Het bericht 'Regering negeert referendumstem vanuit het buitenland' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «regering negeert referendumstem vanuit het buitenland»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten wat de Nederlandse regering doet om Nederlanders in het buitenland te activeren te gaan stemmen bij verkiezingen in het algemeen, en bij het referendum over het associatieakkoord met Oekraïne op 6 april in het bijzonder?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft voor het referendum dezelfde informatie verstrekt als die welke ook voorafgaand aan «reguliere» verkiezingen wordt verschaft. Kort nadat bekend was dat een referendum zou worden gehouden, is de website stemmenvanuithetbuitenland.nl geactualiseerd. Daarop staat uitgebreide informatie over hoe kiezers buiten Nederland zich kunnen registeren om te kunnen stemmen. Medio december 2015 zijn banners gepubliceerd op diverse (nieuws)sites. De banners zijn zichtbaar voor personen die buiten Nederland de site bezoeken en de taalinstelling in hun browser hebben ingeschakeld op «Nederlands». Op een aantal populaire Nederlandse (nieuws)sites worden de banners ook getoond, ongeacht de taalinstelling. Daarnaast is informatie dat men zich voor het komende referendum kan registreren gepubliceerd op Twitter, Facebook en LinkedIn. Voor deze social media geldt ook dat de informatie alleen zichtbaar is voor personen die buiten Nederland zijn en hun taalinstelling op «Nederlands» hebben ingesteld. Twitter en Facebook beperken de zichtbaarheid van de informatie tot 25 landen. Er is daarom voor gekozen de informatie zichtbaar te laten zijn als genoemde netwerken worden bezocht vanuit een land waarnaar de afgelopen jaren volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek veel Nederlanders zijn geëmigreerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor de registratie van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders die buiten het Koninkrijk wonen. Het houdt daartoe, op grond van de Kieswet, een zogenaamd semi-permanent register bij, met daarin de gegevens van Nederlanders die zich eerder voor een verkiezing hebben geregistreerd. Bij een volgende verkiezing krijgen zij, zonder dat zij daar iets voor hoeven te doen, een formulier toegestuurd waarmee zij zich voor de betreffende verkiezing kunnen registeren. De gemeente Den Haag heeft mij laten weten dat aan de kiezers die in dit semi-permanente register zijn opgenomen, als van hen een e-mailadres bekend was én de kiezer had laten weten voor het registratieformulier per e-mail benaderd te mogen worden, begin november 2015 een e-mail met het formulier is gezonden. Aan de overige kiezers die zijn opgenomen in het register is half november een registratieformulier per post naar het bij de gemeente Den Haag bekende adres toegestuurd. Zowel per e-mail als per post is een herinnering verstuurd.
Ik ben, als Minister van BZK, verantwoordelijk voor de registratie van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders die in Curaçao, Aruba of Sint Maarten wonen. Daartoe wordt eveneens een semi-permanent register bijgehouden. Aan de kiezers die daarin zijn opgenomen is in september 2015 een registratieformulier toegestuurd.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op de websites van alle ambassades en consulaten-generaal informatie opgenomen over het raadgevend referendum. De posten zijn daarnaast gevraagd het referendum bij kiezers in hun ressort onder de aandacht te brengen door informatie op te hangen naast balies of in wachtruimtes. Deze informatie verwijst naar de website van de gemeente Den Haag, waar ook het online registratieformulier kan worden gevonden. De posten zijn daarnaast geïnstrueerd voor kiezers die niet van internet en/of een printer gebruik kunnen maken, het registratieformulier af te drukken. Inmiddels zijn alle ambassades en consulaten-generaal hier nogmaals op gewezen. Het registratieformulier kan digitaal worden verstuurd naar de gemeente Den Haag, maar alle ambassades en consulaten kunnen desgewenst ook optreden als postadres.
Deelt u de mening dat stemmen per papieren post omslachtig is en niet meer van deze tijd? Zo nee, waarom niet?
De Kieswet bepaalt dat kiezers die buiten Nederland woonachtig zijn in beginsel per brief stemmen. Ook is het mogelijk dat er een volmacht wordt gegeven aan een andere kiezer. Het stemmen per post voor kiezers in het buitenland is, in de landen die toestaan dat kiezers vanuit het buitenland stemmen, de meest gangbare vorm van stemmen.
Nederland heeft in 2004 (verkiezing van de leden van het Europees parlement) en in 2006 (verkiezing van de leden van de Tweede Kamer) op basis van de Tijdelijke Experimentenwet kiezen op afstand experimenten gehouden met het stemmen per internet voor kiezers in het buitenland. Na deze twee experimenten is besloten daar niet mee verder te gaan, vanwege de beveiligingsrisico’s die verbonden zijn aan deze vorm van stemmen en vanwege de kosten.
In 2013 heeft het Ministerie van BZK een onderzoek laten uitvoeren naar het stemmen per internet voor de kiezers in het buitenland. De Tweede Kamer heeft op 31 januari 2014 het rapport hierover ontvangen2. Het kabinet heeft in maart 2014 een standpunt geformuleerd over (onder meer) de uitkomsten van dit onderzoek. Het kabinet heeft geconcludeerd dat voor het stemmen per internet de tijd (nog) niet rijp is. Er kleven te veel risico’s aan deze vorm van stemmen. Risico’s die niet of in onvoldoende mate kunnen worden afgedekt. Daarnaast is het kostbaar. Over dit standpunt is met de Tweede Kamer gesproken.
Omdat niet is uit te sluiten dat in de toekomst internetstemmen voor de kiezers in het buitenland wel betrouwbaar genoeg en betaalbaar zal zijn (de techniek ontwikkelt zich immers verder), heb ik de Tweede Kamer toegezegd een test voor te bereiden met internetstemmen. Ik heb daarbij concreet uiteen gezet waarop de test betrekking zal hebben, namelijk op de betrouwbaarheid van stemdiensten. Dat wil zeggen dat het testen van de beveiliging centraal staat. Ik verwijs hiervoor naar de brieven die de Tweede Kamer hierover heeft gekregen op 21 maart 20143, 17 september 20144 en 19 mei 2015 en de beantwoording van schriftelijke vragen op 12 november 20155.
Deelt u de mening dat stemmen per papieren post ongewenste neveneffecten heeft, omdat brieven vaak erg lang onderweg zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat stemgerechtigde Nederlanders in het buitenland hun stem daardoor feitelijk al moeten bepalen voordat de campagnes en de daarmee gepaard gaande informatievoorziening over de verschillende standpunten begonnen zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de datum om je actief te registreren om te mogen stemmen niet al zes weken voor de verkiezingsdatum hoeft te liggen als moderner communicatiemiddelen worden gebruikt dan de papieren post? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid het systeem van internetstemmen dat in Frankrijk wordt gebruikt ook in Nederland in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het bureaucratisch en omslachtig is dat stemgerechtigde Nederlandse kiezers in het buitenland zich elke verkiezing opnieuw moeten registreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid het systeem zo aan te passen dat stemgerechtigde Nederlanders in het buitenland zich maar eenmaal hoeven te registeren per land waarin zij woonachtig zijn?
Ja, daar ben ik het mee eens. Daarom is er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om een permanente registratie mogelijk te maken6. Het betreft een wijziging van de Kieswet. Als de permanente registratie is ingevoerd, is een eenmalige registratie voldoende. Daarna krijgt de betreffende kiezer voorafgaand aan elke verkiezing een oproep om te stemmen.
Bent u bekend met het feit dat Nederlandse overheidswebsites, die veel bezocht worden door Nederlanders in het buitenland zoals bijvoorbeeld www.the-netherlands.org, weinig tot geen informatie geven over de aanstaande registratie-deadline van 24 februari? Zo ja, waarom gebeurt dit niet?
Op de website www.the-netherlands.org is, in een slideshow, een verwijzing opgenomen naar de deadline voor de registratie (onder de kop «Ukraine referendum, Register now to cast your vote»). Zoals opgemerkt in mijn antwoord op vraag 2, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de websites van alle ambassades en consulaten-generaal informatie opgenomen over het raadgevend referendum.
Deelt u, de vorige vragen in ogenschouw nemende, de mening dat er veel meer gedaan kan worden om stemgerechtigde Nederlanders in het buitenland te activeren te gaan stemmen? Deelt u voorts de mening dat er veel drempels kunnen worden weggenomen om het stemmen voor Nederlanders in het buitenland gemakkelijker te maken?
Ik ben van oordeel dat al het nodige wordt gedaan om stemgerechtigde Nederlanders in het buitenland in de gelegenheid te stellen om te gaan stemmen. Ik verwijs daarbij naar mijn antwoorden op vraag 2.
In antwoord op de vraag of er veel drempels kunnen worden weggenomen om het stemmen voor Nederlanders in het buitenland makkelijker te maken, merk ik op dat het kabinet in het regeerakkoord heeft aangekondigd stemmen vanuit het buitenland makkelijker te maken7. Daartoe zijn al verschillende maatregelen geëffectueerd, te weten:
Zoals opgemerkt bij mijn antwoord op vraag 7, ligt er thans een wetsvoorstel bij uw Kamer voor dat voorziet in de mogelijkheid van een permanente registratie van kiezers buiten Nederland.
Bent u bereid tot 24 februari alles op alles te zetten om zoveel mogelijk Nederlanders in het buitenland te bewegen te gaan stemmen? Zo ja, welke instrumenten en middelen zet u daartoe in? Zo nee, waarom niet?
Voor de informatie die aan kiezers in het buitenland is verstrekt, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Naar mijn overtuiging wordt daarmee al het nodige gedaan om zoveel mogelijk Nederlanders in het buitenland te attenderen op het aanstaande referendum.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden, zodat een en ander duidelijk is ruim voor de registratiedeadline op 24 februari?
Ja.
Het verslag van de referendumcommissie Bonaire 2015 |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het verslag van de referendumcommissie Bonaire 2015?
Ja.
Bent u het ermee eens dat de bevinding van de referendumcommissie, namelijk dat de Eilandsraad en het Bestuurscollege zich hebben bemoeid met de voorlichting over de aard en de gevolgen van het referendum, zeer zorgwekkend is?
Het Bestuurscollege van Bonaire heeft op basis van een verordening van de eilandsraad een raadplegend referendum georganiseerd. Dit betreft een autonome bevoegdheid van het eilandsbestuur. In het proces zijn er door het eilandsbestuur, de eilandsraad alsmede de referendumcommissie op eigen titel en bevoegdheid keuzes gemaakt qua inhoud, proces en communicatie, waarin ik als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet kan treden.
Het staat het Bestuurscollege van Bonaire vanzelfsprekend vrij om in contacten met het Rijk beelden, bevindingen en standpunten, die bij het bestuurscollege van Bonaire leven, voor het voetlicht te brengen.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van de referendumcommissie dat de bemoeienis van de Eilandsraad en het Bestuurscollege hebben geleid tot verwarring over de betekenis van het referendum, waardoor niet is na te gaan of deelnemers op grond van juiste informatie een weloverwogen keuze hebben gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beschouwt u de conclusie van de referendumcommissie dat vanwege die verwarring aan de uitslag van het referendum geen of nauwelijks voor de bestuursorganen van Bonaire bindende conclusies kunnen worden verbonden die binnen het te voeren overleg met de partners in het Koninkrijk betekenis zouden moeten hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Welke verantwoordelijkheid heeft Nederland om de onafhankelijkheid van een referendum op Bonaire – een bijzondere gemeente van Nederland – te waarborgen, verschilt dit met reguliere Nederlandse gemeenten, en welke acties heeft u in het kader van die verantwoordelijkheid genomen?
Beslissingen over het houden van een raadplegend referendum, de vraagstelling, de voorlichting en de gehele organisatie van het referendum, behoren in beginsel alle tot de autonome taak van de openbare lichamen. Daarin verschillen de openbare lichamen niet van gemeenten in het Europees deel van Nederland. Ik heb om die reden geen acties genomen ter zake.
Het bericht ‘Werkdruk leidt tot ontsporen van crimefighter’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de oproep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) dat geïnvesteerd moet worden in het Openbaar Ministerie (OM) om ervoor te zorgen dat talentvolle en goede officieren niet worden opgebrand?1
Het OM vindt het belangrijk dat medewerkers met energie en een gezonde balans hun werk doen en voert daarom actief beleid gericht op het voorkomen van verzuim. Van medewerkers en leidinggevenden wordt verwacht dat zij in gesprek gaan over de aanleiding voor het verzuim. Als die aanleiding niet ligt in ziekte, dan kunnen in overleg maatregelen worden genomen om de oorzaak van het verzuim weg te nemen, zoals het verminderen van de werkdruk door het beperken van het takenpakket. De bedrijfsarts adviseert de leidinggevende hierbij.
Het uitgangspunt van de rijksbrede efficiencytaakstelling is dat het OM op het bestaande kwaliteits- en serviceniveau blijft functioneren. Uit een validatie door een onafhankelijk deskundige is gebleken dat het OM op koers ligt om de rijksbrede efficiencytaakstelling van het kabinet zonder extra middelen te realiseren2. In z’n algemeenheid deel ik dan ook niet de conclusie dat er een directe relatie is tussen de efficiencytaakstelling, het takenpakket en de werkdruk bij officieren.
Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat – naast het behalen van benodigde efficiencywinsten – de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel 15 mln. beschikbaar aan het OM. Voor extra taken heeft het OM structureel extra middelen ontvangen. Het gaat hier om de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018).
Voor extra taken zijn dus al extra middelen beschikbaar gesteld. Extra investeringen om ervoor te zorgen dat talentvolle goede officieren niet opbranden zijn mijns inziens dan ook niet nodig. Als er een relatie is tussen het takenpakket van een officier en verzuim kunnen er dus, zoals hierboven aangegeven, al maatregelen worden genomen.
Deelt u de analyse dat, behalve de zware criminaliteit waarmee officieren van justitie te maken krijgen, ook de toegenomen bezuinigingen de afgelopen jaren en een groeiend takenpakket de oorzaken zijn van grote werkdruk onder officieren van justitie?
Zie antwoord vraag 1.
Welke bestaande mogelijkheden zijn er om officieren van justitie te begeleiden indien zij onder grote werkdruk komen te staan? Zijn deze mogelijkheden volgens u afdoende en/of is verder onderzoek hiernaar noodzakelijk?
In het kader van verschillende opleidingstrajecten van officieren van justitie wordt onder meer aandacht gegeven aan de emotionele impact die het werk als officier van justitie kan hebben op zowel de werk- als de privésituatie. Officieren worden nadrukkelijk erop gewezen problemen met betrekking tot werkdruk etc. te bespreken met hun teamleider en de parketleiding. Van professionals mag ook worden verwacht dat zij tijdig aan de bel trekken als dit nodig is bij problemen met betrekking tot werkdruk. Ook aan de leidinggevenden bij het OM wordt gevraagd oog te hebben voor de problemen die kunnen ontstaan door de behandeling van (bepaalde) strafzaken dan wel door de grote werkdruk bij officieren van justitie.
Voor officieren van justitie bestaan diverse mogelijkheden voor het krijgen van ondersteuning en begeleiding bij hun werkzaamheden, bijvoorbeeld door contacten met vakgenoten en door middel van intervisie. Ook kunnen zij een beroep doen op hulpverlening door het Instituut voor Psychotrauma. Daarnaast kan – indien daartoe aanleiding bestaat – een beroep worden gedaan op individuele coaching.
Het OM is ook bezig met de verdere verbetering van de begeleiding. In de P(ersoneels)-gesprekken zal in de toekomst nog nadrukkelijker de emotionele impact die het werk als officier van justitie kan hebben, aan de orde worden gesteld en gestuurd worden op toepassing van mogelijkheden die voorhanden zijn. Ook zal in specifieke zaken waarin het afbreukrisico groot is, meer gebruik worden gemaakt van individuele en groepsgerichte briefing en debriefing. Het OM heeft verder in de assessments die worden ingezet voor instroom en doorstroom naar de diverse officiersfuncties het risico van «ontsporen» opgenomen. Het betreft psychologisch onderzoek naar intrapersoonlijke en interpersoonlijke vaardigheden, ter inschatting van potentiële risico's als de (werk)druk te hoog wordt. Met de uitkomsten daarvan kan gestuurd worden om eventuele risico's te minimaliseren.
Bent u van mening dat binnen het OM verbetering nodig is om de cultuur waarin officieren zich veilig voelen om hulp of begeleiding te vragen, te verbeteren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn u meer gevallen bekend in de afgelopen vijf jaren waarin onderzoek is ingesteld door het landelijk parket naar officieren van justitie wegens het mogelijk plegen van strafbare feiten? Zo ja, in hoeverre speelde in deze gevallen ook mee de grote en toenemende werkdruk waardoor de betrokken officieren «uit evenwicht» zijn geraakt?
Ja, door het Landelijk Parket is enkele malen onderzoek gedaan naar mogelijk door officieren van justitie gepleegde strafbare feiten. Daarbij speelde werkdruk van de betrokken officieren – voor zover bekend – geen rol.
Hoe beziet u het betreffende incident in de context van een toename van bedreigingen in Zuid-Nederland aan het adres van een aantal burgemeesters en lokale gezagsdragers? Deelt u de mening dat niet alleen officieren van justitie maar ook burgemeesters en lokale politici beschermd worden in de strijd die zij voeren tegen georganiseerde criminaliteit? Hoe gaat u dit waarborgen?
Het incident waarover in het door u aangehaalde bericht wordt gesproken, staat op zich los van bedreigingen in Zuid-Nederland aan het adres van een aantal burgemeesters en lokale gezagsdragers.
Ik deel de mening dat alle gezagsdragers hun werk moeten kunnen uitvoeren en – indien nodig – beschermd dienen te worden.
Niet alleen officieren van justitie verdienen en krijgen – indien dat noodzakelijk blijkt – bescherming, maar ook burgemeesters en lokale politici kunnen een beroep doen op politie en justitie indien sprake is van strafbare feiten. Daarbij gelden de «Eenduidige Landelijke Afspraken» tussen politie, Openbaar Ministerie (OM) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over de aanpak van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak. Ook kunnen in voorkomende gevallen door de overheid beveiligingsmaatregelen worden getroffen binnen het Stelsel Bewaken en Beveiligen als de dreiging daar aanleiding toe geeft.
Daarnaast is ook binnen het Ministerie van BZK volop aandacht voor de veiligheid van lokale bestuurders. Door de ministeries van BZK en van Veiligheid en Justitie, het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters, de Wethoudersvereniging, Raadslid.nu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten is de Toolkit Veilig Bestuur ontwikkeld. Deze toolkit biedt onder meer telefoonnummers die politieke ambtsdragers en hun gezinsleden kunnen bellen als ze te maken krijgen met agressie en bedreiging, waar zij 24 uur per dag advies en gespecialiseerde opvang kunnen krijgen. Voor Burgemeesters, wethouders en raadsleden zijn trainingen beschikbaar om hen te leren omgaan met intimidatie en bedreiging. Een stappenplan laat politieke ambtsdragers zien wat zij kunnen doen tijdens en na een incident en biedt hun aanknopingspunten bij het opstellen van beleid om agressie tegen te gaan. De toolkit biedt ook een overzicht van de Eenduidige Landelijke Afspraken tussen politie, OM en BZK.
Wat is de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek dat het OM is gestart tegen de betrokken officier van justitie?2
Het onderzoek is voortvarend ter hand genomen. Over de stand van zaken van het opsporingsonderzoek kan ik u geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat zorgvuldig, maar ook met enige spoed, dient te worden beoordeeld of overgegaan moet worden tot strafrechtelijk vervolging, gelet ook het belang van de betrokken officier van justitie zelf? Hoe geeft het landelijk parket uitvoering aan deze belangenafweging?
Ja, ik deel die mening. Het OM zal een zorgvuldige afweging maken waarbij alle belangen worden betrokken.
De schikking met NS-fraudeurs |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de schikking die getroffen is met NS-fraudeurs?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe deze schikking te plaatsen is tegen de achtergrond van de belofte van de Minister van Financiën dat de NS-fraudeurs geen cent meer zouden krijgen bij hun vertrek?
In de Tweede Kamer ben ik eerder uitgebreid ingegaan op de ontslagprocedure van de voormalig president-directeur van NS. Daarbij heb ik in mijn brief van 5 augustus (Kamerstuk 28 165, nr. 220) aangegeven dat mijn eerdere belofte dat de voormalig president-directeur geen enkele vergoeding zou ontvangen, niet houdbaar bleek als gevolg van onzorgvuldigheden in de ontslagprocedure. In mijn brief van 31 augustus 2015(Kamerstuk 28 165, nr. 222), in antwoord op de vragen die de Kamer naar aanleiding van de schikking met de voormalige president-directeur heeft gesteld, ben ik ook ingegaan op de toenmalige stand van zaken rond de afwikkeling van het arbeidscontract van de vorige CEO van de NS-dochter Abellio. Ik heb uw Kamer toen geïnformeerd dat er op dat moment nog geen sprake was van beëindiging van het dienstverband, dat de afwikkeling van het dienstverband in handen is van de raad van bestuur van NS en dit binnen de reguliere wettelijke kaders van het arbeidsrecht plaatsvindt. In de afwikkeling van het arbeidscontract van de op non-actief gestelde medewerkers heeft een aantal van hen een rechtszaak aangespannen. De raad van bestuur heeft op basis van het advies van zijn advocaten en de opstelling van de rechter tijdens de hoorzittingen geconcludeerd dat de oorspronkelijke insteek van NS niet haalbaar bleek. De onderneming concludeerde onder andere dat er geen gronden waren voor een ontslag op staande voet, wat betekent dat de afwikkeling van de arbeidsovereenkomsten op grond van het reguliere ontslagrecht moesten plaatsvinden. NS heeft dan ook de afweging gemaakt dat de overeengekomen schikkingen met de betrokken medewerkers onontkoombaar waren om langdurige rechtszaken en bijbehorende kosten te voorkomen. Rechtszaken bovendien, met een aanzienlijke kans dat de uitkomsten nog minder gunstig voor NS zouden zijn. Binnen de grenzen van het arbeidsrecht heeft NS zich ingezet voor zo gunstig mogelijke uitkomsten voor NS. Ik ben niet op de hoogte van de afspraken die op individueel niveau zijn gemaakt. Dat is ook niet gebruikelijk, omdat het hier gaat om werknemers van de onderneming. De Nederlandse staat heeft als aandeelhouder alleen een rol bij de beloning, benoeming en het ontslag van de bestuurders van de raad van bestuur van NS zelf. De afwikkeling van het ontslag van de betrokken oud-medewerkers is een aangelegenheid van de raad van bestuur van NS.
Kunt u aangeven welke afspraken zijn gemaakt met de verschillende NS-medewerkers, zoals de voormalig directeur van NS-concurrent Veolia, de Abellio-directeur en de directeurs van Qbuzz, en wat de redenen zijn voor de schikking?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich vinden in de uitspraak van de advocaat van een van de betrokkenen dat er sprake is van een grote overwinning? Is het Rijk dan de verliezer?
Het Rijk is geen partij bij de getroffen schikking. Ik laat de uitspraak dan ook voor rekening van de betrokkene.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft geschreven: «NS zal de contracten van de drie betrokken statutaire Qbuzz-bestuurders ontbinden. Met twee van hen betreft het de huidige bestuursfunctie, met de derde betreft het de adviesrelatie die was aangegaan na zijn eerder vertrek als statutair bestuurder bij Qbuzz. Het arbeidscontract met de ex-Veolia-medewerker, dat zou ingaan op 1 mei a.s., zal eveneens worden ontbonden. Er worden geen vertrekvergoedingen betaald. Eerder toegekende variabele beloningen worden, indien relevant, teruggevorderd.»?2
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft meegedeeld: «Vanzelfsprekend zal ik in nauw contact blijven met NS omtrent de opzet, voortgang en de uitkomsten van de analyse naar de interne regels en hun effectiviteit en de daaruit te treffen maatregelen»?3
Ja, zie daarvoor ook mijn brief van 15 januari 2016 met het onderzoek van Alvarez en Marsal naar de effectiviteit van interne procedures, risicobeheersing, compliance en controlemaatregelen in de NS-organisatie. Bij deze brief zit ook het verbeterplan van NS met maatregelen die NS gaat treffen. De raad van commissarissen zal tweemaal per jaar de voortgang monitoren en de aandeelhouder wordt hierover geïnformeerd.
Herinnert u zich dat u in uw brief van 28 april 2015 aan de Kamer schreef dat er geen vertrekvergoedingen worden betaald?4
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich de volgende woorden uit uw brief aan de Kamer van 5 juni jongstleden: «de inhuur van de voormalige medewerker van Veolia had mijns inziens in dat stadium van de aanbesteding niet moeten plaatsvinden. Dat dit bovendien onrechtmatig gebeurde en dat de medewerker vervolgens ongeoorloofd informatie deelde, gaat alle perken te buiten.»?5
Ja.
Kunt u aangeven hoe hoog de vertrekvergoeding is voor elk van de ontslagen medewerkers en hoe zich dat verhoudt tot uw eerdere belofte?
De staat is bij de afwikkeling van deze contracten niet betrokken geweest, omdat dit op grond van het in Nederland geldende vennootschapsrecht valt binnen het domein van de raad van bestuur van NS. Aandeelhouders hebben immers alleen een rol bij benoeming, ontslag en beloning van bestuurders. Formele instemming van de aandeelhouder bij ontslag van reguliere werknemers of bestuurders van een dochteronderneming is om die reden dan ook niet aan de orde. Ik kan u dan ook niet informeren over het exacte verloop en de inhoud van de overeengekomen schikkingen, omdat ik niet over die informatie beschik.
Kunt u aangeven hoeveel variabele vergoedingen zijn teruggevorderd bij elk van de drie medewerkers? Hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere belofte?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u in nauw contact gebleven met de NS omtrent de maatregelen?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer heeft de NS u ervan op de hoogte gesteld dat er toch weer afkoopvergoedingen betaald zouden worden?
Het afwikkelen van de arbeidscontracten van werknemers is een aangelegenheid tussen de werkgever en werknemer. De staat als aandeelhouder is daar geen partij in. De accountingregels (IFRS) verplichten de vennootschap sinds dit jaar wel dat er tot op het niveau van het executive committee (eerste laag onder het bestuur) gerapporteerd wordt wat er in het betreffende jaar aan vergoedingen is betaald. Het jaarverslag 2015 van NS bevat deze gegevens. Het is niet aan de aandeelhouder om deze informatie publiek te maken. Dat is aan de onderneming zelf. De informatie hierover is eerder dan het publiceren van het jaarverslag van NS naar buiten gekomen, nadat De Telegraaf hier op 5 februari een artikel over heeft gepubliceerd. De bedragen die zijn betaald aan de andere betrokken medewerkers zijn mij niet bekend.
Wist u ten tijde van het AO Staatsdeelnemingen op 3 februari jongstleden dat deze bedragen betaald zouden worden?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u een precieze tijdslijn geven van de wijze waarop deze overeenkomsten tot stand gekomen zijn?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u overwogen om de Kamer te informeren over het feit dat u uw eerdere belofte niet kon nakomen of vond u het gepaster dat de Kamerleden dat in de krant zouden lezen, en wel twee dagen na het Algemeen overleg over staatsdeelnemingen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u ingestemd met de vertrekvergoedingen?
Zie antwoord vraag 9.
Waarom is deze schikking nu getroffen, terwijl er nog een strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) loopt en ook de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de zaak in onderzoek heeft?
Los van de uitkomst van nog lopende onderzoeken, was het duidelijk dat de arbeidscontracten van de betrokken medewerkers niet voorgezet konden worden. Om die reden heeft de raad van bestuur van NS, binnen de kaders van het arbeidsrecht, gezocht naar de meest geschikte oplossing. NS heeft zich hierbij juridisch laten adviseren en is tot schikkingen gekomen die in lijn liggen met de verwachte uitkomst in eventuele gerechtelijke procedures. Dit heeft tevens bijgedragen aan het wederkeren van de rust binnen NS en de focus op de toekomst.
Is met de regering overleg gevoerd over het treffen van deze schikking? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat waren de argumenten om met de schikking in te stemmen?
Mensenhandel in Djibouti |
|
Salima Belhaj (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Seks, spionnen en soldaten» over Djibouti op OneWorld.nl?1
Ja.
Herkent u het beeld zoals geschetst aan de hand van de memoires van de Amerikaanse contractor? Zo nee, waarop baseert u dat andere beeld?
Dit beeld is in grote lijnen herkenbaar.
Kunt u, nu militairen als voornaamste klanten van de meisjes genoemd worden en er de afgelopen jaren in het kader van antipiraterij-missies ook Nederlandse soldaten in Djibouti geweest zijn, uitsluiten dat Nederlandse militairen bijdragen aan de genoemde misstanden in het artikel, in het specifiek de handel in en prostitutie van jonge meisjes? Zo nee, welke maatregelen treft u om dit wel te kunnen uitsluiten?
In het kader van de anti-piraterijmissies zijn geen Nederlandse militairen in Djibouti gestationeerd. Wel leggen Nederlandse marineschepen er van tijd tot tijd kort aan voor onder andere bevoorrading. Sinds de zelfmoordaanslag in mei 2014 in Djibouti is het de bemanning van Nederlandse marineschepen niet toegestaan om van boord te gaan in Djibouti.
Hoe beoordeelt u de suggestie in het artikel dat de Verenigde Staten Djibouti omwille van politieke en economische belangen te mild beoordeelt aangaande het werk maken van de aanpak van mensenhandel, omdat plaatsing in de laatste categorie gevolgen voor de samenwerking tussen beide landen zou hebben?2
Die suggestie is voor rekening van de schrijfsters van het artikel.
Volgt of gebruikt Nederland op enigerlei wijze deze Amerikaanse categorisering? Zo ja, hoe? Zo nee, welk systeem gebruikt Nederland en hoe is Djibouti daarin geclassificeerd?
Nederland levert op verzoek van de VS jaarlijks input voor het Trafficking in Persons Report. Het rapport is een unieke en waardevolle bron van informatie over de bestrijding van mensenhandel wereldwijd, en wordt als zodanig ook gebruikt door de relevante instanties in Nederland die belast zijn met de bestrijding van mensenhandel. Ons land heeft geen eigen classificatiesysteem. Waar nodig wordt op ad hoc basis onderzoek gedaan naar de mate waarin mensenhandel in een bepaald land een rol speelt. Gelet op de beperkte relevantie voor Nederland krijgt Djibouti geen specifieke aandacht.
Kijkt Nederland omwille van economische of diplomatieke belangen met een vergoelijkend oog naar mensenrechtenschendingen in Djibouti? Zo ja, welk concreet belang rechtvaardigt dit?
Neen. Nederland kijkt niet met een vergoelijkend oog naar mensenrechtenschendingen in Djibouti.
Welke inzet pleegt Nederland in haar relaties met Djibouti, zowel bilateraal als multilateraal, om via hulp en handel mensenhandel in Djibouti tegen te gaan en de rechtsstaat te versterken?
Nederland onderhoudt bilaterale relaties met Djibouti, maar deze relaties zijn weinig intensief. Er is geen Nederlandse ambassade in Djibouti en geen Djiboutiaanse ambassade in Den Haag. De wederzijdse handelsvolumina zijn beperkt. Wel liggen er kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven bij de uitbreiding van de haven van Djibouti en de aanleg van gerelateerde infrastructuur. In 2014 vond om die reden een handelsmissie naar het land plaats. Er is geen ontwikkelingssamenwerkingsprogramma. Nederlandse hulp aan Djibouti is indirect en vindt plaats via ongeoormerkte bijdrages aan onder meer VN-organisaties. De EU-delegatie in Ethiopië financiert een project met UNODC om mensenhandel in Ethiopië en Djibouti aan te pakken.
Studenten die zijn opgepakt in West-Sahara |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ten Norwegians, Dutch deported from Western Sahara today»?1
Ja
Klopt het dat een Nederlandse studente en negen Noorse studenten door de Marokkaanse politie in de Westelijke Sahara zijn aangehouden, ondervraagd en vervolgens de Westelijke Sahara uit zijn geëscorteerd?
Dit is inderdaad wat is vernomen van de Marokkaanse autoriteiten.
Kunt u bij de Marokkaanse autoriteiten achterhalen wat de reden hiervan is? Kunt u daarbij verifiëren of het klopt dat de Marokkaanse politie als reden heeft aangevoerd dat het hier om een «politiek bezoek» ging van de studenten aan de Westelijke Sahara en dat dit niet is toegestaan? Kunt u daarbij tevens aangeven wat de Marokkaanse politie verstaat onder «politieke bezoeken», en of deze inderdaad wel of niet zijn toegestaan?
Desgevraagd deelde de Marokkaanse autoriteiten mede dat de studente deel uit maakte van een door de directeur van de NGO «Norwegian Support Committee for Western Sahara» georganiseerd bezoek aan de Westelijke Sahara van 60 voornamelijk Noorse studenten. Volgens genoemde autoriteiten zou getwijfeld zijn aan de «goede bedoelingen» van de groep. Het bezoek werd door de autoriteit als bedreigend gezien voor de door Marokko geclaimde soevereiniteit over de Westelijke Sahara.
Door de Marokkaanse autoriteiten is aangegeven dat deze graag bereid zijn dergelijke bezoeken te faciliteren, mits deze van te voren zijn aangemeld.
Is de Marokkaanse politie gemachtigd om toeristen in de Westelijke Sahara aan te houden, op te pakken en vervolgens te escorteren?
Marokko oefent feitelijk gezag uit in de Westelijke Sahara en is als gevolg daarvan verantwoordelijk voor de openbare orde in het gebied.
Welke jurisdictie en rechtsmacht hebben de Marokkaanse autoriteiten in de Westelijke Sahara, gezien de status van de Westelijke Sahara als niet-zichzelf besturend gebied («non-self-governing territory») in de zin van het Handvest van de VN?
Nederland en de EU delen het VN standpunt waarin de Westelijke Sahara wordt beschouwd als een niet-zichzelf besturend gebied. Marokko oefent feitelijk gezag uit in een groot deel van de Westelijke Sahara.
Is er een officieel proces-verbaal opgemaakt door de Marokkaanse autoriteiten? Zo ja, kunt u toelichten wat precies in dat proces-verbaal staat?
Er is geen proces-verbaal opgemaakt. Er wordt geen rechtsvervolging ingesteld.
Is de Nederlandse ambassade in Marokko door de Marokkaanse autoriteiten op de hoogte gesteld over het oppakken van de Nederlandse studente?
Neen, de Marokkaanse autoriteiten hebben de Nederlandse ambassade hiervan niet op de hoogte gesteld.
Heeft de Nederlandse ambassade in Marokko contact gezocht met de Nederlandse studente die is opgepakt door de Marokkaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Na kennisneming van de gebeurtenis heeft de ambassade contact gezocht met de Noorse Ambassade te Rabat. Hieruit bleek dat de Nederlandse studente het goed maakte en dat verdere consulaire bijstand niet noodzakelijk was. Aan een contactpersoon van de studente in Nederland is mede gedeeld dat zij desgewenst vanzelfsprekend alsnog beroep kon doen op de ambassade.
Is er op enige wijze consulaire bijstand verleend door Nederland aan de Nederlandse studente die is opgepakt door de Marokkaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is met de studenten gebeurd nadat deze zijn opgepakt en de Westelijke Sahara uit zijn geëscorteerd?
De studenten zijn met door de Marokkaanse politie gehuurde taxi’s teruggebracht naar Agadir.
Bent u bereid deze zaak te bespreken met uw Marokkaanse ambtsgenoot, uw ongenoegen kenbaar te maken en hem te wijzen op de vrijheid van beweging, zoals ook vastgelegd in artikel 13 van de Universele Verklaring van de Rechten van Mens?2 Zo nee, waarom niet?
Deze zaak zal worden meegenomen bij de Nederlandse inzet bij de bevordering van de mensenrechten in Marokko en de Westelijke Sahara. Tevens zal, zoals in andere gevallen van individuele schendingen, deze zaak bij het EU mensenrechtenoverleg in Rabat besproken worden.
De sluiting van stembureaus voor het komende referendum over Oekraïne |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Deelt u de vreugde dat de voorgenomen sluiting van een groot aantal stembureaus in Dongeradiel en Dantumadiel voor het komende referendum ongedaan is gemaakt?1
Zoals ik in mijn antwoord op de door het lid Van Raak op 25 januari 2016 aan mij gestelde vragen heb opgemerkt. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1492), is het aanwijzen van stemlokalen een taak van het college van burgemeester en wethouders, dat daarover verantwoording schuldig is aan de raad. Ik heb alle gemeenten laten weten te hechten aan een goede organisatie van het referendum en aan toegankelijkheid voor de kiezers, maar heb daarbij ook gewezen op het belang van een kostenefficiënte uitvoering van het referendum. In elke gemeente wordt daaromtrent een eigen afweging gemaakt, en ik heb er vertrouwen in dat men de juiste balans weet te vinden tussen zorgvuldigheid en toegankelijkheid enerzijds en kostenefficiëntie anderzijds. Zolang ik geen aanwijzingen heb voor het tegendeel, is het niet aan mij om opvattingen te hebben over het besluitvormingsproces ter zake op lokaal niveau.
Wordt de voorgenomen sluiting van het aantal stembureaus in onder meer Venlo (van 50 naar 19 stembureaus), Son en Breugel (van 10 naar 3), Neunen (van 14 naar 5), Westland (van 55 naar 39), Alkmaar (van 63 naar 42), Beuningen (van 15 naar 10), Geldrop-Mierlo (van 20 naar 8), Zutphen (van 25 naar 18), Doetinchem (van 33 naar 28), Purmerend (van 38 naar 33), Terneuzen (van 29 naar 25) en Cuyk (een halvering) eveneens ongedaan gemaakt?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4 van de door het lid Van Raak op 25 januari 2016 aan mij gestelde vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1492).
Kunt u zo spoedig mogelijk een volledig overzicht geven van het aantal stembureaus dat in elke gemeente wordt ingericht, en hoeveel minder dit is vergeleken met het aantal dat bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer is ingericht?
Zie antwoord vraag 2.
In welke kernen zijn voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer wel stembureaus, maar mogelijk bij het komende referendum niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid gemeenten die te weinig geld hebben om alle stembureaus in te richten, alsnog financieel tegemoet te komen?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen 6 en 7 van de door het lid Van Raak op 25 januari 2016 aan mij gestelde vragen
Consulaten die geen registratieformulieren voor het referendum hebben ontvangen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Heeft u ook berichten ontvangen van Nederlanders in het buitenland die gebruik willen maken van voorgedrukte registratieformulieren bij het consulaat, om zo een stembrief voor het referendum te ontvangen, maar te horen krijgen dat die formulieren niet naar de consulaten zijn verzonden?
Er is één geval bekend van een Nederlander die zich daarvoor bij een van de posten in Canada heeft gemeld en die is naar de website van de gemeente Den Haag verwezen.
Klopt het dat het consulaat in Canada géén voorgedrukte registratieformulieren heeft ontvangen vanuit Nederland (terwijl dit wel op het consulaat staat aangegeven), en dus Nederlanders die een stembrief voor het referendum willen ontvangen niet op die manier kan helpen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op de websites van alle ambassades en consulaten-generaal informatie opgenomen over het raadgevend referendum. De posten zijn daarnaast gevraagd het referendum bij kiezers in hun ressort onder de aandacht te brengen door informatie op te hangen naast balies of in wachtruimtes. Deze informatie verwijst naar de website van de gemeente Den Haag, waar ook het online registratieformulier kan worden gevonden. Deze gemeente is namelijk verantwoordelijk voor de registratie van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben. De posten zijn daarnaast geïnstrueerd voor kiezers die niet van internet en/of een printer gebruik kunnen maken het registratieformulier af te drukken. Inmiddels zijn alle ambassades en consulaten-generaal hier nogmaals op gewezen. Het klopt dat noch de ambassade en consulaten in Canada noch enige andere post over voorgedrukte formulieren beschikt. Medewerkers kunnen evenwel ter plaatse op verzoek van de kiezer een formulier printen.
Welke andere consulaten hebben geen formulieren ontvangen vanuit Nederland en wat is daarvan de oorzaak?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle consulaten zo spoedig mogelijk alsnog de voorgedrukte registratieformulieren toe te sturen, zodat Nederlanders in het buitenland die in kunnen vullen om (ook) op die manier een stembrief te ontvangen voor het aanstaande referendum?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat door dit soort gebeurtenissen de indruk gewekt kan worden dat de regering de opkomst voor het referendum probeert te frustreren? Graag een toelichting.
De dienstverlening aan de Nederlanders in het buitenland en de informatievoorziening wijkt niet af van die welke voorafgaand aan «reguliere» verkiezingen wordt verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag houdt ingevolge de Kieswet een register bij van personen die eerder een registratieverzoek hebben ingediend voor een Tweede Kamer- of Europees Parlementsverkiezing en van personen die eerder hebben verzocht om in dit semi-permanente register te worden opgenomen. Op grond van de Wet raadgevend referendum wordt aan deze kiezers voor elk referendum een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid verstuurd. Aan de kiezers in het buitenland die zijn opgenomen in dit semi-permanente register is, als van hen een e-mailadres bekend was én de kiezer had laten weten voor het registratieformulier per e-mail benaderd te mogen worden, een e-mail met het registratieformulier gezonden. Aan de overige kiezers die zijn opgenomen in het register is een vooringevuld registratieformulier per post naar het bij de gemeente Den Haag bekende adres toegestuurd. Via beide wegen is de kiezer geadviseerd zich door middel van het webformulier te registreren. Zowel per e-mail als per post is een herinnering verstuurd.
De situatie in de Turkse stad Cizre en een strafeis tegen twee journalisten |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichten over naar schatting 24 gewonde mensen die sinds ongeveer een week zonder medisch hulp vastzitten in een gebouw in de belegerde stad Cizre, dat vier mensen in dat gebouw reeds overleden zijn en dat de Turkse autoriteiten niet toestaan dat er ambulances naar deze mensen toegestuurd worden?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het verhinderen van medische hulp en het beschieten van het gebouw waarvan bekend is dat er gewonde burgers in zitten in strijd is met het internationaal humanitair recht? Indien neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw afkeuring daarover uit te spreken?
Ik vind deze berichten en de situatie in het zuidoosten van Turkije zeer zorgelijk. Ik herhaal mijn oproep aan partijen om de wapens neer te leggen en het vredesproces te hervatten, zeker nu de burgerbevolking letterlijk tussen twee vuren ligt en mensen, zoals in dit geval, geen medische hulp kunnen krijgen door het voortdurende geweld.
De Turkse regering staat in haar recht om maatregelen te nemen tegen terroristische bedreigingen, ook als die uitgaan van de PKK. Die moeten proportioneel zijn en respect voor mensenrechten en internationaal humanitair recht dient voorop te staan. Nederland en de EU brengen dit zeer geregeld op bij de Turkse autoriteiten en benadrukken dat dit nu te meer klemt nu de burgerbevolking zo lijdt onder de huidige vijandelijkheden.
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat de Turkse overheid realiseert dat deze mensen op de kortst mogelijke termijn medische hulp moeten krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid op korte termijn de Turkse ambassadeur te ontbieden om uw zorgen over deze mensenrechtenschending kenbaar te maken? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u verder het bericht «Turks OM eist levenslang tegen journalisten»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de openbaar aanklager in Turkije tweemaal levenslang en dertig jaar gevangenisstraf tegen de hoofdredacteur en een correspondent van de krant Cumhuriyet eist? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat de twee journalisten volgens het Turkse Openbaar Ministerie schuldig zijn aan een poging tot omverwerping van de staat en spionage en dat zij verder worden beschuldigd van hulp aan een terroristische organisatie en openbaarmaking van staatsgeheimen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het gebruik van terrorismewetgeving in Turkije tegen journalisten? Wordt er in uw ogen misbruik van deze wetgeving gemaakt?
Beide journalisten worden beschuldigd van het samenzweren tegen de regering, lidmaatschap van een terroristische organisatie en militaire spionage vanwege hun berichtgeving over een rechtszaak betreffende vermeende wapentransporten van de Turkse veiligheidsdienst naar strijdende partijen in Syrië. Voor deze aanklachten hanteert Turkije zijn strenge terrorismewetgeving.
Kunt u bevestigen dat deze eis (mede) is gebaseerd op een artikel van de twee journalisten over een wapenleverantie van Turkije aan gewapende strijders in Syrië, mogelijk zelfs strijders van IS of Al Qaida?3 Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 8.
Steunt u de oproep van verschillende journalistenorganisaties om de twee Turkse journalisten per direct vrij te laten en alle aanklachten tegen hen in te trekken?4 Indien neen, waarom niet?
De rechter zal zich moeten uitspreken, maar het is een buitengewoon forse aanklacht. Nederland en de EU hechten aan vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in Turkije. Dat is een punt waarop Turkije verbetering moet laten zien, en stevige verbetering ook. Het is dan ook niet voor niets dat Nederland dit telkens weer, bilateraal en in EU-verband, in contacten met Turkije opbrengt. Ik onderstreep verder dat iedereen het recht heeft op een eerlijk en transparant proces.
Het bericht dat COA-personeel een asielzoeker heeft ontmoedigd om aangifte te doen van discriminatie en bedreiging |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «COA laat asielzoekers aan hun lot over»?1
Ja.
Kunt u reageren op het feit dat in deze casus naar voren wordt gebracht dat medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een asielzoeker met verschillende negatieve consequenties van het doen van aangifte van discriminatie en/of bedreiging hebben geconfronteerd? Past dit in de lijn die door de regering is gekozen, dat aangifte van dergelijke strafbare feiten zoveel als mogelijk moet worden gestimuleerd?
Uit navraag bij het COA is mij gebleken dat hier geen sprake is geweest van het ontmoedigen van het doen van aangifte.
In zijn algemeenheid benadruk ik het belang van het doen van aangifte in geval van (mogelijk) strafbare feiten. In dergelijke gevallen zal het COA het slachtoffer stimuleren om aangifte te doen en het slachtoffer daarbij desgewenst begeleiding bieden. Voor COA medewerkers weegt het welzijn en belang van bewoners immers zwaar. Het stimuleren van aangiftebereidheid hoort daarbij.
Desondanks zal niet iedere bewoner aangifte willen of durven doen. Het COA kan dan een melding doen bij de politie of aangifte doen als getuige.
In het kader van de aanscherping van de aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers, waar ik uw Kamer in maart nader over zal informeren, zal ook aandacht worden besteed aan het aspect van aangiftebereidheid.
Welke vormen van toezicht vinden plaats op het gedrag van COA-personeel jegens asielzoekers en in welke mate komt dit gedrag overeen met de richtlijnen die door het COA zijn opgesteld, en de beleidsdoelen die door u aan het COA worden meegegeven? Acht u de aanwezige vorm(en) van toezicht adequaat? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid het toezicht te intensiveren?
COA-managers zien er op toe dat hun medewerkers werken binnen de staande beleidskaders en richtlijnen. Het COA heefteen gedragscode die voor alle medewerkers en vrijwilligers van toepassing is. Hierin is onder meer voorgeschreven dat iedere medewerker respectvol en mensgericht dient te handelen, dat het bieden van veiligheid aan bewoners een belangrijk uitgangspunt is van het handelen, dat de medewerkers van het COA integer, professioneel en discreet dienen te zijn en te handelen, en dat zij iedere bewoner op een gelijkwaardige wijze moeten benaderen.
Het COA kent ook een klachtenregeling. Iedere bewoner kan een klacht indienen wanneer hij of zij ontevreden is over de wijze waarop een medewerker van het COA zich jegens hem of haar heeft gedragen (of bepaald gedrag heeft nagelaten). Er zijn geen formele vereisten aan het indienen van een klacht verbonden en het kan zowel schriftelijk als mondeling. Het COA is gehouden aan diverse voorschriften die zien op de afhandeling van een klacht.
Tot slot wijs ik op de rol van onafhankelijke partijen zoals de Inspectie VenJ, die bijvoorbeeld – in het kader van de gevolgen van de hoge asielinstroom – periodiek meekijkt op de tijdelijke opvangvoorzieningen en hoe het COA hier invulling aan geeft.
Bent u bereid in het licht van deze casus uw positie ten aanzien van het instellen van vertrouwenspersonen op elke opvanglocatie te herzien, met het oog op ondersteuning bij psychische problemen en het bevorderen van het doen van aangiftes? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik meerdere malen richting de Tweede Kamer heb aangegeven zie ik geen meerwaarde in een afzonderlijke vertrouwenspersoon voor kwetsbare groepen. Bewoners kunnen bij iedere medewerker terecht als zij zich bedreigd voelen of geconfronteerd worden met concrete situaties van discriminatie, pesterijen of bedreigingen. Ook moeten alle medewerkers adequaat optreden in geval van incidenten en bewoners stimuleren tot het doen van aangifte. Zo nodig ondersteunt het COA zijn medewerkers bij het uitoefenen van de rol van vertrouwenspersoon door middel van voorlichting en training.
Kunt u aangeven of het bestuurlijke instrumentarium dat het COA ter beschikking heeft om sancties op te leggen aan asielzoekers die wangedrag tegen andere asielzoekers vertonen, momenteel voldoende is?
Het COA kan overlastgevende asielzoekers sanctioneren op basis van het Reglement Onthouding Verstrekkingen (ROV). Het ROV bevat het sanctiebeleid van het COA en geeft het kader op basis waarvan het COA verstrekkingen aan zijn bewoners kan onthouden en maatregelen kan toepassen in geval van overlast. De meest zware ROV-sanctie is het stopzetten van de opvang voor kortere of langere duur, dan wel definitief.
Zoals ik heb toegezegd zal ik uw Kamer in maart informeren over de aangescherpte aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers. Hierbij zal ook worden ingegaan op de aanscherping van het ROV.
Hoe vaak is afgelopen jaar door het COA een boete, een overplaatsing of een andere sanctie opgelegd aan een asielzoeker op basis van wangedrag?
In 2015 heeft het COA in totaal 7.470 maatregelen opgelegd op basis van het ROV. Een maatregel kan inhouden dat leefgeld is onthouden of dat de opvang (voor bepaalde tijd) is ontzegd.
Van de 7.470 zijn er 2.955 maatregelen opgelegd naar aanleiding van het niet voldoen aan de meldplicht.
Daarnaast heeft het COA 4.515 keer een maatregel opgelegd naar aanleiding van incidenten zoals genoemd in het overzicht incidenten 2015 in- en rondom COA opvanglocaties, dat ik in januari jl. openbaar heb gemaakt.2 Deze incidenten behoren tot de categorieën «overlast in COA-opvang locaties zelf» en «door COA geregistreerde agressie en geweld tegen personen». De incidenten waar het hier om gaat zijn zeer divers van ernst, aard en omvang. Dit varieert bijvoorbeeld van het niet schoonmaken van de eigen kamer, het afplakken van de brandmelder, het veroorzaken van geluidsoverlast tot fysieke agressie zoals slaan of schoppen.
Het overplaatsen van een bewoner is overigens niet in alle gevallen een sanctie. Bewoners kunnen om verschillende redenen worden overgeplaatst, bijvoorbeeld omdat een bewoner hiertoe heeft verzocht of omdat het in het kader van veiligheid en leefbaarheid noodzakelijk wordt geacht.
Het bericht dat de Slowaakse overheid geen Nationaal Actieplan LHBTI gelijkheid aanneemt |
|
Pia Dijkstra (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Slowaakse overheid ervoor heeft gekozen om geen «National Action Plan on LGBTI Equality» aan te nemen?1
Ja.
Bent u bekend met het gegeven dat Nederland samen met Malta en Slowakije een trojka vormt rondom het EU-voorzitterschap?
Ja.
Bent u van mening dat een trojka rondom het EU-voorzitterschap er is zodat gewaarborgd wordt dat bepaalde beleidsmatige beslissingen niet zes maanden na het Nederlandse voorzitterschap plots een volledig andere richting in gaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland, Slowakije en Malta hebben voorafgaand aan het Nederlandse EU Voorzitterschap een trio verklaring gendergelijkheid ondertekend. Nederland en Malta hebben daarin ook acties geformuleerd op het terrein van LHBTI beleid. Slowakije is niet voornemens speciale aandacht te besteden aan LHBTI tijdens haar voorzitterschap. Dit staat de Nederlandse en Maltese prioriteiten niet in de weg.
Kunt u aangeven hoe deze recentelijke ontwikkelingen in Slowakije stroken met het emancipatiebeleid van Malta en Nederland? Erkent u dat hier grote verschillen tussen zitten? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen het komende half jaar?
Het is evident dat tussen EU-lidstaten het emancipatiebeleid verschilt. Tussen sommige landen zijn die verschillen nog erg groot. Daarom streeft Nederland in de rol als EU voorzitter, rekening houdend met het krachtenveld, naar raadsconclusies die het politiek draagvlak onder de lidstaten bevestigt voor het onlangs gepresenteerde LHBTI Actieplan van de Europese Commissie. Ik blijf mij inspannen voor de verbetering van de positie van LHBTI in Europa.
Op welke manier wilt u er, samen met Malta, voor zorgen dat de positie van de LHBTI stevig zal verbeteren in het komende halfjaar in Slowakije?
Zie antwoord vraag 4
Deelt u de mening dat het een grote stap zou zijn als de Slowaakse overheid zich in zou zetten voor het verbeteren van de positie van de LHBTI-gemeenschap?
Ja.
De privacyschending door ziekenhuizen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Datalek ziekenhuizen treft ruim 158.000 patiënten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat vanwege de gebrekkige omgang met en beveiliging van persoonsgegevens de privacy van de desbetreffende patiënten is geschonden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
In hoeverre is het toegestaan om bij de overgang naar papierloos werken privacygevoelige data te laten scannen door buitenlandse digitaliseringsbedrijven?
Dit is toegestaan als ziekenhuizen zich aan de geldende wet- en regelgeving houden. Het gaat dan vooral om de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De regels staan toe dat een ziekenhuis een zogenaamde bewerker inschakelt om in te scannen. De wet verplicht het ziekenhuis om hiervoor een zogenaamde bewerkersovereenkomst af te sluiten. In die overeenkomst worden onder andere afspraken gemaakt over de beveiliging en geheimhouding. Los van de overeenkomst bepaalt de wet ook dat de bewerker verplicht is tot geheimhouding. In het hele proces blijft het ziekenhuis verantwoordelijk: zij moet voldoende maatregelen nemen om te borgen dat de bewerker zich aan de afgesproken regels rond beveiliging en geheimhouding houdt en dat de afspraken daarover worden nageleefd.
Deelt u de mening dat het onacceptabel en onverantwoordelijk is dat het werk van het Belgische digitaliseringsbedrijf iGuana is uitbesteed aan sociale werkplaatsen en gedetineerden in Belgische gevangenissen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onacceptabel dat ziekenhuizen onzorgvuldig met patiëntendossiers omgaan. Ook moet rekening worden gehouden met de beeldvorming en moeten patiënten erop kunnen vertrouwen dat dit op een zodanige manier gebeurt dat de bescherming van medische informatie voldoende is gegarandeerd. Ik heb begrepen dat het uitvoeren van deze werkzaamheden in gevangenissen en sociale werkplaatsen inmiddels niet meer voorkomt. Het bedrijf dat de werkzaamheden voor de ziekenhuizen uitvoerde gaf aan te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om toe te zien op de naleving van de Wbp en zo nodig te handhaven. Indien de kwaliteit van zorg in het geding komt kan de Inspectie voor de Gezondheidszorg ook in actie komen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft mij al aangegeven dat zij aandacht hebben voor de wijze waarop de bewerkersovereenkomsten zijn gesloten bij die ziekenhuizen die nog in transitie zijn van papieren naar digitale dossiers. Ook heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangegeven de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen een brief te sturen om ziekenhuizen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Deelt u de mening dat privacy een prijs heeft, oftewel dat het kostenaspect nooit een argument mag zijn om digitalisering van privacygevoelige data bij de goedkoopste dienstverlener onder te brengen? Zo ja, welke maatregelen treft u om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de ziekenhuizen om te bepalen in hoeverre de dienstverlener voldoet aan de geldende wet- en regelgeving. Het kostenaspect mag er nooit toe leiden dat onzorgvuldig wordt omgegaan met privacygevoelige informatie.
Op welke wijze wordt gecontroleerd of dossiers na inscanning daadwerkelijk zijn vernietigd?
Het vernietigen van patiëntendossiers moet conform de geldende wet- en regelgeving gebeuren. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om hierop toezicht te houden. Ook hierbij geldt dat ziekenhuizen zich bewust moeten zijn van de privacygevoeligheid van dit proces.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens specifieke middelen om uitbesteding van werkzaamheden door digitaliseringsbedrijven te controleren dan wel aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit te verbeteren?
De Autoriteit Persoonsgegevens beschikt op grond van de Wbp over voldoende toezichthoudende en handhavende bevoegdheden om toezicht te houden op de naleving van de wetgeving inzake bescherming van persoonsgegevens en om zo nodig de naleving ervan met behulp van (bestuursrechtelijke) sancties af te dwingen. Deze bevoegdheden stellen de Autoriteit ook in staat om indien nodig op te treden tegen een verantwoordelijke die bij uitbesteding van werkzaamheden aan een zogeheten bewerker (artikel 1 onder de Wbp) in strijd handelt met de Wbp.
Nederlandse patiëntgegevens in Belgische gevangenis |
|
Leendert de Lange (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Patiëntgegevens op straat»1 en van de artikelen «Belgische gevangenen werken met Nederlandse patiëntendossier» en «Ziekenhuis «onaangenaam verrast» dat dossiers naar gevangenis gingen»?2
Ja.
Wat is uw reactie op de berichten dat Nederlandse patiëntendossiers terecht zijn gekomen in een Belgische gevangenis? Kunt u de reactie nader onderbouwen met een oordeel?
Zie de antwoorden van de Minister van VenJ en mij op de vragen 3 een 4 van lid Oosenburg over dit zelfde onderwerp (ingezonden 27 januari 2016).
Deelt u de mening dat het een zeer ongewenste situatie is dat patiëntendossiers in handen komen van Belgische gedetineerden? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit direct te laten stoppen?
Zie de antwoorden van de Minister van VenJ en mij op vraag 4 van lid Oosenburg over dit zelfde onderwerp (ingezonden 27 januari 2016).
Bent u van mening dat de Isala Klinieken in Zwolle en het Amphia Ziekenhuis in Breda regels hebben overtreden door medisch dossier aan derden te geven zonder de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt? Zo ja, welke wettelijke regels zijn overtreden?
Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om te oordelen of in deze situaties de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is overtreden. De Autoriteit Persoonsgegevens kan hier dan indien nodig tegen optreden.
Wat is uw oordeel over het feit dat het Isala Ziekenhuis in een reactie laat weten dat niet kan worden uitgesloten dat «gevangenen de patiëntendossiers toch hebben gezien» en dat als ze hadden geweten dat gedetineerden bij de werkzaamheden zouden worden betrokken ze «mogelijk» een andere keuze hadden gemaakt?
Het is de primaire verantwoordelijkheid van het ziekenhuis om dit proces zorgvuldig te regelen en hier een bewerkersovereenkomst voor op te stellen waarin precies is vastgelegd wie wat doet en dat dit conform wet- en regelgeving gebeurt. Indien dit proces niet goed is verlopen, is het in eerste instantie aan het ziekenhuis om de dienstverlener hier op aan te spreken. Bij eventuele overtreding van de wet- en regelgeving is het aan de Autoriteit Persoonsgegevens om in actie te komen.
Ziet u gronden om maatregelen te nemen tegen de betrokken ziekenhuizen? Zo ja, bent u van plan om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft mij al aangegeven dat zij aandacht hebben voor de wijze waarop de bewerkersovereenkomsten zijn gesloten bij die ziekenhuizen die nog in transitie zijn van papieren naar digitale dossiers. Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen zelf om te onderzoeken of zij hiertoe voldoende maatregelen hebben getroffen. Ook heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangegeven de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen een brief te sturen om ziekenhuizen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Heeft u inmiddels contact gehad met de betrokken ziekenhuizen om de onwenselijke situatie stop te zetten? Zo ja, op welke wijze gaan de ziekenhuizen de betrokken patiënten informeren?
Zie mijn reactie bij vraag 5, indien de regels zijn overtreden is het de verantwoordelijkheid van de ziekenhuizen om de patiënten hierover te informeren. De Autoriteit Persoonsgegevens is de toezichthouder die beoordeelt of, en zo ja welk, optreden is gewenst.
Ziet u nog een rol voor de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) om hier nader onderzoek naar te doen? Zo ja, gaat de IGZ dit onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op het feit dat 5.600 dossiers van patiënten van het Sint Anna Ziekenhuis in Geldrop en 100 dossiers van patiënten van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen via een algemeen toegankelijke internetlink voor iedereen zichtbaar zijn geweest? Kunt u de reactie nader onderbouwen met een oordeel?
Dit had niet mogen gebeuren en is zeer onwenselijk. De informatiebeveiliging van patiëntgegevens moet voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Ziekenhuizen zijn hier zelf voor verantwoordelijk en moeten voldoende maatregelen treffen om dergelijke incidenten te voorkomen. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op de naleving. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de veldnorm over informatiebeveiliging in de zorg wanneer de kwaliteit van zorg in het geding is als gevolg van het onveilig omgaan met medische persoonsgegevens. Indien persoonsgegevens daadwerkelijk zijn ingezien door derden die niet bevoegd waren tot kennisneming, komt de meldplicht van artikel 34a Wbp in beeld en zal de verantwoordelijke moeten bezien of hij de Autoriteit Persoonsgegevens in kennis dient te stellen van het datalek en in sommige gevallen ook de betrokken patiënten van wie de gegevens zijn gelekt.
Bent u van mening dat het Sint Anna Ziekenhuis in Geldrop en het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen regels hebben overtreden door elektronische patiëntgegevens uit te wisselen met een derde partij via een onbeveiligde internetlink? Zo ja, welke wettelijke regels zijn overtreden?
Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om hierover te oordelen, zie ook mijn antwoord op vraag 9.
Ziet u gronden om maatregelen te nemen tegen de betrokken ziekenhuizen? Zo ja, bent u van plan om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mijn taak om maatregelen te nemen tegen de betrokken ziekenhuizen. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens en de Inspectie voor de Gezondheidszorg en aan om toezicht te houden op de hier in het geding zijnde wet- en regelgeving en zo nodig te handhaven. Wel heb ik de Inspectie voor de Gezondheidszorg gevraagd om hier bij inspectiebezoeken nadrukkelijker op te letten.
Heeft u inmiddels contact gehad met de betrokken ziekenhuizen om deze onwenselijke situatie stop te zetten? Zo ja, op welke wijze gaan de ziekenhuizen de betrokken patiënten informeren?
Sinds 1 januari 2016 geldt er op grond van artikel 34a Wbp een meldplicht voor datalekken. Organisaties moeten een melding doen bij de Autoriteit Persoonsgegevens zodra zij een ernstig datalek hebben en in sommige gevallen ook de personen inlichten van wie de gegevens zijn gelekt. Het is de verantwoordelijkheid van de ziekenhuizen om te bezien of melding hier op zijn plaats is. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft beleidsregels opgesteld om organisaties te helpen bij het bepalen of er sprake is van een datalek dat zij moeten melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens en eventueel aan de betrokkenen (Beleidsregels meldplicht datalekken, Stcrt. 2015, nr 46128).
Ziet u nog een rol voor de IGZ om hier nader onderzoek naar te doen? Zo ja, gaat de IGZ dit onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn eerdere antwoorden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft mij al aangegeven dat zij aandacht hebben voor de wijze waarop de bewerkersovereenkomsten zijn gesloten bij die ziekenhuizen die nog in transitie zijn van papieren naar digitale dossiers. Hiertoe zal de inspectie tevens de ziekenhuizen en veldpartijen op het belang van zorgvuldigheid bij het bewaken van de vertrouwelijkheid van medische gegevens wijzen door een brief te sturen aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen zelf om te onderzoeken of zij hiertoe voldoende maatregelen hebben getroffen.
Kunt u een overzicht geven van de wet- en regelgeving waaraan medische instellingen moeten voldoen bij het laten digitaliseren van patiëntendossiers door derde partijen? Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de bescherming van het medisch beroepsgeheim en de werking en reikwijdte van een geheimhoudingsplicht?
In de Wbp staan regels over het verwerken van persoonsgegevens. Wanneer er sprake is van bijzondere persoonsgegevens (zoals gegevens betreffende iemands gezondheid) stelt de Wbp extra waarborgen. Aanvullend op de Wbp zijn voor wat betreft het medisch beroepsgeheim de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing.
Medische instellingen zijn verantwoordelijk voor de informatiebeveiliging van patiëntgegevens. Deze patiëntgegevens vallen ook onder het medisch beroepsgeheim. De instellingen moeten uiterst zorgvuldig met deze gegevens omgaan. Wanneer zij medische dossiers laten digitaliseren door derde partijen, zal met deze partijen zorgvuldige afspraken worden gemaakt en een bewerkersovereenkomst worden gesloten. Een zogenaamde bewerker mag niets anders met de gegevens doen, dan datgene waarvoor opdracht is verstrekt. Daarnaast is de bewerker gehouden tot geheimhouding van de persoonsgegevens.
Kunt u een overzicht geven van de wet- en regelgeving waaraan bedrijven moeten voldoen die in opdracht van medische instellingen patiëntendossiers digitaliseren? Zijn die bevoegd om zonder nadrukkelijke toestemming van de opdrachtgever werk aan derden uit te besteden?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u voornemens om de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van digitalisering van patiëntendossiers nog eens tegen het licht te houden? Zo ja, op welke punten verdient de huidige praktijk aanscherping? Zo nee, waarom niet?
Nee, de regels zijn voldoende duidelijk. Ziekenhuizen moeten er voor zorgen dat zij die regels nakomen, ook als zij werk uitbesteden aan derden. De Wbp biedt daarvoor handvaten. Toetsing aan die regels geschiedt in eerste instantie door de Autoriteit Persoonsgegevens. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft een rol als de kwaliteit van zorg in het geding komt als gevolg van het onveilig omgaan met medische persoonsgegevens. Ondersteunend aan dit bestaande stelsel wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van een ZORG-Cert, die zich richt op het voorkomen en genezen van netwerk gerelateerde veiligheidsincidenten. Een Cert is een Computer Emergency Response Team. Dit is een gespecialiseerd team van ICT-professionals, dat in staat is snel te handelen in het geval van een beveiligingsincident met computers of netwerken.
Het traineren door NAM van een afgesloten overeenkomst bij een complexe schade in Groningen |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) een op 16 november 2015 door alle partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst van schadeafwikkeling (door gaswinning) van een boerderij in Bedum weken heeft getraineerd, waarna na twee maanden door de NAM het geld van de overeenkomst nog steeds niet bleek overgemaakt om vervolgens een depotovereenkomst voor te leggen met nieuwe voorwaarden? Zo niet, bent u bereid zich hierover te (laten) informeren?
Ik heb vernomen dat één gedupeerde correspondentie met een vertegenwoordiger van NAM online heeft gepubliceerd. Ik verwijs verder naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van de leden Smaling en Bashir (kenmerk 2015Z5200, zie bijlage 1 van deze brief).
Wat vindt u van de constatering dat de NAM een getekende vaststellingsovereenkomst met bijbehorende storting, niet alleen niet uitvoert, maar onder gevoelsmatige druk van niet betalen bij de gedupeerden, eenzijdig openbreekt en daarbij nieuwe voorwaarden stelt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de NAM met bovengenoemde opstelling haar machtpositie misbruikt? Zo nee, waarom niet? Vindt u dat de NAM de overeengekomen schadevergoeding binnen de in de overeenkomst gestelde tien dagen termijn had moeten overmaken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de door NAM voorgestelde constructie, waarbij het schadebedrag van gedupeerden wordt geparkeerd bij een notaris op naam van de NAM, waarbij alle «bouwbonnen» op naam van de NAM moeten worden gesteld, waarna de NAM de bonnen controleert en vervolgens aan de notaris opdracht geeft om bedragen aan aannemers over te maken en vervolgens op naam van de NAM de BTW terug vraagt bij de fiscus?
Zie het antwoord op de vragen 1 t/m 3 van de leden Smaling en Bashir (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1648).
Wat vindt u van de constatering dat een dergelijke overeenkomst door de NAM in de onderhandelingen met gedupeerden gebracht wordt als een dealbreaker?
Zie het antwoord op de vragen 4 en 5 van de leden Smaling en Bashir (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1648).
Wat zijn de gevolgen wanneer de NAM door bovenstaande constructie haar goedkeuring aan een overboeking onthoudt, terwijl gedupeerden een verplichting jegens derden zijn aangegaan?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de constatering dat conform genoemde vaststellingsovereenkomst, waarbij een gebouw gesloopt wordt en gezorgd wordt voor aardbevingsbestendige nieuwbouw, de NAM, als schadeveroorzaker, zich niet alleen opstelt als controleur van alle bonnetjes maar zich daarnaast gedraagt als eigenaar van het hele nieuwbouwproces?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw mening over de eerder niet opgelegde en nu, via een depotovereenkomst buiten alle eerdere onderhandelingen om, opgelegde geheimhouding?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de door NAM afgedwongen regeling, dat indien de nieuwe woning niet binnen twee jaar gerealiseerd is, het resterende bedrag wordt teruggeboekt naar de NAM? Is een dergelijke regeling rechtsgeldig in overmacht situaties (zoals bij overlijden, ziekte etc.)?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de constatering dat de NAM, via de door haar opgedwongen depotverplichtingen, op grote schaal BTW terugvordert? Kwalificeert u dit als kies?
Zie het antwoord op de vragen 1 t/m 3 van de leden Smaling en Bashir (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1648).
Draagt de, in bovenstaande vragen beschreven houding van NAM naar uw mening bij aan herstel van vertrouwen bij de Groningers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het herstel van vertrouwen in de regio wordt onder meer bevorderd door een voortvarende aanpak van aardbevingsschade als gevolg van de gaswinning. Voor voortvarend schadeherstel is het noodzakelijk dat gedupeerde en NAM overeenstemming hebben over de gekozen oplossing.
Het tekort aan stembureaus |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Is het waar dat in Dongeradiel en Dantumadiel veel minder stembureaus worden ingericht voor het referendum over Oekraïne?1
Navraag heeft mij geleerd dat in beide gemeenten het college van burgemeester en wethouders, daartoe uitgenodigd door de raad, is teruggekomen op het aanvankelijke besluit om voor het aanstaande referendum minder stembureaus aan te wijzen dan bij voorgaande verkiezingen.
Kunt u verzekeren dat er in deze gemeenten geen kernen zijn die bij reguliere verkiezingen wel, maar nu geen stembureau hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u mensen helpen die bijvoorbeeld slecht ter been zijn en nu moeilijker een stembureau kunnen bereiken?
Zie antwoord vraag 1.
In welke gemeenten worden (eveneens) minder stembureaus ingericht, om hoeveel stembureaus gaat dit en is hier sprake van kernen die zonder stembureau komen te zitten? Kunt u hiervan een overzicht geven?
Het aanwijzen van stemlokalen is een taak van het college van burgemeester en wethouders, dat daarover verantwoording schuldig is aan de raad. Ik beschik niet over een landelijk overzicht van het aantal stembureaus dat gemeenten voor het aanstaande referendum zullen inrichten, noch van het aantal gemeenten dat minder stembureaus zal aanwijzen dan bij voorgaande verkiezingen. Ook is mij niet bekend hoeveel kernen bij voorgaande verkiezingen wel een stembureau hadden, maar bij het aanstaande referendum zonder stembureau zullen zijn.
Waarom staat u toe dat door het inrichten van minder stembureaus pogingen worden ondernomen om de gang naar de stembus voor mensen moeilijker te maken en de opkomst voor dit referendum te frustreren?
Ik heb alle gemeenten laten weten dat het kabinet hecht aan een goede organisatie van het referendum en aan toegankelijkheid voor de kiezers. Ik heb daarbij echter ook gewezen op het belang van een kostenefficiënte uitvoering van het referendum. Ik heb gemeenten verzocht daarmee rekening te houden. Laatstgenoemd belang is des te groter omdat niet bekend is hoeveel referenda er in de toekomst zullen worden gehouden. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten erin zullen slagen enerzijds te waarborgen dat het referendum goed toegankelijk is voor de kiezers en anderzijds, met het oog op de toekomst, te zorgen voor een kostenefficiënte uitvoering van het referendum. In dit verband zij nog opgemerkt dat de uitvoering van het referendum wordt geëvalueerd. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de toegankelijkheid tot het referendum. Uiteraard zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van de evaluatie.
Waarom worden voor de verkiezingen voor het Europees parlement wel alle stembureaus ingericht en voor dit referendum over Europa niet, terwijl het Europees referendum van 2005 heeft laten zien dat de opkomst bij een Europees referendum mogelijk veel groter is?
Met de woorden «alle stembureaus» lijkt vragensteller erop te doelen dat er voor bepaalde verkiezingen (zoals de Europees Parlementsverkiezing) een voorgeschreven aantal stembureaus zou zijn, en dat dit voorschrift niet zou gelden voor het aanstaande referendum. Dit is echter niet het geval. Het is aan gemeenten om een voldoend aantal stemlokalen in te richten. Zowel bij reguliere verkiezingen als bij een referendum maken zij daarin een eigen afweging. Sommige gemeenten wijzen voor een Europees Parlementsverkiezing minder stemlokalen aan dan voor een Tweede Kamerverkiezing. Bij het bepalen van het aantal stembureaus houden gemeenten rekening met bijvoorbeeld de verwachte duur van de stemopneming (het tellen van de stemmen) en met factoren als de bevolkingsdichtheid en de spreiding van dorpen en wijken.
Waarom bent u niet bereid om gemeenten alsnog voldoende geld te geven om op alle reguliere plaatsen stembureaus mogelijk te maken?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 16 januari jl. uiteen heb gezet, heeft het kabinet besloten de kosten die samenhangen met de voorbereiding en uitvoering door gemeenten van het aanstaande referendum te vergoeden tot een maximum van € 30 miljoen. Het kabinet stelt dus eenmalig maximaal € 10 miljoen extra ter beschikking, bovenop de reeds toegezegde € 20 miljoen. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is hierover overeenstemming bereikt. Ik ben van oordeel dat daarmee een goede balans is gevonden tussen enerzijds een zorgvuldig voorbereid en goed georganiseerd referendum en toegankelijkheid voor de kiezers en anderzijds de nodige soberheid en kostenefficiëntie.
Het in vreemde krijgsdienst treden |
|
Alexander Pechtold (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat een Nederlandse man is opgepakt omdat hij zegt aan de zijde van de Koerdische militie Volksbeschermingseenheden (Yekîneyên Parastina Gel, YPG) te hebben deelgenomen aan de strijd tegen IS?
De politie heeft woensdag 13 januari 2016 in Arnhem een 47-jarige Nederlandse man aangehouden die wordt verdacht van betrokkenheid bij het doden van ISIS-strijders in Syrië. De man zou in Syrië hebben gestreden aan de zijde van de Koerdische volksmilitie YPG.
Is het waar dat het Nederlanders verboden is om in vreemde krijgsdienst te treden? Is het waar dat tevens Nederlanders verboden is zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie?
Ja. In artikel 101 van het Wetboek van Strafrecht is het Nederlanders verboden, in het vooruitzicht van een oorlog met een buitenlandse mogendheid, vrijwillig bij deze mogendheid in krijgsdienst te treden. Daarnaast is het op grond van artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht verboden deel te nemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Kunt u bevestigen dat de Koerden een bondgenoot zijn van Nederland in de strijd tegen ISIS, dat deze Koerden worden getraind door Nederland, en dat de Koerdische YPG niet wordt gezien als een terroristische organisatie?
De Koerden vormen geen homogene groep. Sommige Koerdische groeperingen zijn medestanders in de strijd tegen ISIS. Nederland verzorgt infanterietraining voor de Peshmerga, die onderdeel uitmaken van de Iraakse strijdkrachten. De Syrische Koerden vormen evenmin een homogene groep. Veruit de grootste groepering is de PYD. De gewapende tak van de PYD – de YPG – wordt door de VS in de strijd tegen ISIS in Syrië gezien als een effectieve militaire partner, althans in Koerdisch gebied. De YPG komt noch op de Nederlandse terrorismelijst, noch op de lijsten van terroristische organisaties van de Europese Unie en de Verenigde Naties voor.
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) eerder heeft verklaard: «Vroeger was het in dienst treden bij buitenlandse strijdkrachten strafbaar, nu is het niet langer verboden. Je mag alleen niet deelnemen aan een strijd tegen Nederland»?1
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1787).
Kunt u toelichten hoe het oppakken van de Nederlandse man die verklaart aan de zijde van de Koerdische YPG te hebben gestreden tegen ISIS zich verhoudt tot de eerdere uitlating van het OM zoals hierboven weergegeven?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1787).
Het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar Jitse A. loopt nog. Ik ga niet in op een individuele casus die nog onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u tevens toelichten op basis waarvan de Nederlandse man als verdachte is aangemerkt en waarop de verdenking berust?
Het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar Jitse A. loopt nog. Ik ga niet in op een individuele casus die nog onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u exact toelichten wat u verstaat onder het begrip vreemde krijgsdienst, zoals dat wordt gebruikt in artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 15, eerste lid, van het Rijkswet op het Nederlanderschap?
In artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht is het, zonder toestemming van de Koning, werven voor vreemde krijgsdienst/gewapende strijd strafbaar gesteld. Onder krijgsdienst wordt verstaan alle dienst die gewapenderhand optreden in een oorlog meebrengt en daarnaast dienst bij elke organisatie die naar het recht van het betrokken land tot de krijgsmacht behoort. Onder vreemde krijgsdienst vallen ook strijdgroepen en milities (vgl. 28 463, nr. 8, blz. 4). De Wet terroristische misdrijven (Stb. 2004, 290) heeft in 2004 de strafbaarstelling van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht uitgebreid. Sindsdien is rekrutering ook strafbaar indien het betrekking heeft op het werven van personen met het oog op hun rechtstreekse inzet ten behoeve van de islamitische of een anderszins gewapende en gewelddadige strijd zonder dat daarbij aantoonbaar sprake hoeft te zijn van krijgsdienst. Daarbij is overigens uitdrukkelijk en terecht overwogen dat bedoelde uitbreiding geen enkele wijziging zou aanbrengen in de toepasselijkheid van de strafbepaling met betrekking tot werving in verband met bestaande conflicten in de wereld, waarbij bijvoorbeeld krijgsdiensten van al dan niet bevriende naties betrokken zijn (Kamerstuk 28 463, nr. 10, blz. 9).
In artikel 15, eerste lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het vrijwillig in vreemde krijgsdienst treden van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is een grond voor verlies van het Nederlanderschap. Blijkens de parlementaire geschiedenis gaat het hier expliciet om deelname bij een statelijke actor. Deelname aan paramilitaire organisaties leidt dus niet tot verlies op deze grond. Op grond van artikel 14, tweede lid van de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap evenwel wel worden ingetrokken na onherroepelijke veroordeling op grond van (onder andere) artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht. Om intrekking van het Nederlanderschap ook mogelijk te maken in het belang van de nationale veiligheid bij deelname aan een terroristische organisatie heb ik op 9 december een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 34 356 (R2064)).
Tegen de achtergrond van het voorgaande zie ik geen aanleiding voor een herziening van het begrip «vreemde krijgsdienst» in bovengenoemde wetsbepalingen.
Deelt u de mening dat het begrip vreemde krijgsdienst nogal achterhaald is, aangezien er nauwelijks nog sprake is van strijd tussen en tegen statelijke actoren, maar in plaats daarvan de vijand steeds diffuser wordt en vooral wordt gevochten tegen non-statelijke actoren zoals terroristische organisaties, milities en wat dies meer zij? Deelt u tevens de mening dat het begrip «vreemde krijgsdienst» daarom aan herziening toe is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
De noodkreet van verontruste rechters |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat rechters willen dat de rechtspraak met rust wordt gelaten?1
De rechtspraak is, net als andere publieke en private instellingen, voortdurend in beweging om aan maatschappelijke ontwikkeling tegemoet te komen. Rechters merken dat in het dagelijks werk en moeten inspelen op veranderingen. Door rechters wordt met de uitkomsten van de enquête, zoals ook eerder met het Leeuwarder manifest, een signaal afgegeven dat er zorgen zijn over ontwikkelingen. Het is goed dat daarover openheid is, want dan kan daarover door de Raad voor de rechtspraak (hierna ook: de Raad), rechters en medewerkers het gesprek worden gevoerd.
Wat is uw reactie op de ervaringen en zorgen van rechters met betrekking tot het Meerjarenplan?2 Wat wordt er gedaan met deze ervaringen en zorgen?
De Raad heeft mij laten weten uitgebreid met de initiatiefnemers van «Tegenlicht» te hebben gesproken over de onderwerpen van de opiniepeiling en de betekenis van het feit dat veel rechters deze zorgen delen. De Raad heeft aangegeven de zorgen op tal van punten te delen. Een belangrijk onderwerp van gesprek was het vinden van een juiste balans tussen bedrijfsvoering en kwaliteit. Het verbeteren van de overlegstructuur en de vertegenwoordiging, zodat mensen zich echt vertegenwoordigd voelen, was een ander belangrijk gespreksonderwerp dat volgens de Raad en de initiatiefnemers serieuze aandacht verdient. De Raad en de initiatiefnemers zullen elk ideeën en acties ontwikkelen op het gebied van de verbetering van de verbinding tussen werkvloer en bestuurders.
Wat is uw reactie op de ervaringen en zorgen van rechters met betrekking tot de schaalvergroting en evaluatie van de herziening gerechtelijke kaart?3 Wat wordt er gedaan met deze ervaringen en zorgen?
In de enquête Tegenlicht wordt het locatiebeleid uit het Meerjarenplan (MJP) geduid als schaalvergroting en wordt opgeroepen geen stappen te zetten voordat de Wet herziening gerechtelijke kaart (HGK) is geëvalueerd. Het MJP heeft geleid tot een discussie over de lokale en regionale betekenis van rechtspraak. Uiteindelijk heeft uw Kamer zich hierover uitgesproken via de motie Oskam c.s. De commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart (HGK) zal de werking en de effecten van de Wet HGK grondig onderzoeken. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van deze evaluatie.
Wat is uw reactie op de ervaringen en zorgen van rechters met betrekking tot de druk op kwaliteit en de te grote focus op bedrijfsvoering?4 Wat wordt er gedaan met deze ervaringen en zorgen?
De Raad heeft mij laten weten deze zorg van de rechters al geruime tijd te delen. Daarom heeft de Raad de ontwikkeling van professionele standaarden voor rechters gestimuleerd. Dergelijke standaarden zijn inmiddels volop in ontwikkeling. Verder heeft de Raad al in 2013 in een brief aan alle medewerkers van de Rechtspraak laten weten dat er minder eenzijdig op productie zal worden gestuurd. Dit draagt de Raad sindsdien uit bij de gerechtsbesturen, verantwoordelijk voor de beheersing van de productiedruk. De kwaliteit van de rechtspraak is onderzocht door de Visitatiecommissie rechtspraak (commissie Cohen). Die constateerde in oktober 2014 dat, hoewel het goed gaat met de Nederlandse rechtspraak, er ook dingen beter kunnen. Aanbevelingen van deze commissie zijn door de gerechten afzonderlijk opgepakt, omdat die per gerecht verschillen. In de brief van 21 november 2014 naar aanleiding van het rapport van de commissie Cohen is ook gewezen op de mogelijkheid om met herverdeling van beschikbare middelen tussen gerechten, en binnen gerechten tussen afdelingen en teams, de kwaliteit te handhaven en de werkdruk te verminderen. De Raad bekijkt dit samen met de gerechten.
Wat is uw reactie op de ervaringen en zorgen van rechters met betrekking tot de relatie tussen bestuurders en medewerkers in de rechtspraak?5 Wat wordt er gedaan met deze ervaringen en zorgen?
Ik heb met de Raad gesproken over de uitkomsten van de enquete. Zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 2 is de Raad in gesprek met de initiatiefnemers. Ik wacht de uitkomsten van dit gesprek af.»
Wat is er de afgelopen jaren gedaan vanuit u of de Raad voor de Rechtspraak om deze ervaringen, zorgen en aangedragen knelpunten met de medewerkers te bespreken? Wat is er gedaan met de uitkomsten van die besprekingen?
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 2 en 4. Daarnaast heeft de Raad aangegeven de banden met de vertegenwoordigers van medewerkers van de Rechtspraak te hebben aangehaald: de Centrale Ondernemingsraad, het College van afgevaardigden en de landelijke overleggen vakinhoud (LOV’s). Ook heeft de Raad aangegeven dat gesprekken ook op lokaal niveau plaatsvinden tussen de gerechtsbesturen, de vertegenwoordigende organen en medewerkers. Op die manier betrekken de Raad en de gerechtsbesturen medewerkers bij plan- en besluitvorming. De Raad streeft naar de versterking van de positie van de vertegenwoordigende organen en werkt er samen met de gerechtsbesturen aan dat de medewerkers zich daarin beter vertegenwoordigd voelen.
Kunt u reageren op de uitspraak dat de Nederlandse rechtspraak in vergelijking met andere landen niet duur is?6 Hoeveel mag volgens u goede rechtspraak kosten?
Voor het maken van een vergelijking van kosten van rechtspraak tussen landen vormen gegevens van de Raad van Europa een goede ingang7. In het jaar 2012 kwam het budget van de rechtspraak neer op € 58,60 per hoofd van de bevolking. Gerelateerd aan rijkdom, uitgedrukt als percentage van het bruto nationaal product, lijken de uitgaven voor de rechtspraak onder het Europees gemiddelde te liggen. Voor een nauwkeuriger vergelijking zou echter ook nog rekening moeten worden gehouden met onder andere de instroom van zaken en de precieze taken en werkwijzen van de gerechten. Wat dat laatste betreft moet bijvoorbeeld worden meegewogen dat in veel Europese landen rechtbanken kadastrale gegevens beheren. De beschikbare gegevens laten zo’n vergelijking echter niet toe.
Hoeveel goede rechtspraak mag kosten, is niet in het algemeen te beantwoorden. De rechtspraak krijgt als essentieel onderdeel van ons staatsbestel de nodige middelen om deze rol goed te kunnen uitvoeren. Deze adequate bekostiging staat centraal in de prijsonderhandelingen die op dit moment plaatsvinden en hierover voer ik het gesprek met de Raad. Voor de begrotingsbehandeling in november 2015 heb ik naar aanleiding van gebleken knelpunten extra middelen toegezegd.
Hoe wordt de samenspraak tussen bestuurders en medewerkers nu vormgegeven? Kunt u in uw antwoord tevens aangeven wat u vindt van de ervaring van rechters dat deze samenwerking en samenspraak onvoldoende is?7
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 6. De samenspraak wordt in eerste instantie vormgegeven via de formele medezeggenschap en de formele overlegvergaderingen: de Centrale Ondernemingsraad en de lokale ondernemingsraden, het College van afgevaardigden en de gerechtsvergaderingen. Naast deze formele – wettelijke – vertegenwoordiging is tevens samenspraak tussen bestuurders en medewerkers binnen acht rechtsgebieden georganiseerd via de LOV’s. Ook via meer informele weg wordt samenspraak tussen bestuurders en medewerkers vormgegeven: via allerlei plaatselijke bijeenkomsten en berichtgeving op het intranet van de rechtspraak of via e-mail. Medewerkers kunnen op die manier meedenken en mondeling of schriftelijk reageren op ontwikkelingen.
In hoeverre gaat u de conclusies uit de enquête Tegenlicht meenemen bij de overwegingen om meer geld vrij te maken voor de rechtspraak?
De bijdrage van het kabinet aan de rechtspraak is grotendeels gebaseerd op outputfinanciering, dat wil zeggen op basis van prijs x volume. Het volume wordt jaarlijks herijkt op basis van prognosemodellen. De prijs wordt eens in de drie jaar herijkt. Het huidige prijsakkoord geldt voor de jaren 2014–2016. Op dit moment vinden er prijsonderhandelingen plaats over de jaren 2017 – 2019. Tijdens deze prijsonderhandelingen worden álle relevante aspecten die van invloed zijn op de hoogte van de prijs meegenomen, zoals kwaliteit, huisvesting, ICT, werkdruk, KEI, nieuwe wet- en regelgeving etc. Ook de aspecten die in de enquête Tegenlicht aan de orde komen, staan uiteraard op de agenda van de prijsonderhandelingen.
De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam dat een gesloten machtiging niet wordt beëindigd vanwege gebrek aan financiële middelen om het terugplaatsingstraject te begeleiden |
|
Nine Kooiman |
|
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam d.d. 17 december jl. dat een gesloten machtiging niet wordt beëindigt vanwege het gebrek aan financiële middelen om het terugplaatsingstraject te begeleiden?1
In de uitspraak staat dat de gecertificeerde instelling (GI) pas tot een terugplaatsing van de betreffende jongere bij de moeder wil besluiten als hij een zinvolle dagbesteding heeft en multi systeem therapie (MST) kan worden ingezet. De dagbesteding is een voorwaarde voor de inzet van MST. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat een zinvolle en structurele dagbesteding niet verzekerd was. Het is dus niet zo dat alleen het gebrek aan financiële middelen voor een MST-traject de grondslag was voor de rechter om het verzoek tot beëindiging van de machtiging af te wijzen. Overigens staat in de uitspraak ook dat de GI in een brief van 16 december 2015 heeft gemeld dat in januari 2016 MST kan worden ingezet.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich ten opzichte van artikel 6.1.2 lid 4 sub c van de Jeugdwet, waarin wordt aangegeven dat een gesloten plaatsing slechts mogelijk is wanneer wordt toegewerkt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp?2
Artikel 6.1.2 lid 4 sub c van de Jeugdwet heeft betrekking op een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is. In de onderhavige uitspraak gaat het over een minderjarige. Het aangehaalde artikel uit de Jeugdwet is daarom in dit geval niet van toepassing.
Deelt u de mening dat het ontbreken van financiële middelen geen beperking mag zijn voor het doorlopen van een hulpverleningstraject of het verlengen van een gesloten machtiging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan alleen verleend worden als jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedproblemen en opname in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich ontrekt aan deze noodzakelijke jeugdhulp of daaraan onttrokken wordt. De eis van de noodzakelijkheid omvat ook de duur van de machtiging en het verblijf. Het is niet aanvaardbaar als een jeugdige langer dan nodig op grond van een machtiging in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp zou verblijven. Daarom stelt artikel 6.1.12 van de Jeugdwet ook grenzen aan de maximale geldigheidsduur van de rechterlijke machtiging en bepaalt het artikel dat de machtiging vervalt zodra de GI bepaalt dat jeugdhulp met verblijf niet meer nodig is. Louter financiële overwegingen kunnen geen grond vormen voor het verlengen (of het niet beëindigen) van een machtiging gesloten jeugdhulp. Zoals in het antwoord van vraag 1 aangegeven, was hiervan in deze situatie geen sprake.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de desbetreffende gemeente voldoende financiële ruimte heeft, en voldoende plaatsen in de gesloten jeugdzorg inkoopt?
Zoals ook uit de antwoorden op de voorgaande vragen blijkt, was in de onderhavige situatie de doorslaggevende factor voor het beëindigen van de machtiging gesloten jeugdhulp de vraag of de minderjarige een zinvolle dagbesteding zou hebben en niet de vraag of de gemeente over voldoende financiële middelen beschikt.
Wat gaat u doen om de precedentwerking van deze zaak te ondervangen, zodat niet vaker gesloten plaatsingen verlengd worden vanwege het ontbreken van financiële middelen?
Zoals ook uit de antwoorden op de voorgaande vragen blijkt, was in de onderhavige situatie de doorslaggevende factor voor het beëindigen van de machtiging gesloten jeugdhulp de vraag of de minderjarige een zinvolle dagbesteding zou hebben en niet de vraag of de gemeente over voldoende financiële middelen beschikt.
Bent u bereid te onderzoeken of er meer en/of vergelijkbare zaken spelen of hebben gespeeld waarbij machtigingen voor gesloten plaatsing worden verlengd om andere dan in de Jeugdwet aangegeven redenen? Zo ja, hoe wilt u de Kamer daarover informeren? Zo nee, waarom niet?
De onderhavige zaak geeft geen aanleiding tot nader onderzoek.
Is u bekend hoeveel jongeren momenteel wachten op een plek in de gesloten jeugdzorg? Zo ja, hoeveel zijn dit, en wat is de gemiddelde wachttijd? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Indien u daartoe niet bereid bent, kunt u dan aangeven wat daarvan de reden is?
Mij zijn geen signalen bekend dat er een tekort aan plekken in de gesloten jeugdhulp zou zijn.
Kunt u een overzicht geven van de wachtlijsten in alle residentiële en semi-residentiële jeugdzorginstellingen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van VWS houdt geen wachtlijsten bij voor brede jeugdhulp, omdat gemeenten de toegang verschillend hebben georganiseerd en vormen van jeugdhulp op uiteenlopende wijze inkopen. Uit ons nader onderzoek naar de toegang komt het signaal naar voren dat er vooral sprake is van plaatsingsproblematiek: hoe vinden huisartsen en gemeenten aanbieders van jeugdhulp waar wel plaats is. Soms gaat het om het bereiken van een budgetplafond bij een specifieke aanbieder. In zo’n geval gaat de gemeente (of gemeenten) die het betreft met de aanbieder in gesprek over een oplossing, waarbij ook gekeken wordt naar alternatieven bij andere aanbieders.
Bent u bereid alle vragen afzonderlijk te beantwoorden, aangezien ze niet voor niets afzonderlijk zijn gesteld?
Ja.
Privacybelemmeringen bij de uitwisseling van bijzondere persoonsgegevens van prostituees ten behoeve van een intakegesprek |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat u al bijna een jaar, sinds februari 2015, in gesprek bent met de burgemeester van Amsterdam over het door hem aangekaarte probleem dat de uitvoering van het Amsterdamse prostitutiebeleid ernstig wordt belemmerd door knellende privacy-regels?1
In februari 2015 heeft de burgemeester van Amsterdam aandacht gevraagd voor het feit dat de privacywetgeving belemmerend werkt voor de uitvoering van een onderdeel van het Amsterdamse prostitutiebeleid. Sindsdien zijn er enkele ambtelijke contacten geweest. Vanuit het ministerie is daarbij aangegeven dat de geldende privacyregels het uitgangspunt zijn en blijven, en dat het in de rede ligt dat de gemeente zoekt naar een werkwijze die past binnen de bestaande regels. Inmiddels is deze opvatting ook in een formeel antwoord aan Amsterdam medegedeeld.
Waarom duurt het zo lang om tot een wettelijke oplossing te komen, wat bijvoorbeeld geregeld zou kunnen worden bij de behandeling in de Kamer van de wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken 33 885)?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de aangekaarte belemmeringen zo spoedig mogelijk opgelost dienen te worden zodat op de door Amsterdam voorgestane wijze intakegesprekken met prostituees kunnen plaatsvinden om inzicht te krijgen in hun psychische en fysieke gezondheid indien daar twijfels over bestaan?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u navraag doen bij de gemeente Amsterdam wat de uitkomst is van de evaluatie van het zogeheten Adviesteam, welk team vrijblijvende gesprekken houdt met prostituees over wie twijfel bestaat rondom hun zelfredzaamheid?2
De gemeente Amsterdam heeft mij laten weten dat het adviesteam nog wordt geëvalueerd. Deze evaluatie is een aangelegenheid van de gemeente Amsterdam. Zodra deze gereed is zal ik er met belangstelling kennis van nemen.
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van deze evaluatie in Amsterdam gelet op de wens om de genoemde belemmeringen weg te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wat de uitkomsten van het gesprek zijn dat in februari zal plaatsvinden tussen uw ministerie en de burgemeester van Amsterdam over bovengenoemde problematiek?
Ambtenaren van mijn departement spreken met enige regelmaat met de gemeente Amsterdam en de burgemeester. In gesprekken met de burgemeester komen doorgaans diverse onderwerpen aan de orde. Indien de burgemeester daaraan behoefte heeft, kan de brief vanzelfsprekend in het gesprek nader worden toegelicht.
Heeft u signalen dat de genoemde belemmeringen ook in andere gemeenten van invloed zijn op het aldaar gevoerde prostitutiebeleid? Zo ja, welke gemeenten betreft dit en bent u ook met hen in gesprek om tot oplossingen te komen?
Van andere gemeenten heb ik geen signalen ontvangen dat de gemeenten dezelfde problematiek ervaren zoals de gemeente Amsterdam in haar brief heeft uiteengezet.
Het bericht dat Rusland de Nederlandse politiek financieel beïnvloedt |
|
Kees Verhoeven (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Russia accused of clandestine funding of European parties as US conducts major review of Vladimir Putin’s strategy»?1
Het kabinet heeft kennis genomen van dit bericht in de Britse media.
Klopt het dat er vanuit Rusland pogingen zijn gedaan om de Nederlandse politiek te beïnvloeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het jaarverslag AIVD 2014 (blz. 29–30) is vermeld dat de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel aanwezig zijn in Nederland en dat de wereldwijde Russische campagne om beleid en beeldvorming ten aanzien van Rusland te beïnvloeden ook Nederland raakt.
Het kabinet beschikt echter niet over aanwijzingen dat er in het geval van het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie sprake is van beïnvloeding op oneigenlijke wijze vanuit Rusland.
Beschikt u over enige aanwijzing dat het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie op enige wijze, al dan niet financieel, is beïnvloed vanuit Rusland?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u in het geheel uitsluiten dat het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie op enige wijze, al dan niet financieel, is beïnvloed vanuit Rusland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de argumenten voor een referendum over het Associatieverdrag met Oekraïne grote gelijkenis vertonen met Russische propaganda? Zo ja, kunt u aangeven om welke argumenten het gaat?
Het referendum is conform de Nederlandse wet tot stand gekomen.
Zijn er bij u gegevens of feiten bekend over (clandestiene) Russische financiële ondersteuning van Nederlandse politieke partijen?
Nee.
Zijn er Nederlandse inlichtingendiensten betrokken bij het onderzoek naar Russische beïnvloeding van Europese politieke partijen, zoals dat wordt uitgevoerd door autoriteiten in de VS?
In het openbaar kunnen geen mededelingen gedaan worden over eventuele onderzoeken van de Nederlandse inlichtingendiensten.
Bent u bereid een proactieve houding aan te nemen ten aanzien van dit onderzoek, dat wil zeggen, na te gaan wat de uitkomsten zijn van het onderzoek en, zodra het onderzoek is afgerond, de Kamer daarover uitgebreid te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bekend met de bronnen op basis waarvan de Telegraph meldt dat er sprake zou zijn van een dergelijk onderzoek en ziet dan ook geen reden om navraag te doen bij de autoriteiten van de Verenigde Staten.