De berichten 'Tegenstanders rondweg tevreden, gemeente mag geen damwanden slaan zolang vergunning niet op orde is' en 'Amersfoort wil plafondbedrag Westelijke Rondweg verhogen' |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tegenstanders rondweg tevreden, gemeente mag geen damwanden slaan zolang vergunning niet op orde is»1 en het artikel «Amersfoort wil plafondbedrag Westelijke Rondweg verhogen»?2
Ja.
Wat zijn de gevolgen van de door de rechter geconstateerde gebreken aan de onderbouwing van de vergunning voor dit project?
Het project staat momenteel on-hold, dat betekent dat er op dit moment geen werkzaamheden zijn. De gemeente Amersfoort mag geen damwanden slaan voor de verdiepte weg en de tunnelbak op het tracé van de Westelijke Ontsluiting zolang de vergunning voor de ingreep niet in orde is.
Leidt het project in uitvoering of realisatie tot extra stikstof, bijvoorbeeld door toegenomen verkeer?
De gemeente Amersfoort heeft mij laten weten dat in 2019 een stikstofdepositieberekening voor het project Westelijke Ontsluiting is uitgevoerd met de toen vigerende versie van AERIUS Calculator. Hieruit volgde dat het project zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase niet leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. De gemeente heeft aangegeven deze berekening binnenkort te actualiseren.
Acht u een motivering voor wat betreft vergunning of ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk voor er (onomkeerbare) stappen gezet worden ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden of de aanbesteding door de gemeente Amersfoort en ProRail?
Ja.
Betreft de wijziging van het plafondbedrag een zelfstandig besluit van de gemeente Amersfoort, of is er sprake van een nieuwe afspraak met de provincie en/of het Rijk?
Het betreft een zelfstandig besluit van de gemeente Amersfoort. Het is een project van de gemeente Amersfoort en de gemeente is dan ook verantwoordelijk voor de aanbesteding en uitvoering van het project.
Kunt u het in opdracht van de gemeente opgestelde rapport van onderzoeksbureau Nimas, over het verloop van de aanbestedingsprocedure, ter informatie met de Kamer delen?
De gemeente Amersfoort heeft dit openbaar gemaakt op haar website.3
Draagt ProRail financiële risico’s in verband met de betrokkenheid bij dit project? Zijn er (voldoende) voorzieningen getroffen voor mogelijke kosten voor ProRail bij tegenvallers?
Nee, ProRail draagt conform artikel 40 lid 1 van de beheerconsessie geen kosten en risico’s voor het project in trajecten werken voor derden. Het gaat om een project van de gemeente Amersfoort. De rekening en risico’s van het project liggen dan ook bij deze partij. Overigens is ProRail alleen betrokken bij het projectdeel westelijke ontsluiting (de onderdoorgang en het fietspad over het spoor) en niet bij het gehele project westelijke rondweg.
Hoe is de tijdige betrokkenheid van het Rijk als aandeelhouder geborgd, wanneer ProRail dit soort grootschalige werken voor derden onderneemt?
In mijn rol als aandeelhouder van ProRail word ik niet geïnformeerd als het gaat om werken voor derden trajecten, omdat de beheerconcessie de rekening en het risico van dergelijke trajecten bij de opdrachtgevende partij legt. Als concessieverlener, word ik wel geïnformeerd als het om een aanmerkelijke aanpassing van de hoofdspoorweginfrastructuur (HSWI) gaat. In het geval van dit project is het hoofddoel een aanpassing van de doorkruising met een weg. Dat valt niet onder aanpassing van de HSWI.
Bent u het eens met de stelling dat met de omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) deze besluitvorming en aansturing beter geregeld worden?
Bij de omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan blijft net als nu de mogelijkheid voor derden bestaan om opdracht te geven aan ProRail voor werken aan, op of nabij de hoofdspoorweginfrastructuur. Als onderdeel van de Omvorming van ProRail is gewerkt aan een afsprakenkader ten aanzien van het werken voor derden. In de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2019 ben ik met de provincies zo’n afsprakenkader overeengekomen. In navolging daarvan ben ik nu in algemene zin in gesprek met ProRail, provincies en gemeenten over onder meer het verder verbeteren van de sturingsrelatie tussen derden en ProRail bij werken die ProRail voor derden uitvoert.
Wat is de stand van zaken en het tijdpad voor de beoordeling van de Europese Connecting Europe Facility (CEF)-subsidieaanvraag voor het project door de gemeente en ProRail?
ProRail heeft half maart een eerste CEF aanvraag ingediend. Deze aanvraag is voor de ontwerp- en engineeringkosten en de uitkomst zal naar verwachting eind tweede kwartaal bekend worden gemaakt. De Europese Commissie voor transport (INEA) heeft de intentie uitgesproken om in de zomer van 2021 een oproep te plaatsen voor het indienen van voorstellen voor uitvoeringskosten, dit zijn relatief de hoogste kosten. Het resultaat daarvan wordt niet eerder verwacht dan eind 2021.
De aanpassing van de procedure omtrent het geldig verklaren en het tellen van binnengekomen briefstemmen. |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Hoe verhouden zich de foutpercentages die nu bij briefstemmen zijn opgetreden tot die welke de afgelopen keren bij het briefstemmen vanuit het buitenland zijn vastgesteld?
De procedure voor het stemmen per brief door kiezers van 70 jaar en ouder is gebaseerd op de procedure die geldt voor de Nederlanders die vanuit het buitenland mogen stemmen, maar is op een aantal onderdelen anders.
Zowel de kiezers in het buitenland als de kiezers van 70 jaar en ouder die in Nederland wonen, hebben de stempas en het stembiljet gescheiden van elkaar ontvangen. Een verschil is dat de kiezers in het buitenland de 2 enveloppen die nodig zijn om te kunnen stemmen per brief, tegelijk met de stempas hebben ontvangen; de kiezers van 70 jaar en ouder hebben deze 2 enveloppen gelijktijdig met het stembiljet gekregen. De reden voor dit verschil is dat de kiezers in het buitenland hun stembiljet per mail kunnen ontvangen en ook met een (heel) ander stembiljet stemmen dan het stembiljet dat door de kiezers in Nederland wordt gebruikt. Verder moeten de kiezers in het buitenland hun stempas ondertekenen én een kopie van een geldig paspoort of identiteitsbewijs meesturen. De kopie van het paspoort of identiteitskaart is bij de kiezers in het buitenland nodig om het bezit van Nederlanderschap aan te tonen. Dat gold niet voor de kiezers van 70 jaar en ouder die bij de Tweede Kamerverkiezing per post mochten stemmen.
De briefstembescheiden voor de kiezers van 70 jaar en ouder zijn in december 2020 in zogenoemde focusgroepen getest. Het rapport daarvan heeft de Tweede Kamer op 12 januari ontvangen.1
Is er sprake geweest van het enkel kopiëren van genoemde procedure, of zijn er testen uitgevoerd onder de doelgroep teneinde mogelijke problemen te signaleren en aanpassingen door te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is er in de testfase rekening gehouden met de diversiteit van de groep, bijvoorbeeld voor wat betreft opleidingsniveau, laaggeletterdheid en verminderd begripsvermogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welk deel van de formeel «fout» uitgebrachte stemmen kan als gevolg van deze procedurele aanpassing alsnog meetellen en welk aantal stemmen kan nu als nog als geldig worden aangemerkt?
Op basis van de processen-verbaal van de vooropening die de gemeentelijke briefstembureaus hebben opgesteld, en die ook zijn gepubliceerd door de gemeenten, is niet precies te bepalen hoeveel terzijdeleggingen zijn voorkomen door de aanpassing van de werkwijze.
Is met deze maatregel het percentage ongeldige stemmen weer gereduceerd tot «normaal» niveau? Zo niet, welk percentage respectievelijk welke aantallen ongeldig uitgebrachte stemmen resteren nu nog?
Het aantal ongeldige stemmen is door het centraal stembureau (in casu de Kiesraad) in het kader van de uitslagvaststelling bepaald. Dat percentage bedraagt 0,29%.
Het aantal terzijdezeggingen bij de vooropening is alleen te achterhalen door de door de briefstembureaus opgestelde processen-verbaal van vooropening te bekijken. Ten behoeve van de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing heeft het Ministerie van BZK de op het internet gepubliceerde processen-verbaal van ca. 160 gemeenten bekeken. Daaruit kan worden opgemaakt dat bij deze gemeenten het gemiddelde percentage terzijdeleggingen iets meer dan 4% is.
PostNL heeft ca. 33.000 ongeadresseerde briefstembiljetenveloppen in de brievenbussen aangetroffen. De briefstembiljetenveloppen waren niet geadresseerd, omdat die envelop niet bedoeld is om de briefstem te zenden aan het briefstembureau van de gemeente. PostNL heeft die ongeadresseerde enveloppen bezorgd bij 25 gemeenten. Conform de werkwijze die op dinsdag 16 maart jl. is doorgevoerd, inhoudende dat de briefstembureaus de briefstembiljetenveloppen mochten openen om na te gaan of daar de stempluspas in zat, zijn deze ongeadresseerde enveloppen geopend. Slechts in een zeer gering deel van de 33.000 enveloppen, waarschijnlijk niet meer dan enkele procenten, zat niet alleen een briefstembiljet maar ook een stempluspas. Deze zijn waar mogelijk alsnog bij de juiste gemeente bezorgd. De enveloppen met uitsluitend het briefstembiljet zijn terzijde gelegd. Als ook deze terzijdeleggingen worden meegerekend, komt het gemiddelde uit op iets meer dan 6%.
Aangetekend moet worden dat het onmogelijk is om te achterhalen of de kiezers die hun briefstembiljet in de ongeadresseerde briefstembiljet hebben opgestuurd ook nog separaat, in de geadresseerde retourenvelop, de stempluspas hebben opgestuurd. Waar dat is gebeurd, treedt een dubbeltelling aan terzijdeleggingen op. Evenmin is te achterhalen of kiezers die hun briefstembiljet in de ongeadresseerde briefstembiljetenvelop hebben opgestuurd, met hun stempluspas zijn gaan stemmen in het stemlokaal of een onderhandse volmacht aan een andere kiezer hebben gegeven. Al deze onzekerheden brengen mee dat het percentage terzijdeleggingen niet nauwkeurig bepaald kan worden. De beste aanname die gedaan kan worden op basis van het beschikbare materiaal, is dat het percentage terzijdeleggingen waarschijnlijk ligt tussen de 4% en de 6%.
Overigens is de kans op fouten bij briefstemmen in algemene zin groter dan bij het stemmen in het stemlokaal. In bijvoorbeeld Oostenrijk, waar briefstemmen al langer mogelijk is, is het percentage ongeldige stemmen ongeveer 4%, en bij de laatste verkiezing 5,7%, en in het Verenigd Koninkrijk bij de introductie ook ca. 4%. Nederlanders in het buitenland kunnen ook al sinds langer per brief stemmen. Bij de kiezers in het buitenland is het percentage terzijdeleggingen bij deze Tweede Kamerverkiezing 2,8% geweest.
Zijn er nog andere fouten die vaker dan gemiddeld gemaakt worden door briefstemmers? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 5.
Onder verwijzing naar uw brief waarin u de stand van zaken aangaf tot en met de op woensdag 10 maart bij PostNL binnengekomen brieven en waarn u sprak over een percentage van 2,5%, is dat percentage briefstemmen ingeleverd in een enveloppe zonder antwoordnummer ongewijzigd gebleven dan wel hoger of lager geworden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van het voorstel om, conform de nu gewijzigde instructies voor de afhandeling van briefstemmen en stemkaarten in eenzelfde enveloppe, deze stembiljetten (die formeel niet te bezorgen zijn, maar wel herkenbaar als envelop met stembiljet) naar het Centrale stembureau in Den Haag te transporteren, en die daar op dezelfde wijze conform de gewijzigde instructie tezamen met de stemmen uit het buitenland te tellen?
Ik ga ervan uit dat de vragensteller met «het centraal stembureau in Den Haag» doelt op het briefstembureau van de gemeente Den Haag dat de stemmen telt die zijn uitgebracht door de kiezers in het buitenland. De wet schrijft voor dat een briefstem die is uitgebracht in een bepaalde gemeente, alleen kan worden geteld door een briefstembureau van die gemeente. Alleen dat briefstembureau kan immers controleren of het nummer van de stempluspassen van de briefstemmers voorkomt in het door de burgemeester vastgestelde register van ongeldige stempassen.
Is inmiddels waterdicht geregeld dat stembrieven met het foutieve gemeentelijke adres toch bij het juiste stembureau belanden?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze administreert en verantwoordt PostNL de verwerkte stemmen vanaf het moment van ophalen bij de brievenbussen tot aan het moment dat deze dagelijks in verzegelde zakken worden afgeleverd bij de gemeenten?
PostNL heeft een proces ingericht voor de bezorging van de briefstemmen die in de brievenbussen zijn aangetroffen. Op verzoek van de Tweede Kamer heb ik aan PostNL gevraagd om verdere details over dit proces en over de door PostNL uit te voeren audit bekend te maken. Ik heb op 12 januari de Tweede Kamer bericht over het antwoord van PostNL op dit verzoek2, inhoudende dat PostNL een operationele audit uitvoert op de inrichting van het zgn. «dedicated proces» en de waarborgen, en dat de hoge mate van bedrijfsvertrouwelijkheid en de inzichten in de processen en waarborgen, het, met het oog op een betrouwbaar briefstemproces, niet mogelijk en wenselijk is dit openbaar te delen. PostNL is echter bereid om in een vertrouwelijke bijeenkomst een nadere toelichting te geven over dit proces en de waarborgen, indien deze behoefte leeft bij de leden van de Tweede Kamer.
Op welke wijze kunnen de gemeenten respectievelijk het centraal stembureau er zeker van zijn dat alle voor die gemeente bestemde biljetten ook daadwerkelijk ontvangen en verwerkt zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe heeft PostNL, naast het opbergen in beveiligde ruimten, de verzekering kunnen geven dat de procedures het kwijtraken van stembiljetten niet toelaten ofwel hoe wordt gecontroleerd dat alle geposte stembrieven ook daadwerkelijk zijn afgeleverd?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen uiterlijk drie dagen voor het vaststellen van de definitieve uitslag (op maandag 29 maart) beantwoorden?
Het beantwoorden van deze vragen uiterlijk drie dagen voor het vaststellen van de definitieve uitslag is helaas niet gelukt.
Het bericht dat veel poststemmen ongeldig zijn |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de mening dat het slecht is voor het vertrouwen in de democratie als mensen hun stem hebben uitgebracht maar deze ongeldig is verklaard door een kleine fout?1
Elke stem die niet kan worden meegeteld, terwijl de kiezer wel een geldige stempluspas en een geldig briefstembiljet heeft teruggestuurd, is er één te veel. Daarom heb ik gelijk na het ontvangen van de signalen van de gemeenten actie ondernomen en voorlichting gevraagd aan de Raad van State en advies aan de Kiesraad.
Bent u bereid toe te zeggen dat de stemmen waarbij zowel de stempas als het stembiljet in 1 enveloppe zijn verstuurd alsnog mee te tellen, tenzij ze om een andere reden ongeldig zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb de Tweede Kamer op 16 maart jl. een brief geschreven en daarin aangegeven dat de volgende procedurele werkwijze gevolgd gaat worden.
Deze werkwijze is daarna aan de gemeenten gestuurd die deze werkwijze zullen toepassen. Daarmee gaan dus geen stemmen verloren van kiezers die in hun retourenvelop een briefstembiljetenvelop hebben gestopt met daarin de stempluspas en het briefstembiljet.
Kunt u deze vragen voor woensdag 17 maart 21.00 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De problemen met briefstemmen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Voorlopig resultaat eerste gemeente: veel problemen met poststemmen»?1
Ja.
Over welke signalen naast die uit de gemeente Bernheze beschikt u over het aantal ongeldige poststemmen? Welk percentage poststemmen kan er naar schatting ongeldig zijn?
In mijn brief van 16 maart jl. heb ik de Tweede Kamer bericht dat gemeenten mij hebben laten weten dat briefstembureaus bij de vooropening constateren dat in een deel van de retourenveloppen geen stempluspas te zien is. Er zit in de enveloppen wel een briefstembiljetenvelop. Het is mogelijk dat de kiezer daarin zijn stempluspas heeft gestopt. Naar aanleiding van deze signalen heb ik advies aan de Kiesraad en voorlichting aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd. Zowel de Raad van State als de Kiesraad hebben mij gisteravond laten weten ruimte te zien voor de volgende procedurele werkwijze:
Deze werkwijze is vanmorgen aan de gemeenten gestuurd die deze werkwijze zullen toepassen. Daarmee gaan dus geen stemmen verloren van kiezers die in hun retourenvelop een briefstembiljetenvelop hebben gestopt met daarin de stempluspas en het briefstembiljet.
Deelt u de mening dat als een substantieel van de poststemmen ongeldig blijkt te zijn, dat een indicatie is dat de procedure van het stemmen per post toch te gecompliceerd is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat als het aantal ongeldige poststemmen verhoudingsgewijs veel hoger is dan het normale aantal ongeldige stemmen dat het dan niet aanvaardbaar is dat dat deel van de stemmen verloren gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening indien een poststem ongeldig is omdat de stempas en het stembiljet in dezelfde envelop zaten dat het belang van het meetellen van een dergelijke stem in dit uitzonderlijke geval groter is dan het stemgeheim? Zo ja, gaat u alsnog toestemming geven om deze stemmen toch mee te laten tellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De onafhankelijkheid van de organisatie die de beveiliging van de verkiezingssoftware heeft onderzocht |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Kiesraad de beveiliging van de software die wordt gebruikt bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag en het berekenen van de zetelverdeling (OSV2020) heeft laten onderzoeken door de organisatie Hackdefense1? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Ja. Het Ministerie van BZK is door de Kiesraad begin oktober 2020 geïnformeerd over het rapport dat Hackdefense had gemaakt met betrekking tot de versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV2020) die gebruikt ging worden bij de herindelingsverkiezingen van november 2020. Dat rapport heeft de Kiesraad op 19 oktober 2020 openbaar gemaakt op de website www.kiesraad.nl. Ik heb daar melding van gemaakt in mijn reactie op het rapport van de Stichting Tegen Hackbare Verkiezingen op 19 november 20202.
Bent u ervan op de hoogte dat Hackdefense B.V. één bestuurder heeft, namelijk QCSEC B.V., waarvan de heer K. de enig aandeelhouder is? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer K. actief lid en politicus is van D66? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer K. zich in het verleden meermaals zeer provocerend en vijandig heeft uitgelaten over FvD2 respectievelijk de PVV3? Hoe beoordeelt u deze uitlatingen?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld. Het is niet aan mij om deze uitlatingen te beoordelen.
Wat vindt u ervan dat de beveiliging van de verkiezingssoftware uitsluitend is onderzocht door een organisatie die onder volledige zeggenschap staat van een actief lid en politicus van D66, terwijl u als bewindspersoon die lid is van D66 verantwoordelijk bent voor het stelsel van eerlijke en transparante verkiezingen?
De Kiesraad heeft, zoals blijkt uit het antwoord op vraag 7, een Europese aanbesteding uitgevoerd. De betreffende opdracht is conform de aanbestedingsregels in de markt gezet. Het Ministerie van BZK heeft geen betrokkenheid gehad bij de onderzoeken en/of testen die de Kiesraad heeft laten uitvoeren.
Erkent u dat door deze gang van zaken de schijn van belangenverstrengeling, partijdigheid en/of afhankelijkheid is ontstaan? Zo nee, waarom niet?
De Kiesraad heeft conform de aanbestedingsregels gehandeld. Zoals blijkt uit het ambtsbericht van de Kiesraad (zie antwoord op vraag 7) heeft de Kiesraad de uitgebrachte aanbiedingen beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria.
Zijn door de Kiesraad ook offertes opgevraagd bij, of gesprekken gevoerd met andere organisaties voordat de opdracht aan Hackdefense gegund werd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke argumenten zijn doorslaggevend geweest om met Hackdefense in zee te gaan?
Ik heb de Kiesraad gevraagd om uiteen te zetten hoe de Kiesraad te werk is gegaan bij het aanbesteden van de betreffende opdracht. Het ambtsbericht dat ik daarover van de Kiesraad heb ontvangen treft u als bijlage bij deze antwoorden aan.5
In het ambtsbericht is naar mijn mening duidelijk aangegeven welke aanbestedingsprocedure de Kiesraad gevolgd heeft.
Bent u of iemand van het ministerie op enige wijze betrokken geweest bij de totstandkoming van het besluit van de Kiesraad om de opdracht aan Hackdefense te gunnen?
Conform de aanbestedingsregels heeft UBR/HIS6 de Kiesraad begeleidt bij de Europese aanbesteding. De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) is een multidisciplinaire uitvoerder op het gebied van bedrijfsvoering binnen het Rijk en is zodoende betrokken bij alle Europese aanbestedingstrajecten van het Rijk.
Er is geen andere betrokkenheid van het Ministerie van BZK geweest bij de aanbesteding en het vervolg daarop.
Zijn er ooit formele of informele contacten geweest tussen de Kiesraad en het ministerie over Hackdefense, in welke context dan ook? Zo ja, kunt u een overzicht verstrekken van deze contacten met een duiding van de aard en inhoud daarvan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 heeft UBR|HIS betrokkenheid gehad bij de Europese aanbesteding van de Kiesraad.
De Kiesraad heeft (zie ook het antwoord op vraag 1) begin oktober 2020 het Ministerie van BZK geïnformeerd over het rapport dat Hackdefense had gemaakt met betrekking tot de versie van OSV die gebruikt ging worden bij de herindelingsverkiezingen van november 2020. In de weken daarna heeft de Kiesraad aan het Ministerie van BZK gemeld dat Hackdefense ook de TK-versie versie van OSV2020 zou gaan onderzoeken.
Bent u bereid om in overleg met de Kiesraad met spoed (dus vóór 15 maart 2021) een second opinion aan te vragen over de beveiliging van de verkiezingssoftware, bij een organisatie die kennelijk onafhankelijk en onpartijdig is? Zo nee, waarom niet?
De OSV is in opdracht van de Kiesraad ontwikkeld en wordt door de Kiesraad beheerd en onderhouden. Het is de Kiesraad die in dat kader onderzoeken en testen laat uitvoeren. Naar mijn mening heeft de Kiesraad voor het laten uitvoeren van dergelijke onderzoeken gehandeld conform de geldende aanbestedingsregels.
Wilt u deze vragen uiterlijk op 12 maart a.s. en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord. De vragen zijn ingediend op 12 maart jl. en konden dus niet op 12 maart beantwoord worden. De vragen zijn zo snel als dat kon beantwoord.
De petitie van Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met «PETITION PRESENTED TO: THE SPECIAL RAPPORTEUR ON CONTEMPORARY FORMS OF RACISM, RACIAL DISCRIMINATION, XENOPHOBIA AND RELATED INTOLERANCE AND THE WORKING GROUP OF EXPERTS ON PEOPLE OF AFRICAN DESCENT ON BEHALF OF THE PARLIAMENT AND CITIZENS OF SINT MAARTEN» van 9 maart 2021?1
Ja.
Is deze petitie ook namens Bonaire, Saba en Sint Eustatius?
Nee.
Is deze petitie ook namens Aruba en Curaçao?
Nee.
Is het verwijt dat «Nederland faalde in haar verplichting om zelfbestuur te bevorderen» ook besproken in de Rijksministerraad? Zo ja, wanneer?
Nee.
Zijn de bovengenoemde verwijten besproken in andere overleggen? Zo ja, waar?
Dit is niet besproken in overleggen waarbij ik aanwezig was.
Heeft de regering van Sint Maarten steun uitgesproken voor deze petitie? Zo ja wanneer? Zo nee, waarom niet?
De regering van Sint Maarten heeft naar mijn weten geen steun uitgesproken voor deze petitie. Of zij deze petitie wel of niet steunt is mij dan ook onbekend. Ik heb hierover opheldering gevraagd aan de Minister-President van Sint Maarten.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de petitie spreekt over het «verdringen van een democratisch gekozen regering door een neokoloniale fiscale autoriteit»? Zo ja, vindt die verdringing plaats? Zo ja, kunt u aangeven waar die verdringing plaatsvindt?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. In de typering in de petitie van het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) als een «neokoloniale fiscale autoriteit» die een democratisch gekozen regering verdringt, kan ik mij echter absoluut niet vinden. Het COHO wordt niet opgericht om een democratisch verkozen regering te verdringen. Het COHO heeft juist als doel om Sint Maarten te ondersteunen bij het doorvoeren van hervormingen van bestuurlijke aard, het realiseren van duurzame, houdbare overheidsfinanciën en het versterken van de weerbaarheid van de economie, met inbegrip van de rechtsstatelijke inbedding die daarvoor nodig is. Een weerbare economie is door het jarenlange uitblijven van noodzakelijke hervormingen helaas niet aanwezig, waardoor de gevolgen van de Covid 19-pandemie de landen hard hebben geraakt.
Heeft u kennisgenomen van de stelling in de petitie gesteld dat «(a)lthough precise statistics on race are not readily available for the islands and the Netherlands, it is clear that on the aggregate level, the Kingdom’s treatment of the overwhelmingly white population of the Netherlands is far superior than its treatment of the people of African descent and other racial and ethnic minorities that comprise the considerable majority of the three Caribbean islands»? Herkent u zich in deze stelling? Uit welke beslissingen van het Koninkrijk zou blijken dat de behandeling verschillend zou zijn?
Ik heb hiervan kennisgenomen, en herken mij niet in deze stelling. Sinds 10 oktober 2010 zijn Sint Maarten en Curaçao autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden met hun eigen constitutionele ordening en eigen verantwoordelijkheden. Aruba kende deze status al langer. De economische situatie in de verschillende landen is anders. Dat kan leiden tot verschillen in de economische positie van burgers binnen het Koninkrijk. Dat heeft niets te maken met raciale ongelijkheid.
Klopt het dat het land Sint Maarten op 10 oktober 2010 bij het aanvaarden van de autonomie vrijwillig heeft ingestemd met extern financieel toezicht voor Sint Maarten?
Ja. Dit externe toezicht is geregeld in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, een consensusrijkswet op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut.
Klopt het dat de financiële problemen van Sint Maarten voortkomen uit de orkanen van 2017 en de coronapandemie, zoals de aanbieders van de petitie stellen, of waren de financiële problemen er al veel langer? Als die problemen er al langer waren, waar blijkt dat uit?
Sint Maarten kent al langer financiële problemen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het rapport van de evaluatiecommissie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten uit 2018. De evaluatiecommissie concludeert in dit rapport dat Sint Maarten in de periode 2015–2017 (vóór orkaan Irma) niet heeft voldaan aan de financiële normen uit artikel 15 Rft en dat het financieel toezicht op Sint Maarten daarom niet kan worden beëindigd. De evaluatiecommissie schrijft onder meer dat Sint Maarten kampt met betalingsachterstanden en oplopende begrotingstekorten en dat de overheidsfinanciën van een zorgelijk niveau zijn. Ook het IMF heeft sinds de autonome status van het land in 2010 geregeld aandacht gevraagd voor de oplopende schuldquote. Deze problemen komen niet voort uit de orkanen of de coronapandemie. In de periode vanaf 10-10-10 tot orkaan Irma heeft Sint Maarten geen resultaat geboekt in het verbeteren van de financieel-economische situatie van het land.
Hoe staat het met de belastinginning op Sint Maarten? Hoeveel hotels, bedrijven en rijke inwoners krijgen een belastingverlaging, of betalen helemaal geen belasting, op Sint Maarten?
Sint Maarten heeft als autonoom land eigen belastingwetten op basis waarvan de Sint Maartense Belastingdienst belasting heft en int. Eventuele speciale regimes die gelden voor hotels, bedrijven of rijke inwoners zijn een aangelegenheid van het land zelf en ik ben hiervan dan ook niet op de hoogte. In het kader van maatregel C.1 uit het landspakket zal het huidige fiscale stelsel worden onderzocht. Indien er sprake is van speciale regimes zal dat hieruit blijken.
Wat is de oorzaak van de trage uitbetaling van de 550 miljoen euro die beschikbaar zijn gesteld door Nederland in het kader van de wederopbouw van Sint Maarten na de orkaan Irma?
In de afgelopen drie jaar is gewerkt aan (de voorbereiding van) diverse projecten. Hoewel de wederopbouw ook naar mijn mening traag op gang is gekomen is inmiddels bij veel projecten de omslag van voorbereiding naar uitvoering gemaakt.
Op dit moment zijn er negen projecten in uitvoering en vijf projecten in voorbereiding, met een totale omvang van $ 376,4 mln. De uitgaven van het trustfonds zijn tussen eind 2019 en eind 2020 meer dan verdrievoudigd van $ 21 miljoen naar $ 68 miljoen. Daarnaast is ongeveer € 67 mln. vanuit de directe steun uitgegeven aan wederopbouwactiviteiten. Van de Wereldbank verwacht ik binnenkort de jaarrapportage over 2020, welke ik op korte termijn met uw Kamer zal delen. Deze rapportage gaat ook in meer detail in op vertragende factoren.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de aanbieders van de petitie het Koninkrijk het verwijt maken dat Sint Maarten niet zelf een lening kan sluiten met een externe financier en dat Sint Maarten zwaarder in de schulden raakt door de financiering door de Nederlandse overheid? Klopt dat?
De Rijksministerraad heeft in het kader van het voldoen van de huidige liquiditeitsbehoefte besloten dat als Sint Maarten een lening op de binnenlandse markt zou willen aangaan voor de gewone dienst, dit moet worden voorgelegd aan de Rijksministerraad. Vóór de COVID-19-pandemie kon Sint Maarten lenen bij externe financiers indien het aanbod van de externe financiers gelijk of gunstiger was dan het aanbod van Nederland. In de praktijk blijkt evenwel dat het aanbod van Nederland altijd het meest gunstig is, omdat Sint Maarten op die manier gebruik kan maken van de credit rating van Nederland.
In het kader van de liquiditeitssteun leent Sint Maarten bij Nederland tegen 0% rente. Indien Sint Maarten daarentegen op eigen kracht op de internationale kapitaalmarkt leningen had moeten aantrekken waren de rentelasten van het land veel hoger geweest hetgeen had geleid tot een hogere staatsschuld.
Wie is verantwoordelijk voor de armoedebestrijding en sociale zaken op Sint Maarten? Wat valt Nederland te verwijten ten aanzien van de verschillen in ondersteuning in het sociale domein in relatie tot Sint Maarten?
Sinds 10 oktober 2010 is Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden, en heeft Sint Maarten een eigen verantwoordelijkheid gekregen voor onder andere armoedebestrijding en sociale zaken. Binnen het land Sint Maarten is het Sint Maartense Ministerie van Volksgezondheid, Sociale ontwikkeling en Arbeid (VSA) verantwoordelijk voor de armoedebestrijding en sociale zaken. Nederland draagt hiervoor dan ook geen verantwoordelijkheid.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de aanbieders van de petitie Nederland en het Koninkrijk verwijten niets te doen aan de gevangenis van Sint Maarten? Onder wiens verantwoordelijkheid valt de gevangenis van Sint Maarten?
Ja, hier heb ik kennis van genomen. Sinds Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden is, heeft Sint Maarten een eigen verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving gekregen, inclusief het gevangeniswezen. Gelet op de hardnekkige problemen in het gevangeniswezen toont het kabinet zich bereid Sint Maarten te ondersteunen, hetgeen ik heb toegelicht in de beantwoording op het schriftelijk overleg Sint Maarten van 11 februari 2021.
Wat vind u van de verwijten van racisme, kolonialisme en discriminatie die door het hele stuk heen lopen in de richting van Nederland en het Koninkrijk?
Racisme, kolonialisme en discriminatie zijn ernstige misstanden. Ik herken de verwijten die in dit verband worden gemaakt richting Nederland en het Koninkrijk absoluut niet.
Herinnert u zich u antwoorden op de Kamervragen over het dekolonisatieproces van de voormalig Nederlandse Antillen, waaruit blijkt dat de landen bij het aanvaarden van het Statuut al volledig zelfbestuur op basis van artikel 73 VN Handvest hebben? Welke andere vorm van volledig zelfbestuur wenst Sint Maarten?2
Ja, die antwoorden herinner ik mij. Welke andere vorm van zelfbestuur de Staten van Sint Maarten verlangen dan de huidige in het Statuut van het Koninkrijk verankerde autonomie is mij niet bekend. Daar hebben de Staten zich naar mijn weten nog niet over uitgesproken. De ultieme vorm van zelfbestuur is onafhankelijkheid. Zoals ook uit genoemde antwoorden blijkt, kan Sint Maarten overigens voor zo’n andere vorm van zelfbestuur niet eenzijdig opteren. Voor de verwezenlijking van een verandering van de staatkundige verhoudingen binnen de rechtsorde van het Koninkrijk zijn de medewerking en instemming van de andere Koninkrijkslanden nodig.
Als Sint Maarten onafhankelijk zou willen worden, zijn daar bezwaren tegen vanuit het Koninkrijk of de landen binnen het Koninkrijk? Zo ja, wat zijn die bezwaren?
Indien Sint Maarten de wens uit onafhankelijk te worden, dient aan die wens vanuit het Koninkrijk gehoor te worden gegeven. Op grond van ongeschreven Koninkrijksrecht beschikt het land over het recht om eenzijdig te kunnen bepalen om de rechtsorde van het Koninkrijk te verlaten. De keuze voor onafhankelijkheid moet wel op een met voldoende democratische waarborgen omgeven wijze tot stand komen. De implementatie van een dergelijk (eenzijdig) besluit zal in overeenstemming met de andere landen van het Koninkrijk moeten plaatsvinden. Deze implementatie, die wijziging van het Statuut zal vergen, kan de verwezenlijking van onafhankelijkheid echter niet in de weg staan.
Op welke termijn zouden gesprekken plaats kunnen gaan vinden ten aanzien van de onafhankelijkheid van Sint Maarten? Bent u bereid om, naar aanleiding van de breed gedragen petitie van de Staten van Sint Maarten, het voortouw te nemen voor een dergelijk gesprek?
De vraag op welke termijn met Sint Maarten gesprekken over onafhankelijkheid kunnen worden gestart, is niet aan de orde en sowieso niet aan mij. Uit de aard der zaak volgt dat het initiatief hiertoe bij Sint Maarten zelf zou moeten liggen. Ik ben dan ook niet bereid het voortouw hierin te nemen.
De financiële steun aan Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting van de meerderheid van de politiek op Sint Maarten dat de grote financiële steun aan de bewoners van het eiland een vorm van onderdrukking, racisme en kolonialisme is?1
Onderdrukking, racisme, kolonialisme zijn ernstige misstanden. Ik deel deze opvatting dan ook absoluut niet. Nederland ondersteunt Sint Maarten en de overige landen binnen het Koninkrijk in het kader van de gevolgen van de wereldwijde crisis die is ontstaan naar aanleiding van de COVID-19 pandemie. Deze steun is zowel financieel als materieel, en bestaat naast begrotingssteun onder andere uit het leveren van medisch personeel, medische benodigdheden en voedselhulp aan hen die het zwaarst zijn getroffen door deze crisis.
Deelt u de zorg dat deze investeringen voor de bewoners van Sint Maarten alleen mogelijk zijn als daarvoor voldoende steun is in de lokale politiek?
Ja, deze zorg deel ik. Het samenwerkingstraject dat Nederland en Sint Maarten met elkaar zijn aangegaan, heeft alleen kans van slagen wanneer alle betrokken partijen bereid zijn zich hiervoor maximaal in te zetten. De voortdurende steun van zowel de gehele regering als de Staten is dan ook noodzakelijk voor het voortzetten van dit traject.
Bent u bereid om de steun op te schorten en eerst in gesprek te gaan met het parlement van Sint Maarten om te bezien of de plannen voor steun in de huidige situatie nog uitvoerbaar zijn?
Ik hoop dat het niet hoeft te komen tot opschorten van de broodnodige steun voor de burgers van Sint Maarten. Niettemin deel ik, zoals blijkt uit mijn antwoord op voorgaande vraag, de opvatting dat politieke steun noodzakelijk is om de ingegane weg voort te zetten. Nu uit de petitie naar voren komt dat een meerderheid van de Staten van Sint Maarten zich – anders dan in december per schriftelijke verklaring vastgesteld – afkeert van het voorstel van rijkswet COHO en het daarmee samenhangende landspakket, constateer ik dat de vereiste consensus van de zijde van Sint Maarten aan het voorstel dreigt te ontvallen. Daarmee komt ook de onderlinge regeling landspakket in gevaar. Ik heb de Minister-President van Sint Maarten verzocht om opheldering en een schriftelijke herbevestiging van de eerder uitgesproken steun voor dit traject van zowel haar regering als van de Staten. Zolang deze verklaringen uitblijven, behoort het opschorten van de steun tot de mogelijkheden.
Bent u bereid om de regering van Sint Maarten te vragen om snel een referendum te organiseren over het voorstel om onafhankelijk te worden?
Zoals ook geantwoord op de vragen 18 en 19 van het lid Bosman, is het niet aan mij om een proces naar onafhankelijkheid van Sint Maarten in gang te zetten. Uit de aard der zaak volgt dat het initiatief hiertoe vanuit Sint Maarten zelf moet komen. De keuze voor uittreding uit het Koninkrijk is de meest wezenlijke staatkundige beslissing die een Caribisch (ei)land kan maken. Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba bepalen dit eenzijdig; dat wil zeggen op grond van ongeschreven Koninkrijksrecht is voor deze beslissing de instemming van Nederland niet nodig, dat zich dan ook terughoudend heeft op te stellen bij het entameren hiervan.
Welke mogelijkheden ziet u zelf om een vorm van volksraadpleging te organiseren op Sint Maarten en de mening te peilen van de bevolking?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de provincie ingrijpt bij een datacenter in Middenmeer (Hollands Kroon) |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Provincie grijpt in bij datacenter»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat de rechtszaak tussen de provincie Noord-Holland en de gemeente Hollands Kroon, over wie het bevoegd gezag is bij het plaatsen van megagebouwen zoals datacenters, geen fraai beeld oplevert voor inwoners?
Het heeft altijd de voorkeur dat overheden in goed onderling overleg tot een gezamenlijk inzicht komen. De provincie Noord-Holland en de gemeente Hollands Kroon zijn in overleg, er is vooralsnog geen sprake van een rechtszaak. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland (GS) stelt zich op het standpunt dat zij bevoegd gezag is.
Bent u het daarom mee eens dat u als bewindspersoon dit sluimerende probleem al eerder had moeten signaleren en in deze kwestie ook eerder had moeten optreden om zo te voorkomen dat dit conflict in de rechtszaal wordt uitgevochten?
Nee. De aanwijzing van het bevoegd gezag is geregeld in het Besluit omgevingsrecht. Indien hierover een conflict ontstaat is het uiteindelijk aan de rechter om hier een oordeel over te vellen.
Bent u het, los van deze casus in Hollands Kroon, ermee eens dat het verstandig is dat bij dit soort grootschalige bouwprojecten het Rijk of de provincie aan zet is om te bepalen of deze megagebouwen gebouwd kunnen worden?
In dit antwoord maak ik onderscheid tussen het bevoegd gezag voor de milieuvergunning (vraag 3) en de keuze over op welke locaties datacentra toegestaan kunnen worden. Dit laatste is een ruimtelijke afweging, die van oudsher primair ligt bij de gemeente.
Het is wel mogelijk dat provincie of Rijk vanwege provinciale of nationale belangen nadere kaders stellen aan deze gemeentelijke ruimtelijke afweging.
Maakt u zich ook zorgen dat de komst van deze datacenters, maar ook distributiecentra, het landschap in onbebouwde gebieden stevig aantast?
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is afgesproken dat hyperscale datacenters zich bij voorkeur aan de randen van Nederland vestigen zoals op de bestaande locaties Eemshaven en Middenmeer. In de NOVI kondig ik ook aan dat het Rijk beoogt om met medeoverheden via de Omgevingsagenda’s selectieve groei voor datacenters uit te werken. In de Metropool Regio Amsterdam (MRA) maak ik de integrale afweging voor het 4e connectiviteitscluster in het kader van de Verstedelijkingsstrategie MRA.
Voor distributiecentra zet de NOVI in op actieve clustering van (grootschalige) logistieke functies langs (inter)nationale corridors op logistieke knooppunten langs deze corridors. Dit beperkt de invloed van verspreide locaties op het landschap en extra mobiliteit en versterkt het logistieke systeem en onze economie.
Vindt u het ook van belang dat datacenters, maar ook distributiecentra en andere vormen van verdozing, beter ingepast dienen te worden in het landschap?
Ja, zie het antwoord op vraag 5. Dit onderwerp zal vanaf 2022 ook aan de orde komen in de (tweejaarlijkse) monitor voor NOVI en eind 2024 in de (vierjaarlijkse) evaluatie.
Aangezien de verdozing niet alleen in de Noordkop speelt, maar ook in andere delen van Noord-Holland en bijvoorbeeld ook in Limburg of in Noord-Brabant, bent u bereid landelijke regels op te stellen voor het bouwen van datacenters en distributiecentra zodat deze gebouwen beter worden ingepast in het landschap?
Dat is wat mij betreft nu niet aan de orde. Een eerste stap is om met medeoverheden het vestigingsbeleid voor deze bedrijven uit te werken, te monitoren en te evalueren. Het eventueel overwegen van nadere regels is pas daarna aan de orde.
De voorgenomen verkoop van het gemeentelijk recreatieoord Hoek van Holland |
|
Sandra Beckerman , Frank Futselaar |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel in de NRC, het voornemen van de gemeente Rotterdam om het gemeentelijke recreatieoord via een aanbesteding te verkopen en de petitie voor behoud van het recreatieoord uit 1923 die inmiddels meer dan 12,5 duizend keer is ondertekend?1 2
Uit het artikel maak ik op dat het besluit van het Rotterdamse college, om een recreatieoord dat in eigendom en beheer is bij de gemeente aan een marktpartij te verkopen (althans in erfpacht uit te geven), voor ophef zorgt en vragen oproept. De recreanten zijn bezorgd dat de nieuwe erfpachter/exploitant de huur verhoogt of opzegt en dat zij dan de plek en de waarde van hun huisjes verliezen. In dit verband is van belang dat de voorgenomen vestiging van een erfpachtrecht een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij in dit geval de beslissing nog aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Als Minister van BZK heb ik in deze kwestie geen rol of bevoegdheid.
Welke wettelijke rechten hebben eigenaren en huurders van recreatiewoningen wanneer de (grond)eigenaar de grond verkoopt, zoals het voornemen is van de gemeente Rotterdam? Welke mogelijkheden tot inspraak of bezwaar hebben de recreanten, huurders en eigenaren?
Voor zover u doelt op de rechten van de huurders in het traject, kan ik aangeven dat uit openbare informatie van de gemeente blijkt dat het college van plan is om de grond via een aanbesteding in erfpacht uit te geven. Potentiële nieuwe exploitanten die aan de aanbesteding deelnemen, moeten in dat traject aangeven hoe zij met de belangen van de huurders willen omgaan. Het college geeft aan dat het, om er zeker van te zijn dat alle belangen gehoord worden, een advies zal vragen aan de gebiedscommissie en dat het in overleg zal gaan met de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord. Uit openbare informatie van de gemeente blijkt tevens dat er op 14 december 2020 een informatiebijeenkomst is geweest, er een online spreekuur is en dat de gemeenteraad in april inspraak organiseert. Het is belangrijk dat mensen hun mening, vragen of zorgen aan het college en de gemeenteraad laten horen zodat het gemeentebestuur een beslissing kan nemen waarbij alle betrokken belangen meegenomen zijn.
Welke garanties krijgen huurders en eigenaren over de hoogte van de huurprijs, de waarde van de caravan of recreatiewoning en de verblijfsduur ná een verkoop, en hoe worden deze garanties vastgelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als Minister van BZK kan ik alleen in algemene zin aangeven dat bij de verkoop of uitgifte in erfpacht van een recreatieterrein de lopende huurcontracten overgaan op de nieuwe verhuurder. Dat volgt uit artikel 7:226 van het Burgerlijk Wetboek. Bij afloop van de contracten kunnen door de nieuwe verhuurder wel nieuwe voorwaarden worden gesteld. Wat betreft de waarde van de op huurgrond gelegen caravan of recreatiewoning geldt dat in geval van een situatie van huuropzegging door de verhuurder, deze opzegging gepaard kan gaan met een vergoeding aan de huurder. Dit zal afhangen van het individuele geval waarbij alle feiten en omstandigheden zullen worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld de huurovereenkomst, de staat van onderhoud en de aanwezigheid van toestemming van de verhuurder voor de opstallen. Zoals in het antwoord op vraag twee aangegeven, heb ik begrepen dat het college bij de aanbesteding mee wil laten wegen hoe de nieuwe verhuurder met de belangen van de huurders zal omgaan. Het college heeft de mogelijkheid om hierover voorwaarden op te nemen in de erfpachtovereenkomst.
Op welke manieren zijn huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord Hoek van Holland betrokken bij de voorgenomen verkoop, en is hen de mogelijkheid geboden om het vakantiepark (gezamenlijk) te kopen of zelf te exploiteren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het college geeft aan dat zij de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord en de inbreng van huurders daarvan zal betrekken bij de selectie van de nieuwe exploitant in het kader van de aanbesteding. Uit de informatie van de gemeente blijkt verder dat Rotterdam een marktpartij zoekt als nieuwe exploitant. Het is onder andere afhankelijk van de voorwaarden die verbonden worden aan de aanbesteding of betrokkenen, wanneer overgegaan wordt tot een aanbestedingsprocedure, zich kunnen organiseren en kunnen meedingen naar overname van het recreatiepark. Deze mogelijkheid kan mede onderdeel vormen van het debat in de gemeenteraad van Rotterdam.
Hadden de huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord Hoek van Holland niet in een eerder stadium op de hoogte gesteld moeten worden van de gemeentelijke plannen voor een Europese aanbesteding van het vakantiepark? Zo nee, deelt u de mening dat het eerlijker, transparanter en beter voor het vertrouwen is om recreanten van af het begin op de hoogte te stellen?
Aan besluitvorming in het college gaat de nodige voorbereiding vooraf, van eerste idee naar de definitieve uitwerking. Uit informatie van de gemeente maak ik op dat het college ervoor gekozen heeft om de beslissing om het recreatieoord in erfpacht uit te geven bekend te maken toen de uitwerking voldoende gereed was. Dit om te voorkomen dat er door onvoldoende voorbereiding vragen zouden zijn die nog niet beantwoord konden worden en die alleen al om die reden onrust zouden veroorzaken. Het is aan de gemeenteraad om te beoordelen of het college de recreanten op het park eerder op de hoogte had moeten stellen. Uit informatie van de gemeente blijkt verder dat er op 14 december 2020 een online informatiebijeenkomst is geweest, dat in april inspraak georganiseerd wordt en dat er een online spreekuur is opengesteld.
Deelt u de mening dat betaalbare publieke voorzieningen, zoals het Hoek van Hollandse recreatieoord, behouden moeten blijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunnen zowel de gemeentelijke voorziening als de betaalbaarheid worden beschermd?
Ik vind het belangrijk dat er in Nederland voldoende ruimte is om te wonen, werken en te recreëren. Als Minister van BZK heb ik echter geen landelijk beleid of standpunt ten aanzien van de betaalbaarheid en aanwezigheid van gemeentelijke recreatieoorden als in Hoek van Holland.
Van hoeveel recreatieoorden in ons land is de grond in handen van gemeenten, hoeveel recreatieoorden worden geëxploiteerd door een gemeente en hoeveel van deze oorden dreigen te worden verkocht, al dan niet aan commerciële bedrijven?
Ik heb geen gegevens over de vraag hoeveel recreatieoorden in Nederland door gemeenten worden geëxploiteerd en hoeveel er worden verkocht. B en W van Rotterdam geven aan dat Rotterdam vrijwel de laatste gemeente in Nederland is die nog een recreatieoord exploiteert. Er zijn bij mij geen voorbeelden bekend van andere nog functionerende «gemeentelijke parken». Navraag bij de branchevereniging HISWA-RECRON leert dat er wel bedrijven zijn die pachten van gemeenten. Branchevereniging HISWA-RECRON schat in dat het om enkele tientallen bedrijven gaat.
Waar in de wet Markt en Overheid staat dat gemeenten alleen een recreatieoord mogen exploiteren als dat kostendekkend is, wat wordt hier precies mee bedoeld en waarom?3 Maakt het Rotterdamse recreatieoord nu winst of verlies en in hoeverre is dit bekend of inzichtelijk voor de recreanten?
De Wet Markt en Overheid heeft de Mededingingswet gewijzigd en bevat gedragsregels die in beginsel van toepassing zijn voor overheden die economische activiteiten verrichten. In artikel 25i van de Mededingingswet is geregeld dat de overheid een product of dienst niet onder de kostprijs mag aanbieden. Zij moet wanneer zij producten of diensten aan derden aanbiedt, zoals het exploiteren van een recreatieoord, ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengen.
Het college geeft aan dat er sprake is van een verlieslatende exploitatie. Gegevens over de exploitatie van het recreatieoord kunnen marktgevoelige informatie zijn. Zij kunnen immers de financiële positie van de gemeente raken. De wethouder heeft bij brief d.d. 1 april 2021 aan twee raadscommissies de exploitatieresultaten van de laatste vijf jaar wel bekend gemaakt.4
Welke instrumenten hebben Rijk, provincies en/of gemeenten om te voorkomen dat (delen van) duingebieden of andere natuur in commerciële (buitenlandse) handen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien dit nodig zou zijn, dan kunnen overheden zelf privaatrechtelijk gronden aankopen of in het uiterste geval eigenaren onteigenen als er nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. De bescherming van de waarden of functies van duingebieden gebeurt overigens via het publiekrecht door de aanwijzing als bijvoorbeeld Natura 2000 gebied of waterkering. Indien, zoals in dit geval, er sprake is van een Europese aanbesteding is het normaliter niet toegestaan om buitenlandse partijen uit te sluiten. Een buitenlandse eigenaar moet ook aan de Nederlandse regels voldoen.
Deelt u de mening dat het recreatiepark een uniek onderdeel is van het sociale erfgoed van Rotterdam en daarom beschermd moet worden tegen overname door partijen met een louter commerciële afweging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de gemeente Rotterdam om te beoordelen of het recreatiepark onderdeel is van het sociaal erfgoed van Rotterdam en wat dit betekent voor de uitgifte in erfpacht, de exploitatie van het park en onder welke voorwaarden dit gebeurt. Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten, zie ik als Minister van BZK geen rol om namens het Rijk een oordeel te geven over privaatrechtelijke handelingen van de gemeente Rotterdam met betrekking tot de gemeentelijke grond en de exploitatie van het recreatiepark in Hoek van Holland.
Bent u bereid om met de gemeente Rotterdam in gesprek te gaan en een poging te doen om het gemeentelijke recreatieoord in publieke handen te houden? Zo nee, waarom niet?
Omdat ik in deze kwestie als Minister van BZK geen verantwoordelijkheid heb zie ik geen aanleiding om met de gemeente in gesprek te gaan. Zoals in het antwoord op vraag 10 aangeven, is het niet aan mij om te treden in de toepassing van lokale bevoegdheden met betrekking tot grondeigendom waarmee ook geen nationaal belang gemoeid is. Dit geldt evenzo voor de gemeentelijke keuzes over de exploitatie van het recreatieoord. De afweging van de betrokken belangen en argumenten zal onder andere plaatsvinden in het overleg tussen het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Rotterdam over de verkoop van het recreatieoord.
De subsidie aan de Koning voor het beheer van het Kroondomein |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016 (SVNL Gelderland 2016) stelt dat alleen subsidie wordt gegeven aan een natuurlijke rechtspersoon (via eigendom of erfpacht)?
Op grond van art. 2.1 van de SVNL Gelderland 2016 komen de volgende categorieën aanvrager in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer:
Kunt u aangeven wie privaatrechtelijk de eigenaar is van het Kroondomein? Klopt het dat voor het beheer van het Kroondomein geen subsidie kan worden aangevraagd indien de Staat eigenaar is?
In de Wet op het Kroondomein en de akte betreffende de schenking van het Kroondomein door Koningin Wilhelmina zijn regels gesteld over het eigendom en het beheer van het Kroondomein. Deze regels hebben tot doel het geschonkene als één geheel in stand te houden. In de memorie van toelichting bij het toenmalige voorstel voor de Wet op het Kroondomein (Kamerstuk 10 686, nr. 34) wordt het volgende opgemerkt: «Derhalve is het in 1959 aan de Staat geschonkene weliswaar formeel eigendom van de Staat, economisch is het echter te beschouwen als een aan de persoon van de Kroondrager gebonden en tot diens particuliere sfeer behorend vermogen, dat ter waarborging van de bestemming ervan onder de hoede van de Staat is geplaatst. De Hoge Schenkster beoogde blijkens de overwegingen van de schenkingsakte te waarborgen dat Haar na te vermelden bezit één geheel blijve en het genot daarvan voorbehouden blijve aan diegene van Haar afstammelingen die Drager is van de Kroon [...].» Dit betekent dat het Kroondomein wordt geëxploiteerd door de Kroondrager, waarbij alle baten en lasten voor zijn rekening komen. De rol van de Staat is die van blooteigenaar met de taak erop toe te zien dat hierbij in redelijkheid het vermogen in stand blijft.
Klopt het dat een formele subsidieaanvraag (volgens het gebruikelijke format) ontbreekt in de aangeleverde stukken? Zo ja, bent u bereid de aanvraag alsnog aan de Kamer te zenden? Zo nee, hoe kan een subsidie worden toegekend zonder deugdelijke aanvraag?
Op grond van de Kaderwet EZ-subsidies gold geen format voor de aanvraag van deze subsidie. De subsidierelatie met het Kroondomein is vormgegeven via de «Overeenkomst tussen Ministerie van Economische Zaken en Kroondomein het Loo» en de bijbehorende bijlagen (documenten 1, 2 en 3 van de bijlagen bij Kamerstuk 35 570 I, nr. 14).
Zoals in antwoord op eerdere vragen van het lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3389) is gezegd, laat artikel 4:4 van de Awb de afweging om een aanvraagformulier op te stellen aan het bestuursorgaan. Het ging in deze om één enkele subsidie-verstrekking voor zowel natuurbeheer als agrarisch natuurbeheer en een apart aanvraagformulier daarvoor lag niet in de rede.
Klopt het dat de Koning niet als vruchtdrager van het Kroondomein beschouwd kan worden, omdat het recht van vruchtgebruik niet is vastgelegd in het kadaster? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het vruchtgebruik is vastgelegd in de schenkingsakte en in de Wet op het Kroondomein.
Beaamt u dat volgens de geldende voorschriften een natuurbeheerder die overheidssubsidie ontvangt, het gebied 358 dagen per jaar moet openstellen en dat maximaal 1 hectare ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer gedurende het jaar mag worden afgeschermd?
Dit geldt ingeval subsidie wordt verleend op grond van de SVNL Gelderland 2016. In de Gelderse regeling wordt met deze bepaling een secundair belang van de regeling gediend, namelijk het mogelijk maken van recreatie, zonder dat deze het primaire doel van natuurbehoud in het geding brengt. Zoals in antwoord op eerdere vragen van het lid Wassenberg (PvdD) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3389) is gezegd, is de onderhavige subsidie niet verleend op grond van de SVNL Gelderland 2016, maar op grond van de Kaderwet EZ-subsidies.
Beaamt u dat er een uitzondering is gemaakt voor de Koning met betrekking tot de openingsstellingsvereiste van de subsidieverlening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, klopt het dat deze uitzondering is gegeven met het oog op de «Koninklijke jacht»?
Zoals in antwoord op eerdere vragen van het lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3389) is gezegd, is er geen sprake van een ontheffing of uitzondering. De subsidie aan het Kroondomein volgt op het punt van de openstelling de SVNL Gelderland 2016 niet. Zoals in de beschikking van de subsidie is aangegeven, houdt dit verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Koning.
Vormt het beschermen van de «Koninklijke jacht» een belang dat bij het verlenen van de subsidie grondslag kan vormen voor het treffen van een speciale regeling? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling?
Zoals in antwoord op eerdere vragen van het lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3389) is aangegeven, is er geen verband tussen het al dan niet verlenen van subsidie en het beheren van populaties.
Beaamt u dat het Kroondomein negen maanden per jaar volledig is opengesteld voor het publiek en dat dit de veiligheid van de Koning kennelijk niet in gevaar brengt?
Een groot deel van het Kroondomein is inderdaad een kleine negen maanden per jaar volledig opengesteld tussen zonsopkomst en -ondergang met uitzondering van de rustgebieden voor het wild. Circa 1.300 hectare is jaarrond open. Over veiligheidsmaatregelen die getroffen worden ter bescherming van de Koning doe ik geen uitspraken.
Klopt het dat de Koning regelmatig het Kroondomein bezoekt terwijl het opengesteld is voor publiek? Zo ja, beaamt u dat de veiligheid van de Koning ook dan voldoende gewaarborgd blijft?
Over veiligheidsmaatregelen die getroffen worden ter bescherming van de Koning doe ik geen uitspraken.
Op basis van welke wettelijk onderbouwde argumenten mag het Kroondomein drie maanden afgesloten zijn, wetende dat de veiligheid in de overige negen maanden gedurende openstelling gegarandeerd kan worden? Om welke reden zou de veiligheid tussen 15 september en 25 december niet gegarandeerd kunnen worden?
De Staatssecretaris van EZ heeft, op basis van de Kaderwet EZ-subsidies, de subsidievoorwaarden bepaald op basis van het met de subsidie te bereiken doel – namelijk natuurbeheer – en de daarbij aan de orde zijnde andere belangen. De subsidie aan het Kroondomein volgt op het punt van de openstelling de SVNL Gelderland 2016 niet. Zoals in de beschikking van de subsidie is aangegeven, houdt dit verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Koning.
Onderschrijft u dat het afschermen van het Kroondomein niet geschiedt om reden van de veiligheid van de Koning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke wettelijk beschermde belangen kunnen dan rechtvaardigen dat een deel van het Kroondomein voor drie maanden wordt afgesloten en hoe verhoudt zich dit tot de behandeling van andere grondbezitters/gebruikers?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vragen 5 en 10.
Is in het kader van de subsidieverlening besloten de Tweede en Eerste Kamer daarover niet te informeren omdat dit voor «politieke en/of maatschappelijke ophef kan zorgen, omdat dan zichtbaar wordt dat er subsidie wordt verstrekt aan Kroondomein het Loo»?1
Nee. De Tweede en Eerste Kamer zijn meermaals geïnformeerd over het Kroondomein en de subsidieverlening. Zo is ook in de antwoorden op Kamervragen uit 2007 (Antwoord op Kamervragen van het lid Ouwehand, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 718) de Kamer al geïnformeerd over de financiële verantwoording inzake het Kroondomein, waaronder de verstrekte subsidies door het Ministerie van LNV.
De subsidie is als post opgenomen op de begroting van het verantwoordelijke departement, heden LNV, en is daarmee zichtbaar voor het parlement. De geciteerde passage is onderdeel van een verkenning geweest, nadat er forse veranderingen in de subsidiering van natuur hadden plaatsgevonden. Deze persoonlijke beleidsopvatting heeft geen betekenis gehad voor het verdere proces.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is de democratische controle van het parlement op deze wijze te belemmeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft deze belemmering van de parlementaire controle dan toch kunnen plaatsvinden?
Subsidie voor het beheer van Kroondomein het Loo is al decennia op de begroting van de verantwoordelijke departementen te vinden. Ook is in 2007 in een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Kamer de subsidie uitgebreid besproken (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 718)
Bent u bereid om de Koning te verzoeken de miljoenensubsidie terug te betalen, aangezien de Koning deze subsidie ten onrechte heeft ontvangen, immers zonder wettelijke grondslag en in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik op antwoord van eerdere vragen van het lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3390) geantwoord heb, is de natuurbeheersubsidie rechtmatig en zorgvuldig verstrekt en ik zie dan ook geen enkele grond om tot terugvordering over te gaan.
Heeft u een verklaring waarom de stukken met betrekking tot de subsidieverlening niet zoals gevraagd voor 1 maart naar de Kamer gezonden zijn en voor het feit dat in de pers gesproken is over onenigheid in het kabinet over het al dan niet openbaar maken van de stukken?2
Zoals in de begeleidende brief bij de gedeelde stukken (Kamerstuk 35 570 I, nr. 14) is vermeld, moet op grond van de grondwetsgeschiedenis en de staatsrechtelijke praktijk het belang dat is gemoeid met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Koning, dat mede wordt beschermd door de artikelen 10 en 41 van de Grondwet, worden gerekend tot het belang van de staat. Hierom is een zorgvuldig proces van beoordeling van alle stukken, waarin dit mogelijkerwijs aan de orde zou kunnen zijn, noodzakelijk geweest, ook in het licht van het belang dat in de motie-Wassenberg wordt gehecht aan verstrekking van specifiek de onderliggende stukken bij de huidige subsidiebeschikking. Gelet op het feit dat hier sprake is van een subsidie voor natuur- en landschapsbeheer, en de daarop betrekking hebbende onderliggende stukken van het Kroondomein bij inhoudelijke beoordeling ook uitsluitend op deze subsidieverlening betrekking hebben, was de uitkomst van dit proces dat deze stukken kunnen worden verstrekt.
Kunt u deze vragen één voor één en op zo kort mogelijke termijn beantwoorden, bij voorkeur vóór 17 maart?
Ja, maar niet voor 17 maart.
Miljoenenfraude bij de landsadvocaat |
|
Michiel van Nispen , Renske Leijten |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving rondom de miljoenenfraude bij de landsadvocaat?1 2 3
Ja.
Hoe verklaart u dat deze fraude zo lang onder de radar heeft kunnen blijven? Wat zegt dit over de staat van toezicht door het kantoor zelf?
Aangezien ter zake nog diverse onderzoeken lopen, kan ik hier op dit moment nog niet inhoudelijk nader op ingaan.
Is er voldoende capaciteit bij de onafhankelijke toezichthouder, maar ook bij opsporingsdiensten om ingewikkelde fraudezaken op te sporen? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Zowel voor de onafhankelijk toezichthouder als voor de opsporingsdiensten geldt dat de middelen om toezicht te houden en onderzoek te verrichten uit de aard der zaak beperkt zijn en dat prioriteren noodzakelijk is.
Het BFT is een onafhankelijke toezichthouder en handelt/werkt conform zijn regulier risicogericht toezichtsmodel. Dit houdt in dat het BFT aan de hand van signalen de risico’s analyseert en hierbij prioriteiten vaststelt. Er is geen reden om aan te nemen dat het BFT onvoldoende capaciteit heeft voor haar taken. Er is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het BFT. Zo heeft het BFT er extra budget bijgekregen voor de doorontwikkeling van de organisatie.
De opsporing van complexe fraudezaken vindt plaats door het Openbaar Ministerie (met name het Functioneel Parket) in samenwerking met verschillende opsporingsdiensten, in dit geval de FIOD.
De FIOD voert overleg met het OM over de inzet van capaciteit, aard en omvang van een zaak, maar ook over de manier waarop een onderzoek wordt aangepakt. Daarbij wordt ten behoeve van de prioritering onder andere gekeken naar de ernst van het strafbare feit, de impact ervan op de slachtoffers en de complexiteit.
Vindt u het wenselijk dat aan het zogenoemde «vier-ogen-principe» door kantoren zelf vorm kan worden gegeven? Zo ja, waarom? Wat zegt het over het systeem als het zelfs bij de landsadvocaat dus niet goed geregeld lijkt te zijn? Is hier geen sprake van te veel vrijblijvendheid?
De interne controleverplichting is niet vrijblijvend, want genormeerd in een verordening die is gekoppeld aan toezicht en tuchtrecht. Deze verplichting is weergegeven in de Administratieverordening van de Koninklijk Notariële Beroepsorganisatie.
Welke feiten zich in deze casus precies hebben voorgedaan en hoe dat heeft kunnen gebeuren, maakt op dit moment nog deel uit van diverse onderzoeken. Zowel het strafrechtelijk onderzoek, als het onderzoek van de toezichthouder (het Bureau Financieel Toezicht) lopen op dit moment nog. Ook het door het kantoor Pels Rijcken zelf ingestelde onderzoek, is nog niet volledig afgerond. Ik kan op dit moment nog niet op de uitkomsten van de onderzoeken vooruitlopen.
Ik zal mij door de Landadvocaat gedetailleerd laten informeren over onder meer de wijze waarop het kantoor Pels Rijcken invulling heeft gegeven aan het vier-ogen-principe en welke eventuele wijzigingen daarin worden doorgevoerd om herhaling van het gebeurde te voorkomen. Ook zal ik daarbij vragen naar de inzet van digitale controlemechanismes. De Landadvocaat zal mij inlichten zodra het interne onderzoek is afgerond. Daarop wil ik nog niet vooruitlopen. Te zijner tijd zal ik u daarover nader informeren.
Welke digitale controlemogelijkheden zijn er die meer recht doen dan het vier-ogen-principe? Bent u bereid deze controlemogelijkheden verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan het dat pas na «intern» onderzoek van Deloitte is overgegaan tot maatregelen als het aanstellen van een compliance officer, het controleren of notarissen nog andere functies vervullen bij andere stichtingen en het opnemen van contact met de begunstigde om de juistheid van een overboeking te controleren? Waarom zijn deze overduidelijke omissies nooit eerder ontdekt door bijvoorbeeld de onafhankelijk toezichthouder en de extern accountant? Wat zegt dit over de kwaliteit en zorgvuldigheid van dit toezicht?
Het onderzoek van het BFT loopt nog. Ik kan op de resultaten daarvan niet vooruitlopen.
Waarom werkt de overheid eigenlijk met een «landsadvocaat», zonder daarbij een opdracht aan te besteden? Kunt u verduidelijken waarom deze werkwijze wenselijk is?
De Staatspraktijk vergt specifieke ervaring, kennis en kunde. Het werken met een vaste advocaat in deze praktijk is wenselijk uit een oogpunt van uniformiteit in de behandeling van zaken die de Staat betreffen. Overigens is het niet zo dat niet tevens andere advocaten kunnen worden ingeschakeld door de Staat. Dat gebeurt in incidentele gevallen ook. Verder zijn diverse advocaten werkzaam bij onderdelen van de rijksoverheid om direct de belangen van die onderdelen te behartigen.
Bent u het met de mening eens dat de overheid alleen zaken zou moeten doen met instanties die van onbesproken gedrag zijn? Kan de overheid wat u betreft nog steeds zaken blijven doen met Pels Rijcken? Zo ja, waarom?
Mijn ministerie heeft zich, namens de Staat, in de afgelopen periode met de Landsadvocaat verstaan, om te bezien of er mogelijk gebreken zouden kunnen kleven aan de notariële werkzaamheden van betrokkene, of aan de dienstverlening van het kantoor waar de Landsadvocaat aan is verbonden, ten behoeve van de Staat.
Ondanks dat ook ik geschokt ben over het gebeurde, bestaat op basis van hetgeen mij bekend is momenteel geen aanleiding tot zorg ten aanzien van de kwaliteit en legitimiteit van de werkzaamheden van de Landadvocaat ten behoeve van de Staat. Er bestaat derhalve op dit moment geen aanleiding te concluderen dat de Landadvocaat geen zaken meer voor de Staat zou kunnen behandelen.
Kunt u verklaren waarom u: «geen aanleiding tot zorg [heeft] ten aanzien van de kwaliteit en legitimiteit van de landsadvocaat», terwijl de zaak nog bij het Openbaar Ministerie en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) ligt? Loopt u hiermee niet te ver vooruit op mogelijke uitkomsten van de diverse onderzoeken die nu lopen tegen Pels Rijcken?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom sprak u in uw brief van 2 maart jl. aan de Kamer slechts over het feit dat volgens uw eigen onderzoek (uitgevoerd door kantoor Houthoff) uit niets bleek dat de rijksoverheid benadeeld zou zijn? Heeft kantoor Houthoff slechts onderzoek gedaan naar zaken aangaande het Rijk? Zo ja, waarom? Zo nee, waar heeft kantoor Houthoff dan precies onderzoek naar gedaan?4
Het onderzoek van kantoor Houthoff had tot doel te bezien of er aanwijzingen waren dat de notariële werkzaamheden van betrokkene ten behoeve van de rijksoverheid voldeden aan de daaraan te stellen notariële standaarden. In dit onderzoek zijn dossiers die de rijksoverheid betreffen onder de loep genomen. Wanneer de onderzoeken van het OM en het BFT zijn afgerond, zal ik u vertrouwelijk nader over het onderzoek en de bevindingen van het kantoor Houthoff inlichten.
Naast de praktijk van de Landsadvocaat, hebben de advocaten en notarissen van het kantoor Pels Rijcken ook andere cliënten dan de Staat. De zaken die ten behoeve van andere cliënten worden behandeld, vallen niet onder het contract dat de Staat heeft met de Landadvocaat. Om die reden heeft het onderzoek van Houthoff zich niet uitgestrekt tot dossiers betreffende gemeenten en provincies. Ik was er ook niet van op de hoogte in de dossiers van welke cliënten zich malversaties zouden hebben voorgedaan, aangezien ik in beginsel enkel zicht heb op dossiers ten behoeve van de Staat.
In de brief die ik uw Kamer op 2 maart stuurde, ben ik niet ingegaan op de inhoud van het strafrechtelijk onderzoek van het OM. Ik gaf al aan dat de onderhavige deel uit maakt van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Over (lopende) individuele zaken doe ik, zoals bekend, in zijn algemeenheid inhoudelijk geen mededelingen. Om die reden heb ik uw Kamer ook niet eerder over deze kwestie ingelicht en kon (en kan) ik op die inhoud nu ook niet nader ingaan. Het is hier dan ook zaak mijn verantwoordelijkheid voor het OM te scheiden van mijn verantwoordelijkheid voor het contract dat de Staat heeft met de Landsadvocaat. Vanuit die laatstgenoemde verantwoordelijkheid heb ik uw Kamer geïnformeerd.
Naar aanleiding van berichtgeving in de media gisteren over het moment waarop ik door het OM ben geïnformeerd over de zaak, hecht ik er aan u daarover nader in te lichten.
Mij is in maart 2019 en marge van een overleg, door de voorzitter van het College de vertrouwelijke mededeling gedaan van een embargo onderzoek naar aanwijzingen van mogelijk strafbaar handelen van een notaris van Pels Rijcken. Dit was toen nog in de fase van een oriënterend feitenonderzoek. Daarbij zijn geen verdere details met betrekking tot dit embargo onderzoek gedeeld. Vervolgens ben ik eind augustus 2020 door de plv. voorzitter van het College en marge van een overleg mondeling geïnformeerd dat er inmiddels sprake was van een strafrechtelijke verdenking, dat het strafrechtelijke onderzoek was aangevangen en dat de verdachte zou worden verhoord.
Over mededelingen die ik krijg in het kader van een lopend onderzoek, kan ik met het oog op de belangen van opsporing en vervolging geen mededelingen doen. Bovendien geldt bij informatie betreffende een embargo onderzoek, dat deze op mijn ministerie gerubriceerd wordt als Staatsgeheim. Verwerking van dergelijke informatie vindt derhalve alleen plaats bij noodzaak, onder bijzondere beveiligde omstandigheden en alleen door daarvoor aangewezen en gescreende personen.6 Aangezien de mededelingen van het College mij geen aanleiding tot enig handelen gaven, was het mij niet toegestaan deze informatie met anderen te delen en is dat dan ook niet gebeurd.
Wist u op het moment dat u bovengenoemde brief aan de Kamer stuurde van de misstanden bij gemeenten en provincies, zoals die door NRC nu gepubliceerd zijn? Zo ja, waarom heeft u de Kamer hierover niet geïnformeerd in de brief van 2 maart jongstleden? Zo nee, waarom wist u hier niets van, maar kon het NRC dit klaarblijkelijk wel boven tafel krijgen?5
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht dat er in Dronten vijf stembureaus minder komen |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er in de gemeente Dronten niet meer maar minder stemlocaties zullen zijn?1
Ja.
Bent u het eens dat de aangenomen motie-Van Raak moet worden uitgevoerd die stelt dat er meer stembureaus moeten komen?
Ja.
Bent u bereid om met de gemeente Dronten in contact te treden zodat er alsnog recht gedaan wordt aan de aangenomen motie, bijvoorbeeld doordat er stembureaus in de buitenlucht worden ingericht? Zo nee, waarom niet?
Uit navraag bij de gemeente Dronten blijkt dat er in Dronten op 17 maart 2021 dertien stemlokalen zullen zijn; in 2017 waren dat er achttien. Het totaal aantal stembureaus in Dronten op 17 maart 2021 neemt wel toe ten opzichte van 2017: in 2017 waren er achttien stembureaus; op 17 maart 2021 zullen dat er twintig zijn. In één stemlokaal komen drie stembureaus, in vijf stemlokalen komen er ieder twee stembureaus.
Daarnaast zijn er in Dronten op 15 en 16 maart 2021 dagelijks drie stembureaus open. Het gaat dan om drie stembureaus op drie verschillende locaties.
Heeft u een overzicht voor welke gemeenten nog meer geldt dat zij niet meer maar minder stembureaus inrichten? Zo ja, kunt u dat de Kamer doen toekomen? Zo nee, kunt u daarvoor zorgen?
In de op 2 maart jl. aan de Tweede Kamer verzonden voortgangsbrief over de voorbereiding van de Tweede Kamerverkiezing meld ik de laatste stand van zaken omtrent het aantal stemlokalen/stemlocaties in 2021. Bij die brief is als bijlage de «Rapportage 3e peiling Tweede Kamer Verkiezing 2021» toegevoegd, over het aantal stemlokalen en stembureauleden. Daarin staat ook het door de gemeenten opgegeven eventuele verschil in aantal stemlokalen in 2021 ten opzichte van 2017.
Om de spreiding bij de Tweede Kamerverkiezing zo groot mogelijk te maken, streef ik ernaar dat gemeenten het aantal stemlokalen/locaties op peil houden ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017, ongeacht het aantal stembureaus dat op elk van die locaties zitting houdt. In combinatie met de extra mogelijkheden om te stemmen op 15 en 16 maart, en dus de spreiding ook in de tijd te vergroten, moet dit bijdragen aan het veilig kunnen stemmen in deze coronaperiode.
Ik heb gemeenten eerder gewezen op het belang van het op peil houden van de stemlokalen/locaties ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017, en op het belang van spreiding en toegankelijkheid. Mijn indruk is dat gemeenten het belang van spreiding over de verschillende wijken c.q. dorpen of kernen goed op het netvlies hebben. Ondanks al hun moeite lukt dit echter niet overal, en zien sommige gemeenten, zoals in dit geval Dronten, zich toch genoodzaakt om over te gaan tot het inrichten van meerdere stembureaus op één locatie.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het verloop van het verkiezingsproces inzake de komende Tweede Kamerverkiezing |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Welke risico’s op fraude bij de komende Tweede Kamerverkiezing ziet u? Welke maatregelen heeft u getroffen om te waarborgen dat deze risico’s zich niet voor zullen doen?
Sinds 2007 hanteert het kabinet acht waarborgen waaraan het verkiezingsproces moet voldoen. Deze waarborgen zijn in dat jaar geformuleerd door de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces (commissie-Korthals Altes)1, en het kabinet heeft die overgenomen2. Deze waarborgen zijn: transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigheid, stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid. Telkens als er veranderingen worden doorgevoerd in het verkiezingsproces, wordt opnieuw een afweging tussen de waarborgen gemaakt, zoals ook door de Adviescommissie is geadviseerd. Ook bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 is dat gebeurd; zie de memories van toelichting bij de wetsvoorstellen die hebben geleid tot de wet zoals die nu luidt3. In de wet zijn diverse keuzes gemaakt die risico’s kunnen meebrengen voor bepaalde waarborgen. In de toelichting is beargumenteerd waarom de regering die risico’s, in het belang van andere waarborgen (met name de waarborg toegankelijkheid), tijdelijk, gedurende de werking van de Tijdelijke wet, aanvaardbaar acht. Een voorbeeld daarvan is de uitbreiding van het maximumaantal volmachten dat een kiezer mag aannemen, van twee naar drie. Die uitbreiding brengt een verhoging mee van het risico op ronselen van volmachten (met een risico op schending van de waarborg integriteit), maar de regering acht de kans groot dat bij de komende verkiezing de behoefte aan het geven van een volmacht vanwege de coronamaatregelen hoger zal zijn dan normaal, en heeft het daarom, gelet op het belang van de waarborg toegankelijkheid, van belang geacht om tijdelijk tegemoet te komen aan die grotere behoefte4.
Verder wijs ik op de waarborgen controleerbaarheid en transparantie. De zitting van alle (brief)stembureaus (zowel de stemming als de eventuele vooropening en de telling) is toegankelijk voor iedereen die dat wil (uiteraard met inachtneming van de coronamaatregelen), en iedereen kan tijdens deze zittingen bezwaren inbrengen. De zittingen van de hoofdstembureaus en het centraal stembureau worden digitaal uitgezonden, zodat ook voor deze zittingen de controleerbaarheid en transparantie zijn gewaarborgd. Na afloop worden de processen-verbaal van alle zittingen gepubliceerd op het internet. Zo is voor iedereen die dat wil na te gaan hoe de uitslag van de verkiezing tot stand komt.
Waar worden de uitgebrachte briefstemmen bewaard tussen het moment dat zij per post zijn ontvangen en het moment dat de stemmen worden geteld? Wie hebben toegang tot deze locatie? Hoe wordt deze locatie beveiligd?
De Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 en de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19 (Stcrt. 2021, 4502) stellen regels over het vervoer en de opslag van de briefstembescheiden (zie met name paragraaf 2b van de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19). De opslag vindt plaats in:
Het Ministerie van BZK heeft ten behoeve van de gemeenten in een digitale toolkit een aantal factsheets geplaatst, waaronder ook de Factsheet hoe ontvangt de gemeente de briefstemmen? | Publicatie | Rijksoverheid.nl. Daarin staat een overzicht van de regels die gelden voor het vervoer en de opslag van briefstembescheiden op basis van de Tijdelijke regeling.
Waarom heeft u ervoor gekozen dat briefstemmen waarbij de verplichte handtekening ontbreekt, toch worden meegeteld? Erkent u dat het tolereren van het ontbreken van een handtekening het risico op fraude vergroot? Verwacht u dat een dermate groot deel van de 70-plussers niet in staat is om een handtekening te zetten, dat deze werkwijze het vergrote risico op fraude rechtvaardigt?
De kiezer wordt gevraagd de stempluspas te ondertekenen, waarmee hij verklaart dat hij het briefstembiljet persoonlijk heeft ingevuld. Ik ga ervan uit dat verreweg de meeste kiezers de handtekening zullen zetten. Maar de wetgever heeft geoordeeld dat het te ver gaat om te regelen dat het ontbreken van een handtekening moet leiden tot het niet meetellen van de briefstem, inderdaad omdat sommige kiezers niet in staat zijn om zelf een handtekening te zetten5. Dit onderwerp is overigens ook uitvoerig besproken tijdens het plenaire debat over de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 in de Eerste Kamer6. Het mogelijke risico op fraude dat hierdoor ontstaat, is naar mijn mening beperkt (zie het antwoord op vraag 4).
Ik zal bij de evaluatie van de verkiezing bezien in welke mate het is voorgekomen dat er geen handtekening is gezet op de stempluspas7.
Hoe voorkomt u dat personen substantiële hoeveelheden briefstemmen zonder handtekening (die conform uw beleid wel worden meegeteld) op frauduleuze wijze bij de geldig uitgebrachte briefstemmen voegen?
Dat het ontbreken van een handtekening er niet toe leidt dat de briefstem niet meetelt, is niet alleen mijn beleid, maar is geregeld in de (door beide Kamers vrijwel unaniem aangenomen) Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Anders dan de vragensteller lijkt te veronderstellen, is het de stempluspas die moet worden ondertekend, en niet het briefstembiljet. Er is dus geen risico dat briefstembiljetten zonder handtekening worden gevoegd bij briefstembiljetten met handtekening. Een briefstembiljet telt uitsluitend mee als de kiezer ook een geldige stempluspas in de retourenveloppe doet. Per stempluspas kan maximaal één stem worden uitgebracht. Als het aantal briefstembiljetten in een retourenvelop niet overeenkomt met het aantal stempluspassen, wordt de envelop terzijde gelegd door het briefstembureau (artikel 11h, tweede lid, Tijdelijke wet verkiezingen covid-19). Deze stembiljetten tellen dan dus niet mee. Degene die substantiële fraude zou willen plegen met niet-ondertekende stempluspassen, zou dus grote hoeveelheden stempluspassen en briefstembiljetten (die separaat van de stempluspassen naar het adres van de kiesgerechtigden worden verstuurd) moeten onderscheppen, en vervolgens daarmee moeten proberen te stemmen. Het risico daarop bestaat, maar is naar mijn mening beperkt. Als iemand grote hoeveelheden stempluspassen onderschept, zal zeker een deel van de kiezers voor wie deze passen bestemd waren, ontdekken dat zij geen stempluspas hebben ontvangen. Zij kunnen bij de gemeente een vervangende stempluspas aanvragen, als gevolg waarvan de oorspronkelijke stempluspas ongeldig wordt verklaard (het nummer daarvan wordt opgenomen in het door het briefstembureau te raadplegen register van ongeldige stempassen).
Ik wijs er verder op dat misbruik van de stempluspas, zoals iemand die zich uitgeeft voor een andere kiezer, strafbaar is (zie artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht). Dat staat ook uitdrukkelijk vermeld op de stempluspas.
Welke risico’s ziet u in de nieuwe mogelijkheid dat uitgebrachte stemmen op een andere locatie dan in het stembureau geteld worden (indien het stembureau niet groot genoeg is om tijdens het tellen 1,5 meter afstand te houden)? Hoe worden de stemmen naar de andere locatie vervoerd en beveiligd? Worden de kiezers die toezicht willen houden op het tellen van de stemmen, in de gelegenheid gesteld om zich naar de andere locatie te verplaatsen en daar toe te zien op het proces.
Er zijn risico’s verbonden aan het vervoer van de stembescheiden naar een andere locatie, zoals ook toegelicht in de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet8. De regelgeving bevat maatregelen die beogen die risico’s te minimaliseren. Zo moeten de leden van het stembureau de stembus afsluiten en verzegelen, en moeten zij de sleutel van de stembus, samen met het proces-verbaal van het stembureau, in een enveloppe bewaren, die eveneens moet worden afgesloten en verzegeld. De stembus enerzijds en de enveloppe anderzijds moeten separaat worden vervoerd. De burgemeester is ervoor verantwoordelijk dat de stembus onder toezicht staat gedurende het vervoer. Dat houdt in dat er steeds twee personen per vervoermiddel betrokken zijn bij het vervoer, zodat de stembus niet onbeheerd wordt achtergelaten en altijd onder toezicht staat, ook als de ophaaldienst eventueel stembussen ophaalt bij andere stemlokalen. Ook het (separate) vervoer van de verzegelde pakken en de enveloppe vindt plaats door twee personen9. Verder tekenen de leden van het stembureau, voorafgaand aan het vervoer van de stembescheiden, een verklaring van authenticiteit. Deze verklaring maakt deel uit van het proces-verbaal en is een veiligheidsmaatregel. Door de ondertekende verklaring heeft het stembureau, wanneer het op een andere locatie de stemopneming vervolgt, een mogelijkheid om vast te stellen dat het proces-verbaal dat uit de verzegelde enveloppe wordt gehaald identiek is aan het proces-verbaal dat in de enveloppe is gestopt.
Het tellen van de stemmen is een openbare aangelegenheid. Iedere belangstellende heeft de bevoegdheid om de telling waar te nemen, uiteraard met inachtneming van de coronamaatregelen. Bij de ingang van de tellocatie staat iemand die moet bewaken dat het binnen niet te druk wordt. Als er binnen zoveel belangstellenden zijn dat er, gelet op de coronamaatregelen, niemand meer bij kan, moet deze persoon eventuele nieuwe belangstellenden vragen om even buiten te wachten totdat er binnen weer ruimte is.
Waarom is de mogelijkheid gecreëerd dat het tellen van de stemmen geschorst kan worden indien de tellers «vermoeid dreigen te raken»? Waarom verwacht u dat tellers eerder vermoeid raken tijdens de komende verkiezingen, dan bij alle vorige verkiezingen?
Het tellen van de stemmen kan lang duren, niet zelden tot na middernacht. Verwacht mag worden dat dit zich bij de komende verkiezing in sterkere mate zal voordoen dan bij andere verkiezingen. In de eerste plaats is er bij een Tweede Kamerverkiezing doorgaans een hoge opkomst, zodat er meer stembiljetten zijn te tellen dan bij andere verkiezingen. Die hoge opkomst kan ook tot gevolg hebben dat er om 21.00 uur, als de stemming sluit, nog een rij kiezers staat die willen stemmen. Uit de wet volgt dat alle kiezers die om 21.00 uur in de rij staan, nog moeten kunnen stemmen. Het kan daardoor na 21.00 uur nog even duren voordat kan worden begonnen met tellen. In de tweede plaats doen aan de komende verkiezing meer partijen mee dan in decennia is voorgekomen, met als gevolg zeer grote en moeilijk te hanteren stembiljetten, wat het tellen bemoeilijkt. In de derde plaats is, zoals de vragensteller zelf in vraag 5 ook opmerkt, de mogelijkheid gecreëerd om de stemmen op een andere locatie te tellen, namelijk als de stemlocatie gelet op het houden van een veilige afstand tussen tellers te klein is om te tellen. Het vervoer van de stembescheiden naar de tellocatie zal de nodige tijd in beslag nemen, vóórdat kan worden begonnen met tellen.
Het is om die redenen dat in de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 de mogelijkheid is gecreëerd om het tellen van de stemmen te schorsen, namelijk als de tellers zodanig vermoeid dreigen te raken dat van een zorgvuldige telling redelijkerwijs geen sprake meer kan zijn. De voorzitter van een stembureau kan uitsluitend schorsen in afstemming met de burgemeester, en uitsluitend nadat eerst ten minste een uitslag op lijstniveau is vastgesteld, waarvan de resultaten moeten worden ingevuld op het proces-verbaal.
Waar worden de stemmen bewaard, indien tijdens het tellen wordt besloten om het tellen te schorsen? Erkent u dat het de transparantie niet ten goede komt, indien het tellen geschorst wordt en de stemmen elders bewaard worden totdat het tellen weer wordt hervat?
Het is bij de komende Tweede Kamerverkiezing onvermijdelijk dat de telling niet steeds kan worden afgerond op dezelfde dag en/of op dezelfde locatie als waarop de stemmen zijn uitgebracht. Dat geldt niet alleen in het geval de telling wordt geschorst vanwege vermoeidheid van de tellers, maar bijvoorbeeld ook voor de vervroegd uitgebrachte stemmen (per brief of in het stemlokaal op 15 en 16 maart), die op 17 maart worden geteld. De regelgeving schrijft maatregelen voor die beogen om de risico’s die gepaard gaan met het vervoer en de opslag van de stembescheiden, te minimaliseren.
Na het sluiten van de stembussen op 17 maart telt elk (brief)stembureau ten minste voor iedere lijst het gezamenlijke aantal op de kandidaten uitgebrachte stemmen. Er is dus net als bij elke verkiezing in de avond van of nacht volgend op 17 maart ten minste een voorlopige uitslag bekend op lijstniveau. De mogelijkheid tot schorsing van de stemopneming is wettelijk geregeld om te voorkomen dat door vermoeidheid fouten worden gemaakt bij de telling. Een betrouwbare en juiste uitslag staat voorop, waarbij geldt dat de gehele stemopneming toegankelijk en transparant is voor kiezers.
Als de telling vanwege vermoeidheid van de stembureauleden moet worden geschorst, moet het stembureau de lijstgewijs gerangschikte stembiljetten weer in de stembus stoppen, en de stembus afsluiten en verzegelen. Zij tekenen de verklaring van authenticiteit (zie het antwoord op vraag 5), en stoppen het proces-verbaal, samen met de sleutel van de stembus, in een enveloppe, die eveneens wordt verzegeld (artikel 17f van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19). De burgemeester draagt er zorg voor dat de stembus en de verzegelde enveloppe gescheiden van elkaar worden vervoerd en, tot het moment dat de telling wordt hervat, gescheiden van elkaar worden opgeslagen (zie artikel 11b van de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19) in:
De burgemeester bepaalt waar en wanneer de telling wordt hervat, en maakt dit op algemeen toegankelijke wijze bekend (artikel 17e, derde lid, van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19).
Hoe worden de betrokkenen bij het verkiezingsproces gescreend? Wordt van alle tellers, alsmede van degenen die toegang hebben tot de stemmen die buiten het zicht van de kiezers bewaard worden, een verklaring omtrent het gedrag gevraagd? Zo nee, waarom niet?
Personen die bij rechterlijke uitspraak uit het kiesrecht zijn ontzet, kunnen niet fungeren als stembureaulid of teller (zie artikel E 4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Kieswet). Voor het overige zijn er geen wettelijke regels over het screenen van de genoemde betrokkenen, en is evenmin een verklaring omtrent het gedrag voorgeschreven. Er is tot op heden geen aanleiding gevonden om daarover wél nadere regels te stellen, mede gelet op het belang dat het stembureaulidmaatschap (een vrijwilligersfunctie) toegankelijk is voor iedere kiesgerechtigde.
Kunnen kiezers die om hen moverende redenen weigeren een mondneusmasker te dragen – en het risico op een boete voor lief nemen – geweigerd worden als zij het stemlokaal willen betreden om hun stem uit te brengen?
Kiezers moeten in het stemlokaal een mondkapje dragen (artikel 5, eerste lid, onder a, van de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19). Er geldt krachtens het derde lid een uitzondering voor:
Als een kiezer om andere redenen weigert een mondkapje te dragen, kan de toegang tot het stemlokaal worden geweigerd (artikel 9, zesde lid, Tijdelijke wet verkiezingen covid-19). Het niet dragen van een mondkapje in het stemlokaal is niet strafbaar.
Wilt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk op 5 maart 2021 beantwoorden?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Wethouder voor twee maanden kost Meerssen bijna drie ton!' |
|
Mark Snoeren (VVD), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wethouder voor twee maanden kost Meerssen bijna drie ton!»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom ervoor gekozen is om de bestuurslaag waar een bestuurder als laatste is aangesteld de totale last van de wachtgelduitkering te laten dragen?
Op grond van kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies van de adviescommissie Rechtspositie politieke ambtsdragers («Over dienen en verdienen») is in 2010 in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) het zogeheten loopbaanprincipe geïntroduceerd. Deze introductie kwam voort uit een in de praktijk gebleken ongewenste uitkomst van de gedecentraliseerde uitvoering van de Appa. Het uitgangspunt dat de Appa-uitkering in principe per overheidsorgaan en per Appa-functie wordt toegekend, had namelijk tot gevolg dat de aanvaarding van een nieuw politiek ambt een negatief effect kon hebben op de duur van de uitkering uit hoofde van dat nieuwe ambt. Daarom is er in 2010 voor gekozen dat bij de overgang van de ene politieke functie naar een volgende functie de eerder opgebouwde aanspraken op uitkeringsduur worden meegenomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij de overgang van een Kamerlidmaatschap naar een ministerschap, de als Kamerlid opgebouwde Appa-diensttijd meetelt bij de bepaling van de duur van de Appa-uitkering als betrokkene aftreedt als bewindspersoon. De overgang van de ene naar de andere politieke functie heeft op deze manier geen negatieve gevolgen voor de opbouw van Appa-uitkeringsduur.
Is het waar dat conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zowel gemeenten, provincies als waterschappen voorzieningen dienen te treffen voor deze wachtgeldverplichtingen? Moeten deze voorzieningen al getroffen worden bij aanvang van de bestuursperiode? Is het waar dat deze voorzieningen vrijvallen indien de gewezen bestuurder elders een wachtgeldaanspraak krijgt? Kortom, welke verplichtingen vloeien er voort uit het BBV?
Artikel 44, lid 3 van het BBV geeft aan dat voorzieningen niet gevormd worden voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.
In de notitie Arbeidskostengerelateerde verplichtingen geeft de commissie BBV aan dat uitkeringen voor wethouders over het algemeen een ongelijkmatig patroon hebben en dus geen vergelijkbaar volume hebben. Hiervoor moet dan een voorziening worden getroffen door de gemeente. Ook kan echter een verzekering in verband met pensioenen en uitkeringen van wethouders worden afgesloten. Het blijft echter wel aan de gemeente om zelf te bepalen of al dan niet sprake is van een vergelijkbaar volume.
Op het moment dat de verplichting om een uitkering te gaan betalen zich voordoet en er is geen sprake van «een vergelijkbaar volume», dan dient er een voorziening te worden gevormd. Hiervan kan sprake zijn bij aanvang van de bestuursperiode.
Als de verplichting om een uitkering te gaan betalen ten einde komt of kleiner wordt, bijvoorbeeld vanwege de verrekening van andere inkomsten, dan kan deze voorziening vrijvallen voor het deel waarvoor de verplichting om een uitkering te betalen is komen te vervallen. Voor het BBV is de uitkeringsverplichting alleen van belang voor zover de financiële gevolgen geen jaarlijks terugkerende arbeidskosten zijn van vergelijkbaar volume.
Deelt u de mening dat onwenselijke situaties kunnen ontstaan wanneer een gemeente of andere bestuurlaag de volledige last draagt van wachtgeld die elders (andere gemeente dan wel andere bestuurslaag) is opgebouwd? Zo neen, waarom niet?
Het loopbaanprincipe kan voor overheidsinstellingen zowel een positief als een negatief effect hebben. Als een bestuurder met een lange staat van dienst zijn bestuurlijke loopbaan vervolgt bij een andere overheidsinstelling, heeft dat een positief effect op de hoogte van de uitkeringslasten van de overheidsinstelling die de bestuurder heeft verlaten en mogelijk een negatief effect op de uitkeringslasten van de overheidsinstelling waar de bestuurder laatstelijk is benoemd. Dat negatieve effect is er overigens alleen voor zover daar de ambtsduur korter is dan de uitkeringsduur die de ambtsdrager in zijn eerdere ambtstermijn(en) heeft opgebouwd. Dat was het geval in de gemeente Meerssen doordat in dit geval de eerdere diensttijd als waterschapsbestuurder is meegeteld. Overigens is hier sprake van een uitzonderlijke situatie.
Deelt u de mening dat deze situtatie mogelijk kan leiden tot een grote terughoudendheid van met name kleinere gemeenten om een bestuurder met een lange staat van dienst aan te stellen? Zo neen, waarom niet?
Ik verwacht geen grote terughoudendheid als de gemeenteraad bij de benoeming van een wethouder een afweging dient te maken tussen enerzijds bestuurservaring (de lange staat van dienst) en anderzijds de kans op langdurende uitkeringslasten die in de regel alleen zullen optreden in het geval de betrokken wethouder eerder dan verwacht aftreedt.
Welke aanpassingen in de APPA-wetgeving op dit onderdeel zouden er mogelijk zijn? Bent u bereid te kijken naar een aanpassing van de APPA op dit onderdeel om zo te voorkomen dat het volledige financiëele risico komt te liggen bij het laatste bestuursorgaan? Zo neen, waarom niet?
Ik overweeg op dit punt geen aanpassing van de Appa. Ik acht het loopbaanprincipe van belang voor de aantrekkelijkheid van het ambt. Het loopbaanprincipe stimuleert dat gewezen politieke ambtsdragers hun ambt kunnen voortzetten of binnen de eigen bestuurslaag bij een andere provincie, gemeente of waterschap of bij een andere bestuurslaag. Het is voor de doorstroming van belang dat ervaren bestuurders hun ambt bij een andere overheidsinstelling kunnen voortzetten. Dat wordt eenvoudiger als zij eerder opgebouwde rechten op uitkeringsduur daarbij niet bij elke overstap hoeven op te geven.
De artikelen ‘Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit’ en ‘Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid’ |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit» en «Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat regionale verkiezingen in Frankrijk drie maanden zijn opgeschoven in verband met de coronapandemie?
Sinds het uitbreken van de coronapandemie hebben een groot aantal landen voor de vraag gestaan of verkiezingen konden worden georganiseerd danwel uitgesteld zouden moeten worden. Het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (International IDEA) heeft begin februari 2021 hierover een rapport uitgebracht (Global overview of COVID-19: Impact on elections)3. Landen maken eigen afwegingen over het houden van verkiezingen en de organisatie daarvan. Dat kan verschillende achtergronden hebben, waaronder het wettelijk kader dat in de betreffende landen geldt voor het organiseren van verkiezingen.
Welke parallellen ziet u tussen de situatie in Frankrijk en die in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete criteria hanteert u om te beoordelen of de Nederlandse verkiezingen al dan niet veilig kunnen plaatsvinden?
Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 heb ik opgemerkt dat de algemene maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van het virus te bedwingen er niet toe mogen leiden dat de waarborgen van het verkiezingsproces, zoals de toegankelijkheid, controleerbaarheid en transparantie zo in het gedrang komen, dat niet meer op een goede manier invulling is te geven aan die waarborgen.4 Dat is op dit moment niet het geval. De verkiezing wordt op een veilige manier georganiseerd. Voor het doorgaan van de verkiezing wordt dus niet gekeken naar een x-aantal besmettingen of een x-aantal ic-opnames.
Hoe oordeelt u over het bericht dat, in het politiek zeer gemotiveerde Catalonië, de opkomst bij regionale verkiezingen ruim 22,5 procentpunt lager lag dan bij de vorige verkiezingen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou u het in vraag 5 genoemde percentage acceptabel vinden, als (verwachte of werkelijke) terugloop in het opkomstpercentage ten opzichte van de vorige keer?
In opdracht van het Ministerie van BZK heeft het bureau I&O inmiddels twee metingen uitgevoerd waarin is gevraagd of kiezers van plan zijn te gaan stemmen bij de komende Tweede Kamerverkiezing. Uit deze metingen komt dat meer dan 80% van de kiezers zeggen dat van plan te zijn. Er blijkt uit deze onderzoeken dat er vertrouwen is in de maatregelen die in de stemlokalen worden genomen om het stemmen veilig te laten verlopen. Ik memoreer dat ook de opkomst bij de herindelingsverkiezingen van november 2020 niet lager was dan gebruikelijk voor die verkiezingen.
Welk verschil in opkomstpercentage (ten opzichte van de vorige verkiezingen) zou u acceptabel vinden voor de Tweede Kamerverkiezingen?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft de regering een uiterste datum waarop zij uiterlijk het besluit tot uistel wil nemen, nu zij stelt dat nog tot een week voor de verkiezingen besloten kan worden deze uit te stellen?
Er is geen enkele reden om te denken dat de Tweede Kamerverkiezing niet kan doorgaan in maart. Alles wordt eraan gedaan om de verkiezing op een veilige manier te organiseren voor alle kiezers en stembureauleden.
Deze week ontvangt de Tweede Kamer een brief met de laatste stand van zaken met betrekking tot de organisatie van de verkiezing. Daarin informeer ik de Kamer over de uitkomsten van het laatste onderzoek dat heeft plaatsgevonden onder kiezers en het resultaat van de enquête onder gemeenten over het aantal stemlokalen.
Het bericht Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel», d.d. 18 februari jl.?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ook voor de Nederlandse regering van belang is kennis te nemen van het medische dossier van de heer Doedel? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Het medisch dossier is gevonden in Suriname. Naar ik heb begrepen uit contacten van de Nederlandse ambassade met het Ministerie van Volksgezondheid, zal in Suriname een commissie benoemd worden, bestaande uit medici, historici en een familielid van de heer Doedel, die het dossier zal gaan bestuderen. Het is goed om de bevindingen van de commissie eerst af te wachten. De Nederlandse ambassade zal dit proces volgen en hierover contact onderhouden met de Surinaamse autoriteiten.
Gaat u onderzoek (laten) doen naar informatie die zich mogelijk in de Nederlandse archieven bevindt over de gang van zaken met betrekking tot de heer Doedel? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur heeft onlangs gesproken met de Surinaamse Minister van Volksgezondheid, inzake de plannen van de Surinaamse regering in deze kwestie. De Minister stelde dat de eerste stap nu het instellen van de eerdergenoemde commissie is, die onderzoek zal doen naar het medisch dossier van dhr. Doedel. Als Suriname aangeeft Nederlandse betrokkenheid te willen bij het onderzoek, bijvoorbeeld om bepaalde archiefstukken te achterhalen, is het kabinet uiteraard bereid te kijken wat de mogelijkheden daartoe zijn.
Bent u bereid de familie van de heer Doedel te ondersteunen in hun verzoek tot inzage in het medisch dossier? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
In eerste instantie is dit een aangelegenheid tussen de familie van de heer Doedel en de Surinaamse overheid. Indien de familie Doedel ondersteuning van het Nederlandse kabinet wenst, dan zal uiteraard worden gekeken op welke manier kan worden bijgedragen.
Bent u bereid een onderzoek naar de gang van zaken en de rol van de Nederlandse overheid destijds te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u op korte termijn contact opnemen met de Surinaamse regering om te bezien op welke wijze Nederland een rol kan spelen in het onderzoek naar deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid – indien onderzoek daar aanleiding toe geeft – over te gaan tot eerherstel van de heer Doedel analoog aan het eerherstel voor Anton de Kom? Zo nee, waarom niet?
Die vraag loopt vooruit op de resultaten van het onderzoek van de commissie en is daarom momenteel niet aan de orde.
De bouwprojecten op Bonaire die koraalvernietiging/ecocide kunnen veroorzaken |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Verzet tegen nieuwe vrachthaven Bonaire, aanleg zou «ecocide» zijn» in de Volkskrant van 4 februari 2021 en «Beschermd koraal bij Bonaire in gevaar door plan nieuwe haven waar Nederland aan meebetaalt, natuurorganisaties slaan alarm» van EénVandaag van 17 februari 2021?1
Ja
Klopt het dat er momenteel op Bonaire twee bouwprojecten lopen: de tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie (hierna: de pier) bij Karpata in het Koning Willem Alexander Natuurreservaat en de vrachthaven bij Hato?
Nee. Bij de locatie Hato vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden voor een vrachthaven. Van een bouwproject is momenteel geen sprake. Bij de locatie Karpata wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om een kleine permanente verladingspier te realiseren ten behoeve van een structurele oplossing van de brandstofproblematiek en daarmee voor de energievoorziening van het eiland. Van een bouwproject is op dit moment evenmin sprake.
Beaamt u dat zowel het koraal op locatie als het koraal elders door de projecten wordt aangetast, gezien de Raad voor Rechtshandhaving2 stelt dat «bouwprojecten … langs de kust van Bonaire negatieve gevolgen kunnen hebben voor het koraal in het Bonaire National Marine Park» welke tussen de Karpata en Hato is gelegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u, in afwachting van het onderzoek naar de wenselijkheid van een nieuwe haven, bereid om de bouwplannen tijdelijk te stoppen?
Er is momenteel geen sprake van bouwprojecten tussen Karpata en Hato.
Hoe garandeert u dat een nieuwe haven en pier niet tot ecocide (moedwillige vernietiging van koraal, natuur en habitat voor dieren, zoals zeeschildpadden) zal leiden? Kunt u dit uitsplitsen per bouwproject?
Infrastructurele initiatieven dienen te voldoen aan de uitgangspunten van ruimtelijke ordenings-, natuur-, en milieuwetgeving. Dit betekent dat plannen een proces moeten doorlopen waarin mogelijke voorkeurslocaties worden beoordeeld en definitieve bouwplannen pas mogelijk zijn nadat de aanvaardbaarheid hiervan getoetst is aan de kaders die gelden voor bouw-, milieu-, natuur-, en maritieme vergunningen. Deze procedures zijn openbaar, kennen bezwaar en beroepsmogelijkheden en een gang naar de bestuursrechter. Bovendien zullen niet alleen alle belangen bij de keuze van een besluit worden meegenomen, uiteraard zullen de belangen ook daarna meespelen bij de inpassing van het gekozen besluit.
Kunt u bevestigen dat op Bonaire dezelfde regels gelden als in Nederland voor het aanleggen van een containerhaven direct gelegen tegen een woongebied en vakantieresort? Beaamt u dat voor het bouwen van de containerhaven en de pier ontheffingen zullen moeten worden afgegeven voor wat betreft de Wet natuurbescherming en geluidsnormen en dergelijke? Zo nee, kunt u aangeven waarom er geen ontheffingen nodig zijn? Kunt u dit uitsplitsen per bouwtraject?
In Caribisch Nederland gelden in beginsel dezelfde toetsingskaders voor het realiseren van infrastructurele projecten als in Europees Nederland. Zie het antwoord op vraag 4. Daarnaast gelden er internationale verplichtingen op grond van verdragen en heb ik samen met mijn collega’s van LNV en BZK in 2020 een Natuur-, en Milieubeleidsplan (NMBP) vastgesteld (kst-33576-190). Het NMBP stelt, bijvoorbeeld ten aanzien van kustbebouwing, doelstellingen vast ter bescherming van het koraal. In dit opzicht zijn de regels anders dan in Europees Nederland.
Kunt u bevestigen dat de vergunningen voor beide bouwtrajecten voldoen aan de nodige voorwaarden, aangezien de Raad voor Rechtshandhaving3 stelt dat vergunningen niet altijd voldoen aan de nodige voorwaarden en dat het lastig is of zelfs onmogelijk om handhavend op te treden?
In de beleidsreactie op de aanbevelingen van het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving (Kamerstuk 2924548) wordt een aantal concrete maatregelen genoemd naar aanleiding van het rapport. In september 2020 is overleg gevoerd met het bestuur van Bonaire en zijn afspraken gemaakt over aanvullende ondersteuning met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving. De reeds bestaande prioriteit met betrekking tot het moderniseren van milieuregels wordt concreet vormgegeven met de beoogde inwerkingtreding in 2022 van het Inrichtingen en activiteitenbesluit BES (IAB). De directies Ruimtelijke Ontwikkeling en Toezicht en Handhaving van het OLB worden momenteel ondersteund bij het verbeteren van benodigde interne processen vooruitlopend op de invoering van het IAB.
Opgemerkt wordt dat het Rijk verantwoordelijk is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving als het gaat om milieu-, en maritieme thema’s bij de realisatie van grote brandstofopslagen in Caribisch Nederland op grond van het Besluit grote inrichtingen Milieubeheer en de Wet Maritiem Bes.
Wordt in het onderzoek naar de wenselijkheid van een nieuwe haven ook het feit betrokken dat de handhaving van natuur- en milieuwet- en regelgeving niet op orde is op Bonaire? Zo ja, hoe wordt dit betrokken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Hoe wordt de financiering van de haven geregeld? Bent u van mening dat een investering van bepaalde partijen, bijvoorbeeld cruiserederijen, onwenselijk is? Waarom en van welke partijen zou u financieringen onwenselijk vinden? Zo niet, waarom niet?
In het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire is opgenomen dat de kosten van de onderzoeken voor 60% voor rekening komen van het Ministerie van I&W en 40% voor het OLB. De kosten van een eventuele nieuw te bouwen haven vallen buiten de scope van het convenant. Er zijn hierover dan ook geen afspraken gemaakt.
De Stuurgroep Zeehavens Bonaire is daarnaast onder andere opgezet om onafhankelijke besluitvorming te waarborgen en om vanuit meerdere partijen advies, sturing en regie op proces en uitkomst te kunnen faciliteren. Bovendien zal aan eventuele financiële bijdragen van het Ministerie van I&W standaard als voorwaarde worden verbonden dat bij de financiering geen partijen betrokken worden die een direct of indirect belang bij het gebruik van de haven hebben en dat voor het finale financieringsvoorstel de instemming van de Minister vereist is. Ook zal de aanbesteding van een eventueel project volgens de geldende aanbestedingsregels moeten worden uitgevoerd.
Hoe voorkomt u dat partijen door middel van financiering ongewenste invloed op het havenbeleid kopen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt garanderen dat de personen die sturend/leidend zijn bij de te maken keuzes voor al dan niet een nieuwe vrachthaven géén persoonlijk gewin hebben bij deze keuzes? Zo ja, heeft u dit onderzocht? Zo nee, vindt u dit een acceptabele situatie?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat het havenbedrijf tot de vitale infrastructuur behoort? Waarom vindt u privatisering wenselijk, terwijl Bonaire voor de vracht volledig afhankelijk is van het havenbedrijf dat door privatisering in handen van derden komt? Hoe voorkomt u monopolievorming?
Ik ben van mening dat het havenbedrijf van vitaal belang is voor Bonaire. Privatisering van het havenbedrijf acht ik mede daarom niet wenselijk.
Het veiligheidsbeleid van de BES-zeehavens is geënt op het Rotterdamse havenmeester model waarbij de verantwoordelijkheden voor vlot en veilig scheepvaartverkeer bij de havenmeester zijn ondergebracht. Dit betekent dat de BES-havenbeheerders de veiligheid borgen en inzetten op het aantrekken van scheepvaartverkeer. Verzelfstandiging van het havenbeheer kan hierin een belangrijke rol spelen en IenW stimuleert de BES-eilanden dan ook de mogelijkheden hiertoe nader uit te werken. Privatisering is niet aan de orde bij eventuele verzelfstandiging, aangezien de aandelen van het havenbedrijf bij eventuele verzelfstandiging in handen blijven van de (lokale) overheid.
Kunt u garanderen dat een nieuwe haven producten goedkoper zal maken? Waarop baseert u dat?
Een mogelijk effect van een nieuwe haven zou goedkopere producten kunnen zijn, dit dient het OLB echter nog nader te laten onderzoeken in onder meer een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Een toekomstbestendige haven is ook van groot belang voor de leveringszekerheid van producten. De voordelen hiervan zijn veel breder dan alleen het effect op prijsvorming. Het gaat om de zelfredzaamheid van het eiland: kunnen garanderen dat essentiële producten te allen tijde aanwezig zijn of snel geleverd kunnen worden.
De huidige haven ligt in het centrum van Kralendijk en kampt met een gebrek aan voldoende haventerrein. Dit veroorzaakt onder meer logistieke problemen, verkeersoverlast en vertraging. Dit is een groeiend probleem, vanwege de snel groeiende populatie op het eiland. Er zijn ook geen uitbreidingsmogelijkheden op deze locatie. De beoogde nieuwe haven(locatie) betreft een kleinschalige multi purpose haven voor de aanvoer van voor het eiland benodigde goederen en levensmiddelen. Met de aanleg van een nieuwe haven wordt het groeiende logistieke probleem bij de haven in Kralendijk ondervangen. Bovendien kan met een nieuwe haven het vrachtverkeer worden gescheiden van het cruiseverkeer, wat veiligere en vlottere scheepsafwikkeling bewerkstelligt. Een eventueel nieuwe haven biedt derhalve mogelijk meerdere voordelen.
Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Klopt het dat een nieuwe vrachthaven nauwelijks prijsvoordeel voor de consumenten op Bonaire gaat bewerkstelligen (Ecorys rapport. d.d. 13-7-2017)? Zo ja, kan dit geld dan niet beter aan meer urgente problemen op Bonaire besteed worden, zoals duurzame energie? Zo nee, klopt dit rapport dan niet?4
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat aan de grondslag van de wens om een nieuwe haven te bouwen het faciliteren van extra cruisetoerisme staat? Kunt u de stukken overleggen?
De aanvaardbaarheid van nieuwe infrastructuur dient het Bestuurscollege van Bonaire in onder andere een MER procedure te beoordelen. In een MER zullen meerdere aspecten worden getoetst aan de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is, waaronder de bescherming van het natuur. Verder dienen uiteraard ook de andere belangen, waaronder ecotoerisme, te worden onderzocht en meegewogen. Het Bestuurscollege heeft een visie vastgesteld betreffende de cruisevaart naar Bonaire. Daarin is vastgesteld dat de cruisevaart van groot belang is voor de econome van het eiland, maar dat de groei beperkt moet worden en dat men zich wil richten op het hogere segment van de cruisemarkt. Zoals uiteengezet in antwoord op uw vragen 12 en 13, biedt een eventueel nieuwe haven mogelijk meerdere voordelen. Eén van de mogelijke voordelen is de scheiding van vrachtverkeer en cruiseverkeer, wat mogelijk efficiënter en veiliger scheepsverkeer oplevert ongeacht de hoeveelheid cruisetoeristen.
Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Klopt het dat zowel Bonaire als het kabinet ernaar streven om het aantal cruisetoeristen in te dammen en dat dit beleid schijnbaar tegenstrijdig is aan de grondslag om een nieuwe haven te bouwen? Zo nee, hoe verklaart u het dat de gouverneur van Bonaire dit wél in Trouw verkondigde?5 Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat een nieuwe haven niet gaat leiden tot meer cruisetoeristen?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van mening dat het predicaat «Bonaire blue destination» misleidend is met de plannen voor de olie-inlaat pier in een beschermd natuurgebied bij Karpata, de mogelijke koraalvernietiging bij de vrachthaven bij Hato, de dreiging van nog meer cruiseschepen en bijvoorbeeld het niet of amper beperken van sedimentinstroming in zee? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u bevestigen dat ecotoerisme op Bonaire niet samengaat met een sterke toeristische groei, omdat meer toerisme meestal hand in hand gaat met meer vervuiling en minder ruimte voor natuur? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de negatieve impact van toerisme te onderzoeken vóórdat u plannen voor een nieuwe haven doorgang laat vinden?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat veruit het meeste afval op Bonaire nog steeds wordt gestort? Kan de afvalverwerking op Bonaire nog meer goederen aan? Hoe past een nieuwe vrachthaven, die een grotere toestroom van goederen naar het eiland mogelijk gaat maken, binnen het streven van het kabinet naar een circulaire economie op Bonaire?
Ja, dat klopt, het grootste deel van het totale afval op Bonaire wordt gestort. Het afvalbeheer op Bonaire heeft daarnaast te maken met een snelgroeiend aantal inwoners, bedrijven en bezoekers. Er wordt veel gebouwd, wat gevolgen heeft voor de stroom bouwafval, maar ook voor de volumes tuinafval die bij het bouwrijp maken van terreinen en onderhoud van tuinen vrijkomt. Met de groei nemen ook andere stromen afval toe. Er wordt al veel gescheiden ingezameld, ontvangen, tijdelijk opgeslagen en afgezet. Recent is een nieuw afvalscheidingscentrum mede met geld van IW tot stand gekomen, mede om een einde te maken aan illegale stort van afval.
De reststroom wordt op de enige landfill van het eiland, Afvalcentrum Lagun, gestort. De capaciteit van de landfill nadert echter haar grenzen. Binnen het lokale programma ¨Afvalbeheer op Maat » zullen voor 2023 fundamentele keuzes worden gemaakt hoe om te gaan met restafvalvolumes die na scheiding overblijven. Naast storten of verbranden wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de restafvalvolumes af te voeren van Bonaire naar verwerkers buiten BonaireEen nieuwe vrachthaven past mogelijk in een scenario waarin restafval via een goederenhaven wordt verscheept.
Klopt het dat de overheid van plan is een tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie in het Koning Willem Alexander Natuurreservaat te maken? Zo ja, hoe lang zou de pier moeten functioneren?
Er wordt geen tijdelijke pier voor stookolie aangelegd op Bonaire, maar gebruik gemaakt voor de noodvoorziening van de bestaande pier bij de luchthaven van Bonaire. Er wordt evenwel verkend op welke locatie een permanente pier voor stookolie moet worden gebouwd nabij de elektriciteitscentrale. Dit is noodzakelijk voor de brandstoftoevoer naar de te bouwen opslagfaciliteiten bij Karpata, door de nog op te richten beleidsdeelneming «Bonaire Brandstof Terminals». Hiertoe dienen eerst alle benodigde milieu- en omgevingsonderzoeken te hebben plaatsgevonden voordat een definitieve keuze voor een locatie van een dergelijke pier gemaakt kan worden en deze vervolgens gebouwd kan worden.
Zoals in de kabinetsbrief «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V» (Kamerstuk 35 632, nr. 1) van 9 november 2020 aangegeven, wordt vanwege de ontoereikendheid van de huidige opslagvoorzieningen de brandstoflevering voor de elektriciteitscentrale op dit moment via dieselleveringen in de vorm van een noodmaatregel geborgd. Bonaire is momenteel afhankelijk van de aanvoer van brandstof via de locatie Hato. Dit geldt als noodoplossing vanwege de uitval van Bopec, waarbij voorheen stookolie werd aangevoerd en opgeslagen ten behoeve van de elektriciteitscentrale. Brandstof wordt momenteel vanuit Curaçao aangevoerd en bij Terminal Hato opgeslagen. Het opslagvolume is hier niet toereikend, waardoor frequent heen en weer gevaren moet worden vanuit Curaçao. Eenmaal opgeslagen bij Hato wordt de brandstof vervolgens per tankauto drie of vier keer per dag door de bebouwde kom van Kralendijk van zuid naar noord Bonaire verreden.
Gezien de onwenselijke situatie bij Hato wordt een alternatieve noodoplossing voorbereid waarbij gebruik gemaakt zal worden van de bestaande pier bij de luchthaven van Bonaire. Deze pier wordt beperkt aangepast zodat naast het bestaande transport van kerosine ook stookolie aangevoerd kan worden. De stookolie moet in tankauto’s worden verladen en daarom wordt op het terrein van de luchthaven een nieuwe verlaadplaats gerealiseerd.
Deze situatie met noodoplossingen is op de lange termijn onwenselijk vanuit veiligheidsoverwegingen. Daarom wordt een structurele oplossing voorgesteld. Die zal onder andere bestaan uit de bouw van genoemde nieuwe faciliteiten in de nabijheid van de energiecentrale bij Karpata ten behoeve van de elektriciteits- en drinkwatervoorziening en op de luchthaven voor de commerciële brandstoffen. Dit zal gebeuren onder verantwoordelijkheid van de nog op te richten beleidsdeelneming «Bonaire Brandstof Terminals».
In de beoogde eindsituatie zal de functie van Bopec zijn vervangen door de bouw van een kleine pier, een pijpleiding en opslagtank ten behoeve van elektriciteitsvoorziening voor de energiecentrale. De locatie van Hato zal voor opslag van brandstof in overleg met Curoil worden opgeheven en de functies zullen worden verplaatst naar het zuidelijk deel van de luchthaven. De bestaande opslag van kerosine op de luchthaven zal ook worden verplaatst naar het zuidelijk deel van het luchthaventerrein.
Het kabinet wil benadrukken dat het aanleggen van een nieuwe permanente pier bij Karpata en de verplaatsing van functies naar luchthaven zuid geen rem op de verduurzamingsontwikkelingen vormt. Feit is echter dat de bestaande brandstofinfrastructuur van Bonaire vervangen dient te worden. De tijdelijk verleende milieuvergunningen voor de opslag bij Hato en die bij de luchthaven verlopen dit jaar. Een verlenging wordt zoals in eerdere Kamerbrieven aangegeven enkel verleend als zicht is op een structurele oplossing, waarvan de eerste stap bestaat uit de oprichting van Bonaire Brandstof Terminals. Zonder deze vergunningen bestaat het ernstig risico dat de brandstoftoevoer wordt stilgelegd.
In dat scenario bestaat er een groot risico dat de elektriciteit langdurig uitvalt, de drinkwaterproductie langdurig stil komt te liggen en er geen wegverkeer meer mogelijk is. Dit met alle gevolgen van maatschappelijke ontwrichting van dien.
De noodoplossing bij Hato zal worden beëindigd zodra de faciliteit bij de luchthaven (verlaadplaats en beperkte aanpassingen bestaande pier) bij de luchthaven gereed zijn.
Is er onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van een tijdelijke pier? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarop baseert u de wenselijkheid op?
Er is geen sprake van een tijdelijke pier. Zie mijn antwoord op vraag 19.
Onderschrijft u dat het aanleggen van een tijdelijke pier in een gebied waar het koraal vernietigd wordt, waarna het de komende 100 jaar niet terugkomt, niet wenselijk is? Zo ja, ben u bereid om te voorkomen dat deze pier er komt? Zo nee, wat is de reden om de pier toch te bouwen?
Er is geen sprake van de aanleg van een tijdelijke pier. Er zal worden onderzocht of er een permanente pier moet komen bij de elektriciteitscentrale. Dit is onderdeel van de te bouwen opslagfaciliteiten door de nog op te richten beleidsdeelneming. Zoals in mijn antwoord op vraag 19 beschreven zou specifiek een mogelijk te bouwen pier in het gebied bij de elektriciteitscentrale het dagelijks transport van brandstoffen met tankauto’s kunnen stoppen.
Beaamt u dat het aanleggen van een tijdelijke pier voor stookolie, een fossiele brandstof, niet past bij het behalen van de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen van de Nederlandse overheid?
Er is voor de uitvoering van de noodvoorziening geen nieuwe pier aangelegd. De bestaande kerosine pier bij de luchthaven wordt beperkt aangepast. Deze aanpassing is volgens de bestaande procedures uitgevoerd en past hiermee binnen de strategische doelen (kustbebouwing) van het NMBP. Het kabinet wil benadrukken dat het aanleggen van een nieuwe permanente pier bij Karpata en de verplaatsing van functies naar luchthaven zuid geen rem op verduurzamingsontwikkelingen vormt.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de bouw van een tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie en het vergeven van vergunningen?
Zie mijn antwoord op vraag 19 over de tijdelijke oplossing. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een bestaande pier bij de luchthaven. De faciliteit is nog in aanbouw en zal naar verwachting in het voorjaar in gebruik genomen worden. Het is daarbij van belang dat alle benodigde vergunningen zijn verstrekt voordat deze in gebruik genomen kan worden. Op dit moment wordt met het Openbaar Lichaam Bonaire onderzocht of er nog een aanvraag moet worden ingediend voor een vergunning voor een mogelijk nog te bouwen opvangput bij de laad- en losfaciliteit om de voldoen aan eisen aan de ruimtelijke ordening. Zodra en laad- en losfaciliteit en bestaande pier bij de luchthaven uiteindelijk klaar zijn voor ingebruikname, dient er nog een vergunningsaanvraag ten behoeve van ingebruikname te worden ingediend bij het agentschap Rijkswaterstaat.
Kunt u aangeven of er al begonnen is met de bouw van de pier of wanneer er begonnen zal worden?
Er is niet begonnen met de bouw van een pier. Na de oprichting van de beleidsdeelneming zal onderzoek worden gedaan naar een mogelijk te bouwen pier. Zie antwoord bij vraag 19.
Klopt het dat Bonaire al maanden gebruik maakt van een tijdelijke oplossing met betrekking tot de aanvoer van olie? Zo ja, klopt het dan ook dat er momenteel geen noodsituatie is die oproept tot versneld vergeven van vergunningen en uitrollen van de pier? Zo nee, waarom niet?
Van een versneld uitrollen van vergunningen en nu spoedig te bouwen pier is geen sprake. Wel geldt er een noodsituatie, omdat het transport vanuit Curaçao naar Hato en vervolgens naar de energiecentrale kwetsbaar is en nu tijdelijk bij noodmaatregel onder een tijdelijke vergunning plaatsvindt. Dit is een onwenselijke situatie qua veiligheid. Dit noopt tot snelle oprichting van BBT en bouw van een nieuwe opslagvoorziening met bijbehorende infrastructuur.
Beaamt u dat de huidige (tijdelijke) oplossing tenminste 20 jaar mee kan gaan voor dezelfde kosten als de bouw van een tijdelijke laad- en losfaciliteit? Zo nee, waarom niet en kunt u uw berekening met de Kamer delen?
Op dit moment is de elektriciteitsproductie geborgd met dieselleveringen via de locatie Hato. Voor het kabinet is allereerst beschikbare en betaalbare elektriciteit voor de eindgebruiker op Bonaire van belang en dat dit op een veilige manier geregeld is. Een dergelijke berekening is daarom niet gemaakt. De locatie voor de alternatieve noodmaatregel bij de luchthaven is uit veiligheidsoverwegingen wenselijker dan de locatie bij Hato. Zowel de noodoplossing (opslag en transport vanuit Hato) als een alternatieve oplossing met de tijdelijke laad- en losfaciliteit bij de luchthaven kennen het nadeel dat transport van brandstof meerdere malen per week drie tot vier keer per dag middels tankauto door de bebouwde kom van Kralendijk en Rincon van zuid naar noord Bonaire moet plaatsvinden. Dit is voor een periode van 20 jaar onaanvaardbaar, echter op korte termijn noodzakelijk. Er gaan kosten gemoeid met de Bonaire Brandstof Terminal, de huidige situatie kan echter door veiligheidsoverwegingen niet voortduren. Daarnaast klopt het dat de alternatieve noodmaatregel met ingebruikname van de bestaande pier gebruik maakt van een goedkopere brandstof voor elektriciteitsproductie. Dit beoogt ook de kosten van elektriciteit voor de eindgebruiker op Bonaire te beperken. Energiekosten op Bonaire zijn namelijk relatief hoog in vergelijking met Europees Nederland. Daarbij kan dan ook het aantal vaarbewegingen tussen Curaçao en Bonaire worden beperkt omdat met de alternatieve noodmaatregelen gebruikt gemaakt wordt van drijvende opslag voor de pier bij de luchthaven.
Klopt het dat er momenteel gebruik wordt gemaakt van een duurdere brandstof met hoger rendement? Is het (mogelijk versneld) uitrollen van de pier gerelateerd aan het feit dat de huidige brandstof meer kost? Zo nee, waarom niet?
Ja, er wordt op dit moment gebruik gemaakt van een duurdere brandstof (diesel). Met ingebruikname van de bestaande pier bij de luchthaven kan gebruik gemaakt worden van een goedkopere brandstof (zware stookolie). Dit is niet de reden van het oprichten van de Bonaire Brandstof Terminal. Het behoud van de huidige noodvoorziening is uit veiligheidsoverwegingen onwenselijk. De vergunning ervoor zal niet verlengd worden als er geen zicht is op een structurele oplossing. Die structurele oplossing is het oprichten van de terminal.
Maakt de bouw van de pier onderdeel uit van de vitale infrastructuur die volgens het kabinet in handen moet komen van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V., die het kabinet wil oprichten? Zo ja, kunt u bevestigen dat de bouw van de pier nog niet kan beginnen, aangezien de Tweede Kamer zich erover heeft uitgesproken dat zij nog niet voldoende is geïnformeerd over de voorgenomen oprichting van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V.?
Nee, de aanpassingen van de tijdelijke faciliteit bij de luchthaven maken geen deel uit van de activiteiten van de beleidsdeelneming. Allereerst dienen de benodigde milieu- en omgevingsonderzoeken te hebben plaatsgevonden voordat een definitieve keuze voor een locatie van een nieuwe pier gemaakt kan worden en deze vervolgens gebouwd kan worden.
Met de brief van 9 november 2020 «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V.» (Kamerstuk 35 632, nr. 1) is de voorhangprocedure als bedoeld in de Comptabiliteitswet 2016 aangevangen en is uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. («BBT»). Deze voorhangprocedure is op 11 februari 2021 geëindigd. Op uw verzoek is de oprichting van BBT niettemin aangehouden tot en met de procedurevergadering van de commissie van EZK op 13 april a.s. In afwachting daarvan heeft de Minister van EZK uw Kamer verzocht om eventuele extra of onbeantwoorde vragen per ommegaande te ontvangen om ze voor deze datum te kunnen beantwoorden. Er zijn geen vragen ontvangen. De urgentie van oprichting en de gevolgen van het uitblijven van oprichting van BBT voor o.a. de veiligheid van de bewoners van Bonaire zijn beschreven in de brieven aan uw Kamer van 28 januari jl. (Kamerstuk 35 632, nr. 1), 22 maart jl (Kamerstuk 35 632, nr. 3) en 1 april jl. en is ook in het antwoord op vraag 19 nogmaals uiteengezet. Niet alleen wordt gestreefd om de situatie met de noodoplossingen zo kort als mogelijk te laten voortduren; de oprichting van BBT is essentieel om de tijdelijke vergunningen voor de huidige opslagen te laten verlengen omdat voor een verlenging concreet zicht moet zijn op een structurele oplossing van de brandstofproblematiek. Als niet wordt opgericht dan is er geen grond om de vergunningen te verlengen en ontstaat een ernstige situatie met ingang van medio juni omdat voor de ILT een beginselplicht tot handhaving geldt. Het risico bestaat dat de leveringszekerheid van brandstof in gevaar komt met alle gevolgen van maatschappelijke ontwrichting van dien.
Kunt u bevestigen dat de laatste dagen van Bopec geteld zijn6? Wat is de kans dat Bopec failliet gaat? Kunt u op de dag dat u de beantwoording van de vragen aangaande de brandstof opslagterminal naar de Kamer stuurt, het antwoord op deze vraag updaten?
Bopec is op 18 maart 2021 door de rechtbank failliet verklaard.
Wordt bij een faillissement van Bopec de pachtovereenkomst van het perceel beëindigd? Zo nee, waarom niet?
De erfpacht overeenkomst tussen Bopec en het OLB loopt tot en met 2034. De voortzetting van de erfpachtovereenkomsten tussen de curator van Bopec en het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) in de huidige vorm is een aangelegenheid van het OLB en de curator. Hierover zijn voor zover bekend nog geen besluiten genomen.
Kunt u bevestigen dat de veiligheids- en milieurisico’s van de op- en overslagfaciliteiten van Bopec zo groot zijn dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft moeten ingrijpen om onder andere lekkage van de tanks te voorkomen?
De milieu en veiligheidsrisico’s zijn door optreden van de ILT/RWS momenteel onder controle. ILT/RWS hebben meermaals maatregelen genomen om overtredingen van de milieuvergunning te voorkomen dan wel te beëindigen.
Waarom mag Bopec blijven voortbestaan op Bonaire, terwijl de faciliteiten ver beneden de geldende standaarden zijn?
Bopec als rechtspersoon bestaat nog, maar het bedrijf heeft sinds kort geen commerciële activiteiten meer en is op 18 maart 2021 failliet verklaard. In juridische zin is er nog steeds sprake van een inrichting die olieproducten opslaat. Deze opslag is een activiteit die aan de eisen van de milieuvergunning dient te voldoen. Inmiddels is op last van de ILT alle nog op de locatie aanwezige olie verpompt naar twee in opdracht van de ILT gerepareerde en gekeurde opslagtanks op het terrein. De terminal wordt onder verantwoordelijkheid van de curator op dit moment beheerd door een beperkte, maar adequate bezetting.
Kunt u garanderen dat de bodem op het Bopec-terrein niet gesaneerd hoeft te worden? Zo nee, wie draait er voor deze mogelijke kosten op bij een faillissement van Bopec? Zo ja, heeft u hier onderzoeksrapporten van en kunt u deze met de Kamer delen?
Bopec is inmiddels failliet. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van het bedrijf. Het OLB heeft de voorkeur uitgesproken voor een doorstart van de terminal. Omdat het antwoord op de vraag of saneringskosten aan de orde komen nauw verbonden is met de mogelijke toekomstige bestemming van het terrein kan deze vraag op dit moment nog niet worden beantwoord.
Klopt het dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire nog steeds niet af is? Hoe wordt het afvalwater van Bonairiaanse huishoudens verwerkt? Klopt het dat het oppervlaktewater/regenwater nog structureel en veelvuldig de zee instroomt, dat het sediment meeneemt de zee in en dat dit zeer schadelijk is voor het koraal? Zo nee, waar baseert u dat op? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Zijn deze problemen opgelost als de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire klaar is? Wanneer verwacht u dat deze klaar is? Hoe zou u dit proces kunnen versnellen gezien de urgentie voor Bonairianen en het koraal? Bent u bereid versnellende maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Is het correct dat in de plannen voor de komende twee jaar, er maar twee straten van afwatering voorzien worden en dat het tien jaar gaat duren voor dat dit overal gedaan is? Zo ja, beaamt u dat afwatering een hogere prioriteit zou moeten hebben dan het faciliteren van cruisetoerisme met een nieuwe vrachthaven? Zo nee, waarom niet?
Beaamt u dat Nederland miljoenen uittrekt voor het beschermen van koraal, maar dat dit dweilen met de kraan open is, wanneer afwateringsproblemen en rioolwaterzuivering niet worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat dit soort zeer fundamentele problematiek zoals het niet hebben van een gedegen riolering of gebrekkige afvalverwerking de hoogste prioriteit moeten hebben, aangezien Bonaire dezelfde standaarden mag verwachten als Europees-Nederland? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen?
Onderschrijft u de conclusie uit het rapport van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uit 2017 «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland» dat Ocean Thermal Energy Conversion (OTEC) kan bijdragen aan volledige verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire? Bent u bereid om de haalbaarheidsstudie naar OTEC, die al in 2017 aan de Kamer was aangekondigd, alsnog uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
In het antwoord op Kamervragen (kenmerk 2018Z02937) is op 12 juni 2018 geschreven dat er geen draagvlak bij het openbaar lichaam Bonaire voor OTEC op Bonaire bleek te zijn. Hierdoor is de in het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland» aangekondigde haalbaarheidsstudie niet uitgevoerd. Twee bedrijven die deze innovatieve technologie ontwikkelden hebben inmiddels hun activiteiten op het gebied van OTEC gestaakt. Bestuur en energiebedrijven op Bonaire geven de voorkeur aan verdere verduurzaming door middel van zon en wind.
Bent u bereid om bescherming van het koraal de hoogste prioriteit te geven, ook gezien de boodschap van Minister-President Rutte tijdens de Biodiversity Summit van vorig jaar, waarin hij stelt dat Nederland investeert in de bescherming van het koraal?7
Ik ben samen met mijn collega bewindspersonen van LNV en BZK bereid geweest om de bescherming van het koraal prioriteit te geven en heb hiertoe het Natuur-, en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 vastgesteld. Dit plan benoemt een aantal strategische doelen die gehaald moeten worden. Deze doelen worden momenteel uitgewerkt in lokale uitvoeringsagenda’s.
De challenge ‘Gezocht: Ontwikkel een tool waarbij het beantwoorden van Kamervragen verbeterd en versneld wordt’ |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de challenge «Gezocht: Ontwikkel een tool waarbij het beantwoorden van Kamervragen verbeterd en versneld wordt»?1
Ja.
is het waar dat het bedoelde project gericht is op de digitale ondersteuning bij beantwoording van Kamervragen?
Ja, het gaat hierbij om een project in het kader van de Startup in Residence-challenge waarbij gezocht wordt naar de ontwikkeling van een hulptool voor de beantwoording van Kamervragen.
Kunt u deze constatering «De reeds bestaande zoekmachines helpen, maar het doorzoeken hiervan neemt nog steeds veel tijd in beslag: er zijn heel veel (niet secuur genoeg gefilterde) resultaten, bestanden moeten integraal gedownload en vervolgens handmatig doorzocht worden.» nader toelichten?
Er zijn veel openbare bronnen voor gestelde en eerder beantwoorde Kamervragen. Zo staan op www.officielebekendmakingen.nl alle verstuurde Kamerbrieven, Kamervragen, commissieverslagen etc. Over sommige onderwerpen worden veel Kamervragen gesteld en daarom ben ik altijd op zoek naar manieren om de beantwoording van Kamervragen beter en sneller te doen. Het doorzoeken van de beschikbare informatie (ongeveer 3 miljoen documenten) neemt veel tijd in beslag. Het zou een verbeterslag betekenen als het terugvinden van benodigde informatie gerichter, beter en ook sneller kan. Dat komt ook de consistentie en daarmee de kwaliteit van de beantwoording ten goede.
Deelt u de mening dat het bedoelde project een vorm van symptoombestrijding is? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. De insteek van dit project is om met de beschikbare informatietechnologie de beantwoording van Kamervragen te verbeteren. De ICT-middelen kunnen ervoor zorgen dat informatie simpelweg sneller toegankelijk wordt. Dat leidt naar verwachting tot een betere beantwoording van de Kamervragen.
Hebt u over het geconstateerde probleem in de informatievoorziening aan het parlement overleg gevoerd met het parlement zelf? Zo ja, wanneer en bij welke gelegenheid? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk om te onderstrepen dat het idee voor deze hulptool niet voortkomt uit een concreet geconstateerd probleem in de informatievoorziening aan het parlement door het departement: dit project komt voort uit de ambitie om de beantwoording van Kamervragen sneller en beter te doen met behulp van ICT middelen. Met name als er op een onderwerp regelmatig Kamervragen worden gesteld, is het van belang voor de consistentie en volledigheid van de beantwoording om ook de eerdere beantwoording te kunnen terugzoeken. Dit was mede de aanleiding om een project via Startup in Residence in te zetten. Dit hulpmiddel kan daarmee mogelijk behulpzaam zijn bij de informatieverstrekking aan het parlement. Over dit specifieke hulpmiddel is niet gesproken met het parlement.
Duidt de zin «Idealiter zou de tool reeds beantwoorde Kamervragen, begrotingsvragen en Kamerbrieven «scannen» en hieruit een nieuwe set Kamervragen beantwoorden met behulp van reeds met de Kamer gedeelde informatie.» op het begin van een nieuwe informatiebubbel of gescripte antwoorden (vgl. chatbots)?
Nee. Er is geen sprake van een chatbot. Bij chatbots is er over het algemeen sprake van geautomatiseerde antwoorden en algoritmes die zelflerend zijn. Voor de beantwoording van de Kamervragen wordt een voorstel gedaan door een medewerker van het departement aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor de beantwoording van de Kamervragen. De hulptool beoogt de reeds beschikbare informatie beter en sneller toegankelijk te maken voor medewerkers. Ik wijs er voor de volledigheid op dat de hulptool thans wordt onderzocht en zich in de pre-pilotfase bevindt. Bij de beantwoording van Kamervragen is het noodzakelijk om reeds verstuurde Kamerstukken te betrekken. Dit wordt momenteel handmatig gedaan. De hulptool beoogt dit proces te vereenvoudigen en daarmee mogelijk tijd besparen.
Deelt u de mening dat de oorzaak van het probleem ook zou kunnen zijn, dat de transparantie of de proactieve informatievoorziening van het ministerie te wensen overlaat, waardoor Kamerleden steeds vragen moet stellen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het departement hanteert een actieve en transparante informatievoorziening naar de Tweede Kamer. Dit mag de Kamer ook te allen tijde van een bewindspersoon verwachten. De inspanningen van de bewindspersoon zijn hier ook op gericht en de bewindspersoon kan hiertoe ook ter verantwoording worden geroepen door het parlement.
Deelt u de mening dat de oorzaak van het probleem ook zou kunnen zijn, dat ambtenaren sneller rouleren en daardoor minder inhoudelijk en institutioneel geheugen hebben? Zo nee, waarom niet?
De huidige informatievoorziening is complex en er is sprake van een veelvoud aan openbare bronnen. Dat betekent dat het vaak een tijdrovend proces is om de diverse bronnen te ontsluiten en te bestuderen. Deze hulptool beoogt uitsluitend de beantwoording van Kamervragen te vereenvoudigen en openbare informatie beter toegankelijk te maken voor medewerkers, zodat wijzigende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld roulatie van medewerkers, de kwaliteit van de beantwoording zo min mogelijk beïnvloedt.
Deelt u de mening dat alle gebruikers van parlementaire informatie er baat bij zouden hebben als dit door middel van digitale ondersteuning beter ontsloten en gestructureerd zou worden? Zo ja, op welke wijze draagt u daaraan bij?
Op de website www.officielebekendmakingen.nl worden de parlementaire publicaties alsmede het Staatsblad, de Staatscourant en het Tractatenblad gepubliceerd. De beide Kamers van de Staten-Generaal zijn verantwoordelijk voor de inhoud en structurering van de Kamerstukken. De andere publicaties vallen onder de verantwoordelijkheid van resp. de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken. De samenwerking bij de publicatie komt voort uit de overtuiging dat de toegankelijkheid van de betrokken informatie wordt gediend met het op één plaats en in onderling verband ontsluiten van wet- en regelgeving en de parlementaire geschiedenis hiervan. De productie van de publicaties is daartoe in een gezamenlijke raamovereenkomst opgedragen aan één marktpartij waarbij elke opdrachtgever binnen de Staat via een deelovereenkomst de details van de eigen publicatie bepaalt. De opdrachtgevers maken gezamenlijke afspraken over de standaards die bij de publicaties worden gehanteerd teneinde een samenhangende publicatie mogelijk te maken.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheert de website www.officielebekendmakingen.nl in overleg met de andere betrokkenen. In verband met het binnen afzienbare tijd aflopen van de genoemde overeenkomst zal op korte termijn overleg worden gevoerd over de vervanging hiervan. Hierbij zal ook de vraag aan de orde komen of verbeteringen in structurering van de documenten wenselijk en mogelijk zijn.
De uitvoering van de Wet tot samenvoeging van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer |
|
Henk Krol (LHK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u naar aanleiding van uw brief van 2 november 2020 over de Evaluatie herindelingsproces gemeente Vijfheerenlanden, mogelijk op een andere manier gaan kijken naar de herindeling Groningen, Haren en Ten Boer? Bent u van mening dat de hoofdconclusie uit de genoemde evaluatie, namelijk dat de kwaliteit van het proces van herindeling onvoldoende was, ook van toepassing is op de herindeling Groningen, Haren en Ten Boer? Zo nee, waarom niet?
Nee, de evaluatie had alleen betrekking op de het proces dat tot de vorming van de gemeente Vijfheerenlanden heeft geleid. Hoewel de evaluatie van dit – tot nog toe – unieke proces ook een aantal breder toepasbare inzichten heeft opgeleverd, heeft dit mijn oordeel over de herindeling van Groningen, Haren en Ten Boer niet gewijzigd.
Kent u het voornemen van het gemeentebestuur van Groningen om zonneparken aan te leggen in het landelijke gebied van de voormalige gemeente Haren, met een grote landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde, waaronder de groene long tussen Groningen en Haren?1 In hoeverre is dit voornemen in overeenstemming met punt 1 uit de Bestuursovereenkomst herindeling Groningen Haren en Ten Boer? Bent u van mening dat de Bestuursovereenkomst niet wordt nageleefd, ten nadele van de inwoners van de voormalige gemeente Haren? Bent u bereid om de gemeente Groningen op te roepen zich aan de Bestuursovereenkomst te houden en af te zien van de aanleg van zonneparken in dit gebied?
In het kader van de uitwerking van het Klimaatakkoord zijn in Nederland momenteel 30 energieregio’s aan het verkennen hoe het best duurzame elektriciteit op land (wind en zon) opgewekt kan worden. Groningen is één RES-regio. De RES-regio bestaat uit gemeenten, provincie en waterschap. Bij de verdeling over wind en zon wordt ook gekeken naar landschappelijke inpassing en aansluiting op het netwerk. Vanuit de NOVI zijn aan de RES-regio’s ruimtelijke principes meegegeven, gericht op het zo zorgvuldig mogelijk omgaan met ruimte. Een invulling van deze ruimtelijke principes is de voorkeursvolgorde zon. Deze voorkeursvolgorde gaat uit van zoveel mogelijk zon op dak. En pas in laatste instantie op vruchtbare landsbouwgronden en in natuurgebieden. En als voor dit laatste wordt gekozen zal dit zorgvuldig moeten gebeuren.
Ik heb kennis genomen van het concept beleidskader Zonneparken in de gemeente Groningen en van de berichtgeving die in de media over dit concept is verschenen. In het concept beleidskader komen bovenstaande ruimtelijke principes herkenbaar terug. Navraag bij de gemeente Groningen leert mij dat de signalen die in de vraag worden aangehaald ook de gemeente zelf hebben bereikt (d.m.v. inspraak en ingediende zienswijzen) en serieus worden opgepakt. De gemeente gaat de komende maanden verder in gesprek met bewoners- en belangenorganisaties over de verdere uitwerking van het beleid voor kleinschalige zonneparken, voordat het ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de gemeenteraad. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeente een zorgvuldige belangenafweging zal maken die recht doet aan zowel de ruimtelijke principes uit de NOVI als aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst.
Bent u van mening van de aanleg van zonneparken niet alleen het welzijn van de inwoners van de voormalige gemeente Haren ernstig aantast, maar ook ernstige schade toebrengt aan het waardevolle landelijke gebied, deels gelegen op de Hondsrug en deels in de stroomdalen van de Hunze en de Drentsche Aa, dat deel uitmaakt van het Unesco Global Geopark, en daarom onverantwoord is? Zo nee, waarom niet?
In iedere regio moeten overheden samen met maatschappelijke organisaties en bewoners invulling geven aan de opgaven uit het Klimaatakkoord. In deze afweging zal ook gekeken worden naar goede ruimtelijke inpassing. Ook zal per regio worden gekeken hoe invulling kan worden gegeven aan 50% lokaal eigendom. Een manier om te komen tot betere verdeling van lasten en lusten. Voor 1 juli moeten alle RES regio’s hun RES 1.0 voorleggen ter besluitvorming aan de volksvertegenwoordigers bij gemeenten, provincie en waterschappen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is er op dit moment sprake van een concept beleidskader. In dit concept wordt aangegeven wat mogelijke gebieden voor kleinschalige zonneparken zijn, mochten andere opties niet afdoende blijken te zijn. De gemeente Groningen is niet voornemens zelf het initiatief te nemen voor de realisatie van kleinschalige parken. Ook sluit de gemeente Groningen de aanleg van zonneparken in natuurgebieden uit en past de gemeente in het nog vast te stellen beleidsplan voor zonneparken de voorkeursvolgorde zon toe. In die gebieden waar mogelijk een kleinschalig zonnepark gerealiseerd kan gaan worden, zullen daar strikte voorwaarden aan verbonden zijn die er op toezien dat ze voldoen aan een goede ruimtelijke inpassing. Op dit moment heb ik derhalve geen reden om aan te nemen dat er sprake is van ernstige schade die door dit concept beleidsplan wordt toegebracht.
Wat is uw mening over de recente ontwikkelingen in de voormalige gemeente Haren met betrekking tot de gemeentelijke lasten? Kunt u in een vijfjarig (2017–2021) schematisch overzicht aangeven met welke nieuwe gemeentelijke belastingen (incl. precariorechten, heffingen en leges) bedrijven, (sport)verenigingen en inwoners van de voormalige gemeente Haren te maken hebben gekregen na de herindeling? Kunt u tevens aangeven hoe bestaande lasten zich hebben ontwikkeld na de herindeling? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de eerdere begrotingen uit het verbeterplan Beterr Haren? Wat is uw oordeel over deze lastenverzwaring in het licht van behoorlijk bestuur?
In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de woonlasten voor inwoners van de voormalige gemeente Haren in de periode 2017–2021 weergegeven.
OZB1
€ 425,–
€ 486,–
€ 493,–
€ 563,–
€ 605,–
Afvalstoffenheffing2
€ 223,–
€ 213,–
€ 226,–
€ 226,–
€ 369,–
Rioolheffing3
€ 254,–
€ 262,–
€ 224,–
€ 150,–
€ 142,–
€ 872,–
€ 921,–
€ 943,–
€ 939,–
€ 1.116,--
Bij de OZB gaat het om een gemiddelde aanslag gebaseerd op de gemiddelde WOZ-woningwaarde. De OZB-bedragen voor 2017 en 2018 zijn afkomstig uit de begroting 2018 van Haren. De OZB-bedragen voor de jaren 2019 t/m 2021 zijn verstrekt door het Noordelijk Belastingkantoor. Per 1 januari 2019 is de OZB geharmoniseerd.
De gegevens over de afvalstoffenheffing zijn ontleend aan Atlas lokale lasten en de lokale lastencalculator van het Coelo. Per 1 januari 2021 is de afvalstoffenheffing geharmoniseerd.
De bedragen van de rioolheffing zijn afkomstig uit de Verordening rioolheffing voor de desbetreffende jaren. Per 1 januari 2020 is de rioolheffing geharmoniseerd.
Per 1 januari 2021 is de heffingsmaatstaf van de afvalstoffenheffing gewijzigd. Tot 1 januari 2021 was de afvalstoffenheffing voor inwoners van Haren gebaseerd op het aantal kilo’s afval. Vanaf 1 januari 2021 is het aantal bewoners van een perceel de heffingsmaatstaf.2 Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Haren zijn per 1 januari 2020 daarnaast de hondenbelasting en de precariobelasting ingevoerd (deze laatste belasting raakt vooral bedrijven).
Uit het overzicht blijkt dat de woonlasten voor de inwoners van de voormalige gemeente Haren in de eerste twee jaar na de herindeling licht zijn gestegen. In 2021 is er wel sprake van een substantiële toename. Een toename die ook in een groot aantal andere gemeenten valt waar te nemen. De woonlasten zijn dus wel gestegen na datum van herindeling, maar dat betekent niet dat de verhoging ook valt toe te schrijven aan de herindeling. Het is aannemelijk om te veronderstellen dat ook een zelfstandige gemeente Haren in de huidige tijd met stijgende woonlasten geconfronteerd zou worden. Een politiek oordeel over de hoogte van de lasten laat ik over aan de gemeenteraad van Groningen.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Krol van 26 mei jl. waarin u bij vraag 49 stelt: «Los daarvan herken ik mij in het geheel niet in de kwalificaties «verzwijgen» en «geïnstitutionaliseerde vooringenomenheid». Die laat ik dan ook voor rekening van de vragensteller.»? Bent u van mening dat, gezien het rapport «Ongekend Onrecht» over de toeslagenaffaire, het niet ondenkbaar is dat er ook bij andere overheidsinstellingen sprake kan zijn van geïnstitutionaliseerde vooringenomenheid? Is de informatie waar dat er bij de herindeling Groningen, Haren en Ten Boer, mogelijk bij een topambtenaar van uw ministerie sprake is geweest van vooringenomenheid waarbij deze topambtenaar zich tevens op een neerbuigende wijze heeft uitgelaten over de inwoners van de voormalige gemeente Haren? Bent u in het licht van het afschaffen van de «Rutte-doctrine» en het streven naar openheid, alsnog bereid het eerder gevraagde onderzoek uit te voeren naar mogelijke ambtelijke vooringenomenheid bij de herindeling Groningen, Haren en Ten Boer? Zo nee, waarom niet?
Het rapport «Ongekend Onrecht» over de toeslagenaffaire leert ons inderdaad alert te zijn op de mogelijkheid van geïnstitutionaliseerde vooringenomenheid, en roept op dit in het vervolg te voorkomen. Ik ben van mening dat de herindelingsprocedure zoals vastgelegd in de Wet arhi waarborgen tegen geïnstitutionaliseerde vooringenomenheid kent. Verder constateer ik dat u mij bij herhaling vraagt om een (onafhankelijk) onderzoek te doen naar de herindelingsprocedure rondom Groningen, Haren en Ten Boer. Mij zijn geen nieuwe feiten bekend geworden die mijn standpunt over het verzochte onderzoek doen wijzigen. Ik ben dus wederom niet bereid een dergelijk onderzoek op te starten, omdat ik de meerwaarde ervan niet zie.
Minder geld voor Texel, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Beemster en Den Helder uit gemeentefonds |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «De andere Waddeneilanden zijn »voordeelgemeenten», maar Texel loopt half miljoen mis uit Gemeentefonds»?1
Deelt u de mening dat het vreemd is dat Texel, als enige Waddeneiland, minder geld uit het gemeentefonds krijgt? Waarom is Texel geen voordeelgemeente? Kunt u toelichten hoe dit mogelijk is?
Bent u het eens dat juist Texel, als Waddeneiland, vanwege haar ligging en grootte, hogere kosten heeft voor het bouwen van huizen, openhouden van scholen en het realiseren van goede zorg?
Kunt u zich dan ook voorstellen dat Texelaars zeer verbaasd zijn over het feit dat zij, ondanks die bijzondere positie die dit Waddeneiland heeft, minder geld vanuit het Rijk ontvangen?
Vindt u het bovendien niet extra schrijnend dat Texel nu minder inkomsten van het Rijk krijgt, terwijl het SCP-onderzoek »Als werk weinig opbrengt»2 juist laat zien dat er op de Wadden veel werkende armen leven?
Bent u het daarom dan ook eens dat de bijzondere positie van de Waddeneilanden en het feit dat er veel werkende armen leven, er voor zorgen dat juist de Waddeneilanden extra aandacht en financiële steun nodig hebben?
is het waar dat, naast Texel, ook veel andere gemeenten in Noord Holland, zoals Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Beemster en Den Helder, er door de herverdeling van het gemeentefonds fors op achteruit gaan?
Maakt u zich daarnaast ook geen grote zorgen dat, door het verlagen van de bijdrage vanuit het Gemeentefonds, deze gemeenten in Noord-Holland mogelijk op belangrijke zaken zoals het bouwen van de zeer noodzakelijke woningen, schoolhuisvesting, het zwembad of de bibliotheek moeten gaan bezuinigen? Deelt u de mening dat, naast de grote gevolgen van de coronacrisis op de Waddeneilanden door het missen van de inkomsten uit toerisme, Texel nog eens extra wordt geraakt?
Kunt u zich voorstellen dat de inwoners van deze gemeenten het gevoel krijgen dat zij onvoldoende gehoord worden in Den Haag?
Bent u daarom bereid om het besluit om minder geld voor de gemeenten Texel, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Beemster en Den Helder uit het Gemeentefonds ter beschikking te stellen,te heroverwegen en juist extra te investeren in deze gemeenten?