Het bericht dat er 8 olietankers met Russische fossiele brandstof op weg zijn naar de havens van Rotterdam en Amsterdam |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Is het u bekend dat volgens een persbericht van de Oekraïense ambassade in Nederlandse er momenteel acht olietankers met Russische fossiele brandstof op weg zijn naar de havens van Rotterdam en Amsterdam? En dat zij allemaal vertrokken zijn vanuit een Russische haven, zoals Primorsk, Novorossiysk, Ust Luga en Moermansk en hun geschatte aankomstdata variëren van 3 tot 11 mei?
Ja.
Klopt het dat het gaat om de volgende schepen: Nissos Paros (SVBP3) onder Griekse vlag, die vanuit Novorossiysk op weg is naar Rotterdam en daar op 4 mei aankomt; Antarctic (D5BM7) onder Liberiaanse vlag, die ook vanuit Novorossiysk onderweg is naar Rotterdam en daar op 11 mei aankomt; Ryman (9HA4401) onder Maltese vlag, die vanuit Moermansk onderweg is naar Rotterdam en daar op 3 mei aankomt; Eco Fleet (V7HX3) onder de vlag van de Marshall eilanden, die vanuit Ust Luga onderweg is naar Rotterdam en daar op 4 mei aankomt; Clearocean Miracle (D5RX9) onder Liberiaanse vlag, die vanuit Ust Luga onderweg is naar Rotterdam en daar op 5 mei aankomt; Sabetta (VRQZ6) onder Chinese vlag, die vanuit Ust Luga onderweg is naar Rotterdam en daar op 4 mei aankomt; Seascout (9HSM7) onder Maltese vlag, die vanuit Ust Luga onderweg is naar Rotterdam en daar op 4 mei aankomt; en Clear Stars (V7A2627) onder de vlag van de Marshall eilanden, die vanuit Primorsk onderweg is naar Amsterdam en daar op 4 mei 2022 aankomt?
Ja, het gaat om deze schepen.
Is het zo, dat nu de Sunny Liger – die vaart onder de vlag van de Marshall eilanden en beladen met gasoline vanuit Primorsk onderweg was naar Göteborg, maar nu voor anker ligt bij IJmuiden – niet wordt gelost, er een precedent is geschapen, waardoor ook andere, zoals de in vraag 2 benoemde schepen, niet kunnen of hoeven te worden gelost?
Het schip Sunny Liger is niet gelost, omdat Nederlandse havenmedewerkers solidair wilden zijn met de Zweedse havenmedewerkers waar het schip in eerste instantie wilde lossen. Dit was een besluit van de havenmedewerkers en hun vakbond. Er is hiermee geen precedent geschapen. De Nederlandse overheid heeft zorgvuldig gekeken naar de EU-sancties en is op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat er geen juridische gronden waren om de toegang tot de haven van Amsterdam te weigeren. Op grond van de EU-sancties mogen schepen, die olie uit Rusland naar een EU haven brengen worden toegelaten. Dit uiteraard totdat de EU-boycot van Russische olie, waartoe de EU op 3 juni besloot, in werking treedt voor lopende contracten, namelijk eind dit jaar voor ruwe olie en in februari 2023 voor olieproducten. Zoals bekend heeft het kabinet gepleit voor een olieboycot.
In hoeverre wordt er nu in de Brusselse besprekingen over een zesde sanctiepakket tegen Rusland, bekeken of ook schepen onder niet-Russische vlag, die beladen met Russische fossiele brandstof Europese havens willen aandoen, geweigerd kunnen worden?
Het onlangs ingestelde importverbod op Russische olie geldt voor olie vervoerd in schepen zowel onder Russische als niet-Russische vlag. Als onderdeel van het vijfde EU-sanctiepakket werd reeds een verbod op de import van kolen uit Rusland ingesteld.
Is het mogelijk om vooruitlopend op een binnen afzienbare tijd overeen te komen boycot van Russische olie al schepen (ongeacht de vlag waaronder ze varen) proactief te weren?
Van regeringswege is het op dit moment niet mogelijk om niet-Russisch gevlagde schepen met Russische olie(producten) te weren (behalve als sprake zou zijn van nieuw afgesloten contracten met meermalige transacties). Dat zal veranderen op het moment dat de op 3 juni jl. aangenomen EU-sancties op import van Russische olie van kracht worden, na overgangstermijnen voor ruwe en verwerkte olie van respectievelijk 6 en 8 maanden.
Het kabinet heeft al in de Kamerbrief van 22 april jl.1 de ambitie uitgesproken voor het einde van het jaar van Russische energie, inclusief olie, onafhankelijk te willen zijn. Nederland moet daarbij echter wel rekening houden met het feit dat veel van de olie die Nederland binnenkomt voor doorvoer naar andere EU-lidstaten is bestemd. Tevens heeft het kabinet in diezelfde brief Nederlandse bedrijven opgeroepen om de import van Russische olie zo veel mogelijk te beperken.
Indien de overheid deze mogelijkheden niet ziet of niet wil benutten, in hoeverre is de overheid dan van plan om op te treden als Nederlandse bedrijven, werknemers en/of maatschappelijke organisaties zoals vakbonden, weigeren dit type schepen met Russische fossiele brandstoffen aan te laten meren of te lossen?
Zie het antwoord op vraag 5.
In hoeverre kan de reder van dergelijke schepen via juridische weg proberen af te dwingen dat haar schip mag aanmeren en gelost moet worden? En in welke mate speelt de bestemming daarbij een rol; maakt het uit of een schip direct op weg was naar Nederland, of zoals de Sunny Leger, eerst een andere bestemming had?
Zie antwoord op vraag 5. Als een reder van een niet-Russisch gevlagd schip met Russische olie(producten) zich houdt aan de thans geldende EU-sancties, dan kan hij, bij een afwijzende beschikking om te mogen aanmeren/lossen, na bezwaar bij het bestuursorgaan, uiteindelijk bij de rechter hiertegen in beroep gaan.
Probeert de reder van de Sunny Leger al juridische stappen te ondernemen? Zo ja, welke stappen zijn dat (of kunnen dat zijn) en hoe lang zal zo’n traject naar verwachting duren?
De reder heeft voor zover bekend geen juridische stappen ondernomen. De Sunny Liger bevindt zich inmiddels niet meer in Nederlandse wateren.
Bent u bereid alle mogelijke stappen te onderzoeken en te benutten om het lossen van deze schepen in Nederland te verhinderen en/of te vertragen?
Zie de antwoorden op de vragen 5 en 8.
Bent u bereid deze vragen zo snel als mogelijk te beantwoorden?
We hebben de vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat Rusland stopt met het leveren van aardas aan Polen en Bulgarije |
|
Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA), Kati Piri (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u het bericht gelezen dat Rusland stopt met het leveren van aardas aan Polen en Bulgarije en vervolgens het bericht dat Rusland toch wel gas levert aan Bulgarije?1
Om welke hoeveelheden aardgas gaat dit? Komt de energievoorziening van Polen hierdoor in gevaar? Moeten lidstaten in de Europese Unie (EU) bijspringen om het licht niet uit te laten gaan in Polen? Welke rol is hier weggelegd voor Nederland?
Wat is/zijn de precieze reden(en) dat Rusland stopt met het leveren van aardgas aan Polen? Kan Rusland die reden(en) ook gebruiken om Nederland en andere EU-lidstaten geen aardgas meer te leveren?
Hoe verhouden de feiten dat een aantal Europese kopers in roebels voor Russisch gas betaalt en dat tien Europese bedrijven euro- en roebelrekeningen hebben geopend bij Gazprombank zich tot de Europese sancties?
Kunt u de juridische analyse van de Europese Commissie hierover delen met de Kamer?
Zijn er Nederlandse bedrijven die gebruik maken van deze betalingsmethode door een rekening te hebben geopend bij Gazprombank? Hebben Nederlandse bedrijven nieuwe contracten getekend met Gazprom?
Het is mij niet bekend of Nederlandse bedrijven een rekening hebben geopend bij Gazprombank en/of nieuwe contracten hebben getekend met Gazprom.
Als Rusland besluit aan meer lidstaten geen aardgas meer te leveren, om wat voor hoeveelheden aardgas gaat dat dan? Wat zijn de plannen in alle lidstaten om dit op te vangen? Wat betekent dit voor Nederland, bovenop de uitdaging die voor Nederland bestaat om de Russische aardgasleveringen aan Nederland overbodig te maken?
In de afgelopen jaren werd ca. 1/3 van het gasverbruik van de EU geleverd vanuit Rusland, of te wel circa 150 miljard m3. In alle lidstaten zijn en worden plannen gemaakt om het wegvallen van deze aanvoer op te vangen. Voor de Nederlandse plannen verwijs ik naar de Kamerbrieven van 22 maart 2022 (kamerstuk 29 023, nr. 283) en 22 april 2022 (kamerstuk 29 023, nr. 302).
Zijn er verzoeken/verwachtingen vanuit Polen en Bulgarije richting de EU en andere lidstaten nu zij geen Russisch aardgas meer ontvangen? Welke verzoeken zijn dit? Kan Nederland tegemoetkomen aan die verzoeken?
Door Polen en Bulgarije zijn geen verzoeken aan de Europese Unie en andere lidstaten gedaan om extra gasleveranties. Op basis van hetgeen zij met Europese partners gedeeld hebben lijken zij hun bergingen goed gevuld te hebben, en Nederland heeft ook geen verzoeken gehad inzake extra gasleveranties. Wel importeren Poolse en Bulgaarse partijen op dit moment iets meer gas op de gasmarkten van hun buurlanden.
Zijn er verzoeken/verwachtingen vanuit andere lidstaten om gezamenlijk extra stappen te zetten voor een boycot op fossiele energie uit Rusland?
Met het akkoord dat tijdens de Europese Raad is bereikt op 30 mei 2022 lijkt het dat alle EU-lidstaten zich kunnen scharen achter sanctiemaatregelen op olie, met een goede overgangsperiode, en uitzonderingen voor landen die nagenoeg volledig afhankelijk zijn van Russische olie. Op dit moment zijn verdere maatregelen op gas niet aan de orde.
Hoe gaan de EU en andere Europese landen in het slechtste scenario met een combinatie van besparing, opwek van duurzame energie, aardgasleveranties uit andere landen en putten uit goed gevulde opslagen de volgende winter doorkomen? Wat wordt in dit scenario van Nederland gevraagd om essentiële voorzieningen in andere landen (zoals verwarming en elektriciteitsvoorziening) op peil te houden? Is dit in het plan dat u op 22 april jongstleden naar de Kamer stuurde voorzien? Zo ja, hoe dan? Zo nee, gaat u dit scenario door deze volgende escalatie van Poetin in kaart brengen? Op welke termijn?
In de eerste plaats zijn door alle lidstaten zijn op basis van de Verordening (EU) 2017/1938 inzake gasleveringszekerheid noodplannen opgesteld die in werking zullen treden worden toegepast als er door de betreffende lidstaat een niveau van gascrisis, als bedoeld in de verordening gasleveringszekerheid, wordt afgekondigd. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij het gedeeltelijk of geheel wegvallen van de aanvoer van gas uit Rusland. In deze noodplannen hebben lidstaten maatregelen opgenomen ter bestrijding van de drie door de verordening geïdentificeerde niveaus van gascrisis (vroegtijdige waarschuwing, alarm en noodsituatie). Voor Nederland is dit het Bescherm- en Herstelplan Gas.
Verder stelt voornoemde verordening dat aangrenzende lidstaten elkaar moeten bijstaan indien in één van deze lidstaten de levering van gas aan zogenoemde door solidariteit beschermde afnemers (m.n. huishoudens, zorginstellingen) in gevaar komt. Daar is uiteraard ook Nederland aan gebonden.
Deze maatregelen zijn evenwel tijdelijk van aard en tegelijkertijd zal door zowel in EU verband als door de individuele lidstaten gewerkt moeten worden aan definitieve oplossingen om de onafhankelijkheid van Russisch gas te realiseren. Op EU niveau wordt hieraan gewerkt onder de vlag van RePowerEU. Voor Nederland zijn de plannen hiervoor uiteengezet de Kamerbrieven van 22 maart 2022 (kamerstuk 29 023, nr. 283) en 22 april 2022 (kamerstuk 29 023, nr. 302).
Bestaat de mogelijkheid dat, nu Polen geen Russisch gas meer krijgt, Nederland meer Russisch aardgas krijgt en dat Nederland gas aan Polen gaat leveren?
Zie ook het antwoord op vragen 2 en 8. Op dit moment wordt vanuit Duitsland Russisch gas aan Polen geleverd. Het gaat hier om gas dat wordt aangevoerd via Nord Stream 1 en dat door Poolse partijen op de Duitsland gasmarkt wordt ingekocht. Gezien de fysieke loop van de gasstromen is het niet te verwachten dat Russisch gas eerst via Duitsland aan Nederland wordt geleverd om dan vervolgens – via datzelfde Duitsland – te worden geleverd aan Polen.
Vindt u het ook onwenselijk om Russische (staats)bedrijven een rol te laten hebben in ons energiesysteem? Bent u bereid om te onderzoeken of bedrijven als Gazprom door middel van sancties uit ons energiesysteem gezet kunnen worden? Ziet u nog andere manieren om dit te doen? Zo ja, welke manieren?
Er zijn, al dan niet in joint ventures, nog enkele Russische partijen actief in Nederland. Het kabinet zal een eventuele sanctionering van deze bedrijven in overeenstemming met de Europese processen met een positieve grondhouding bekijken. De recente inval van Oekraïne door de Russische federatie heeft onze afhankelijkheid van Rusland voor energie pijnlijk zichtbaar gemaakt. Daarom hebben we ook aangegeven dat we voor het einde van het jaar willen stoppen met import van Russische olie, kolen en gas. Deels doen we dit via sancties, bijvoorbeeld als het gaat om kolen en olie, maar andere stappen zoals besparing en substitutie van Russisch gas, wordt ingezet om de onafhankelijk te worden van Russische fossiele bronnen. Op dit moment vallen er verschillende Russische bedrijven onder de sancties, Gazprom op dit moment nog niet.
Zoals toegezegd tijdens het Tweeminutendebat Mijnbouw/Groningen van 11 mei jl., en het debat over Mijnbouw/Groningen van 2 juni jl. om te kijken naar de juridische mogelijkheden om Russische bedrijven uit bestaande activiteiten te halen of uit nieuwe gaswinningsprojecten te weren. Hierover wordt uw Kamer nog nader geïnformeerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bedrijven op de vrije aardgasmarkt niet meer in Russisch gas handelen en zo de oorlogskas van Poetin blijven spekken, aangezien u aangeeft eind van het jaar te willen stoppen met Russisch gas?
In voornoemde kamerbrief van 22 april jl.1 is aangegeven dat een situatie waarin daadwerkelijk geen Russisch gas meer door Nederlandse leidingen stroomt, alleen kan worden bewerkstelligd via Europees beleid met sturing op de buitengrenzen. Op dit moment is er echter voor gekozen om gas geen onderdeel te laten zijn van het sanctieregime. Wel worden er vanuit Europa en Nederland concrete acties ingezet om ruimte te creëren om Russisch gas te vervangen door alternatieven, zoals duurzame opties (elektrificatie, groen gas en groene waterstof), vraagreductie of aardgas uit andere landen.
Hoe gaat de heffing die wordt geheven om subsidie op te halen voor het vullen van de aardgasopslagen worden vormgegeven? Welk aandeel wordt opgebracht door grote bedrijven, door het mkb, door het fundament van de samenleving (lage- en middeninkomens) en door hogere inkomens? Kunt u dit antwoord alstublieft geven in absolute en relatieve getallen?
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 22 april jl. is het de bedoeling dat de kosten van de opslagmaatregelen via een heffing op geboekte capaciteit voor het transport van gas via het landelijk gastransportnet van GTS worden neergelegd bij de gebruikers van het landelijk gastransportnet van GTS. Hiermee wordt geborgd dat de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen in het belang van de gasleveringszekerheid, inclusief buitenlandse gebruikers, de kosten van deze maatregelen dragen. Aan de uitwerking van de vormgeving van deze heffing wordt thans gewerkt. Hoe dit uiteindelijk uitvalt voor diverse gebruikers- en inkomensgroepen is niet aan te geven.
Hoe kan voorkomen worden dat Gazprom besluit zelf een deel van de Bergermeeropslag te vullen?
Op grond van privaatrechtelijke afspraken heeft Gazprom het recht om de gasopslag Bergermeer te vullen tot maximaal 40% van de aanwezige capaciteit. Doordat gas noch Gazprom onderdeel zijn van het EU sanctieregime kan Gazprom gebruik maken van deze gebruiksrechten. Het ligt evenwel niet in de lijn der verwachting dat Gazprom zelf een deel van de gasopslag Bergermeer zal gaan vullen. Dit omdat dit voor Gazprom een risico inhoudt dat de door Gazprom opgeslagen voorraden bijv. als gevolg van eventuele nieuwe Europese sanctiemaatregelen worden bevroren.
Het nieuwsbericht ‘Nederland wil nog dit jaar van gas en kolen uit Rusland af’ |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat «Nederland wil nog dit jaar van gas en kolen uit Rusland af»?1
Ja.
Hoe apprecieert u het feit dat Duitsland al heeft bepaald om te stoppen met het importeren van Russische olie? Hoe verwacht Duitsland aan hun olievraag te voldoen? Hoe verwacht u dat deze beslissing effect heeft binnen de Europese oliemarkt? Zal de afhankelijkheid van Russische olie van andere EU-lidstaten toenemen?
Duitsland heeft aangegeven dezelfde ambities als Nederland te hebben waar het gaat om het stoppen met de import van Russische fossiele brandstoffen. Dat wordt ook gereflecteerd door het unaniem genomen besluit van de Raad van Ministers voor een zesde sanctiepakket om per 5 december 2022 de import van ruwe olie te stoppen, en twee maanden later de import van geraffineerde producten. Hoewel Duitsland formeel nog gebruik zou mogen maken van de olie die via de pijplijn binnenkomt, hebben ze onomwonden aangegeven dit niet te zullen doen. Daardoor zal te zijner tijd ca. 85% tot 90% van alle Russische olie buiten de EU gehouden worden.
Op dit moment is niet te overzien hoeveel vaten er per dag minder zullen worden afgenomen door het stoppen van de olie-import uit Rusland: dit ligt aan onder meer de productieverhogingen door de VS en OPEC-landen. Het blijft daarom belangrijk om in te zetten op het verminderen van het gebruik van olie vanuit welke bron dan ook.
Kunt u, vooruitlopend op de door u aangevraagde studie aan de Europese Commissie over de effecten van een olie-embargo van Russische olie, gedetailleerder aangeven wat u verwacht dat de effecten zijn voor Nederland? Welke acties moet Nederland voorbereiden om de impact hiervan zoveel mogelijk te beperken?
In 2021 en ook het eerste kwartaal van 2022 kwam ruim 34% van de ruwe aardolie, die in Nederlandse raffinaderijen werd verwerkt, uit Rusland. Russische ruwe aardolie is van een middelzware kwaliteit en hiermee bij uitstek geschikt voor productie van diesel in de Nederlandse raffinaderijen, die zijn afgestemd op dit type Russische ruwe aardolie. Daarmee is Nederland netto exporteur van diesel. Dit is opmerkelijk, omdat de EU meer diesel importeert dan exporteert met een grote netto import van diesel (1,1Mb/d (Million barrels per day)). Ongeveer 0,6Mb/d olie die vanuit Rusland Nederland binnenkomt is bestemd voor doorvoer, waarvan 0,3Mb/d ruwe olie en 0,3Mb/d olieproducten.
Daarnaast kunnen er ook olieproducten die in Nederland geraffineerd zijn met Russische ruwe aardolie doorgevoerd worden naar ons achterland. Het is niet te zeggen hoeveel van deze doorvoer Russische ruwe olie of olieproducten bevat. Nederland heeft een belangrijke positie ten opzichte van internationale partners in het leveren van vloeibare brand- en grondstoffen. Rotterdam is de tweede bunkerbrandstofhaven ter wereld en Amsterdam is de grootste exporthaven van benzine ter wereld. Vele nationale en internationale afnemers vertrouwen op de diensten van deze en andere Nederlandse raffinaderijen, chemische bedrijven, opslagfaciliteiten en infrastructuur. Ook EU-landen zoals Duitsland zijn afhankelijk van de inzet van onze havens en infrastructuur.
Bovendien is olie overal in de onze economieën verweven en is een belangrijke grondstof voor veel sectoren: Het wegvallen van olie-import uit Rusland zal dus gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Ik analyseer momenteel hoe daartoe proactief mitigerende maatregelen kunnen worden genomen.
Hoe gaat u voorkomen dat Russische olie door middel van blending (49% Russische olie, 51% andersoortige olie waardoor de olie niet meer het etiket «Rusland» heeft) alsnog op de Nederlandse markt terecht komt? Welke actoren zijn hier volgens u van belang om het gesprek mee aan te gaan?
Wat er met Russische aardolie wereldwijd gebeurd, is niet te traceren. Landen die geen sancties kennen tegen Russische olie, kunnen dit blijven importeren, verwerken en verhandelen. De oliemarkt is een mondiale markt en derhalve zeer lastig tot onmogelijk te controleren.
Nederland blijft zich evenwel inzetten voor het opnemen, in volgende sanctiepakketten, van bepalingen die dit probleem adresseren.
In hoeverre doen olie-importeurs in Nederland momenteel aan self sanctioning met betrekking tot Russische olie? Welk percentage van de Nederlandse oliemarkt gaat het dan om?
Het kabinet heeft in de Kamerbrief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302) aangegeven zo snel mogelijk onafhankelijk te willen zijn van Russische energie, waaronder olie en gas en heeft het bedrijfsleven opgeroepen ook zo snel mogelijk over te schakelen op andere leveranciers dan Rusland. Er is helaas geen inzicht te geven in de contracten. Deze hebben een looptijd die dient te worden nageleefd. Bij afloop kan afname worden gestopt. Het is bekend dat een aantal bedrijven aan self sanctioning doen, andere nog niet.
Olie uit pijpleidingen, maar ook gas uit pijpleidingen, is goedkoper dan olie- en gastransport via schip. Welke mogelijkheden ziet u op Nederlands, maar ook op Europees, niveau om de markt ook na de Oekraïne-oorlog en een eventuele afname van self sanctioning, van goedkope Russische olie en gas af te houden?
Verdere diversificatie van leveranciers en het versnellen van de energietransitie helpen om van goedkope Russische olie en gas af te stappen. Daarnaast is verdere verduurzaming en daarmee besparing belangrijk zodat we überhaupt minder olie en gas nodig hebben.
Hoe ziet u hierbij specifiek de optie voor een verhoogd importtarief van olie en gas uit Rusland? Wat zijn de voordelen als dit Europees wordt opgepakt? En andersom, welke nadelen zijn er als dit alleen door Nederland wordt opgepakt?
De optie van een importtarief is meermaals op Europees niveau de revue gepasseerd. Er is echter, conform de Nederlandse inzet, voor gekozen om vooral in te zetten op een algeheel verbod op Europees niveau. Ondanks enkele uitzonderingen zal ca. 85 tot 90 procent van de Russische olie gesanctioneerd zijn, en dus niet meer de EU-markt op komen. In de komende periode zet Nederland erop in om te zorgen dat het verbod zo strak mogelijk gehandhaafd wordt, onder meer door actief in de gaten te houden dat er geen doorverkoop plaatsvindt van olie die onder buisleidingen nog binnenkomt.
Zou u de verwachte effecten van een verhoogd importtarief voor olie en gas uit Rusland kunnen toelichten? Hoe hoog zou een dergelijk importtarief moeten zijn om effect te hebben? Hoeveel extra inkomsten zou dat opleveren? Bent u bereid om hier op Europees niveau ook voor te pleiten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe apprecieert u het feit dat u Nederland als doel oplegt om ongeveer 6 miljard kuub gas te vervangen (gelijk aan het aandeel Russisch gas in de Nederlandse gasmix), terwijl we in een Europese gasmarkt zitten en alle door Nederland genomen maatregelen, zoals de LNG-tanker in de Eemshaven, voor de Europese gasmarkt ingezet kunnen worden? Geeft u daarmee ook impliciet aan dat u vindt dat alle andere landen maatregelen moeten nemen om voor gasvervanging gelijk aan hun aandeel Russisch gas in hun gasmix moeten komen? Heeft u ook overwogen, gezien de rol van Nederland als doorvoerland en de genomen maatregelen, het doel hoger dan 6 miljard kuub te laten zijn? Waarom wel, of waarom niet?
Ik zet me op dit moment in om een zo groot mogelijk deel van het statistisch aandeel2 Russisch aardgas dat we in Nederland verbruiken te besparen en vervangen. Dit is toegelicht in de Kamerbrieven van 22 april jl. en 20 juni jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302 en Kamerstuk 29 023, nr. 312) en meest recent ook in de Kamerbrief van 21 juli jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 337). De op 20 juni jl. door mij aangekondigde maatregelen, zoals het opheffen van de productiebeperkingen van kolencentrales en een mogelijke tijdelijke besparingstender zullen voor een verdere reductie van de gasvraag in Nederland zorgen. In Nederland zorgt dat er voor dat we ons statistisch deel van het Russische gasverbruik relatief snel kunnen vervangen of besparen.
Andere EU-lidstaten, zoals Italië en Duitsland, zijn voor een veel groter deel afhankelijk van Russisch gas en kunnen daardoor niet alles vervangen of besparen op korte termijn. Ik ga er van uit dat andere EU-landen er ook het maximale aan zullen doen om zo veel mogelijk aardgas te besparen of vervangen. Hiervoor is relevant dat de Europese Commissie (EC) op 20 juli jl. haar communicatie «Save gas for a safe winter» uitgebracht. Met deze communicatie wil de EC bereiken dat de lidstaten de maatregelen die zij in aanloop naar de komende winter nemen om de gasvoorziening zo onverstoord mogelijk te laten doorgaan versneld uitvoeren en ook beter onderling afstemmen. Daarbij wijst de EC ook op de noodzaak van extra energiebesparing, het verminderen van het gasverbruik voor verwarming en verkoeling, de mogelijkheden van brandstofomschakeling en marktgebaseerde maatregelen om het gasverbruik door de industrie te verminderen. Voor dit laatste presenteert de EC haar European Gas Demand Reduction Plan. Voor de verdere implementatie hiervan heeft de EC, als onderdeel van haar communicatie, een verordening voorgesteld met daarin een vrijwillig gasbesparingsdoel van 15% voor alle lidstaten. Deze voorstellen zijn besproken tijdens de extra Energieraad op 26 juli jl. waar hierover een akkoord is bereikt. Uw Kamer wordt over de uitkomst van deze Energieraad geïnformeerd.
Hoe apprecieert u daarbij het feit dat door uw omzetting van de gasopslag van Grijpskerk van hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas, de gasopslag Grijpskerk eigenlijk maar met ongeveer 1 miljard kuub gevuld kan worden (zoals aangegeven in het GTS-advies van 14 maart, voetnoot 5)? Hoe verhoudt dat zich tot uw uitspraak in de kamerbrief van 22 april dat Grijpskerk «volledig» wordt gevuld?
De gasopslag Grijpskerk is nodig om sluiting van het Groningenveld mogelijk te maken, zoals ook aangegeven door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 33 529, nr. 996). Om sluiting van het Groningenveld in 2023 binnen bereik te houden wordt de opslag de komende periode voor 100% gevuld met laagcalorisch gas. In totaal gaat het dan om 2,4 miljard Nm3. Vanwege de omzetting van Grijpskerk van hoog- naar laagcalorisch gas is ca. 1 miljard Nm3 direct inzetbaar als laagcalorisch gas. Het dan nog resterende gas is een mengsel van hoog- en laagcalorisch gas dat na bijmenging van stikstof inzetbaar is mits voldoende capaciteit beschikbaar is bij stikstofinstallaties en het gas ook daarnaartoe getransporteerd kan worden. De beschikbare capaciteit om stikstof bij te mengen wordt vergroot met de bouw van een nieuwe stikstofinstallatie in Zuidbroek. Daarnaast bekijk ik momenteel de opties om te garanderen dat er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is om het resterende gas uit de gasopslag Grijpskerk naar de stikstofinstallaties te kunnen transporteren. Ik zal uw Kamer hierover informeren bij de besluitvorming over de gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2022–2023.
Hoe apprecieert u het vullen van Grijpskerk met laagcalorisch gas in relatie tot de vulling van de hoogcalorische gasopslag Bergermeer? Zou Bergermeer niet met meer gas (80% i.p.v. 70%) gevuld moeten worden om de leveringszekerheid voor hoogcalorisch gas op orde te houden? Zou dat niet meer recht doen aan het feit dat Bergermeer ook aan het einde de afgelopen winter al vrijwel leeg was?
In de brieven van 20 juni en 5 juli jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 312 en Kamerstuk 33 529, nr. 1056) heb ik aangegeven dat ik mij er op richt om de gasopslagen te vullen boven de Europese streefdoelen. De moties Kops en Erkens/Kröger (Kamerstuk 29 023, nrs. 313 en 317) roepen mij daartoe ook op.
In de brief van 5 juli jl. ben ik specifiek ingegaan op de maatregelen die zijn en worden genomen om de gasopslag Bergermeer te vullen. In de brief van 21 juli jl. heb ik aangegeven dat in gesprek met EBN om meer dan het eerder aangegeven maximum van 11 TWh te laten vullen en dat ik onderzoek welke mogelijkheden er zijn om de gasopslag Norg verder te vullen met geconverteerd hoogcalorisch gas.
Overigens geldt dat in Nederland historisch gezien altijd de nadruk heeft gelegen op het vullen van de opslagen voor laagcalorisch gas omdat dat het gas is dat wordt gebruikt door vrijwel alle huishoudens en elders in de gebouwde omgeving zoals op de meeste bedrijventerreinen. Juist dat gasgebruik wordt gekenmerkt door een lage vraag in de zomer en een hoge vraag in de winter. Met gasopslagen wordt daarin voorzien. Het huidige gebruik van hoogcalorisch gas kent een dergelijk fluctuatie veel minder.
Hoe verhouden de kosten van het afschakelen van de eerste gasverbruikers onder het Bescherm- en Herstelplan Gas zich tot het vullen van de gasopslag Bergermeer met 80% in plaats van 70%? Met andere woorden, als we de gashoeveelheid die het verschil is tussen de vulling van 70% en 80% van de gasopslag vergelijken met de hoeveelheid gasverbruikers die afgeschakeld moeten worden om een soortgelijke hoeveelheid gas te besparen, hoeveel compensatie zou dan aan deze bedrijven gegeven moeten worden? En wat zouden daar de maatschappelijke gevolgen verder van zijn, voor bijvoorbeeld het vestigingsklimaat, hoeveelheid werknemers dat thuis komt te zitten en andere gevolgen?
Dit is niet op voorhand uit te rekenen. Dit hangt af van de subsidiebehoefte die er is voor het vullen van de gasopslag Bergermeer. En in hoeverre bedrijven eventueel zouden moeten afschakelen in het geval van een fysiek gastekort. De vulgraden zijn niet de enige factor die bepaalt hoe groot de kans is dat in het kader van het Bescherm- en Herstelplan Gas bedrijven moeten afschakelen. Zoals in de brief van 21 juli jl. is toegelicht, heeft GTS berekend dat er komende winter in Nederland geen gastekort hoeft op te treden, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden. Hierbij speelt bijvoorbeeld de aanvoer van LNG en de toevoer via pijpleidingen uit andere landen een belangrijke rol. Ik neem naast het stimuleren van het vullen van de gasopslagen meer maatregelen die er voor moeten zorgen dat de kans dat we Nederlandse bedrijven moeten afschakelen zo klein mogelijk is, zoals maatregelen op gebied van energiebesparing en het uitbreiden van de LNG importcapaciteit in de Eemshaven en Rotterdam. Daarnaast heeft het kabinet, tegelijk met het afkondigen van de vroegtijdige waarschuwing als bedoeld in het Bescherm- en Herstelplan Gas, op 20 juni jl. enkele maatregelen aangekondigd waarmee wordt beoogd te voorkomen dat we op een later moment in een noodsituatie terecht komen en verregaande maatregelen moeten nemen.
Deel u de mening dat de toepassing van het Bescherm- en Herstelplan Gas tot forse negatieve gevolgen zou leiden en dat het daarom koste wat het kost voorkomen moet worden? Bent u bereid om in gesprek te gaan met relevante partijen over de bereidheid van de sector om zelf ook bij te dragen aan een hogere vulgraad, van bijvoorbeeld 80%?
Het Bescherm- en Herstelplan Gas voorziet voor de drie door de verordening gasleveringszekerheid geïdentificeerde niveaus van gascrisis in maatregelen ter bestrijding daarvan. Gedurende de eerste twee niveaus is het aan de markt om deze maatregelen met behulp van marktgebaseerde maatregelen te bestrijden. Pas als het derde en hoogste niveau van gascrisis wordt afgekondigd is het aan de overheid om een noodsituatie met behulp van niet-marktgebaseerde maatregelen te bestrijden. Deze maatregelen die in het Bescherm- en Herstelplan gas zijn opgenomen lopen voorts op in mate waarin zij ingrijpen, waarbij eerst wordt voorzien in vrijwillige maatregelen en daarna pas in dwingende. De opvatting dat maatregelen uit het Bescherm- en Herstelplan Gas leiden tot forse negatieve gevolgen deel ik waar het gaat om enkele specifieke niet-marktgebaseerde maatregelen uit het Bescherm- en Herstelplan met een dwingend karakter, zoals het afsluiten van afnemers.
Om te voorkomen dat we in een noodsituatie terechtkomen en genoodzaakt zijn dergelijke ingrijpende maatregelen te treffen heb ik bij het afkondigen van de vroegtijdige waarschuwing op 20 juni jl. enkele maatregelen aangekondigd waarmee wordt beoogd het gasverbruik terug te dringen. In de brief van 21 juli jl. ben ik hier nader op ingegaan.
U geeft ook aan in uw recente Kamerbrief dat er een kans aanwezig is dat Rusland zelf besluit om op korte termijn te stoppen met gasleveringen. Hoe groot schat u de kans in dat dat gebeurt? Is Nederland voorbereid op een dergelijke abrupte stop? Heeft u dat scenario en bijbehorende acties klaarliggen?
Het is heel moeilijk te voorspellen of en wanneer dit zou kunnen gebeuren. De mate waarin een fysiek gastekort ontstaat is afhankelijk van aan welke EU-landen Rusland zou stoppen met leveren, of het gaat om een volledige afsluiting of een gedeeltelijke en in hoeverre de getroffen landen hun gasverbruik kunnen beperken (door onder andere het (gedeeltelijk) afschakelen van hun industrie). In de brief van 21 juli jl. heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen in de gastoevoer via de Nord Stream I gasleiding naar Europa. Ik ben daarbij ook ingegaan op de bevindingen van GTS voor het scenario dat er een jaar lang geen Russisch gas zou kunnen worden geïmporteerd. GTS verwacht aankomende winter geen fysiek tekort, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. In het geval er desondanks in Nederland een fysiek tekort is zijn we hierop voorbereid met het Bescherm- en Herstelplan Gas. Gezien de ontwikkelingen in andere Europese landen heeft het kabinet op 20 juni jl. besloten de eerste fase van het Bescherm- en Herstelplan gas af te kondigen (vroegtijdige waarschuwing)3.
Bent u ook al scenario’s aan het uitwerken voor de winter van ’23/’24? Welke lessen trekt u hierbij uit de afgelopen winter? Welke acties zou u dit jaar al moeten nemen om de leveringszekerheid van gas voor de winter van ’23/’24 al beter te borgen?
Ik richt me op dit moment met name op de winter ’22 -’23 voor het nemen van maatregelen, zoals het stimuleren van het vullen van de gasopslag Bergermeer en het fors verhogen van de LNG-importcapaciteit. Daarnaast zal ik u zoals eerder toegezegd nader informeren over de scenario’s voor komende winter, inclusief de maatschappelijke gevolgen. Er wordt uiteraard ook nagedacht over de volgende winters, hoewel het moeilijk te voorspellen is wat de situatie dan zal zijn op de gasmarkt. Dat neemt niet weg dat ik versneld maatregelen neem die ons gasverbruik structureel moeten terugdringen. Ik verwijs hiervoor onder meer naar mijn recente Kamerbrief van 20 juni jl.4
Bent u bereid om voor zowel de komende winter als de daaropvolgende winter nogmaals adviezen uit te vragen bij partijen als Gasunie Transport Services (GTS) en Energie Beheer Nederland (EBN) voor additionele suggesties voor het versterken van de leveringszekerheid de komende periode?
Met GTS is er vanuit mijn ministerie dagelijks contact over de stand van zaken op gebied van leveringszekerheid. Daarnaast heeft GTS een rol als wettelijk adviseur voor de leveringszekerheid op grond van de Gaswet. In die hoedanigheid heeft GTS alleen al dit jaar al meermaals adviezen uitgebracht op gebied van leveringszekerheid, die ook met uw Kamer zijn gedeeld. Waar nodig vraag ik aan GTS aanvullende adviezen uit. Ook met Energie Beheer Nederland, een staatdeelneming waarvan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de aandeelhouder is, is er nauw contact. Op structurele basis maar ook gericht in het kader van specifieke maatregelen voor het borgen van de leveringszekerheid, zoals het vullen van gasopslag Bergermeer (zie de brief van 5 juli jl., Kamerstuk 33 529, nr. 1056). Ook spreek ik regelmatig met een breed scala aan partijen over het borgen van de leveringszekerheid gas. Zo vindt er bijvoorbeeld in augustus een expertsessie plaats met de bewindspersonen over dit onderwerp.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden uiterlijk dinsdag 10 mei?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De gevolgen van de keuze voor Amerikaans schaliegas als alternatief voor Russisch gas voor het behalen van onze klimaatdoelen |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Texas en Louisiana moeten EU helpen af te kicken van Russisch gas, maar tegen welke prijs?»?1
Ja.
Welke afspraken heeft Nederland en/of de Europese Commissie precies over leveringszekerheid met de grote Amerikaanse gasbedrijven gemaakt die momenteel plannen maken om voor tientallen miljarden aan nieuwe pijpleidingen, fabrieken en terminals te bouwen?
Het is aan de markt om te bepalen waar en voor welke prijs er gas wordt ingekocht en verkocht. Dit volgt uit de spelregels die gelden op de interne markt en voor het vrije verkeer van goederen. De Nederlandse Staat heeft geen enkele afspraak met Amerikaanse gasbedrijven gemaakt. Ook de Europese Commissie heeft geen afspraken met marktpartijen gemaakt over concrete leveranties van LNG-volumes aan de EU.
De Europese Commissie heeft het EU Energy Platform opgericht2 om op basis van vrijwilligheid te komen tot vraagbundeling van gas, LNG en waterstof. Daarnaast heeft de Europese Commissie contacten gelegd met meerdere landen, waaronder de Verenigde Staten, over gasleveringen aan de EU ter vervangen van Russisch gas. Het is aan de markt om vervolg te geven aan die contacten en om tot concrete leveringsafspraken te komen.
Zijn bij deze afspraken ook contractvoorstellen, commitments of andere beloftes gedaan, waarbij sprake is van een verplichte afname over een bepaalde periode?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dergelijke afspraken zijn gemaakt, wat houden deze afspraken precies in? Welke rol heeft Nederland en/of de Europese Commissie daarin gespeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Nederland en/of de Europese Commissie ook eisen gesteld ten aanzien van maatregelen die genomen moeten worden om de uitstoot van methaan bij de productie en het transport van Amerikaans schaliegas tegen te gaan? Indien nee, waarom niet?
Er zijn afspraken gemaakt op mondiaal niveau over het terugdringen van de uitstoot van methaan. Op 2 november 2021 hebben de Europese Commissie en de Verenigde Staten met vele partnerlanden de Methaan Belofte (Global Methane Pledge)3 geïnitieerd. Dit initiatief streeft ernaar de uitstoot van methaan terug te dringen met 30% in 2030 ten opzichte van 2020. Daarnaast heeft de Europese Commissie samen met de Verenigde Staten op 25 maart 2022 een gezamenlijke taskforce4 ingesteld over leveringszekerheid van aardgas. Deze taskforce richt zich onder andere op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (waaronder methaan) bij het realiseren van de LNG-infrastructuur en specifiek het verminderen van methaanlekkages.
Indien er nog geen afspraken zijn gemaakt, welke voorstellen liggen er precies voor de levering van extra Amerikaans liquid natural gas (lng) aan Europa en wanneer verwacht u dat er een definitief besluit genomen zal worden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het statement van de Europese Commissie over de meeting tussen president Von der Leyen en de Amerikaanse president Biden op 25 maart jongstleden over de levering van meer Amerikaans lng aan de Europese Unie, getiteld «The European Commission and the United States open new chapter in their energy cooperation»?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het artikel «How long will Biden’s new alliance with LNG last?' van de Houston Chronicle?
Ja.
Deelt u de mening dat uit de twee bovenstaande artikelen blijkt dat Von der Leyen en Biden hebben gesproken over een Europese markt voor Amerikaans lng tot in ieder geval 2030, maar dat lng-exporteurs gewoonlijk nog langere contracten (namelijk van 20 jaar) hanteren, simpelweg omdat nieuwe faciliteiten niet voor een korte duur worden gebouwd? Hoe verhoudt dit voorstel/deze afspraak tussen Von der Leyen en Biden zich tot het behalen van de Nederlandse en Europese klimaatdoelen?
De ontmoeting tussen de voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, en de Amerikaanse president Biden heeft zich inderdaad gericht op de Europese markt voor Amerikaanse LNG als gevolg van de geopolitieke crisissituatie in Europa en de noodzaak om zo snel mogelijk de afhankelijkheid van de gasimport uit de Russische Federatie te reduceren. De Nederlandse en Europese Klimaatdoelen gelden onverkort en staan overeind, ongeacht de neveneffecten van meer import van LNG. We moeten zowel de afhankelijkheid van Rusland zo spoedig mogelijk afbouwen én de klimaatdoelen halen, waarbij het besparen van gas in beide gevallen een belangrijk onderdeel is. De behoefte van LNG-producenten aan langetermijncommittering om nieuwe investeringen in LNG-installaties te plegen is een commerciële afweging.
Houdt u met het beantwoorden van de negende vraag rekening met de Scope 3 emissions en op welke manier?
Zoals in antwoord op vraag 9 uiteen wordt gezet, betreft dit enkel vervanging van een deel van het Russische gas. De klimaatdoelen blijven daarbij onverminderd gelden, ongeacht of bij het vervangen van Russisch gas direct of indirect meer of minder uitstoot van broeikasgassen plaatsvindt.
Welke duurzaamheidsrisico’s ziet u bij het aangaan van langetermijncontracten met Amerikaanse lng-exporteurs en hoe bent u van plan deze risico’s tegen te gaan?
Het is aan de marktpartijen om te bepalen voor welke duur ze een contract aangaan. De overheid is hier geen partij in. Het Europese Fit for 55-maatregelen pakket5 heeft als doelstelling om in 2030 een netto-uitstoot van broeikasgassen van ten minste 5 procent verminderd te hebben en klimaatneutraliteit tegen 2050. Daarbij stelt het pakket als doelstelling dat in 2030 40% van de energie uit hernieuwbare bronnen moet komen, en in het Commissievoorstel van het RePowerEU-plan wordt dit doel opgehoogd naar 45%. Het kabinet steunt de insteek dat diversificatie van fossiele energiebronnen niet moet leiden tot een lock-invan fossiele brandstoffen.
Erkent u dat bij het winnen en transporteren van schaliegas veel methaan vrijkomt en dat bij het omzetten van gas naar lng veel energie wordt verbruikt? Hoe vindt u het importeren van meer Amerikaans schaliegas in de vorm van lng passen bij de Nederlandse en Europese klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen?
Het klopt dat aan de technieken die gebruikt worden bij het winnen van gas uit schalies nadelen zijn verbonden; dit met de kanttekening dat gas uit schalies maar een deel van de bron vormt van de geïmporteerde LNG uit de Verenigde Staten. Ook is het zo dat het extra energie kost om gas om te zetten in LNG. Het kabinet hecht aan zowel de klimaatdoelen als het versneld onafhankelijk worden van Russisch gas zoals ik ook heb toegelicht in mijn brief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302). Eventuele nadelige effecten van LNG geïmporteerd uit onder andere de VS, doen niets af aan de gestelde klimaatdoelen, maar helpen wel om als Nederland het aandeel Russisch gas op korte termijn sterk te verminderen. Daarom vind ik deze nadelen aanvaardbaar. Er wordt gekeken naar een heel palet aan maatregelen en mogelijkheden, waaronder besparingen en het vergroten van de LNG-importcapaciteit, zie daarvoor mijn Kamerbrief d.d. 21 juli 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 337). LNG afkomstig uit de VS is daarin een alternatief dat een belangrijk deel van het Russisch aardgas vervangt.
Bent u van mening dat Amerikaans schaliegas aanvaardbaar is als vervanging voor Russisch gas, de consequenties voor het milieu en klimaat in acht nemend?
Zie antwoord vraag 12.
Erkent u dat er voor het afnemen van extra Amerikaans schaliegas door de Europese Unie meer infrastructuur zal worden gebouwd voor het produceren en vervoeren van dit gas en dat dit ingaat tegen het dringende advies van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) om voor 2025 de uitstoot van emissies sterk te verminderen?
Het EU Fit for 55-maatregelenpakket6 heeft als doelstelling om in de EU ten minste 55% minder broeikasgassen uit te stoten in 2030 ten opzichte van de uitstoot van 1990. Dit doel staat ongeacht de plannen op het gebied van LNG.
Deze doelstelling wordt kracht bijgezet door het RePowerEU-plan van de Europese Commissie, waarin wordt voorgesteld dat de EU-lidstaten inzetten op het verhogen van de doelen ten aanzien van hernieuwbare energie, en verscherping van het doel voor energie-efficiëntie, zie daarvoor mijn Kamerbrief d.d. 17 juni jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3438).
Daarnaast zijn de EU-lidstaten in aanvulling op dit plan overeengekomen in het EU Winterpakket voor de komende winter ten minste 15% op de gasconsumptie te besparen, zie daarvoor de Kamerbrief 21 juli 2022 inzake North Stream 1 (NS 1) pijpleiding (Kamerstuk 29 023, nr. 337).
Dat neemt niet weg dat de EU-lidstaten, waaronder Nederland, het verminderde aanbod aardgas als gevolg van onder meer de uitfasering van de gasproductie in Groningen en afnemende levering van aardgas door Rusland, de komende tijd moeten compenseren door middel van toenemende LNG-import, bijvoorbeeld vanuit de Verenigde Staten.
Indien ja, hoe maakt u de afweging dat het aanvaardbaar is dat de Europese Unie en Nederland het verhogen van de productie van schaliegas in de Verenigde Staten voor de lange termijn stimuleren? Welke overwegingen spelen hierbij een rol en welke waarde hecht u aan de verschillende factoren in deze overwegingen?
Zie het antwoord vraag 12 en 13.
Deelt u de menign dat het onverkoopbaar is dat wij binnen Europa niet kiezen voor schaliegas vanwege de schadelijke gevolgen voor het milieu en klimaat, maar nu wel indirect Amerikaanse schaliegasbedrijven vragen om hun productie op te schalen?
Zie antwoord vraag 5.
De financiële voordelen van kernenergie |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gronings onderzoek: kernenergie efficiënter voor bereiken klimaatdoelen»?1
Ja.
Hoe reageert u op genoemd onderzoek, waaruit blijkt dat het «financieel voordeliger is als Nederland investeert in kerncentrales dan alleen in zonne- en windenergie»?
Ik bekijk het onderzoek met interesse. Tegelijkertijd laat ik op dit moment zelf ook onderzoek doen naar de optimale inrichting van het toekomstige energiesysteem voor de jaren 2035, 2040 en 2050 via de studie naar de rol van kernenergie in de toekomstige energiemix van Nederland. De resultaten van deze studie zijn rond de zomer bekend en stuur ik in het najaar aan uw Kamer.
Deelt u de conclusie van onderzoeker Machiel Mulder (hoogleraar energie-economie, Rijksuniversiteit Groningen) dat «kernenergie goedkoper is dan zonne- en windenergie», dat «windparken op zee de meeste subsidies nodig hebben» en dat «heel veel van die kosten door de overheid [en dus door de burgers] worden betaald»? Hoe valt dit te rijmen met uw claim dat windparken op zee zonder subsidie worden gebouwd?2
Het onderzoek van prof. dr. Mulder beargumenteert dat de stroomprijs door meer zon en wind afneemt en dat dit ten koste gaat van het verdienmodel van investeerders. Daarnaast zal volgens het onderzoek de stroomprijs juist stijgen als de weersomstandigheden ervoor zorgen dat zon en wind minder kunnen opwekken. Ook laten de onderzoekers zien dat kerncentrales per eenheid stroom relatief minder kost dan wind op zee en zonenergie.
Verder laat het onderzoek van de heer Mulder op hoofdlijnen zien dat de productie vanuit verschillende energiebronnen meer integraal moet worden afgewogen. Er zijn namelijk ook systeemeffecten. Dit sluit aan bij mijn eerdere conclusies (Kamerbrief 35 167, nr. 28) dat kernenergie niet duurder hoeft te zijn dan wind en zon indien de systeemkosten op dezelfde manier worden meegenomen. Zo worden extra netwerkkosten, kosten voor balanceren van het net en aansluitingskosten, die toenemen bij een hoger percentage zon en wind, niet meegenomen in de kWh-prijs maar doorberekend aan de netbeheerder en/of consument.
Tegelijkertijd vind ik het vooral belangrijk om te kijken naar de uitkomsten van de studie over de inpassing van kernenergie in de Nederlandse energiemix richting 2030–2050 en daarna. De uitkomsten geven een beter beeld van de inzet van kernenergie in het energiesysteem. De resultaten worden rond de zomer verwacht. Deze studie geeft ook de benodigde duidelijkheid over de wijze waarop kernenergie in het energiesysteem past en zal ook betrokken worden bij het opstellen van het Nationaal Plan Energiesysteem dat is aangekondigd in de Kamerbrief Contouren Nationaal Plan Energiesysteem.
Verder klopt het dat we momenteel geen subsidies meer geven voor het bouwen van windparken op zee. Wel betaalt de gebruiker via nettarieven mee aan de elektriciteitsnetten die hiervoor moeten worden aangelegd.
Kunt u uw antwoord op eerdere Kamervragen herinneren: «Kernenergie kan aanzienlijk bijdragen aan het dekken van de elektriciteitsbehoefte in Nederland en neemt in vergelijking met wind of zon inderdaad heel weinig ruimte in beslag»? Staat u hier nog steeds achter?
De huidige lijn van deze regering is dat kernenergie niet wordt uitgesloten als onderdeel van de energiemix. Dit past in het uitgangspunt «sturen op CO2» dat dit kabinet hanteert. Zoals eerder gesteld kan kernenergie aanzienlijk bijdragen aan het dekken van de elektriciteitsbehoefte in Nederland en neemt in vergelijking met wind of zon inderdaad heel weinig ruimte in beslag.
Deelt u de mening dat kernenergie een prominente plek in onze nationale energievoorziening moet krijgen voordat u het hele land en ons deel van de Noordzee hebt volgebouwd met geldverslindende, horizonvervuilende, vogelhakselende windturbines? Deelt u bovendien de mening dat kernenergie kan bijdragen aan onze energieonafhankelijkheid?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de vorige vragen, ben ik op dit moment aan het onderzoeken wat de meest optimale energiemix voor Nederland in de toekomst kan zijn. Dit gebeurt onder andere via de eerder genoemde studie (naar de rol van kernenergie in de toekomstige energiemix van Nederland) en het Nationaal Plan Energiesysteem.
In dit bredere onderzoek dat ik doe naar het toekomstige energiesysteem worden verschillende publieke belangen gewogen, waaronder de aspecten van betaalbaarheid en leefomgevingskwaliteit waarvan u voorbeelden geeft. In genoemde studie zal ook worden ingegaan op de leverings- en voorzieningszekerheid van de energievoorziening. Hier is energieonafhankelijkheid uiteraard ook een onderdeel van.
Hoe kan het dat u wél druk in de weer bent om het aantal windturbines fors uit te breiden, maar uw plannen voor de bouw van nieuwe kerncentrales – zoals aangekondigd in het coalitieakkoord – nog allesbehalve concreet zijn? Wanneer kunnen we uw uitgewerkte plannen voor de bouw van nieuwe centrales tegemoet zien?
De uitdagingen die spelen in het kader van kernenergie zijn veelomvattend. Rond het zomerreces zullen diverse onderzoeken die ik heb uitgezet zijn afgerond. Deze onderzoeken helpen om een duidelijker beeld te vormen van kernenergie in het systeem en de vervolgstappen te bepalen. Ik informeer u daarover voor het zomerreces.
Het bericht 'EU: aardgas is duurzaam' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Deelt u de conclusie dat het goed nieuws is dat de door u zo bejubelde Europese Unie aardgas als duurzaam en groen bestempelt? Deelt u de mening dat dit haaks staat op uw eigen klimaatbeleid, waaronder het obsessieve, onbetaalbare aardgasvrij maken woningen?1
Op 10 maart jl. heeft de Europese Commissie een definitief voorstel gedaan om aardgas en kernenergie tijdelijk en onder voorwaarden op te nemen in de groene taxonomie. Voor een volledige appreciatie van het voorstel daartoe verwijs ik u naar mijn brief van 20 april jl. (Kamerstuk 21501-33, nr. 914). Voor wat betreft aardgas heeft het kabinet zich meermaals uitgesproken tegen de opname daarvan in de groene taxonomie. De opvatting dat dit goed nieuws is wordt dan ook niet gedeeld. De taxonomie is verbod noch gebod, doet niets af aan de klimaatdoelen die gelden voor Nederland en staat daarmee niet haaks op het Nederlandse klimaatbeleid.
Hoe kan het dat het groene label voor aardgas, zoals u zegt, «geen gevolgen heeft voor de Nederlandse ambities om de CO2-uitstoot fors terug te dringen» en «de komende jaren volop door zal worden gegaan met het aardgasvrij maken van woningen»?
In het Coalitieakkoord is afgesproken om de Nederlandse ambitie ten aanzien van emissiereductie te verhogen omdat Nederland koploper wil zijn in Europa bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Het doel voor 2030 in de Klimaatwet wordt aangescherpt tot 55% reductie. Om dit doel te halen, richt het kabinet zich op een hogere opgave van 60% reductie in 2030. De eventuele opname van aardgas in de taxonomie heeft geen invloed op die ambitie.
Voor Nederland geldt dat aardgas op dit moment nog een belangrijke rol in onze energiemix speelt. Met het Klimaatakkoord zijn de eerste stappen gezet om de rol van aardgas kleiner te maken en over te schakelen naar duurzame bronnen. Het kabinet houdt zich aan de afspraken in het Klimaatakkoord. Het uitfaseren van fossiele brandstoffen, waaronder aardgas, en de overstap naar duurzame bronnen is en blijft hierbij uitgangspunt.
Bent u ervan op de hoogte dat wat Nederland met het aardgasvrij maken van woningen aan CO2 bespaart, door China in slechts drie uur (!) compleet teniet wordt gegaan?2 Hoe moeten we het «fors terugdringen van de CO2-uitstoot» eigenlijk zien? Welke effect hebben uw CO2-ambities feitelijk op de mondiale uitstoot en de temperatuurontwikkeling van de aarde?
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken dat de opwarming van de aarde wordt beperkt tot minder dan twee graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het streven is om de opwarming beperkt te houden tot anderhalve graad. Alle landen, dus Nederland ook, moeten hier een bijdrage aan leveren. Om invulling te geven aan de eigenstandige verantwoordelijkheid die Nederland in dit verband heeft, is in 2019 de Klimaatwet aangenomen. Ook in Europa worden klimaatdoelen wettelijk verankerd. Op die manier borgen we dat Nederland niet eenzijdig actie onderneemt, maar dat we gezamenlijk naar dit doel bewegen.
Er bestaan grote verschillen in de mate van broeikasgasuitstoot tussen verschillende landen die onder andere samenhangen met bevolkingsgrootte, economische ontwikkeling en de mate van verduurzaming. Dit betekent echter niet dat de Nederlandse maatregelen om broeikasgasemissies te reduceren teniet worden gedaan. Immers zouden er zonder deze maatregelen meer broeikasgassen worden uitgestoten met negatieve gevolgen voor de mondiale uitstoot en temperatuurontwikkeling. Bovendien is het aardgasvrij maken van woningen ook wenselijk in het licht van het streven om onafhankelijk te worden van de import van Russisch aardgas.
Hoe legt u het groene label voor aardgas uit aan de huishoudens die voor vele tienduizenden euro’s reeds van het aardgas af zijn gegaan, omdat u hen hebt wijsgemaakt dat aardgas slecht voor het klimaat zou zijn en de huishoudens die nog niet van het aardgas af zijn, maar door u «uiteindelijk van het gas af gedwongen zullen worden»?3
De opname van aardgas in de taxonomie is tijdelijk en voorwaardelijk. Meer specifiek geldt dat economische activiteiten met betrekking tot aardgas als duurzaam worden gekwalificeerd indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat de lifecycle broeikasgasemissies lager zijn dan 100 gram CO2e/kWh. In plaats daarvan kan ook aan de volgende cumulatieve voorwaarden worden voldaan: (i) de faciliteit krijgt uiterlijk in 2030 een bouwvergunning; (ii) de directe emissies zijn lager dan 270 gram CO2e/kWh of niet hoger dan 550 kg CO2e/kWh per jaar gemiddeld over een periode van 20 jaar; (iii) de faciliteit vervangt een bestaande fossiele centrale met relatief hoge uitstoot; (iv) deze vervanging leidt tot emissiereductie van minimaal 55% en capaciteitstoename van maximaal 15%; (v) de faciliteit schakelt uiterlijk per 2035 over op hernieuwbare of emissiearme gassen (zoals waterstof).
De voorwaarden zijn niet gericht op de verbranding van aardgas in huishoudens maar op aardgascentrales die een tijdelijke rol spelen in de transitie van vervuilende brandstoffen zoals kolen naar emissiearme of -loze gassen zoals waterstof of groen gas.
Deelt u de mening dat het ronduit tegenstrijdig is dat aardgas de schoonste fossiele brandstof is, dat huishoudens in onder andere Duitsland daarom juist overstappen óp aardgas, maar dat u huishoudens voor veel geld van het gas áf wilt hebben en hen daartoe zelfs wilt dwingen?
De doelstelling van de EU is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat het gebruik van fossiele brandstoffen (wegens hun CO2-uitstoot) wordt afgebouwd en vervangen wordt door duurzame energiebronnen. Ook aardgas is een fossiele brandstof en het gebruik ervan zal dus worden afgebouwd richting 2050.
In Duitsland en in de andere EU-lidstaten zullen huishoudens dus ook vóór 2050 moeten overstappen op fossielvrije bronnen. Dit is in lijn met de afspraken in de Europese Green Deal. Een deel van de huishoudens zal mogelijk als tussenstap overstappen op aardgas. Duitsland heeft recentelijk een nieuwe verwarmingsstrategie aangekondigd om minder afhankelijk te worden van de import van Russisch aardgas.4 In deze strategie wordt normering aangekondigd om fossiele brandstofinstallaties uit te faseren in gebouwen. Het voorstel is om géén mono gas- of oliegestookte ketels meer te plaatsen bij vervanging van de ketel ouder dan 20 jaar per 2024. Er zou namelijk vanaf dat moment een minimumwaarde van 65% hernieuwbare energie gelden voor gebouweigenaren. Dit kan worden bereikt via bijvoorbeeld het installeren van een warmtepomp of een duurzaam warmtenet. Kortom, ook Duitsland zet in op het geleidelijk uitfaseren van aardgas in de gebouwde omgeving.
Wanneer zet u uw klimaatoogkleppen af en stopt u met uw onzinnige, onhaalbare en onbetaalbare klimaatbeleid?
De wetenschap is helder over het klimaatprobleem, het kabinet neemt daarom passende maatregelen.
Mogelijke financiële modellen voor de te bouwen kerncentrales. |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Welke financiële regelingen worden er momenteel gebruikt voor de bouw van nieuwe kerncentrales in Europa? Welke regelingen lijken goed te werken? Wat leidt tot forse kostenoverschrijdingen?
Er worden momenteel in Europa verschillende financiële instrumenten, en soms in combinatie, toegepast voor de bouw van centrales: Contract for Difference (CfD), Power Purchase Agreement (PPA) en het Mankala-model. Volledige private financiering is in het verleden ook toegepast.
Daarnaast zijn er ook nog enkele financiële regelingen die op dit moment door landen in Europa worden onderzocht als mogelijke financieringsmodellen voor kerncentrales, zoals verschillende varianten van het Regulated Asset Based (RAB)-model. Verder zijn er in Europa ook nog centrales die volledig privaat of publiek gefinancierd zijn. Enkele van deze financiële instrumenten worden in de beantwoording van onderstaande vragen verder besproken. Al deze financieringsmodellen worden op dit moment onderzocht, onder andere via de studie naar de rol van kernenergie in de toekomstige energiemix van Nederland.
Hiernaast worden er ambtelijke werkbezoeken belegd naar een aantal Europese landen die ook met de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales bezig zijn, namelijk Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Finland, Polen en Tsjechië. Hier wordt waardevolle kennis en ervaringen over de financieringsmodellen vergaard om betrokken te worden bij de Nederlandse afwegingen.
Ik verwacht de Kamer in het najaar meer inzicht te geven over welke regelingen goed werken in het buitenland en in hoeverre deze toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie. Kostenoverschrijdingen hangen af van veel elementen en zijn daarom niet per definitie toe te schrijven aan specifieke regelingen. De elementen van kostenoverschrijdingen zullen we wel zoveel mogelijk in kaart brengen.
Is het voordelig om voor te bouwen kerncentrales in Nederland aan te sluiten bij financiële modellen die al gebruikt worden in Europa? Zo ja, waarom en bent u bereid om in contact te treden met lidstaten die daarmee ervaring hebben opgedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe ziet u de rol van een Nederlandse staatsdeelneming bij de bouw van nieuwe kerncentrales? Wat zijn de voor- en nadelen?
Het aangaan van een nieuwe staatsdeelneming – waarmee de staat risicodragend participeert in ondernemingen – is een zeer vergaande vorm van overheidsinterventie. Met deelname in bedrijven wordt terughoudend omgegaan, alleen in bijzondere gevallen wordt dit instrument ingezet. Een staatsdeelneming kan worden overwogen als wet- en regelgeving en eventuele andere (publiekrechtelijke) instrumenten niet toereikend zijn, voor het borgen van de publieke belangen. In dergelijke situaties wordt gesproken over moeilijk contracteerbare publieke belangen. Voordeel van het aandeelhouderschap is dat de staat met de aan het aandeelhouderschap verbonden zeggenschap invloed kan uitoefenen op de koers van ondernemingen. Daar staat tegenover dat de staat met publiek geld ook meedeelt in de (bedrijfs) risico’s. Een nadere weging van voor- en nadelen van het aangaan van een deelneming door de staat is pas opportuun als geconstateerd wordt dat andere instrumenten niet toereikend zijn om de publieke belangen te borgen.
Op dit moment is elektriciteitsproductie in Nederland privaat belegd, alleen het landelijk transport is belegd bij een staatsdeelneming. Verder is wettelijk bepaald dat zeggenschap over transport en productie niet in één hand mogen liggen.
Ziet u hierbij een rol voor een nieuw op te richten staatsdeelneming? Of zou een bestaande staatsdeelneming die rol op zich kunnen nemen? Wat zijn de voor- en nadelen?
Ik zie bij voorbaat geen deelnemingen waarvoor het participeren in een kerncentrale voor de hand ligt. Mocht een bestaande deelneming een dergelijke activiteit overwegen, dan vergt een dergelijk besluit goedkeuring van de aandeelhouder. Mocht het interessant blijken om een dergelijke staatsdeelneming (reeds bestaand dan wel nieuw) te gebruiken, dan zullen we dit het komende jaar verder onderzoeken.
Welk proces moet doorlopen worden mocht de regering ervoor kiezen een nieuwe staatsdeelneming op te zetten? Hoelang zou dat duren?
Zoals nader toegelicht in beantwoording van de vragen 3 en 4 dient eerst te worden gewogen of er sprake is van publieke belangen waarbij wet- en regelgeving en overige (publiekrechtelijke) instrumenten niet volstaan. Alleen als dat het geval is kan een staatsdeelneming worden overwogen. Hierbij dient ook te worden gewogen of een dergelijk ingrijpende interventie doeltreffend, doelmatig en proportioneel is.
Naast deze inhoudelijke beoordeling, zal er ook een proces met het parlement doorlopen dienen te worden. Op het aangaan of afstoten van een deelneming is het budgetrecht en het informatierecht van de Tweede Kamer van toepassing. De Comptabiliteitswet 2021 schrijft voor dat de staat bij privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder het aangaan van een deelneming) de zogenoemde voorhangprocedure moet volgen. Behoudens enkele uitzonderingen mag het kabinet deze handelingen pas dertig dagen nadat het voornemen aan de Eerste en Tweede Kamer is gemeld uitvoeren.
Op voorhand kan geen exacte tijd voor het doorlopen van het inhoudelijke afwegingsproces en het proces met uw Kamer worden vastgesteld. In de praktijk zal dat naar verwachting minimaal enkele maanden duren.
Hoe apprecieert u de SDE++-regeling als instrument voor het scheppen van de financiële randvoorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales? Wat zijn de voor- en nadelen van het gebruik van de SDE++? Voorziet u hierbij problemen met het feit dat de SDE++ zorgt voor financiering achteraf en niet vooraf, aangezien het leeuwendeel van de kosten voor kerncentrales aan de voorkant zit?
De SDE++ als instrument is onderdeel van onze huidige onderzoeken naar de meest geprefereerde financieringsconstructie. Daaruit moet nog blijken of de SDE++ een aantrekkelijke optie is voor de bouw van kerncentrales. Wel is het zo dat de huidige SDE++-regeling voor een kortere periode geldt dan kerncentrales nodig zouden hebben en dat de regeling meer generiek is opgezet wat niet aansluit bij de specifieke bouw van twee kerncentrales.
Hoe apprecieert u het gebruik maken van het Contracts for Difference-model voor het scheppen van de financiële randvoorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales? Wat zijn de voor- en nadelen van het gebruik van de CfD’s?
Het Contract for Difference-model is een model dat wordt toegepast om marktprijszekerheid te bieden. Dit model richt zich dus alleen op het risico van een onvoorspelbare marktprijs en regelt verder niet expliciet de verdeling van overige risico’s waaronder bouwrisico’s. Marktpartijen hebben in de marktconsultatie van KPMG uit 2021 aangegeven dat bij het kiezen voor dit financieringsmodel veelal aanvullende garanties zullen worden gevraagd van de overheid.
De voor- en nadelen van dit model en dus ook de mogelijkheid om deze binnen de Nederlandse context toe te passen worden in beeld gebracht. Hiervoor vormen onder andere de studie naar de rol van kernenergie in de toekomstige energiemix van Nederland en de internationale werkbezoeken belangrijke input.
Hoe apprecieert u het gebruik maken van het Regulated Asset Based-model voor het scheppen van de financiële randvoorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales? Wat zijn de voor- en nadelen van het gebruik van de RAB? Bent u bekend met de recente ervaringen van de Britse overheid op dit gebied? Hoe apprecieert u die ervaringen?
Het Regulated Asset Base (RAB)-model is een financieringsvorm die het bouwrisico verdeelt tussen de ontwikkelaar en de partij(en) die de RAB-vergoeding betalen (bijvoorbeeld de overheid en/of eindverbruiker). De ontwikkelaar ontvangt tijdens de bouw namelijk al een vergoeding (via vooraf vastgestelde tarieven) voor diensten die pas na oplevering van het project worden geleverd.
Het is eerder in het Verenigd Koninkrijk toegepast bij grote infrastructuurprojecten maar nog niet eerder voor de bouw van een kerncentrale. De Britse overheid is wel van plan het RAB-financieringsmodel in de wet, de zogenaamde «Nuclear Energy (Financing) Bill», te verankeren en toe te passen voor de bouw van de nieuwe kerncentrale Sizewell C (3.200 MW).
De voor- en nadelen van dit model en dus ook de mogelijkheid om deze binnen de Nederlandse context toe te passen worden op dit moment onder andere onderzocht via de studie naar de rol van kernenergie in de toekomstige energiemix van Nederland en het internationale werkbezoek aan het Verenigd Koninkrijk.
Hoe apprecieert u het Mankala-model dat in Finland is toegepast? Wat zijn de voor- en nadelen? Bent u bekend met de Finse ervaringen op dit gebied? Hoe apprecieert u die ervaringen?
Het Mankala-model is een coöperatief kostprijsmodel waarbij de investering, en mogelijk de risico’s, door een groot aantal private partijen wordt gedragen die ook de directe afnemers zijn van de geproduceerde elektriciteit. Het model wordt tot nog toe alleen in de Finse context toegepast.
Zoals eerder geschetst is het Mankala-model één van de financieringsconstructies die op dit moment via de eerder genoemde onderzoeken wordt onderzocht. Daarnaast zal dit model extra aandacht krijgen tijdens het werkbezoek aan Finland. Hierna hoop ik dit model beter te kunnen wegen voor de Nederlandse situatie.
Ziet u ook mogelijkheden voor Nederlandse burgers om (kleinschalig) mee te investeren in de nieuwe kerncentrales? Zijn er voorbeelden in andere landen? Of andere energiebronnen waarbij deze mogelijkheid bestaat?
Er zijn voor zover bekend bij mij geen voorbeelden bekend van burgerparticipaties in kerncentrales. Het klinkt daarom niet aannemelijk, maar op dit moment zijn we alle opties aan het onderzoeken. Burgers kunnen op dit moment al wel individueel of collectief investeren in andere energiebronnen als zon- en windenergie en geothermie.
Ziet u nog andere financiële modellen die mogelijk gebruikt kunnen worden voor de bouw van nieuwe kerncentrales, zoals enkel een CAPEX-financiering? Wat zijn de voor- en nadelen van deze financiële modellen?
CAPEX-financiering zou inhouden dat de bouw van de nieuw te bouwen kerncentrales volledig gefinancierd zou worden door de overheid. Aangezien alle financieringsmodellen in de onderzoeken die we op dit moment doen worden meegenomen, zal ook deze optie gewogen worden.
Hoe kijkt u naar een combinatie van bovenstaande financiële modellen, bijvoorbeeld een combinatie van financiering aan de voorkant (via bijvoorbeeld RAB) als ook CfD’s de eerste jaren na opening?
Dit is een mogelijkheid die ik verder zal onderzoeken.
De rechtszaak omtrent het toepassen van de partiële vrijstelling voor stikstof (bouwvrijstelling) bij het CO2-opslagproject Porthos |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de zaak die milieuorganisatie MOB bij de Raad van State heeft aangespannen omtrent het toepassen van de partiële vrijstelling voor stikstof (bouwvrijstelling) bij het CO2-opslagproject Porthos en de mogelijk verstrekkende gevolgen van deze zaak, zoals die o.a. door Porthos zelf worden benoemd in de podcast Studio Energie1?
Ja.
Klopt het dat de stikstof die vrijkomt bij het project Porthos voornamelijk de relatief lage hoeveelheid stikstof die vrijkomt tijdens de bouwwerkzaamheden op zee betreft?
Ja dat klopt.
Klopt het dat het bij dit project gaat over 160 ton stikstofuitstoot die alleen plaatsvindt tijdens de bouwfase ten opzichte van een hoeveelheid van 37 miljoen ton CO2 die door het project kan worden gereduceerd?
Ja.
Klopt het dat er binnen de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en Klimaat rekening gehouden wordt met een negatieve uitspraak door de Raad van State in deze zaak met betrekking tot de partiële vrijstelling (bouwvrijstelling) en dat indien dat het geval is ook duurzaamheidsprojecten (voorlopig) geen doorgang zullen kunnen vinden? Zo ja, waaruit bestaat dan dit «rekening houden met»? Worden er concrete scenario’s uitgewerkt inclusief mogelijke oplossingsrichtingen?
Het kabinet heeft vertrouwen in de onderbouwing van de bouwvrijstelling. Het is nu aan de rechter om over de zaak Porthos /de bouwvrijstelling te oordelen. We moeten dit oordeel afwachten. Uiteraard houden we rekening met verschillende scenario’s en bereiden ons daarop voor. Ik ben in nauw contact met coördinerend Minister voor Natuur en Stikstof hierover.
Kunt u aangeven hoeveel duurzaamheidsprojecten bij een negatieve uitspraak (voorlopig) geen doorgang kunnen vinden en welke hoeveelheid aan potentiële CO2-reductie deze projecten gezamenlijk vertegenwoordigen?
Alle energietransitieprojecten waarbij inzet van bouwmaterieel nodig is, hebben te maken met deposities in de aanlegfase. Naast de transportnetten van verschillende modaliteiten (CCS, waterstof, elektriciteit) betreft het ook bijvoorbeeld netaansluitingen van windmolens op zee of nieuwe hoogspanningsstations, waaronder de projecten van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat. Mocht de partiële vrijstelling door de rechter onverbindend worden verklaard dan ontstaan acuut problemen voor een aantal energieprojecten van nationaal belang en als er niet snel een generieke oplossing komt, ontstaat er een vertraging voor alle andere projecten die randvoorwaardelijk zijn voor verduurzaming van de industrie en het halen van de CO2-reductiedoelen voor 2030.
Er zal dan per project bekeken moeten worden of er specifieke oplossingen zijn voor de stikstofdepositie. Denk aan instrumenten als een ecologische beoordeling, salderen of de ADC-toets. Als deze oplossingen er niet zijn zullen ook projecten met tijdelijke deposities ontwikkelruimte nodig hebben.
Met betrekking tot uw vraag over de potentiële CO2-reductie van al deze projecten verwijs ik naar de beantwoording op vraag 8. Alleen het Porthos project zelf draagt al bij aan een CO2-reductie van 12,5 miljoen ton voor 2030. Duidelijk is wel dat al deze projecten nodig zijn voor het uitfaseren van fossiele energie, hetgeen zowel nodig is om de 2030 Klimaatdoelen te halen als ook om te komen tot structureel natuurherstel.
Klopt het dat ook bij de kavelbesluiten voor wind op zee gebruik wordt gemaakt van de partiële vrijstelling voor stikstof (bouwvrijstelling)?
Ja.
Wat zou een negatieve uitspraak van de Raad van State in deze zaak betekenen voor de uitrol van wind op zee in termen van energieproductie en CO2-reductie die daardoor niet (tijdig) kan worden gerealiseerd?
Voor de aansluiting van het windpark Hollandse Kust west beta (700 megawatt Beverwijk) is beroep aangetekend tegen de besluiten vanwege stikstof. De definitieve besluiten van de aansluiting van de windparken IJmuiden Ver alfa (2 GW Borssele) en beta (2 gigawatt Maasvlakte) worden nog voor de zomer ter inzage gelegd en staan dan open voor beroep. De besluiten voor al deze projecten baseren zich op de partiële vrijstelling. Als deze onverbindend zou worden verklaard, dan zal moeten worden bekeken of er projectspecifieke oplossingen zijn. Op dit moment is in elk geval duidelijk dat dit tot vertraging van procedures zal leiden.
Kunt u aangeven wat u in de brief over het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) bedoelde met de zin: «Ook zorgt de huidige stikstofproblematiek voor juridische onzekerheid rondom de natuurtoestemming voor ruimtelijke projecten» (Kamerstuk 29 826, nr. 132)? Op welke onzekerheid doelde u hier? Bij welke projecten uit het MIEK speelt deze onzekerheid en hoeveel Mton potentiële CO2-reductie vertegenwoordigen deze projecten?
Bij alle MIEK-projecten is sprake van tijdelijke stikstofdepositie in de aanlegfase en zij maken gebruik van de bouwvrijstelling. Vanwege het beroep van milieuorganisatie MOB ontstond er juridische onzekerheid. Voor precieze potentiële CO2 reductie verwijs ik naar de reflectie van de kennisinstellingen PBL, RVO en TNO op de clusterenergiestrategieën (CES 1.0), waarin staat dat indien alle plannen van bedrijven worden uitgevoerd, dit in Nederland in 2030 naar schatting zou kunnen leiden tot circa 21 miljoen ton emissiereductie bij de industrie (scope 1; zie Reflectie op Cluster Energiestrategieën (CES1.0) (pbl.nl)).
Kunt u tevens aangeven op welke knelpunten u in de brief over de uitwerking coalitieakkoord op het onderwerp Klimaat en Energie doelde met de zin: «Ook bij de realisatie van de ambities van andere sectoren, zoals de verduurzaming industrie en mobiliteit, moeten we aandacht hebben voor synergie in de aanpak en potentiële knelpunten door het gebrek aan stikstofruimte» (Kamerstuk 32 813-974)?
Dat refereert aan de juridische onzekerheid voor MIEK projecten zoals omschreven bij antwoord op vraag 8. Bij gebrek aan voorwaardelijke energie-infrastructuur kunnen bedrijven hun CO2-reductieplannen niet tijdig realiseren.
Verduurzaming van de industrie vraagt, naast energie-infrastructuur, ook om verbouwingen, pilots en demo’s en nieuwe investeringen en duurzame bedrijvigheid. Vanwege gebrek aan stikstofruimte komt dat nu moeizaam/niet van de grond.
Om welke potentiële knelpunten voor o.a. de verduurzaming van de industrie en de mobiliteit gaat het hier? Waar spelen deze knelpunten? Welke hoeveelheid aan potentiële CO2-reductie kan door deze knelpunten mogelijk niet (tijdig) worden gerealiseerd?
Zie voor de potentiële CO2-reductie voor de verduurzaming industrie het antwoord op vraag
Naast deze tijdelijke depositie in de aanlegfase van infrastructuurprojecten vindt er mogelijk ook additionele stikstofdepositie plaats bij de ombouw van en decarbonisatie van de industriële processen zelf (bijvoorbeeld door waterstofverbranding) – hoewel dit noodzakelijk is om onze nationale en Europese doelen te halen.
Deelt u de mening dat er in Nederland inmiddels sprake is van een redelijk bizarre en ongewenste tegenstelling tussen stikstofreductie (natuur) aan de ene kant en CO2-reductie (klimaat) aan de andere kant? Zo nee, waarom niet?
Er zijn veel maatregelen die nu genomen worden om stikstofuitstoot te reduceren, die óók zullen leiden tot een afname van de uitstoot van broeikasgassen, vooral in de landbouwsector. Zo zullen ook energietransitieprojecten stikstofreductie opleveren. In het Klimaatakkoord wordt uitgegaan van circa 25 mol (N per hectare per jaar. Echter om de doelstellingen van het Klimaatakkoord en deze bijbehorende totale stikstofreductie te behalen, zijn bouwactiviteiten essentieel. Het eventueel wegvallen van de partiële vrijstelling zal vertragend werken en kan ook betekenen dat sommige projecten met alleen tijdelijke deposities een beroep moeten doen op ontwikkelruimte die er nog niet is.
Welke mogelijkheden ziet u om deze tegenstelling te doorbreken en ervoor te zorgen dat het halen van onze klimaatdoelstellingen niet in gevaar wordt gebracht door knelpunten die worden opgeworpen door de opgave die er tegelijkertijd bestaat op het gebied van stikstofreductie en natuur?
Zoals eerder gesteld beschouw ik de energietransitie als randvoorwaardelijk om te komen tot structureel natuurherstel. Tegelijkertijd bieden de Vogel- en Habitatrichtlijnen nu niet de mogelijkheid energietransitieprojecten te beschouwen als natuurherstelmaatregelen. Door te sturen op een integrale onontkoombare aanpak ontstaat op termijn weer meer ruimte voor toestemmingverlening. Ik heb oog voor deze problematiek en sta in nauw contact met de Minister voor Natuur en Stikstof hierover.
Dreigende olietekorten en compensatie voor visserij |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent de Minister het artikel: «Er is een dieseltekort op komst, maar niemand heeft het erover: dreigt er een echte oliecrisis?»1
Ja, de Minister van Klimaat en Energie heeft hiervan kennisgenomen.
Klopt het eventueel sanctioneren van de Russische oliehandel het olieaanbod met miljoenen vaten olie per dag zouden kunnen verminderen?
Rusland is de op twee na grootste olieproducent (na de VS en Saoedi-Arabië) en grootste exporteur van olie en olieproducten in de wereld. Het land exporteerde 7,8 miljoen vaten per dag naar wereldmarkten. Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) gaat inmiddels uit van een daling van de diesel exporten met 40% en een afname van 1,5 miljoen vaten per dag aan ruwe olie op basis van genomen sanctiemaatregelen en zelf-sanctionerend gedrag van marktpartijen. Oliesancties zouden een grotere invloed kunnen hebben op deze Russische exporten.
Kan de Minister duiden welke gevolgen dit zal hebben en nu eventueel al heeft voor de sectoren die afhankelijk zijn van diesel, zoals bijvoorbeeld de landbouw, transport, scheepvaart, bouw en andere relevante sectoren?
De Minister van Klimaat en Energie is bekend met de lagere dan gemiddeld aanwezige voorraden van gasolie/diesel in de markt, inclusief de spanning rond de bevoorrading van de binnenlandse bunkervaart (zie, Schuttevaer.nl). Recent heeft hij opdracht gegeven aan COVA om dieselvoorraden aan de markt te leveren om het aanbod te ondersteunen. Dit in het kader van de tweede collectieve actie van het IEA (Kamerstuk 32 852, nr. 185).
In totaal zal COVA in de komende maanden 1,6 mln vaten aan gasolie/diesel aan de markt leveren. Deze gasolie/diesel komt bovenop de 0,8 mln vaten olie(producten) die het bedrijfsleven in maart 2022 op de markt heeft gebracht in het kader van de eerste collectieve actie van het IEA.
Kan de Minister duiden welke gevolgen het dreigende oliekort op de samenleving zal hebben?
Nederland dringt er bij de Europese Commissie op aan een analyse te maken hoe Europa onafhankelijker kan worden van Russische olie, hoe de gevolgen daarvan zo goed mogelijk kunnen worden ondervangen, met behoud van voldoende leveringszekerheid (zie brief inzake leveringszekerheid van 22 april 2022, Kamerstuk 29 023, nr. 302). Vooruitlopend op sancties op het terrein van olie roept het kabinet Nederlandse bedrijven op om de import van Russische olie zo veel mogelijk te beperken.
Het uitwerken van een afbouwplan olie vergt tijd en nauw overleg met Europese partners. Er dient daarbij ook gekeken te worden naar verschillende van olie afgeleide producten zoals benzine, diesel, stookolie, kerosine en bijvoorbeeld hoe snel alternatieven voor olie (biobrandstoffen) kunnen worden opgeschaald. Om die reden roept Nederland de Europese Commissie en andere lidstaten op om gezamenlijk werk te maken van een exit-strategie voor Russische olie. De Europese Commissie is in haar publicatie RePower EU reeds ingegaan op het onafhankelijker worden van Russisch gas. Het kabinet verzoekt de Commissie ook een vergelijkbare publicatie over olie te maken. Het kabinet zet hierbij in op een ambitieus maar realistisch pad, waarbij rekening wordt gehouden met substitutie en waarbij het kabinet haar Europese partners betrekt. Nederland vraagt de Commissie in haar impactassessment het scenario van een spoedige uitfasering als belangrijk scenario mee te nemen om te bezien wat, als dit EU-breed zou worden toegepast, de gevolgen zijn en hoe die zo goed mogelijk ondervangen kunnen worden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 3 mei jl. een rapport met de mogelijke effecten op bedrijven in de land- en tuinbouw naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 36 045, nr. 151). Een rapport met de mogelijke effecten op de visserij volgt op korte termijn.
Wordt overwogen om maatregelen te nemen om het olietekort op te vangen, zoals een autoloze zondag, beperkt gebruik (benzine en diesel op de bon) of snelheid beperkende maatregelen, zoals het Internationaal Energieagentschap in zijn strategieën voorschrijft?
Een crisisaanpak bestaat in principe uit twee onderdelen: inzet van strategische voorraden of vraagbeperkende maatregelen, of een combinatie daarvan. Het IEA heeft een handreiking gedaan voor maatregelen die de olievraag in OESO-landen kunnen beperken (snelheidsbeperkingen, verplicht thuiswerken, autoloze zondagen, etc.)
Het IEA heeft aangegeven dat er tot nu toe 9% van de strategische globale olievoorraden is ingezet; er is dus ruim 90% daarvan nog beschikbaar dat biedt perspectief. Ook in Nederland is er nog ruim 90% van de strategische voorraden aanwezig (na de twee collectieve acties is nog 27,5 miljoen vaten van de bijna 30 miljoen vaten aanwezig).
Zo ja, wanneer zijn deze maatregelen te verwachten? Zo nee, hoe wordt het olietekort dan opgevangen?
Recent heeft de Minister van Klimaat en Energie opdracht gegeven aan COVA om dieselvoorraden aan de markt te leveren om het aanbod te ondersteunen. In zijn totaliteit zal COVA in de komende maanden 1,6 mln vaten aan gasolie/diesel leveren. Deze gasolie/diesel komt bovenop de 0,8 mln vaten olie(producten) die het bedrijfsleven in maart al extra op de markt heeft gebracht.
Wordt overwogen om de oliewinning in Angola en/of Nigeria op te voeren en deze olie te importeren? Zo nee, waarom niet?
Dit is aan deze landen zelf om dat te besluiten.
De Europese Commissie heeft groen licht gegeven voor staatssteun uit het Europees Visserijfonds (per bedrijf 35.000 euro) aan de visserij in Nederland. Is de Minister van Financiën ervan op de hoogte dat de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit dit geld niet wil uitbetalen, omdat vissers al (de goedkopere) rode diesel mogen gebruiken en uitbetaling niet zou passen in de energietransitie?
Het kabinetsbeleid is dat er geen compensatie wordt verleend aan sectoren die te kampen hebben met de hoge prijzen van energie en brandstof als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Nederland zegt altijd dat de Europese Unie dwars ligt:waarom ligt dan nu Nederland dwars?
Nederland heeft de keuze gemaakt geen compensatie te verlenen aan bedrijven die getroffen zijn door hoge energie- of brandstofprijzen. Slechts een beperkt aantal landen hebben besloten gebruik te maken van het EU tijdelijk crisiskader in het kader van Oekraïne. Fluctuatie van energieprijzen is van alle tijden en is onderdeel van het ondernemersrisico. Daarnaast kan compensatie de vraag naar fossiele energie juist stimuleren, ten nadele van de verduurzamings- en energieonafhankelijkheids- doelstellingen van het kabinet.
Wat heeft het gebruik van rode diesel en de energietransitie te maken met de huidige Rusland- en oliecrisis? Is de Minister het ermee eens dat dit los van elkaar moet staan? Zo nee, waarom niet?
Deze zaken staan in principe los van elkaar, maar kunnen elkaar wel beïnvloeden. Zo onderstrepen de huidige hoge prijzen van fossiele brandstoffen het belang van de energietransitie.
Is de Minister het ermee eens dat vissers sinds het Europese pulsvisserij-verbod, wat de helft scheelde aan dieselgebruik, buiten hun schuld om weer met de dieselverspillende boomkor moeten vissen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse vissers ondervinden hinder van het pulsverbod. Daarop zijn vissers overgestapt op het boomkortuig dat meer brandstof verbruikt. Het is evident dat vissen met de boomkor leidt tot hogere brandstofkosten dan vissen met het pulstuig.
Is de Minister het ermee eens dat energiezuiniger vissen door het EU-pulsvisserijverbod, de visserij onmogelijk is gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Met het verbod op de pulsvisserij is het vissen met een energiezuinig bodemtuig onmogelijk gemaakt. Momenteel lopen er innovatietrajecten om nieuwe demersale vistuigen te ontwikkelen die bijdragen aan minder CO2-uitstoot en passen binnen de Europese regelgeving. Het pulsvisserijverbod is erg vervelend voor vissers, de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit heeft dit, zoals toegezegd aan uw Kamer, ook in Brussel voor benoemd. Het is echter niet zo dat hierdoor niet meer gevist kan worden. Daarnaast spelen voor de visserijsector meerdere uitdagingen, los van het pulsverbod.
Is de Minister ervan op de hoogte dat andere technieken voor verduurzaming van de visserij nog niet genoeg zijn ontwikkeld en ook niet beschikbaar zijn voor het compensatiejaar 2022?
Zie antwoord vraag 12.
Is de Minister het, gelet op het bovenstaande, ermee eens dat een compensatie uit het EU-Visserijfonds nu dus juist wél opportuun zou zijn?
Nee. Om de verduurzamings- en energieonafhankelijkheids- doelstellingen te bereiken zet het kabinet in op innovatie om de sector toekomstperspectief te bieden.
Wil de Minister het besluit om de compensatie niet uit te betalen heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat hiermee aan de situatie spijtig genoeg niets veranderd is. Die was lastig en vervelend voor onze vissers, net zoals dat voor veel andere ondernemers het geval is, en dat blijft zo. Het kabinetsstandpunt is dat compensatie van bedrijven vanwege hoge energie- en brandstofprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne niet aan de orde is. De onzekerheid op het gebied van energieprijzen vergroot het belang van verduurzamen en innoveren om de economie toekomstbestendig te maken. Compensatie zal hier niet aan bijdragen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en dit gezien de urgentie voor 1 mei aanstaande doen?
Dat is in verband met de interdepartementale afstemming helaas niet gelukt.
De berichten 'Chaos rond energiegeld – Willekeur in gemeenten en 'Steeds meer huishoudens kunnen energierekening nauwelijks nog voldoen' |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Chaos rond energiegeld – Willekeur in gemeenten;1 en «Steeds meer huishoudens kunnen energierekening nauwelijks nog voldoen»?2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Beseft u dat de gemiddelde energierekening dit jaar verdubbelt, dat steeds meer huishoudens hun energiekosten niet meer kunnen betalen, en dat zij daarom onmiddellijk geholpen moeten worden?
Door de hoge energieprijzen zien veel huishoudens hun energierekening stijgen. Ik begrijp goed dat veel mensen zich hier zorgen over maken, omdat ze nu al een hoge energierekening hebben, of bang zijn daar binnenkort mee te worden geconfronteerd. Daarom heeft het kabinet maatregelen genomen om de gevolgen van de stijgende energierekening te dempen. Zo heeft het kabinet in het najaar de energiebelasting in 2022 tijdelijk verlaagd, een eenmalige tegemoetkoming voor lage inkomens aangekondigd en budget beschikbaar gesteld voor energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Om de gevolgen van de stijgende energiekosten verder te verkleinen, heeft het kabinet daarbij recent aangekondigd om de tegemoetkoming voor huishoudens met een laag inkomen te verhogen van € 200 naar € 800, het btw-tarief op energie tijdelijk te verlagen, net als de accijns op benzine, diesel en LPG en om versneld in te zetten op verdergaande energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Voor meer informatie over deze aanvullende koopkrachtmaatregelen verwijs ik u naar de Kamerbrief van 11 maart jl.3
Het kabinet heeft regelmatig contact met de energieleveranciers en wijst energieleveranciers op hun maatschappelijke rol om huishoudens met risico op betalingsproblemen op coulante wijze te ondersteunen. Als huishoudens hun energierekeningen niet op tijd kunnen betalen, kunnen zij met hun energieleverancier uitstel van betaling of een betalingsregeling bespreken. Energieleveranciers helpen klanten ook naar de gemeentelijke schuldhulpverlening. Hierbij gelden specifieke plichten voor zowel huishoudens, leveranciers en netbeheerders. Zo mag de energielevering in beginsel niet worden beëindigd in de winterperiode en mogen huishoudens niet worden afgesloten van energie als zij betrokken zijn bij een traject voor schuldhulpverlening. Daarnaast hebben de vier grote energieleveranciers een actieplan gepresenteerd over energiearmoede met onder andere energiecoaches. Het kabinet blijft in gesprek met de energieleveranciers om een vinger aan de pols te houden wat betreft de ontwikkelingen in de energierekening en betalingsproblematiek.
Hoe kan het dan dat de uitkering van de eenmalige energietoeslag een grote chaos is? Hoe gaat u dit oplossen?
Ik ben gemeenten erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee zij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag oppakken. Op het ogenblik spelen er twee zaken. Ten eerste zijn niet alle gemeenten even ver met de uitvoering van de eenmalige energietoeslag. Daarbij wijs ik erop dat het Wetsvoorstel eenmalige energietoeslag lage inkomen op 15 maart jl. bij uw Kamer is ingediend. Op 15 maart jl. heb ik direct na indiening van het wetsvoorstel gemeenten de toestemming gegeven om vooruitlopend op de parlementaire behandeling en vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel al tot uitbetaling van de eenmalige energietoeslagen over te gaan en gemeenten daartoe ook opgeroepen. Op 15 maart jl. heb ik bovendien landelijke richtlijnen en een uitgebreide handreiking voor gemeenten gepubliceerd, waarmee gemeenten voortvarend én verantwoord aan de slag kunnen met de uitvoering van de eenmalige energietoeslag. Een aantal gemeenten is daarop ook direct aan de slag gegaan met de ambtshalve toekenning en uitbetaling van de eenmalige energietoeslagen aan bijstandsgerechtigden wonend in die gemeenten. Huishoudens aan wie de energietoeslag niet automatisch kan worden toegekend, kunnen via een aanvraag bij de gemeente in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. De meeste gemeenten zijn nog niet toegekomen aan de inrichting van een aanvraagprocedure.
Ten tweede zijn er verschillen tussen gemeenten voor wat betreft de doelgroep en het bedrag van de energietoeslag. Op grond van het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om via het instrument van de categoriale bijzondere bijstand een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Een geüniformeerde vorm van eenmalige energietoeslag met een wettelijk voorgeschreven doelgroep en een wettelijk voorgeschreven bedrag is vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid te verkiezen, maar is een te grote opgave voor gemeenten gebleken, omdat deze niet in alle gevallen de aansluiting bij het lokale gemeentelijk minimabeleid mogelijk maakt. De mogelijkheid van aansluiting bij het lokale gemeentelijke minimabeleid is voor gemeenten van cruciaal belang om een snelle ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag aan een groot deel van de doelgroep mogelijk te maken. De eerder genoemde landelijke richtlijnen en de uitgebreide handreiking kunnen daarbij behulpzaam zijn. De keuze voor de vormgeving via de categoriale bijzondere bijstand betekent desalniettemin dat gemeenten beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving van de eenmalige energietoeslag. Dat is overigens nu ook al zo bij de uitvoering van de bijzondere bijstand door gemeenten.
Hoe kan het dat huishoudens in de ene gemeente wél recht hebben op de energietoeslag en in de andere gemeente net buiten de boot vallen – oftewel dat de energietoeslag in de praktijk leidt tot willekeur?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat de ene gemeente de energietoeslag al heeft uitgekeerd en de andere gemeente daar nog weken mee wacht? Deelt u de conclusie dat er geen tijd te verliezen valt en huishoudens nú geholpen moeten worden?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat het moment van uitkeren, de groepen die hiervoor wel of niet in aanmerking komen en de precieze hoogte van het bedrag «afhangen van de politieke kleur en de financiële situatie van een gemeente» (aldus Peter Heijkoop van de Vereniging Nederlandse Gemeenten)?
De gemeentelijke beleidsvrijheid bij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag betekent onvermijdelijk dat er verschillen tussen gemeenten in de uitvoering zullen ontstaan. Ik hecht eraan dat het wetsvoorstel zoveel mogelijk uniform wordt uitgevoerd, ook gezien de landelijke aard van de huidige energieproblematiek. Om een uniforme uitvoering van de eenmalige energietoeslag door gemeenten te bevorderen heb ik in afstemming met de VNG landelijke richtlijnen opgesteld ten aanzien van de doelgroep en het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag. Deze richtlijnen zijn op 15 maart jl. gepubliceerd, als bijlage 1 van de Handreiking eenmalige energietoeslag 2022.4 Met deze richtlijnen wil ik bevorderen dat in ieder geval huishoudens met een inkomen tot circa 120% van het sociaal minimum in aanmerking komen voor een eenmalige energietoeslag van 800 euro.
Ik heb de signalen ontvangen van gemeenten die vanwege het financiële risico voor de gemeente terughoudend zijn bij de uitvoering van de eenmalige toeslag. Hoewel begrijpelijk, acht ik die terughoudendheid ongewenst. Om die reden heb ik tijdens het Kamerdebat op 30 maart jl. over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen gemeenten de garantie gegeven dat zij financieel worden gecompenseerd indien blijkt dat het aan gemeenten toegekende budget ontoereikend is voor verstrekken van een eenmalige energietoeslag van 800 euro aan huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. Over de invulling van deze garantie en de verhoging van het beschikbare budget naar € 854 miljoen heb ik uw Kamer op 28 april jl. verder geïnformeerd5.
Met deze toezeggingen bestaat er naar mijn mening geen rem meer op de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk het bereiken van zoveel mogelijk huishoudens met een laag inkomen met een eenmalige energietoeslag van 800 euro, en wordt een uniforme uitvoering conform de landelijke richtlijnen bevorderd. Nu het Rijk een financiële garantie aan gemeenten heeft gegeven, vertrouw ik erop dat gemeenten ook daadwerkelijk gebruik zullen maken van hun bevoegdheid om huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum een eenmalige energietoeslag van 800 euro te verstrekken. Daarbij vertrouw ik op de werking van de lokale democratie.
Hoe kan de financiële situatie van de gemeenten een rol spelen, aangezien het Rijk de garantie heeft gegeven de regeling geheel te zullen betalen?
Zie antwoord vraag 6.
Beseft u hoe groot de urgentie is, aangezien de bedragen op openstaande rekeningen bij de energiebedrijven hard oplopen? Hoe voorkomt u dat de energiebedrijven uitgerekend nu incassobureaus op de huishoudens afsturen in een repressieve poging geld te innen dat zij helemaal niet hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat huishoudens door de stijgende energierekening én de chaos rond de energietoeslag in de schulden en de schuldhulpverlening terechtkomen?
Als mensen zien aankomen dat zij hun energierekening niet kunnen betalen, is er hulp beschikbaar. Deze ondersteuning is onafhankelijk van de eenmalige energietoeslag. Mensen met financiële problemen kunnen in de eerste plaats contact opnemen met de energieleverancier om een betalingsregeling, uitstel van betaling of een ander voorschotbedrag af te spreken. Als dat niet tot een oplossing leidt, is er andere hulp beschikbaar. Via Geldfit.nl en 0800-8115 kan iedereen met geldzorgen eenvoudig hulp vragen. Dat kan tevens individuele bijstand zijn of schuldhulpverlening, waarbij onder voorwaarden een deel van de schulden kan worden kwijtgescholden. De energieleveranciers wisselen ook betalingsachterstanden uit met gemeenten om problemen vroeg bij hulpverleners te signaleren. Daardoor komen ook mensen in beeld die om wat voor reden dan ook, geen hulp vragen. Over de verschillende vormen van ondersteuning en de afstemming daartussen houd ik uiteraard contact met gemeenten en energieleveranciers.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Vanwege de noodzaak tot interdepartementale afstemming van de antwoorden, is het helaas niet mogelijk gebleken de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden.
Het bericht 'Geen staatssteun voor bedrijven die worstelen met hoge energieprijzen' |
|
Derk Boswijk (CDA), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geen staatssteun voor bedrijven die worstelen met hoge energieprijzen»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de hoge gas- en olieprijzen zorgen voor grote problemen bij bedrijven in de energie-intensieve sectoren en dat de kottersector hierdoor zelfs dreigt om te vallen? Zo ja, heeft u in beeld hoeveel bedrijven hierdoor ernstig worden geraakt en welke gevolgen dit voor hen en andere sectoren heeft? Zo nee, bent u bereid om spoedig een inventarisatie te maken van de omvang van het probleem?
Ja, het is mij bekend dat de hoge energiekosten voor problemen zorgen bij bedrijven in de energie-intensieve sectoren, en dat deze ontwikkeling ook de kottersector ernstig raakt. Ik heb goed contact met de kottersector, en ik sta in contact met de vertegenwoordigers van de kottersector over de situatie in de visserij.
Wageningen Economic Research brengt op mijn verzoek de economische effecten op korte termijn in beeld van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de visserij. Deze zal ik uw Kamer op korte termijn doen toekomen.
Klopt het dat het u ervoor kiest om geen gebruik te maken van de optie die de Europese Unie biedt om tijdelijk financiële steun te verlenen aan bedrijven die lijden onder de Europese sancties tegen Rusland? Zo ja, waarom wordt hiervoor gekozen en wat is volgens u dan een oplossing voor de bedrijven die ernstig geraakt worden door de hoge gas- en olieprijzen? Zo nee, wanneer kunnen de bedrijven de financiële steun verwachten?
Ja, het klopt dat het kabinet er niet voor kiest om gebruik te maken van de ruimere Europese staatssteunkaders om bedrijven die geraakt worden door de sancties tegen Rusland te compenseren. Het kabinet heeft in maart € 2,8 mrd. aangekondigd om de gevolgen van de stijgende energieprijzen en inflatie te verzachten, bovenop het pakket van € 3,2 mrd. dat in oktober werd gepresenteerd om de energierekening te compenseren. Zoals het kabinet heeft aangegeven, kunnen wij niet iedereen compenseren. Maar betekent niet dat Nederlandse ondernemers niet worden geholpen.
Via de RVO biedt de overheid momenteel aan getroffen ondernemers ondersteuning bij het zoeken van nieuwe afzetmarkten, het verleggen van aanvoerketens en het overbruggen van de impact op hun bedrijfsvoering. Bedrijven kunnen aanspraak maken op diverse bestaande instrumenten, zoals de BBZ-regeling, de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Borgstelling MKB-kredieten, die ondernemers helpt bij het verkrijgen van krediet d.m.v. overheidsgaranties. Het Dutch Trade and Investment Fund biedt daarnaast aan ondernemingen leningen, garanties en exportfinanciering, waarmee bedrijven financieel geholpen worden om te exporteren en nieuwe markten aan te boren. De RVO biedt daarnaast ook ruime steun voor bedrijfsverduurzaming, zoals via de SDE++-regeling, die ook voor de energie-intensieve sector interessant is. Met dergelijke begeleiding en instrumenten helpen we Nederlandse ondernemers.
Klopt het dat andere Europese lidstaten, waaronder Frankrijk, wel gebruikmaken van de regeling? Zo ja, ziet u in dat de keuze om geen gebruik te maken van de staatssteunregeling zorgt voor een ongelijk speelveld voor onder andere de Nederlandse vissers? Wat vindt u hiervan en wat bent u voornemens te doen om deze ongelijkheid weg te nemen?
Het klopt dat Frankrijk maatregelen neemt. Voor de visserij bieden zij vissers een bedrag per liter gebruikte brandstof. Polen stelt een regeling open voor de landbouwsector en Duitsland stelt middelen beschikbaar voor het brede bedrijfsleven dat geraakt is door de hoge energieprijzen. Het kabinetsstandpunt is dat er geen steun gegeven wordt aan bedrijven vanwege de hoge brandstof en energieprijzen. De Nederlandse producentenorganisaties hebben daarop zelf actie ondernomen in samenwerking met de vishandelaren en visafslagen.
Denkt u dat het mogelijk is om in de kottersector de «Subsidie stilliggen COVID-19» weer in het leven te roepen om de sector financieel te steunen en bent u daartoe bereid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Artikel 26 van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur (Engelstalige afkorting: EMFAF) maakt het mogelijk in het geval van buitengewone omstandigheden vissers te compenseren voor geleden inkomensverlies. Een omstandigheid is pas een buitengewone omstandigheid als dat door de Europese Commissie is vastgesteld. De Europese Commissie heeft de brandstofprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne als zodanig bestempeld. Een stilligregeling is alleen mogelijk voor die vissers die vanwege veiligheidsredenen niet kunnen uitvaren. Een stilligregeling zoals tijdens de coronapandemie instellen is daarom niet mogelijk voor onze vissers. Andere compensatiemogelijkheden zijn er wel, maar daar kies ik niet voor. Het aanwenden van middelen uit het Europese Fonds gaat ten koste van middelen die anders beschikbaar zijn voor innovatie in de visserij. Het inzetten op een realisatie van verduurzamingsopgaven wil ik realiseren door het beschikbaar stellen van innovatiesubsidies uit het Europese Fonds voor visserij en uit innovatiemiddelen die ik nationaal tot mijn beschikking heb.
Bent u van plan om te werken aan een structurele oplossing voor de kottersector? Zo ja, op welke manier bent u dit van plan? Zo nee, waarom niet?
Ja. Middelen die beschikbaar komen uit het Europese Visserijfonds EMFAF en uit het Noordzeeakkoord zet ik in voor innovatie om de kottersector te ondersteunen in de verduurzamingsslag die zij moeten maken. Dat doe ik door innovatiesubsidies en ik onderzoek de mogelijkheden tot ondersteuning bij de financiering van de aanschaf van duurzamere vaartuigen
Vanwege de gevolgen van de Brexit heb ik een saneringsregeling ter goedkeuring naar de Europese Commissie gestuurd. Dat is alleen voor vissers die direct hinder ondervinden van de Brexit. Deze saneringsregeling staat los van de huidige brandstofprijzen. Ik verwacht dat vaartuigen uit de kottervloot gebruik zullen maken van deze regeling, die op deze manier de mogelijkheid krijgen te stoppen als zij de transitie naar een visserij met minder CO2-uitstoot niet kunnen of willen maken. Ik overweeg momenteel geen aanvullende uitkoopmaatregelen in relatie tot de huidige brandstofprijzen.
De compensatie voor de gestegen energie- en brandstofprijzen |
|
Mahir Alkaya , Renske Leijten , Bart van Kent |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Klopt het dat bij de bepaling of men minder dan 120% van het sociaal minimum verdient, ook de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaanden als inkomen wordt meegeteld, maar het kindgebonden budget zelf niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Sinds 1 januari 2015 bestaat er een verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders in de vorm van een alleenstaande-ouderkop (ALO-kop). Dit extra bedrag voor de alleenstaande ouder maakt gewoon onderdeel uit van het kindgebonden budget; de ALO-kop is dus geen aparte toeslag.
Voor bijstandsuitkeringen geldt dat een toeslag in het kader van het kindgebonden budget een tegemoetkoming is in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Dergelijke tegemoetkomingen worden op basis van artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet niet tot het inkomen van de bijstandsgerechtigde gerekend. Het kindgebonden budget inclusief eventuele ALO-kop telt dus niet mee als inkomen voor het vaststellen van het recht op bijstand en dus ook niet voor het recht op een eenmalige energietoeslag.
Bent u met ons eens dat hierdoor een grote groep alleenstaande ouders, zelfs bijstandsgerechtigden die dus wél een laag inkomen hebben, niet profiteert van de verhoging van de energietoeslag?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel mensen vallen hierdoor volgens u buiten de boot?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat dit een hardheid is in de wetgeving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, moet deze hardheid dan niet heel snel worden weggewerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke andere tegemoetkomingen worden opgeteld bij het inkomen?
Ten aanzien van het begrip inkomen bestaat er in de regelgeving naar mijn oordeel weinig ruimte voor misverstanden. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet worden alle inkomensbestanddelen tot de middelen gerekend, waarbij artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet een limitatieve opsomming bevat van inkomensbestanddelen die hiervan zijn uitgezonderd. Uitgezonderd zijn bijvoorbeeld kinderbijslag, alle tegemoetkomingen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (waaronder huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag), persoonsgebonden budget, diverse premies en onkostenvergoedingen, diverse schadevergoedingen, diverse vrijlatingen voor inkomsten uit arbeid en inkomsten uit arbeid van kinderen tot 18 jaar.
Hoewel de wettelijke systematiek rond het begrip inkomen duidelijk is, begrijp ik wel dat het in de dagelijkse praktijk voor mensen lastig is om te weten welke inkomensbestanddelen moeten worden meegeteld en welke niet. Het begrip inkomen is in de Participatiewet ruim geformuleerd, zonder limitatieve opsomming van inkomensbestanddelen die wel worden meegeteld, en de lijst met uitgezonderde inkomensbestanddelen is lang en voor mensen wellicht niet op alle onderdelen goed te doorgronden. Daarbij speelt ook een rol dat in andere regelingen weer andere omschrijvingen van het begrip inkomen worden gehanteerd. Ik onderstreep dan ook het belang van goede voorlichting, zowel vanuit het Rijk als gemeenten, voldoende ondersteuning van mensen vanuit de gemeentelijke uitvoering en heldere instructies bij de formulieren, waarin mensen opgave van hun inkomen moeten doen. Gemeenten hebben hiermee veel ervaring, bijvoorbeeld in het kader van de bijzondere bijstand en het gemeentelijke minimabeleid.
Bent u van mening dat het begrip inkomen niet (meer) erg duidelijk is en dat mensen daardoor moeilijk kunnen beoordelen wat nu precies hun inkomen is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Gaan alle gemeenten op dezelfde manier om met het begrip inkomen? Hoe wordt hierop toegezien?
De wettelijke bepalingen ten aanzien van het begrip inkomen zoals vastgelegd in het eerste en tweede lid van artikel 31 van de Participatiewet, gelden voor alle gemeenten bij de verlening van algemene bijstand. Gemeenten verantwoorden zich jaarlijks aan het Rijk over de rechtmatige uitvoering van de algemene bijstand op grond van de Participatiewet.
Bij de verlening van bijzondere bijstand, en dus ook bij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag, hebben gemeenten beleidsvrijheid in wat onder het begrip inkomen moet worden verstaan, waarbij de in artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet genoemde inkomensbestanddelen in ieder geval niet meegeteld mogen worden. Met andere woorden, gemeenten kunnen bij de bijzondere bijstand dus méér (en niet minder) inkomensbestanddelen uitzonderen van het lokale begrip inkomen. Hierdoor bestaan er bij de uitvoering van de bijzondere bijstand verschillen tussen gemeenten in de wijze waarop het begrip inkomen lokaal is gedefinieerd. Het college van burgemeester en wethouders verantwoordt zich over de rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand en de eenmalige energietoeslag aan de gemeenteraad.
Bent u met ons van mening dat als Nederland het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen als bijstand en Algemene Ouderdomswet (AOW) al eerder fors had verhoogd, er nu veel minder noodzaak zou zijn om te compenseren voor hoge energie- en brandstofprijzen?
De huidige stijging van de energie en brandstofprijzen is uitzonderlijk. Een dergelijke prijsstijging kwam het meest recent in 1974 voor. Dit heeft gevolgen voor alle huishoudens, maar zal vooral worden gevoeld door de lage- en middeninkomens.
Financiële risico’s doen zich hierdoor voor bij huishoudens met een verschillend inkomensniveau doordat de prijsschok op de energierekening moet worden opgevangen binnen het bestaande uitgavenpatroon of door financiële reserves aan te spreken.
Het kabinet is voornemens om in deze kabinetsperiode het wettelijk minimumloon (WML) te verhogen met 7,5%. Binnen de korte termijn waarop nu een tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen moest worden geregeld, was het uitvoeringstechnisch niet mogelijk om het WML al per 1 januari 2022 te verhogen. Hierover is uw Kamer geïnformeerd rondom de besluitvorming over het aanvullend koopkrachtpakket1. Het kabinet heeft daarom besloten tot andere maatregelen om lage- en middeninkomens tegemoet te komen.
Het artikel 'Brabant investeert in kernenergie uit gesmolten zout, maar hoe veilig is het? “Geen meltdown mogelijk”’ |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Brabant investeert in kernenergie uit gesmolten zout, maar hoe veilig is het? «Geen meltdown mogelijk»»1 en «Varende reactor meert aan in de stad»?2
Ja.
Kunt u een reflectie geven op het feit dat de provincie Brabant 850.000 euro steekt in een toekomst met nucleaire energie uit gesmolten-zout-techniek?
De provincie Noord-Brabant heeft besloten een financiële impuls te geven aan Nederlandse samenwerkingsverbanden tussen kennisinstellingen en industrie die onderzoek doen naar de gesmolten-zout-reactor technologie. Met deze stimulans wil de provincie bestaand onderzoek versnellen en kansen creëren voor toekomstige bedrijvigheid en werkgelegenheid bij kennisinstellingen en bestaande innovatieve (maak)industrie in Brabant en daarbuiten.
De Nederlandse overheid draagt al jaren financieel bij aan onderzoeken naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking bij de Nucleair Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en de Technische Universiteit Delft. Ik juich het dan ook toe dat ook decentrale overheden onderzoek faciliteren naar de mogelijkheden voor kernenergie uit de gesmolten-zout-techniek. Een dergelijk onderzoek past goed binnen de noodzakelijke versterking van de kennisontwikkeling van kernenergie.
Kunt u een reflectie geven op de voordelen van kernenergie die opgewekt wordt via de gesmolten-zout-techniek binnen de Nederlandse energiemix?
Nederland heeft zich verbonden aan het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat in de komende decennia een omschakeling moet plaatsvinden in ons energiegebruik en de manier waarop we in onze energiebehoefte voorzien.
De gesmolten-zout-techniek is een mogelijke optie voor het toekomstig energiesysteem. Of de gesmolten-zout-techniek en SMRs op basis van deze technologie in de toekomst een rol spelen in het energiesysteem, zal nog moeten blijken uit de verdere ontwikkeling van reactorontwerpen door marktpartijen. Tegelijkertijd moeten we nu wel stappen zetten. Het volstaat daarbij niet om alleen in te zetten op ontwikkelingen waarvan we min of meer zeker weten dat deze in de toekomst sowieso benodigd zijn (no regret). We zullen ook ontwikkelingen in gang moeten zetten die vermoedelijk nodig zijn en waarbij we achteraf spijt zouden krijgen als we er niet nu voor gekozen hadden. We hebben alle opties nodig. Daarom acht ik het ook wenselijk dat we ook onderzoek blijven doen naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking.
Ik heb een marktconsultatie laten uitvoeren naar aanleiding van de motie van het lid Dijkhoff (VVD) c.s. inzake de marktconsultatie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 96). De motie van het lid Dijkhoff vroeg de regering te onderzoeken onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland, welke publieke ondersteuning daarvoor nodig is, en in welke regio’s er belangstelling is voor de realisering van een kerncentrale. De marktconsultatie kernenergie heeft uitgewezen dat deze en andere generatie IV reactor technologieën waarschijnlijk pas na 2040 commercieel beschikbaar zullen komen. Hierdoor komen zij naar verwachting te laat beschikbaar om een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan het behalen van de klimaatdoelen in 2050.
SMRs bieden verschillende voordelen ten opzichte van de grotere typen kerncentrales. De verwachting is dat SMRs in serie gebouwd kunnen worden met een kortere doorlooptijd dan de grotere kerncentrales. Er is op dit moment nog geen ervaring opgedaan met het bouwen van een SMR kerncentrale op basis van gesmolten-zout-technologie voor commerciële toepassingen. Derhalve is ook niet bekend hoe gevoelig deze technologie is voor First-Of-A-Kind (FOAK) problematiek. Onzekerheden rond nieuw toe te passen reactortechnologie spelen een grote rol in de financierbaarheid van kerncentrales.
In theorie leveren reactoren op basis van de gesmolten-zout-technologie een stabiel, regelbaar vermogen. Daarnaast kunnen sommige ontwerpen wellicht ook een hogere temperatuur aan warmte leveren waarmee sommige industriële processen potentieel verduurzaamd kunnen worden. Tevens biedt de gesmolten-zout-techniek in potentie grotere intrinsieke veiligheid en produceert ze mogelijk veel minder en korter levend radioactief afval. Ook wordt het potentieel gebruik van thorium als brandstof in de toekomst als voordeel genoemd. Hier wordt momenteel wereldwijd onderzoek naar gedaan. Dit betekent overigens nog niet dat het op korte termijn mogelijk is om deze techniek te gebruiken voor de commerciële productie van elektriciteit. Dergelijke reactoren zijn nog niet op de markt.
Zoals ook aangekondigd bij het aanbieden van de marktconsultatie kernenergie laat ik op dit moment een scenario-studie (voor de periode 2030-verder dan 2050) opstellen, waarbij zal worden ingegaan op de relatie tussen diverse typen CO2-vrij vermogen en op welke wijze kernenergie inpasbaar kan zijn in de Nederlandse energiemix. Ik zal hierbij ook ingaan op de mogelijke rol van SMRs in algemene zin.
Ziet u een rol voor (kleine -SMR-) gesmolten-zout-reactoren in de Nederlandse energiemix?
Zie antwoord vraag 3.
Welke kansen ziet u voor gesmolten-zout-reactoren in de Nederlandse energiemix, als deze in 2030 geproduceerd kunnen worden op basis van industriële serieproductie binnen de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Welke uitdagingen ziet u voor de implementatie van gesmolten-zout-reactoren binnen de Nederlandse energiemix?
De uitdaging voor marktpartijen is om hun reactorontwerpen door te ontwikkelen tot een aantoonbaar veilig alternatief met meerwaarde in ons energiesysteem. Zolang de gesmolten-zout-techniek nog niet is bewezen, is ook nog onduidelijk in hoeverre reactoren op basis van deze techniek gevoelig zijn voor First-Of-A-Kind (FOAK) problematiek, omdat er nog geen ervaring is opgedaan met het bouwen van dit nieuwe type kerncentrale voor commerciële toepassing. Dit gebrek aan ervaring brengt risico’s van overschrijding van de bij de start van een project geschatte kosten en doorlooptijd met zich mee. De onzekerheid rond nieuw toe te passen technologie speelt ook een grote rol in de financierbaarheid van dergelijke kerncentrales.
Ik acht het daarom op dit moment vooral van belang om in (inter)nationaal verband samen te werken aan kennisontwikkeling en aansluiting te zoeken bij de Europese toekomstige ontwikkeling van SMRs en de gesmolten-zout-techniek. Hiermee zorg ik ervoor dat Nederland goede aansluiting behoudt bij deze en andere kernenergieopties voor de nabije toekomst.
Kunt u een eerste reflectie geven op de mogelijkheid tot het oplossen van deze uitdagingen?
Zie antwoord vraag 6.
Welke voortrekkersrol ziet u voor Nederland in de ontwikkeling van gesmolten-zout-reactoren, met inachtneming dat Nederland één van de weinige landen is met een gesmolten-zout-reactor-testlocatie in Petten?
Zoals ik al eerder aangaf is kernenergie uit de gesmolten zout reactor een mogelijke optie voor het toekomstig energiesysteem. Daarom draagt de Nederlandse overheid al jaren financieel bij aan onderzoek op dit gebied. Direct via een onderzoeksubsidie aan de Nuclear Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en indirect via het Ministerie van OCW aan de TU Delft. NRG krijgt sinds 2014 jaarlijks middelen om onderzoek te doen naar de algemene technologie rondom gesmolten zout. Ook de Europese Commissie draagt via EURATOM bij aan divers fundamenteel onderzoek gerelateerd aan gesmolten-zout-reactor technologie.
Voor concept-specifieke technologie op het gebied van thorium is in 2020 een Vroegefasefinanciering (VFF) van 350.000 euro verstrekt aan de startup Thorizon welke een plan voor ontwikkeling van een reactor op basis van gesmolten zout ontwikkelt. Deze financiering dient ervoor om te zorgen dat een idee van de planfase in de startfase komt. Ook heeft een consortium met o.a. Orano, EdF, TU-Delft, NRG en Thorizon succesvol aanspraak gemaakt op subsidie van EURATOM.
Welke voortrekkersrol ziet u voor Nederland in de ontwikkeling van kleine -SMR- gesmolten-zout-reactoren?
Zie antwoord vraag 8.
Welke marktpartijen in Nederland en Europa die (kleine -SMR-) gesmolten-zout-reactoren ontwikkelen worden al door de Nederlandse overheid en/of de Europese Commissie geholpen bij het verder ontwikkelen van deze technologie?
Zie antwoord vraag 8.
De locatiekeuze voor kerncentrales in Nederland |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Welke factoren vindt u van belang bij het aanwijzen van locaties voor de bouw van de twee nieuwe kerncentrales? Op welke manier onderzoekt u momenteel deze factoren?
De volgende factoren zijn van belang bij de locatiekeuze voor de bouw van een kerncentrale:
de aanwezigheid van koelwater,
de bereikbaarheid (voor o.a. hulpdiensten, aan – en afvoer van stoffen),
de ligging ten opzichte van bevolkingscentra c.q. bevolkingsdichtheid en de mogelijkheid te voldoen aan de eisen voor veiligheid van omwonenden,
de geschiktheid van de elektriciteitsinfrastructuur en de toekomstige mogelijkheden voor investering in aanpassingen,
de aanwezigheid van mogelijke gebruikers/afnemers van de geproduceerde energie (en van restproducten),
de mogelijkheden voor ruimtelijke inpassing,
de mogelijkheden om negatieve milieueffecten voor natuurbeschermingsgebieden in de omgeving te voorkomen,
het maatschappelijk draagvlak.
Uiteraard is daarbij ook een samenhang van deze factoren met andere aspecten van belang, zoals het aantal centrales, de omvang van en techniek gebruikt bij de centrales die op een locatie geplaatst zouden (kunnen) worden. Uiteindelijk gaat het er bij de locatiekeuze om, om op basis van een samenhangende weging van bovengenoemde factoren, de beste keuze te maken.
Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces in een aparte Kamerbrief te informeren over de stappen die ik momenteel zet richting de bouw van twee nieuwe kerncentrales.
De scenariostudie die momenteel in uitvoering is, bekijkt de mogelijke rol en omvang van kernenergie in de energiemix richting 2030–2050 en daarna. Deze studie biedt ook input en richting voor de locatiekeuze. Deze studie wordt naar verwachting voor de zomer afgerond. Ik zal uw Kamer na de zomer middels een Kamerbrief over de resultaten en de betekenis daarvan voor het vervolg informeren.
In een volgende fase van het traject worden vanuit de resultaten van de scenariostudio en andere verkennende onderzoeken en lopende gesprekken, vervolgstappen bepaald en gezet. Deze hebben onder andere betrekking op de locatiekeuze.
Welke locaties zijn het meest geschikt als het gaat om een aansluiting op het hoogspanningsnet? Voor welke locaties heeft TenneT een voorkeur vanuit dat perspectief?
Uit de marktconsultatie van KPMG (Kamerstuk 32 645, nr. 96) kwam naar voren dat TenneT oordeelt dat een locatie nabij het hoofdnet het meest economisch en gemakkelijkst inpasbaar is. Als er sprake is van grote centrales (> 1,2 GW), moet potentiële lokale netcongestie worden meegenomen in de locatiekeuze, bijvoorbeeld bij locaties met nabijgelegen aanlanding van offshore windenergie. Een en ander hangt uiteraard ook samen met mogelijke ontwikkelingen op het gebied van vraag en aanbod, zoals elektrificatie van (in de nabijheid aanwezige) industrie. De actuele netcapaciteit wordt in het lopende onderzoeksproces meegenomen. Het vraagstuk van de elektriciteitsinfrastructuur en mogelijke netcongestie zal nog nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. Dit gebeurt onder meer vanuit de resultaten van de scenariostudie.
Hoe ziet u de plaatsing van kerncentrales dichtbij grote verbruikers van elektriciteit, om zo de benodigde elektriciteitsinfrastructuur zo klein mogelijk te houden?
Dit is zeker een aspect waarmee ik in de verkenningen die worden uitgevoerd en bij de uiteindelijke locatiekeuze rekening zal houden.
Betekent het feit dat kerncentrales veel technici nodig hebben dat u ook kansen ziet om de lokale werkgelegenheid in de regio te faciliteren?
Ja, ik zie dat zeker als een kans voor een regio. De marktconsultatie van KPMG sprak voor de bouw van een kerncentrale van 1.000 MW over ongeveer 12 duizend directe arbeidsjaren.
Daarnaast levert de operatie van een kerncentrale van 1.000 MW gemiddeld 600 voltijdsbanen op per jaar uitgaande van een levensduur van 50 jaar. Over de gehele levensduur van een kerncentrale van deze grootte levert deze ook 1.000 indirecte banen op.
Uit de marktconsultatie is ook naar voren gekomen dat (hoogwaardige) lokale werkgelegenheid, de effecten op het vestigingsklimaat en het vergaren en behoud van kennis voor provincies als positieve aspecten meespelen in de afweging.
Gaat u bij de locatiekeuze verder met de conclusies van de marktconsultatie van KPMG?
Ik zal de bevindingen uit de marktconsultatie betrekken bij de afweging en waar nodig actuele ontwikkelingen meenemen.
Hoe waardeert u het feit dat er groot draagvlak is in Zeeland voor een nieuwe kerncentrale?
Draagvlak is een belangrijke factor in dit proces. De marktconsultatie van KPMG benoemt het brede politieke draagvlak voor het realiseren van een nieuwe kerncentrale in de provincie Zeeland. Ik heb hiervan kennisgenomen en weeg dit mee in de locatiekeuze.
Welke (praktische) voordelen ziet u om meerdere kerncentrales op dezelfde locatie te bouwen?
Het bouwen van meerdere kerncentrales op eenzelfde locatie kan zeker voordelen hebben, onder andere waar het gaat om een beperking van de kosten.
Op welke termijn bent u voornemens een besluit te nemen over de locatiekeuze, ook gezien de noodzaak tot versnelling?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1 zal ik uw Kamer voor het zomerreces per Kamerbrief informeren over de stappen die ik momenteel zet richting de totstandkoming van nieuwe kerncentrales. Na de zomer zal ik vanuit de resultaten van de scenariostudio en andere verkennende onderzoeken en gesprekken die momenteel worden uitgevoerd, vervolgstappen uitzetten, onder andere ten aanzien van de locatiekeuze.
De vergoeding aan kolencentrales voor het beperken van hun productie |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kolencentrales uitzetten is ineens erg duur»?1
Ja.
Klopt de berekening van NRC dat de vergoeding aan drie kolencentrales voor het beperken van hun productie (max. 35 procent van hun capaciteit) maar liefst 1,5 miljard euro bedraagt? Zo nee, wat zijn dan wel de kosten van deze klimaatgekte?
Dit kabinet staat voor een ambitieus en effectief klimaatbeleid. Daarom moeten we zorgen dat we onze CO2-uitstoot verlagen en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals gas en kolen afbouwen. Om op korte termijn een significante reductie van CO2-uitstoot te bewerkstelligen en daarmee een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis, is de productiebeperking bij kolencentrales ingesteld. Hier staat nadeelcompensatie tegenover, conform de methode zoals vastgesteld in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales.
De verzoeken om nadeelcompensatie zijn eind maart bij mij ingediend. Ik beraad mij op deze verzoeken. Gegeven de actuele ontwikkelingen op de energiemarkt met zeer hoge elektriciteitsprijzen, is de hoogte van de verzochte nadeelcompensatie zeer substantieel. Ik zal uw Kamer daar zo snel mogelijk over informeren en betrek daarbij het Urgenda-vonnis en de zorgen over leveringszekerheid van gas en elektriciteit in het licht van de situatie in Oekraïne. In dit verband wijs ik erop dat ik uw Kamer op 22 april een brief (Kamerstuk II 2021–2022, 29 023, nr. 302) heb gestuurd over de onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud van leveringszekerheid.
Deelt u de mening dat het hoe dan ook om bizar veel geld gaat voor slechts een paar procent reductie van de Nederlandse CO2-reductie, terwijl Nederland als geheel verantwoordelijk is voor nog geen half procent van de totale wereldwijde CO2-uitstoot?
Nee, deze mening deel ik niet.
Hoe reageert u op Arjun Flora (energiedenktank IEEFA) die gehakt maakt van de 35 procent-productiebeperking en stelt: «Niemand heeft blijkbaar overwogen om een maximum aan de compensatie te stellen. Dit is zó riskant»? Deelt u de conclusie dat u de eigenaren van de kolencentrales hiermee een blanco cheque in het vooruitzicht heeft gesteld?
Deze conclusie deel ik niet. Nadeelcompensatie betreft een vergoeding voor onevenredige schade die ontstaat door rechtmatig overheidshandelen. Bij het vaststellen van de nadeelcompensatie geldt in het Europees en nationaal recht het uitgangspunt dat de compensatie zo objectief mogelijk moet aansluiten bij het daadwerkelijk geleden nadeel. Voor een nadere duiding van de juridische verplichtingen rondom nadeelcompensatie verwijs ik u ook naar de Kamerbrief die op 17 mei 2021 hierover is verstuurd (Kamerstuk 35 668, nr. 44).
Met het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales is een systematiek vastgelegd waarmee wordt gezorgd dat berekening van de hoogte van de nadeelcompensatie zo objectief mogelijk aansluit bij het daadwerkelijk geleden nadeel. De specifieke hoogte van de nadeelcompensatie wordt daarnaast door de Europese Commissie beoordeeld in het kader van een staatssteuntoets.
Hoe bizar is het dat u de Onyx-kolencentrale voor vrijwillige sluiting 212 miljoen euro vergoeding hebt aangeboden, maar diezelfde centrale nu door de 35 procent-productiebeperking 400 miljoen euro vergoeding van u krijgt?
Een subsidieregeling is een vrijwillig instrument en formeel staat Onyx in haar recht om geen gebruik te maken van de subsidieverlening. Ik ben zeer teleurgesteld over deze beslissing en het is een slechte beslissing voor het klimaat. Er lag een goed pakket aan afspraken en een stevige subsidieregeling. Nu Onyx besloten heeft om geen gebruik te maken van de subsidie die zij zelf heeft aangevraagd, geldt ook voor Onyx in de jaren tot en met 2024 de wettelijke productiebeperking. Daarmee heeft ook Onyx recht op compensatie van het geleden nadeel.
Met het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales is een systematiek vastgelegd waarmee wordt gezorgd dat de berekening van de hoogte van de nadeelcompensatie zo objectief mogelijk aansluit bij het daadwerkelijk geleden nadeel. Gegeven de actuele ontwikkelingen op de energiemarkt zijn kolencentrales zeer winstgevend, waardoor het nadeel als gevolg van de productiebeperking ook fors is. Op dit moment doe ik geen uitspraken over de hoogte van de verzochte nadeelcompensatie door een specifieke exploitant van een kolencentrale.
Hoe kan het dat landen als Duitsland, Polen en Italië, in verband met de huidige energiecrisis – overwegen hun kolencentrales te heropenen en nu zelfs de door u geliefde Europese Commissie het stoken van meer kolen een goed idee vindt, terwijl u onze kolencentrales – vanuit klimaatgekte – koste wat het kost wilt sluiten?2
Ik houd de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
Waarom weigert u in te gaan op het aanbod van de eigenaren van de kolencentrales («Ze hoeven in Den Haag maar te bellen!») om versneld meer energie te produceren en «daarmee de torenhoge energierekening te beperken»? Waarom zet u uw klimaatgekte niet even opzij en zorgt u voor de leveringszekerheid van betaalbare energie?
Op dit moment brengt de productiebeperking de beschikbaarheid van elektriciteit volgens de analyse van TenneT niet in gevaar en dit geeft daarom nu geen aanleiding de maatregelen aan te passen. Deze analyse gaat uit van voldoende beschikbaarheid van gas. Nederland is, net als andere lidstaten, voorbereid op een onderbreking of ernstige verstoring van de gastoevoer, en heeft hiervoor een noodplan klaar liggen, het zogenoemde Bescherm- en Herstelplan Gas.
Ik houd de ontwikkelingen op de gas- en elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
Deelt u de conclusie dat het tegenstrijdig is dat u enerzijds van het gas af wilt, maar dat anderzijds door het sluiten van de kolencentrales of het beperken van hun productie de gascentrales juist harder zijn gaan draaien?
Nee deze conclusie deel ik niet. Om op korte termijn een significante bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis, is de productiebeperking bij kolencentrales ingesteld. Daarnaast wil het kabinet de afhankelijkheid van Russisch aardgas zo snel mogelijk afbouwen. Dit kan bijvoorbeeld door de import van extra (non-Russisch) LNG mogelijk te maken, door de uitrol van hernieuwbare energie, inclusief waterstof, te versnellen en meer energie te besparen.
Bent u bereid de 35 procent-productiebeperking onmiddellijk te schrappen en de kolencentrales op volle kracht te laten draaien?
Ik houd de ontwikkelingen op de gas- en elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
De oproep van de Autoriteit Consument & Markt om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de oproep van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij de uitbreiding van het elektriciteitsnet?1
Ja.
Deelt u de mening van de Autoriteit Consument en markt (ACM), de netbeheerders en de CDA-fractie dat het belangrijk is dat netbeheerders bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet voorrang kunnen geven aan projecten die bijdragen aan de energietransitie en/of van maatschappelijk belang zijn?
Ik ben van mening dat prioritering van zogenoemde uitbreidingsinvesteringen (investeringen die niet gericht zijn op een individuele gebruiker, waarmee bijvoorbeeld een heel gebied word versterkt) wenselijk en noodzakelijk is. Ik herken ook de oproep van de ACM om een (algemene) prioriteringsrichtlijn op te stellen voor uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders. Ik werk dan ook, mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775), aan een prioriteringsrichtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik doe dit samen met de ACM, netbeheerders en medeoverheden en verwacht de Kamer daarover na de zomer te kunnen informeren, zoals ook toegezegd in mijn brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281). Hierbij speelt de bijdrage aan de energietransitie een belangrijke rol, maar wil ik ook nadrukkelijk alle maatschappelijke belangen mee nemen.
Herinnert u zich de motie-Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813 nr. 775) waarin de regering wordt verzocht om samen met de netbeheerders te onderzoeken of en in welke vorm een prioriteringskader een uitkomst zou kunnen bieden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen of en waarom u nog steeds van mening bent dat het recht op een aansluiting en transportcapaciteit van een individuele aanvrager en het non-discriminatiebeginsel in beginsel niet kunnen worden begrensd door een prioriteringskader waarin specifieke (groepen) gebruikers voorrang zouden krijgen?
Het non-discriminatiebeginsel is zowel in Europese als Nederlandse kader neergelegd als één van de meest fundamentele uitgangspunten voor het handelen van netbeheerders. Hieruit volgt dat netbeheerders bij het aansluiten van individuele projecten geen onderscheid mogen maken op basis van bijvoorbeeld de maatschappelijk functie of maatschappelijke wenselijkheid van een project. Zowel de Europese als Nederlandse wetgever hebben onder andere willen voorkomen dat netbeheerders vanuit hun positie als monopolist, of overheden via wet- en regelgeving, specifieke partijen (op vrij arbitraire gronden) een voorkeurspositie toekennen. Elke individuele aanvrager heeft (uiteindelijk) recht op een aansluiting en transportcapaciteit. Dit recht kan in beginsel niet worden ingeperkt.
Wel is er ruimte om de methode waarop de volgorde tot toegang wordt bepaald te sturen mits dat op basis van non- discriminatoire, transparante en objectieve criteria gebeurd. Hierbij mogen alleen technische en economische overwegingen voor de netbeheerder een rol spelen.
Netbeheerders in Nederland vullen het toegang krijgen tot het net nu in met de first come first served methode. Dit is een breed toegepaste methode in andere Europese lidstaten mede vanwege zijn eenvoud. Er zijn ook andere modaliteiten denkbaar als alternatief voor de first come first served methode maar die zijn wel vaak complexer van aard. Hierbij valt te denken aan methodes zoals veilen, een call voor uitgifte van transportcapaciteit, het bereiken van mijlpalen als voorwaarden stellen of een meer gelaagde wachtrij bijvoorbeeld door te kijken naar aansluitwaarde of bijdrage aan ontlasting van het systeem.
Netbeheer Nederland heeft samen met het IPO en VNG ook nader onderzoek laten doen naar het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen en mogelijkheden alternatieve methode die netbeheerders kunnen toepassen. Dit onderzoek verwacht Netbeheer Nederland voor de zomer openbaar te maken. Hoewel dit onderzoek nog loopt sluit dit aan bij het beeld dat ik heb over eventuele alternatieven voor de first come first served methode. Kern hierbij blijft dat een eventuele andere methode voor het toegang krijgen tot het elektriciteitsnet moet voldoen aan het non-discriminatiebeginsel. Ik ben hierover op verzoek van uw Kamer ook informeel in gesprek getreden met de Europese Commissie. Ik heb de Europese Commissie in aanvulling op bovenstaande ook om een formele reactie gevraagd.
In hoeverre geeft deze oproep van de ACM om met een prioriteringskader te komen aanleiding om uw eerdere reactie op de mogelijkheid om tot een prioriteringskader te komen te herzien?
Deze oproep geeft geen aanleiding om de eerdere reactie te herzien. Zoals ook geschetst in de brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281) zie ik geen ruimte om bij het toekennen van individuele aansluitingen voorrangsposities toe te kennen aan specifieke gebruikers. Wel zie ik ruimte om netbeheerders tot een non-discriminatoire methode te laten komen om individuele aanvragen toegang tot het net te bieden.
Eveneens zie ik ruimte om uitbreidingsinvesteringen te prioriteren op basis van publieke belangen. Ik ben dan ook voornemens om dit te doen als onderdeel van het MIEK en zal daar na de zomer uw Kamer verder over informeren. Netbeheerders moeten vervolgens wel weer de nieuw gecreëerde transportcapaciteit in een gebied op non-discriminatoire wijze aan partijen moeten aanbieden.
Kunt u een uitgebreide inhoudelijke reactie geven op de oproep van de ACM en daarbij aangeven op welke wijze en op welke termijn u daaraan gehoor zult geven? Bent u bereid om in het licht van de oproep van de ACM en de aangenomen Kamermotie (Kamerstuk 32 813 nr. 775) in overleg te treden met in ieder geval de ACM en de netbeheerders om zo spoedig mogelijk een prioriteringskader te ontwikkelen?
Zoals aangegeven ben ik mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775) aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een prioriteringsrichtlijn voor uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders. Deze richtlijn zal onderdeel uitmaken van het MIEK en de regionale pendant hiervan. Ik deel de oproep van de ACM dan ook dat het wenselijk en noodzakelijk is om investeringen van netbeheerders te prioriteren op basis van publieke belangen, waaronder de energietransitie. Omdat ik naast bijdragen aan de energietransitie ook andere publieke belangen wil meenemen, ben ik in overleg met ACM, netbeheerders en medeoverheden over de vormgeving van de richtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik heb u ook een afschrift gestuurd van mijn brief aan de ACM over hun oordeel over de investeringsplannen.
Welke inzichten heeft uw werkbezoek aan Duitsland opgeleverd als het gaat om het afstappen van het «first come, first served»-principe? Hoe zult u deze inzichten betrekken bij het ontwikkelen van een prioriteringskader?
Ook in Duitsland moeten netbeheerders non-discriminatoir omgaan met verzoeken voor aansluiting en transportcapaciteit. Het Duitse wettelijke kader is echter niet goed vergelijkbaar met het Nederlandse kader voor het aanbieden van aansluitingen en transportcapaciteit. In beginsel maakt men ook in Duitsland gebruik van het «first come, first served»-principe. Wel is in Duitsland het recht op een aansluiting op het elektriciteitssysteem en het recht op transportcapaciteit aan elkaar gekoppeld, en in het geval van schaarse transportcapaciteit kan hernieuwbare opwekking voorrang krijgen op niet-hernieuwbare opwekking. Voor deze specifieke situatie biedt het Europees recht meer aangrijpingspunten.
Een dergelijke constructie past echter niet goed in het Nederlandse, wettelijke kader en zou voor de situatie in Nederland bovendien niet heel dienstig zijn, omdat de transportschaarste doorgaans niet wordt veroorzaakt door concurrentie tussen conventionele opwekking en hernieuwbare opwekking. De transportschaarste in Nederland ontstaat door een (lokaal) overschot aan hernieuwbare opwekking en in steeds meerdere mate een te hoge (lokale) vraag naar elektriciteit. In Duitsland kijkt de netbeheerder dus ook niet naar bredere, maatschappelijke wegingen, zoals het bevorderen van de energietransitie, bij de volgorde van het aansluiten of toewijzen van transportcapaciteit.
Ik heb inmiddels kennisgenomen van een rapport van de Zweedse toezichthouder over toegang tot elektriciteitsnetten in verschillende lidstaten2. Uit dit rapport blijkt dat een prioriteringskader voor toekenning van aansluitingen en transportcapaciteit in geen van de onderzochte lidstaten wordt toegepast en «first come, first served» geheel of vrijwel geheel bepalend is voor deze volgordelijkheid.
Bent u bekend met het afwegingskader dat door de provincie Fryslân, de Friese gemeenten en het Wetterskip in samenspraak met Liander is ontwikkeld om de netbeheerder te helpen met het prioriteren van netverzwaringen op het Friese elektriciteitsnetwerk?2
Ja.
Heeft Liander volgens u de wettelijke mogelijkheden om uitvoering te geven aan het advies van de Regional Energie Strategie (RES) regio Fryslân?
De huidige Elektriciteitswet 1998 geeft geen expliciete duiding over volgordelijkheid van investeringen of het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen. Netbeheerders dienen op grond van de Elektriciteitswet 1998 een ontwerpinvesteringsplan op te stellen en dit te consulteren. Het staat RES-regio’s vrij om hier inbreng op te leven. Ik beschouw deze inbreng dan ook als zodanig. Het is aan netbeheerders om de inbreng mee te wegen in hun investeringsplan en de doorwerking hiervan in de volgorde van investeringen. De ACM toetst vervolgens of netbeheerders in redelijkheid tot hun investeringsplan zijn gekomen. Ik ben voornemens om in de Energiewet en onderliggende regelgeving expliciet ruimte te bieden aan netbeheerders om op basis van een nationale richtlijn die regionaal geconcretiseerd kan worden door mede overheden, tot een prioritering te komen. Hierin zie ik ook een verruiming van de taak van de ACM om ook te toetsen of netbeheerder tot een redelijke investeringsvolgorde is gekomen.
Hoe kijkt u naar het in de provincie Fryslân afgesproken afwegingskader voor prioritering van projecten waarin:
Ik herken belangrijke elementen uit het afwegingskader van de provincie Fryslân in eerste gedachten die ik zelf heb voor de prioriteringsrichtlijn. Ik zie hierin een brede maatschappelijke afweging waarbij ook oog is voor een efficiënte en geografische gekoppelde uitrol van infrastructuur.
Hoe kijkt u aan tegen regio’s die zelf (verschillende) prioriteringskaders uitwerken?
Ik hecht erg aan de mogelijkheid van regio’s om zelf mede invulling te kunnen geven aan de weging van uitbreidingsinvesteringen op basis van een nationale prioriteringsrichtlijn. Vanwege de onderliggende samenhang van het elektriciteitsnet zullen de uitgangspunten in deze richtlijn zowel nationaal als regionaal moeten gelden maar kan de uitwerking per regio anders uitpakken. Het is vervolgens aan netbeheerders om op transparante wijze deze weging van het Rijk en medeoverheden mee te nemen in de uitbreidingsplannen voor de netinfrastructuur.
Op welke wijze zult u het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader betrekken bij het ontwikkelen van een landelijk prioriteringskader?
Ik zal het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader als voorbeeld en inspiratie gebruiken voor de richtlijn die ik op dit moment aan het ontwikkelen ben met ACM, netbeheerders en medeoverheden. Zoals eerder aangegeven deel ik de uitgangspunten die hier gebruikt zijn.
Het artikel 'Interesse in kerncentrales groeit, maar: waar zijn de nucleair specialisten' |
|
Silvio Erkens (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Interesse in kerncentrales groeit, maar: waar zijn de nucleair specialisten»?1
Ja.
Wat is uw inschatting van het tekort aan mensen bij de overheid, toezichthouder, universiteiten en andere relevante organisaties voor de bouw van twee kerncentrales? Kunt u dat per organisatie uitsplitsen?
Er is op voorhand geen inschatting te maken van een eventueel tekort aan arbeidskrachten voor de bouw van nieuwe kerncentrales. De marktconsultatie van KPMG (Kamerstuk 32 645, nr. 96) laat zien dat de bouw van een kerncentrale van 1.000 MW ongeveer twaalf duizend directe arbeidsjaren oplevert. Ook na ingebruikname levert een kerncentrale een bijdrage aan de (lokale) economie en werkgelegenheid. De operatie van een kerncentrale van 1.000 MW levert gemiddeld zeshonderd voltijdsbanen op per jaar uitgaande van een levensduur van 50 jaar.
Een belangrijk onderdeel van de stappen die ter uitvoering van het coalitieakkoord zijn gezet, is een studie over de inpassing van kernenergie in de Nederlandse energiemix richting 2030–2050 en daarna. De studie modelleert het energiesysteem in Nederland als deel van Noordwest Europa voor verschillende scenario’s en gevoeligheidsanalyses. Hierbij gaat de studie in op factoren als grondstoffen- en energiezekerheid, maatschappelijke en ruimtelijke inpassing, kosten en financieringsinstrumenten en de rol van nieuwe technieken als Small Modular Reactors (SMR’s).
Gelden de tekorten zoals hiervoor benoemd ook als er meer dan twee kerncentrales gebouwd zouden worden? Om hoeveel extra Full-time equivalent (fte) zou het gaan bij meer dan twee kerncentrales?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen neemt u dit jaar om een begin te maken met het inlopen van dit tekort?
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangegeven dat het hebben van voldoende vakmensen, nu, maar ook op weg naar 2050 een randvoorwaarde is voor een ambitieus klimaatbeleid. Het kabinet gaat met onderwijsinstellingen, overheden, en de sector zelf aan de slag om te bezien hoe meer interesse kan worden gewekt voor werk in het nucleaire domein, om zodoende meer vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen. In de Kamerbrief aanpak arbeidsmarktkrapte, die voor de zomer uitgaat, wordt nader ingegaan op de overkoepelende kabinetsaanpak tegen krapte. Hierin zullen maatregelen op verscheidene beleidsterreinen en voor verschillende sectoren aan bod komen.
Om als Nederland op een effectieve en veilige wijze nieuwe kerncentrales te bouwen, moet de daarvoor vereiste kennisinfrastructuur op orde zijn. Ik werk hier samen met mijn collega’s van VWS, IenW, OCW, SZW en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) aan. Eind 2020 is een interdepartementale werkgroep opgericht naar aanleiding van het verschijnen van het rapport «Naar een Agenda en Platform Nucleaire Technologie en Straling» (Bijlage bij Kamerstuk 25 422, nr. 266) van de Commissie Van der Zande. Deze werkgroep is bezig een beter beeld te verkrijgen van de omvang van de dreigende schaarste aan nucleaire experts en de achterliggende oorzaken daarvan, met als doel om effectieve en gerichte maatregelen te kunnen nemen.
Hoe snel verwacht u dat de benodigde kennis bij alle relevante instellingen op peil is?
In haar rapport heeft de Commissie Van der Zande aanbevolen om voor Nederland een «Human Resources Observatorium voor Nucleaire Technologie en Straling» op te richten, om eventuele kwetsbaarheden beter in kaart te brengen. De werkgroep heeft hierover eerste gesprekken gevoerd met het European Human Resources Observatory for the Nuclear Energy Sector (onderdeel van het Joint Research Center van de Europese Commissie) dat als taak heeft om op Europees niveau de ontwikkelingen in vraag en aanbod van nucleaire kenniswerkers in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat het verkrijgen van de gewenste (vergelijkbare) input data de nodige uitdagingen kent. Vooruitlopend op de eventuele oprichting van zo’n observatorium voor Nederland is de werkgroep bezig geweest een indicatief beeld te krijgen van de eventuele huidige en toekomstige schaarste: wat voor type nucleaire experts dreigen schaars te worden, uitgaande van verschillende toekomstscenario’s voor initiatieven op nucleair terrein. Deze scenario’s variëren van geen nieuwe initiatieven tot bepaalde nieuwe initiatieven op het gebied van kernenergie of medische isotopenproductie. Hiervoor zijn interviews gehouden met verschillende partijen die in de nucleaire keten actief zijn, inclusief de relevante onderwijsinstellingen. Ook is dit voorjaar vanuit de werkgroep een ronde tafel bijeenkomst georganiseerd met de sector om een compleet beeld te krijgen van de nucleaire kennisproblematiek. De analyse van deze interviewresultaten en de rondetafelbijeenkomst vormen de basis voor het verder verkennen en beoordelen van verschillende oplossingsrichtingen. Uw Kamer zal middels een Kamerbrief van de Staatssecretaris van IenW nader geïnformeerd worden over de resultaten van deze verkenning.
Hoe bent u van plan invulling te geven aan het begrotingsamendement van Erkens en Dassen, waarbij vijf miljoen euro wordt uitgetrokken voor het versterken van de kennisinfrastructuur op de korte termijn? Op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren?
De interdepartementale werkgroep kijkt ook hoe invulling kan worden gegeven aan het begrotingsamendement van de leden Erkens en Dassen (TK 35 925 XIII, nr. 14), waarbij vijf miljoen euro wordt uitgetrokken voor het versterken van de kennisinfrastructuur op de korte termijn. Ik zal uw Kamer middels een Kamerbrief dit najaar informeren over de resultaten en de betekenis hiervan. Ik vind het belangrijk dat de eerste resultaten van de interdepartementale werkgroep over de beoordeling van de verschillende oplossingsrichtingen bekend zijn, zodat deze extra impuls op een effectieve wijze bijdraagt aan het versterken van de kennisinfrastructuur.
Welke structurele uitgaven verwacht u om de kennisinfrastructuur voor de lange termijn te versterken en borgen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op de vragen 2 en 3 bezie ik op dit moment welke stappen er gezet moeten worden richting de totstandkoming van de twee nieuwe kerncentrales. Daaronder vallen ook de vragen rond het arbeidskrachtentekort en het op peil houden van kennis en de kennisinfrastructuur. Ik zal uw Kamer na de zomer middels een Kamerbrief informeren over de resultaten van onder meer de studie over de inpassing van kernenergie in de Nederlandse energiemix richting 2030–2050 en daarna en de betekenis daarvan voor het vervolg.
Bent u bereid met kennisinstellingen in gesprek te gaan over de opleiding van voldoende nucleaire specialisten? Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te doen?
Zoals blijkt uit mijn voorgaande antwoorden ben ik al in gesprek met de relevante andere departementen (OCW, VWS, IenW en de ANVS), en worden er diverse rondetafelgesprekken georganiseerd en interviews afgenomen met relevante kennisinstellingen. Wat betreft het opleiden van voldoende nucleair specialisten weten we dat het aantrekken van hooggekwalificeerde medewerkers, de ontwikkeling van programma’s, zowel ten behoeve van onderwijs, als onderzoeksdoelen, zorgvuldige afstemming en veel tijd kost. Daarbij moet worden bedacht dat opleidingstrajecten meerdere jaren omvatten.
Voor een versterking van de kennisinfrastructuur is mogelijk versteviging en verbreding van het nucleair onderwijs nodig. Daarbij moet in het oog gehouden worden dat in de huidige kennismaatschappij de nucleaire sector in competitie is voor talent met andere hoog-technische sectoren en dat zij als relatieve nieuwkomer hier extra inzet op zal moeten tonen.
Gaat u actief kenniswerkers uit het buitenland, specifiek België en Duitsland, werven? Zo nee, waarom niet?
Kennisinstellingen en betrokken bedrijven werven op dit moment al kenniswerkers uit het buitenland. Kennisinfrastructuur vormt de basis voor de borging van nucleaire- en stralingsveiligheid, de ontwikkelingen van nieuwe inzichten en toepassingen van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken en de gewenste groei in het nucleaire- en stralingslandschap te kunnen accommoderen, moet er in kennis en in kennisinfrastructuur worden geïnvesteerd. Dit is een complex veld, omdat het de gehele levenscyclus van nucleair technologische installaties (van ontwerp, bouw en operatie tot afvalverwerking en ontmanteling), de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de toepassing van hun opbrengsten omvat. Dit vindt plaats in een zeer internationale context van regelgeving en samenwerking (en competitie).
Bent u bereid om kernenergie toegang te geven tot de topsectorregeling energie? Zo nee, waarom niet?
Binnen de Topsector Energie vindt een korte verkenning plaats over de rol die de Topsector kan spelen in de Nederlandse bevordering van innovatie rondom kernenergie. Onderwerpen waar de Topsector een rol zou kunnen spelen:
Systeemfunctie van kernenergie binnen het energiesysteem;
Eventuele bijdrage van kernenergie aan productie van CO2-vrije waterstof;
Stimulering en mogelijke verbreding van innovatie in het ecosysteem rond kernenergie (inclusief bijvoorbeeld toeleveranciers voor de bouw van kerncentrales);
Stimulering van de kennisontwikkeling en opleidingscapaciteit ten behoeve van goed geschoold personeel.
Het streven is om eind dit jaar deze verkenning af te ronden en daarna uw Kamer hierover te informeren.
Het bericht 'Hoge gasprijzen dwingen vier van de tien glastuinders definitief of tijdelijk te stoppen' |
|
Derk Boswijk (CDA), Pieter Grinwis (CU), Peter Valstar (VVD) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoge gasprijzen dwingen bijna helft van glastuinders definitief of tijdelijk te stoppen»?1
Ja.
Herkent u het genoemde aantal en daarmee het beeld dat de glastuinbouw in ernstige problemen verkeert? Zo nee, bent u bereid op korte termijn in kaart te brengen hoeveel glastuinbouwbedrijven in acute nood verkeren?
Het beeld dat uit de berichtgeving bevestigt de informatie die bij het kabinet bekend is, dit heeft onze zorg. Wij hebben in maart inderdaad een inventarisatie van de sector ontvangen, waaruit blijkt dat binnen een half jaar 40% van de tuinbouwondernemers mogelijk in financiële problemen komt door de hoge gasprijzen.
Klopt het dat de tuinbouwsector zorgt voor circa 30.000 directe banen en circa 300.000 indirecte banen in bijvoorbeeld de logistiek, veredeling en kassenbouw?2
Het CBS artikel waar naar verwezen wordt, geeft aan dat de hoeveelheid arbeid die in 2019 is ingezet in de landbouw te vergelijken is met de inzet van ruim 156 duizend voltijdbanen (vte). Daaronder zijn bijna 30 duizend vte van mensen die werken op basis van losse contracten voor bepaalde tijd, voor specifiek werk of voor gelegenheidswerk. Van deze 30 duizend vte werken er circa 26 duizend in de tuinbouw. Deze cijfers komen uit de landbouwtelling van het CBS.
Specifiek voor de tuinbouwsector geeft het CBS in haar rapportage Tuinbouwcijfers aan dat er in de gehele Tuinbouw en Uitgangsmaterialen keten zo’n 124.000 vte werkzaam waren in 2018.3
Voorziet u eveneens dat het op grote schaal failliet gaan van glastuinbouwbedrijven ook directe gevolgen heeft voor andere sectoren?
Ja, binnen het tuinbouwcluster wordt nauw samengewerkt tussen tuinders, toeleveranciers en handel en techniek. Als tuinders op grote schaal failliet gaan, heeft dat effect op het hele tuinbouwcluster in Nederland.
Klopt het dat overschakelen naar duurzame alternatieven als aardwarmte voor glastuinbouwbedrijven vele jaren in beslag neemt wegens onderzoek, vergunningsaanvragen en de uiteindelijke realisatie?
De planvorming tot en met uitvoering van projecten voor aardwarmte en infrastructuur kosten tijd om zorgvuldig te doorlopen en is vaak niet binnen een jaar geregeld. Andere alternatieven, zoals bijvoorbeeld zonnewarmte zijn mogelijk op kortere termijn dan aardwarmte te realiseren. Dat betekent niet dat er nu pas begonnen wordt met de transitie en dat er geen handelingsopties zijn. Een aantal projecten is al in een vergevorderd stadium en ondernemers zijn bezig met energiebesparing en teeltaanpassingen, waarbij minder gas voor verwarming en elektriciteit voor verlichting worden gebruikt. Momenteel zien wij bijvoorbeeld veel aanvragen voor de subsidieregeling Energie efficiëntie glastuinbouw (EG). De huidige situatie maakt nogmaals de urgentie en noodzaak duidelijk van het versnellen van de klimaat- en energietransitie. Eind april informeren wij uw Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord en de klimaat- en energietransitie in de glastuinbouw.
Deelt u de observatie dat het gros van de gasgestookte glastuinbouwbedrijven daarom niet in de gelegenheid is om binnen afzienbare tijd over te schakelen op duurzame alternatieven?
Zie ook het antwoord op vraag 5. Er moet nu versneld worden doorgepakt op de energie- en klimaattransitie, ook om minder afhankelijk te worden van gas. Duurzame alternatieven als aardwarmte en restwarmte vergen aanzienlijke investeringen in bronnen en soms ook infrastructuur. Dat kan niet van het ene op het andere moment. Dat betekent echter niet dat er niet nu al stappen gezet kunnen en moeten worden. Wij zien dat tuinders dat ook al doen, onder andere door de grote interesse in subsidies voor hernieuwbare opwekking, CO2-reductie en energiebesparende maatregelen.
Hoeveel glastuinbouwbedrijven zullen er bij onveranderde omstandigheden en energiekosten naar schatting failliet gaan of leegstaan de komende winter? Welke gevolgen heeft dat voor de werkgelegenheid?
Dit is niet aan te geven. De gasprijzen fluctueren en de situatie op de gasmarkt is zeer onzeker. De signalen vanuit de sector zijn ook divers, waarbij tuinders creatief zijn in oplossingen waardoor in de winterperiode minder intensief is geteeld. Uiteraard delen wij de zorgen en urgentie, de huidige hoge energieprijzen zorgen voor problemen en wij zijn hierover met de sector en banken in gesprek. Tegelijk kunnen wij niet uitsluiten dat er bedrijven failliet zullen gaan. Wij roepen de sector daarbij op om ook het goede pad in te slaan door te investeren in duurzaamheid en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Dit is nodig vanuit de klimaatdoelen, maar ook om als Nederland minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen en om de sector bestendiger te maken tegen hoge en volatiele energieprijzen. Daar zal de hele maatschappij een bijdrage aan moeten leveren. Tegelijk is het nodig voor een sector met bedrijfseconomisch perspectief.
Op welke wijze gaat u de betreffende glastuinbouwbedrijven helpen zodat zij, bij aanhoudende hoge energieprijzen, de komende winter en jaren zullen overleven?
Eind april informeren wij u over onze inzet voor de glastuinbouw. Daarbij gaan wij met name in op de uitwerking van het coalitieakkoord, het belang van energiebesparing en een versnelling in de energie- en klimaattransitie. Wij blijven met de sector en banken in gesprek wat nodig is om de klimaat- en energietransitie te versnellen en ook wat daar op korte termijn voor nodig is. Daarbij bespreken we tevens het handelingsperspectief voor de individuele ondernemer op de korte termijn. De huidige situatie maakt nog urgenter dat de sector snel minder afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen en snel moet omschakelen naar meer energiebesparing en het gebruik van andere energiebronnen. Daarvoor moet de sector ook echt stappen zetten. Wij kijken wat wij voor bedrijven kunnen betekenen, maar gaan de hoge gasprijzen niet compenseren. De hoge energieprijzen baren ons allemaal zorgen en dat geldt voor heel Nederland. Het versterkt de noodzaak om snel door te pakken op energiebesparing en de klimaattransitie.
Daarbij wil ik ook wijzen op het plan van de Europese Commissie om snel minder afhankelijk te worden van Russisch gas en tegelijk de energietransitie te versnellen (REPowerEU).
Kunt u deze vragen, gezien de acute problematiek in de glastuinbouw, met spoed beantwoorden?
Ja.
De bouw van het Datacentrum Zeewolde. |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat u, mede gelet op de uitkomst van de gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde, alsnog af wilt van het hyperscale datacenter van Meta, moederbedrijf van Facebook, bij Zeewolde?1 2
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is opgenomen dat hyperscale datacenters bij voorkeur aan de randen van Nederland gebouwd worden, daar waar veel aanbod is van (hernieuwbare) energie, waar een aansluiting op het net kan worden geboden en waar de ruimte minder schaars is. Hier past Zeewolde niet goed in. Omdat het Rijk meer regie wil hebben in zulke ingrijpende ontwikkelingen is in het coalitieakkoord een aanscherping van het beleid aangekondigd. Op 16 februari jl. heb ik daartoe een voorbereidingsbesluit genomen. Dit besluit is gericht op nieuwe aanvragen van hyperscale datacenters. Gezien echter de uitslag van de recente gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde wil ik graag opnieuw in gesprek met de gemeente over de wenselijkheid van het datacenter, het TNO-rapport over door de gemeente geleverde bijstelling van plannen voor het gebied (zie ook antwoord op vraag 2) en eventuele vervolgstappen. Daarbij kan ook een andere ruimtelijke invulling aan de orde komen.
Zou uw uitspraak «niet nog meer Zeewoldes» ook nog betrekking kunnen hebben op het echte Zeewolde, het epicentrum van de hyperscale datacentrum-discussie, en dat het Rijksvastgoedbedrijf de grond -in het omstreden bestemmingsplan bedoeld voor Meta- niet verkoopt aan Zeewolde?3 4
Mijn voorganger, de Staatssecretaris van BZK, heeft in augustus 2021, destijds mede namens de Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie, voorwaarden gesteld aan de verkoop van rijksgronden voor het datacenter in Zeewolde. Dit in de context van het gevestigde voorkeursrecht, op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten en dat de gemeente eventueel kan onteigenen. Met de brief heeft het Rijk toegezegd de gronden te verkopen indien de gemeente Zeewolde voldoet aan de voorwaarden (zie Kamerstuk 32 813, nr. 961). Op deze toezegging kan ik, vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur, niet terugkomen. De gemeente heeft in maart jl. een plan gedeeld waarin zij aangeeft op welke wijze zij aan de voorwaarden wil voldoen. TNO heeft vervolgens getoetst in hoeverre het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden. Op basis van de toetsing stelt TNO dat het datacenter voor nu energie-efficiënt is, maar dat niet voldaan wordt aan de eis van maximale duurzaamheid (dit betreft o.a. materiaalselectie, waterbesparing en innovatie). Daarnaast worden daken, gevels en omliggende terreinen niet maximaal gebruikt voor het opwekken van zonne-energie. Op basis van de toetsingsrapportage kan het Rijksvastgoedbedrijf de gronden nu niet aan de gemeente verkopen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik u naar de toetsingsrapportage die ik vrijdag jl. aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 862). Ik ga naar aanleiding van dit rapport in gesprek met de gemeente over de consequenties en mogelijke vervolgstappen.
Deelt u de analyse dat het na de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde zeer duidelijk is geworden dat de al aangenomen bestemmingsplanwijziging géén draagvlak heeft onder de inwoners en bent u met het oog hierop bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen, zodat het datacenter van Meta in Zeewolde hieronder valt en de bestemmingsplanwijziging in Zeewolde overruled wordt? Zo nee, waarom niet?
Na de recente gemeenteraadsverkiezingen lijkt een meerderheid van de gemeenteraad in zijn nieuwe samenstelling tegen de komst van het datacentrum. De bestemmingsplanwijziging is echter reeds door de gemeenteraad in zijn vorige samenstelling vastgesteld. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is inmiddels door een aantal partijen beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er verschillende vergunningen aangevraagd waarvoor de procedures lopen.
De algemene maatregel van bestuur die ik met het voorbereidingsbesluit heb aangekondigd is primair bedoeld om op nationaal niveau, in overleg met medeoverheden, aangescherpte ruimtelijke keuzes te maken voor de vestiging van nieuwe hyperscale datacenters.
De nieuwe regels die vrijdag jl. aan uw Kamer zijn voorgelegd (Kamerstuk 2022D24259) en waarvoor de internetconsultatie is gestart hebben geen betrekking op hyperscale datacenters die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds bestaan of reeds zijn vergund. Ook kunnen vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de datum van het voorbereidingsbesluit van 16 februari 2022 doorlopen worden. Dit betekent dat de nieuwe regels geen betrekking hebben op het datacentrum te Zeewolde. In dat kader speelt een aspect als rechtszekerheid een rol.
Wat vindt u ervan dat het vorige college van Zeewolde het besluit van 16 december 2021 over de komst van het datacenter van Meta besloot op verkiezingsdag te publiceren in de Staatscourant en wat kunt u eraan doen? Wat wilt u er nog aan doen?
Het klopt inderdaad dat de gemeenteraad het bestemmingsplan op 16 december 2021 heeft vastgesteld. Pas op 15 maart jl. heeft de gemeenteraad ingestemd met de publicatie van het bestemmingsplan. De gemeente Zeewolde heeft aangegeven dat vanwege wettelijke termijnen het bestemmingplan in maart gepubliceerd moest worden. Zelf heb ik de Landsadvocaat om advies gevraagd over mijn juridische mogelijkheden om alsnog het hyperscale datacenter in Zeewolde tegen te houden. Op basis van dit advies kom ik tot de conclusie dat de instrumenten uit Wet ruimtelijke ordening en de Gemeentewet op dit moment niet kunnen worden ingezet. Dit betekent niet dat de vestiging van het datacenter vaststaat en dat het direct gerealiseerd kan worden. Diverse vergunningen moeten nog worden verleend en door het gebruiksverbod in het voorbereidingsbesluit kunnen de omgevingsvergunningen gedurende de looptijd van het voorbereidingsbesluit niet worden gebruikt. Verder kunnen het bestemmingsplan en de vergunningen nog in juridische procedures aangevochten worden zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3.
Deelt u de analyse dat het beschikbaar houden van goede landbouwgrond voor voedselproductie nóg belangrijker is geworden door de oorlog in Oekraïne, welke een wereldwijde voedselcrisis dreigt te veroorzaken en bent u daarom bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen en deze bij staand beleid van het Rijksvastgoedbedrijf passende notie daarin mee te nemen?
De gevolgen van de ontwikkelingen in Oekraïne tonen voor veel zaken aan dat bezien moet worden in hoeverre we als Nederland zelfvoorzienend zijn of afhankelijk van andere landen, dit speelt bijvoorbeeld bij gas maar ook voor het hebben van goede landbouwgrond voor voedselproductie. Dit onderstreept ook het belang van de transitie naar een duurzaam landbouw- en voedselsysteem, met oog voor de voedselzekerheid. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal uw Kamer voor de zomer nader informeren over de uitwerking van het perspectief voor de landbouw. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van de motie-Boswijk (Kamerstuk 33 037, nr. 402) zal ook uitgewerkt worden hoe goede landbouwgrond ruimtelijk beschermd kan worden in bredere belangenafweging, zodat deze benut kan worden bij de noodzakelijke verduurzaming van de landbouw. De algemene maatregel van bestuur die ik met het voorbereidingsbesluit heb aangekondigd is bedoeld om op nationaal niveau aangescherpte ruimtelijke keuzes te maken voor de mogelijke vestigingslocaties van hyperscale datacenters. Voor het opstellen van een dergelijke algemene maatregel van bestuur gelden procedures en is een beleidsmatige onderbouwing nodig. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is mijn inzet om dit traject zo spoedig mogelijk te doorlopen.
Deelt u de analyse dat de oorlog in Oekraïne Nederland dwingt om op korte termijn los te komen van fossiele brandstoffen uit Rusland en sneller te gaan verduurzamen, waardoor er directe schaarste in hernieuwbare energie en ruimte op het elektriciteitsnet ontstaat en bent u daarom bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen en deze notie daarin mee te nemen?
Ik deel de analyse dat de noodzaak toeneemt voor verduurzaming van het energiesysteem en onze afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Ik heb een voorbereidingsbesluit genomen, waarmee nieuwe vergunningaanvragen voor hyperscale datacenters niet mogen worden verleend (met uitzondering van de gemeente Hollands Kroon en Het Hogeland). Ik werk hard aan de voorgenomen algemene regels om selectief ruimte te bieden aan hyperscale datacenters op plekken waar dat kan in Nederland. Vrijdag jl. stuurde ik uw Kamer de concept Amvb. Het op selectieve locaties ruimte bieden voor hyperscale datacenters draagt ook bij aan het beheersen van de impact op netcapaciteit (zie ook de recente Kamerbrief van 8 juni jl. van de Minister voor Klimaat en Energie over netcongestie, met kenmerk 2022Z11587).
Bent u bereid om, in het licht van de energiecrisis en het toenemende beroep op duurzaam opgewekte stroom en ons electriciteitsnet, het first-come-first-serveprincipe, bij nieuwe aansluitingen op het stroomnet te herzien, prioritering naar nationaal belang in te voeren en hyperscale datacenters de minste prioriteit te geven?
Netbeheerders moeten op basis van Europese en Nederlandse wetgeving non-discriminator opereren jegens eenieder die om een aansluiting en transportcapaciteit vraagt. De first come first serve handelwijze is een uitvloeisel van dit principe. Uit Zweeds onderzoek3 blijkt dat deze handelwijze in veel Europese landen gehanteerd wordt. Er is wel noodzaak en ruimte, zoals ook aangegeven in recente brief (Kamerstuk 29 023, nr. 281) van de Minister voor Klimaat en Energie, om uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders meer te sturen op basis van maatschappelijke prioriteiten op nationaal en regionaal niveau. De Minister voor Klimaat en Energie werkt dan ook samen met de ACM en netbeheerders en medeoverheden onder het MIEK aan een prioriteringsrichtlijn om bij uitbreidingsinvesteringen rekening te houden met maatschappelijke prioriteiten en komt daar in de zomer bij uw Kamer op terug (zie ook de recente brief over netcapaciteit van 8 juni jl. met kenmerk 2022Z11587).
Hoe reëel acht u dat gelijk vanaf de ingebruikname van het datacentrum de restwarmte daadwerkelijk wordt gebruikt voor de verwarming van een woonwijk? Zo ja, waarop is die verwachting gebaseerd?
De reactie van de gemeente op de door het Rijk gestelde voorwaarden, waarin de gemeente aangeeft op welke wijze gebruik gemaakt wordt van restwarmte van het datacenter was onderdeel van de toetsingsrapportage. De uitwerking van het plan om de restwarmte te benutten is echter onvoldoende voor TNO om een oordeel te kunnen vellen. De gemeente Zeewolde heeft aangegeven om dit plan verder uit te werken.
Waarom heeft u in de duurzaamheidseisen, welke in december door het kabinet gesteld zijn aan de verkoop van de grond ten behoeve van de komst van datacenter Meta, gekozen voor bewoordingen als «minimaal energieverbruik», «maximale benutting voor zonnepanelen» en «het tot een minimum beperken van drinkwater» en afgezien van concrete, getalsmatige eisen aan energieverbruik, benutting voor zonnepanelen en drinkwaterbeperking?
Door minimaal energieverbruik, maximale benutting van daken en gevels voor zonnepanelen en minimaal gebruik van drinkwater als voorwaarden te stellen, moet de gemeente dit gedurende de exploitatie afdwingen. Zo blijft het bedrijf gebonden aan innovatieve nieuwe oplossingen. Op basis van de TNO-toetsingsrapportage blijkt dat nu niet voldaan wordt aan de eis van maximale duurzaamheid en worden daken, gevels en omliggende terreinen niet maximaal benut voor het opwekken van zonne-energie.
Deelt u de analyse dat ieder datacenter dat gebruik maakt van de best beschikbare technieken automatisch aan deze voorwaarden gaat voldoen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar komt uw zelfvertrouwen dan vandaan dat het datacenter hier niet aan gaat voldoen?
Op basis van de toetsingsrapportage stelt TNO dat het datacenter nu niet voldoet aan de voorwaarden voor de verkoop van rijksgronden (brief d.d. 10 augustus 2021, referentienummer 4336824). Zie voor een uitgebreide toelichting de brief en toetsingsrapportage die ik vrijdag jl. aan uw Kamer heb gezonden.
Bent u bereid de duurzaamheidseisen aan te passen naar concrete, getalsmatige eisen aan energieverbruik, benutting voor zonnepanelen van gebouwen en beperking van het gebruik van drinkwater, op dusdanige wijze dat een hyperscale datacenter niet zal gaan voldoen aan de gestelde eisen? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden die zijn gesteld door mijn voorganger mede namens de destijds Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie zijn een toezegging om de gronden te verkopen, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn gesteld wetende dat de gemeente Zeewolde op de rijksgronden een voorkeursrecht in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten heeft gevestigd. Het zou van onbehoorlijk bestuur getuigen nu nog aanvullende voorwaarden te stellen.
Waarom heeft u niet de voorwaarde gesteld om minimaal 80% van de restwarmte te gebruiken voor verwarming van woonwijken, maar heeft u dit aan de gemeente gelaten en bent u bereid alsnog de voorwaarde te stellen dat minimaal 80% van de restwarmte wordt hergebruikt voor woonwijken, in het licht van uw plan om via deze voorwaarden Meta geen kans te laten maken op koop van de grond?
Zie mijn antwoorden op vraag 9, 10 en 11.
Bent u bereid de duurzaamheidseisen (verder) aan te vullen, bijvoorbeeld door er in op te nemen dat schaarse netcapaciteit en mogelijkheid tot duurzamere aanwending van de grond juridische grondslag bieden voor weigering van de verkoop aan Meta, zodat het datacenter in Zeewolde de facto geen kans meer maakt om mee te dingen naar de grond?
Zie mijn antwoord op vraag 11.
Kunt u bevestigen dat er geen uitzonderingen gemaakt gaan worden op de gestelde duurzaamheidseisen, bijvoorbeeld in de vorm van het geven van meer tijd om via «toekomstige innovatie» aan duurzaamheidseisen te mogen voldoen?
De verwachting is dat door de formulering van de gestelde voorwaarden, tijdens de exploitatie van het datacenter gebruik gemaakt zal moeten worden van mogelijke toekomstige innovaties, om zo te blijven voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Kunt u bevestigen dat het Didam-arrest, waarbij is bepaald dat bij verkoop van de grond door de overheid aan alle gegadigden een gelijke kans gegeven moet worden, ook van toepassing is op de verkoop van de grond die bedoeld is voor het hyperscale datacentrum van Meta in Zeewolde? Welke risico’s op claims brengt dit arrest met zich mee voor gemeenten, zoals Zeewolde in de casus datacenter Meta?
Zoals eerder aangegeven hanteert het Rijk voor de verkoop van haar gronden een openbare procedure. In dit geval is een voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd, waardoor het Rijk verplicht is om bij een eventuele verkoop aan de gemeente te verkopen. De gemeente Zeewolde heeft net als andere overheden rekening te houden met het Didam-arrest.
Bent u bekend met het feit dat coöperatie «Land van Ons» ook geïnteresseerd is in de eerdergenoemde grond en er duurzame landbouw op wil bedrijven en bent u het ermee eens dat de plannen van deze coöperatie veel beter passen binnen het staande beleid van Rijksvastgoedbedrijf, zeker waar het vruchtbare landbouwgrond in Flevoland betreft? Kunt u bevestigen dat, mede gezien het Didam-arrest in combinatie met het beleid van het Rijksvastgoedbedrijf, een duurzamer gebruiksdoel van de grond, zoals duurzame landbouw, daarom altijd zal prevaleren boven een datacenter?
Ik ben bekend met de interesse van de coöperatie Land van Ons. De gemeente heeft echter een voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten op de gronden gevestigd. Bij verkoop van de rijksgronden zal het Rijk de gronden aan de gemeente moeten aanbieden. De gemeente is daarna verantwoordelijk voor eventuele doorverkoop. Het Rijk heeft dan geen zeggenschap meer over de gronden.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Commissiedebat Datacenters, dat op 21 april 2022 gehouden wordt?
Voor een goede beantwoording was meer tijd nodig waardoor eerdere beantwoording niet mogelijk was.
De ‘Kamerbrief over stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting energie vervoer voor periode 2023 en 2024’ en het TNO-rapport ‘Impact ‘fit for 55’ voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het TNO-rapport «Impact «fit for 55» voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland»? Klopt het dat de RFNBO-verplichting («renewable fuels of non-biological origin», ofwel: groene waterstof) voor de transportsector voor Nederland zich vertaalt naar 29 petajoules (PJ) in 2030?
Ja wij zijn bekend met het TNO-rapport. Daarin staat inderdaad dat de RFNBO-verplichting in transport van 2,6% gelijk staat aan 29 PJ. De percentages uit de herziening van de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II) voor transport worden berekend over de totale brandstoffenplas in de lidstaat voor transport, inclusief lucht- en zeevaart. Voor Nederland betekent dat, vanwege de grote bunkermarkt, een significante uitbreiding. In de RED II werden de percentages van de verplichtingen voor transport berekend over de brandstoffenplas van wegvervoer en spoor. De voorgestelde herziening van de Richtlijn, inclusief het RFNBO-percentage, zijn nog in onderhandeling.
Bent u bekend met de prognoses voor directe toepassing van waterstof in de transportsector in 2030, namelijk 1,2 PJ aan synthetische brandstoffen voor de luchtvaart en slechts 0,4 PJ in het wegtransport in 2030? Deelt u de mening dat de raffinageroute noodzakelijk is voor het behalen van de doelstellingen in de herziening van de Richtlijn hernieuwbare enregie (RED) voor de transportsector?
Deze cijfers komen voort uit de KEV2021. De cijfers nemen geen voorgenomen of additionele stimuleringsprogramma’s mee waar nu aan gewerkt wordt. Er zijn verschillende routes die kunnen bijdragen aan de RFNBO-verplichting in transport die wel leiden tot directe verduurzaming van transport, naast de raffinageroute. Hierbij valt te denken aan synthetische brandstoffen voor de luchtvaart of direct gebruik van hernieuwbare waterstof in voertuigen. Het gaat om routes die fossiele energiedragers in transport vervangen door hernieuwbare varianten. TNO voert nu een onderzoek uit naar technische haalbaarheid van alle mogelijkheden om de RFNBO-verplichting in te vullen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) verwacht de resultaten in juni en zal deze dan met uw Kamer delen.
Hoe verhoudt het plafond van 4 PJ (tot 1 januari 2025) zoals voorgesteld in uw brief (Kamerstuk 32 813, nr. 868, d.d. 8 oktober 2021) over het stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting zich tot deze doelen?
Het plafond van 4 PJ was het resultaat van de destijds geraamde nationale waterstofproductiecapaciteit in 2023 en 2024. Dit plafond staat niet in verhouding tot de voorgestelde RFNBO-verplichtingen voor 2030, die toen nog niet bekend waren, maar achtten het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en IenW in lijn met de waterstofambities van het kabinet voor 2025. Met dit plafond bleef er tevens voldoende ruimte in de systematiek voor producenten van hernieuwbare brandstoffen, zoals HVO (Hydrotreated Vegetable Oils) of geavanceerde biobrandstoffen, die direct bijdragen aan het verduurzamen van mobiliteit.
Deelt u de stelling van TNO dat «de tijd voor inpassing [van de] benodigde capaciteiten […] krap [is]», waarmee gedoeld wordt op zowel de uitrol van Wind-op-Zee als het opbouwen van elektrolysecapaciteit? Deelt u de stelling van TNO dat «definitieve beslissingen voor investeringen in groene waterstof wachten op nadere regelgeving die meer zekerheid moet bieden voor de businesscase (subsidie, vergunningen, certificering etc.)»?
Zoals ook in het BNC-fiche over het Commissievoorstel voor de herziening van de RED II al stond, zijn de voorgestelde RFNBO-verplichtingen zeer ambitieus.1 Het kabinet kijkt voor de lopende onderhandelingen dan ook scherp naar een realistische en voorspelbare invulling van de voorgestelde verplichtingen. Het behalen van de RFNBO-verplichtingen zal veel vragen van het Rijk, netbeheerders en de markt, voor het opschalen van zowel binnenlandse productie als import van hernieuwbare waterstof. Met het besluit in de bijgaande brief zetten IenW en EZK een eerste belangrijke stap hierin.
Bent u bekend met de studie «Doorrekening kosten hernieuwbare waterstof bij inzet raffinage» van Trinomics? Hebt u gelezen dat Trinomics het volgende schrijft: «Zonder HBE («hernieuwbare brandstofeenheden»)-inkomsten is het project niet rendabel, omdat de jaarlijkse kasstroom dan negatief is. In de centrale analyse is de kasstroom (voor belastingen) gemiddeld een verlies van 15 miljoen euro per jaar zonder HBE-inkomsten. [...] Een beperkte openstelling van de raffinageroute – bijvoorbeeld tot 1 januari 2025 – leidt tot onvoldoende HBE-inkomsten (86 miljoen euro in plaats van 1,3 miljard euro) voor een positieve business case.»? Hoe effectief is, tegen die achtergrond, de tijdelijke openstelling om investeringen in groene waterstof mogelijk te maken?
Wij zijn bekend met het rapport van Trinomics.
EZK en IenW hebben in oktober 2021 gezamenlijk, in samenspraak met geïnteresseerde partijen, gekozen voor een tijdelijke openzetting van de raffinageroute in de jaarverplichting. Zoals aan uw Kamer gemeld zou het de kalenderjaren 2023 en 2024 betreffen, terwijl aan passend beleid voor na 2024 kon worden gewerkt. Deze tijdelijke openzetting in combinatie met het uitzicht op aansluitend beleid moest vóór 2025 projecten met een totale omvang van circa 400 MW helpen realiseren. Dit zou een grote bijdrage zijn aan de realisatie van de kabinetsambities van 500 MW elektrolyse in 2025. Het besluit in de bijgaande brief moet het gesignaleerde probleem verhelpen.
Klopt het dat de ambitie in het Klimaatakkoord is om 500 megawatt (MW) elektrolysecapaciteit in 2025 te hebben staan? Klopt het tevens dat het bouwen van een 100 MW electrolyser 2 tot 3 jaar kost, zoals CE Delft schrijft in haar rapport «Doorlooptijden investeringen elektrificatie» (februari 2021)? Verwacht u dat Nederland dit doel gaat halen?
Het klopt dat de ambitie van 500 MW in het Klimaatakkoord staat. Het kabinet heeft die ambitie in de kabinetsvisie waterstof ook onderschreven. De genoemde realisatietermijn lijkt mij een reële inschatting. Op basis van bovenstaande zien wij het volste belang om dit jaar nog duidelijkheid te verschaffen over instrumenten waar elektrolyseprojecten gebruik van kunnen maken, om het doel in 2025 nog te halen.
Deelt u de mening dat de Europese Fit for 55-voorstellen een verdere openstelling van de raffinageroute na 2025 niet in de weg staan? Sterker nog, stuurt de Europese Commissie daar niet juist ook op aan? Is het niet verstandig om gebruik te maken van de instrumenten die Europa ons aanreikt om ons waterstofpotentieel en onze ambities te halen?
Het Fit-for-55 pakket, specifiek de RED III, staat vooralsnog een openstelling niet in de weg voor het meetellen aan de verplichting voor hernieuwbare energie in transport, net als dat nu bij de RED II ook het geval is. Het is en blijft de keuze van de lidstaat of en hoe zij deze route willen stimuleren. In het BNC-fiche pleit Nederland voor de mogelijkheid om de inzet van waterstof in raffinaderijen ook mee te mogen tellen voor de doelstelling van de industrie en niet alleen via de transportroute. Het opnemen van de raffinageroute in de jaarverplichting is dan een optie, net als het ontwikkelen van andere instrumenten om het gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen te stimuleren.
Klopt het dat het produceren van transportbrandstoffen goed is voor zo’n 35% van de waterstofvraag en klopt het dat de koppeling van windenergie op zee en waterstof de businesscase voor offshore windparken verstevigt? Is het dan niet verstandig deze route (het vergroenen van de productie van transportbrandstoffen) niet af te sluiten?
Het kabinet zet erop in om fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare brandstoffen. Er is een voorkeur voor directe inzet van hernieuwbare waterstof in transport, omdat dit bijdraagt aan alle doelstellingen naar zero-emissie, alsook de doelstellingen binnen het Klimaatakkoord. Bijvoorbeeld gasvormige waterstof in zwaar wegtransport en vloeibare brandstoffen op basis van hernieuwbare waterstof.
Richting 2030 zal de RED III leidend zijn voor de stimulans van hernieuwbare waterstof in Nederland. Dit geldt voor de industrie alsook voor transport. Op beide sectoren worden verplichtingen voor hernieuwbare waterstof voorgesteld. De RED III zal op zowel transport als industrie een grote impact hebben. Voor de industrie is EZK bezig met de voorbereiding van een beleidspakket voor de opschaling van binnenlandse productie en import van hernieuwbare waterstof. Voor transport zal met name de integratie van luchtvaart en zeevaart in de verduurzamingssopgave, in samenhang met ReFuel/FuelEU/ESR, een serieuze impact hebben op het huidige beleid energie vervoer met de jaarverplichting grote aanpassingen vragen aan de systematiek vanaf 2025.
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik de rol van de raffinageroute in het beoogde bredere waterstofbeleid voor industrie en transport.
Acht u het niet wenselijk om de raffinageroute volwaardig om te zetten in beleid en deze raffinageroute ook na 2025 open te stellen?
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik hoe de raffinageroute vanaf 2025 vorm krijgt, ook al kan het kabinet nog niet alle details vastleggen vooruitlopend op de Europese onderhandelingen over de herziening van de RED II.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden tijdig voor het commissiedebat Waterstof van 13 april 2022?
De antwoorden zijn zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.