De ontvoering van Insiya naar India |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Vader van ontvoerde Insiya krijgt ouderlijk gezag niet terug» en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Kuiken over dit onderwerp?1, 2
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer onbevredigend is dat Insiya ondanks rechterlijke uitspraken met betrekking tot kinderontvoering, teruggeleiding en het ouderlijk gezag, nog steeds niet terug bij haar moeder is? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening.
Wat is er door Nederland gedaan om de rechterlijke uitspraken over de teruggeleiding van Insiya en het ouderlijk gezag te effectueren, welke Nederlandse autoriteiten zijn daarbij betrokken en met welk resultaat?
Wanneer het land waar een kind naar toe is overgebracht niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, wordt het verzoek tot teruggeleiding van de achtergebleven ouder langs diplomatieke weg aangeboden aan de autoriteiten van dat land. Uitspraken van de Nederlandse rechter over de betreffende zaak worden langs dezelfde weg onder de aandacht gebracht bij de buitenlandse autoriteiten. Effectuering van de Nederlandse uitspraken kan in India door Nederland echter niet worden afgedwongen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot juridische procedures die in India lopen ten aanzien van deze zaak en in hoeverre belemmeren die de terugkeer van Insiya naar Nederland?
Over in India aanhangige procedures tussen partijen kan en mag ik u alleen met toestemming van betrokken partijen informeren.
Heeft u contact met uw Indiase ambtsgenoot over Insiya? Zo ja, wat is de aard van dat contact en welk resultaat heeft dit opgeleverd of verwacht u? Zo nee, waarom niet en gaat u alsnog contact opnemen?
Ja, in de ambtelijke en politieke gesprekken die het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert met India is deze zaak steeds onderwerp van gesprek, ook in de gesprekken die de Minister van Buitenlandse Zaken heeft met zijn ambtgenoot. Daarbij wordt aangedrongen op een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. In reactie op het teruggeleidingsverzoek verwijst India naar de lopende rechtsgang in dat land. Nederland blijft bij India aandringen op het belang van een spoedige uitspraak in de diverse zaken en op naleving van het door de Indiase rechter bevolen contactherstel tussen moeder en kind.
De (kritieke) situatie van twee mensenrechtenadvocaten in Turkije |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het Joint statement over de (kritieke) situatie van Ebru Timtik en Aytaç Ünsal en over de staat van de advocatuur in Turkije in het algemeen door een aantal advocatenorganisaties en Europese Ordes van Advocaten d.d. 12 augustus jl.?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het proces waarbij een groep van 18 advocaten in maart 2019 tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld, dat volgens waarnemers niet voldeed aan de internationale regels voor een eerlijk proces?
Nederland volgt in EU verband rechtszaken, onder meer door fysiek aanwezig te zijn bij zittingen. Daarmee wordt uiting gegeven aan het belang dat Nederland en gelijkgestemde landen hechten aan een eerlijke en transparante rechtsgang. Ook deze zaak tegen de advocaten van de People's Law Office & Contemporary Lawyers» Association is gevolgd. Over deze zaak heeft de Europese Unie op 29 augustus een verklaring gedeeld, waarin wordt onderstreept dat deze tragische afloop eens te meer onderstreept dat Turkije de mensenrechtensituatie in Turkije concreet aan moet pakken.
Bent u van mening dat de naleving van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het recht op een eerlijk proces, in Turkije voldoende gewaarborgd is? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid in EU-verband de Turkse overheid aan te spreken op de noodzaak tot het naleven van artikel 6 EVRM voor het goed functioneren van de rechtsstaat?
Het kabinet heeft grote zorgen over de mensenrechtensituatie en rechtsstaat in Turkije. Nederland stelt deze zorgen regelmatig en op alle niveaus in duidelijke bewoordingen aan de orde, zowel multilateraal als in bilaterale contacten met Turkije. Daarbij wijst Nederland ook specifiek op de noodzaak van een eerlijke en voortvarende rechtsgang in lijn met internationale verplichtingen die Turkije is aangegaan, onder andere als lid van de Raad van Europa en als partij bij het EVRM. Daarnaast steunt Nederland in Turkije ook projecten die gericht zijn op de versterking van de rechtstaat.
Heeft u zich op de hoogte laten stellen van de gezondheidssituatie van de Turkse mensenrechtenadvocaten Ebru Timtik en Aytac Ünsal, die respectievelijk 230 en 199 dagen in hongerstaking zijn en die na de publicatie van het rapport van de Istanbul Forensic Medicine Institution d.d. 30 juli 2020 beiden zijn overgebracht naar een ziekenhuis waar zij worden vastgehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bevestigen dat Ebru Timtik inmiddels is overleden?
De Nederlandse vertegenwoordigingen in Turkije volgen voor zover mogelijk de situatie van en berichtgeving over mensenrechtenverdedigers in Turkije. Zo monitort Nederland samen met andere landen rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers. Het is mij helaas ook bekend dat de advocaat Ebru Timtik eind augustus jl. is overleden ten gevolge van een hongerstaking. Aytac Ünsal is op 3 september jl. voorlopig vrijgelaten door het Turkse Hof van Cassatie.
Heeft u contact opgenomen met een van de organisaties die zich bezig houden met deze zaak, zoals Lawyers for Lawyers, om te bespreken welke hulp u kunt bieden? Zo ja, wat heeft dit contact opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Turkije onderhouden contact met verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de verbetering van de rechtspraak, waaronder ook Lawyer for Lawyers.
Heeft u contact opgenomen met de Turkse overheid om uw zorgen over te brengen over de huidige situatie? Zo ja, wat is de reactie? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt de mensenrechtensituatie in Turkije en de staat van de rechtsstaat, regelmatig en op alle niveaus aan de orde en zal dit blijven doen, ook in Europees en internationaal verband.
Zoals in de beantwoording van vraag 2 is aangegeven, heeft de Europese Unie op 29 augustus over deze specifieke zaak een verklaring uitgegeven. Nederland onderschrijft deze verklaring volledig.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s om de gang van zaken in Turkije omtrent de berechting van mensenrechtenadvocaten te bespreken? Zo ja, welke actie volgt hieruit? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Binnen de Raad van Europa onderhoudt Nederland nauw contact met gelijkgestemde landen om waar mogelijk gezamenlijk de zorgen over de situatie in Turkije aan te kaarten. Daarnaast heeft de Raad Buitenlandse Zaken recentelijk meerdere malen over de relatie tussen de EU en Turkije gesproken. In dat verband wijst Nederland steevast op de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije.
Bent u bereid om in EU-verband bij de Turkse overheid ten minste aan te dringen op de vrijlating van de mensenrechtenadvocaten in afwachting van de behandeling van het door hen bij het Hooggerechtshof ingestelde beroep? Zo ja, gaat u dit gezien de dringende omstandigheden per omgaande doen? Zo nee, waarom niet?
De advocaat Aytac Ünsal is op 3 september jl. voorlopig vrijgelaten door het Turkse Hof van Cassatie.
Eerder gegeven antwoorden op schriftelijke vragen over het bericht ‘WOB verzoek goedkeuring SIVOR' |
|
Rudmer Heerema (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Klopt het dat het Ministerie van OCW noch DUO een aanvraag mag wijzigen, zoals gesteld in antwoorden op vraag 5 van de eerder gestelde vragen, maar dat de prognose aanvraag wel gecorrigeerd mag worden door DUO en dat dit in «de meeste gevallen» ook gebeurt?1
Wordt er in alle gevallen de prognose van de aanvrager aangepast, zowel aanpassing naar beneden als naar boven, als blijkt dat de prognose niet overeenkomt met de controle door DUO?
Als in alle gevallen een foutieve prognose, na controle door DUO, wordt aangepast, en dit dus de formele handelwijze is, waarom moest er specifiek binnen deze casus hier alsnog officieel goedkeuring voor worden gegeven? Zijn er ook cases in de afgelopen drie jaar waarbij een dergelijke goedkeuring niet is gegeven? Op welke manier waakt u hier voor rechtsongelijkheid?2
Is uiteindelijk de oorspronkelijke aanvraag beoordeeld of heeft het Ministerie van OCW of DUO nog aanpassingen gedaan aan de aanvraag, zoals een aanpassing van de prognose? Zo ja, welke zijn dat?
Klopt het dat wanneer u of DUO de aanpassingen niet had gedaan, de aanvraag formeel zou worden afgewezen?
Hoeveel aanvragen heeft u de afgelopen drie jaar ontvangen en bij hoeveel aanvragen heeft het Ministerie van OCW in de afgelopen drie jaar aanpassingen gedaan?
De ontbrekende verslaglegging van het volgen van advocaten in strafprocesdossiers |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat het Openbaar Ministerie (OM) ertoe is overgegaan om advocaten in de strafzaak tegen Khalid J. op Schiphol en in Dubai te volgen en observeren in de hoop achter de verblijfplaats van Taghi te komen? Zo ja, klopt dit bericht?1
Klopt het bericht dat u van mening bent dat de strafrechter moet beoordelen of het OM hierin te ver is gegaan? Zo ja, klopt het dat het hier om twee afzonderlijke strafzaken gaat en de strafrechter alleen kennis krijgt van de in de afzonderlijke strafzaak ingezette onderzoeksmethodes en de rechtmatigheid van de toegepaste onderzoeksmethode alleen voor die strafzaak kan vaststellen? Zo ja, deelt u de mening dat de strafrechter zich uiteindelijk helemaal niet zal uitspreken over de rechtmatigheid van het volgen en observeren van deze advocaten?2
Deelt u de mening dat het problematisch is dat het OM in lang niet alle gevallen waarin opsporingsmiddelen worden toegepast verantwoording aflegt over de wijze waarop deze middelen zijn gebruikt, bijvoorbeeld omdat ze niet aan het bewijs van het tenlastegelegde strafbare feit bijdragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u stimuleren dat het OM in beginsel de toepassing van opsporingsmiddelen verantwoordt bij de strafrechter? Op welke wijze dient naar uw oordeel de toetsing van dit soort opsporingmethoden plaats te vinden, ook als niet op voorhand vaststaat dat dit kan leiden tot bewijs in de betreffende/een concrete strafzaak?
Onder welke omstandigheden en voorwaarden is het volgen en observeren van advocaten rechtmatig? Was er in dit geval sprake van een rechtmatige volgactie?
Bent u bereid om terug te komen op uw mening dat het in dit geval aan de strafrechter is om zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het volgen en observeren van advocaten? Zo ja, wat is zo beschouwd uw oordeel over het volgen en observeren van advocaten? Deelt u de mening dat dit op zeer gespannen voet staat met de uitgangspunten van de rechtsstaat en advocaten hindert in de wijze waarop zij hun cliënten kunnen bijstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u zich voor om herhaling te voorkomen?
De uitzending 'Vermalen door instanties' van het televisieprogramma Hollandse Zaken. |
|
Hilde Palland (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitzending «Vermalen door instanties» van het televisieprogramma Hollandse Zaken?1
Ja.
Wat is uw reactie op het commentaar dat het «Claimbeoordelings- en Borgingssysteem» (CBBS-systeem), de computerdatabase waarmee het UWV vaststelt voor welke functie(s) een cliënt geschikt is, niet verifieerbaar is waardoor cliënten moeilijk (of niet) kunnen nagaan of er terechte conclusies aan de uitkomst van het CBBS-systeem worden verbonden?
Ik ben bekend met het signaal dat het CBBS door uitkeringsgerechtigden en hun vertegenwoordigers soms als ondoorzichtig en moeilijk controleerbaar wordt ervaren.
In het gesprek dat een verzekerde bij de WIA-beoordeling heeft met een arbeidsdeskundige van het UWV geeft de arbeidsdeskundige uitleg bij het resultaat van de beoordeling. De arbeidsdeskundige legt de verzekerde uit hoe de matching tussen de vastgestelde beperkingen en de functiebeschrijvingen van de door het CBBS geduide functies heeft plaatsgevonden. Zo kan de verzekerde verifieren of de matching op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Op verzoek van betrokkenen verstrekt UWV ook uitdraaien uit het CBBS, met daarin uitgebreide informatie over de geduide functies en de belastbaarheid die daarbij hoort. Een verzekerde heeft uiteraard altijd de mogelijkheid om in bezwaar en eventueel beroep te gaan bij twijfel aan de juistheid van deze matching en de uitkomst van de beoordeling.
De Stichting van de Arbeid heeft mij op 8 juli 2020 haar advies aangeboden over het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een verminderde arbeidsgeschiktheid. Hierin stellen zij onder andere voor het proces van de claimbeoordeling transparanter te maken voor betrokkenen. Ik zal hierover in gesprek gaan met de sociale partners en UWV. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik u voor het einde van dit jaar informeren.
Kunt u aangeven wat het begrip «kapdatum», waarvan cliënten van het UWV aangeven dat dit op diverse brieven van het UWV vermeld staat, inhoudt, en waarom en in welke gevallen dit gebruikt wordt? Welke gevolgen heeft het wanneer in een dossier een datum als «kapdatum» wordt gehanteerd?
UWV heeft mij desgevraagd aangegeven dat in het UWV-systeem dat de uitkeringen op grond van de arbeidsongeschiktheidswetten verzorgt maandelijks op een bepaald moment (meestal de tweede zondag van de maand) alle uitkeringen worden klaargezet voor verdere afhandeling en uitbetaling. Alle mutaties tot aan dat moment hebben nog effect op de uitkering van die maand. Mutaties na dat moment werken door in de uitkering van de maand daarop. Het moment dat bepalend is voor de vraag of mutaties nog meegenomen kunnen worden in de lopende maand wordt bij UWV intern de kapdatum genoemd. In de brieven van UWV wordt deze interne term niet meer gebruikt.
De kapdatum is geen wettelijk gedefinieerde term.
Wat is de rol/functie van een kapdatum in de werkprocessen van het UWV? Hoezeer is een kapdatum een wettelijk gedefinieerde term?
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunnen cliënten doen wanneer zij in hun correspondentie met het UWV onjuiste gegevens, zoals een verkeerde (kap)datum (bijv. 30 februari), tegenkomen? Is bekend hoeveel meldingen over dergelijke fouten het UWV jaarlijks krijgt?
Mensen die correspondentie van UWV ontvangen met daarin onjuiste gegevens kunnen daarover contact opnemen met UWV. Als het om een verschrijving gaat, dan Iegt UWV dit aan de verzekerde uit. Indien gewenst kan UWV een correctiebrief verzenden.
Als het gaat om onjuiste feitelijke informatie in de rapportages van de verzekeringsarts of arbeidsdeskundige, dan kan de verzekerde een beroep doen op het «inzage- en correctierecht» om de onjuistheid in de rapportage(s) te corrigeren.
Als het geen verschrijving betreft, maar de verzekerde is het oneens met de inhoud van de beslissing van UWV, bijvoorbeeld over het recht, hoogte, of de duur van de uitkering, dan kan hij of zij bezwaar ma ken tegen deze beslissing.
Het is niet bekend hoeveel meldingen over fouten in correspondentie UWV jaarlijks krijgt. In het jaarverslag van UWV staat wel vermeld hoeveel klachten en
bezwaar- en beroepszaken zijn afgehandeld in het verslagjaar.
Kunt u aangeven of, en zo ja waarom, het UWV cliënten adviseert om in plaats van een WW- een ZW-uitkering aan te vragen, zoals aan de orde komt in de betreffende uitzending van Hollandse Zaken? Is dit wettelijk toegestaan? Wat kunnen hiervan de gevolgen zijn voor cliënten?
Het is mogelijk dat in de uitvoeringspraktijk een WW-gerechtigde aangeeft dat hij niet aan zijn re-integratieverplichtingen kan voldoen vanwege medische problemen. De verzekerde kan dan door een UWV-medewerker worden geadviseerd om een ZW-uitkering aan te vragen om langs die weg meer duidelijkheid te verkrijgen over zijn situatie en belastbaarheid. Bij de beoordeling van een eventueel recht op ZW wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de verzekerde mogelijk in staat is om arbeid te verrichten. Is dat het geval, dan blijft het WW-recht van kracht. Is dat niet het geval, dan ontstaat – na een wachttijd van 13 weken – een ZW-recht.
In het algemeen geldt dat de WW- en ZW-uitkering verschillende toelatingscriteria hebben. Ook verschillen de verplichtingen tijdens de uitkering. Als iemand de «verkeerde» uitkering aanvraagt kan dat betekenen dat hij of zij niet aan de criteria of de verplichtingen voldoet. Het is mogelijk dat de verzekerde daardoor geen uitkering toegekend krijgt of een maatregel opgelegd krijgt wegens het niet voldoen aan de voorwaarden.
In hoeverre ontvangt u, net als de Kamer, signalen dat (sociaal) advocaten moeilijkheden ondervinden bij het vaststellen van het zogenaamde «maatmanloon» als vertrekpunt voor de berekening van uitkeringen, met name bij langlopende dossiers waarbij er bijvoorbeeld sprake is van samenloop van WAO en ZW? Vindt overleg plaats tussen het UWV en (vertegenwoordigers van) de sociale advocatuur om tot heldere uitgangspunten en het oplossen van knelpunten te komen ten aanzien van de herleidbaarheid van uitkeringsberekeningen? Zo nee, bent u bereid dit overleg te initiëren?
De vaststelling van het maatmanloon wordt in de rapportage van de arbeidsdeskundige toegelicht. UWV zendt deze rapportage aan de verzekerde toe. Als de verzekerde vragen heeft of twijfelt aan de juistheid van de vaststelling kan hij of zij contact opnemen met UWV en om nadere uitleg vragen. Indien de verzekerde het hierna oneens is met de vaststelling, kan hij of zij via bezwaar en eventueel beroep, al dan niet bijgestaan door een (sociaal) advocaat, specifiek ingaan op vragen over dit onderwerp.
Signalen dat (sociaal) advocaten moeilijkheden ondervinden bij het controleren van het maatmanloon hebben mij tot nu toe niet bereikt.
UWV heeft mij laten weten dat er bijeenkomsten plaatsvinden tussen de UWV-stafdirectie Bezwaar en Beroep en de sociale advocatuur, om thema's zoals het CBBS te bespreken. Zowel UWV als vertegenwoordigers van de sociale advocatuur kunnen voor dit overleg gespreksonderwerpen aandragen.
Kunt u verduidelijken waarnaar het nummer/kenmerk verwijst dat onderaan in brieven van het UWV, in langlopende dossiers, staat vermeld en dat vooraf wordt gegaan door de letters -exe- (voorbeeld: exe.94)?
Uit navraag bij UWV blijkt dat het hier vermoedelijk gaat om het briefnummer dat binnen UWV wordt gebruikt om binnen het «brievenboek» een brief op basis van een passend format op te stellen.
Hoe krijgt het uitgangspunt dat de uiteindelijke beslissing over een sociaal-medische (her)keuring, en eventueel functiebeperking, altijd door een verzekeringsarts moet worden genomen in de praktijk vorm? Betekent dit bijvoorbeeld dat een dergelijk besluit de handtekening van een arts moet bevatten? In hoeverre is dit voor een UWV-cliënt inzichtelijk?
De beslissing bij een sociaal-medische beoordeling komt tot stand op basis van de wet en het Schattingsbesluit. Bij een WIA-beoordeling beoordelen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de belastbaarheid en de restverdiencapaciteit van de verzekerde die beschikt over functionele mogelijkheden. Beide beoordelaars stellen ieder een rapportage op, voorzien van een digitale handtekening.
Het definitieve recht op uitkering wordt vastgesteld door een juridisch-administratief medewerker. Bij de beslissing over het uitkeringsrecht zendt UWV de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige aan de verzekerde toe.
Het besluit over het recht op uitkering bevat geen handtekening van de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige. Dit is niet wettelijk vereist.
De adoptie van een ernstig ziek meisje uit Malawi |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het indringende verhaal van de ernstig zieke Teleza?1, 2, 3
Het verhaal van de ernstig zieke Teleza is zeker indringend. Toen op 11 augustus 2020 bleek dat Teleza niet de Nederlandse nationaliteit heeft en er geen Nederlands reisdocument verstrekt kon worden werd, na een aanvraag daartoe, een visum voor kort verblijf met als reisdoel «medical treatment», afgegeven met een geldigheid van 90 dagen waarmee zij op 6 september 2020 naar Nederland is gekomen.
Realiseert u zich de ernst van de situatie, namelijk dat het niet erkennen van deze adoptie betekent dat dit meisje niet verzekerd kan worden in Nederland, wat nodig is voor de dringend noodzakelijke operatie?
Wij realiseren ons dat Teleza ernstig ziek is en dat een operatie voor haar noodzakelijk is. Dat het meisje door het niet erkennen van de adoptie niet in Nederland verzekerd kan worden is echter niet juist. Het niet kunnen verzekeren onder de Nederlandse zorgverzekeringswet is gelegen in de vaste woon- en verblijfplaats buiten Nederland van adoptiemoeder en kind. De Nederlandse zorgverzekeringswet voorziet in een recht op zorgverzekering in het geval van adoptie voor personen die in Nederland ingezetene zijn of hier werken (de kring van verzekerden). De wet bepaalt dan dat het kind verzekerd is als het gaat om een echtpaar dat of een persoon die zijn gewone verblijf in Nederland heeft (en de procedure van opneming ter adoptie van een kind ingevolge de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie heeft gevolgd).
Waarom moest er eerst al zo lang gewacht worden op «een beslissing uit Den Haag», juist in een kwestie waarin de tijd dringt?
Het nemen van een beslissing op de aanvraag van een Nederlands reisdocument heeft zo snel als mogelijk, doch secuur, plaatsgevonden. Alle relevante aspecten met betrekking tot het Nederlands recht, het Internationaal Privaatrecht en het Malawisch recht moesten worden meegenomen voor een juiste beoordeling van de aanvraag. De beslissing is genomen binnen de wettelijke behandeltermijn van artikel 41 van de Paspoortwet (juncto artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht).
Bent u bereid hier met de grootst mogelijke spoed nogmaals naar te laten kijken zodat, met inachtneming van de noodzakelijke zorgvuldigheid omdat het om een interlandelijke adoptie gaat, nogmaals beoordeeld kan worden of de adoptie erkend kan worden zodat het ernstig zieke meisje verzekerd en geopereerd kan worden en hierover nu heel snel duidelijkheid komt?
De aanvraag voor het Nederlandse reisdocument is op 11 augustus 2020 door BZ afgewezen. De adoptiemoeder heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend. In het kader van de bezwaarschriftprocedure zal zo spoedig mogelijk een heroverweging van de afwijzing plaatsvinden.
Anders dan in de vraag gesteld, betreft het hier geen interlandelijke adoptie, maar een lokale adoptie volgens Malawisch recht. Dit omdat de minderjarige en de adopterende ouder beiden in Malawi woonachtig waren op het moment van de adoptie. Vanuit een recht (en plicht) op een Nederlandse wettelijke zorgverzekering, gaat het erom dat een persoon woont in Nederland (ingezetene is), of in Nederland werkt (dus over het inkomen uit dat werk belasting betaalt). In dit specifieke geval van een emigratie naar Malawi, is de Nederlandse adoptiemoeder niet meer onderworpen aan de Nederlandse (zorg)wetgeving. Door een lokale adoptie ontstaat er dan ook geen recht op een Nederlandse wettelijke zorgverzekering voor het door haar geadopteerde kind die een operatie in Nederland mogelijk zou maken.
Zo nee, op welke andere wijze is hulp, zorg en steun mogelijk voor dit kleine meisje en haar familie, die er alles aan wil doen haar leven te redden?
Betrokkene is inmiddels in Nederland. Naar verluidt is er een «crowd funding» gestart om de noodzakelijke operatie van het kind te bekostigen.
Een Nederlandse journalist die Turkije niet in mag |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u ermee bekend dat de Nederlands/Palestijnse journalist Sakir Khader onlangs de toegang tot Turkije is geweigerd?1
Ja.
Klopt het dat hij het land niet in mag omdat hij, op basis van een anti-terrorismewet, gezien wordt als een gevaar voor de openbare orde? Wat is u hierover bekend?
Het is op dit moment niet bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel is gekomen dat betrokkene Turkije niet in mag. Nederland heeft hier navraag naar gedaan en is in afwachting van informatie van Turkije. Uw Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
Is u bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel komt de journalist niet toe te laten? Zo nee, wilt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van journalistieke organisaties over de persvrijheid in Turkije, die de afgelopen jaren in rap tempo achteruit is gegaan? Beziet u de weigering van het land Khader toe te laten tegen deze achtergrond? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de genoemde zorgen. Of de weigering van de journalist Sakir Khader in dat kader moet worden bezien, is niet met zekerheid te zeggen.
Bent u bereid met Turkije contact op te nemen om andermaal uw zorgen te uiten over de verslechterde persvrijheid? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting geldt als een prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland maakt zich hier wereldwijd hard voor, ook in Turkije. Nederland brengt daarom in bilaterale contacten met Turkije, maar ook via de EU, voortdurend en op alle niveaus de zorgen over het gebrek aan persvrijheid in Turkije op. Dit doe ik zelf ook expliciet in mijn gesprekken met de Turkse Minister Çavuşoğlu. Daarnaast steunen de Nederlandse ambassade en de EU-vertegenwoordiging in Turkije projecten op het gebied van persvrijheid en organiseert de Nederlandse ambassade bijeenkomsten met Turkse journalisten. Turkije wordt door Nederland en de EU ook binnen de Raad van Europa aangesproken op het gebrek aan persvrijheid.
Het artikel op Zembla van 11 augustus 2020 over de toegang voor hulphonden in openbare ruimtes. |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Wet die toegang hulphonden regelt, werkt in de praktijk niet»?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het onderzoek van Pointer waaruit blijkt dat 40% van de mensen met een assistentiehond wel eens de toegang in openbare gelegenheden wordt geweigerd?2
Pointer verwijst naar een enquête van KNGF Geleidehonden waarvan de resultaten niet meer beschikbaar zijn. Ik heb dan ook geen kennis kunnen nemen van het onderzoek zelf.
Wat zijn de mogelijkheden om deze wet3 te handhaven? Bent u van mening dat er voldoende mogelijkheden zijn om te handhaven? Zo ja, hoe komt het dan dat nog steeds zoveel mensen met een assistentiehond worden geweigerd?
Bij geschillen of wanneer sprake is van (verboden) onderscheid kan men een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College). Het College is op grond van artikel 12 van Wgbh/cz bevoegd om te oordelen over klachten inzake mogelijk onderscheid in een concreet geval. In de Wgbh/cz is tevens opgenomen dat het College ook uit eigen beweging kan onderzoeken of sprake is van verboden onderscheid. Als het College tot de conclusie komt dat sprake is van verboden onderscheid, dan wordt dat openbaar gemaakt. De oordelen van het College zijn niet juridisch bindend, maar in de praktijk blijkt dat oordelen vaak worden opgevolgd en kunnen leiden tot een aanpassing in het gedrag of beleid van degene die ongerechtvaardigd onderscheid heeft gemaakt. Het is ook mogelijk voor degene die zich gediscrimineerd voelt om zich direct tot de rechter te wenden. Een schending van het verbod tot discriminatie is onrechtmatig en kan tot aansprakelijkheid leiden. Ook het nalaten een doeltreffende aanpassing te verrichten (bijvoorbeeld het weigeren van een assistentiehond) kan onrechtmatig zijn. Teneinde de discriminatie op te heffen kan de rechter dan ook bepalen de aanpassing alsnog te treffen.
Naast een beroep op de Wgbh/cz is ook vervolging mogelijk op grond van artikel 429quater van het Wetboek van strafrecht. Dat artikel bepaalt dat de aantasting van de gelijke rechten van mensen met een beperking strafbaar is. Of vervolging ook daadwerkelijk aan de orde is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en aan het Openbaar Ministerie ter beoordeling. Het strafrecht wordt als ultimum remedium ingezet.
In antwoord op de vraag waarom mensen met een assistentiehond in de praktijk te maken krijgen met weigering het volgende. Het gaat erom dat een assistentiehond in beginsel toegelaten moet worden, tenzij dit een onevenredige belasting vormt. Of sprake is van een onevenredige belasting moet in de specifieke omstandigheden worden beoordeeld. Dat betekent dat niet in het algemeen gezegd kan worden dat assistentiehonden in alle gevallen toegelaten moeten worden. Er zullen altijd situaties zijn waarin een assistentiehond geweigerd mag worden.
Om in elk geval meer duidelijkheid te creëren over de vraag welke honden onder de reikwijdte van deze wet vallen is het lopende Europese normalisatietraject van belang (zie ook het antwoord op de vragen 11 en4. Dat traject heeft als doel de ontwikkeling van Europese normen voor assistentiehonden. Door middel van een normcommissie met alle betrokkenen heeft Nederland een actieve inbreng in het Europese normalisatietraject om zo te komen tot een bruikbare en professionele norm voor assistentiehonden.
Bent u van mening dat het voor de desbetreffende mensen vaak een te grote stap is om naar het College voor de Rechten van de Mens of naar de rechter te gaan? Welke oplossingen ziet u hiervoor?
Het College heeft de procedure zodanig ingericht dat deze zo laagdrempelig mogelijk is. Zo is de procedure gratis en hoeft de verzoeker niet te worden vertegenwoordigd door een jurist. Ook kunnen verzoekers zich door juridische medewerkers van het College laten informeren over de procedure en kan, indien gewenst, gebruik worden gemaakt van (gratis) ondersteunende diensten van een antidiscriminatievoorziening. Bovendien is sprake van een omgekeerde bewijslast. Het College kan een verzoek om een oordeel in behandeling nemen als een vermoeden van discriminatie is aangetoond. Het is vervolgens aan de verwerende partij om aan te tonen dat er geen sprake is van discriminatie. Het College heeft mij bovendien geïnformeerd over het voornemen om op korte termijn – waar mogelijk – aanvullende maatregelen te treffen teneinde de drempel tot het indienen van een verzoek om een oordeel verder te verlagen.
De drempel voor een gang naar de rechter ligt iets hoger, omdat dan bijvoorbeeld een verzoekschrift moet worden ingediend. Al met al ben ik van mening dat met deze twee mogelijkheden een zeer laagdrempelig proces mogelijk is gemaakt om een uitspraak te krijgen over een vermeende schending van het verbod op weigeren van een assistentiehond.
Ik kan mij voorstellen dat mensen die meer dan eens te maken hebben met een weigering van hun assistentiehond bij verschillende ondernemingen het als een grote belasting ervaren om daarover telkens een klacht in te dienen. Omdat het hier een individueel verbod op onderscheid betreft, waarbij zowel de situatie van degene die recht heeft om met assistentiehond toegelaten te worden, als de ondernemer moet worden gewogen voor de vraag of sprake is van een verboden onderscheid, zie ik daar geen alternatieve mogelijkheden. Het zal moeten blijven gaan om een individuele beoordeling, van het College of van een rechter, of in de specifieke situatie sprake is van verboden onderscheid.
Vindt u deze signalen aanleiding om te stellen dat het in de praktijk niet werkt dat mensen met een assistentiehond die geweigerd worden gewoon naar de rechter kunnen stappen, zoals de toenmalige Staatssecretaris van VWS (Van Rijn) in het algemeen overleg Gehandicaptenbeleid van 21 december 2016 antwoordde op vragen van de fractie van D66?4
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het ermee eens dat een assistentiehond geen luxe is en essentieel is voor veel mensen met een handicap of chronische ziekte om te kunnen participeren in de samenleving en sociale contacten te kunnen onderhouden?
Ja, laat ik voorop stellen dat het belang van assistentiehonden voor mensen die daarvan gebruik maken groot is. Ik wil dan ook het belang van toelating van assistentiehonden, zoals geborgd in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) onderschrijven.
Bijna vijf jaar na de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en aanpassing van de Wgbh/cz op basis daarvan, zouden we natuurlijk het liefst willen dat iedereen het belang van toelating van assistentiehonden zou begrijpen en ook in de praktijk zou toepassen. Helaas is dat nog niet altijd het geval. Ik herken de signalen dat mensen in de praktijk met weigeringen te maken hebben en snap dat dat voor hen een belemmering is in het naar eigen wens en vermogen deelnemen aan de samenleving.
Welke consequenties kunnen er zijn voor organisaties die ten aanzien van openbare ruimtes wederrechtelijk de toegang ontzeggen aan mensen met een assistentiehond?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel zaken zijn de afgelopen jaren bij het College voor de Rechten van de Mens aanhangig gemaakt en met welk resultaat?
Van 2016 tot nu zijn in totaal elf oordelen door het College uitgesproken die betrekking hadden op een assistentiehond. Van die oordelen betreffen er drie een verzoek om een oordeel over het eigen handelen, waarbij een organisatie aan het College heeft gevraagd om het eigen beleid, bijvoorbeeld deelnameregels, op voorhand te toetsen op mogelijk verboden onderscheid. In vier gevallen is geoordeeld dat geen sprake was van verboden onderscheid. In zeven zaken was dat wel het geval.
Hoeveel zaken zijn de afgelopen jaren bij de rechter aanhangig gemaakt en met welk resultaat?
De Raad voor de Rechtspraak kan geen cijfers geven over het aantal rechtszaken over assistentiehonden.
Wilt u reflecteren op de onder de vragen 8 en 9 gevraagde cijfers? Ziet u een verbetering in de zin dat minder mensen met een assistentiehond worden geweigerd sinds de wetswijziging?
Op basis van de antwoorden op de vragen 8 en 9 is geen antwoord te geven op de vraag of minder mensen met een assistentiehond worden geweigerd sinds de wetswijziging.
Welke actie gaat u ondernemen om de bekendheid met de assistentiehond in de samenleving te vergroten, opdat er als vanzelf minder obstakels worden geplaatst voor de toegang van mensen met een assistentiehond?
Op dit moment is voor mij de belangrijkste focus het Europese normalisatietraject, waarin in Europees verband normen worden ontwikkeld over assistentiehonden. Daarbij gaat het onder meer over de definitie van assistentiehonden, over een eenduidig systeem waarmee assistentiehonden kunnen worden herkend en over de situaties waarin toegang moet worden verleend. De betrokken partijen hebben in de normcommissie uitgesproken dat dit traject cruciaal is om de uitvoering van de toelating van assistentiehonden in de praktijk veel beter uitvoerbaar te maken. Ik hoor zowel van de kant van de gebruikers, als vanuit trainers en ondernemers dat er veel behoefte is aan meer duidelijkheid over in welke gevallen assistentiehonden nu wel en niet moeten worden toegelaten. Naast signalen over onterechte weigeringen, zijn er ook signalen van mensen die ten onrechte claimen dat hun hond een assistentiehond is en daarvoor toegang eisen. Dat leidt in sommige gevallen tot misstanden waarbij ongetrainde honden zich misdragen. De consequentie daarvan is dat sommige ondernemers terughoudender worden in het toelaten van honden, als zij niet zeker weten dat sprake is van een assistentiehond. We hebben dan ook met elkaar al een goed beeld van wat nodig is om de praktijk te verbeteren. Ik ben dan ook van mening dat een evaluatie geen toegevoegde waarde heeft.
Ook ten aanzien van communicatie richting de samenleving ben ik van mening dat dat pas echt effectief is, als daarbij helder en eenduidig kan worden aangegeven in welke gevallen wel en niet sprake is van een assistentiehond die moet worden toegelaten. Dat betekent overigens niet dat er in de tussentijd niets gebeurt. MKB Nederland, dat in het kader van het programma Onbeperkt meedoen! het project MKB Toegankelijk uitvoert, werkt met verschillende brancheorganisaties aan protocollen voor hun branches om zorg te dragen voor de verbetering van de toegankelijkheid. Het toelaten van assistentiehonden maakt, waar relevant, onderdeel uit van die protocollen.
Welke actie gaat u ondernemen om de bekendheid van deze wetsbepaling bij de politie te verbeteren, aangezien het artikel aangeeft dat de politie bellen vaak geen zin heeft, omdat zij niet van de wetsbepaling afweten?
Ik ben in overleg met de Minister van Justitie en Veiligheid over de vraag of en, zo ja, op welke manier het vergroten van de bekendheid van de plicht tot het toelaten van assistentiehonden bij de politie van toegevoegde waarde is.
Bent u bereid om zich te laten informeren en in gesprek te gaan met andere landen zoals België waar boetes uitgedeeld kunnen worden bij het weigeren van mensen met een assistentiehond en de Kamer daarover verslag uit te brengen? Zo nee, waarom niet?
Bij de totstandkoming van de Wgbh/cz is heel bewust de keuze gemaakt om voor de systematiek van rechtsbescherming aan te sluiten bij andere wetgeving over gelijke behandeling, zoals de Algemene wet gelijke behandeling en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ook in die wetten is de rechtsbescherming vormgegeven door een klachtenprocedure bij het College of een gang naar de rechter. De redenen om daarbij aan te sluiten zijn gelegen in de grote deskundigheid van het College op het terrein van gelijke behandeling en de laagdrempeligheid, bijvoorbeeld omdat al bij een vermoeden van een verboden onderscheid een onderzoek kan worden ingesteld.
In het verleden is, breder dan alleen voor de Wgbh/cz, aan de orde geweest of de Commissie Gelijke Behandeling (de Commissie), de voorganger van het College voor de Rechten van de Mens, de mogelijkheid zou moeten krijgen om sancties op te leggen. De Commissie heeft daarover destijds zelf aangegeven dat een dergelijke bevoegdheid niet wenselijk is, omdat dat veronderstelt dat de Commissie de rechtsverhouding tussen partijen in volle omvang tegen het licht zou kunnen houden. Die mogelijkheid had de Commissie (en heeft het College) niet.
Het opleggen van een boete kan wel een uitkomst zijn van een strafrechtelijk proces op grond van artikel 429quater van het Wetboek van Strafrecht. Een overtreding van dat artikel kan worden bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie (maximaal € 8.700,–). Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven, wordt het strafrecht alleen als ultimum remedium ingezet, maar via die route bestaat dus ook in Nederland al de mogelijkheid om een boete op te leggen.
Bent u bereid om na bijna vijf jaar de wetsaanpassing te evalueren en te onderzoeken hoe in de praktijk de effectiviteit versterkt kan worden en daarbij de mogelijkheden te onderzoeken van het vergroten van de bekendheid, het eventueel verbeteren van wet- en regelgeving en handhaving, lessen uit het buitenland en eventuele sectorale campagnes?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht ‘Vrouw overgoten met kokend water in azc: ‘Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag «Vrouw overgoten met kokend water in azc: «Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc»»? Wat vindt u hiervan?
Ja, het bericht en het incident zijn mij bekend. Het is een tragisch incident. De precieze toedracht van dit vreselijke incident wordt momenteel door de politie onderzocht.
Op welke wijze is het slachtoffer medisch en psychisch ondersteund en hoe wordt de veiligheid van het vrouwenstel en hun baby gewaarborgd?
Ik kan niet ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is en wordt gehandeld.
Welke acties worden ondernomen tegen de vermoedelijke daders?
Er zijn twee verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Eén verdachte is na verhoor door de politie heengezonden. De andere verdachte is in voorlopige hechtenis gegaan. Inmiddels is de voorlopige hechtenis van de tweede verdachte onder voorwaarden geschorst.
De verdachten zijn inmiddels verplaatst naar een andere opvanglocatie en zijn in beeld gebracht bij de ketenpartners.
Bent u het ermee eens dat de veiligheid van kwetsbare asielzoekers in asielzoekerscentra (azc’s) zoveel mogelijk moet worden gegarandeerd door middel van aparte en veilige opvang binnen azc’s?
Ik wil vooropstellen dat zowel het COA als ikzelf van mening zijn dat iedereen zich veilig moet voelen in de opvang en dit geldt met name voor kwetsbare individuen. Ik deel echter niet uw mening dat aparte opvang daarvoor het juiste middel is.
Hierbij weegt voor mij mee dat het isoleren van kwetsbare groepen of slachtoffers uit dergelijke groepen een verkeerd signaal afgeeft en een stigmatiserend effect kan hebben op leden van deze groepen. Daarbij geldt dat niet alle asielzoekers die tot een bepaalde groep behoren apart opgevangen willen worden. Categoriale opvang voor groepen asielzoekers past niet in de wijze waarop wij met elkaar samenleven in Nederland en het doet geen recht aan de positie van deze groepen.
Kunt u aangeven op welke wijze tot op heden uitvoering is gegeven aan de in 2016 aangenomen motie Bergkamp/Pia Dijkstra waarin de regering is opgeroepen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LHBTI)-asielzoekers, christenen en andere kwetsbare individuen waarvan hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden, moeten worden overgeplaatst naar aparte en veilige noodopvang?1
Per Kamerbrief van 31 maart 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gereageerd op, onder andere, de motie Bergkamp/Dijkstra waar u naar verwijst.2 In die brief heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven niet over te gaan tot categoriale opvang voor hele groepen kwetsbare asielzoekers en dus ook niet voor LHBTI-asielzoekers. Kortheidshalve verwijs ik u voor een uitgebreidere uitleg omtrent de uitvoering van de motie naar deze brief.
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is primair een logistiek proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. In plaats van aparte opvang te bieden voor LHBTI-asielzoekers, biedt het COA maatwerk om de veiligheid van deze doelgroep en andere kwetsbare groepen te waarborgen. Indien vereist en/of gewenst, kan het COA bijvoorbeeld zorg dragen voor een verplaatsing binnen een opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en eventuele aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Waar mogelijk kijkt het COA, indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo komt het voor dat meerdere LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in een vleugel samenwonen. Dit zijn echter geen aparte units die specifiek bedoeld zijn voor LHBTI-asielzoekers. Ook de units in Ter Apel betroffen geen aparte units die specifiek bedoeld waren voor LHBTI-asielzoekers.
Klopt het dat ter uitvoering van die motie in azc’s aparte LHBT-units waren opgesteld, bijvoorbeeld in Ter Apel, maar dat die eind 2019 zijn opgeheven? Kunt u aangeven waarom dat is gebeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken in de azc’s is met betrekking tot aparte units voor de opvang van LHBTI-asielzoekers en andere kwetsbare individuen?
Zie antwoord vraag 5.
Indien er, in tegenstelling tot waar de motie om vraagt, geen aparte veilige opvang voor LHBTI’s, christenen en andere kwetsbare individuen blijkt te zijn gecreëerd, bent u dan alsnog bereid om de aangenomen motie uit te voeren? Zo ja, op welke wijze? Kunt u de Kamer hierover op korte termijn informeren? Zo nee, waarom niet? Noot
Zie antwoord vraag 4.
Het oppakken van een Palestijnse activist door Israël |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kunt u bevestigen dat Israël onlangs de prominente Palestijnse activist Mahmoud Nawajaa, leider van de Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS)-beweging die zich verzet tegen de Israëlische bezetting, heeft opgepakt?1 Op basis waarvan is dit gebeurd? Wat zijn de precieze feiten?
Op 30 juli jl. werd Mahmoud Nawajaa rond 03:30 uur in zijn huis in Ramallah gearresteerd door Israëlische militairen, en voor ondervraging vervoerd naar de Kishon-gevangenis in Haifa, Israël. Zijn detentie werd op 2 en 8 augustus verlengd door een Israëlische militaire rechtbank. Dhr. Nawajaa kreeg gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang tot zijn advocaat of familieleden. Op 17 augustus besloot de Israëlische militair aanklager, na 19 dagen detentie, tot zijn vrijlating.
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van berichten dat dhr. Nawajaa gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang kreeg tot zijn advocaat of familieleden.
De redenen voor arrestatie en vrijlating zijn het kabinet onbekend.
Deelt u de zorgen van Palestijnse maatschappelijke organisaties en Amnesty International over de arrestatie van deze Palestijn?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de vrees van velen dat Mahmoud Nawajaa, net als veel andere Palestijnen, om politieke motieven is opgepakt?
Er valt niets te zeggen over de motieven van de arrestatie. Dhr. Nawajaa is vrijgelaten zonder dat het tot een aanklacht kwam.
Kunt u aangeven hoeveel politieke gevangenen Israël momenteel heeft gedetineerd?
Eind juni 2020 bevonden zich, volgens de statistieken van de Israel Prison Service (IPS), zoals verstrekt aan de Israëlische NGO B’Tselem, 4.279 «security detainees» uit de Palestijnse Gebieden om veiligheidsredenen in Israëlische gevangenissen. Palestijnse mensenrechtenorganisaties stellen dat deze personen vanwege hun politieke overtuigingen of activiteiten zijn gedetineerd en daarmee kwalificeren als «politieke gevangenen». Volgens de Israëlische autoriteiten zijn deze personen echter gedetineerd omdat zij een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De inhoud van de aanklacht, als die er al komt, is niet in alle gevallen bekend.
Bent u bereid om contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten om uw zorgen over deze arrestatie uit te spreken en erop aan te dringen dat het land alle politieke gevangenen per direct vrijlaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland bespreekt de zorgen over de druk op het maatschappelijk middenveld met Israël, en zal dit blijven doen.
De moorden op Nigeriaanse christenen door Fulani militanten en Boko Haram |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het rapport «Nigeria’s silent slaughter – Genocide in Nigeria and the Implications for the International Community»?1
Deelt u de opvatting dat Nigeria en de Tsjaadmeerregio zich hebben ontwikkeld tot een epicentrum van terroristische activiteiten en een «tikkende tijdbom»?
Kunt u in algemene zin ingaan op de verslechterde en verslechterende situatie in Nigeria wat betreft geweld tegen en verdrukking van christenen, en op de bewering in het rapport dat zelfs gesproken kan worden van «genocide» tegen christenen en «misdaden tegen de menselijkheid» tegen meisjes die worden ingezet als seksslaaf?
Wat zijn de laatste ontwikkelingen wat betreft de steun aan en omvang, activiteiten en doelen van de islamitische terreurgroep Boko Haram in Nigeria?
Hoe beoordeelt u de verklaring in The Bishop of Truro’s Review dat de Fulani herders zich scharen aan de zijde van Boko Haram door hun pijlen specifiek op christenen en christelijke symbolen te richten?
Deelt u de mening dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds de beloften van de centrale en decentrale overheden in Nigeria om christenen en andere kwetsbare groepen te beschermen, en anderzijds de mate waarin aanslagen toch blijven plaatsvinden?
In hoeverre beaamt u dat de internationale gemeenschap zich onvoldoende actief opstelt en kritisch uitspreekt over de misdaden tegen onder meer christenen in Nigeria?
Kunt u ingaan op de afzonderlijke aanbevelingen van de opstellers van het rapport aan de internationale gemeenschap, en daarbij toelichten hoe Nederland een bijdrage levert, of voornemens is te leveren, aan onder meer het instellen van internationale observatie en internationaal onderzoek, het vergaren van data over het probleem, en het tegengaan van straffeloosheid?
Kunt u een toelichting geven op de status, voortgang en vervolgstappen van het onderzoek door het Internationaal Strafhof (ICC) naar misdaden in Nigeria door onder meer Boko Haram?2 Wilt u bevorderen dat naast onder meer (seksueel) geweld tegen minderjarige meisjes ook expliciet misdaden tegen christenen onderdeel zijn van dit onderzoek?
Wilt u bevorderen dat ook in het verband van de VN-Veiligheidsraad wordt aangedrongen op een einde aan de straffeloosheid en het bevorderen van veiligheid en recht in Nigeria?
Het invoeren van een directe WA-verzekering. |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten van het Verbond van Verzekeraars waarin de verwachting wordt uitgesproken dat over een jaar verkeersdeelnemers bij een ongeval een uitkering ontvangen van hun eigen verzekeringsmaatschappij?1 2
Ja.
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zijn fiat nog moet geven voor de in de berichten beschreven werkwijze? Zo ja, op welke termijn denkt u dat de ACM hier duidelijkheid over zal geven?3
Er is geen voorafgaande formele instemming van de ACM vereist voor deze werkwijze. Ondernemingen zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van de Mededingingswet. De ACM kan ook geen ontheffingen verlenen voor naleving van de Mededingingswet. Wel staat zij open voor overleg met ondernemingen en hun brancheorganisaties over initiatieven waarbij er een breder maatschappelijk of economisch belang bestaat. De ACM kan in voorkomende gevallen meedenken over oplossingen voor eventuele concurrentiebeperkingen.
Klopt het dat de ACM reeds informeel heeft aangegeven de meerwaarde van samenwerking tussen verzekeraars bij directe verzekering in te zien, maar dat zij door schaarse capaciteit geen verder onderzoek kan doen en daarom het Verbond heeft opgedragen een self-assessment te doen? Zo ja, acht u het wenselijk dat de ACM door gebrek aan capaciteit zelf geen verder onderzoek kan doen?
Zie het antwoord op vraag 2. Aangezien geen voorafgaande instemming nodig is, ligt onderzoek van ACM naar deze werkwijze vooraf ook niet voor de hand. De ACM denkt wel mee met het Verbond over hoe dit initiatief op een consumentvriendelijke manier kan worden vormgegeven, waarbij concurrentiebeperkingen worden voorkomen.
Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van het directeverzekeringssysteem? Denkt u dat een dergelijk systeem consumentvriendelijker is dan het huidige systeem, waarin de partij met schade zich moet wenden tot de verzekeraar van de aansprakelijke partij in plaats van zijn eigen verzekeraar?
Bij de beantwoording van deze vraag is het van belang om onderscheid te maken tussen de directe verzekering en het voorstel van het Verbond van Verzekeraars, wat feitelijk geen directe verzekering is.
Aan een directe verzekering kunnen voor- en nadelen zijn verbonden voor consumenten. Een voordeel kan een snellere en efficiëntere afhandeling zijn, zoals benadrukt door het Verbond van Verzekeraars4. In de literatuur en praktijk wordt daarnaast ook gewezen op de nadelen. Een gevolg van de directe verzekering kan zijn dat het primaat voor wat betreft het bepalen van de omvang van de dekking komt te liggen bij de verzekeraars5. Dit wil zeggen dat de verzekeraar kan bepalen welke risico’s zij verzekeren (en welke niet), tot welk bedrag zij dit doen en tegen welke premie. Dit kan, als bijvoorbeeld de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering een directe verzekering wordt, leiden tot een situatie waarin er verschillen gaan ontstaan in de mate waarin iemand is verzekerd, afhankelijk van de premies die hij of zij kan betalen. Een ander nadeel van de directe verzekering, is dat het strijdig kan zijn met het rechtsgevoel om schuldaansprakelijkheid op te heffen (de schuldige dader kan niet meer worden aangesproken door het slachtoffer). In welke mate deze voor- en nadelen aan de orde zijn, hangt af van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de directe verzekering.
Het voorstel van het Verbond van Verzekeraars houdt in dat het slachtoffer de mogelijkheid heeft om een schadeclaim in te dienen bij zijn eigen verzekeraar, waarna deze verzekeraar de schade weer verhaalt op de verzekeraar van de aansprakelijke partij. Bij dit voorstel is er geen sprake van een directe verzekering, omdat de schade van de verzekerde niet daadwerkelijk verzekerd is bij zijn eigen verzekeraar en er ook geen verplichting is om de schade bij de eigen verzekeraar te claimen. Er is slechts sprake van afspraken tussen verzekeraars over onderling regres. Bovenstaande nadelen kunnen in dat geval deels worden ondervangen, indien er verder geen sprake is van een wijziging van de polisvoorwaarden. Of het voorstel van het Verbond van Verzekeraars uiteindelijk consumentvriendelijker is dan de huidige situatie, zal afhangen van de wijze waarop verzekeraars uitvoering zullen geven aan de regeling.
Zijn er voorbeelden van andere (Europese) landen die eenzelfde systeem kennen, waarbij de partij met schade zich kan wenden tot zijn eigen verzekeraar? Zo ja, zijn de ervaringen met een dergelijk systeem in deze landen positief? Zo nee, staan Europese richtlijnen een systeem met directe verzekering in de weg?
Er zijn landen die een vorm van een directe verzekering kennen voor verkeersongevallen. Zo kent Zweden sinds 1976 een systeem waarbij alleen de personenschade wordt afgewikkeld via een directe verzekering6. Ik heb geen recente informatie over de ervaringen met dit systeem.
Er zijn Europese richtlijnen die partijen verplichten om een verzekering af te sluiten voor schade die zij veroorzaken aan derden. Een voorbeeld hiervan is Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (de WAM-richtlijn)7. Op grond van artikel 3 van de WAM-richtlijn moeten lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot deelneming aan het verkeer door een motorrijtuig door een verzekering is gedekt. Dit heeft geleid tot een verplichte verzekering die is vastgelegd in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Hieruit volgt dat bezitters en kentekenhouders van een motorrijtuig verzekerd moeten zijn voor schade die zij aan derden (slachtoffers) veroorzaken. Dit sluit niet uit dat (tussen verzekeraars) kan worden geregeld dat een slachtoffer een schadeclaim bij zijn eigen verzekeraar indient en die verzekeraar de schade vervolgens weer verhaalt op de verzekeraar van de aansprakelijke partij.
Bent u bereid met verzekeraars en de ANWB het gesprek aan te gaan over de zogenoemde directe verzekering om te bezien hoe dit systeem zo snel als mogelijk kan worden ingevoerd en bent u tevens bereid de Kamer over de uitkomsten van het gesprek te informeren?
Ik zie pas een mogelijke rol voor mijzelf en mijn ambtsgenoot voor Rechtsbescherming weggelegd als de wenselijkheid van een directe verzekering zonder meer vaststaat en verzekeraars niet in staat zijn dit product aan te bieden zonder aanpassingen in wet- of regelgeving. Ik laat het initiatief daarom voor nu bij de verzekeringssector.
Een resocialisatietraject in de Oostvaarderskliniek |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten rondom de strafzaak van Michel B. en de rol van de Oostvaarderskliniek in aanloop naar de strafbare feiten waarvoor Michel B. terechtstaat?1 2
Ja.
Klopt het dat het (concept)rapport vernietigend is over het resocialisatietraject van Michel B. in de Oostvaarderskliniek? Is het waar dat de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) concludeert dat de kliniek onvoldoende de regie op het resocialisatietraject heeft gevoerd, er geen enkel toezicht was op de financiën van B. of de mensen met wie hij omging, en het tekort aan passende voorzieningen reden had moeten zijn voor intensief risicomanagement en regie? Wat is uw reactie hierop?
Het rapport van de Inspectie JenV (hierna: de inspectie) bevindt zich nog in de wederhoorfase. In deze fase wordt de conceptrapportage onder embargo voorgelegd bij betrokken partijen ter controle op feitelijke onjuistheden, waarna de inspectie het rapport nog kan aanpassen. Het past mij niet te reageren op een conceptversie en wacht daarom het definitieve rapport van de inspectie af. Daarop kunt u van mij een zorgvuldige reactie verwachten.
Wanneer heeft u (al dan niet op hoofdlijnen) voor het eerst kennisgenomen van deze harde conclusies? Wat zegt dit volgens u over de mogelijke risico’s ten aanzien van andere trajecten?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft het conceptrapport in wederhoor ontvangen op 6 juli 2020.
Op 23 juli 2020 zijn mijn ambtenaren door de inspectie geïnformeerd dat conceptbevindingen uit het incidentonderzoek mogelijk aan de orde zouden worden gesteld in de strafzaak.
Na een incident wordt altijd intern onderzoek gedaan naar de toedracht daarvan. Dat heeft de Oostvaarderskliniek in dit geval ook gedaan en naar aanleiding daarvan zijn maatregelen ter verbetering getroffen. Zo is een multidisciplinaire trajectcommissie ingevoerd om betere tegenspraak te organiseren bij resocialisatietrajecten en belangrijke informatie beter wordt gedeeld. De inspectie monitort de voortgang hiervan.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, wacht ik het definitieve rapport af voordat ik richting uw Kamer reageer op de conclusies van de inspectie.
Zijn deze problemen volgens u uniek voor de Oostvaarderskliniek? Is dit voor u reden om per direct maatregelen te nemen om de veiligheid te waarborgen?
De Oostvaarderskliniek heeft zelf direct onderzoek gedaan en naar aanleiding daarvan verbetermaatregelen genomen, zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven. De inspectie ziet daarop toe.
Op welke manier draagt u er zorg voor dat Forensische Psychiatrische Centra (FPC’s) en Forensische Psychiatrische Klinieken (FPK’s) hun resocialisatietrajecten op orde hebben en de samenleving dus optimaal beschermen tegen mogelijk gevaar?
Veiligheid van de samenleving staat altijd voorop. De tbs-maatregel is erop gericht herhaling van het misdrijf in de toekomst te voorkomen en de patiënt op veilige en verantwoorde wijze terug te laten keren in de samenleving. Verlof is daarin een essentieel onderdeel. Door het stapsgewijs toestaan van meer vrijheden kan op een verantwoorde wijze worden toegewerkt naar de terugkeer van een tbs-gestelde in de samenleving en worden de maatschappelijke risico’s tot een minimum beperkt. Verlof is gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde risico-taxatie instrumenten en wordt alleen verleend indien de behandeling voldoende is gevorderd en de veiligheid dit toelaat. Bij verlofaanvragen voor tbs-gestelden wordt altijd vooraf advies gevraagd aan het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT). Het AVT betrekt nadrukkelijk de maatschappelijke veiligheid bij zijn advies. Verlof wordt alleen verleend indien de behandeling voldoende is gevorderd en de veiligheid dit toelaat. Als het AVT een negatief advies geeft, wordt de verlofaanvraag niet toegekend.
Hoe kan het volgens u dat de Oostvaarderskliniek zich genoodzaakt zag een onafhankelijk onderzoek in te stellen nadat Michel B. was opgepakt voor de strafbare feiten waar hij nu voor terechtstaat, en uit dat onderzoek (dus niet het inspectierapport van de IJenV) stevige verbeterpunten naar voren kwamen op het gebied van bijvoorbeeld informatie-uitwisseling en het duidelijk beleggen van taken en verantwoordelijkheden? Waarom is er eerst een ernstig incident nodig om dit soort dingen bloot te leggen?3
In geval van een ernstig incident of calamiteit is het gebruikelijk dat de kliniek een intern onderzoek uitvoert, meestal onder extern voorzitterschap. Er wordt in de forensische zorg steeds gestreefd naar het verbeteren van de tenuitvoerlegging van de forensische zorg en het is van belang om van incidenten te leren om herhaling te voorkomen. Dat is ook wat de Oostvaarderskliniek in dit geval heeft gedaan.
Welke onderzoeken en rapporten, in deze zaak maar ook naar resocialisatie in bredere zin, kan de Kamer de komende tijd wanneer precies verwachten? Is het wel verantwoord om met uw beleidsreactie en mogelijke maatregelen daarop te wachten?
De Inspectie JenV onderzoekt momenteel in een thema-onderzoek de besluitvorming over het verlenen van vrijheden aan tbs-gestelden. De resultaten van het incidentonderzoek kunnen betrokken worden bij het thema-onderzoek. Het rapport naar aanleiding van het thema-onderzoek wordt, evenals het definitieve incidentrapport, later dit jaar verwacht.
Ik wil zowel het incidentrapport als het thema-onderzoek zorgvuldig bestuderen en daarop reageren. Dat kan zodra ik de definitieve rapporten van de inspectie heb ontvangen. Dit betekent niet dat ik stil zit. De afgelopen kabinetsperiode zijn, samen met de sector, veel stappen gezet en afspraken gemaakt om veiligheid en kwaliteit in de forensische zorg in het algemeen te verbeteren. In mijn brief van 24 juni 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken daarvan.
Kunt u deze vragen afzonderlijk, en uiterlijk binnen twee weken beantwoorden?
Ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord. Ik streef er altijd naar om Kamervragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht ‘Kolossale fouten gemaakt bij terugkeer tbs’er Michel B.’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Hoe kan het dat de Oostvaarderskliniek er totaal geen op zicht had met wie Michel B. omging, waardoor hij contact kreeg met een andere crimineel, de ex-tbs’er Jan van K.?
Het rapport van de Inspectie JenV bevindt zich nog in de conceptfase, en ligt nu onder embargo voor wederhoor voor bij betrokken partijen. Partijen kunnen in de wederhoorfase reageren op de bevindingen van de Inspectie, waarna de Inspectie het rapport nog kan aanpassen. Het past mij niet te reageren op een conceptversie en ik wacht daarom de definitieve versie van het Inspectierapport af. Ik verwacht het definitieve rapport van de inspectie dit najaar te ontvangen, waarna u van mij een zorgvuldige reactie kunt verwachten.
Kunt u garanderen dat de Oostvaarderskliniek en andere tbs-klinieken wél voldoende zicht hebben op alle andere tbs’ers? Zo nee, waarom niet?
Veiligheid van de samenleving staat bij de tbs-maatregel altijd voorop. De tbs-maatregel is erop gericht herhaling van het misdrijf in de toekomst te voorkomen en de patiënt op veilige en verantwoorde wijze terug te laten keren in de samenleving. Verlof is daarin een essentieel onderdeel. Door het stapsgewijs toestaan van meer vrijheden kan op een verantwoorde wijze worden toegewerkt naar de terugkeer van een tbs-gestelde in de samenleving en worden de maatschappelijke risico’s tot een minimum beperkt. Verlof is gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde risico-taxatie instrumenten en wordt alleen verleend indien de behandeling voldoende is gevorderd en de veiligheid dit toelaat. Bij verlofaanvragen voor tbs-gestelden wordt altijd vooraf advies gevraagd aan het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT). Het AVT betrekt nadrukkelijk de maatschappelijke veiligheid bij zijn advies. Verlof wordt alleen verleend indien de behandeling voldoende is gevorderd en de veiligheid dit toelaat. Als het AVT een negatief advies geeft, wordt de verlofaanvraag niet toegekend.
Uiteraard moeten we scherp blijven op de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel. De Inspectie JenV doet, naast het onderzoek naar dit incident, momenteel ook onderzoek naar de besluitvorming over het verlenen van vrijheden aan tbs-gestelden in het algemeen. Daarbij wordt gekeken naar alle forensisch psychiatrische centra (FPC’s) in Nederland. Naar verwachting wordt ook dit rapport dit najaar opgeleverd, waarna u van mij een zorgvuldige reactie kunt ontvangen.
Als er bij deze tbs’er Michel B., die blijkbaar koste wat kost terug moest keren in de maatschappij, al zulke kolossale fouten zijn gemaakt, hoe kunt u dan garanderen dat er niet structureel iets mis is met de begeleiding van andere tbs’ers?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het conceptrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid, waaruit blijkt dat de Oostvaarderskliniek ernstig is tekortgeschoten in de begeleiding van Michel B. bij zijn terugkeer in de samenleving, naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid alle verloven en vrijlatingen van tbs’ers op te schorten zolang u niet kunt garanderen dat zij geen enkel gevaar meer veroorzaken en er geen onschuldige slachtoffers zullen vallen? Zo nee, waarom niet?
De tbs-maatregel is gericht op het behandelen van de onderliggende stoornis en het voorkomen van recidive. Zoals gezegd in mijn antwoord op vraag 3 en 4 is verlof een essentieel onderdeel van de tbs-behandeling waarmee stapsgewijs en zorgvuldig meer bewegingsvrijheid wordt toegekend. Hiermee kan juist worden toegewerkt naar een verantwoorde en veilige terugkeer in de samenleving.
Kent u het bericht «Foltering en honger in vrouwenkampen N-Korea»?1
Ja.
Heeft u eveneens kennis genomen van het recente rapport over Noord-Korea van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties?2
Ja.
Kunt u toelichten op welke schaal en welke wijze Noord-Koreaanse vrouwen die tijdens een verblijf in China worden opgepakt en teruggestuurd, in detentiecentra te maken krijgen met onder meer foltering, belediging, verkrachting, ondervoeding, dwangarbeid en gedwongen abortus?
Het is lastig om betrouwbare informatie uit Noord-Korea te verkrijgen. Dit geldt zeker voor de situatie in detentiekampen. Het recente rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN is een goed onderbouwde publicatie over de verschrikkelijke situatie in de detentiecentra. Uit het rapport komt een zeer verontrustend beeld naar voren, dat helaas de zorgen bevestigt die het kabinet al langer heeft.
Het rapport is onder andere gebaseerd op gedetailleerde verklaringen van 100 Noord-Koreaanse vrouwen die in de periode 2009–2019 in Noord-Koreaanse detentiecentra hebben gezeten na door China te zijn gedeporteerd. Het kabinet acht de bevindingen van het rapport betrouwbaar en gaat er, mede op basis van het rapport, vanuit dat genoemde mensenrechtenschendingen in de detentiecentra op grote schaal plaatsvinden.
Deelt u de mening van de VN-onderzoekscommissie dat de grote schaal waarop dit type geweld wordt toegepast de conclusie rechtvaardigt dat in Noord-Korea sprake is van «misdaden tegen de menselijkheid» – zeker bezien in samenhang met andere vormen van systematisch geweld en onderdrukking, bijvoorbeeld tegen christelijke minderheden?
Ja, het kabinet is van mening dat in Noord-Korea sprake is van misdaden tegen de menselijkheid. Het rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN bevestigt dit. Uit de gedetailleerde verklaringen van de Noord-Koreaanse vrouwen blijkt onder andere dat het onderhouden van contacten met christelijke groepen in het buitenland door Noord-Korea wordt beschouwd als een vorm van verraad. Dit kan leiden tot strenge straffen waarbij sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen.
Ondersteunt u de oproep aan China en andere landen om Noord-Koreaanse migranten nooit terug te sturen naar hun land van herkomst vanwege de mensenrechtenschendingen aldaar? Hoe geeft u dit concreet vorm in de dialoog met China en andere relevante landen?
Ja. Het kabinet is bezorgd over het lot van Noord-Koreanen die door China en andere landen worden teruggestuurd. Landen worden in de jaarlijkse, door de EU geïnitieerde, resoluties van de Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, nadrukkelijk opgeroepen zich aan het principe van non-refoulement te houden en Noord-Koreaanse vluchtelingen humaan te behandelen. Deze zorgen worden ook in de (beperkte) contacten tussen Nederland en Noord-Korea gemeld. Zowel Nederland als de EU hebben China in bilaterale contacten aangesproken op het principe van non-refoulementen toegang van UNHCR bepleit. De problematiek wordt door Chinese autoriteiten ontkend.
Hoe bevordert Nederland in internationaal verband de bescherming van Noord-Koreaanse vrouwen tegen overbevolking van gevangenissen, uithongering, fysiek geweld (verkrachting en gedwongen abortussen) en op welke wijze komt Nederland op voor betere gezondheidszorg en toegang tot eerlijke rechtspraak?
Het kabinet besteedt in EU- en VN-verband en bilateraal aandacht aan de mensenrechtensituatie in Noord-Korea.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de VN-Mensenrechtenraad vragen diverse landen, waaronder Nederland, ieder jaar aandacht voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. In 2019 riep Nederland in het kader van de Universal Periodic Review Noord-Korea op om een einde te maken aan foltering en slechte behandeling in gevangenkampen en detentiecentra, maar het land heeft de aanbeveling afgewezen.
In 2017 en 2018 steunde Nederland met een bescheiden financiële bijdrage een VN-project gericht op de bescherming van seksuele en reproductieve rechten van vrouwen in Noord-Korea. Nederland roept Noord-Korea ook bilateraal op de mensenrechtensituatie te verbeteren. De mensenrechtenproblematiek wordt echter ontkend door het Noord-Koreaanse regime en vormt voor hen dus nauwelijks onderwerp van gesprek. Dit maakt het aangaan van een betekenisvolle dialoog uiterst lastig.
Ziet u de noodzaak en mogelijkheden tot het (verder) intensiveren van de Nederlandse inspanningen om deze misstanden en misdaden tegen te gaan, onder meer in samenwerking met bondgenoten als de Verenigde Staten en Zuid-Korea, en tevens in EU- en VN-verband?
Het kabinet constateert dat de mensenrechtensituatie in Noord-Korea de laatste jaren aanhoudend zorgelijk is. De internationale gemeenschap zal zich uit moeten blijven spreken tegen misstanden in Noord-Korea en voor de universaliteit van mensenrechten.
Er is reeds een scala aan maatregelen ingezet, zoals een Onderzoekscommissie, Accountability-commissie en de oprichting van een kantoor van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten voor Noord-Korea in Seoul, Zuid-Korea. Daarmee is het land de laatste jaren onderwerp geworden van sterke internationale aandacht. Niettemin blijft er altijd noodzaak te kijken naar andere mogelijkheden. Dit zal het kabinet ook actief blijven doen.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wilt u toelichten in hoeverre en onder welke voorwaarden binnen de kaders van het internationale recht genoemde en soortgelijke mensenrechtenschendingen, die te kwalificeren zijn als «misdaden tegen de menselijkheid», grond en legitimatie kunnen zijn voor een internationale (gewapende) interventie tegen Noord-Korea, ook wanneer een mandaat van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) zou ontbreken omdat bepaalde (permanente) leden van de VNVR een dergelijke interventie vetoën?
Binnen het internationaal recht is het verbod op interstatelijk geweldgebruik, zoals neergelegd in artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties, het uitgangspunt. Erkende uitzonderingen op dit verbod zijn een autorisatie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk 7 van het VN-Handvest, en nationale zelfverdediging conform artikel 51 van het VN-Handvest. Het plegen van mensenrechtenschendingen, ook wanneer deze kunnen worden gekwalificeerd als misdrijven tegen de menselijkheid, vormen onder het bestaande internationaal recht geen rechtsgrond voor militaire interventie zonder autorisatie van de VN-Veiligheidsraad. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de kamerbrief over «alternatieve volkenrechtelijke mandaten» (kamerstuk 32 623, nr. 110).
Het bericht ‘Antihomogeweld in AZC: Vrouw overgoten met kokend water’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Antihomogeweld in azc: Vrouw overgoten met kokend water»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een vrouwelijke asielzoeker uit Nigeria in het asielzoekerscentrum (azc) in Gilze door een bewoonster is overgoten met kokend water, met als gevolg eerste- en tweedegraads brandwonden?
De precieze toedracht van dit tragische incident wordt door de politie onderzocht.
Welke hulp heeft het slachtoffer van zowel de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) als het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) ontvangen direct na het incident? Is er spoedeisende hulp verleend? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat GZA weigerde het slachtoffer te helpen omdat ze geen bewoonster was van azc Gilze en zij vervolgens is weggestuurd? Zo ja, deelt u de mening dat bij (ernstig) letsel het onacceptabel is als een slachtoffer geen acute medische hulp ontvangt, maar in plaats daarvan wordt weggestuurd? Wat gaat u doen om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt?
Het is uiteraard onacceptabel als in een dergelijke situatie een slachtoffer geen medische hulp zou ontvangen en zou worden weggestuurd. Ik kan echter niet gedetailleerd ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is gehandeld en dat het slachtoffer direct na het incident medische zorg heeft ontvangen.
Klopt het dat het slachtoffer naar haar eigen azc werd gestuurd na het incident, terwijl zij amper kon lopen of zitten? Zo nee, hoe is het dan gegaan? Was het COA op de hoogte van de afstand die het slachtoffer moest afleggen naar haar eigen azc? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de (vermeende) dader? Blijft de (vermeende) dader wonen in hetzelfde azc als de vriendin en kind van het slachtoffer, die oorspronkelijk het doelwit waren? Zo ja, acht u dat verstandig, gelet op dit incident en het effect daarvan op het veiligheidsgevoel van de vriendin van het slachtoffer? Welke nazorg is er geboden aan de vriendin van het slachtoffer?
Er zijn twee verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Eén verdachte is na verhoor door de politie heengezonden. De andere verdachte is in voorlopige hechtenis gegaan. Inmiddels is de voorlopige hechtenis van de tweede verdachte onder voorwaarden geschorst. De verdachten zijn inmiddels verplaatst naar een andere opvanglocatie en zijn eveneens in beeld gebracht bij de ketenpartners.
Met de vriendin van het slachtoffer zijn gesprekken gevoerd en op basis van die gesprekken worden gewenste en gepaste maatregelen getroffen.
Bent u van mening dat het in azc’s voldoende veilig is voor LHBTI’ers? Waar baseert u dat op? Hoe vaak per jaar vindt er in azc’s antihomogeweld plaats? Welke maatregelen nemen het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid daartegen? Acht u dit voldoende?
De veiligheid en leefbaarheid voor eenieder op een opvanglocatie staat voorop in de begeleiding van het COA en ook voor mijzelf. Agressie of geweld tegen wie dan ook is onacceptabel. Hier wordt dan ook tegen opgetreden. Het COA beschikt over een maatregelenpakket in de vorm van de Regeling Onthouding Verstrekkingen, waaronder verplaatsing naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL). Bij vermeend strafbaar gedrag wordt aangifte gedaan bij de politie of wordt het slachtoffer geadviseerd aangifte te doen.
Het COA geeft voorlichting aan asielzoekers over het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Asielzoekers moeten elkaars cultuur, sekse, levensovertuiging en seksuele geaardheid respecteren. Dat staat in de huisregels en wordt verteld in het rechten- en plichtengesprek bij aanvang van de opvang en in de begeleidingsprogramma's. De huisregels zijn in diverse talen beschikbaar op papier en digitaal toegankelijk via MyCOA, een voor alle bewoners toegankelijk communicatiemiddel vanuit het COA. Ook hangen er posters in de opvanglocaties. Indien asielzoekers elkaar niet in hun waarde laten, dan gaat het COA met ze in gesprek of neemt het COA maatregelen.
In de begeleiding van het COA en de contacten met de bewoners is oog voor de kwetsbaarheid van asielzoekers. De mogelijke kwetsbaarheid kan aanwezig zijn als gevolg van leeftijd, sekse, gezondheid, levensovertuiging, seksuele geaardheid, et cetera. Op het moment dat het bekend is, kan rekening gehouden worden met eventuele benodigde aanpassingen in bijvoorbeeld plaatsing op een locatie, wijze van begeleiding of aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. In niet alle gevallen is evident dat iemand tot een kwetsbare groep hoort of maakt zij of hij dat bekend.
Specifiek voor de groep LHBTI zijn er contactpersonen die fungeren als vraagbaak en kennishouder met betrekking tot het onderwerp. Zij onderhouden ook contacten met LHBTI-organisaties in de omgeving. Om medewerkers handvatten te bieden in de begeleiding van LHBTI-bewoners heeft het COA samen met COC Nederland een aantal trainingen ontwikkeld en is er voor alle medewerkers de mogelijkheid voor intervisie en coaching on the job.
Het COA registreert niet of iemand LHBTI is, hierdoor kan er geen specifiek incidentenoverzicht opgesteld worden. In het bewonersinformatiesysteem van het COA kan, maar dan op beschrijvende wijze, opvallend gedrag van personen opgenomen worden, zodat, op persoonsniveau, inzicht ontstaat in (dader)gedragingen. Dit is inzichtelijk voor medewerkers van het COA en wordt overgedragen aan een andere locatie op het moment dat de bewoner verhuist. Deze informatie kan gebruikt worden bij de begeleiding van personen en kan tevens dienen als dossieropbouw bij eventuele toekomstige incidenten.
Ik acht de mogelijkheden waarover het COA in haar begeleiding beschikt als afdoende.
Worden er maatregelen genomen naar aanleiding van dit incident (zowel op azc Gilze als in bredere zin)? Zo ja, welke? Zo nee, waarom bent u van mening dat dat niet nodig is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat het COA voldoende doet met klachten en meldingen die binnenkomen van asielzoekers over antihomogeweld? Zo ja, waarom?
Ja, op de locaties is in de regel een zeer korte lijn tussen de bewoners en de begeleiders van het COA en ondersteunende diensten. Hierdoor kunnen incidenten snel en adequaat worden opgepakt. Tevens zijn er meer formele mogelijkheden om meldingen te maken van incidenten en kunnen klachten ingediend worden.
Daarnaast hebben bewoners, mocht dat onvoldoende blijken te zijn, de mogelijkheid om belangenorganisaties of andere vertegenwoordigers in te schakelen om melding te maken van bijvoorbeeld discriminatie op basis van levensovertuiging, geaardheid, etniciteit, sekse, etc.
Bent u bereid te bekijken of het nodig en mogelijk is meer maatregelen te nemen om LHBTI’ers in azc’s te beschermen, gelet op dit incident en eerdere incidenten in azc’s rondom antihomogeweld? Zo nee, waarom acht u dit niet nodig?
De veiligheid en leefbaarheid van alle bewoners en personeel op locaties is van groot belang. Dat is waar het COA voor verantwoordelijk is en zich ook voor inzet. Alhoewel dit een vreselijk incident is, beschouw ik de opvang van asielzoekers in zijn algemeenheid als veilig en leefbaar voor eenieder die recht op opvang heeft.
Het bericht ‘UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation point’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation»?1
Ja, het kabinet is bekend met de berichtgeving over dit tragische incident. De situatie van migranten en vluchtelingen in Libië blijft precair en het kabinet volgt de omstandigheden nauwlettend.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Vincent Cochetel, de speciale gezant van de UNHCR voor het centrale Middellandse Zeegebied, dat «er meer behoefte [is] aan zoek- en reddingscapaciteit op de Middellandse Zee, inclusief Niet-Governementele Organisatie (NGO)-schepen, om de kans te vergroten dat reddingsoperaties leiden tot ontscheping in veilige havens buiten Libië»?
Het kabinet onderschrijft dat het tegengaan van verlies van levens op de Middellandse Zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.2
De verantwoordelijkheden voor SAR-operaties zijn in het internationaal zeerecht verankerd.3 Daaruit volgt de wettelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren in diens SAR-zone: Search and Rescue. Het is essentieel dat betrokken schepen de instructies opvolgen van de verantwoordelijke autoriteiten.
Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië. De ontschepingen die volgen op reddingsoperaties in de Libische SAR-zone zullen logischerwijs in hetzelfde land plaatsvinden. Om deze wettelijke taak effectief te kunnen uitvoeren is een goed functionerende kustwacht noodzakelijk. Juist daarom is de samenwerking van de EU met de Libische autoriteiten van belang: om de capaciteit van de kustwacht te versterken, maar ook om de Libische autoriteiten aan te kunnen spreken wanneer er sprake is van incidenten zoals deze. Dat doen de Europese Unie en Nederland bilateraal dan ook.
Wat betreft ontscheping in veilige havens buiten Libië, is uw Kamer bekend dat het kabinet, gezien de aanhoudende, substantiële aantallen irreguliere migranten en vluchtelingen die de levensgevaarlijke oversteek vanaf de Noord-Afrikaanse kust naar de EU ondernemen, meermaals heeft opgeroepen tot duidelijke kaders en goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen, inclusief het vaststellen van SAR-zones en veilige havens en de opbouw van goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit. De conclusies van de Europese Raad van juni 2018 vormen hierbij het uitgangspunt.4 Deze normalisatie moet bijdragen aan een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme voor personen die tijdens een SAR-operatie zijn gered.5
Aan beide kanten van de Middellandse Zee moeten dezelfde uitgangspunten voor ontscheping en daaropvolgende procedures worden toegepast op basis van nationale procedures met respect voor internationale kaders. Hier ligt wat Nederland betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied; het is niet vanzelfsprekend dat SAR-operaties van met name NGO-schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU.6 Dit geldt temeer gezien het feit dat verreweg de meeste van deze SAR-operaties plaatsvinden in de SAR-zones van Noord-Afrikaanse landen, soms op slechts geringe afstand van de kust. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat drenkelingen conform de bestaande internationaalrechtelijke kaders naar de dichtstbijzijnde veilige haven dienen te worden gebracht, ook al is dat aan de kant van waaruit men vertrokken is. Het non-refoulement principe is hierbij leidend.
Zoals uw Kamer welbekend roepen IOM en UNHCR al lange tijd op tot een duurzaam, voorspelbaar ontschepingsmechanisme, inclusief de realisatie van veilige havens, voor het gehele Middellandse Zeegebied.7 Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten tijdens de informele JBZ-Raad van juli jl. de noodzaak om in dit kader met betreffende derde landen, UNCHR en IOM nauwer samen te werken. Samen met een protocol met duidelijke gedragsregels voor niet-statelijke actoren zou dit bijdragen aan de verdere normalisatie van de SAR-praktijk op de Middellandse Zee, zowel aan de noord- als de zuidoevers.8
Steunt u de oproep van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) tot een onafhankelijk onderzoek naar het incident? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet doen?
Nederland steunt de oproep van IOM en UNHCR tot het doen van onafhankelijk onderzoek om de precieze toedracht van het incident boven tafel te krijgen. Nederland zal deze steun actief uitdragen en blijven pleiten voor veiliger omstandigheden voor migranten na ontscheping. In dit kader heeft de EU met actieve steun van Nederland op 27 juli 2020 een directe oproep gedaan aan de Libische Minister van Binnenlandse Zaken om actie te ondernemen om de slechte situatie van deze migranten en vluchtelingen in de Libische detentiecentra aan te pakken en mensensmokkel- en mensenhandelsnetwerken te ontmantelen.
Deelt u de mening dat het feit dat de Europese Unie (EU) de Libische kustwacht financieel ondersteunt en traint, ook inhoudt dat de EU eisen kan en moet stellen, bijvoorbeeld een onafhankelijk onderzoek naar mogelijk strafbare feiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke voorwaarden worden gesteld?
Er gaat geen EU financiële steun rechtstreeks naar de Libische kustwacht. De EU draagt en heeft in het verleden op verschillende manieren bijgedragen aan het trainen en ondersteunen van de Libische kustwacht en aan advisering van autoriteiten op het gebied van hervorming van de Libische civiele veiligheidssector. Dit gebeurt o.a. via EU-missies zoals Operatie Sophia en Irini en de EU Integrated Border Management Assistance Mission (EUBAM Libya).
Via het EU Emergency Trust Fund voor Afrika (EUTF) Integrated Border Management (IBM) programma zet de EU in op capaciteitsopbouw en het verstevigen van de basisinfrastructuur van de Libische kustwacht, versterking van institutionele hervormingen op het gebied van grensbeheer, versterking van zoek- en reddingscapaciteit, de aanpak van mensensmokkel en -handel, en verbetering van de mensenrechtensituatie van migranten en vluchtelingen. De omvang van deze steun bedraagt EUR 57.2 miljoen (2017–heden).10 Voor gedetailleerde beschrijvingen van deze steun, verwijzen wij u graag naar de EUTF-website en desbetreffende Action Documents.11
Projectindicatoren en -doelen worden doorlopend gemonitord. In algemene zin geldt dat er voor EUTF programma’s, regio’s en voor het gehele EUTF, reguliere monitoring en evaluaties worden uitgevoerd.12 Daarnaast heeft de EU, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, monitoring door een derde partij opgezet om de waarborging van mensenrechten onder projecten gefinancierd uit het EUTF in Libië te beoordelen.13 Dit onderzoek is momenteel gaande.
De hogergenoemde ondersteuning is van belang om verlies van levens tegen te gaan en mensensmokkel aan te pakken. Mede door Europese steun zijn de capaciteiten van de Libische kustwacht toegenomen en heeft de Libische kustwacht volgens de IOM sinds 2018 ca. 30.000 migranten gered/onderschept. Het aantal mensen dat de oversteek via de Centraal Mediterrane route heeft gewaagd is afgenomen van meer dan 200.000 in 2016 naar 26.000 in 2019. Ook het aantal verdrinkingen op de Centraal Mediterrane route is afgenomen van 4.581 in 2016 tot 1.262 in 2019. Echter, een incident als het huidige onderstreept dat de situatie van migranten en vluchtelingen in Libië nog altijd verontrustend is en hulp en monitoring nodig blijven.
Daarom zijn de EU, en ook Nederland bilateraal, doorlopend in gesprek met de Libische autoriteiten. Centraal daarbij staan het respecteren van mensenrechten en internationale standaarden; het verbeteren van behandeling van migranten en vluchtelingen na ontscheping en van hun situatie in detentiecentra, met als doel uiteindelijke sluiting; het creëren van alternatieve vormen van opvang; de aanpak van mensensmokkelaars; en samenwerking met UNHCR en IOM.
Via het EUTF wordt dan ook EUR 237,3 mln. besteed aan bescherming van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden.14 Dit betreft o.a. hulp en assistentie na ontscheping, in detentiecentra en stedelijke gebieden, het faciliteren van vrijwillige terugkeer en re-integratie, en evacuatie naar de Emergency Transit Mechanisms(ETMs) in Niger en Rwanda. Daarnaast heeft de EU, mede in het kader van de COVID-19 respons, in juli circa EUR 75 mln. vrijgemaakt voor o.a. kwetsbare groepen als (irreguliere) migranten en vluchtelingen.15 Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, draagt ook Nederland bij aan inspanningen in Libië om de situatie van migranten en vluchtelingen te verbeteren.
In hoeverre heeft operatie Irini tot nu toe kunnen bijdragen aan het voorkomen van ontscheping in Libië? Bent u bereid zich in te spannen om operatie Irini hierin een rol van betekenis te laten spelen? Zo nee, waarom niet?
De hoofdtaak van Operatie Irini is het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Het kabinet heeft er met succes voor gepleit dat de operatie zich daarnaast ook richt op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel.
Het voorkomen van ontscheping in Libië of het redden van drenkelingen is geen onderdeel van het mandaat van deze operatie. Het redden van drenkelingen betreft een verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht. Het is de wettelijke taak van Libië als kuststaat om de territoriale wateren te controleren en reddingsoperaties in het eigen opsporings- en reddingsgebied te coördineren. Indien drenkelingen worden gered door een schip dat meevaart met de operatie, zullen zij worden ontscheept in Griekenland of een andere haven mits een land zich hiervoor openstelt. Daarbij moet worden aangetekend dat er een procedure is afgesproken waarmee de operatie kan worden stopgezet als er sprake is van een pull-effect, d.w.z. deze blijkt te leiden tot een toename van irreguliere migratiestromen in het operatiegebied.
Zoals u bekend levert Nederland momenteel geen maritieme bijdrage aan operatie Irini. Nederland neemt ook niet deel aan het ontschepingsmechanisme dat geldt voor deze operatie, aangezien deze afspraken niet overeenkomen met het kabinetsstandpunt. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage aan Operatie Irini in de volgende EU-mandaatsperiode.9 Het kabinet zal de wenselijkheid en haalbaarheid van een additionele bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.
Hoe kijkt u, gelet op de ernst van incidenten zoals deze, naar de samenwerking tussen de EU en de Libische kustwacht? Bent u van mening dat het trainen en ondersteunen van de Libische kustwacht door de EU tot gewenste resultaten leidt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u precies uiteenzetten, eventueel middels een schematische weergave in een tabel, hoeveel financiële ondersteuning de Libische kustwacht tot nu toe van de EU heeft ontvangen, wat de bestedingsdoelen van deze middelen waren en waar deze middelen tot nu toe aan zijn uitgegeven? Hoe ziet de financieringsstroom van de EU naar de Libische kustwacht er precies uit en op welke manier en door wie wordt hier controle op uitgevoerd of dit geld ook op de bedoelde plekken terecht komt? Hoeveel financiële middelen vanuit de EU staan er de Libische kustwacht dit jaar nog ter beschikking en in hoeverre zitten hier nog voorwaarden aan verbonden voordat de Libische kustwacht hier aanspraak op kan maken?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Shannon ziet de beelden nog voor zich: 'Mijn dochter werd mishandeld op de crèche' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie De Jong/Markuszower (Kamerstuk 31 322, nr. 358), die de regering verzoekt een levenslang verbod op het uitoefenen van het beroep waarbij kinderen centraal staan voor zedendelinquenten en voor mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan kindermishandeling?
Allereerst wil ik melden dat ik geschrokken ben van de berichtgeving. Kinderdagverblijven horen veilige plekken te zijn, waar geweld absoluut geen plaats heeft. In mijn brief van 6 november 2018 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van SZW, gereageerd op de motie.2 Op grond van het Wetboek van Strafrecht heeft de strafrechter reeds de mogelijkheid om voor een aantal specifieke bij wet aangewezen delicten als bijkomende straf een beroepsverbod op te leggen voor het beroep waarin het misdrijf is begaan.
Of en hoe lang een persoon uit een beroep wordt ontzet, wordt bepaald door de strafrechter. Een beroepsverbod kan enkel worden opgelegd ten aanzien van een beroep waarin het misdrijf is begaan. Hierdoor heeft het beroepsverbod een beperktere reikwijdte dan de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), waarmee zedendelinquenten en plegers van kindermishandeling kunnen worden geweerd uit meer kwetsbare (vrijwilligers)functies. Bij de VOG-screening wordt niet alleen naar veroordelingen en lopende strafzaken gekeken, maar ook naar OM-strafbeschikkingen, transacties en (voorwaardelijke) sepots.
Daarbij geldt in een aantal omvangrijke sectoren waar met kinderen wordt gewerkt (zoals de kinderopvang en het onderwijs) een wettelijke plicht tot het overleggen van een VOG. Dit betekent dat het justitiële verleden van (toekomstig) personeel (en andere met taken belaste personen) wordt gescreend door Justis. De standaard terugkijktermijn voor de beoordeling van een VOG-aanvraag bedraagt vier jaren, maar hierop zijn meerdere uitzonderingen mogelijk. Zo kan er bij zedendelicten onbeperkt worden teruggekeken in de justitiële documentatie. Tevens bestaat de mogelijkheid om de VOG gedurende twintig jaar te weigeren, als de aanvrager een ernstig misdrijf tegen een kind heeft gepleegd. In praktijk betekent dit dat personen die zijn veroordeeld voor ernstige misdrijven jegens kinderen voor een langere tijd niet in aanmerking komen voor een VOG om met kinderen te werken.3 Om deze reden acht ik de motie die ziet op het beschermen van minderjarigen via een beroepsverbod, voldoende uitgevoerd.
Deelt u de mening dat ook mensen die zich schuldig maken aan kindermishandeling maar tot een schikking zijn gekomen met de slachtoffers, hun Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) zouden moeten kwijtraken en ook een levenslang verbod zouden moeten krijgen op het uitoefenen van een beroep waarbij kinderen centraal staan? Zo nee, waarom niet?
De Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt afgegeven op basis van het Justitiële Documentatie Systeem (JDS). Hierin staan strafrechtelijke antecedenten geregistreerd die zijn afgedaan door het Openbaar Ministerie (OM) of de strafrechter. Het verstrekken van een VOG is een momentopname. De aanvraag wordt door Justis beoordeeld aan de hand van de gegevens die op dát moment voorhanden zijn. Het intrekken van een VOG op basis van een nieuw strafbaar feit is niet mogelijk. Alleen wanneer een sector besluit om continue screening in te voeren, kunnen nieuwe relevante registraties in het JDS leiden tot een melding aan de werkgever. Ik zie continue screening als een waardevol instrument om de veiligheid in sectoren waar wordt gewerkt met kinderen te waarborgen.
De kinderopvang is, sinds 2013, een van de sectoren waar gewerkt wordt met continue screening. Het is een waardevol instrument gebleken; na aanvragen van een VOG wordt ook nog dagelijks gecontroleerd of personen die in de kinderopvang werken (of daarin een rol hebben) nieuwe strafrechtelijke gegevens op hun naam hebben staan. Als blijkt dat een gescreend persoon een bedreiging kan vormen voor een veilige omgeving voor kinderen, gaat er een signaal uit en moet de betrokken persoon een nieuwe VOG aanvragen (hangende die aanvraag mag de betrokken persoon niet actief zijn in de kinderopvang).
Er is weinig bekend over hoe vaak er civiel wordt geschikt en wat de kwaliteit van deze informatie is. Het OM houdt hier geen cijfers over bij. Het gaat hier immers om particulieren die gezamenlijk tot afspraken komen en niet over het vaststellen van daderschap van een strafbaar feit. Aangezien civiele schikkingen niet (centraal) worden geregistreerd en worden opgenomen in de JDS, acht ik het niet mogelijk om deze informatie te gebruiken in de VOG-screening.
Wat betreft het beroepsverbod in relatie tot een schikking, wil ik u verwijzen naar het antwoord op vraag 2.
Hoeveel mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan kindermishandeling en/of een zedendelict treffen jaarlijks een schikking met de slachtoffers? Hoe vaak zijn deze mensen alsnog werkzaam in een beroep waarbij kinderen centraal staan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat ook mensen die op het gebied van kindermishandeling een schikking hebben getroffen onder de reikwijdte van de aangenomen motie De Jong/Markuszower zouden moeten vallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te regelen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat een slachthuis medewerkers heeft aangezet tot het afleggen van valse gezondheidsverklaringen |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht: «Werknemers slachterij Van Rooi: wij moesten werken met coronaklachten»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Van Rooi Meat werknemers aanzet tot het geven van valse gezondheidsverklaringen, en tegelijk weigert om de gezondheidsverklaringen te delen met de GGD?
Als het waar is dat de werknemers worden aangezet tot het geven van valse gezondheidsverklaringen dan is dat natuurlijk bijzonder kwalijk.
Ik heb geen signalen ontvangen dat Van Rooi weigert om gezondheidsverklaringen te delen met de GGD. Wel heb ik via de veiligheidsregio Brabant Zuidoost vernomen dat inmiddels bekend is dat zo’n vijftig gezondheidsverklaringen door medewerkers van Van Rooi Meat zijn ingevuld met klachten.
Wat is de gezondheidscontrole van de GGD in uw ogen waard, wanneer een bedrijf zelf bepaalt welke informatie gedeeld wordt met de GGD en waarom?
Zoals ik al heb geantwoord op vraag 2 heb ik geen signalen dat Van Rooi Meat weigert om de gezondheidsverklaringen te delen met de GGD. Daarmee heb ik geen reden om aan te nemen dat de gezondheidscontrole niet naar behoren werkt.
Wat vindt u ervan dat volgens de werknemers van de slachterij binnen het bedrijf maatregelen, zoals 1,5 meter afstand houden en het opdoen van mondkapjes, uitsluitend vlak voor een controle gebeurt?
Als dat gebeurt dan is dat onacceptabel en in strijd met de richtlijnen van het RIVM en de Arbeidsomstandighedenwet. De werkgever is verantwoordelijk voor de werkomstandigheden van de werknemers conform de Arbowet. De Inspectie SZW houdt toezicht op de Arbowet. Op vrijdag 31 juli jl. is de Inspectie SZW (ISZW), op verzoek van de GGD, onaangekondigd langs gegaan bij Van Rooi Meat in Helmond en in Someren. In Helmond heeft de ISZW geen onregelmatigheden gevonden.
Hoe kan het dat de betreffende slachterij, nadat het bedrijf eerder een steekproef van de GGD heeft gemanipuleerd en twee weken moest sluiten vanwege het hoge aantal coronabesmettingen, niet onder verscherpt toezicht stond?
Van Rooi Meat is na de sluiting weer opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Van Rooi Meat heeft verregaande maatregelen getroffen om nieuwe besmettingen te voorkomen. Medewerkers met klachten mogen niet aan het werk en worden gevraagd om zich te laten testen. Er zijn geen signalen van besmettingen bij het bedrijf.
Naar aanleiding van de berichten in de media over Van Rooi Meat heeft de veiligheidsregio een aantal aanvullende maatregelen genomen. Dat zijn:
Controles op health checks.
Aanspreken op leiderschap op de werkvloer
Nog meer aandacht op de werkvloer voor de klokkenluidersregeling en vertrouwenspersonen en die beter toegankelijk maken voor arbeidsmigranten en door het inrichten van een anoniem meldpunt voor klokkenluiders.
Het contact tussen de arts Infectieziektebestrijding van de GGD en de bedrijfsarts van Van Rooi Meat wordt gecontinueerd (twee keer per week). Hierbij wordt nagegaan of er ziekmeldingen zijn en of er signalen zijn die kunnen duiden op besmettingen binnen het bedrijf. De GGD heeft daarnaast een signaalfunctie wanneer er besmettingen met een link naar het bedrijf uit het bron- en contactonderzoek komen.
Overigens zijn controles op zichzelf geen sanctie. Wanneer overtredingen worden geconstateerd dan kunnen toezichthouders sancties opleggen.
Vindt u dat de aankondiging dat er onaangekondigde controles zullen plaatsvinden op het invullen het de gezondheidsverklaringen een voldoende sanctie is, gezien dit bedrijf in de laatste maanden geen enkel respect heeft getoond voor de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van haar medewerkers in het bijzonder? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen neemt het kabinet in reactie op deze onthullingen, gegeven de aangenomen motie Ouwehand, die de regering verzoekt tot het nemen van landelijke regie bij het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus in de vleesindustrie?2
De motie Ouwehand wordt uitgevoerd door middel van het oprichten van het Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten en COVID-19 en van een Landelijke Regietafel. Veiligheidsregio’s, landelijke inspectiediensten, GGD en het RIVM zijn deelnemers in het samenwerkingsplatform. Het doel is het ontwikkelen van een integrale en gecoördineerde operationele aanpak om tijdig bij (potentiële) besmettingshaarden te kunnen interveniëren met het oog op volksgezondheid. Uitgangspunten daarbij zijn informatie-uitwisseling en samenwerking. Het samenwerkingsplatform, dat vanaf 1 september volledig operationeel is, zal ook gebruikt worden voor andere risico-sectoren waar veel arbeidsmigranten werkzaam zijn. De deelnemende partijen hebben zowel op landelijk als regionaal niveau nu al veelvuldig contact en werken, waar nodig, samen.
Via de Landelijke Regietafel, waar diverse ministeries onderdeel van uitmaken, vindt de strategische afstemming plaats.
Gaat u over tot het direct sluiten van de genoemde slachterij, conform de Kamerbreed uitgesproken wens dat een bedrijf onmiddellijk wordt gesloten, wanneer blijkt dat de coronavoorschriften worden genegeerd?3
Als de veiligheid van NVWA en KDS medewerkers niet geborgd is, staakt de NVWA de werkzaamheden in slachterijen. De NVWA heeft naar aanleiding van recente berichten van slachthuismedewerkers in de media op 4 augustus jl. per brief gevraagd dat genoemde slachterij concreet aangeeft welke maatregelen het treft om coronabesmetting binnen het bedrijf te vermijden. Wanneer de reactie onvoldoende vertrouwen geeft dat medewerkers van de NVWA en KDS worden blootgesteld aan werknemers van genoemde slachterij die besmet zijn met het coronavirus dan wel coronaklachten hebben, staakt de NVWA de werkzaamheden van de NVWA in het bedrijf. Dan kan er niet meer geslacht worden. De NVWA heeft ook andere slachterijen per brief gewezen op hun verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat de maatregelen die in de bedrijven zijn getroffen om corona te vermijden worden nageleefd en op de consequenties als dat niet gebeurt.
Is het aanzetten tot het invullen van een valse gezondheidsverklaring strafbaar? Zo ja, bent u bereid het OM te verzoeken strafrechtelijk onderzoek te doen naar de mogelijke druk die er vanuit het bedrijf is uitgeoefend op de werknemers om een valse gezondheidsverklaring in te vullen? Zo nee, waarom niet?
Onder omstandigheden kan het aanzetten tot het valselijk invullen van een gezondheidsverklaring een strafbaar feit opleveren. Zoals u weet, is in gevolge het bepaalde in artikel 124 en verder van de Wet op de rechterlijke organisatie het Openbaar Ministerie belast met (onder meer) de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Het is dan ook aan het Openbaar Ministerie om te onderzoeken en te beoordelen of er in de bedoelde situatie sprake is van een verdenking van een strafbaar feit of strafbare feiten, welke verdenking(-en) een strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het eerstvolgende algemeen overleg over de ontwikkelingen rond het coronavirus, dat op 12 augustus zal plaatsvinden?
Ja.
De secundaire victimisatie door het OM van een slachtoffer van poging tot doodslag |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de eerder schriftelijke vragen over het terugtrekken van het openbaar ministerie (OM) uit een strafzaak vanwege «hogere belangen»?1 Bent u inmiddels bereid opheldering te geven wat deze hogere belangen dan wel mogen zijn?
Wat vindt u van het feit dat het slachtoffer in zijn zoektocht naar rechtvaardigheid zijn toevlucht moet zoeken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg en de Nationale ombudsman?2
Vindt u ook dat alle slachtoffers van misdrijven hun recht moeten kunnen halen bij de rechter en dat dit een maatschappelijk belang dient?
Waarom is deze zaak wat u betreft u een uitzondering op het principe in de vorige vraag?
Bent u er nog altijd van overtuigd dat dit een unieke zaak is en kunt u daarom uitsluiten dat deze situatie zich niet nog eens voor zal doen?
Heeft de reflectiekamer van het OM de zaak al bekeken en conclusies getrokken? Zo nee, wanneer gaat dit gebeuren?
Kunt u de conclusies van de reflectiekamer met de Kamer delen?
Hebben deze conclusies tot wijziging van het interne beleid bij het OM geleid? O ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Was u als Minister al op de hoogte van deze zaak voordat er Kamervragen over zijn gesteld?
Vindt u het wenselijk dat daders van poging tot doodslag in Nederland vrij rondlopen, ondanks voldoende bewijs, om voor het slachtoffer en de samenleving onbekende redenen?
Welk precedent schept de zaak en welk signaal zendt dit volgens u uit richting de samenleving?
Deelt u ook de mening dat de ontstane situatie in ieder geval de schijn van rechtsongelijkheid wekt? Hoe had dit, achteraf gezien, volgens u in deze zaak voorkomen kunnen worden?
Is er door het OM overwogen het slachtoffer en eventueel zijn advocaat vertrouwelijk te informeren over de gang van zaken in een poging de situatie recht te zetten?
Aangezien het hier naar verluidt om de integriteit van bewijs gaat, zijn door het OM andere opties overwogen de zaak toch voort te zetten, bijvoorbeeld op basis van ander bewijs?
Heeft u op enig moment overwogen het OM een aanwijzing te geven vanuit uw ministeriële bevoegdheden?
Heeft het Hof volgens u voldoende rekening kunnen houden met de belangen van het slachtoffer in het besluit het verzoek van het OM te honoreren?
Hoe waardeert u de gang van zaken in deze zaak in het kader van de openbaarheid van de Nederlandse rechtspraak?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat niemand heeft kunnen controleren wat zich in deze zaak heeft voorgedaan en dat dit, voor het slachtoffer en de samenleving, onduidelijk blijft? Wat gaat u hieraan doen? Hoe gaat u er voor zorgen dat zoiets zich niet nog een keer voor kan doen?