rechter om te bepalen of de wet wordt overtreden.
Hoe vaak komt het voor dat personen afval waar statiegeld op zit inleveren, maar geen contant geld terug kunnen krijgen?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat beschikt niet over dergelijke gegevens. Van enkele supermarktfilialen is bekend dat er voorwaarden worden gesteld aan het terugbetalen van statiegeld. De ILT heeft dit ook geconstateerd. Verder zijn er inleverpunten op plekken zoals stations, pretparken en scholen, waar niet contant wordt uitbetaald maar door middel van een betaalverzoek (zoals Tikkie).
Deelt u de de mening dat mensen altijd contant geld moeten kunnen krijgen, wanneer zij statiegeld terugkrijgen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te garanderen en dit soort malafide praktijken te voorkomen?
De regelgeving stelt dat bij inlevering van de plastic flessen en blikjes het statiegeld moet worden terugbetaald. De regelgeving schrijft niet voor dat dit uitsluitend door contante terugbetaling kan. De wettelijke inzameldoelstelling van 90% waar producenten aan moeten voldoen, vereist dat het consumenten gemakkelijk en aantrekkelijk wordt gemaakt om hun flessen en blikjes ook weer in te leveren. Omdat de inzameldoelstelling niet wordt behaald, heeft de ILT de producentenorganisatie Verpact onder andere gelast onderzoek te doen naar verschillende mogelijkheden om consumenten te bewegen hun statiegeldflessen en blikjes in te leveren. Eén van de lasten betreft het onderzoeken van de relatie tussen de inleverbereidheid en de terugbetalingsmethode: giraal, contant, digitaal (bijvoorbeeld Tikkie).3 Verpact heeft tot 1 november 2024 om dit onderzoek uit te voeren. De uitkomsten van dit onderzoek zal ik bekijken samen met de resultaten van de evaluatie van de statiegeldregeling die ik eind 2024 naar de Kamer verstuur, om een integrale afweging te maken wat de beste vervolgstappen zijn voor eventuele wijziging van de statiegeldregeling.
Bent u bereid artikel 12 van het Besluit Verpakkingen te wijzigen, zodat duidelijk wordt dat mensen die afval waar statiegeld op zit inleveren contant geld moeten kunnen terugkrijgen?
Dit najaar wordt de statiegeldregeling geëvalueerd. Hieruit zal moeten blijken of en welke aanpassingen nodig zijn in de wetgeving. Het is belangrijk dat de resultaten uit de evaluatie en eventuele daaruit volgende aanpassingen integraal worden afgewogen. Het fenomeen dat sommige supermarkten aanvullende voorwaarden stellen aan de terugbetaling van statiegeld zal ik hierin meenemen.
Deelt u de opvatting dat dit bericht onderdeel is van een langere lijst van berichten en incidenten waaruit blijkt dat de plasticproducenten voornamelijk de profiteurs van de statiegeldregeling zijn, terwijl consumenten er juist geld aan kwijtraken en plasticvervuiling van het milieu niet wordt voorkomen?2
We zien dat het statiegeldsysteem zeker nog niet vrij is van problemen. Ik wil de evaluatie van de statiegeldregeling daarom gebruiken om te zien of en hoe de regeling aangepast kan worden om het systeem te verbeteren. Daarnaast is het belangrijk om te benadrukken dat statiegeld doet waar het voor bedoeld is: de hoeveelheid plastic flesjes in het milieu is met 72% sterk gedaald ten opzichte van voor de invoering van statiegeld5. Voor blikjes is deze daling 64%. Daarnaast kunnen statiegeldflessen door deze wijze van inzameling hoogwaardig worden gerecycled en weer nieuwe statiegeldflessen worden. Daarmee zijn we op de goede weg, maar het kan en moet nog een heel stuk beter. Met de resultaten uit de evaluatie in de hand zal ik de statiegeldregeling integraal bekijken en afwegen of en zo ja welke aanpassingen nodig zijn. De resultaten van de evaluatie verwacht ik eind 2024, waarna ik deze met de Kamer zal delen.
Het tariefsysteem voor de kosten van het elektriciteitsnet voor kleinverbruikers |
|
Henri Bontenbal (CDA), Pieter Grinwis (CU) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat België in 2023 een nieuw tariefsysteem heeft ingevoerd voor de kosten van het elektriciteitsnet voor kleinverbruikers?1 Kunt u het tariefsysteem beschrijven, de voor- en nadelen benoemen en uw eigen oordeel geven?
Het artikel waar uw vraag naar verwijst betreft de situatie in Vlaanderen. Ik ben bekend met het nieuwe tariefsysteem voor kleinverbruikers dat daar in 2023 is ingevoerd.
Sinds 2023 betalen kleinverbruikers in Vlaanderen voor het gebruik van het elektriciteitsnet:
Het capaciteitstarief wordt als volgt berekend:
Elk tariefsysteem kent voor- en nadelen. Een voordeel van dit tariefsysteem is dat de verdeling van netkosten aansluit bij de mate waarin een kleinverbruiker het elektriciteitsnet gebruikt. Wie veel elektriciteit verbruikt en dit bovendien met hoge pieken doet, moet meer betalen dan wie weinig elektriciteit verbruikt en het verbruik verdeelt over de tijd. Dit tariefsysteem geeft kleinverbruikers daarmee ook een prikkel om piekverbruik te vermijden, door bijvoorbeeld een elektrische auto gespreid te laden.
Een mogelijk nadeel van het tariefsysteem in Vlaanderen is dat het gedurende de hele dag een prikkel geeft om piekverbruik te vermijden, ook op momenten dat er juist ruimte is op het net. Het tariefsysteem kan daardoor bijvoorbeeld een prikkel geven om een elektrische auto langzaam op te laden, ook op momenten dat er juist ruimte op het net is om de auto snel te laden. Mede daarom wordt in Vlaanderen onderzoek gedaan naar een aanvullende tijdsafhankelijke tariefcomponent, waarbij in daluren tarieven lager zijn en in piekuren hoger. Een ander mogelijk nadeel is de begrijpelijkheid voor kleinverbruikers. Kleinverbruikers hebben doorgaans beperkt zicht op hun piekverbruik. Ook kan het in combinatie met bijvoorbeeld een dynamisch leveringstarief lastig zijn om te bepalen met welk elektriciteitsverbruik de energierekening zo laag mogelijk blijft.
Deelt u de stelling van de Vlaamse Energie Regulator (VREG) dat er door slim gebruik van het net minder grote investeringen nodig zijn en dat, dat in het voordeel is van iedereen? Zo nee, waarom niet? Deelt u tevens de mening dat door slimme netbenutting veel capaciteit kan worden vrijgespeeld?
Ja. In de Nederlandse situatie kan slim netgebruik een bijdrage leveren om overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen totdat het net is verzwaard. Op langere termijn kan slim netgebruik de kosten van netverzwaring beperken. Met slim netgebruik wordt namelijk de piek verminderd, waardoor netverzwaring in mindere mate nodig is. Een goed evenwicht tussen slim netgebruik en netverzwaring is in het algemeen belang omdat daarmee de energierekening zo laag mogelijk blijft. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) richt zich daarom onder meer op het bevorderen van slim netgebruik.
Bent u bekend met het voorstel voor het invoeren van Time of Use tarieven in Wallonië?2 Kunt u het tariefsysteem zoals voorgesteld in Wallonië, beschrijven? Kunt u de voor- en nadelen beschrijven en uw eigen oordeel erover geven?
Ja, ik ben bekend met het voorstel voor een aangepast tariefsysteem voor kleinverbruikers in Wallonië dat per 2026 in zal gaan. Vanaf 2026 kunnen kleinverbruikers3 die beschikken over een slimme meter waarvan de communicatiefunctie actief is kiezen voor een «incentive tarief». Het incentive tarief is dus optioneel, de overige kleinverbruikers behouden het standaardtarief.
Het incentive tarief is te kenmerken als een tijdsafhankelijk tarief per afgenomen kWh. De uren van de dag worden ingedeeld in drie tariefcategorieën:
In de rode uren is het tarief een factor 5 hoger dan in de groene uren. In de oranje uren is het tarief een factor 3 hoger dan in de groene uren.
Een voordeel van dit incentive tarief is dat de verdeling van netkosten aansluit bij de mate waarin een kleinverbruiker het elektriciteitsnet gebruikt. In vergelijking met het tariefsysteem in Vlaanderen ligt in dit systeem de nadruk meer op het ontlasten van piekmomenten voor het net, zoals de piek tussen 17 uur en 22 uur. Wie de piekmomenten ontlast, wordt daarvoor beloond. De begrijpelijkheid van dit systeem is daarnaast wellicht iets hoger dan het systeem in Vlaanderen.
Dit tariefsysteem kent ook een aantal mogelijke nadelen. De vooraf vastgestelde piekmomenten en piektarieven kunnen er mogelijk toe leiden dat het piekverbruik op het net verschuift naar de dalmomenten. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat alle elektrische auto’s in een wijk om 1:00 ’s nachts tegelijk gaan laden als het daltarief ingaat. Dat kan dan juist weer voor een nieuwe piek zorgen. Als dat gebeurt zijn er aanvullende maatregelen nodig om zo’n piek te voorkomen.
Daarnaast brengt het feit dat kleinverbruikers kunnen kiezen voor het incentive tarief ook een risico met zich mee. De kans bestaat dat iedereen het voor zijn situatie goedkoopste tarief kiest zonder dat dit leidt tot verschuiving van verbruik. Wie bijvoorbeeld toch al weinig elektriciteit op piekmomenten gebruikt, kiest voor het incentive tarief, maar wie juist tijdens piekmomenten elektriciteit gebruikt, kiest het standaard tarief. Kleinverbruikers gaan dan niet het net slimmer gebruiken door hun vraag te verschuiven, maar toch betalen ze minder omdat ieder het goedkoopste tarief voor zijn situatie kiest. Omdat de kosten van het elektriciteitsnet toch gedekt moeten worden, zullen de nettarieven daardoor stijgen.
Bent u het eens met de stelling dat het huidige tariefstelsel voor netkosten voor kleinverbruikers in Nederland niet meer houdbaar is, omdat het de kosten die worden veroorzaakt, niet langer eerlijk reflecteert? In hoeverre acht u de huidige situatie in Nederland waarin een huishouden met een piekbenutting van 2 kW evenveel betaalt als een huishouden dat 10 kW netcapaciteit vraagt eerlijk en rechtvaardig?
Een nieuw tariefsysteem voor kleinverbruikers kan bijdragen aan het tegengaan van netcongestie en kosten voor netverzwaring op termijn verminderen. Om die reden wordt is in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) iopgenomen dat netbeheerders hiermee aan de slag zijn. Dit najaar publiceren netbeheerders een onderzoek naar een alternatief nettarief voor kleinverbruikers. Vervolgens willen netbeheerders op korte termijn een codewijzigingsvoorstel indienen bij de ACM. De ACM zal hierover vervolgens een besluit nemen, omdat de ACM op grond van Europees recht de exclusieve bevoegdheid heeft om te beslissen over de nettarieven. De ACM zal het voorstel daarbij consulteren en toetsen aan (Europese) wet- en regelgeving. De wettelijke uitgangspunten voor de tariefstructuur zijn kostenreflectiviteit, het bevorderen van systeemefficiëntie, transparantie en non-discriminatie.4 De uiteindelijke weging van de voor- en nadelen van verschillende tariefsystemen is dan ook aan de ACM op basis van deze wettelijke uitgangspunten.
Welke lessen trekt u uit bovenstaande alternatieve tariefsystemen en op welke wijze bent u voornemens om ook in Nederland door middel van aanpassingen aan het tariefsysteem slimmer gebruik van schaarse netcapaciteit door huishoudens te stimuleren? Wordt er gewerkt aan een nieuw tariefstelsel voor kleinverbruikers en wanneer kunnen we het voorstel en de implementatie daarvan verwachten?
Ik kijk met belangstelling naar het voorstel van netbeheerders. Als huishoudens het net slim gebruiken, betekent dat ook dat er minder investeringen in het uitbreiden van het net nodig zijn. Ik vind het van groot belang dat in een dergelijk voorstel slim netgebruik wordt beloond en dat de meeste huishoudens er op vooruitgaan. Daarnaast vind ik het belangrijk dat kleinverbruikers grip houden op hun energierekening en dat prikkels om te verduurzamen behouden blijven.
De verwachte implementatietermijn is mede afhankelijk van het concrete voorstel van de netbeheerders. Een aanpassing van de tariefstructuur heeft voor netbeheerders en (groepen) kleinverbruikers hoe dan ook gevolgen die zorgvuldig moeten worden gewogen bij verdere uitwerking en implementatie. Tegelijkertijd is een nieuw tariefsysteem een belangrijk middel om overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen en is snelheid dus ook van belang. Naast het rekenen van hogere tarieven op piekmomenten kan het wellicht ook interessant zijn om kleinverbruikers te belonen op het moment dat zij zelf hun verbruik op piekmomenten verminderen. Ik bekijk daarom waar ik de invoering van een nieuw tariefsysteem kan ondersteunen en bespoedigen, mits dat ook voldoet aan de hierboven genoemde randvoorwaarden.
Vanzelfsprekend houd ik uw Kamer op de hoogte van deze ontwikkelingen in de komende maanden. Na publicatie door Netbeheer Nederland van het onderzoek naar een alternatief nettarief voor kleinverbruikers zal ik mijn appreciatie daarvan met uw Kamer delen, voorafgaand aan het Commissiedebat Elektriciteitsnet, Energie-infrastructuur & RES op 28 november a.s.
Het artikel 'TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «TenneT wil regels zien voor apps voor zonnepanelen en waarschuwt voor black-outs»?1 Hoe apprecieert u dit?
Ja. Digitalisering is noodzakelijk om de doelen van de energietransitie te halen. Deze digitalisering brengt echter ook risico’s met zich mee. Het kabinet herkent een aantal van de genoemde kwetsbaarheden en daarom werkt het kabinet aan de versterking van de weerbaarheid van de (vitale) energiesector, inclusief installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van zon. Binnenkort wordt nieuwe regelgeving van kracht waarmee er oplossingen komen voor de in het artikel benoemde kwetsbaarheden.
Welke regels op het gebied van IT-veiligheid gelden er voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Klopt het dat zich hier grote kwetsbaarheden voordoen? Zo ja, welke?
Er gelden op dit moment strenge veiligheidseisen voor elektrische materialen. Deze eisen zijn onder meer opgenomen in de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU. Deze laagspanningsrichtlijn is in de Nederlandse wetgeving opgenomen in het warenwetbesluit elektrisch materiaal.
Voor IT-veiligheid zijn extra regels nodig. Vanaf 1 augustus 2025 zijn er veiligheidseisen op grond van de herziene radioapparaten-richtlijn (of Radio Equipment Directive, RED) van kracht. Dit betreft cybersecurity eisen voor draadloos verbonden apparatuur, waaronder zonnepaneelomvormers. Daarnaast wordt naar verwachting vanaf eind 2027 de Europese verordening cyberweerbaarheid (of Cyber Resilience Act, CRA) van kracht. De CRA is breder dan de RED en geldt niet alleen voor draadloze apparaten, maar voor alle producten met digitale elementen.
In aanloop naar de inwerkingtreding van deze regels, is het van belang dat iedereen in de keten van zonne-energie (fabrikanten, installateurs, verkopers, gemachtigden, importeurs en ook consumenten en bedrijven met zon PV installaties) aan de slag gaat met het nemen van (preventieve) maatregelen ten behoeve van het minimaliseren van digitale kwetsbaarheden. De consument, de installateur en de fabrikant hebben een eigen verantwoordelijkheid om de zonnestroominstallaties te allen tijde goed te beveiligen met sterke wachtwoorden en door regelmatig updates uit te voeren.
Er zijn momenteel inderdaad kwetsbaarheden. De oorzaak hiervan ligt vooral bij slechte beveiliging van omvormers door het gebruik van standaard wachtwoorden die niet uniek zijn en het niet op tijd updaten van hardware.2 Daarnaast zorgen niet alle fabrikanten van omvormers tijdig voor software-updates om de omvormers veilig te kunnen houden. Omvormers zijn de schakel tussen de opgewekte stroom van de zonnepanelen en het lokale stroomnet. Doordat omvormers aan het internet zijn gekoppeld, kunnen meerdere omvormers gelijktijdig worden gehackt of op een ongewenste manier worden aangestuurd. Daardoor kunnen aanvallen gedaan worden die schaalbaar zijn, waarbij het in theorie bij zeer grote aantallen apparaten fout kan gaan.3 De kans dat dit gebeurt achten wij echter zeer klein. Gelijktijdige toegang tot grote aantallen apparaten is niet waarschijnlijk.
Zodra de CRA van kracht is en de essentiële cybersecurity eisen op grond van de RED 3.3 D,E en F van toepassing zijn, worden fabrikanten verplicht om hun producten digitaal veilig te maken en houden. Zo zal het niet meer toegestaan zijn om standaard wachtwoorden te gebruiken; ieder apparaat krijgt een uniek wachtwoord. Fabrikanten worden daarnaast verplicht om kwetsbaarheden in de software van het product tijdig op te lossen en te melden.
Hoe verhoudt de wet- en regelgeving voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen op het gebied van IT-veiligheid zich tot de wet- en regelgeving op dit gebied die geldt voor andere energiebedrijven? Waarom gelden er voor deze bedrijven verschillende regels op het gebied van IT-veiligheid?
Er is wet- en regelgeving voor de fabrikanten gericht op de veiligheid van hun producten met digitale elementen en er is wet- en regelgeving voor energiebedrijven gericht op het verhogen van hun digitale weerbaarheid. De gebruikers van de zonne-omvormers kiezen zelf welke producten zij aanschaffen. De energiebedrijven hebben daar maar beperkt invloed op. Daarmee vullen deze regels voor productveiligheid en weerbaarheid van de bedrijven elkaar aan. Hiermee wordt de cyberbeveiliging op verschillende niveaus in de keten versterkt om de cyberweerbaarheid van de gehele keten te verhogen.
Bij vraag 2 is een toelichting gegeven op de regelgeving voor fabrikanten van digitale producten. Voor energiebedrijven, die zijn aangewezen als aanbieder van een essentiële dienst (AED), geldt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), waarin de Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS1-richtlijn) is geïmplementeerd. Deze wet beoogt de digitale weerbaarheid van Nederland te versterken en heeft als doel de gevolgen van cyberincidenten te beperken om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Daartoe bevat de Wbni onder meer voor AED’s de plicht om passende en evenredige beveiligingsmaatregelen met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen te nemen én de plicht om ernstige cyberincidenten te melden. Er wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de nieuwe Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2-richtlijn) in de Cyberbeveiligingswet (Cbw). Die wet, met daarin onder meer een uitgebreidere regeling van de zorg- en meldplicht voor bedrijven, zal naar verwachting in het najaar van 2025 in werking treden. Op 13 juni 2024 is ook de wetgeving over grensoverschrijdende cybersecurity in de elektriciteitssector (Netcode) in werking getreden. Deze regelgeving richt zich op bedrijven die impact kunnen hebben op grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en heeft als doel het verhogen van de digitale weerbaarheid van het Europese elektriciteitssysteem. Deze wet- en regelgeving richt zich op de bedrijfscontinuïteit en de continuïteit van dienstverlening van genoemde bedrijven. Bedrijven moeten op basis hiervan maatregelen treffen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen, ze moeten significante cyberincidenten melden, en ze ontvangen bijstand bij digitale dreigingen of incidenten door het NCSC.
Klopt het dat indien een beheerder van zonnepanelen wordt gehackt dit een risico op een black-out voor een substantieel deel van Europa met zich meebrengt? Hoe vergaand zouden de gevolgen hiervan zijn?
De kans dat een dergelijk risico zich voordoet is zeer klein. Er moet een zeer groot aantal zonnepanelen gelijktijdig uitvallen voordat dit risico zich voordoet. Het Europese elektriciteitssysteem is zo ingericht dat de uitval van een bepaalde omvang kan worden opgevangen. In het uiterste geval dat zich een black-out voordoet, dan betekent dit dat er in een deel van het elektriciteitssysteem geen elektriciteit beschikbaar is. Hoe verregaand de gevolgen hiervan zijn ligt aan meerdere omstandigheden. Denk aan het totaal beschikbare vermogen van de getroffen partij(en), de kenmerken, de timing en daarbij ook de (internationale) belastbaarheid op het elektriciteitsnet. De landelijke netbeheerder TenneT heeft, in directe samenwerking met buurlanden, herstelprocedures voor het geval een dergelijke situatie zich voordoet. Deze procedures worden regelmatig in een internationaal samenwerkingsverband geoefend.
Hoe apprecieert u in dit kader het feit dat Nederlandse hackers de afgelopen twee jaar drie keer zijn binnengedrongen tot de software van dergelijke beheerbedrijven?
Het kabinet vindt dit zorgelijk. Dit onderstreept de noodzaak voor de bovenbedoelde wet- en regelgeving die binnenkort van kracht wordt. Het is belangrijk dat er meer aandacht komt voor de cyberveiligheid van deze internationaal opererende beheerbedrijven.
Deelt u de mening dat er snel betere wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid nodig is voor fabrikanten van online controlepanelen? Welke acties kunt u ondernemen?
Ja. Er is regelgeving maar er zijn aanvullingen nodig, de ontwikkelingen op dit terrein volgen elkaar in snel tempo op. Het is zaak om regelgeving te maken die inspeelt op de actuele ontwikkelingen. Het is van belang dat de (implementatie van de) nieuwe Europese wet- en regelgeving op het gebied van digitale weerbaarheid snel van kracht wordt.
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) bereidt zich als toezichthouder grondig voor op de komende regelgeving. De RDI voert gesprekken met fabrikanten, installateurs, verkopers en importeurs en onderzoekt ook nu al op kleine schaal de cyberveiligheid van deze apparaten, zoals het eerder genoemde rapport uit 2023. De RDI heeft dit onderzoek uitgevoerd vooruitlopend op de komst van bovengenoemde cybersecurityeisen, om fabrikanten en leveranciers erop te wijzen dat zij zich moeten voorbereiden op de nieuwe eisen. Naar aanleiding van dit rapport hebben sectorpartijen, waaronder omvormerfabrikanten, al stappen ondernomen om hogere veiligheidseisen en standaarden te hanteren.
In de Gedragscode Zon op Woningen heeft de sector afspraken gemaakt over het veilig installeren van residentiele systemen. Volgens deze gedragscode zal de installateur de omvormer instellen met een sterk en per installatie uniek wachtwoord voor de onderhoudsinstellingen van de omvormer.
Het kabinet zet ook in op het vergroten van bewustzijn, zoals in de overheidscampagne «Doe je updates», waarin een oproep wordt gedaan om slimme apparaten in huis direct te updaten. Verder werkt het kabinet aan proactieve informatieverstrekking over de komende wet -en regelgeving, zodat de partijen en fabrikanten zich alvast kunnen voorbereiden.
Loopt Nederland risico doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving op het gebied van IT-veiligheid hebben voor fabrikanten van apps en sites voor het beheren van zonnepanelen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Vanwege het Europese karakter van het elektriciteitssysteem is er een Europese aanpak om cyberveiligheid te versterken. Deze Europese aanpak is juist gericht op harmonisatie van wet- en regelgeving voor cybersecurity, onder andere ten behoeve van de energiesector. Het kabinet verwacht daarom niet dat Nederland risico loopt doordat andere Europese landen onvoldoende wet- en regelgeving hebben op het gebied van cyber veiligheid.
De haven van Saba |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Michon-Derkzen c.s. over de haven van Saba?1
Ja.
Waarom is de Tweede Kamer niet, zoals de motie verzoekt, uiterlijk 15 juni 2024 geïnformeerd?
Uw Kamer is tijdig voor 15 juni geïnformeerd middels een verzamelbrief (Kamerstukken II: 36 410 IV, nr. 70). Daarin is door mijn voorganger aangegeven dat diverse opties nader worden verkend en uw Kamer rondom de besluitvorming van de miljoenennota nader wordt geïnformeerd.
Wat heeft het kabinet gedaan naar aanleiding van deze motie?
Er hebben gesprekken plaats gevonden met het openbaar lichaam Saba vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK), vanuit haar coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland, om mogelijke oplossingsrichtingen te verkennen. Verder heeft het kabinet deze gesprekken betrokken bij de begroting 2025.
Welke gesprekken hebben er plaatsgevonden? Wat is de uitkomst daarvan? Is er ook gesproken over de mogelijkheid van een lening? Zo nee, waarom niet?
Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat het kabinet in 2025 30 miljoen euro ter beschikking stelt en in 2026 10 miljoen euro. De mogelijkheid van een lening is onderzocht, maar is er uiteindelijk voor gekozen om de middelen via een bijzondere uitkering ter beschikking te stellen.
Verder is er vooralsnog een beperkt aantal versoberingen mogelijk gebleken op het project, maar de besparingen hiervan bleken niet substantieel. Verdere versobering lijkt ook onverstandig, omdat dan de «orkaanbestendigheid» van de nieuwe haven in het geding komt.
In hoeverre is er ook gesproken over de mogelijkheden van versobering van het project? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er?
Zie antwoord op vraag 4.
Wat is de actuele stand van zaken? Wat is op dit moment nog het financiële gat voor de realisatie van het project haven Saba? Welke mogelijkheden ziet het kabinet samen met Saba voor het oplossen daarvan?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke oplossingen ziet het kabinet om de problematiek van de haven van Saba op te lossen? Wanneer kan hierover duidelijkheid zijn?
Zie antwoord op vraag 4.
Klopt het dat er voor 25 september a.s. duidelijkheid moet zijn? Zo nee, wat is dan de deadline? Zo ja, wordt die gehaald en waarom wordt die eventueel niet gehaald? Wat zijn de gevolgen voor het niet halen van de deadline?
De datum van 25 september is correct en wordt nu gehaald. Met de middelen opgenomen in de begroting 2025 kan Saba toewerken naar het gunnen van de opdracht aan een nader te selecteren aannemer.
Wat zijn de gevolgen voor Saba op het moment dat de haven niet wordt aangepakt en er niet voor 25 september a.s. duidelijkheid is, aangezien de haven van levensbelang is voor Saba onder meer voor de aanvoer van voedsel?
Dit zal niet gelijk leiden tot problemen in de aanvoer van voedsel en zal de haven nog enige tijd bruikbaar zijn voor zowel vracht- als passagiersvervoerstromen. Wel begint de huidige haven aan het einde van zijn levenstermijn te komen en is onvoldoende orkaanbestendig, waarbij onderzoeken hebben uitgewezen dat vervanging en verplaatsing op den duur de beste oplossing is. Als er nu geen besluit genomen zou worden, is het onzeker of de huidige kostenraming voor het bouwen van een orkaanbestendige haven nog zal voldoen.
Waarom duurt het allemaal zo lang, aangezien het project al in 2018 is gestart nadat de haven van Saba is beschadigd door orkaan Irma en in het algemeen niet voldoende orkaanbestendig is?
Na de toekenning van de middelen is er in de Corona-periode beperkte voortgang geboekt in de planuitwerking, ook gelet op het feit dat in de opstartfase er beperkte projectcapaciteit op het eiland aanwezig was. Het openbaar lichaam heeft sindsdien geïnvesteerd in een uitbreiding en versterking van de afdeling Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling, inclusief bijbehorende projectcapaciteit.
Vanzelfsprekend vragen grote infrastructurele projecten op de Caribische eilanden de nodige tijd en was er in de situatie van Saba sprake van een langlopende vergunningsaanvraag. De vergunningsaanvraag is vier keer verlengd i.v.m. het grondig onderzoeken van de effecten van de aanleg van de nieuwe zeehaven op de natuur en het milieu. Vooral het kwetsbare koraal was hierbij een groot aandachtspunt.
Kunt u de schriftelijke vragen binnen de afgesproken termijn van drie weken beantwoorden, mede gelet op de deadline van 25 september a.s.?
Nee, dit was niet mogelijk vanwege het ontbreken van informatie.
De situatie in Sluiskil |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Zijn u en de Staatssecretaris op de hoogte van de wateroverlast die de bewoners van Sluiskil ervaren?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Rijkswaterstaat zich niet aansprakelijk acht voor de door bewoners geleden schade ten gevolge van wateroverlast?1
Ja, hiervan is het ministerie op de hoogte. Het ministerie sluit zich aan bij de conclusie uit het meest recente onderzoek dat hiernaar is gedaan. Dit onderzoek («Oorzaken en oplossingsrichtingen grondwateroverlast in Sluiskil» 2) en de juridische beoordeling hiervan geven aan dat Rijkswaterstaat niet wettelijk aansprakelijk is voor de wateroverlast die zich binnen de grenzen van de gemeente Terneuzen voordoet. Dit standpunt is ook onderbouwd in de brief aan de Stichting Wateroverlast Sluiskil van 14 juli 2023. Het grondwaterpeil binnen de bebouwde kom valt onder de Omgevingswet (voorheen Waterwet), niet onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is als beheerder verantwoordelijk voor het peilbeheer van het Kanaal van Gent naar Terneuzen. De bij Rijkswaterstaat in beheer zijnde waterkerende damwanden, waterbodem en waterkeringen verkeren in goede toestand. Vanuit genoemde verantwoordelijkheid heeft Rijkswaterstaat juridisch gezien geen taken in het terugdringen van een te hoog grondwaterpeil binnen de gemeentelijke grenzen of in het inzetten van voldoende drainagemiddelen op gemeentelijk niveau.
Zo ja, wat vindt u hiervan? Bent u het eens met Rijkswaterstaat? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de oorzaken van de wateroverlast niet louter te danken zijn aan de staat, ouderdom/gebreken van de woningen?
Ja, die mening deelt het ministerie. De oorzaken van de wateroverlast zijn beschreven in het eerdergenoemde onderzoek. De complexe opbouw van de bodem, de situatie die is ontstaan door het verminderen van ontwateringsmiddelen binnen de gemeentelijke grenzen en de invloed van het kanaal hebben allemaal invloed op de grondwatersituatie in Sluiskil. De ouderdom van de woningen maakt deze extra kwetsbaar voor wateroverlast, omdat ze niet voldoen aan de huidige standaarden conform het Besluit bouwwerken leefomgeving. Er kan geen harde grens tussen de genoemde oorzaken worden getrokken.
Wat vindt u ervan dat veel van de inwoners jarenlang verteld is dat de overlastwel door gebreken aan het huis komt en zij daardoor kostbare aanpassingen hebben moeten doen zonder gewenste resultaten?
Naast de grondwatersituatie is ook de bouwtechnische staat van de woningen (zie antwoord 4) van invloed op de ervaren wateroverlast. Hierin hebben bewoners een eigen verantwoordelijkheid om op perceelniveau zo nodig onderzoek te verrichten en maatregelen te nemen. Daarnaast zijn er ook maatregelen die op openbaar terrein kunnen worden uitgevoerd. Tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Terneuzen is hiervoor een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat gemeente en Rijk de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport «Oorzaken en oplossingsrichtingen grondwateroverlast in Sluiskil» fasegewijs gaan uitvoeren. De eerste fase, het aanleggen van een kweldrainage langs het kanaal bij Sluiskil, heeft het Rijk voor haar rekening genomen. Dit proces bevindt zich nu in de ontwerpfase en zal volgend jaar worden aanbesteed. De planning is om in 2025 de aanleg daadwerkelijk te beginnen.
In de 2e fase gaat de gemeente Terneuzen de drainage in de kern van de gemeente Sluiskil aanpakken. Dat vindt plaats in de periode 2026–2030. Tussentijds zal voortdurend worden gemonitord wat de effecten zijn van de maatregelen. De verwachting is dat dit zal leiden tot afname van de wateroverlast in de toekomst, mits de bewoners ook zelf op hun eigen perceel de juiste maatregelen hebben getroffen.
Vindt u, gezien de omvang van de problemen waarmee de inwoners van Sluiskil geconfronteerd zijn, het proportioneel dat er qua compensatie alleen gekeken wordt naar vrijblijvend bouwkundig advies, het faciliteren van leningen en een aanpak van collectieve problemen, ondanks de investeringen die veel inwoners al hebben gedaan?
De wateroverlast doet zich voor bij enkele tientallen huizen en percelen in Sluiskil. Vanzelfsprekend is wateroverlast voor de bewoners zeer vervelend. Vanwege de bouwtechnische staat van deze woningen dragen aanpassingen aan de woningen door de bewoners bij aan het verminderen van de overlast. Aangezien maatwerk op het perceel nodig is, kan de gemeente Terneuzen vrijblijvend bouwkundig advies aanbieden en ondersteuning bij het faciliteren van leningen.
Rijkswaterstaat heeft onderzoek laten uitvoeren naar oorzaken en oplossingsrichtingen voor de wateroverlast. Op basis hiervan treft de gemeente, aanvullend op de maatregelen die bewoners nemen, drainagemaatregelen om een lagere grondwaterstand binnen de gemeentelijke grenzen te realiseren. Rijkswaterstaat levert hieraan in dit specifieke geval een bijdrage in de vorm van het op haar kosten uitvoeren van maatregelen die passen bij de aard van de problematiek, ondanks dat hij niet wettelijk aansprakelijk is voor de opgetreden waterschade.
Zullen met deze oplossingsrichtingen de inwoners geholpen zijn?
Het is vervelend dat de bewoners wateroverlast ervaren. De verwachting is dat een combinatie van maatregelen zal leiden tot afname van de wateroverlast. De effecten van de maatregelen die in de openbare ruimte worden genomen door het Rijk en de gemeente Terneuzen worden gemonitord. Mocht hieruit blijken dat deze maatregelen onvoldoende effect hebben, dan is met North Sea Port en Waterschap Scheldestromen afgesproken dat met hen wordt bekeken of door hen alsnog verdergaande maatregelen, in het rapport als optioneel genoemd, worden uitgevoerd.
Waarom heeft u ervoor gekozen om tot op heden geen juridische basis te scheppen, het ontbreken waarvan geldt als argument om niet tot compensatie over te gaan, zodat de inwoners wel gecompenseerd kunnen worden en welke ruimte is hiervoor?
Een extra juridische basis scheppen voor compensatie is niet aan de orde nu de wet al voldoende basis biedt voor het eventueel vergoeden van schade bij ernstige wateroverlast. De grondslag daarvoor is de onrechtmatige daad of opstalaansprakelijkheid. Bij rechtmatig overheidshandelen kan nadeelcompensatie onder omstandigheden aan de orde zijn als de schade wordt veroorzaakt door een besluit of handeling van de overheid.
Heeft Rijkswaterstaat nalatig gehandeld? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 3.
Zijn de damwanden in zijkanaal B bij Sluiskil, waaraan in 2018 onderhoud is gepleegd en waarvan in 2023 bleek dat ze niet lek zijn, diep genoeg? En is er bij de constructie en het onderhoud rekening gehouden met de complexe opbouw van de bodem en zijn de functionele eisen waaraan de damwand moet voldoen hiervoor ook geschikt?
Het zijkanaal B en de damwanden daarin zijn in beheer bij North Sea Port. Rijkswaterstaat heeft hierin geen taak. Deze damwanden hebben een grondkerende en een afmeerfunctie (geen waterkerende functie) en zijn voor die functies voldoende diep aangebracht en voldoen aan alle functionele eisen hiervoor, zo heeft North Sea Port laten weten.
Bent u bekend met de oplossingsrichtingen uit het rapport «Oorzaken en oplossingsrichtingen grondwateroverlast in Sluiskil», zoals een drainage?2 Welke ondersteuning is er vanuit het Rijk in de uitvoering?
Ja, hiermee ben ik bekend. Bij de beantwoording van vraag 5 is de ondersteuning vanuit het Rijk toegelicht.
Erkent u dat, ondanks dat de voorgestelde oplossingen de oorzaak van wateroverlast aanzienlijk kunnen reduceren, de inwoners zullen blijven zitten met schade aan woningen en gedane investeringen om een probleem op te lossen dat niet op te lossen viel door de inwoners zelf?
Zoals bij het antwoord op 5 reeds is aangegeven, is naast de grondwatersituatie ook de bouwtechnische staat van de woningen van invloed op de ervaren wateroverlast. Tezamen met de maatregelen die op openbaar terrein zullen worden uitgevoerd is de verwachting dat dit zal leiden tot afname van de wateroverlast in de toekomst, mits de bewoners ook zelf op hun eigen perceel de juiste maatregelen hebben getroffen.
Op welke wijze kunnen de getroffen bewoners financieel schadeloos worden gesteld, gezien de investeringen die zij zelf hebben moeten doen en de maatregelen die zij hebben moeten nemen, en waar liggen mogelijke obstakels om dit resultaat te bereiken?
Zie de antwoorden op vraag 5 en 6.
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Kunt u aangeven waarom en wanneer u, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 7 augustus (Kamerstuk 36 410-A, nr. 63), heeft besloten alsnog een second opinion uit te laten voeren over de opdracht aan de huidige aannemer, over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en over de nadeelcompensatie?
In de Kamerbrief van 7 augustus 2024 is aangegeven dat de second opinion is uitgevoerd om er zeker van te zijn dat – gegeven de gekozen hoofdaanpak (in het droge) – de voorgenomen uitvoeringswijze klopt en de hiervoor geraamde kosten en voorgestelde risicovoorziening passend zijn. Hiertoe is op 24 juli 2024 besloten. De second opinion gaat niet over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en de nadeelcompensatie.
Bent u bereid de tussenresultaten van deze second opinion met de Kamer te delen?
De tussenresultaten staan op hoofdlijnen al in de kamerbrief van 7 augustus1.
De eindresultaten zijn inmiddels beschikbaar. Deze resultaten zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. In deze Kamerbrief is ook aangegeven op welke wijze Rijkswaterstaat bij het verdere uitvoering van het project invulling wil geven aan de aanbevelingen uit de second opinion.
Kunt u aangeven waarom u de eindresultaten van deze second opinion niet afwacht, voordat er met de werkzaamheden begonnen wordt en daarbij aangeven wat het nut is van een second opinion waarvan de uitkomsten niet afgewacht worden?
De tussenresultaten van de second opinion onderschrijven de noodzaak om 12 augustus 2024 te starten met de werkzaamheden. Gezien de fasering van de werkzaamheden is er voldoende tijd om de overige resultaten tijdig in de uitvoering mee te nemen. Zoals ook bij vraag 2 aangegeven is de wijze waarop dit gebeurt in de bijlage bij deze brief opgenomen.
Kunt u aangeven waarom het aanvullende benodigde budget niet eerder met de Kamer gecommuniceerd is?
In de brief van 7 augustus is aangegeven dat de belangrijkste oorzaak van de kostenstijging is dat met de oorspronkelijk bedachte techniek bij het vereiste werktempo de afdichting van het kanaal onvoldoende robuust zou zijn. Rijkswaterstaat heeft eind mei 2024 verschillende proeven uitgevoerd om de waterdichtheid van het kanaal in relatie tot de bedachte methodiek (toepassing van folie) te toetsen. Toen bleek dat toepassing van deze techniek tot onvoldoende waterdichtheid zou leiden, is een alternatieve werkmethode (bentonietmatten) inclusief bijbehorende kosten. In de brief van 7 augustus staan ook de andere kostenverhogende factoren. Dit zijn de hoge tijdsdruk in de natte winterperiode, het streven naar een zo kort mogelijke stremmingsduur en zo snel mogelijke start en noodzakelijke maatregelen zoals de aanleg van buisleidingen om gedurende de stremming de levering van vers kanaalwater aan omliggende bedrijven te kunnen waarborgen. Ook is aangegeven dat er een risicoreservering voor de uitvoeringsfase is opgenomen die groter is dan gebruikelijk aangezien er nog diverse onzekerheden zijn die mogelijk tot extra tegenvallers kunnen leiden. Nadat de totale te verwachten meerkosten in beeld waren, is dit vervolgens zo spoedig mogelijk met de Kamer gecommuniceerd via de brief van 7 augustus 2024.
Het artikel 'Alliander loopt tegen grenzen bij versnellen netuitbreiding' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel? Hoe apprecieert u dit?1
Ja. De vertragingen bij meerdere projecten waar het artikel melding van maakt zie ik, gezien de urgentie van congestie op het elektriciteitsnet, als een tegenvaller. Hieronder ga ik aan de hand van de verschillende vragen nader in op de inhoud van het artikel.
Hoe kan het dat er door Alliander meer wordt geïnvesteerd in netverzwaring, maar er minder kilometers kabel en transformatorhuisjes worden gebouwd? Om hoeveel bedrijven gaat dit, gezien het feit dat onder meer bedrijven nu langer moeten wachten op een nieuwe of zwaardere aansluiting?
Alle netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken, oplopend tot gezamenlijk 8 miljard euro per jaar vanaf 2025. Alliander heeft in het eerste halfjaar van 2024 fors meer geïnvesteerd dan in het eerste halfjaar van 2023. Veel van het werk is momenteel onderhanden of in voorbereiding en doordoor nog niet zichtbaar in de gepresenteerde realisatiecijfers. Verschillende projecten van Alliander liepen in het eerste halfjaar van 2024 vertraging op. Dit betreft onder meer de grootschalige netuitbreiding in Friesland en de Noordoostpolder (project «NuLelie»). De belangrijkste oorzaak van deze vertraging is dat de uitvoering van de werkzaamheden complexer is dan vooraf gedacht.2 De krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, lange opleidingstijden, schaarste aan bepaalde materialen en de schommelingen in de prognoses van het type en volume werk maken het tijdig opschalen in capaciteit moeilijk. Dit heeft tot gevolg dat een deel van het werkpakket doorschuift. De wachtrij per locatie is altijd in te zien op de online capaciteitskaart van de netbeheerders3.
Wat betekent het voor de verduurzamingseisen die worden gesteld aan bedrijven, gezien het feit dat de vertraging in sommige gebieden kan oplopen tot meer dan acht jaar? Komen zij nu in de knel?
Het kabinet zet zich met alle betrokken partijen in om, ondanks netcongestie, de verduurzaming van bedrijven en economische ontwikkeling zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is daartoe van belang om de mogelijkheden te realiseren om het net flexibeler te benutten. Bedrijven op een wachtrij kunnen met een flexibel contract mogelijk toch (een deel van) de beoogde verduurzaming realiseren. Bedrijven die al voldoende transportcapaciteit hebben, kunnen financiële voordelen behalen met flexibel gebruik en daarmee capaciteit op het stroomnet vrijspelen voor partijen op de wachtrij.
Hoeveel kilometers kabel en transformatorhuisjes werden er de afgelopen vijf jaar per netbeheerder per jaar gebouwd?
Op 11 juni 2024 heeft de Minister voor Klimaat en Energie de eerste editie van de rapportage «Stand van de uitvoering» van Netbeheerder Nederland aan uw Kamer aangeboden4. Met deze halfjaarlijkse rapportage geven de gezamenlijke netbeheerders inzicht in de realisatie van maatschappelijke en fysieke resultaten, waaronder de realisatie van kilometers kabels en aantallen middenspanningsstations, maar bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van de wachtrijen. Zoals aangegeven in de begeleidende brief is dit product in ontwikkeling en zal het in volgende edities worden uitgebreid met meer indicatoren. Op 11 juni is ook de nieuwe on-line capaciteitskaart gelanceerd waarop tot op stationsniveau inzichtelijk is wat de aanwezige en benodigde transportcapaciteit is en, in gebieden met schaarste, de omvang van de wachtrij. Deze inzichten bieden de netbeheerders momenteel vrijwillig. In de nieuwe Europese EMD-richtlijn (Electricity Market Design) wordt het geven van periodieke updates een verplichting. Ik heb een aanpassing van de Energiewet in voorbereiding om deze Europese verplichting in wetgeving te verankeren.
Wordt hier door het ministerie op gestuurd? Bij welke netbeheerders en in welke gebieden zitten de grootste knelpunten? Hoe wordt hieraan gewerkt?
De netbeheerders doen omvangrijke investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken. Eens per twee jaar publiceren alle netbeheerders hun investeringsplannen voor de komende jaren. Het Ministerie van KGG toetst of de investeringsplannen van de landelijke netbeheerders voldoende rekenschap hebben gegeven aan ontwikkelingen in de energiemarkt. Daarnaast toetst de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de investeringsplannen, onder andere op de toepassing van het prioriteringskader voor investeringen in de uitbreiding van het stroomnet. Op basis van dit kader geven netbeheerders o.a. voorrang aan investeringen in verband met nationale en provinciale MIEK-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat). In het MIEK maken overheden en netbeheerders gezamenlijke keuzes in de programmering en prioritering van energie-infrastructuurprojecten en signaleren en verhelpen zij knelpunten in de voortgang.
Het Rijk werkt daarnaast in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) met medeoverheden, netbeheerders en marktpartijen aan de aanpak van congestie op het elektriciteitsnet. Het programma bevat een groot aantal acties gericht op sneller bouwen, beter benutten van het netwerk en slimmer inzicht in wat er in het net gebeurt. Uw Kamer is op 11 juni 2024 geïnformeerd over de stand van zaken en voortgang van het LAN5. In het bijzonder in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) is de congestiesituatie urgent. De Minister voor Klimaat en Energie heeft uw Kamer per brief van 25 april jl.6 geïnformeerd over de aanpak hiervan door onder meer netbeheerders TenneT, Stedin en Liander.
Kunt u publiekelijk bijhouden hoeveel kilometers kabels en transformatorhuisjes er worden gebouwd om netbeheerders ook te kunnen aanspreken op hun resultaten? In hoeverre heeft u manieren om netbeheerders hierop aan te sturen via de nieuwe Energiewet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u naar de oplossingen waarmee Alliander werkt om het net anders te benutten? Ziet u bijvoorbeeld kansen in het breder uitrollen van de zogenoemde balanswijken, aangezien hier in de markt veel enthousiasme voor is?
Naast de uitbreiding en verzwaring van de netten, zetten de netbeheerders in op het beter benutten van de bestaande netcapaciteit om netcongestie te verlichten. Enerzijds door de netten gecontroleerd zwaarder te belasten en anderzijds door flexibel energiegebruik te stimuleren. Voor de FGU-regio wordt onder meer ingezet op netefficiënte installaties in bestaande bouw, netbewuste woningbouw en netbewust laden van elektrische voertuigen. Het initiatief De Balanswijk van Liander is een goed voorbeeld. Hierin werken diverse partijen (netbeheerders, overheden) ontwerpprincipes uit voor nieuw te bouwen wijken waar energie wordt opgewekt, uitgewisseld en opgeslagen, en bewoners hun gedrag aanpassen om de energie in de wijk in balans te houden. Er is contact met verschillende gemeenten om het concept in de praktijk te brengen.
Wat doet u om ervoor te zorgen dat het extra verbruik van gas voor zo’n kort mogelijke periode nodig is, gezien het feit dat in Gelderland en de Flevopolder gasgeneratoren worden ingezet voor extra regelbare opwerk om overbelasting van het net te voorkomen?
Bij brief van 25 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over alle mogelijke maatregelen om de netcongestie in de FGU-regio zoveel mogelijk te verlichten7. Eén van deze maatregelen is de tijdelijke inzet van regelbaar vermogen op knelpunten. In de Flevopolder is dit een maatregel met grote potentie gebleken. Het gaat nadrukkelijk om tijdelijke en sporadische inzet op piekmomenten, met beperkte extra CO2-uitstoot tot gevolg. Dit kan netcongestie op korte termijn verminderen en zo de voortgang van structurele verduurzaming door middel van elektrificatie faciliteren.
Deelt u de mening dat forse baten eigenlijk door netbeheerders in netverzwaring zouden moeten worden gestoken, gezien het feit dat Alliandereen flinke opbrengst heeft gerealiseerd met de verkoop van het Kenter, aangezien netbeheerders publiek aandeelhouderschap hebben en de nettarieven voor huishoudens en bedrijven omhoog gaan om de geplande investeringen te dekken? Zou het dan niet krom zijn dat de baten niet bij huishoudens en ondernemers terechtkomen via de nettarieven, maar de hogere kosten wel?
Voor zorgvuldige beantwoording van uw vraag is van belang om onderscheid te maken tussen het netwerkbedrijf Alliander en netbeheerder Liander dat daarvan onderdeel is, evenals tot voor kort het bedrijf Kenter. Alliander heeft Kenter begin dit jaar verkocht. De opbrengst landt bij Alliander en niet bij netbeheerder Liander. Van deze eenmalige boekwinst is een klein deel aan de aandeelhouders uitgekeerd; het overgrote deel wordt aangewend voor de versterking van het eigen vermogen van Alliander om de toekomstige investeringsopgave in energienetten te kunnen financieren.
Bent u bereid om verder te verkennen of er kan worden gestuurd op dat netbeheerders forse baten in netverzwaring steken? Hoeveel extra investeringen zou dit mogelijk kunnen opleveren?
Om de noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken te kunnen financieren is van belang dat de netbeheerders financieel gezond zijn. Zij leggen verantwoording af aan hun aandeelhouders (gemeenten en provincies). De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van de winstmarges, investeringen en financiële stabiliteit. De investeringen en de kosten voor beheer van de netten worden op basis van de Tarievencode van ACM vertaald naar de tarieven voor de klant. Extra investeringen in de netwerken, zo die al mogelijk zijn, zouden niet bijdragen aan het tempo waarin uitbreiding en verzwaring worden gerealiseerd, gezien de krappe arbeidsmarkt voor technisch personeel, de schaarste aan materialen en doorlooptijden van realisatie. Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) richt zich daarom, in de actielijn Sneller Bouwen, op verkorting van doorlooptijden, versnellen van de bouw en bevordering van samenwerking tussen de betrokken partijen.
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de door de Tweede Kamer op 11 juni 2024 aangenomen motie-Heutink c.s. (Kamerstuk 36 410-A, nr. 59) die verzoekt om de algehele drooglegging van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is?
Ja. In de brief van 7 augustus 20241 over de start van de afsluiting van het Julianakanaal en het benodigd aanvullend budget is reeds aangegeven dat invulling is gegeven aan deze motie. De stuw Borgharen is dusdanig hersteld dat op 12 augustus gestart kan worden met de werkzaamheden op het Julianakanaal. Bij de beantwoording van vraag 7 worden de werkzaamheden hiervoor nader toegelicht.
Bent u op de hoogte van het schrijven van de voormalig Minister van 24 juni 2024 (Kamerstuk 36 410-A, nr. 62) waarin te lezen is dat het de verwachting is dat de werkzaamheden aan de stuw Borgharen op 12 augustus voldoende zijn gevorderd om aan deze motie invulling te kunnen geven?
Ja.
Kunt u een actuele stand van zaken geven over de vordering van de werkzaamheden aan de stuw Borgharen?
Er vinden momenteel werkzaamheden aan de zogeheten scheepvaartschuif plaats. Deze wordt gebruikt voor het peilbeheer en zal voor 1 oktober 2024 functioneel inzetbaar zijn. Hiernaast vindt regulier onderhoud plaats aan de drie overige schuiven van de stuw. Er zal om de beurt aan deze schuiven gewerkt worden. Dit is een doorlopend proces.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Overleg over schaderegeling Julianakanaal levert niets op»1, waarin 12 augustus nog altijd als startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal wordt genoemd?
Ja.
Is de constatering dat Rijkswaterstaat inderdaad op 12 augustus aan zal vangen met de werkzaamheden aan het Julianakanaal juist?
Ja. Dit wordt in de brief van 7 augustus 2024 toegelicht.
Kunt u aangeven welke inzet er vanuit het ministerie en Rijkswaterstaat is om de omgeving van het Julianakanaal actief op de hoogte te houden van de geplande werkzaamheden?
Met de omgeving is de afgelopen periode zeer actief afgestemd om de afsluiting van het Julianakanaal zo goed mogelijk voor te bereiden. Hiervoor is een bestuurlijk overleg en daaronder ressorterend zijn werkgroepen ingericht met regionale en landelijke belanghebbenden. Deze overleggen zullen tijdens de uitvoering blijven plaatsvinden waarbij de focus zal verschuiven naar de monitoring van de werkzaamheden en beschikbaarheid van de omvaarroutes.
Verder worden er regelmatig bewonersavonden georganiseerd om informatie te delen en signalen op te halen. De eerstvolgende bewonersavond zal in het najaar plaatsvinden. Daarnaast worden de directe omwonenden geïnformeerd via bewonersbrieven en wordt via de webpagina3 van het Julianakanaal informatie gedeeld. Hier kan men zich ook aanmelden voor een nieuwsbrief. Ook via kanalen van betrokken gemeenten wordt informatie verspreid.
Verder zal er op de locatie van de werkzaamheden een inlooppunt komen waar geïnteresseerden informatie over de werkzaamheden kunnen krijgen. Tenslotte wordt een uitkijkpunt gerealiseerd waar men met eigen ogen de voortgang van de werkzaamheden kan aanschouwen.
Kunt u, conform de aangenomen motie, een harde garantie geven dat op dat moment werkzaamheden aan de stuw Borgharen dusdanig ver zijn gevorderd dat er te allen tijde en dus ook bij hoog water afdoende omvaarroutes beschikbaar zijn, en ondernemers en particulieren die zich op dit moment ernstig zorgen maken bereikbaar zullen blijven?
De motie verzoekt om het droogzetten van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is. In het tweeminutendebat van 5 juni 2024 is reeds verduidelijkt wat hieronder verstaan moet worden. De functionaliteit van de stuw is afdoende om de te verwachten debieten en hoogwater te kunnen verwerken. Als gevolg hiervan blijft de omvaarroute via Limmel beschikbaar. Tot 1 oktober hoeft pas bij een afvoer van boven de 1.150 m3 per seconde afgesloten te worden en na 1 oktober 2024 pas bij meer dan 1.300 m3 per seconde. Op basis van langjarige historische gegevens komt een afvoer van meer dan 1.300 m3 per seconde gemiddeld minder dan drie en een halve dag per jaar voor. Verder worden nog diverse andere beheersmaatregelen ingezet waarover u met de brief van 5 april 20244, het schriftelijk overleg van 14 mei 20245 en de brief van 24 juni 20246 bent geïnformeerd.
In het Tweeminutendebat van 5 juni 2024 is al aangegeven dat dit niet betekent dat de stuw nooit buiten gebruik zal zijn. Er kan altijd iets kapot gaan dat gerepareerd moet worden, maar dat kan op iedere plek in Nederland. Er staan aannemers stand-by om reparaties zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren onder regie van het Quick Respons Team van RWS. Dit is onderdeel van het bredere pakket aan maatregelen voor de beschikbaarheid van de omvaarroutes dat met betrokken partijen is afgesproken en in het Tweeminutendebat Maritiem van 26 maart 2024 aan de Kamer is toegezegd.
Wat doet u wanneer blijkt dat op 12 augustus de werkzaamheden niet dusdanig ver zijn gevorderd dat bereikbaarheid voor plaatsen langs het Julianakanaal gegarandeerd kan worden door de afsluiting tussen Berg en Sluis Born?
De werkzaamheden zijn gelukkig al zo ver gevorderd dat de omvaarroutes zo goed als mogelijk beschikbaar zijn. Met alle ingezette maatregelen is een stremming van de omvaarroute van langer dan 48 uur niet te verwachten.
Kunt u, gezien de urgentie, deze vragen voor 12 augustus beantwoorden?
Ja.
Het artikel over het vernattingsbeleid van de duinstreek van Noord- en Zuid-Holland |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Bewoners duinstreek houden schade en natte voeten door «vernattingsbeleid»: «Kikkers belangrijker dan schade woning»»?1
Ja.
Gelet op het feit dat de overlast die omwonenden en bedrijven ervaren naar het schijnt deels veroorzaakt is door het landelijke vernattingsbeleid: bent u van mening dat dit beleid door de grote hoeveelheden neerslag in het afgelopen jaar herzien zou moeten worden?
Het is erg vervelend dat sommige omwonenden en bedrijven in de duinstreek momenteel wateroverlast ondervinden. Er bestaat echter geen «landelijk vernattingsbeleid» voor de duinen en daardoor ook geen mogelijkheid tot herziening ervan.
Wél geven de Provincie Noord-Holland en drinkwaterbedrijf PWN aan dat het waterbeheer in de duinen onderdeel uitmaakt van «natuurlijk duinbeheer». Dit beleid wordt inmiddels al 24 jaar ongewijzigd gevoerd. Mede hierdoor is er lokaal gestopt met het winnen van drinkwater en zit er inderdaad relatief meer water in het duinengebied dan voorheen. De afgelopen jaren heeft deze beheersvorm echter niet geleid tot structureel meer of vaker overlast. De uitzonderlijk hoge grondwaterstand blijkt dan ook het gevolg van een zeldzaam lange periode met veel neerslag. Ook veel plekken in het binnenland zijn verzadigd geraakt.
In hoeverre is het realistisch om consumenten waarbij het grondwaterpeil in een aantal gevallen nu één meter hoger is dan wat het maximaal zou zijn op basis van het bestemmingsplan, af te schepen met het argument van de zorgplicht voor het waterdicht maken van een kelder en het afvoeren van overtollig grondwater?
De gemeenten dragen een wettelijke zorgplicht voor grondwater (Art. 2.16 van de Omgevingswet). Dat houdt onder andere in dat zij maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied treffen om de structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de fysieke leefomgeving toegedeelde functies proberen te voorkomen of te beperken.
De huidige overlast is echter ontstaan na een zeldzame periode van veel neerslag en is daarmee incidenteel, niet structureel. In een normaal jaar is er doorgaans geen last van fluctuerende grondwaterstanden.
Uiteindelijk hebben particulieren zelf ook een verantwoordelijkheid voor hun eigen perceel en de bouwwerken daarop. Dit houdt onder andere in het treffen van maatregelen tegen neerslagextremen, zoals het afvoeren van overtollig grond- en hemelwater en het waterdicht maken van kelders. Zo kunnen mensen zichzelf weerbaarder maken en daarmee de kans op overlast verder verkleinen.
In hoeverre is er in het vernattingsbeleid rekening gehouden met extreme jaren van neerslag, zoals nu het geval is, en in welke mate is rekening gehouden met de overlast van omwonenden en bedrijven in kwetsbare gebieden zoals in sommige duinstreken?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 6.
Welke mogelijkheden zijn er voor de verschillende stakeholders om op relatief korte termijn sturing te geven aan de extreem hoge grondwaterstanden in de betreffende duinstreken?
Er zijn maar beperkt mogelijkheden voor stakeholders om sturing te geven aan de huidige grondwaterstanden. In tegenstelling tot in onze polders ligt er in de duinen namelijk geen infrastructuur waarmee het grondwaterpeil makkelijk beheerst kan worden. Er zijn dan ook geen voor de hand liggende maatregelen die genomen kunnen worden om direct verlichting te bieden.
De pompen die wel in de duinen liggen voor de winning van drinkwater zijn volgens drinkwaterbedrijf PWN ongeschikt voor grondwaterpeilbeheersing. Voor de huidige situatie zal het inzetten van deze pompen maar weinig verlichting bieden.
Om de huidige wateroverlast tegen te gaan, zijn er door verschillende waterbeheerders op diverse plaatsen wel al tijdelijke maatregelen getroffen. Er zijn lokaal noodpompen geplaats, oude oppervlakkige waterafvoeren zijn schoongemaakt en hersteld en er is een tijdelijke brug aangelegd. Noodzaak en mogelijkheid voor structurele maatregelen worden momenteel door de Provincie en het waterbedrijf verder onderzocht.
Stakeholders, zoals waterbedrijf Puur Water & Natuur (PWN), stelt dat «vochtige valleien» hersteld zullen worden voor «natuurlijk duinbeheer», maar in hoeverre zijn de belangen van omwonenden volgens u voldoende meegewogen in de totstandkoming van dergelijk beleid?
Geen van de partijen heeft kunnen aangeven dat er uitvoerig overleg is geweest met de omwonenden. Hier was ook geen aanleiding voor aangezien er bij natuurlijk duinbeheer doorgaans geen negatieve gevolgen voor omwonenden worden voorzien. De keuze voor natuurlijk duinbeheer is door de Provincie en het waterbedrijf al in het jaar 2000 gemaakt.
Ten grondslag aan deze beslissing lag het beschermen van de zoetwaterreserves en Natura 2000 gebieden. Het drinkwater dat vroeger uit de duinen werd gewonnen werd namelijk te zout en de duinen zelf raakten door de waterwinning verdroogd. Door te stoppen met de waterwinning en valleien af te graven tot rondom het grondwaterniveau is de kwaliteit van de duinen sterk verbeterd. Er is een meer evenwichtig waterbalans gerealiseerd waar bewoners en bedrijven – met name agrariërs en recreatie-ondernemingen – veel profijt van hebben. Het zoete water in de duinen verdrukt ook het zoute water van de zee en draagt daarmee bij aan het tegengaan van verzilting.
De overlast die nu ervaren wordt staat los van dit beleid en is een vervelend gevolg van de extreme neerslag van de afgelopen maanden. Het is aan de Provincie om te beslissen of de afgelopen periode aanleiding geeft voor wijziging van het duinbeheer. Zie verder ook het antwoord bij vraag 2.
PWN zit «met de handen in het haar», maar stelt dat het onbegonnen werk is om het overtollige water weg te pompen. Welke mogelijkheden ziet u die ingezet kunnen worden om op korte termijn verlichting te kunnen bieden?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Is de extreme wateroverlast volgens u het gevolg van een serie besluiten om onder andere duingebieden aan te wenden voor het vasthouden van water?
Nee, sinds het jaar 2000 zijn er geen besluiten genomen waardoor het waterbeheer in de duinen is veranderd. Zie verder ook het antwoord bij vraag 2.
Gelet op het feit dat aankomende herfst en winter waarschijnlijk weer gepaard zullen gaan met extra neerslag, in dit toch al verzadigde gebied: bent u voornemens extra maatregelen te treffen op het gebied van monitoring en evaluatie van de wateroverlast?
Gezien de plaats van de overlast ligt deze verantwoordelijkheid bij de lokale en regionale waterbeheerders. Zij hebben het beste zicht op wat er nodig is in de regio. Zij kunnen ook het snelst schakelen met de bewoners en bedrijven.
Ondanks de nijpende situatie voor consumenten en bedrijven zal er pas in oktober een bestuurlijk overleg plaatsvinden, waarbij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal aansluiten. Is het niet logischer, gezien de huidige situatie, om een dergelijk overleg naar voren te halen?
De regionale waterbeheerders zijn het beste in staat om te bekijken wat er wel en niet mogelijk is op de korte termijn en welke overleggen hiervoor zinvol zijn. Het ministerie blijft contact houden met de waterbeheerders over de verdere ontwikkelingen.
Het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken tijdens de EU verkiezingen |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Judith Uitermark (minister ) (NSC), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken op sociale media met als doel de Europese verkiezingen van 2024 te beïnvloeden?1
Ja, hiermee zijn we bekend.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Heimelijke beïnvloeding ondermijnt onze democratische rechtsstaat en het vertrouwen in onze democratische instituties. Daarmee vormt het een bedreiging voor onze nationale veiligheid. Het is voor het kabinet van groot belang om dreigingen tegen onze samenleving tegen te gaan.
Beamen de AIVD, MIVD en NCTV de resultaten van het onderzoek volledig? Met hoeveel zekerheid is te zeggen dat in Nederland niet op dezelfde schaal campagnes zijn gevoerd door buitenlandse mogendheden tijdens de verkiezingen van 2024?
Onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.2 Het netwerk ontdekt door Trollrensics was actief in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Nederland werd het niet waargenomen. Dit netwerk past in het normbeeld waarbij Rusland voortdurend probeert westerse beeld- en besluitvorming te beïnvloeden ten gunste van Rusland, maatschappelijke tegenstellingen probeert aan te wakkeren en te versterken en onderlinge eenheid te ondermijnen. In de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD is te lezen dat Rusland zijn heimelijke beïnvloedingsactiviteiten vooral op grote Europese landen richt. Dat betekent niet dat er geen risico is voor Nederland op heimelijke beïnvloeding vanuit Rusland. Rusland stelt zich in deze opportunistisch op en is in staat om in te spelen op zich voordoende kansen in kleinere landen. Bovendien kunnen beïnvloedingscampagnes tegen bondgenoten ook indirect gevolgen hebben voor Nederland.
Hebben de AIVD en MIVD signalen opgevangen dat soortgelijke desinformatiecampagnes in Nederland zijn gevoerd tijdens de verkiezingen van 2024? Zo ja, zijn deze effectief bestreden? Wat was de schaal van deze campagne(s)?
De diensten hebben een divers instrumentarium om heimelijke beïnvloeding te onderzoeken en waar nodig de samenleving, instanties en/of personen te alerteren. Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen naar waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al dan niet onderzoek naar doen. Het is voor het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten immers van doorslaggevend belang dat zij in het belang van onze nationale veiligheid, geheimhouding en bronbescherming waarborgen. U kunt ervan uitgaan dat de diensten hun wettelijke bevoegdheden kunnen en zullen inzetten om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en waar mogelijk, tegen te gaan.
Draagt Nederland als wereldwijde host van online diensten, waaronder servers die gebruikt worden in Russische desinformatiecampagnes zoals recent bevestigd door de AIVD2, een bijzondere verantwoordelijkheid in het bestrijden van desinformatie? Zo ja, hoe kan hier effectief tegen worden opgetreden met respect voor de privacy van onschuldige internetgebruikers?
Aanbieders van hostingdiensten (inclusief online platformen) hebben bepaalde verantwoordelijkheden voor de informatie die zij hosten, die nader beschreven staan in de Digitaledienstenverordening (DSA). Dit betekent onder andere dat wanneer desinformatie de vorm heeft van illegale inhoud de DSA diverse bepalingen bevat die aanbieders van hostingdiensten een verantwoordelijkheid geven in de bestrijding daarvan. Artikel 6 DSA bepaalt dat aanbieders van hostingdiensten in beginsel niet aansprakelijk zijn voor informatie die gebruikers op hun servers plaatsen en opslaan. Zodra zij er echter kennis van krijgen dat ze illegale inhoud hosten, dan zijn ze verplicht om prompt te handelen en die inhoud te verwijderen of de toegang ertoe te blokkeren. Doen ze dat niet, dan kan de Europese Commissie, als toezichthouder van de DSA, ze wél aansprakelijk stellen voor die illegale inhoud. De DSA verplicht hen ook om meldingen van illegale inhoud mogelijk te maken en verduidelijkt dat dergelijke meldingen leiden tot kennis in de zin van artikel 6 (artikel 16, derde lid). Daarmee is er niet alleen een verplichting maar ook een prikkel om dat soort meldingen op te volgen.
Een puur hostingsbedrijf kan veelal niet ingrijpen op het niveau van specifieke inhoud van internetgebruikers, maar wel op het niveau van een hele server of website. Bijvoorbeeld door die ontoegankelijk te maken. Ingrepen door hostingbedrijven zijn daardoor over het algemeen minder proportioneel dan ingrepen door de website-eigenaar of de dienst die op de servers van het hostingbedrijf draait.
Niet alle desinformatie is illegaal. Niettemin kan het schadelijk zijn. Voor die gevallen bevat de DSA verplichtingen voor zeer grote online platformen. Zeer grote online platformen zoals X moeten daardoor in aanvulling op de verplichtingen waar alle aanbieders van hostingdiensten aan dienen te voldoen, verantwoordelijkheid nemen tegen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld in de vorm van niet-authentieke manipulatie van die diensten, op hun platformen. Dit probleem moet Europa-breed en bij de bron worden aangepakt. Artikel 34 en 35 van de DSA, die betrekking hebben op risicobeoordeling en risicobeperking, verplichten sociale media platforms als X of Facebook om maatregelen te nemen tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag en desinformatiecampagnes. Het is de Europese Commissie die hierop toezicht houdt vanuit de Digital Services Act (DSA). Meer informatie over de wijze waarop de Europese Commissie dit heeft ingevuld rondom de Europese Parlementsverkiezing is te vinden in het recentelijk gepubliceerde rapport hierover.4
Zijn er nog andere voorbeelden bekend waar Nederland een faciliterende rol speelde in beïnvloedingscampagnes gericht op andere landen? Hoe wordt dit ondervangen?
Nederland is een belangrijk knooppunt in mondiale digitale netwerken en infrastructuur. Het is voor veel statelijke actoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur, omdat deze van hoge kwaliteit is en eenvoudig is in te zetten. De AIVD, MIVD en NCTV waarschuwen daarom al langer voor het risico van misbruik van Nederlandse infrastructuur door statelijke actoren.5 Het is een belangrijke bevoegdheid en tegelijkertijd een taak van de AIVD en de MIVD om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en tegen te gaan. Ook als de beïnvloeding in een ander land plaatsvindt en gebruik maakt van Nederlandse infrastructuur. Op 9 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verstoring van een Russische digitale beïnvloedingsoperatie, gericht op de beïnvloeding van het publieke debat in de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze beïnvloedingsoperatie werd gebruik gemaakt van een server in Nederland. De MIVD rapporteerde in 2022 over routers die door de Russische militaire inlichtingendienst (Glavnoje Razvedyvatelnoje Oepravlenije, GROe) gebruikt worden als aanvalsinfrastructuur en de verstoring van dat netwerk.6 In 2023 zag de MIVD dat Russische actoren gebruik blijven maken van gehackte infrastructuur van onschuldige gebruikers ten behoeve van digitale spionage-, sabotage- en beïnvloedingsactiviteiten.7
Het is van belang om de Nederlandse ICT-infrastructuur in generieke zin weerbaarder te maken tegen misbruik, daarom zet het kabinet in op de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Strategie.8
Doet de regering uws inziens voldoende om desinformatiecampagnes in Nederland als ook beïnvloedingscampagnes die gehost worden vanuit Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie, die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden, beschreven wat zij deed en welke nieuwe acties zij voornemens zijn te ondernemen. Deze acties zijn onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie.9
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Zijn er tijdens de Europese verkiezingen in 2024 aanvullende maatregelen genomen om desinformatienetwerken tegen te gaan? Zo ja, welke en bleken deze effectief? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn maatregelen genomen in aanvulling op reeds bestaande maatregelen, zowel in samenwerking op Europees niveau, als aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) heeft netwerken van statelijke actoren tijdens de Europese verkiezingen beter in beeld gebracht door deze te identificeren en hierover artikelen te publiceren op de website EUvsDisinfo.10
De Europese Commissie heeft met enkele van de sociale media platformen, NGO’s en nationale toezichthouders, waaronder de ACM, een zogenoemde «stresstest» gevoerd. Hierbij testte de Commissie samen met de platformen of zij klaar waren voor heimelijke verkiezingsbeïnvloeding, zoals desinformatienetwerken, op hun platform en hoe daarmee om te gaan.11 Verder heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (VLOPS en VLOSE) inzake de beperking van systeemrisico’s voor verkiezingsprocessen.12 Sinds de inwerkingtreding van de DSA is de ACM in Nederland aangewezen als digitaledienstencoördinator. Bij de afgelopen EP-verkiezing was de ACM betrokken bij onder andere de verkiezingstafel.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt samen met andere EU-lidstaten via mechanismen zoals het Rapid Alert System (RAS), de voor de verkiezingen ingestelde geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE) om informatie en acties te coördineren en de weerbaarheid te vergroten.
Op nationaal niveau neemt het Ministerie van BZK tijdens de verkiezingen standaard extra maatregelen om de effecten van desinformatienetwerken te verminderen.13 Dit gaat op de eerste plaats om begrijpelijke en transparante communicatie over het verkiezingsproces en de stemprocedure. Als burgers weten hoe het verkiezingsproces werkt, zijn ze minder vatbaar voor desinformatie over dit onderwerp. Daarnaast organiseerde het Ministerie BZK wederom een verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners (Politie, OM, ACM en betrokken ministeries), waar mogelijke risico’s worden besproken die ondermijnend zijn voor het verkiezingsproces. Verder organiseerde het ministerie een webinar voor gemeenteambtenaren waar specifiek is ingegaan op het tegengaan van desinformatie.
Tot slot kan het Ministerie van BZK in bijzondere gevallen haar trusted flagger status inzetten, waardoor meldingen door sociale media platformen met prioriteit worden behandeld. De sociale mediabedrijven maken hierbij altijd hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of actie gerechtvaardigd is. Het ministerie heeft geen bevoegdheid bepaalde content te laten verwijderen. Deze status is voor de EP-verkiezing eenmalig ingezet bij het platform X om een algemene waarschuwing te geven dat er wellicht valse berichten worden verspreid over het verkiezingsproces. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de evaluatie van de EP-verkiezingen. De Minister van BZK streeft ernaar deze evaluatie begin november aan uw Kamer toe te sturen.
Uit rapporten van de onder de DSA opgerichte Europese digitaledienstenraad en de EDMO (het factcheckers consortium) Task Force blijkt dat er, ondanks pogingen van desinformatienetwerken, geen grote of structurele problemen zijn geweest bij de Europese verkiezingen.14 Ook de nieuwe, onder de DSA opgerichte, Europese digitaledienstenraad concludeert op dit moment dat er geen grootschalige of systemische incidenten hebben plaatsgevonden waardoor het verloop van de Europese verkiezingen is verstoord.15
Biedt de bestaande Europese wet- en regelgeving, met name via de Digital Services Act, voldoende mogelijkheden om op te treden tegen desinformatiecampagnes? Welke nationale en Europese maatregelen zijn er verder nog nodig om desinformatie effectief te bestrijden?
Ja, de desinformatiecampagnes zoals omschreven in het onderzoek van Trollrensics, vonden plaats op X. Dit platform geldt als een zeer grote online platform en valt sinds augustus 2023 onder de DSA. De DSA bevat verschillende bepalingen over inhoudsmoderatie door aanbieders van online tussenhandeldiensten. Volgens de definitie van het begrip «inhoudsmoderatie» (artikel 3, onderdeel t, van de DSA) gaat het dan om zowel illegale inhoud als om informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden die de aanbieder toepast, bijvoorbeeld omdat hij deze onwenselijk of schadelijk acht. Desinformatie kan zowel de vorm aannemen van illegale inhoud als schadelijke inhoud. In het geval van het laatste, kan desinformatie en andere schadelijke inhoud vallen onder contractuele beperkingen die in de algemene voorwaarden opgenomen zijn. Daarnaast kan desinformatie ook vallen onder zogenaamde «systeemrisico» zoals beschreven in artikel 34 van de verordening. Tegen dergelijke schadelijke inhoud moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken.
Aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines moeten daarom, bij de beoordeling van systeemrisico’s, bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten (kunnen) worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie en gecoördineerde desinformatiecampagnes, te verspreiden of versterken. Het is vervolgens aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder om toezicht te houden op zeer grote online platformen en onlinezoekmachines. Bij het treffen van maatregelen moeten platformen de rechten van burgers beschermen, zoals het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting.
Daarnaast is uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die wij nemen in de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.16 Het Ministerie van BZK heeft opdracht gegeven tot een brede verkenning waarin wordt onderzocht hoe de kwaliteit van het open publieke debat beter kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt onderzocht welke kwetsbaarheden het open publieke debat kent, waaronder de wijze waarop desinformatie de Nederlandse democratische rechtsstaat kan ondermijnen en welke interventies het open publieke debat beter kunnen beschermen. Over dit onderzoek en de eerste resultaten wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd.
Doen grote online platforms volgens u voldoende om desinformatiecampagnes op hun kanalen te bestrijden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, van welke online platforms verwacht u meer actie en is de Digital Services Act, onder andere, voldoende uitgerust om hen hiertoe te dwingen?
De DSA verplicht zeer grote online platforms en zoekmachines om tenminste jaarlijks een risicobeoordeling te verrichten om te onderzoeken of hun diensten vatbaar zijn voor systeemrisico’s. De verspreiding van desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Indien dergelijke systeemrisico’s aanwezig zijn, moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken. Dergelijke maatregelen kunnen de aanpassing van hun diensten, online-interfaces, algemene voorwaarden inhoudsmoderatieprocedures, algoritmische systemen of aanbevelingssystemen omvatten.
Het is nu nog te vroeg om volledig te kunnen vaststellen of zeer grote online platforms en zoekmachines voldoende maatregelen nemen om systeemrisico’s, waaronder de verspreiding van desinformatie, te mitigeren. Dat oordeel is in de eerste plaats aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder. In het geval van niet-naleving van de bepalingen door zeer grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines kan de Europese Commissie handhavingsmaatregelen. Zo kan de Europese Commissie bijvoorbeeld een maximale boete opleggen tot 6% van de wereldwijde omzet van een zeer groot online platform.
De Europese Commissie is voortvarend gestart met het toezicht, ook op de verplichtingen van artikel 34 en 35 DSA. Op 18 december 2023 is ze een formele procedure gestart tegen X. Onder meer omdat ze twijfelt aan de doeltreffendheid van de maatregelen die X neemt ter bestrijding van desinformatie. Deze procedure loopt nog. Op 12 juli j.l. heeft de Europese Commissie zijn voorlopige bevindingen naar X gestuurd.17 Daarnaast is ze een formele procedure gestart tegen Meta. De systeemrisico-analyses van Meta, de risico’s van desinformatie, en de maatregelen die Meta daartoe heeft genomen zijn onderdeel van die procedure.18 Wij volgen de voortgang van deze procedures en ondersteunen de Europese Commissie waar nodig in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA.
Welke stappen gaat u nemen om samen met uw ambtsgenoten in de EU op te treden tegen deze vorm van buitenlandse verkiezingsbeïnvloeding? Bepleit u samen met hen een gezamenlijke boodschap richting de nieuwe Europese Commissie?
Het hoofdlijnenakkoord omschrijft dat de overheid zich inzet om de maatschappij weerbaar te maken tegen desinformatie. Dit belang dragen we ook in de EU uit. Het kabinet staat in EU verband in nauw contact met andere landen waar het buitenlandse beïnvloeding betreft. Concrete voorbeelden hiervan zijn het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European cooperation network on elections (ECNE). In deze gremia zijn onder andere signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Leden van de Europese lidstaten doen mee om de negatieve impact van desinformatie zo effectief mogelijk aan te pakken en van elkaar te leren. Via deze wegen worden ook FIMI-campagnes19 gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Waar nodig wordt gekeken naar een gezamenlijke reactie. Nederland participeert actief, o.a. door via het Rapid Alert System vertaalde versies van de Rijksbrede Strategie en de Kamerbrief Weerbaarheid Verkiezingsproces te delen.
De nieuwe Europese Commissie zal op het onderwerp desinformatie nieuwe stappen willen zetten. Dat blijkt uit de politieke richtlijnen van de herkozen Commissievoorzitter.20 Het is nu aan de Commissie om binnen hun mandaat met nieuwe voorstellen te komen. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Piri en Paternotte over het in de Europese Raad pleiten voor onderzoek naar buitenlandse inmenging in de Europese Parlementsverkiezingen?3
Deze motie is uitgevoerd. De Minister-President heeft tijdens de informele Europese Raad van 17 juni 2024 zijn zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.22 De Minister-President gaf daarbij aan dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Kunt u de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.