Het afschieten van zwijnen binnen de bebouwde kom |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat provincie Gelderland via een aanwijzing toestemming heeft verleend om zwijnen binnen de bebouwde kom af te schieten?1
Ja.
Is het waar dat de overlast bij woonwijken met name daar voorkomt, waar goede wildrasters ontbreken?
Dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
Deelt u de mening er sprake is van verwijtbare nalatigheid gezien uit het rapport «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe» blijkt dat er nog steeds geen deugdelijk wildraster is bij Epe?2 Zo ja, wie verwijt u deze nalatigheid en bent u bereid de veroorzaker van deze nalatigheid daarop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Beheer en schadebestrijding en het vaststellen van welke middelen gebruik mag worden gemaakt is de verantwoordelijkheid van de provincie. Ik wil niet in die verantwoordelijkheid treden. Ik ga ervan uit dat besluiten van Gedeputeerde Staten worden genomen binnen de relevante wettelijke kaders, inclusief het Beneluxverdrag. Een van die kaders is dat er geen andere bevredigende oplossing, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van wildrasters, bestaat. Tegen besluiten van Gedeputeerde Staten staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Kunt u aangeven wat de status is van het «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe»?
Het betreft hier een in opdracht van de provincie opgesteld plan van aanpak.
Hoe beoordeelt u het feit dat nu toestemming wordt verleend voor afschot van een beschermde soort in de bebouwde kom, terwijl uit de overwegingen bij de aanwijzing blijkt dat afrastering een oplossing is, maar daar nu geen geld voor is? Bent u bereid er bij de gemeente en de provincie op aan te dringen naar aanvullende middelen te zoeken, omdat afschot alleen als allerlaatste middel toegepast zou mogen worden en niet omdat er geld ontbreekt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de zwijnen binnen de bebouwde kom ook met hagel geschoten mogen worden? Zo ja, deelt u de mening dat met het gebruik van hagel op te grote afstand de kans groot is dat het dier niet direct gedood wordt, maar wel (ernstig) gewond raakt en de kans bestaat dat de hagel het doel mist, afketst en andere mensen, dieren of zaken raakt? Zo ja, bent u bereid gezien de gevaren het gebruik van hagel in de bebouwde kom te verbieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wie er naar uw mening probleemhouder is gezien uit de nieuwsbrief van de Vereniging Wildbeheer Veluwe blijkt dat de gemeente en provincie daar nog niet over uit blijken te zijn?3 Deelt u de mening dat bij afwezigheid van een probleemhouder het onverantwoord is om toestemming te verlenen tot de afschot van een beschermde diersoort binnen de bebouwde kom?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u gelet op de systematiek van de Flora- en faunawet, waarin preventie en bescherming het uitgangspunt dienen te vormen, inzage geven in de verjaagacties die de gemeente Epe uitgevoerd zou hebben, en bent u van mening dat de gemeente Epe dat in voldoende mate heeft gedaan voordat toestemming voor afschot binnen de gemeentegrenzen werd gegeven? Zo ja, kunt u uiteenzetten welke acties door de gemeente zijn ondernomen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat verlenging van de aanwijzing niet aan de orde mag zijn, zolang er geen wildkerend raster door de gemeente wordt geplaatst? Zo ja, bent u bereid gemeente en provincie hierop aan te spreken? Zo neen, hoe kan dan worden verwacht dat afschot de overlast tegen gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat in de aanwijzing is geregeld dat een toestemming van de grondgebruiker vereist is om tot afschieten over te gaan? Zo ja, welke mogelijkheden heeft een grondgebruiker binnen de bebouwde kom om zijn terrein vrij van jacht te houden indien deze dat wenst?
Ja. Grondgebruikers kunnen toestemming tot afschot weigeren.
Deelt u de mening dat de gemeente bij het maken van het bestemmingsplan om woningen in het bosgebied mogelijk te maken, plannen had moeten maken voor een wildraster, gezien het voorkomen van wilde zwijnen en de mogelijkheid om de kosten uit de gronduitgifte te betalen? Zo ja, bent u bereid de gemeente hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten, die menen overlast van wilde zwijnen te ondervinden, in hun Algemene Plaatselijke Verordening een voerverbod hebben opgenomen en dit verbod handhaven?
Wilde zwijnen houden zich niet in de bebouwde kom op, omdat zij worden bijgevoerd. Wilde zwijnen wroeten binnen de bebouwde kom in gazons en grasvelden vanwege de insectenlarven en wormen die zich in de grasmat ophouden om zodoende hun behoefte aan dierlijke eiwitten te bevredigen.
Is de aanwijzing in overeenstemming met het Beneluxverdrag, waar het gaat om gebruik van hulpmiddelen zoals restlichtversterkers, knaldempers, gebruikte munitie of anderszins? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid de provincie hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden gelet op het feit dat het afschot op dit moment plaatsvindt?
Ja.
Het verband tussen fosfaat en de visstand in de Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de vraag bij het schriftelijk overleg Visserij over het verband tussen fosfaat en de visstand, waarbij u stelde dat dit niet aantoonbaar onderzocht is?1
Ja. In mijn brief van 29 juni 2011 (2011z14744) heb ik aangegeven dat er geen wetenschappelijke basis is voor het bemesten van de Noordzee ten behoeve van een verhoging van de productie van schol en tong. Het effect van een fosfaatbemesting op de platvisproductie is onvoorspelbaar en kan mogelijk tot negatieve effecten leiden. Tot deze conclusie kwamen de auteurs van het rapport van IMARES, LEI en NIOZ naar aanleiding van de vraag van de Tweede Kamer om de hypothese dat fosfaat toevoegen aan de zee gunstig is voor de productiviteit van het zee-ecosysteem te laten onderzoeken2.
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», opgesteld door de vakgroep Mariene Ecologie van de Universiteit van Groningen (1997), waarin het verband tussen de toenemende afvoer van opgelost fosfaat naar het kustwater in 1961–1981 en de enorme toename van de productie van vis, schaal- en schelpdieren in dezelfde periode door deze studie worden bevestigd?2
Boddeke en Hagel gaven in hun stuk over de relatie tussen eutrofiëring en vis productie4 aan, dat «een causaal verband tussen de eutrofiëring en de toegenomen aanlandingen moeilijk is aan te tonen». Volgens hen «hebben incidentele goede jaarklassen» (aanwas) «en visserijdruk ook een aanzienlijke invloed op Noordzee vis bestanden en aanlandingen». Dit wordt nog immer onderschreven door de huidige wetenschappers van IMARES. In dit verband wordt ook de temperatuur van de zee genoemd.
Deelt u de mening dat het aanwijzen van vissers als reden voor het teruglopen van de visstand in de Noordzee onjuist en onredelijk is, daar het aantal vissers en het totaal aantal ton vis dat wordt opgevist juist alleen maar is afgenomen? Zo ja, bent u met ons van mening dat een afgenomen fosfaatdump de grootste boosdoener is?
Ik ben van mening dat er veel factoren zijn die de productiviteit van de visbestanden beïnvloeden. Simpele oorzaak-gevolg-relaties zijn niet te geven.
Het Noordzee ecosysteem is daarvoor te complex. Wel constateer ik dat de visserijdruk in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw veel te hoog was en buiten biologisch veilige grenzen lag voor onder andere kabeljauw, schol en tong5. Verlaging van die visserijdruk heeft geleid tot herstel van de bestanden.
Bent u bekend met de gevolgen voor de trekvogels bij het teruglopen van de visstand naar aanleiding van deze vermindering van fosfaat en de verplichting die Nederland internationaal gezien heeft om deze te beschermen?
De adviezen van ICES tonen aan dat het visserijbeleid van de afgelopen jaren, gericht op de beperking van de capaciteit en reductie van quota en zeedagen door meerjarenplannen, technische maatregelen, innovatie en andere maatregelen, heeft geleid tot een ommekeer in de vistrends in de Noordzee. Het gaat door de bank genomen goed tot zeer goed met de commerciële Noordzeevisbestanden. Een uitzondering is de kabeljauw, maar ook daar groeit het bestand weer langzaam. Deze gunstige ontwikkeling van de visstanden heeft gevolgen voor de trekvogels.
Bent u met het oog op de economische situatie waar onze vissers zich in verkeren bereid om op basis van lectuur als «Eutrophication of the North Sea continental zone, a blessing in disguise» en het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», waarin het verband tussen fosfaat en het teruglopen van de visstand aangetoond wordt, het water (op kleine schaal) met fosfaat te bemesten? Zo nee, waarom niet?3
Het in 2007 uitgebrachte wetenschappelijke rapport van IMARES, LEI en NIOZ geeft aan dat de verwachte opbrengsten van fosfaat bemesting relatief beperkt zijn, de kosten voor de overheid hoog en dat het mogelijk risico’s met zich meebrengt voor het ecosysteem, andere gebruikers en voor de buurlanden. Daar de economische situatie voor een belangrijk deel, maar niet louter wordt bepaald door de omvang van de vangstmogelijkheden, acht ik een dergelijke proef niet gewenst. Een ambitieuze herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid moet bijdragen aan een duurzame visserij.
Het doden van vossen met vangkooien |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Een vos gevangen, maar wat dan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vangkooien niet-selectief zijn en dat naast vossen ook andere dieren het risico lopen in deze vallen te belanden? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de zorgplicht die geldt voor soorten die niet als schadesoort zijn aangemerkt? Zo neen, op welke gegevens baseert u dit?
Vangkooien zijn niet-selectief. Op grond van de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) dient de gebruiker van het vangmiddel dit selectief en zorgvuldig te gebruiken. Dit houdt bijvoorbeeld in dat dieren, die niet met het betreffende vangmiddel mogen worden gevangen, onverwijld dienen te worden vrijgelaten.
Zijn er regels die bepalen hoe vaak een val gecontroleerd moet worden op de aanwezigheid van levende dieren? Zo ja, welke? Zo nee, op welke wijze wordt dan gegarandeerd dat in vallen gevangen dieren zo min mogelijk lijden?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u dat het vangen en doden van vossen in de kraam- en zoogtijd niet gewenst is? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen om dit te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De kraam- en zoogperiode van vossen valt samen met het broedseizoen van op de grond broedende vogels. Het is juist vanwege schade aan op de grond broedende vogels dat de vos is aangewezen als landelijke schadesoort, die in het gehele land jaarrond mag worden bestreden.
Kunt u uiteenzetten op welke manier de dieren die met een vangkooi worden gevangen, gedood mogen worden? Op welke wettelijke regels is dit gebaseerd?
Artikel 73 van de Flora- en faunawet gebiedt dat bij de bestrijding van schade onnodig lijden van dieren wordt voorkomen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak uit het artikel «Naast de val een diepe put graven en dat beest er in gooien. Dat mag wel»?2 Kunt u aangeven hoe toezichthouders wat u betreft met dergelijke oplossingen om zouden moeten gaan?
De toezichthouder moet dan proces-verbaal opmaken, vanwege dierkwelling.
Dergelijk gedrag zal niet getolereerd worden.
Bent u bereid een verbod in te stellen op het gebruik van niet-selectieve vangmiddelen, zoals de vangkooi? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het houden van powerboatraces in de Waddenzee |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Klopt het dat er een vergunningaanvraag op uw bureau ligt voor het houden van de Grand Prix of the Sea op de Waddenzee, een driedaagse «powerboatrace»? Zo ja, wanneer beslist u over deze aanvraag? Zo nee, hoe zit het dan?1
Nee. Ik heb een handhavingsverzoek in het kader van de Flora- en faunawet ontvangen van de Waddenvereniging. Dit handhavingsverzoek is echter niet meer aan de orde, omdat de organisatie het evenement heeft afgeblazen. Omdat de organisatie het evenement volgend jaar wel doorgang wil laten vinden, heb ik de organisatie erop gewezen dat het evenement mogelijk strijdig is met de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet en dat, als dat zo is, het evenement geen doorgang kan vinden zonder dat daarvoor dezerzijds ontheffing is verleend. Ik heb de organisatie geadviseerd een ontheffingsprocedure te starten.
Wat vindt u van het idee om supersnelle boten met zware motoren tot wel 225 km per uur te laten scheuren in een «aquarena» in een beschermd natuurgebied? Deelt u de mening dat een dergelijke Grand Prix ongewenst is gezien de grootschalige verstoring die het veroorzaakt voor het leven in en rond (een beschermd deel van) de zee? Zo nee, vindt u dan dat een autorace op de Veluwe ook moet kunnen?
In zijn algemeenheid is het zo dat activiteiten met een mogelijke verstorende of verslechterende invloed op instandhoudingsdoelstellingen in een Natura 2000-gebied zoals de Waddenzee worden onderworpen aan het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet. Zo’n activiteit kan alleen toegestaan worden, indien de zekerheid is verkregen dat er geen significante gevolgen zullen optreden voor de instandhoudingsdoelstellingen. De best beschikbare wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld over de effecten van onderwatergeluiden op bruinvissen, moet bij deze effectbeoordeling gebruikt worden. Alle activiteiten moeten op dezelfde wijze worden getoetst en de cumulatieve effecten van al deze activiteiten moeten worden meegewogen, op de korte termijn door alle andere bekende activiteiten mee te wegen, voor de langere termijn op basis van monitoringsgegevens en trendanalyses van de staat van instandhouding van de beschermde natuurwaarden. Het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen staat voorop, activiteiten die daaraan niet in de weg staan zijn in dat kader niet onwenselijk.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland is in deze het bevoegd gezag. Ik ga ervan uit dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland weloverwogen, in het licht van hetgeen ik hiervoor heb uiteengezet, tot een besluit is gekomen. Tegen het betreffende besluit is bovendien bezwaar en beroep mogelijk.
De Waddenvereniging heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De door de Waddenvereniging gevraagde voorlopige voorziening is niet toegewezen. In de bodemprocedure moet nog uitspraak worden gedaan.
Of aanvankelijk de vergunningaanvraag is geweigerd en vervolgens wel is verleend, is mij niet bekend. Voor het verkrijgen van het betreffende besluit en de onderliggende stukken op basis waarvan het besluit is genomen, kunt u zich wenden tot de provincie Noord-Holland.
Bent u bereid om, gelet op de overlast en de verstoring die een powerboatrace zal veroorzaken, het voorzorgbeginsel toe te passen en de benodigde vergunning te weigeren? Zo nee, hoe zal uw toestemming voor een verstorend spektakel met raceboten in de Waddenzee zich verhouden tot beperkende maatregelen in de visserijsector die vanuit de opgave de mariene natuur te beschermen reeds zijn opgelegd en nog zullen volgen? Deelt u de mening dat een ruimhartige benadering van de vergunningaanvraag voor de powerboatraces het draagvlak voor natuurbeschermende maatregelen in de visserijsector op het spel kan zetten? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onverstandige zet zou zijn? Zo nee, waarom denkt u van niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de provincie Noord-Holland eerst geen vergunning verleende op basis van de second opinion van Altenburg & Wymenga, maar dat na aanvullende informatie van de organisatie de vergunning wel werd verleend? Zo ja, bent u bereid deze aanvullende informatie op te vragen en naar de Kamer te zenden tezamen met de second opinion en het oorspronkelijke IMARES rapport? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien voorschrijdend wetenschappelijk inzicht uitwijst dat onderwatergeluid in de Noordzee schade toebrengt aan vissen en zeezoogdieren en migraties verstoort, een verdere toename van dit geluid onwenselijk is en in strijd is met de wettelijke verplichtingen ter bescherming van deze soorten? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het toestaan van powerboatraces in een beschermd natuurgebied gezien de verstorende en verontrustende werking op vogels, vissen en zeezoogdieren niet in lijn is met de zorgplicht die voortvloeit uit de Flora- en faunawet? Zo nee, waar baseert u dat op?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien bruinvissen erg gevoelig zijn voor onderwatergeluid en schepen mijden, het houden van races in hun leefgebied mede gezien de staat van instandhouding niet wenselijk is en dus niet toegestaan kan worden? Zo nee, waar baseert u dat op?3
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten op welke wijze cumulatie, zowel op de korte als lange termijn gezien de vergunning voor vijf jaar is, is meegenomen in de vergunningprocedure? Wordt hierbij ook rekening gehouden met activiteiten op andere dagen zoals de vlootdagen, gezien dit de dieren in het gebied ook verstoort? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u dat wanneer sprake is van een verstoord gebied dit geen vrijbrief is voor het houden van nog meer verstorende activiteiten, gezien de mogelijkheid tot cumulatie en dus optreden van significante effecten toeneemt? Zo ja, bent u bereid in Noord-Holland aandacht te vragen voor cumulatie gezien nu de indruk wordt gewekt dat verdere verstoring in een verstoord gebied geen probleem is?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gezien de bescherming van de Waddenzee een taak van het Rijk is, er bij de provincie op aan te dringen het besluit tot verlenen van een Natuurbeschermingswetvergunning te herzien?4
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat deze races in de Waddenzee gehouden worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat powerboatraces hoe dan ook overlast veroorzaken voor mens, dier, natuur en milieu en om die reden niet aangemoedigd zouden moeten worden? Zo ja, bent u bereid te verklaren dat er voor dergelijke evenementen geen plaats is in de Nederlandse wateren? Zo nee, hoe verklaart u dan de uitspraak van de organisator zelf, die zegt zich «suf te hebben gezocht» naar een locatie die geen overlast veroorzaakte?
Zie antwoord vraag 2.
Ernstige welzijnsproblemen bij dolfijnen in gevangenschap en het overtreden van EU-richtlijnen door onder andere het Dolfinarium in Harderwijk |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Bent u bekend met een nieuwe studie waaruit blijkt dat dolfinaria in veertien EU-lidstaten de vereisten uit de Europese richtlijn 1999/22/EG overtreden, waaronder het Dolfinarium in Harderwijk?1
Ik ken de genoemde studie. De Europese Richtlijn 1999/22/EG is via het Dierentuinenbesluit geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. Het Dolfinarium in Harderwijk dient daarmee te voldoen aan de voorschriften van het Dierentuinenbesluit en dat is het geval.
Op welke wijze controleert u de naleving van het dolfinarium en andere dierentuinen aan de vereisten uit de richtlijn 1999/22/EG over het houden van wilde dieren? Hoe vaak heeft u de afgelopen vijf jaar overtredingen geconstateerd?
Voorafgaand aan de verstrekking van een vergunning op grond van het Dierentuinenbesluit worden de dierentuinen geïnspecteerd. Die inspectie wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie dierentuinen. Ook in het geval er grote wijzigingen worden doorgevoerd, vindt een voorafgaande inspectie plaats.
Na de vergunningverlening controleert de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) de dierentuinen. Dienst Regelingen (DR) verzorgt een controleopdracht in overleg met de nVWA. Alle dierentuinen zijn de afgelopen vijf jaar gecontroleerd. Ieder jaar controleert de nVWA een aantal dierentuinen aan de hand van de voorschriften in het Dierentuinenbesluit en de voorwaarden in de verstrekte vergunning.
Bij deze controles zijn alleen administratieve overtredingen geconstateerd. Het Dolfinarium is in de periode 2006–2011 drie maal gecontroleerd.
Wat vindt u van de bevinding dat geen enkele dolfijn, gehouden in een Europees dolfinarium, de mogelijkheid blijkt te hebben om natuurlijk gedrag te vertonen? Wat vindt u van de waarneming dat stress en stereotiep gedrag algemene verschijnselen zijn bij in gevangenschap gehouden dolfijnen?
Ieder in gevangenschap levend dier leeft onder meer beperkingen dan een dier dat in de vrije natuur leeft. Daarom rust op de houder de plicht om de mogelijkheid te creëren dat het dier zoveel mogelijk het soorteigen gedrag kan vertonen, dan wel het dier op een andere verantwoorde wijze te houden met het oog op het welzijn en de gezondheid. Het Dolfinarium gaat op zeer verantwoorde wijze om met de dolfijnen, ook tijdens de trainingen. De dolfijnen worden gehouden in overeenstemming met de «husbandry guidelines» (internationale richtlijnen voor houden en huisvesten) voor deze soort. Ik verbind hier dan ook geen beleidsconsequenties aan.
Onderschrijft u de conclusie dat dolfijnen de mogelijkheid om normaal gedrag te vertonen ook nooit kunnen krijgen in gevangenschap, gezien zij complexe en hoog intelligente sociale dieren zijn die in het wild lange afstanden afleggen en leven in sociale groepen? Zo ja, welke beleidsconsequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet en welke wetenschappelijke onderbouwing kunt u geven voor uw opvatting?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de bevinding dat dolfinaria de natuurlijke leefomgeving van dolfijnen niet kunnen nabootsen in gevangenschap? Zo nee, op welke wetenschappelijk inzichten baseert u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de bevindingen van het rapport dat dolfijnenshows geen educatieve bijdrage blijken te leveren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op grond van het Dierentuinenbesluit biedt het dolfinarium een educatie- en informatieprogramma aan. Daarbij worden de dieren zoveel mogelijk binnen de biologische en ecologische context geplaatst. De visitatiecommissie beoordeelt dit educatief en informatief programma. Recreatie in dierentuinen biedt een lage drempel om met educatie in aanraking te komen.
Onderschrijft u de conclusie van recent wetenschappelijk onderzoek2 dat tot op heden er geen overtuigend of zelfs maar suggestief bewijs is voor de bewering dat dierentuinen en aquaria bijdragen aan de gedragsverandering, educatie of belangstelling voor bescherming van dieren bij de bezoekers? Zo nee, kunt u toelichten wat concreet de educatieve waarden zijn van deze parken en hoe dit is gekwantificeerd?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de gevonden gezondheids- en veiligheidsgevaren tussen directe interactie van bezoekers met dolfijnen? Welke conclusies verbindt u aan deze gevaren?
In Nederland bestaat in de regel geen directe interactie tussen publiek en dolfijn.
Bent u, gelet op de opnieuw aangetoonde negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn en het ontbreken van educatieve waarden van het tentoonstellen van dieren, bereid om te komen tot een verbod op dolfijnenshows en het houden van dolfijnen voor commerciële doeleinden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom wilt u zich niet aansluiten bij landen als Cyprus en Slovenië die hier al wel toe zijn overgegaan?
Ik zie erop toe dat het welzijn en de gezondheid van de dolfijnen in het Dolfinarium optimaal gewaarborgd zijn. Dolfijnen staan in de belangstelling bij het publiek en de shows worden daarom druk bezocht. De dolfijnenshow en het dierenpark bieden educatie en informatie. Ik ben niet bereid om dolfijnenshows te verbieden.
Bent u bereid ook bij andere lidstaten aan te dringen op navolging van de voorlopers Cyprus en Slovenië en te pleiten voor een Europees verbod op dolfijnenshows en een uitfasering van het houden van dolfijnen in gevangenschap? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u uiteenzetten welke acties uw ambtsvoorganger en uzelf hebben ondernomen op de aangenomen motie van de leden Ouwehand en Thieme3 voor een Europees import- en handelsverbod van in het wild gevangen dolfijnen? Wat is tot nu toe het resultaat geweest van deze inspanningen en welk vervolg gaat u geven aan de uitvoering van deze motie?
Alle soorten dolfijnen staan op Bijlage A van de Europese Verordening die het Internationale CITES-verdrag implementeert. Dit houdt in dat het niet mogelijk is voor commerciële doeleinden uit het wild gevangen dolfijnen in de EU te importeren.
Voor niet commerciële doeleinden is wildvang onder zeer strikte voorwaarden eventueel mogelijk. Van deze mogelijkheid wordt in de EU nauwelijks gebruik gemaakt. De meeste dolfijnen zijn in gevangenschap geboren. Ik ben van mening dat de motie uitgevoerd is en de regelgeving voldoende waarborgen voor wildvang stelt.
Bent u met ons geschrokken van de verwachting van de onderzoekers dat wanneer het aantal dolfinaria in Europa gelijk blijft of uitbreidt, er mogelijk nieuwe vangsten van dolfijnen uit het wild zullen plaatsvinden? Deelt u de mening dat het zaak is snel werk te maken van een import- en handelsverbod van in het wild gevangen dolfijnen en het instellen van een moratorium op nieuwvestiging of uitbreiding van dolfinaria?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid de Europese Commissie te vragen inbreukprocedures te starten tegen lidstaten die Richtlijn 1999/22/EG overtreden? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik zie geen aanleiding voor zo’n verzoek.
Deelt u de mening dat er in elk geval op korte termijn een openbare database zou moeten komen met informatie over het aantal walvisachtige soorten dat in de Europese Unie in gevangenschap wordt gehouden en op welke plaatsen? Zo ja, bent u bereid hiervoor te pleiten in Brussel? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt uw opvatting zich tot de uitspraak van uw adviesorgaan de Raad voor Dierenaangelegenheden dat er ten behoeve van het dierenwelzijn in elk geval zicht moet zijn op de dieren die in een samenleving gehouden worden?
Nee, een dergelijke Europese openbare database heeft niet mijn prioriteit om in Europa te bespreken.
De toezeggingen aan de heer Robesin ten aanzien van ontpoldering in Zeeland |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de open brief van de heer Robesin aan u gericht op 16 juni 2011? Herinnert u zich het plenaire debat van 26 april 2011 over dit onderwerp?
Ja ik ken de brief en herinner mij het debat.
Deelt u de mening dat uit genoemde brief blijkt dat er in ieder geval voor het genoemde Statenlid een duidelijk verband bestond tussen zijn stemgedrag enerzijds en de bij hem gewekte verwachting dat er geen sprake zou zijn van ontpoldering anderzijds? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak gedaan tijdens het plenaire debat van 26 april jl. «er zijn geen toezeggingen gedaan»? Zo nee, bent u dan van mening dat het genoemde Statenlid een andere kijk op de werkelijkheid heeft dan u?
Het is niet aan mij om daar een oordeel over uit te spreken. De discussie in het bedoelde debat ging over toezeggingen die zouden zijn gedaan om daarmee de steun van een meerderheid van de Eerste Kamer te verwerven. Dergelijke toezeggingen zijn niet gedaan.
Deelt u de mening dat de passage in de genoemde brief «op 23 mei heb ik de coalitie een dienst bewezen, in de hoop en de verwachting dat ontpoldering Zeeland eindelijk (!) bespaard zou blijven» niet anders gelezen kan worden dan in de zin dat er bij het genoemde Statenlid in ruil voor een u welgezind stemgedrag verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van het achterwege blijven van ontpoldering? Zo ja, bent u dan nog steeds van mening dat er geen sprake is van «de schijn dat er wel iets is gebeurd»? Zo nee, hoe leest u deze passage dan wel?
Nee. In het regeerakkoord is reeds aangekondigd dat in overleg met Vlaanderen een alternatief ontwikkeld zal worden voor de ontpoldering van de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen. Dit betekent dat er verwachtingen zijn gewekt bij het verschijnen van het regeerakkoord. Het kabinet zal de in het regeerakkoord gemaakte afspraak gestand doen. Staatssecretaris Bleker heeft hierover op 17 juni een brief aan uw Kamer gestuurd.
Hebt u in een gesprek met het genoemd Statenlid op 23 mei 2011 hem inderdaad «voldoende duidelijk» gemaakt «dat niet mocht worden getwijfeld aan de maximale inzet van het kabinet om het ontpolderingspook uit Zeeland eens en voorgoed te verjagen»? Zo ja, deelt u onze mening dat, omdat in datzelfde gesprek ook gesproken is over de Eerste Kamerverkiezing, dit door genoemd Statenlid kon worden opgevat als een politieke toezegging? Zo nee, begrijpt u dat genoemd Statenlid het zo heeft kunnen vatten?
Zoals ik ook tijdens het plenaire debat van 26 april 2011 heb gezegd doe ik geen inhoudelijke mededelingen over het gesprek dat dhr. Wilders en ik op 14 april 2011 met dhr. Robesin hebben gevoerd. Het betrof een vertrouwelijk gesprek. Ik wil bij deze nogmaals bevestigen dat er geen toezeggingen zijn gedaan aan betrokkenen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Kamerdebat over de ontpoldering in Zeeland?
Ja.
Correspondentie met de Europese Commissie over de afbraak van het natuurbeleid |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u het artikel uit de NRC-Next van 19 mei 2011, de dag ná het debat over Natura 2000?
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie een informatieverzoek heeft gedaan inzake het natuurbeleid, zoals voorgenomen door het Kabinet?
Ik heb de EU-pilot brief inmiddels op vertrouwelijke wijze uw Kamer doen toekomen.
Klopt het dat dit de eerste stap is in een ingebrekestelling?
Nee. Het gaat om twee verschillende procedures. Deze brief is verzonden in het kader van de EU Pilot met het doel om op ambtelijk niveau en op informele wijze informatie in te winnen.
Een ingebrekestelling is de eerste fase van de formele infractieprocedure, zoals beschreven in artikel 258 van het EU Verdrag. Daar is in het onderhavige geval geen sprake van.
Klopt het dat in het informatieverzoek is gevraagd naar Hedwigepolder, het Kierbesluit, het ontgrenzen van twee natura 2000-gebieden, het soortenbeleid en het loslaten van milieukwaliteitdoelstellingen
Zie antwoord vraag 2.
Welke onderwerpen zijn er nog meer aan de orde?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in geval van ingebrekestelling een boete van maximaal 300 000 euro kan worden verwacht?
Nee. Een boete kan alleen door het Europese Hof van Justitie worden opgelegd wanneer een lidstaat al door datzelfde Hof is veroordeeld voor een schending van het Europees recht, maar deze schending niet binnen een bepaalde termijn ongedaan heeft gemaakt. Een ingebrekestelling door de Europese Commissie is de eerste stap van de administratieve fase van de infractieprocedure die vooraf gaat aan het eventuele aanhangig maken van de zaak bij het Hof van Justitie door de Europese Commissie.
In beslag genomen dieren die worden doorgevoerd als voer |
|
Dion Graus (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Overheid verkocht konijnen als slangenvoer»?1
Ja, ik ben van deze berichtgeving op de hoogte.
Klopt de berichtgeving dat in beslag genomen mishandelde dieren door Dienst Regelingen (DR) met enige regelmaat worden doorverkocht aan handelaren die deze dieren als voer voor onder andere slangen gebruiken? Zo ja, Deelt u de mening dat DR bovengenoemde dieren dient op te vangen, te verzorgen en te herplaatsen in plaats van hulpbehoevende dieren als voer te verhandelen?
In beslag genomen dieren worden ondergebracht bij opslaghouders waarmee door de overheid een overeenkomst is gesloten. Bij deze opslaghouders krijgen de dieren alle zorg die zij nodig hebben. Dieren worden zo zorgvuldig mogelijk herplaatst.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van handelaren, particulieren en asielen. Gezelschapsdieren worden geplaatst bij een particulier of asiel. Bij grote groepen gezelschapsdieren wordt in eerste instantie gekeken of de dieren kunnen worden geplaatst bij particulieren of asielen. Indien dit niet mogelijk is worden dieren verkocht aan een handelaar. Een handelaar besluit zelf aan wie hij het dier doorverkoopt.
De meeste konijnen in genoemd artikel zijn verkocht aan een handelaar die zowel dieren bij dierenwinkels heeft geplaatst als dieren naar de slacht heeft gebracht. Een aantal konijnen is geplaatst via een dierenbeschermingsorganisatie.
Voor in beslag genomen dieren betekent dit dat per geval bekeken wordt wat de beste optie van plaatsing is. Dit houdt in dat er in de eerste plaats bij plaatsing zoveel mogelijk naar het welzijn van het dier gekeken wordt. Daarnaast wordt het kostenaspect in de gaten gehouden.
Het geld dat de konijnen hebben opgebracht bij verkoop is bedoeld ter compensatie van de kosten die de overheid heeft gemaakt voor het opvangen en verzorgen van de dieren.
In dit kader is de motie Ouwehand 28 973 nr. 72 aangenomen die de regering verzoekt verbetervoorstellen te doen voor de opslag van in beslag genomen dieren en uitspreekt dat in beslag genomen dieren nooit terug de handel in mogen gaan als (slangen)voer. Over de uitvoering van deze motie wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Bent u bereid deze handelpraktijken per direct stop te zetten en het door DR onterecht verkregen geld over te maken aan Stichting Knaagdierenopvang Het Knagertje te Den Haag, welke datgene doet wat de overheid al jaren verzaakt?
Zie antwoord vraag 2.
De mogelijke vrijlating van damherten nabij Nederlands grondgebied |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «LLTB fel tegen Duitse damherten»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat vrijlating van de damherten, die nu in het oude munitiedepot tussen Swalmen en Brüggen lopen, ongewenst is gezien de hoeveelheid schade die zij veroorzaken aan ondermeer flora & fauna en landbouwgewassen?
De ervaring in Nederland leert dat damhertenpopulaties schade aan landbouwgewassen en aan natuurwaarden kunnen veroorzaken. Tevens kunnen zij een probleem vormen voor de verkeersveiligheid (TK, 2006–2007, nr. 1592).
Bent u betrokken bij de Duitse planvorming omtrent het vrijlaten van damherten in het gebied tussen Swalmen en Bruggen? Is daarbij een paragraaf opgenomen «hoe om te gaan met eventuele schade»? Zo ja wie betaalt deze schade en zijn daar middelen vanuit het faunafonds voor beschikbaar? Zo nee, bent u van plan om in overleg te treden met het Duits bevoegd gezag omtrent deze kwestie?
Sinds het in werking treden van de Flora- en faunawet is faunabeleid de verantwoordelijkheid van de provincies. Het is daarom aan de provincie Limburg om in overleg te treden met het Duitse bevoegd gezag.
Wel heb ik van de provincie Limburg begrepen dat op basis van hun faunabeleid het gebied Maas-Swalm-Nette-Meinweg als een kansrijk leefgebied voor grote hoefdieren zoals het damhert is aangemerkt.
Deelt u de opvatting dat dergelijke projecten alleen doorgang mogen vinden als er voldoende draagvlak is bij alle betrokken partijen?
Het na te streven evenwicht tussen instandhouding van de soort en het beschermen van de in de Flora- en faunawet genoemde belangen dient met alle betrokken partijen in een faunabeheerplan te worden overeengekomen.
Bent u ervan op de hoogte dat damherten een beter zichtveld hebben dan bijvoorbeeld edelherten en reeën waardoor zij moeilijker te beheren zijn? Zo ja, indien het project doorgaat hoe wilt u schade aan flora en fauna, landbouwgewassen en het verkeer voorkomen?
Damherten hebben weliswaar een beter gezichtsvermogen dan edelherten en reeën, maar dit wordt gecompenseerd door een geringer gehoor- en reukvermogen, waardoor damherten niet moeilijker te beheren zijn.
Klopt het dat voor het damhert diverse leefgebieden zijn aangewezen? Ligt een van deze (of meerdere) gebieden in de nabijheid van Swalmen? Bent u van mening dat het aantal leefgebieden alleen kan worden uitgebreid indien duidelijke afspraken zijn gemaakt over beheer en schadeafwikkeling of niet moet worden uitgebreid?
Nee, er zijn geen leefgebieden aangewezen voor damherten. Wel zijn er leefgebieden aangewezen voor edelherten en wilde zwijnen.
Wat is de huidige juridische status van damherten? Biedt dit voldoende ruimte om bij eventuele vrijlating op Nederlands grondgebied een nulstandbeleid te hanteren?
Damherten worden aangemerkt als beschermde inheemse diersoort in de zin van artikel 4 van de Flora- en faunawet (Ffwet). Op grond van artikel 67 Ffwet kan de stand van het damhert op bepaalde gronden worden ingeperkt, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de duurzame staat van instandhouding van de soort.
Op basis van het vigerend faunabeheerplan hebben Gedeputeerde Staten echter een ontheffing verleend voor het doden van damherten.
Dit betekent dat de faunabeheereenheid dieren die uit Duitsland over de landsgrens lopen, kan laten doden door jachtaktehouders.
De import van vlees van mishandelde paarden uit Argentinië |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kent u de beelden en het rapport van de Belgische dierenrechtenorganisatie GAIA over de gruwelijke mishandeling van Argentijnse slachtpaarden voor Belgische consumptie?1
Ja.
Wat vindt u van de beelden waarop te zien is hoe de zwaar verwaarloosde dieren door honden worden gebeten, met minachting worden geslagen, gebrandmerkt en op transport worden geschopt?
Ik hecht veel waarde aan het welzijn van dieren. De beelden wekken dan ook afschuw op.
Importeert Nederland ook paardenvlees uit Argentinië, Mexico en/of Brazilië? Uit welke landen importeert Nederland nog meer paardenvlees?
Er komt paardenvlees op de Europese markt uit Argentinië en Brazilië. Daarnaast is er zeer beperkte import vanuit Canada.
Kunt u een uiteenzetting geven van de dierenwelzijnsgaranties die Nederland bij de import van paardenvlees vraagt en op welke wijze daarop wordt gecontroleerd?
Vlees dat uit derde landen in de EU wordt geïmporteerd moet afkomstig zijn van door de EU erkende slachthuizen.
Door de EU erkende slachthuizen dienen te voldoen aan de EU verordeningen en richtlijnen betreffende dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid en voedselhygiëne. In het kader van dierenwelzijn speelt met name Richtlijn 93/119/EG inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden een rol. De officiële dierenarts in het verzendende land verklaart dat aan de betreffende bepalingen van de EU regelgeving is voldaan, door middel van een certificaat bij het vlees wat wordt geïmporteerd.
De Food and Veterinary Office (FVO) inspecteert de door de EU erkende slachthuizen. In april/mei 2010 heeft de FVO Argentinië bezocht. Zij geven aan dat in alle bezochte slachthuizen het welzijn was gerespecteerd op het moment van slachten. Tijdens een inspectie in Mexico in november/december 2010 werd geconstateerd dat controles op gebied van dierenwelzijn zijn verbeterd en dat geen grote tekortkomingen zijn geïdentificeerd.
Bent u bereid om op Europees niveau een importverbod van paardenvlees uit Argentinië, Mexico en Brazilië te bepleiten? Zo ja, binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Gelet op de uitkomsten van de FVO-inspecties is er geen grond voor een importverbod van paardenvlees uit deze drie landen. De Nederlandse regering zet zich er wel voor in om een paragraaf over dierenwelzijn op te nemen in bilaterale handelsakkoorden (free trade agreements) met onder andere Mercosur.
Van dit samenwerkingsverband van Zuid-Amerikaanse landen zijn Argentinië en Brazilië lid, en heeft Mexico een observerende functie. Op dit moment zijn de onderhandelingen met Mercosur over de free trade agreements nog gaande.
Het gebruik van een wildredder bij maaiwerkzaamheden |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Electronische «wildredder» voorkomt slachtoffers»?1
Ja.
Zijn er het afgelopen jaar overtredingen geweest met betrekking tot de vereisten vanuit de Flora- en faunawet en maaiwerkzaamheden? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, hoe vindt de controle hier op plaats?
Dit soort overtredingen komen aan het licht wanneer melding wordt gedaan van het ongeluk of van de vondst van het slachtoffer. Dergelijke meldingen zijn voor 2010 niet bekend. De Rechtbank van Zutphen heeft op 13 september 2010 wel een bedrijf veroordeeld voor het overrijden van drie reekalveren tijdens maaiwerkzaamheden. Deze overtreding vond plaats in juni 2009. De rechter heeft een voorwaardelijke boete van € 500 opgelegd.
Klopt het dat de weidevogelstand nog steeds achteruitgaat en dat het beheer van gebieden, waaronder het maaien, hierin een belangrijke rol speelt?
Ja, maar er zijn ook steeds meer successen, zoals het mozaïekbeheer voor weidevogels, waarbij meerdere agrariërs betrokken zijn en er met een gebiedscoördinator flexibel en effectief wordt ingezet op een groter gebied.
Onderschrijft u dat als er nieuwe technologische ontwikkelingen zijn die de kans op slachtoffers als gevolg van maaien sterk verminderen, deze breed ingezet zouden moeten worden? Zo ja, bent u bereid het gebruik van de wildredder verder te stimuleren en te faciliteren? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo neen, waarom niet?
Het inzetten van de wildredder is slechts een van de mogelijkheden om de kans op slachtoffers als gevolg van maaien te verminderen, van binnen naar buiten maaien is een andere mogelijkheid. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de maaier om zodanige maatregelen te treffen dat ongelukken worden voorkomen.
Het bericht dat provincies de burger niet laten meebeslissen |
|
Gerard Schouw (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op met het bericht «Provincies laten burger niet meebeslissen»?1
In het betreffende bericht wordt verwezen naar een op verzoek van het ministerie van EL&I uitgevoerde beknopte inventarisatie van burgerparticipatie in provinciaal landschapsbeleid. Een van de conclusies van de onderzoekers is dat er een grote hoeveelheid en diversiteit aan instrumenten is die door de provincies wordt toegepast. In alle fasen van de beleidscyclus zetten provincies beleidsinstrumenten met een component burgerparticipatie in. Burgers worden vooral geïnformeerd, geconsulteerd en een adviserende rol gegeven. Naar mijn mening doet het bericht onvoldoende recht aan de inspanningen die provincies op dit terrein worden verricht.
Kunt u uiteenzetten of en zo ja op welke manier u samen met de provincies een «dialoog over burgerparticipatie en landschap» aangaat zoals wordt aanbevolen door het rapport «Burgerparticipatie in provinciaal landschapsbeleid»?2
In de Agenda Landschap is onder het motto «het wordt mooier als u meedoet» het belang van de betrokkenheid van burgers en ondernemers bij het landschap onderschreven. In het kader van deze Agenda – die inmiddels vrijwel is afgerond – heeft het rijk een aantal acties uitgevoerd om te helpen faciliteren dat betrokkenheid bij en participatie van burgers in het landschap wordt versterkt. Zo is onder meer samen met de provincies en een aantal andere partijen een communicatiecampagne «Een mooier Landschap, maak het mee» gestart, is een vijftal burgerinitiatieven ondersteund met kennis en procesbudget en heeft een Community of Practice plaatsgevonden voor lokale landschapscoördinatoren die participatie van burgers in het landschapsbeleid willen versterken. Daarnaast heeft onderzoeksinstituut Alterra uitgebreid onderzoek verricht naar vele aspecten van burgerparticipatie in relatie tot landschap hetgeen geresulteerd heeft in een vijfdelige reeks Burgers en Landschap. Er is dus al sprake van een gesprek over burgerparticipatie, niet alleen met provincies maar met een bredere groep van betrokkenen die van betekenis is voor het landschap.
Klopt de conclusie dat het huidige proces de betrokkenheid van burgers beperkt tot mee praten, zonder ze een rol te geven in het meebeslissen en bijdragen aan landschapsbeleid? Deelt u de mening dat lokaal draagvlak voor landschap essentieel is voor de realisatie van de provinciale doelen voor landschap?
Vanzelfsprekend – en daarin verschilt landschapsbeleid niet van andere beleidsvelden – is lokaal draagvlak essentieel voor het bereiken van doelen. Zoals ook uit dit onderzoek blijkt, laat de praktijk een grote variatie zien in de wijze waarop burgers worden betrokken bij het landschapsbeleid.
De conclusie zoals hier door u verwoord deel ik niet. De onderzoekers constateren dat door de provincies met name de eerste drie treden van de participatieladder (informeren, raadplegen en adviseren) worden benut bij het betrekken van burgers. Het coproduceren en meebeslissen door burgers is, aldus de provinciale respondenten, meer aan de orde op het lokale niveau. Dat wil zeggen bij concrete projecten. Hiervan zijn overigens ook inspirerende voorbeelden bekend.
Wat is uw reactie op de conclusie dat slechts een kleine groep actieve burgers geactiveerd wordt? Deelt u de mening dat het betrekken van burgers bij de hogere treden van de participatieladder zou kunnen leiden tot een hogere mate van betrokkenheid bij het landschapsbeleid op provinciaal niveau?
Actieve burgers vragen om een andere overheid. In het algemeen blijkt uit de praktijk dat het betrekken van grote en diverse groepen burgers bij beleid, hoe gewenst ook, een lastige opgave is. Dit vraagt om een nieuwe ambtelijke, bestuurlijke en politieke cultuur die nog volop in ontwikkeling is. Dit geldt des te meer wanneer er niet alleen sprake is van burgerparticipatie maar van burgerinitiatief. In het najaar zullen wij de Tweede Kamer hier nader over informeren met de agenda hedendaags burgerschap. Deze is aangekondigd in de brief over de wijkenaanpak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 30 995, nr. 87).
Zoals u weet heeft het kabinet besloten een groot deel van de taken met betrekking tot het landschaps- en natuurbeleid te decentraliseren naar de provincies. Ik hecht er aan te vermelden dat het aan de provincies – en gemeenten – zelf is te besluiten op welke wijze zij burgers willen betrekken bij de ontwikkeling en -uitvoering van hun landschapsbeleid.
Wij ondersteunen andere overheden daar wel in. Zo werkt de Vereniging Nederlandse Gemeenten samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het programma In Actie met Burgers. Dit programma richt zich op het stimuleren van burgerparticipatie bij beleid op het lokale niveau door lokale bestuurders te informeren en hen te stimuleren burgers beter te betrekken bij beleid en ruimte te bieden voor burgerinitiatieven. Ook (ambtelijke) professionals worden ondersteund. Zie onder meer het participatieportal.nl.
Het Centrum Publieksparticipatie (CPP) werkt in opdracht van verschillende departementen. Het adviseert over de wijze waarop het publiek passend en professioneel betrokken wordt bij de besluitvorming over projecten en ondersteunt waar nodig de bewaking van het participatieproces en de uitvoering ervan. Het CPP gaat zich de komende maanden oriënteren op verbreding van haar dienstverlening naar provincies en gemeenten. Verder is er vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aantal publicaties verschenen die tot doel hebben verschillende doelgroepen te helpen bij het vormgeven van burgerparticipatie, zoals «Procesbegeleiding in participatietrajecten» voor professionals en «De raad en burgerparticipatie» voor (nieuwe) raadsleden.
Deelt u de mening dat het van belang is een grote, afwisselende groep burgers te betrekken bij het landschapsbeleid? Op welke wijze denkt u een evenwichtigere participatie te kunnen realiseren? Vindt u dat de noodzaak hiervoor toeneemt bij verdere decentralisatie van het beleid naar de provincies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u aanleiding stappen te ondernemen om de participatiegraad van burgers bij provinciaal landschapsbeleid te bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen wilt u ondernemen? Kunt u de Kamer ook in de toekomst informeren over de ontwikkeling van de mate van betrokkenheid van burgers bij het beleid?
Zie antwoord vraag 4.
Verwacht u een hogere betrokkenheid en participatie van burgers bij de taken die u voornemens bent te decentraliseren, wanneer deze zijn gedecentraliseerd? Hoe wilt u de participatie bij deze te decentraliseren taken stimuleren? Zijn er vergelijkbare onderzoeken voor andere recent gedecentraliseerde bevoegdheden of voor beleidsterreinen waar de komende jaren sprake is van een nieuwe decentralisatieslag?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht "Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast" |
|
Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast»?1
Ja.
Klopt het dat Defensie handelt naar de verleende ontheffing van artikel 75 van de Flora- en Faunawet welke geldt tot en met 1 oktober 2011?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel het in totaal gaat kosten om alle blaasvarens naar andere locaties in Nederland te verplaatsen? Welke kosten zijn tot dusver al gemaakt?
De kosten die het Ministerie van Defensie heeft gemaakt, zoals inhuur specialisten en het verplaatsen van varens naar verschillende locaties, bedragen tot nu toe € 18 000. Met een nog uit te voeren verplaatsing en controles, of verplaatste varens op nieuwe locaties aanslaan, is € 4000 gemoeid.
Kunt u aangeven of gezien het grote verspreidingsvermogen van de blaasvaren en de verhuizing van groot deel van de blaasvarens nog een verdere bijdrage van Defensie nodig is om de instandhouding van de soort te waarborgen?
De blaasvaren is opgenomen in de Rode Lijst Vaatplanten in de categorie «zeer zeldzaam» en «sterk in aantal afgenomen». De verleende ontheffing om de blaasvarens te verwijderen en deels te verplaatsen is gebaseerd op basis van een door het Ministerie van Defensie opgesteld projectplan. De verleende ontheffing voorziet in een evaluatie, nadat circa driekwart van de blaasvarens is verwijderd. Die evaluatie vindt medio september 2011 plaats. Van belang daarbij is in hoeverre naar elders verplante varens levensvatbaar zijn gebleken. Afhankelijk van deze evaluatie zal in overleg met het Ministerie van Defensie worden besloten hoe om te gaan met de nog resterende populatie.
Deelt u de mening dat de zorgplicht van de Flora- en Faunawet niet zo ver moet reiken dat in dit geval de gehele populatie varens in stand moet worden gehouden en dat de zorgplicht een inspanningsverplichting met zich meebrengt om er zorg voor te dragen dat een levensvatbare populatie van de blaasvaren in kwestie in Nederland blijft bestaan?
Slechts een deel van de inmiddels verwijderde varens is elders herplant. Instandhouding van de gehele populatie is dus niet aan de orde. De verplichting tot de instandhouding van een levensvatbare populatie van de blaasvaren komt voort uit de biodiversiteitsdoelstelling: In 2020 zijn voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig. Die biodiversiteitsdoelstelling zal ook in de nieuwe natuurwetgeving zijn weerslag krijgen.
Acht u het feit dat defensiematerieel op deze wijze zo lang vast komt te staan maatschappelijk, en om operationele redenen, verantwoord?
Het betrof hier 115 niet meer in gebruik zijnde legertrucks. Daarvan resteren er nog twaalf. Na ontvangst van de evaluatie en besluitvorming over de resterende populatie varens (zie mijn antwoord op vraag 4) zullen ook de laatste twaalf trucks kunnen worden weggehaald en is het terrein weer als parkeerplaats zonder beperkingen te gebruiken.
Bent u bereid bij de aanstaande integratie natuurwetgeving deze maatschappelijke idioterie uit de wet te schrappen om herhaling van dit soort absurde situaties te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat legertrucks al twee jaar vaststaan door plantjes |
|
André Bosman (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat legertrucks al twee jaar vaststaan door de aanwezigheid van de zgn. «blaasvaren»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Wat is er zo bijzonder aan de blaasvaren?
Het betreft hier twaalf niet meer in gebruik zijnde legertrucks. De blaasvaren is opgenomen in de Rode Lijst Vaatplanten in de categorie «zeer zeldzaam» en «sterk in aantal afgenomen». De blaasvaren valt onder de beschermde soorten van de Flora- en faunawet.
Is het feit dat deze planten onder legertrucks groeien een bewijs dat ze niet zeldzaam zijn, of een bewijs dat de inzet van deze wielvoertuigen zeldzaam is?
Zie antwoord vraag 2.
Wat bent u voornemens te doen om beweging te krijgen in de legertrucks?
Aanvankelijk ging het om 115 niet meer in gebruik zijnde legertrucks waaronder onder meer blaasvarens groeiden. Het ministerie van Defensie heeft voor deze varens een projectplan opgesteld. Op basis hiervan is voor verplanten van de varens een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet verleend. Inmiddels is een deel van de varens verplant en is het merendeel van de legertrucks niet meer op het terrein aanwezig. Met het ministerie van Defensie is de afspraak gemaakt dat, voordat de laatste varens worden verwijderd, eerst het projectplan wordt geëvalueerd. Die evaluatie vindt medio september plaats. Na ontvangst van de evaluatie zal in overleg met het ministerie van Defensie worden besloten hoe om te gaan met de nog resterende populatie. Van belang in dat verband is in hoeverre naar elders verplante varens levensvatbaar zijn gebleken. Daarna zouden de laatste vrachtauto’s kunnen worden weggehaald en is het terrein weer als parkeerplaats te gebruiken zonder beperkingen.
Is er nog meer defensiematerieel dat niet mag worden verplaatst of niet kan worden gebruikt vanwege zeldzame flora en/of fauna?
Nee.
Zijn er andere defensielocaties waar Defensie niets kan ondernemen vanwege zeldzame flora en/of fauna?
Nee.
Illegale houtexport vanuit Madagaskar |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zolang het loont blijft Madagaskar kappen»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat er ondanks het verbod op houtexport dat de Madagassische regering vorig jaar instelde er toch nog op grote schaal wordt geëxporteerd naar met name China, waar er bedden van rozenhout van $ 1 miljoen van worden gemaakt?
Het in het bericht genoemde onderzoek van Global Witness en de Environmental Investigation Agency geeft aan dat ondanks een verbod toch houtexport plaatsvindt. Corruptie en zwak bestuur, maar ook andere oorzaken, kunnen ten grondslag liggen aan de illegale export van hout en andere producten uit natuurlijke hulpbronnen in arme landen.
Wat vindt u van de betrokkenheid van het Franse transportbedrijf Delmas, dat ook een Nederlandse vestiging heeft bij de export van illegaal hout?
Het transportbedrijf Delmas heeft in een brief aan de Environmental Investigation Agency (EIA) en Global Witness, beide niet gouvernementele milieuorganisaties, aangegeven zich strikt te willen houden aan de regelgeving door onder meer controle van de aanbieders op de legaliteit van het hout en dubbele controle op de exportvergunning. EIA en Global Witness zijn de opstellers van een rapport uit 2010 over de illegale handel in ebbenhout, rozenhout en palissander.
Kunt u uitsluiten dat Nederland illegaal hout uit Madagaskar heeft geïmporteerd?
Ik kan momenteel niet uitsluiten dat illegaal hout uit Madagaskar op de Nederlandse markt komt. Hout kan immers ook via andere EU Lid-Staten of vanuit andere landen worden geïmporteerd waarna het vrij kan worden verhandeld op de EU interne markt. Ik kan om die reden ook niet achterhalen of meubels of andere producten die met Madagassisch hout zijn gefabriceerd op de Nederlandse markt belanden.
Uit importcijfers blijkt wel dat er geen hout rechtstreeks vanuit Madagaskar in Nederland wordt geïmporteerd.
Overigens staat het bestrijden van de handel in illegaal gekapt hout en houtproducten al sinds het begin van deze eeuw hoog op de agenda van de Europese Unie. Het is namelijk bij uitstek een probleem dat een aanpak op EU-niveau vergt. In mei 2003 presenteerde de Europese Commissie het EU Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) actieplan. In het actieplan wordt een vernieuwende aanpak uiteengezet voor de bestrijding van illegale houtkap en worden ontwikkelingslanden gesteund in hun streven naar goed bestuur met behulp van de stimulansen die de Europese interne markt in dit verband kan bieden. Inmiddels heeft het actieplan geleid tot twee belangrijke Europeesrechtelijke instrumenten:
Met deze maatregelen hoopt de EU uiteindelijk de handel in illegaal gekapt hout uit te bannen en de productie en oogst van legaal en duurzaam geproduceerd hout te stimuleren.
Kunt u achterhalen of meubels en andere producten die met Madagassisch hout zijn gefabriceerd op de Nederlandse markt zijn beland?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u nagaan of de Bank of Africa middels het geven van leningen betrokken is bij het kappen en exporteren van illegaal hout?
Hoewel het rapport uit 2009 van de EIA en Global Witness aangeeft dat een bijkantoor van de Bank of Afrika in Madagaskar betrokken is bij de financiering van de export van hout, wordt dit niet verder onderbouwd. De grens tussen legaliteit en illegaliteit is niet zo eenvoudig aan te geven. Europese wetgeving op dit gebied is echter in een vergevorderd stadium.
FMO heeft laten weten niet betrokken te zijn bij de financiering van het kappen en exporteren van illegaal hout uit Madagaskar. Voorts past het niet in het beleid van FMO om dit soort praktijken te financieren.
Wat is u oordeel over de suggestie dat door het steunen van de Bank of Africa ook Europese organisaties waaronder de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) betrokken zijn bij de financiering?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de inzet van natuurorganisaties om rozenhout, waar het in de meeste gevallen om gaat, op te nemen in de lijst van verboden hout van CITES, het VN-verband dat de internationale handel in beschermde planten en dieren aan banden probeert te leggen?
De regering van Madagaskar heeft zelf op 10 juni 2010 een aanvraag ingediend bij de Secretaris-Generaal van CITES, Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, met het verzoek om rozenhout, palissander en ebbenhout op de Appendix III lijst van CITES te plaatsen. In Appendix III staan soorten die op verzoek van een lidstaat op de lijst zijn geplaatst, omdat zij deze nationaal hebben beschermd. Deze lidstaat vraagt daarbij andere partijen om te helpen met de controle en het voorkomen van de illegale handel in die soorten.
Dat ook natuurorganisaties een dergelijk verzoek ondersteunen is een goede zaak.
Uiteraard zal Nederland de handhaving die voortvloeit uit de Appendix III listing volledig uitvoeren. Nederland heeft zich in CITES-kader altijd ingezet voor de opname van houtsoorten op de Appendices. Ik juich het dan ook toe dat Madagaskar deze stap heeft genomen.
Geheimhouding van gegevens over de opgevangen orka Morgan door het Dolfinarium |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het Dolfinarium geen medische informatie over orka Morgan meer wil vrijgeven?1
In de berichtgeving waarnaar in vraag 1 verwezen wordt, staat dat het Dolfinarium het niet nodig acht om bepaalde maatschappelijke organisatie’s medische gegevens te geven. Daartoe is het ook niet verplicht, ook niet op basis van het protocol «Opvang en rehabilitatie». Zoals u in het door u aangehaalde bericht kunt lezen, hebben wetenschappers wel reeds kennis over het DNA van de orka Morgan. Het overleg tussen mijn ministerie en het Dolfinarium verloopt opde gebruikelijke manier. Er zijn tot op dit moment geen plannen ten aanzien van de orka, waarover ik formeel een besluit had moeten nemen.
Wat vindt u van het door het Dolfinarium aangevoerde argument dat het vrijgeven van de medische gegevens de privacy van de orka zou aantasten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de orka inmiddels dagelijks tentoongesteld wordt aan het publiek? Kunt u inzicht geven in de (meer)opbrengsten die het Dolfinarium met deze «attractie» genereert? Zo nee, waarom niet?
Ja, de orka is inmiddels dagelijks van 13.30 tot 16.00 uur voor publiek te zien, als onderdeel van een daaromheen georganiseerd educatief programma, waarbij ook altijd iemand van het Dolfinarium aanwezig is. Ik ben niet verantwoordelijk voor het publiceren van de bezoekersaantallen van het Dolfinarium, noch in het interpreteren van deze aantallen in het licht van de opvang van de orka.
Heeft het Dolfinarium zijn besluit om de gegevens over Morgan voortaan voor zichzelf te houden ter toetsing aan u voorgelegd? Zo ja, wat was daarop uw reactie en wat is daarmee gedaan? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot antwoorden op eerdere vragen waarin u stelt dat het Dolfinarium voornemens is zijn plannen met Morgan aan u voor te leggen? Welke plannen en beslissingen hebben zich in dit licht nog meer aan uw toetsing onttrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Voelt u zich als staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verantwoordelijk voor deze orka? Zo ja, hoe komt die verantwoordelijkheid tot uiting in de precieze beslissings- en bevoegheidsverdeling tussen u en het Dolfinarium? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Jaarlijks worden vele verweesde, verdwaalde, verwonde of verzwakte wilde dieren opgevangen door medewerkers van opvangcentra. Ik ben verantwoordelijk voor de voorwaarden die dergelijke opvang mogelijk maken en de handhaving ervan en acht de opvangcentra verantwoordelijk voor de omgang met de individuele dieren. Deze verantwoordelijkheidsverdeling is ook mijn uitgangspunt inzake orka Morgan.
Mijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de situatie in gebieden onder beheer van Staatsbosbeheer als onderdeel van de rijksdienst is een wezenlijke andere dan die ten opzichte van private partijen die zich, binnen de kaders van wet- en regelgeving, bezig houden met de opvang van dieren in nood.
Kunt u uitleggen hoe uw opstelling in de kwestie Morgan, waarbij u de besluitvorming over de orka volledig over lijkt te laten aan het Dolfinarium, zich verhoudt tot uw opstelling tegenover bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die een overeenkomst heeft moeten tekenen over het gehoorzaam opvolgen van de adviezen van een door u ingestelde, onafhankelijke expertcommissie inzake de Oostvaardersplassen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven in hoeverre experts wereldwijd, en vooral rond de Noorse zee, voorzien zijn van het DNA van Morgan om te helpen bij het vinden van haar familie ten behoeve van het uitgangspunt van de opvang, namelijk terugplaatsing in zee? Bent u met ons van mening dat eventuele expertise en hulp van buiten het Dolfinarium, die het doel van terugplaatsing dichterbij zouden kunnen brengen, moet worden verwelkomd in het belang van de orka?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe deze gegevensstop van het Dolfinarium zich verhoudt tot de doelstelling in het Kwaliteitsprotocol voor de opvang van beschermde dieren op basis waarvan het Dolfinarium ontheffing heeft gekregen? Kunt u toezeggen dat de medische gegevens van de orka alsnog openbaar worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de analyse dat het geheimhouden van de medische gegevens van deze orka de inspanningen van (internationale) experts buiten het Dolfinarium kan hinderen een bijdrage te leveren aan de doelstelling om haar terug te plaatsen in het wild? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat het Dolfinarium voldoende moeite heeft gedaan om een DNA match te vinden om de familie van Morgan te vinden? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?
Ja, het Dolfinarium heeft de expertise ingeroepen van erkende deskundigheid op dit terrein en heeft de uitkomst daarvan opgenomen in het openbare wetenschappelijk rapport.
Deelt u de mening dat er nog steeds een kans bestaat dat familieleden geïdentificeerd worden en dat terugplaatsing in het wild dus niet mag worden uitgesloten? Zo ja, bent u bereid Dolfinarium hiervan op de hoogte te stellen? Zo nee, waarom niet?
Er zal altijd een kans bestaan dat de familieleden worden geïdentificeerd, zolang daar actief naar wordt gezocht. De vraag is of verder zoeken zinvol is, omdat onzeker is of de orka naar de immer rondtrekkende groep familieleden kan worden gebracht en of zij in de groep zal worden opgenomen na een lange periode van afwezigheid.
Bent u bereid het protocol2, op basis waarvan Dolfinarium de ontheffing heeft gekregen om tandwalvissen op te vangen, naar de Kamer toe te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het protocol is als bijlage toegevoegd aan deze brief.3
Deelt u de mening dat de educatieve en wetenschappelijke rol van Morgan bij voortgezet verblijf in een amusementspark sterk ondergeschikt is aan de amusementsrol? Zo ja, bent u bereid verplaatsing naar parken als Sea World uit te sluiten? Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
Nee, ik deel deze mening niet. Het tentoonstellen van een dier en het bestuderen van zijn gedrag kan een educatief en wetenschappelijk doel dienen. Verplaatsing naar een groter park kan uit oogpunt van dierenwelzijn wenselijk zijn als de orka daarmee in een groep met soortgenoten terecht komt.
Deelt u de mening dat ook wanneer geen familieleden gevonden worden, Morgan in een meer natuurlijke omgeving zoals een afgesloten zeearm zou kunnen leven, zonder dat er een attractie van haar wordt gemaakt? Zo ja, bent u bereid dit alternatief nadrukkelijk mee te nemen in de zoektocht naar een geschikter verblijf? Zo nee, waarom niet?
Een natuurlijke omgeving, zoals een afgesloten zeearm, kan een alternatief zijn zolang ook aan andere voorwaarden wordt voldaan zoals de aanwezigheid van soortgenoten en uiteraard een organisatie die over een zeearm kan beschikken en tevens voldoet aan vereisten om orka’s op te vangen of te houden. Het Dolfinarium is op zoek naar een alternatieve opvanglocatie die voldoet aan de internationale voorwaarden voor het houden van orka’s.
Waterkrachtcentrales en visgeleidingssystemen |
|
Diederik Samsom (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er in de bestaande Nederlandse waterkrachtcentrales 20% tot 30% vissterfte optreedt bij vissen die stroomafwaarts migreren, terwijl het wel degelijk mogelijk is om waterkracht te benutten zonder de vissterfte significant te vergroten?1
Ja, het is mij bekend dat in de Rijkswateren bij bestaande waterkrachtcentrales (WKC’s) vissterfte optreedt bij stroomafwaarts migrerende vissen. Ik ben ervan op de hoogte dat er thans nieuwe innovatieve WKC’s beschikbaar zijn die minder vissterfte veroorzaken. Dit zijn doorgaans echter kleinschalige WKC’s met een opgewekt vermogen dat aanzienlijk lager ligt dan de bestaande WKC’s.
In de huidige situatie gaat het echter over bestaande WKC’s in een bestaande infrastructuur waarvoor een oplossing moet worden gezocht om vissterfte zoveel als mogelijk te reduceren. Uiterlijk in 2015 dienen de bestaande WKC’s te beschikken over afdoende visbeschermende maatregelen, zoniet dienen de turbines te worden stilgelegd tijdens de periode van vismigratie, zo zal worden opgenomen in de Watervergunning.
Bent u ervan op de hoogte dat er, ondanks de mogelijkheden, in Nederland nog geen enkele waterkrachtcentrale is uitgerust met een goed werkend visgeleidingssysteem voor stroomafwaarts migrerende vissen?
Ja, op dit moment zijn er voor de bestaande in de Nederlandse Rijkswateren werkende WKC’s (nog) géén goed werkende visgeleidingsystemen voorhanden.
Wat gaat u doen om de combinatie van duurzame energie en bescherming van de visstand mogelijk te maken en de bestaande waterkrachtcentrales zo spoedig mogelijk te voorzien van een goed werkend visgeleidingssysteem (conform motie Van der Vlies)?2
De exploitanten van de bestaande WKC’s in de Maas en de Nederrijn hebben in gesprekken met RWS en EL&I toegezegd om in het najaar 2011 te starten met een aangepast turbinebeheer. Dit houdt in dat de tweede en volgende turbines pas worden aangezet bij een hoger rivierdebiet. Hierdoor ontstaat minder schade aan vis. Uit onderzoek blijkt dat dit aangepast turbinebeheer leidt tot een reductie van 35% aalsterfte ten opzichte van het huidige sterftepercentage. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft het voornemen om dit vast te leggen als verplichting in een te verlenen ambtshalve Watervergunning die in het najaar 2011 zal worden verleend. Verder zal in deze Watervergunning de verplichting worden opgenomen tot het nemen van visbeschermende maatregelen uiterlijk in 2015.
De mogelijke toevoeging van de Noordoostpolder aan de Werelderfgoedlijst |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «De polder wil geen museum zijn»?1
Ja.
Bent u bekend met de voorwaarden en gevolgen die behoren tot de gebieden en gebouwen die behoren tot Werelderfgoedlijst, zoals een beperking bij de aanvraag van een bouwvergunning?
Nederland heeft negen erfgoederen die op de Werelderfgoedlijst staan: Schokland, De Waddenzee, Woudagemaal te Lemmer, De Stelling van Amsterdam, Het Molencomplex Kinderdijk, Rietveld Schröderhuis, Droogmakerij de Beemster, De Grachtengordel Amsterdam en Willemstad in Curaçao. Een plaats van een Nederlands erfgoed op de Werelderfgoedlijst van UNESCO betekent, dat Nederland de internationale verplichting heeft de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed te behouden. Deze uitzonderlijke universele waarde staat beschreven in het nominatiedossier dat Nederland in overleg met de betrokken gemeenten heeft ingeleverd bij het Werelderfgoedcomité van UNESCO. Ruimtelijke ontwikkelingen in een werelderfgoedgebied zijn mogelijk als ze de uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed niet aantasten.
Heeft u de situatie in de Noord-Hollandse Beemster nader onderzocht, waar ondernemers en agrariërs klagen dat het vestigingsklimaat sinds de toevoeging van hun regio aan de Werelderfgoedlijst minder aantrekkelijk is geworden? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt van het Nederlandse werelderfgoedbeleid is dat in werelderfgoederen ruimte is voor economische ontwikkelingen, mits ze de uitzonderlijke universele waarde niet aantasten. Het is mij bekend dat de gemeente Beemster de methode «des Beemsters» heeft ontwikkeld, waarbij ruimtelijke en economische ontwikkelingen kunnen samengaan met het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van de Beemster.
Kunt u nader verklaren of u bereid bent om het draagvlak onder de burgers en ondernemers bindend te verklaren? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer over de Voorlopige Lijst Werelderfgoed hebben Staatssecretaris Bleker en ik aangegeven dat we grote waarde hechten aan draagvlak. Het is één van de drie criteria voor de voordracht van een erfgoed op de Werelderfgoedlijst van UNESCO: voldoende «uitzonderlijke universele waarde», «draagkracht» en «draagvlak» voor de instandhouding. Voldoet een erfgoed niet aan deze drie criteria, dan nomineert het kabinet het erfgoed niet voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De samenstelling van het nominatiedossier, waarin onder andere de mate van draagvlak wordt beschreven, is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of de lokaal verantwoordelijke overheid.
Bent u met ons van mening dat de Noordoostpolder niet op de Werelderfgoedlijst moet komen om te voorkomen dat naast de bezwaren van bewoners, ook de bestaande akkerbouw- en veeteeltbedrijven belemmerd zullen worden in hun bedrijfsvoering en de innovatie van hun bedrijf in de regio?
Het College van B&W van de Noordoostpolder heeft mij op 26 mei 2011 per brief geïnformeerd over zijn standpunt. De gemeenteraad van de Noordoostpolder heeft op 28 april 2011 besloten niet in te stemmen met plaatsing van de Noordoostpolder op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed. Het college wil daarom in deze raadsperiode ten aanzien van dit onderwerp geen actie meer ondernemen. Dit standpunt respecteer ik. Naar aanleiding van het besluit van de gemeenteraad constateer ik dat er onvoldoende draagvlak is voor plaatsing van de Noordoostpolder op de voorlopige lijst. Ik plaats de Noordoostpolder daarom niet op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed.
Gebrek aan provinciale registratie van jachtgegevens |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de bestuursrechter dat de provincie dient te beschikken over een administratie van afgeschoten dieren?1
Ik ben op de hoogte van de aangehaalde uitspraak. De rechtbank concludeert niet dat de Provincie dient te beschikken over een administratie van afgeschoten dieren. De uitspraak van de bestuursrechter volgt op een besluit op bezwaar van gedeputeerde staten (GS) van de provincie Gelderland. In dit besluit hebben GS aangegeven dat toezichthouders zelf bevoegd zijn besluiten te nemen over het al dan niet op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) openbaar maken van documenten die bij hen berusten. Op grond van dat argument hebben GS geweigerd bepaalde informatie te verstrekken.
De rechtbank oordeelt dat voorzover de toezichthouders in dienst van GS zijn, niet gezegd kan worden dat informatie die onder de toezichthouder berust niet onder GS berusten. GS hadden de toezichthouders dus moeten vragen of ze over de opgevraagde gegevens beschikten, voordat ze het Wob-verzoek deels van de hand deden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de provincie geen beschikking heeft over afschotgegevens terwijl zij wel opdrachtgever is? Onderschrijft u dat deze omissie de controlefunctie van de provincie ernstig beperkt? Zo neen, waarom niet?
Beheer en schadebestrijding is de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten van de provincie. Dat geldt ook voor de wijze waarop zij invulling geven aan de ondersteunende registratie. Ik ben niet voornemens op rijksniveau hieraan eisen te stellen.
Deelt u de mening dat een goed en gedetailleerd registratiesysteem van het afschot van hoefdieren een voorwaarde voor goed beheer is? Zo neen, waarom niet
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u informatie over hoe andere provincies gegevens over afschot registeren? Zo ja, kunt u deze informatie toezenden aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze gerechtelijke uitspraak onder de aandacht van de andere provincies te brengen zodat zij zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid als opdrachtgever? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Bestuursorganen zijn zelfstandig bevoegd om te beslissen op verzoeken op grond van de Wob. Ik heb geen rol in de wijze waarop gedeputeerde staten uitvoering geven aan de Wob.
Deelt u de mening dat registratie een sterke meerwaarde heeft als deze in het gehele land op gelijke wijze plaatsvindt, zodat gegevens vergeleken kunnen worden? Zo ja, bent u bereid hier voorbereidingen voor te treffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onmogelijk is de juistheid van het gevoerde faunabeleid en de uitwerking ervan te toetsen op provinciaal niveau, wanneer de provincie niet over adequate en controleerbare cijfers kan beschikken? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het curieus is dat jaarlijks driemaal zoveel adulte vrouwelijke zwijnen in Gelderland worden geschoten, volgens opgave van de jagers, terwijl tellingen aangeven dat er elk voorjaar in vergelijking met de mannelijke dieren, tweemaal zoveel adulte vrouwelijke zwijnen in de Gelderse bossen zijn? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar de structurele scheefgroei in de populatie van deze wettelijk beschermde diersoort? Zo neen, hoe verklaart u dit?
Zie antwoord vraag 2.
Massale vissterfte bij waterkrachtcentrales |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de voorzitter van de Werkgroep Aalherstel heeft gewaarschuwd dat er massale vissterfte optreedt bij waterkrachtcentrales, waarbij ook (Europese) bedreigde en beschermde soorten als de paling en de zalm in de turbines vermalen worden?1
Ja.
Klopt het dat in de bestaande Nederlandse waterkrachtcentrales 20 tot 30% van de vissen vermalen wordt in de turbines als zij stroomafwaarts migreren? Zo nee, waar baseert u dat op?
Vissen die de turbines van een waterkrachtcentrale (WKC) passeren hebben kans beschadigd te raken. De omvang van de schade hangt echter af van diverse factoren, zoals de lengte van de vis, soort turbine, het turbinedebiet, het migratiegedrag en de migratieafstand. De geringste schade blijkt op te treden bij kleine vis en bij een hoog debiet door de turbines.
Uit het rapport «Effectiviteit visgeleidingssystemen bij de bestaande waterkrachtcentrales Linne en Alphen» (Bruijs, 2004) blijkt een gemiddelde sterfte voor stroomafwaartse migratie van 18,1% voor volwassen aal, 4,8% voor zalmachtigen en 18,1% voor volwassen zeeforel.
Hoeveel waterkrachtcentrales in Nederland zijn uitgerust met een aantoonbaar goed werkend visgeleidingssysteem, zodat stroomafwaarts migrerende vissen ongeschonden langs de centrale worden geleid, en bij hoeveel centrales is dit nog niet op orde? Op welk wetenschappelijk onderzoek en monitoringsgegevens baseert u dit?
Op dit moment bestaat er nog geen in de praktijk bewezen goed werkend visgeleidingssysteem voor waterkrachtcentrales in de Rijkswateren. Er loopt een proef met een visgeleidingssysteem bij de waterkrachtcentrale bij Linne. Het systeem is nog in ontwikkeling en wordt gemonitord.
Deelt u de mening dat bestaande centrales zo spoedig mogelijk voorzien moeten worden van een aantoonbaar goed werkend visgeleidingssysteem, zodat vissen wel ongeschonden de rivieren af kunnen zwemmen, en, als dit niet het geval is, de centrale stilgelegd zou moeten worden?
Uiterlijk in 2015 (einde planperiode Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010–2015) moeten de bestaande centrales voorzien zijn van een goed werkend en betaalbaar visgeleidingssysteem. Zo niet, dan moeten de turbines worden stilgelegd tijdens pieken in de periode van vismigratie, dit zal worden opgenomen in de Watervergunning.
Kunt u uiteenzetten hoe de sterfte van paling bij waterkrachtcentrales zich verhoudt tot de afspraken die Nederland in Europa heeft vastgelegd in kader van het Aalbeheerplan om de paling te beschermen?
In het aalbeheerplan is een samenhangend maatregelenpakket opgenomen, dat ertoe strekt om uiteindelijk 40% van de aalpopulatie ongeschonden stroomafwaarts te kunnen laten migreren. Dit pakket bevat allerlei verschillende maatregelen, waaronder maatregelen ten aanzien van sterftereductie bij gemalen en waterkrachtcentrales. Het aalbeheerplan bepaalt niet dat de aalsterfte op een zeker moment tot 0% moet worden gereduceerd. Doelstelling is ervoor te zorgen dat genoeg aal stroomafwaarts kan migreren om de populatie op de lange termijn in (goede conditie) stand te houden.
Voor nieuwe waterkrachtcentrales is op grond van het aalbeheerplan de aanleg van een vispassage verplicht. Voor drie bestaande waterkrachtcentrales, te weten die in Linne, Lith en Amerongen, kent het aalbeheerplan de doelstelling om de stroomafwaartse sterfte met 35% te reduceren. Dit kan door middel van een voldoende functionerend visgeleidingssysteem, maar ook door het toepassen van visvriendelijk turbinebeheer.
Bij visvriendelijk turbinebeheer worden extra turbines pas aangezet als maximum van de al werkende turbines bereikt is en worden extra turbines eerder afgeschakeld, waardoor vissterfte met 35% kan worden beperkt.
In het aalbeheerplan is nog geen keuze gemaakt tussen de verschillende maatregelen en wordt ook geen einddatum bepaald voor het behalen van dit doel. Overigens blijkt uit het aalbeheerplan dat de vissterfte bij waterkrachtcentrales in absolute termen relatief gering is in verhouding tot de geschatte vissterfte bij gemalen en de sterfte als gevolg van visserij.
Zijn er in het kader van het Aalbeheerplan al maatregelen genomen om paling ongeschonden langs waterkrachtcentrales te leiden? Zo ja, welke maatregelen zijn er genomen en hoe effectief zijn deze aanpassingen? Zo nee, waanneer worden deze maatregelen dan wel genomen en geëvalueerd?
Eén van de maatregelen uit het Aalbeheerplan is dat bestaande grote waterkrachtcentrales een voldoende functionerend visgeleidingssysteem aanleggen of aangepast visvriendelijk turbinebeheer voeren. Door dit visvriendelijk turbinebeheer kan een reductie van 35% aalsterfte plaatsvinden ten opzichte van het huidige sterftepercentage. De exploitanten van de bestaande WKC’s in de Maas en de Nederrijn hebben toegezegd om in het najaar 2011 te starten met visvriendelijk turbinebeheer.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken met betrekking tot de waterkrachtcentrale in Borgharen en toelichten of er al monitoringsgegevens over de vissterfte en vispasseerbaarheid zijn?
Aangezien de noodzakelijke procedures voor de aanleg van de WKC Borgharen nog niet zijn afgerond en de WKC Borgharen dus nog niet is aangelegd, zijn er ook nog geen monitoringsgegevens over de vissterfte en vispasseerbaarheid beschikbaar.
De stand van zaken met betrekking tot de procedures rond de WKC Borgharen is als volgt. Op 14 april 2011 heeft de zitting bij de rechtbank Maastricht plaatsgevonden inzake de watervergunning van Arbra voor de Waterkrachtcentrale Borgharen. Uitspraak wordt verwacht op 29 juni 2011.
Op 14 april 2011 vond tevens de zitting bij de rechtbank Maastricht plaats tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de verleende bouwvergunning door de gemeente Maastricht.
Tot slot is er beroep ingediend tegen de Natuurbeschermingswet-vergunning die is verleend door de provincie Limburg. Dit beroep is in behandeling bij de Raad van State. Er is nog geen zitting gepland.