De toekomst van de ziekenhuiszorg in (Noord-oost) Friesland |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat het besluit van de Raad van Bestuur om vier afdelingen van ziekenhuis de Sionsberg te sluiten (klinische cardiologie, chirurgische oncologie, acute zorg en geboortezorg) is genomen op basis van geheime (concept)rapporten van KPMG Plexus, en dat op basis hiervan het Verscherpt Toezicht door de inspectie is opgeheven?
De Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van de Sionsberg hebben op basis van uitgewerkte portfolio’s, die op hun verzoek door KPMG Plexus zijn uitgewerkt, een principebesluit genomen over de ziekenhuisfuncties die ook in de toekomst verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Bij deze afweging spelen motieven met betrekking tot de kwaliteit en veiligheid van de zorg een grote rol, evenals financiële overwegingen. Het besluit impliceert niet de sluiting van enkele afdelingen, maar een keuze voor een toekomstbestendige rol voor het ziekenhuis teneinde vormen van «zorg dichtbij» te behouden en veilige en verantwoorde zorg te kunnen waarborgen.
De IGZ heeft het Verscherpt Toezicht opgeheven op grond van de bereidheid van de bestuurders om keuzes te maken die leiden tot veilige en verantwoorde zorg nu en in de toekomst. De IGZ verwacht nog in januari 2012 van het bestuur van De Sionsberg een uitgewerkt zorgbeleidsplan te ontvangen. De IGZ zal dit zorgbeleidsplan van een oordeel voorzien.
Klopt het dat de medische staf van het ziekenhuis de conclusies van de (concept)rapporten niet deelt, en ze als uiterst onzorgvuldig en zeer suggestief beschouwt?
In het overleg van de IGZ met de leden van de medische staf zijn deze kwalificaties niet gebruikt. Ik kan mij voorstellen dat de leden van de medische staf de grote veranderingen in het ziekenhuis kritisch beoordelen. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van De Sionsberg om hierover met de medische staf en de betrokken onderzoeker in gesprek te gaan.
Betekent de afbouw van deze afdelingen op korte termijn niet een feitelijk faillissement van het ziekenhuis? Zo nee, waarom niet?
Het is nog prematuur om uitspraken te doen over de consequenties van een aangepaste portfoliokeuze van het ziekenhuis. Het ziekenhuis dient het zorgbeleidsplan te baseren op de kwalitatieve en financiële mogelijkheden in de toekomst. De IGZ verwacht nog in januari 2012 van het bestuur van de Sionsberg een uitgewerkt zorgbeleidsplan te ontvangen.
Welke kosten zijn gemoeid met het maken van deze (concept)rapporten? Wie zijn de financiers van deze (concept)rapporten en in welke verhouding?
De opdracht voor het onderzoek door KPMG Plexus is verstrekt door de Sionsberg en De Friesland Zorgverzekeraar. Informatie over de kosten en financiers van dit onderzoek en de betrokkenheid van onderzoekers heb ik dan ook niet tot mijn beschikking. Het is overigens ook niet aan mij om hierover uitlatingen te doen. Een eventuele verstrekking van deze informatie omtrent het onderzoek valt binnen de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever, in dit geval de Sionsberg en De Friesland Zorgverzekeraar.
In hoeverre is voormalig minister Bos bij deze (concept)rapporten betrokken?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u ervoor zorgen dat deze (concept)rapporten in het algemeen belang en vanwege adequate democratische controle onmiddellijk openbaar worden gemaakt, en aan de Kamer worden gezonden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol speelt De Friesland Zorgverzekeraar als monopolist in deze? Streeft deze verzekeraar uiteindelijk naar minder ziekenhuizen in de provincie, waarbij voor de Sionsberg als ziekenhuis geen plaats meer is?1
De Friesland Zorgverzekeraar heeft een groot marktaandeel in de provincie Friesland, maar van een monopoliepositie is geen sprake. De Friesland is mede opdrachtgever van het onderzoek dat het bestuur van De Sionsberg heeft laten uitvoeren door KPMG. Tevens is De Friesland op verzoek van de IGZ betrokken bij het beoordelen van het zorgbeleidsplan van het ziekenhuis. Het streven is hierbij gericht op het hervormen en het toekomstbestendig maken van De Sionsberg, wat moet leiden tot veilige en verantwoorde zorg nu en in de toekomst.
Welke rol speelt het traject «Friesland Voorop» hierin, en waarom worden nu al afdelingen van ziekenhuis de Sionsberg gesloten, vooruitlopend op het resultaat van dit traject?
Het besluit om het zorgaanbod te gaan hervormen, is genomen door het bestuur van De Sionsberg volgend op de ondertoezichtstelling door de IGZ. Dit besluit staat daarmee los van het traject «Friesland Voorop». Wel kunnen de resultaten van de hervorming worden meegenomen in het traject en zal De Sionsberg mee blijven participeren in het traject.
Hoe beoordeelt u dit standpunt van De Friesland Zorgverzekeraar en deze ontwikkeling terwijl de Kamer de schaalvergroting in de zorg wil tegengaan?2 Hoe ziet u dit in het licht van het uitgangspunt: «Centreren waar nodig, maar decentreren waar het kan?»
Het traject «Friesland Voorop» loopt op dit moment nog en er zijn door betrokken partijen op dit moment nog geen conclusies getrokken of standpunten ingenomen. Van een koers van schaalvergroting is hierbij geen sprake. Conclusies over het traject «Friesland Voorop» kunnen pas worden getrokken, nadat dit traject is afgerond. In het licht van het uitgangspunt «concentreren waar nodig en deconcentreren waar het kan», is het cruciaal dat zorg die kwalitatief niet meer op een basisniveau is te leveren, niet meer wordt geleverd. Dat neemt niet weg dat een groot deel van de zorg wel kan worden geleverd. Het is aan de zorgaanbieder zelf om hiervoor te kiezen en vorm te geven.
Is hier geen sprake van een democratisch tekort als een zorgverzekeraar die een monopoliepositie inneemt de wensen van de bevolking van (Noord-oost) Friesland naast zich neerlegt?
Van een monopoliepositie van De Friesland Zorgverzekeraar is geen sprake. Voorts is het besluit om De Sionsberg te hervormen allereerst ingegeven door de onder toezichtstelling van de IGZ die dat op basis van kwaliteitscriteria heeft gedaan. Het bestuur van De Sionsberg is zich vervolgens gaan beraden op de toekomst. De betrokkenheid vanuit de regio bij De Sionsberg is zeer begrijpelijk en ook niet uniek voor dit geval. Bij de keuzes die het bestuur van De Sionsberg maakt, spelen motieven met betrekking tot de kwaliteit en veiligheid van de zorg een grote rol, evenals de financiële overwegingen.
Hoe ziet u in dit licht de 45-minuten aanrijtijdnorm, die nu door deze besluiten voor duizenden mensen wordt geschonden?
Voor de acute zorg is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra vertrekpost. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) voor de achterwachtfunctie. Met deze maatregelen is de bereikbaarheid van de acute zorg in de regio geborgd.
Wilt u deze vragen voor 17 januari 2012 12.00 uur beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
De tabakslobby die meespreekt in Den Haag |
|
Henk van Gerven |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een «handreiking» aan de Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (VNK) hebben gedaan die inhield dat «in voorkomende gevallen» de industrie eerst informeel over kwesties die de branche raken zou praten met directeur-generaal Volksgezondheid, de heer Huijts?1 Zo ja, wanneer is deze handreiking gedaan en tot welke vervolgacties heeft één en ander geleid?
Zoals ik tijdens de mondelinge vragen op 25 oktober 2011 over de contacten van VWS met de tabaksindustrie heb aangegeven, ben ik van mening dat VWS-ambtenaren zich breed in de samenleving moeten oriënteren en contacten moeten onderhouden met tal van maatschappelijke partijen die geraakt worden door VWS-beleid c.q. daar een bijdrage aan kunnen leveren. Dat is niet alleen nodig voor de oordeelsvorming op het departement maar ook een kwestie van fatsoen ten opzichte van partijen van wie belangen geraakt kunnen worden door voorgenomen beleid. In dat kader heeft directeur-generaal Volksgezondheid Huijts na zijn aantreden in maart 2009 vele tientallen kennismakingsgesprekken gevoerd met organisaties die op een of andere wijze werkzaam zijn op het beleidsterrein waarvoor hij binnen het departement verantwoordelijk is. Dat betreft in hoofdzaak organisaties uit de wereld van publieke gezondheid, gezondheidszorg, sportsector en overheden, maar vanzelfsprekend ook uit het bedrijfsleven waaronder de Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (VNK) en de Stichting Sigarettenindustrie (SSI). De heer Huijts heeft bij de kennismaking met de VNK en SSI aangegeven dat hij geen vast periodiek overleg met de sector zou voeren, maar dat als er zwaarwegende onderwerpen aan de orde zijn hij bereid is daar overleg over aan te gaan en anderzijds ook van de sector verwacht dat zij problemen die zij ervaren met voorgenomen beleid van VWS eerst aan hem en zijn medewerkers kenbaar maken alvorens daarmee naar buiten te treden. Dat en niet meer dan dat is wat in de brief van de VNK de «handreiking» wordt genoemd. De vervolgacties zijn dat Huijts in de jaren 2009–2011 na het genoemde kennismakingsgesprek in totaal nog drie maal overleg heeft gevoerd met vertegenwoordigers van de tabaksindustrie. Op medewerkersniveau vindt regelmatiger overleg plaats.
Was u op de hoogte van een dergelijke afspraak?
Ik was niet op de hoogte van deze specifieke afspraak, en dat hoeft ook niet want hij past in de beleidslijn zoals ik bij vraag 1 heb aangegeven.
Was er een vergelijkbare afspraak met organisaties als Stichting Volksgezondheid en Roken (STIVORO) en KWF Kankerbestrijding? Met andere woorden: sprak de heer Huijts in deze kwesties ook informeel met STIVORO en KWF? Zo nee, waarom hechtte de heer Huijts meer belang aan het persoonlijk vernemen van de visie van de tabaksindustrie dan die van de gezondheidsorganisaties?
Zoals aangegeven bij vraag 1 onderhouden de heer Huijts en zijn medewerkers namens mij contacten met zeer vele relevante organisaties uit de wereld van publieke gezondheid, gezondheidszorg, sport, overheden en bedrijfsleven, dus vanzelfsprekend ook met Stivoro en KWF. Voor al deze organisaties hanteert de heer Huijts dezelfde «spelregels» zoals bij vraag 1 beschreven. Regulier contact vindt plaats met zijn medewerkers, en in wanneer gewenst en noodzakelijk gaat hij persoonlijk overleg met deze organisaties aan. Overigens zijn deze contacten tussen o.a. KWF en Stivoro met VWS veel veelvuldiger dan met de tabaksindustrie.
Bestaan of bestonden er met de handreiking aan de VNK vergelijkbare afspraken en/of contacten tussen uw ministerie en organisaties of spelers in de tabaksindustrie en de tabakslobby? Hoe verhouden de genoemde contacten en handreiking zich tot de in antwoorden op eerdere vragen genoemde contacten van VWS met de tabaksindustrie en haar lobby, waarbij u heeft gesteld dat van stelselmatig overleg geen sprake is?2
In de periode voor oktober 2010 hebben naast het eerder genoemde kennismakingsgesprek twee inhoudelijke gesprekken plaats gevonden tussen de tabaksindustrie en de heer Huijts en medewerkers. Daarbij werden in beide gevallen voor de industrie relevante thema’s besproken die op dat moment aan de orde waren in internationale gremia zoals de EU en het WHO-Kaderverdrag, met name de onderwerpen additieven en plain packaging. De industrie heeft daarover tijdens het gesprek hun opvattingen kenbaar gemaakt.
Kunt u bevestigen dat de Stichting Sigarettenindustrie en de VNK in de periode voor oktober 2010 een open en constructieve gedachtewisseling met het ministerie van VWS hebben gevoerd onder leiding van de directeur-generaal Volksgezondheid, de heer Huijts, en dat daarbij informatie is uitgewisseld en afstemming is gepleegd over beleidsdiscussies in nationaal en internationaal verband?1 Zo ja, wat is in deze periode uitgewisseld en afgestemd?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt een dergelijke uitwisseling en afstemming ook in de periode na oktober 2010 nog steeds plaats, en zo ja, waarover? Zo nee, waarvan is de afgelopen jaren dan wel sprake geweest?
Het ministerie van VWS heeft in antwoord op eerdere Kamervragen van 1 december 2011 een overzicht verstrekt van de contacten die het ministerie sinds het aantreden van het huidige kabinet heeft gehad met de industrie. Recent is daar nog een kennismakingsgesprek op DG-niveau bijgekomen in verband met een directeurswisseling aan de zijde van de VNK.
Directie Topsectoren en Industriebeleid is vanuit EL&I het eerste aanspreekpunt voor de topsectoren en het Nederlandse bedrijfsleven in brede zin. EL&I onderhoudt primair vanuit deze directie contacten met de tabaksindustrie, op medewerkers- of MT-niveau. Sinds 1 januari 2010 hebben geen contacten op directeurs- of DG-niveau plaatsgevonden.
Sinds 1 januari 2010 hebben er kennismakingsgesprekken plaatsgevonden met Phillip Morris International (PMI), de Stichting Sigarettenindustrie (SSI), de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (NVS), de Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (VNK) en VNO-NCW, vanwege wijzigingen in de contactpersonen aan beide kanten.
Daarnaast heeft EL&I in oktober 2010 een overleg gevoerd met deze vijf organisaties samen. Daarbij hebben de branches ontwikkelingen in het (internationale) tabaksbeleid aan de orde gesteld, waaronder het WHO Kaderverdrag, de herziening van de tabaksproductenrichtlijn en de illegale handel in tabaksproducten.
In februari 2011 heeft een overleg plaatsgevonden met SSI, VNK en VNO-NCW over de invoering van de zelfdovende sigaret.
In juni 2011 heeft EL&I deelgenomen aan het werkbezoek van de VNK aan de kerftabakfabrikant Biggelaar Tabak te Roosendaal.
EL&I heeft in de genoemde periode zo’n vijf tot tien brieven ontvangen van de industrie. Deze brieven gingen onder andere in op bovengenoemde ontwikkelingen in het (internationale) tabaksbeleid, functiewisselingen bij de industrie en reacties van de industrie op EU- en WTO notificaties met betrekking tot voorgenomen regelgeving in andere landen.
Een enkele keer per maand is er telefonisch of via de mail contact met de industrie, meestal op initiatief van de industrie zelf. De afgelopen maanden had dit contact voornamelijk betrekking op reacties van de industrie ten aanzien van EU- en WTO-notificaties.
Kunt u een gedetailleerd overzicht verstrekken wanneer en waarover het ministerie van VWS, resp. het ministerie van EZ/EL&I, vanaf januari 2010 contact heeft gehad met de tabaksindustrie of haar lobbyisten? In welke gevallen waren deze contacten technisch van aard, en wat verstaat u hieronder?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom komen Nederlandse ministeries de naleving niet na van de richtsnoeren voor de implementatie van artikel 5.3 van het WHO Framework Convention on Tobacco Control (FCTC)3, waaruit volgt dat de overheid de interactie met de tabaksindustrie zoveel mogelijk dient te beperken?
Tijdens het mondelinge vragenuur van 25 oktober 2011 heb ik aangegeven dat in de richtlijnen van de WHO over dit onderwerp staat dat wij transparant moeten zijn over contacten met de industrie. Die richtlijnen volg ik.
Kunt u bevestigen dat de minister van EL&I1 in 2011 in een brief aan VNO-NCW heeft geschreven dat het overleg met het ministerie van VWS over het tabaksbeleid goed is, en dat het ministerie van EL&I «waar nodig [...] de belangen van de industrie onder de aandacht van VWS» brengt? Zo ja, wanneer is deze brief verzonden en aan wie was deze gericht? Wilt u deze brief aan de Kamer verstrekken?
Naar aanleiding van een Wob-verzoek van Trouw heeft het ministerie van EL&I alle contacten met de tabaksindustrie in de periode 2000 – juni 2011 openbaar gemaakt. Er is in 2011 geen sprake van een brief van de Minister van EL&I aan VNO-NCW met deze boodschap. Wel heeft EL&I in 2011 langs deze lijn contact gehad met VNO-NCW, naar aanleiding van een vraag over de betrokkenheid van EL&I bij de tabakswetgeving.
Wanneer, waar, bij wie en op welke punten heeft het ministerie van EL&I sinds 14 oktober 2010 nog meer de belangen van de tabaksindustrie onder de aandacht van het ministerie van VWS gebracht? Wat heeft het ministerie van VWS resp. het kabinet hiermee gedaan?
De industrie heeft in de genoemde periode een aantal keer op EU of WTO notificaties gereageerd. Indien de opmerkingen van het Nederlandse bedrijfsleven daar aanleiding toe gaven, zijn medewerkers van het ministerie van EL&I met medewerkers van VWS in overleg getreden om een eventuele Nederlandse reactie te bepalen.4
Wat vindt u van het oordeel van voormalig minister Borst die vindt dat Nederland op rookgebied «zo langzamerhand de risee van Europa wordt» en dat de minister van volksgezondheid «sterk beïnvloed» is door de tijd dat ze bij VNO-NCW werkte en ze het rookbeleid beschouwt door de «bril van Philip Morris»?4
Het moge duidelijk zijn dat ik van mening ben dat ik een weloverwogen rookbeleid voer waarin bescherming van de volksgezondheid en ontmoediging van tabaksgebruik goed in balans is met het belang van individuele verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik ben mij er van bewust dat anderen en dus ook voormalige bewindspersonen van VWS daar anders over kunnen denken. Ik laat de kwalificaties die zij daarbij gebruiken voor hun rekening.
Wat vindt u van het vernietigende oordeel van voormalig minister Hoogervorst die zich «geneert» voor het rookbeleid van de minister van Volksgezondheid?4
Zie antwoord vraag 11.
Wat vindt u van het oordeel van voormalig minister Klink die zegt dat hij het «anders zou doen»?4
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u het niet opmerkelijk dat drie liberaal georiënteerde ministers van Volksgezondheid van D66, VVD en CDA uw liberale beleid afwijzen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid de richtsnoeren van artikel 5.3 van het WHO Framework Convention on Tobacco Control na te leven en de contacten met de tabaksindustrie en haar lobbyisten zoveel mogelijk te beperken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het noodgedwongen stopzetten van psychologische behandeling door weigering aanvullende zorgverzekering |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten (SP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het besluit van Menzis om een «omzetplafond» in te stellen voor psychotherapeuten?1
Zorgverzekeraars kopen zorg in bij zorgaanbieders. Hierbij maken zij afspraken over prijs, volume en kwaliteit. Het staat zorgverzekeraars vrij om omzetafspraken te maken of omzetplafonds af te spreken met zowel gebudgetteerde instellingen als met niet gebudgetteerde instellingen en met vrijgevestigde GGZ aanbieders. Op deze manier proberen zorgverzekeraars te voldoen aan de zorgvraag van de verzekerden en tegelijkertijd het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden.
Daarnaast passen dergelijke afspraken in de context van de afspraken die tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland zijn gemaakt voor een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012, zoals ik ook heb aangekondigd in mijn brief d.d. 10 juni 20112. Met verzekeraars is afgesproken dat zij het beschikbare macrokader voor de curatieve GGZ leidend laten zijn voor de zorginkoop voor de gehele tweedelijns curatieve GGZ, met inachtneming van hun zorgplicht.
Vindt u het wenselijk dat mensen moeten overstappen van zorgverzekeraar om hun vertrouwde psychotherapeut te behouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar er toe leiden dat een bepaalde zorgaanbieder niet gecontracteerd wordt (in het geval van selectieve zorginkoop) of dat zorgaanbieders wegens een omzetplafond (gedurende het jaar) geen ruimte meer hebben om nieuwe patiënten te behandelen. Het is echter in het belang van de zorgverzekeraar (en zijn imago) om continuïteit van zorg te bieden en hierover goede afspraken te maken met de zorgaanbieders. Anderzijds moeten ook zorgaanbieders een stimulans hebben om een contract met een zorgverzekeraar te sluiten. De zorgverzekeraar heeft daarnaast ook een zorgplicht en zal voldoende zorg moeten inkopen om aan de zorgvraag te voldoen. De zorgverzekeraar zal een alternatief moeten kunnen bieden in het geval een verzekerde niet langer bij een bepaalde psychotherapeut terecht kan.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat mensen, bijvoorbeeld met een chronische ziekte, worden uitgesloten van een aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor de basisverzekering geldt een acceptatieplicht. Of verzekeraars medische selectie toepassen in de aanvullende verzekering is echter aan verzekeraars zelf. Het acceptatiebeleid van een aanvullende verzekering behoort tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar. Vanwege de Europese richtlijnen schadeverzekering is het niet mogelijk om medische selectie voor de aanvullende verzekering te verbieden. In de praktijk blijkt overigens dat bij 70% van de aanvullende zorgverzekeringen geen selectie wordt toegepast, zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u voorts de mening dat het schandalig is dat bovengenoemde mensen, omdat zij niet kunnen overstappen naar een andere verzekeraar, hun vertrouwde psychotherapeut moeten opgeven met alle negatieve gevolgen voor de behandeling en hun welzijn van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
In deze vraag wordt verondersteld dat verzekerden (met bijvoorbeeld een chronische ziekte) niet kunnen overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Uit recent onderzoek van de verzekeringssite.nl onder 47 zorgverzekeringen blijkt dat ten opzichte van 2011 er meer medische selectie plaatsvindt bij de aanvullende verzekering, maar dat nog steeds 70% van de aanvullende verzekeringen geen selectie-eisen heeft. Dit betekent dat er nog voldoende mogelijkheden zijn om over te stappen. Daarnaast is medische selectie voornamelijk van toepassing bij de tandverzekeringen en de zeer uitgebreide aanvullende verzekeringen.
Waarom laat u de macht en het winstoogmerk van de zorgverzekeraars prevaleren boven het welzijn van patiënten en de continuïteit van zorg?
In 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd, zorgverzekeraars hebben hierbij een belangrijke rol gekregen. Zij zijn verantwoordelijk om voor hun verzekerden kwalitatief goede en betaalbare zorg in te kopen. Zorgverzekeraars mogen bij de uitvoering winstbeogend zijn, in de praktijk blijkt echter dat de meeste zorgverzekeraars geen winstoogmerk hebben.
De forse groei in de uitgaven voor curatieve GGZ zorg van de afgelopen jaren en de daarmee gepaard gaande budgettaire overschrijdingen hebben het kabinet genoodzaakt budgettaire maatregelen te treffen. Zoals reeds aangekondigd is mijn voornemen om per 2013 prestatiebekostiging in te voeren gecombineerd met het versterken van de prikkels bij verzekeraars, om op die manier de kwaliteit en financiële houdbaarheid van de geneeskundige GGZ te verhogen. Hiermee krijgen zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders meer stimulansen en mogelijkheden om afspraken te maken over het toepassen van meer doelmatige werkwijzen en het verbeteren van kwaliteit, rekening houdend met de wensen van patiënten.
Kunt u aangeven waarom dit kabinet de marktwerking in de zorg toch doorzet, ondanks de funeste gevolgen voor behandelaar en patiënt?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de zin uit de brief van een psychotherapeut, dat nog veel onduidelijk is over de bezuinigingen op psychotherapie voor 2012?1
Ik ken de specifieke brief van de psychotherapeut niet, dus ik kan niet inschatten op welk punt er precies onduidelijkheid bestaat. Er is intensief contact geweest met koepelorganisaties om de maatregelen zo goed mogelijk toe te lichten. Tevens is er een factsheet (te raadplegen via www.rijksoverheid.nl) opgesteld om zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de curatieve GGZ te ondersteunen bij de uitleg en de uitvoering van de verschillende maatregelen. Zorgverzekeraars vertalen deze maatregelen in hun inkoopbeleid en communiceren hierover met zorgaanbieders. Ik zie geen aanleiding om de bezuinigingen terug te draaien, dat zou dan namelijk betekenen dat dit geld door anderen, bijvoorbeeld door de verzekerden, moet worden opgebracht.
Vind u het verstandig om de bezuinigingen op psychotherapie door te laten gaan ondanks de onduidelijkheid die bestaat bij de beroepsgroep?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er andere zorgverzekeraars die een dergelijk plafond hebben ingesteld? Zo ja, welke en op welke terreinen?
Ja, voor zover bij mij bekend hanteert het merendeel van de zorgverzekeraars omzetplafonds voor niet-gebudgetteerde curatieve GGZ-aanbieders, waaronder vrijgevestigde psychotherapeuten.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat dergelijke «plafonds» in de toekomst worden ingesteld door zorgverzekeraars, en dat mensen die afhankelijk zijn van zorg hun vertrouwde hulpverlener kunnen behouden?
Nee, ik ben niet bereid om in te grijpen bij Menzis of andere verzekeraars die omzetplafonds hanteren, zolang de zorgplicht wordt nageleefd. Zoals toegelicht bij mijn antwoord op vraag 1 passen dergelijke afspraken in de context van de afspraken die tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland zijn gemaakt voor een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Daarnaast zijn zorgverzekeraars vrij om omzetafspraken of omzetplafonds af te spreken met zorgaanbieders. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten in de zorg in de hand te houden.
Bent u bereid direct in te grijpen bij Menzis, en eventueel andere verzekeraars, zodat mensen hun vertrouwde psychotherapeut kunnen behouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren?
Zie antwoord vraag 10.
De gevolgen van de bezuinigingen op de GGZ voor de politie |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat 20 tot 30 procent van het politiewerk gerelateerd is aan de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)?1
In zijn nieuwjaarstoespraak heeft de korpsschef van het politiekorps Amsterdam-Amstelland gezegd dat een stijgend aantal psychisch zwakkeren onder de aandacht komt van de politie.
De korpsschef geeft tevens aan dat in de regio gelukkig sprake is van een goede samenwerking met de SPOR (spoedeisende psychiatrie in Amsterdam), de crisisafdelingen van GGZ inGeest of de Jellinek.
In het omgaan met GGZ cliënten heeft iedere partij zijn eigen verantwoordelijkheid. GGZ Nederland en de Raad van Korpschefs hebben op 21 december jongstleden via een convenant afspraken gemaakt over samenwerking bij opvang, begeleiding en behandeling van mensen psychische en/of verslavingsproblematiek. In dit convenant zijn nieuwe landelijke afspraken gemaakt over:
Deelt u de mening dat het een zorgelijke ontwikkeling is dat een hoofdcommissaris van politie moet waarschuwen voor meer overlast en criminaliteit door de bezuinigingen op de GGZ en het invoeren van een eigen bijdrage? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het zorgelijk als GGZ cliënten met de politie in aanraking komen terwijl ze eigenlijk zorg nodig hebben. Of de invoering van de eigen bijdrage daadwerkelijk leidt tot zorgmijding volgt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit jaar nauwlettend via een monitor.
Bij de invoering van een eigen bijdrage in de tweedelijns GGZ worden overigens in alle gevallen waar sprake is van een BOPZ-titel (gedwongen zorg), bemoeizorg en de DBC crisis uitgezonderd. Wanneer iemand onvrijwillig wordt opgenomen of behandeld, betaalt hij dus geen eigen bijdrage. Hetzelfde geldt voor bemoeizorg en crisis-situaties.
Hoeveel waarschuwingen van professionals, zoals de politie, de zorgverleners in de GGZ, huisartsen en de verslavingszorg moet u nog krijgen, voordat u besluit geen 600 mln. euro te bezuinigen en geen eigen bijdragen in de GGZ te heffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport benadrukt, dat geestelijke gezondheid in een mentaal vitale samenleving belangrijk is . Daarvoor voelt zij zich dan ook verantwoordelijk, en zij wil zich inzetten om dit te verbeteren en te versterken. Zij moet echter financiële maatregelen nemen in de GGZ omdat de uitgaven in de GGZ de afgelopen jaren fors zijn gestegen. De kosten zijn de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld. De maatregelen zijn fors en aanbieders zullen hiermee in hun bedrijfsvoering het komende jaar rekening moeten houden. Goede voorbeelden in Nederland tonen aan dat besparingen mogelijk zijn door bijvoorbeeld kortere behandelingen die ook tot goede resultaten leiden. Ook andere behandelmethoden, zoals bijvoorbeeld e-health, leiden tot meer efficiënte behandelprocessen. Internettherapieën zijn 20 tot 30% goedkoper, vanwege verkorting van arbeidstijd en arbeidsduur van therapeuten, maar worden op dit moment nog veel te weinig toegepast. Zij wil deze ontwikkeling graag stimuleren. Ook wil zij met de sector in gesprek hoe wij in de toekomst kunnen komen tot een meer financieel houdbare GGZ van goede kwaliteit.
Op welke wijze gaat u een toename van GGZ-gerelateerde overlast en criminaliteit voorkomen?
Of de invoering van de eigen bijdrage daadwerkelijk leidt tot zorgmijding volgt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit jaar nauwlettend via een monitor.
De politie is in geval van crisissituatie (spoedeisende zorg c.q. noodhulp) als eerste belast met de handhaving van de openbare orde. In de dagelijkse praktijk staat de politieagent (m.n. de wijkagent) door wijkgericht werken in contact met de burgers en ook met zorginstellingen. De agent kent de problematiek, de bewoners en de sleutelfiguren in de wijk
Daarnaast hebben gemeenten de regierol in de aanpak en zijn verantwoordelijk voor de aanpak van overlast. Burgemeesters hebben allerlei instrumenten voorhanden om overlast binnen hun gemeenten aan te pakken. Bijvoorbeeld een gebiedsverbod, straatverbod, etc. Ook kunnen gemeenten BOA’s voor de handhaving van de openbare orde inzetten.
Bent u bereid vanaf nu structureel bij te houden hoeveel gevallen van overlast en/of criminaliteit te maken hebben met GGZ-problematiek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Registratie van overlast die te maken heeft met GGZ-problematiek vindt al op beperkte schaal in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie plaats.
Een registratie waaruit blijkt hoeveel GGZ-cliënten in overlastgevend of crimineel gedrag vervallen draagt niet bij aan een betere zorgverlening. Wanneer registratie helpt om de samenwerking tussen politie en de GGZ te verbeteren en problematiek inzichtelijk te krijgen zal dit op regionaal niveau plaatsvinden.
De sluiting van de GGZ-kliniek in Boxmeer en het schrappen van de geplande nieuwbouw |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-kliniek in Boxmeer gaat sluiten, en dat de geplande nieuwbouw niet doorgaat?1
GGZ Oost-Brabant, de instelling waar de GGZ-kliniek in Boxmeer onder valt, heeft hiertoe besloten omdat men de realisatie van de nieuwbouw niet meer financieel verantwoord vindt. Het gevolg hiervan is de sluiting van de gehele klinische functie in Boxmeer. Daarnaast wil men minder klinische opnamen realiseren en meer ambulante hulpverlening.
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat mensen die klinische zorg nodig hebben niet langer in de regio Boxmeer terecht kunnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien de exploitatie van een klinische afdeling in de regio Boxmeer financieel niet haalbaar is, is het aan het bestuur van de instelling om keuzes te maken. GGZ Oost-Brabant wil binnen het totale werkgebied van GGZ Oost-Brabant de klinische zorg bovenregionaal concentreren in de bestaande klinieken in Oss en Helmond en in aangrenzende GGZ-instellingen in Venray en Nijmegen. GGZ Oost-Brabant vindt het van groot belang dat de continuïteit van zorg voor inwoners van de regio Boxmeer is gewaarborgd en treft daarvoor maatregelen zoals het ontwikkelen van acute zorg thuis en een tweede FACT-team (Functional Assertive Community Treatment). De keuze die de instelling maakt voor ambulante zorg in plaats van klinische zorg, past in het door mij voorgestane beleid.
Welke maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen van de sluiting in Boxmeer op te vangen, zoals ervoor te zorgen dat mensen toch gebruik (blijven) maken van de klinische zorg die ze nodig hebben, en dat hun naasten op bezoek kunnen komen ondanks de langere reistijd?
Voor de zorg voor ouderen wil de instelling met Pantein een regeling treffen waardoor deze groep patiënten binnen de regio kan worden opgenomen. Voor volwassenen wil men meer ambulante zorg aanbieden, de klinische opnamen daarmee beperken en indien nodig aanbieden in Oss en Helmond. Daarnaast kan ook een beroep worden gedaan op de zorg van een GGZ instelling te Venray en Nijmegen. Voor bezoek zal de reistijd toenemen in de gevallen dat er sprake is van een klinische opname.
Waarom heeft GGZ Oost-Brabant besloten de nieuwbouw niet door te laten gaan, hoewel er naar ik aanneem voldoende animo was voor een uitbreiding van plaatsen?
De plannen voor de nieuwbouw dateren al van voor 2005 en maakten deel uit van een herspreiding van bestaande capaciteit vanuit de hoofdlocatie naar het werkgebied van GGZ Oost-Brabant. De daling van de tarieven voor verblijf is de belangrijkste oorzaak van een andere keuze door de instelling.
Waar kunnen de mensen die in het nieuw te bouwen gedeelte terecht zouden kunnen voor hulp en zorg dan wel terecht?
De verwachting is dat door de verdere ambulantisering men minder klinische capaciteit nodig heeft. Voor het antwoord op de vraag waar de mensen dan terecht zouden kunnen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Hoeveel geld is er gemoeid met het plannen van de nieuwbouw en het schrappen ervan dat anders aan de zorg besteed had kunnen worden?
Door de bezuinigingsmaatregelen en de daling van de tarieven voor verblijf bleek de investering in een nieuwe voorziening financieel niet rendabel naar de toekomst toe. Met de verkoop van de grond waarop de huidige kliniek is gehuisvest en het huidige gebouw worden de gemaakte kosten gedekt.
Vindt u het rechtvaardig om ondanks de bezuinigingen op de GGZ, die negatieve gevolgen hebben voor patiënten, vast te houden aan het innen van eigen bijdragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind de invoering de eigen bijdrage gerechtvaardigd. De reden dat ik voor een eigen bijdrage in de GGZ kies, is omdat de vraag naar de GGZ de afgelopen jaren fors is gegroeid. Doordat in de eerstelijnszorg al een eigen bijdrage gold, gingen patiënten makkelijker naar de gespecialiseerde tweedelijns GGZ. Dat is ongewenst en niet in lijn met mijn beleid waarin de eerstelijn een poortwachterrol dient te vervullen. Ik zet voor het jaar 2012 en verder een monitor uit naar het effect van de eigen bijdrage op de kwetsbare groepen. Ik zal u op de hoogte houden van de resultaten van de monitor.
De bezuinigingen en reorganisaties van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) en Medisch Spectrum Twente (MST) |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat ZGT per 1 april 2012 in de weekenden de afdeling psychiatrie op locatie Hengelo sluit?1
Een dergelijk besluit is aan het bestuur van de betreffende zorginstelling. Ik heb dan ook geen inzicht in de afwegingen en besluitvorming van de Ziekenhuisgroep Twente en kan daarmee geen oordeel geven over de sluiting van de afdeling psychiatrie in de weekenden. Wel vind ik het van belang dat de continuïteit van zorg voor deze cliënten gewaarborgd is en blijft.
Vindt u het verantwoord mensen met een psychiatrische aandoening in de weekenden op straat te zetten, omdat het ziekenhuis daarvoor geen plek vrijmaakt?
Ook hier geldt dat de continuïteit van zorg aan deze cliënten gewaarborgd moet zijn. Dit hoeft niet binnen één en dezelfde instelling te zijn. Het kan zijn dat cliënten op een andere afdeling, ziekenhuis of GGZ instelling geplaatst worden. Cliënten kunnen overigens alleen naar huis gestuurd worden als dat medisch verantwoord is.
Wat is uw reactie op de vacaturestop van ZGT, waarbij sprake is van 100 arbeidsplaatsen die komen te vervallen plus de 10 arbeidsplaatsen die komen te vervallen indien de afdeling psychiatrie in de weekenden gaat sluiten?1 2
In mijn eerdere antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kuiken (over het schrappen van banen bij Amphia, 2011Z23462, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 886), heb ik mijn standpunt over een soortgelijke casus weergegeven. Een proactieve houding van een zorginstelling (in dit geval een tijdige vacaturestop) bereikt dat gedwongen ontslagen zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen. Ook wordt, als de zorg kan worden geleverd met minder personeel dan voorheen en als de zorg kwalitatief goed geleverd wordt, ingespeeld op zowel het betaalbaar houden van de zorg als op de komende schaarste aan personeel in de zorg.
Welke garanties geeft u dat er geen gedwongen ontslagen vallen binnen de ZGT?1
Niet een minister maar de werkgever, ongeacht of dat nu een werkgever in de zorgsector is, gaat over arbeidsovereenkomsten en over al dan niet gedwongen ontslagen. Voordat een werkgever kan overgaan tot ontslagen, moet hij eerst allerlei wettelijke en bovenwettelijke procedures hebben doorlopen. Die procedures moeten allemaal samen bewerkstelligen dat er geen onnodige ontslagen plaatsvinden en dat de ontslagen die dan toch moeten plaatsvinden, ook zorgvuldig gebeuren.
Uiteraard ben ik er in zijn algemeenheid voorstander van dat er een goed personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt gevoerd in de zorg. Daar hoort bij dat gedwongen ontslagen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Kunt u zich voorstellen dat er verontwaardiging bestaat over het feit dat ZGT personeel wil ontslaan, terwijl zij maandelijks voor 6–7 ton euro aan interim-managers uitgeeft? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat personeel in eerste instantie met wantrouwen naar de inzet van interim-managers kijkt. De leiding van de instelling moet daarover goed met ondermeer de Ondernemingsraad communiceren. Uiteraard zal de leiding daarin moeten aangeven waarom er gewerkt wordt met interim managers (nut en noodzaak).
Acht u het getuigen van wijs en maatschappelijk verantwoord bestuur dat ZGT personeel wil ontslaan, terwijl de twee bestuurders van ZGT een salaris van 237 835 en 200 887 euro per jaar verdienen, en in met premiegelden betaalde auto’s van € 36 065 euro en € 44 510 euro rijden?3
De Tweede Kamer heeft inmiddels het wetsvoorstel voor de WNT (wet normering topinkomens) aangenomen. Daarmee zal worden bereikt dat de inkomens van alle zorgbestuurders op een maatschappelijk verantwoord niveau worden gebracht en gehouden.
Is u bekend of de overheveling van cardiologie en de longafdeling van ZGT Hengelo naar ZGT Almelo definitief is? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Zie ook vraag 1. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de wijze waarop zij de zorg binnen hun organisatie inrichten. In dit geval zijn eventuele voornemens of besluiten om de afdeling cardiologie en de longafdeling van Ziekenhuisgroep Twente locatie Hengelo naar Ziekenhuisgroep Twente locatie Almelo over te hevelen of het verplaatsen van de klinische neurologie een primaire aangelegenheid van het bestuur van de betreffende zorginstelling. Ook hierbij is van belang dat de continuïteit van zorg voor de patiënten gewaarborgd is.
Klopt het dat de klinische neurologie van Hengelo naar het ziekenhuis in Almelo is verplaatst, en grote chirurgische ingrepen alleen nog in Almelo plaatsvinden? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Zie antwoord vraag 7.
Wat beteken deze verplaatsingen voor de toekomst van het ziekenhuis in Hengelo? Houdt dit niet in dat de spoedeisende eerste hulp, de intensive care en functies als klinische verloskunde hierdoor onder druk komen te staan? Resteert over enkele jaren niet een veredelde polikliniek of dagbehandelingscentrum in Hengelo? Wat vindt u van dit perspectief?
Ik kan niet overzien wat eventuele verplaatsingen exact betekenen voor de toekomst van het ziekenhuis in Hengelo. Ik kan me echter wel voorstellen dat eventuele verplaatsing van functies gevolgen heeft voor het huidige zorgaanbod en dat dit niet ongewijzigd kan blijven.
Het ziekenhuis kan hierop op verschillende manieren inspelen. Er zijn voldoende voorbeelden van ziekenhuizen die zich met succes specialiseren op specifieke ingrepen of zich alleen richten op de basisspecialismen.
In mijn brief van 27 april 2011 over de continuïteit van zorg heb ik uw Kamer gemeld dat ik een verantwoordelijkheid heb voor de continuïteit van cruciale zorg, waaronder de bereikbaarheid van spoedeisende zorg binnen 45 minuten. Ik vind het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg, die zijn hier niet in het geding.
Welke rol speelt verzekeraar Menzis bij deze ontwikkelingen? Acht u die rol adequaat? Zo ja, waarom?
Menzis spreekt met Ziekenhuisgroep Twente over de bereikbaarheid en beschikbaarheid over kwalitatief goede en betaalbare zorg. Deze aspecten maken deel uit van de zorgplicht die zorgverzekeraars tegenover hun verzekerden hebben. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de zorgplicht. Wanneer zorgverzekeraars hun zorgplicht onvoldoende invullen kan de NZa (handhavend) optreden.
Is u bekend of de uitbreidingsplannen voor ziekenhuis Enschede worden afgeblazen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Medisch Spectrum Twente heeft mijn ministerie laten weten dat zij geen uitbreidingsplannen heeft. Ze heeft wel nieuwbouwplannen. Over hoe de nieuwbouw precies vorm krijgt heeft nog geen definitieve besluitvorming plaats gevonden.
Is u bekend of Twentse maatschappen van specialisten gaan fuseren? Zo ja, welke maatschappen zijn dit? Welke gevolgen heeft dit voor de ziekenhuislocaties? Acht u deze ontwikkelingen wenselijk? Zo ja, waarom?
De ziekenhuizen hebben mijn ministerie laten weten dat er tot op heden één aankondiging van fusieplannen heeft plaatsgevonden, namelijk die van de maatschappen Radiologie van Ziekenhuisgroep Twente, Medisch Spectrum Twente en Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk. De gevolgen daarvan zijn vooralsnog onbekend. Daarnaast verkennen de maatschappen gynaecologie en heelkunde van beide organisaties de mogelijkheden om te gaan samenwerken, dan wel te gaan fuseren.
Daarnaast heeft Medische Spectrum Twente mijn ministerie laten weten op bestuursniveau voornemens te zijn concrete samenwerkingsafspraken te maken voor de laag volume zorg, bijvoorbeeld de behandeling van complexe vormen van kanker. Deze afspraken dienen niet alleen de doelmatigheid, maar zijn ook uit het oogpunt van kwaliteit gewenst, omdat door concentratie van weinig voorkomende ingrepen, de medisch specialist toch de noodzakelijke routine kan opbouwen of behouden. Bovendien voorkomt dit dat de patiënt zich voor deze behandelingen moet wenden tot een verder weg gelegen academisch ziekenhuis.
Is er sprake van een eventuele fusie tussen het Medisch Spectrum Twente en ZGT? Zo ja, om welke afdelingen/specialismen gaat het en per wanneer heeft een en ander plaats?
Zowel het Medische Spectrum Twente als de Ziekenhuisgroep Twente heeft mijn ministerie laten weten dat er geen sprake is van fusieplannen.
Bent u bekend met de plannen om van de drie ziekenhuizen in de Twentse steden Hengelo, Almelo en Enschede één groot ziekenhuis te maken? Zo ja, over welke locaties wordt daarbij gesproken?
Zie ook vraag 13; hier zijn geen plannen voor.
Wat is uw oordeel over een dergelijke schaalvergroting? Past deze bij een door de Kamer gewenste ontwikkeling om schaalvergroting in de zorg tegen te gaan?4
Zie mijn antwoord op vraag 13 en 14.
Ook bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is een fusievoornemen tussen partijen niet bekend, er is bij de NMa geen melding binnen gekomen.
Bent u bereid uw invloed aan te wenden om dit te voorkomen? Zo neen, waarom niet?
Naar mijn informatie is er geen sprake van een fusievoornemen.
Het moeilijk kunnen krijgen van een hypotheek of verzekering na kanker |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Geen hypotheek of verzekering na kanker?1
Het artikel is gebaseerd op een onderzoek naar de sociaal-economische gevolgen van het overleven van kanker2. Het onderzoek beschrijft allerlei problemen die (ex)- kankerpatiënten ondervinden. Het artikel gaat in op problemen met het krijgen van een levensverzekering, maar ook op implicaties voor het werk ( 28% van de respondenten stopt of gaat minder werken). De onderzoekers adviseren om meer aandacht te besteden aan die sociaal economische gevolgen. Een zeer relevant thema, omdat er steeds meer (ex)kankerpatiënten bijkomen.
Vindt u het aanvaardbaar dat ex-kankerpatiënten een fors hogere premie moeten betalen, ook al is de ziekte van langer geleden? Deelt u de mening dat hier sprake is van uitbuiting en dat dit direct moet stoppen?
Ik begrijp dat het wrang is als iemand door de dokter genezen wordt verklaard, maar in het dagelijkse leven nog lang de gevolgen van deze akelige ziekte ondervindt. «Uitbuiting» vind ik een sterke uitdrukking. Een levensverzekering is per definitie gebaseerd op risicoselectie. Maar naarmate kanker steeds meer een chronische ziekte wordt, lijkt het me terecht dat verzekeraars rekening houden met de laatste overlevingscijfers. Ik begrijp dat er intussen ook contact is tussen het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten.
Wat is uw oordeel over het feit dat vrouwen kennelijk geadviseerd worden eerst een hypotheek of verzekering af te sluiten, voordat zij preventief testen/operaties tegen borstkanker ondergaan?
Als vrouwen een klacht hebben of zorg nodig hebben, zou ik daar zeker niet mee wachten. Verzekeraars zouden dat ook onwenselijk vinden en hebben daarom afgesproken om onder het grensbedrag (momenteel zo’n € 180 000) niet naar erfelijkheidsonderzoek te vragen. Maar boven dat grensbedrag kan bijvoorbeeld genetische screening gevolgen hebben voor een hypotheek of levensverzekering. Preventieve borstamputaties leiden overigens niet tot uitsluiting, volgens de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken. Ik vind het wel belangrijk om voorafgaand aan genetisch onderzoek stil te staan bij de mogelijke consequenties, maar vooral omdat de testuitslag relevant is voor eventuele kinderen en familieleden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Verbond van Verzekeraars, dat het weigeren van ex-kankerpatiënten zuur en hard is, maar dat het gaat om risicoschattingen? Vindt u het aanvaardbaar dat het Verbond van Verzekeraars ex-kankerpatiënten als een risico aanwijzen en deze vergelijken met een brandend huis dat niet te verzekeren is?1
Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat die vergelijking in relatie tot ex-kankerpatiënten nooit is gemaakt. Dat neemt niet weg dat verzekeraars zich bij het beoordelen van aanvragen baseren op de best beschikbare statistische informatie over een veelheid van factoren zoals leeftijd, eventuele behandelingen of medicijngebruik. Het Verbond van Verzekeraars staat in regelmatig contact met patiëntenorganisaties, onder meer met als doel om de kennis en informatie over gezondheidsrisico’s nog beter in kaart te brengen. Ook verzekeraars volgen de wetenschappelijke ontwikkelingen nauwgezet, om hun risicobeoordeling up to date te houden en zo is deze bijvoorbeeld ten aanzien van het herverzekeren van behandelde borstkanker onlangs herzien.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Verbond van Verzekeraars, dat het de schuld van de overheid is dat verzekeraars ex-kankerpatiënten een levensverzekering weigeren? Waarop is hun mening gebaseerd? Waarom hebben zij volgens u geen gelijk?2
Voor levensverzekeringen geldt geen wettelijke acceptatieplicht, zoals die voor het basispakket van de zorgverzekering wel geldt. De overheid schrijft uiteraard niet voor dat verzekeraars bepaalde groepen ex-patiënten een verzekering moeten weigeren. Ik wil hier benadrukken dat er – naast de acceptatieplicht voor het basispakket – nauwelijks acceptatieproblemen waren bij het aangaan van een nieuwe aanvullende zorgverzekering.
Deelt u de mening dat verzekeraars tegen de wet handelen, doordat artikel 1 van de Grondwet bepaalt dat mensen gelijkwaardig behandeld dienen te worden, en ex-kankerpatiënten daarom niet geweigerd mogen worden voor een hypotheek of levensverzekering?
Nee, ik denk niet dat hier sprake is van strijd met het beginsel dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat mensen, die genezen zijn van kanker risico’s lopen die vergelijkbaar zijn met mensen die geen kanker hebben gehad, voor grote problemen komen te staan, doordat zij moeilijk een levensverzekering of een hypotheek kunnen krijgen?
De algemene boodschap van het onderzoek neem ik ter harte. Naarmate meer mensen kanker krijgen én overleven, moet er ook meer aandacht komen voor het leven na kanker. Waar het gaat om de vraag of de meest recente overlevingscijfers worden gebruikt, weet ik dat het Verbond van Verzekeraars reeds contact heeft gezocht met de patiëntenorganisatie.
Het tekort aan (crisis)pleeggezinnen |
|
Nine Kooiman |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er te weinig plek is voor kinderen in een crisissituatie?1
In het Afsprakenkader Jeugdzorg 2010–2011 is het Rijk met provincies en stadsregio’s overeengekomen dat aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is, waarbij:
Dit beleid wordt in 2012 voortgezet, zoals gemeld in mijn brief van 7 oktober 2011 (TK 2011–2012, 31 839, nr. 134).
Op 24 oktober 2011 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze afspraak (TK 2011–2012, 31 839, nr. 137). In deze brief heb ik gemeld dat provincies mij hebben laten weten dat jeugdigen bij wie de veiligheid in het geding is en jeugdigen in crisissituaties nagenoeg altijd tijdig zorg ontvangen. Naar aanleiding van het bericht uit Het Parool van 30 december 2011 heb ik navraag gedaan bij de stadsregio Amsterdam. De stadsregio Amsterdam heeft mij gemeld dat dit beeld voor de stadsregio nog steeds klopt. Het is de verantwoordelijkheid van de provincies en stadsregio’s om bij het aanbod van crisisopvang rekening te houden met fluctuaties in de vraag. De groei van de vraag naar crisispleegzorg heeft de aandacht van de stadsregio Amsterdam.
Hoe verklaart u de uitzonderlijke toename van het aantal kinderen in Amsterdam in een crisissituatie waarvoor een plek moet worden gezocht naar 25%?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is het tekort aan opvangplekken van kinderen in een crisissituatie in Amsterdam? Hoe groot is dit tekort in andere delen van het land?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jeugdzorginstellingen met name rond de feestdagen en vakanties voldoende in staat zijn om kinderen in crisissituaties op te vangen?
Zie antwoord vraag 1.
Worden in het hele land extra (crisis)pleeggezinnen geworven met campagnes waar tekorten zijn, zoals de organisatie Spirit nu ook een campagne is gestart? Waar zijn de grootste tekorten aan (crisis)pleeggezinnen?
Als staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ben ik verantwoordelijk voor het landelijke beleid voor jeugdzorg. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en daarmee dus ook voor de pleegzorg. Samen met het IPO en Pleegzorg Nederland ben ik daarom begin 2010 de landelijke wervingscampagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» gestart. Met hen heb ik toen afgesproken dat zij in 2012 de campagne zouden voortzetten. Per 1 januari 2012 is de campagne dan ook overgedragen aan Pleegzorg Nederland en de regionale pleegzorginstellingen.
De behoefte aan geschikte pleeggezinnen is in de Randstad het grootst. Door middel van regionale campagnes kan iedere regio zich richten op die (potentiële) pleegouders die het beste aansluiten bij de behoeften van kinderen. Met zowel de landelijke als regionale wervingscampagnes is veel naamsbekendheid gegeven aan de pleegzorg. Voortzetting van de campagne in 2012 zal de aandacht voor werving van pleegouders nog meer vergroten.
Hoeveel aspirant-pleegouders wachten momenteel op een pleegkind?
Op landelijk niveau zijn hierover geen cijfers beschikbaar. Ik wil benadrukken dat centraal staat dat er voor een kind dat zorg nodig heeft gezocht wordt naar een geschikt pleeggezin. Voor een goede match van een pleegkind met een pleeggezin zijn drie tot vijf pleeggezinnen nodig. Dit betekent dat het aanbod van pleegouders groter moet zijn om de vraag naar pleegzorg op passende wijze tegemoet te komen. De keerzijde is dan ook dat de mogelijkheid bestaat dat er voor een pleeggezin geen match wordt gevonden en dat zij uiteindelijk geen pleegkind toegewezen krijgen.
In hoeverre is het mogelijk om kinderen ook buitenregionaal te plaatsen als er in de regio onvoldoende plek is? Hoeveel kinderen mogen er op jaarbasis buitenregionaal geplaatst worden?
Provincies hebben met elkaar afgesproken dat bij crisisplaatsingen, voor de wettelijke termijn van vier weken, hulp kan worden ingeschakeld over de provinciegrenzen heen, zonder dat er sprake is van een geldelijke verrekening (plaatsingen om niet). Ook in alle overige gevallen blijven buitenprovinciale plaatsingen mogelijk, maar zullen provincies de kosten hiervan onderling met elkaar verrekenen, tenzij provincies onderling andere afspraken hierover maken.
Deelt u de mening dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om kinderen in nood te helpen, en dat er daarom voldoende (crisis)pleeggezinnen moeten zijn? Zo ja, hoe vult u die verantwoordelijkheid in en met welke middelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom draagt u per 1 januari 2012 de campagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» over aan de sector die door u werd gelanceerd en bewezen succesvol is?2
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de bekendheid van pleegzorg nog kan en moet groeien, omdat de naamsbekendheid nu 48% is? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het faillissement van Stichting Zonnehuizen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Is het waar dat Zonnehuizen sinds oktober 2011 geen loonbelasting, premie voor de zorgverzekering en pensioenpremie heeft afgedragen voor zijn personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Naar ik heb begrepen heeft de curator laten weten dat bepaalde premies niet betaald zijn.
Hoeveel geld is Zonnehuizen verschuldigd aan de belastingdienst, zorgverzekeraars en pensioenfondsen?
Om welke bedragen het gaat is mij niet bekend.
Welke gevolgen zullen de medewerkers van Zonnehuizen ondervinden?2 Kunnen zij bijvoorbeeld een extra belastingaanslag krijgen, nu hun werkgever verzuimd heeft loonbelasting te betalen? Is het mogelijk dat zij een extra rekening krijgen van de zorgverzekeraar? Heeft het personeel een pensioengat opgelopen?
Hoe dat precies voor elke individuele medewerker uitpakt, weet ik niet.
Bent u bereid om u tot het uiterste in te spannen dat het personeel geen nadeel zal ondervinden van de nalatigheid van hun werkgever? Zo ja, wat gaat u doen? Zo neen, vindt u het rechtvaardig dat het personeel financieel de dupe is van nalatigheid van hun werkgever?
Het personeel kan op komen voor zijn rechten; rechtstreeks, via de vakbonden of anderszins. Ik treed niet in de relatie van individuele medewerkers en hun werkgever. Dat laat onverlet dat ik begrip heb voor de moeilijke situatie waarin de medewerkers verkeren.
Bent u van mening dat de interim bestuurder nalatig is geweest, door de premies voor pensioen en zorgverzekering en de loonbelasting niet te betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verplichte premies moeten betaald worden. Het is niet aan mij om op dit moment uitspraken te doen over nalatigheid. Het proces loopt immers nog.
Is het mogelijk om de interim bestuurder aansprakelijk te stellen voor deze nalatigheid, al dan niet door het personeel zelf? Kunt u uw antwoord toelichten?
In geval een werkgever verplichte premies of belasting niet betaalt wordt hij daarop door de betreffende instanties aangesproken en indien nodig «aangepakt». VWS heeft daarbij geen rol.
Heeft u nog steeds een groot vertrouwen in de interim bestuurder, zoals u op 23 november 2011 betoogde? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het vertrouwen dat ik op 23 november 2011 uitsprak betrof vooral de kwaliteit van zorg. Dat deed ik op gezag van de IGZ die aangegeven had dat de kwaliteit van zorg in orde was.
Welke rol heeft de curator gespeeld sinds de onder curatele stelling van Zonnehuizen? Had de curator moeten opmerken dat er geen loonbelasting en premies werden afgedragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Afgaande op de berichtgeving heeft de curator dit opgemerkt en daarover het personeel ingelicht.
Kunt u verklaren dat er in september 2011 nog 6 miljoen euro nodig was om de organisatie te redden en nu een veelvoud daarvan? Hoe geeft de cumulatie plaatsgevonden?3
De 6 miljoen euro waarvan in september 2011 sprake was was nodig om de exploitatie nog enige tijd te kunnen voortzetten zonder surseance of faillissement. Die 6 miljoen volstond echter niet om Stichting Zonnehuizen weer gezond te maken.
Bent u met mij eens dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat er bewust is aangestuurd op een faillissement van Zonnehuizen en dat een diepgravend onderzoek op zijn plaats is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderdeel van de taak van de curator is onderzoek te doen naar de oorzaken van een faillissement. Indien zij van mening is dat er bewust aangestuurd is op een faillissement zal zij dat melden in de openbare faillissementsverslagen, waarvan het eerste gepubliceerd is (zie www.vanvanriet.nl). De suggestie dat er bewust is aangestuurd op een faillissement onderschrijf ik op basis van mijn huidige informatie niet. Wel is gebleken dat faillissement onafwendbaar was.
De brandonveiligheid in zorginstellingen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de brandveiligheid zorg niet in orde is?1
Naar aanleiding van het rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen» (dat op 23 december 2011 naar uw Kamer is gezonden) heeft het kabinet uw Kamer hierover op 7 februari jongstleden een brief gezonden.
Hoelang is uw ministerie al op de hoogte van de brandonveiligheid in de zorg? Waarom is dit probleem nog steeds zo groot? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Naar aanleiding van de Schipholbrand is in 2007 door het toenmalige College bouw zorginstellingen een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de brandveiligheid in zorginstellingen. Dit onderzoek gaf aan dat de brandveiligheid in de zorg in veel gevallen niet op orde was. In het kader van het Actieprogramma Brandveiligheid ( TK nr. 2006–2007, 26 956, nr. 46) is voor en door de zorgsector het nodige in gang gezet om de brandveiligheid en bewustwording in zorginstellingen te vergroten. Uw Kamer is daarover geïnformeerd (TK 2008–2009, 26 956, nr. 66).
Wat betreft de reden dat ondanks de eerder genomen maatregelen nog steeds sprake is van brandonveiligheid, verwijs ik graag naar de (hoofd)conclusies van het eerder genoemde rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen».
Welke maatregelen zijn genomen om brandgevaar terug te dringen? Is dit genoeg geweest, nu blijkt dat 30% van de zorginstellingen zulke ernstige gebreken hebben, dat ingrijpen met betrekking tot de brandveiligheid noodzakelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u, uit uw oude werkomgeving, de opmerking dat er te weinig wordt gedaan aan voorlichting over brandveiligheid? Bent u bereid serieus werk te maken van goede scholing en voorlichting aan personeel over wat te doen om brand te voorkomen, maar ook hoe te handelen bij brand? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de gemeenten aansporen om intensiever te (laten) controleren op de brandveiligheid van zorginstellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het aanspreken van gemeenten is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) als eerste verantwoordelijk. Voor de maatregelen die de minister van BZK zal treffen, verwijs ik naar de kabinetsbrief van 7 februari 2012.
Bent u bereid sancties op te leggen aan bestuurders die de brandveiligheid in hun zorginstelling niet in orde hebben? Zo ja, welke sancties gaat u opleggen? Zo, nee waarom niet?
De wettelijke voorschriften voor brandveiligheid zijn neergelegd in verschillende sectorale wetten en besluiten. Het toezicht en sanctiebeleid op brandveiligheid sluit daarop aan. In de brief van 7 februari 2012 is nader uitgewerkt hoe handhavend zal worden opgetreden.
Op welke manier gaat u er voor zorgen dat de brandveiligheid in alle zorginstellingen sterk verbetert en op welke termijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
De fusie tussen twee GGZ-instellingen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om een oordeel gevraagd wat de fusie tussen twee GGZ-instellingen betekent voor de kwaliteit van zorg? Zo ja, wat was het oordeel van de IGZ? Zo nee, wilt u dit alsnog doen en het oordeel van de IGZ aan de Tweede Kamer doen toekomen?
Zolang de voorgenomen zorgspecifieke aanscherping van de fusietoetsing niet wettelijk is verankerd, hebben de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen goedkeuringsbevoegdheid ten aanzien van voorgenomen fusies. Wel zal de IGZ de betrokken zorgaanbieders de komende tijd intensiever volgen om aangesloten te zijn op het fusieproces. Zo nodig zal de IGZ interveniëren als voor, tijdens of na de fusie de kwaliteit van zorg in de betrokken instellingen in gevaar komt.
Het overlijden van een gedetineerde in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bajesklant sterft in houdgreep»?1
Ja.
Kent u het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van 25 augustus 20112 waarin de IGZ verklaart dat de zorg in een PPC voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg? Was daar in dit geval sprake van?
Ik ben bekend met het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Op 25 augustus 2011 heb ik het rapport met mijn beleidsreactie aan uw Kamer verzonden.
Momenteel wordt via de geëigende kanalen toedrachtsonderzoek gedaan naar dit incident. In de eerste plaats is door het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) conform protocol zelfstandig een onderzoek gestart. Hiervoor heeft het PPC een calamiteitenonderzoekscommissie ingesteld. In die commissie hebben niet-bij-de-calamiteit-betrokken deskundigen vanuit DJI zitting om de feiten helder te krijgen, het zorgproces te evalueren en te analyseren hoe de calamiteit is ontstaan. De commissie rapporteert aan de directeur van de inrichting en doet indien nodig aanbevelingen om tot verbetering te komen. De directeur rapporteert vervolgens aan de IGZ.
In de tweede plaats is dit incident bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Medische diensten van penitentiaire inrichtingen (pi’s) zijn instellingen van zorg die op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht zijn calamiteiten te melden bij de IGZ.
Ten slotte onderzoekt de Rijksrecherche, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), de zaak.
Voor deze onderzoeken geldt dat de resultaten nog niet beschikbaar zijn.
Kent u ook de uitspraak uit hetzelfde rapport van de IGZ waarin zorgen worden geuit over een belangrijk risico voor kwaliteit van zorg, namelijk dat door ontbreken van een integraal en goed patiëntendossier informatieoverdracht en verantwoording van handelen onvoldoende is geborgd? Zijn de patiëntendossier in het algemeen nu wel op orde? Was het dossier in dit geval op orde?
Ik ben bekend met de aanbeveling van de IGZ. De IGZ beveelt aan om de ontwikkeling van een integraal (elektronisch) patiëntendossier te stimuleren en faciliteren. Zoals aangegeven in mijn beleidsreactie bij het IGZ-rapport bezie ik hoe ik voor de PPC's een elektronisch patiëntendossier ga vormgegeven. Naar verwachting is een integraal patiëntendossier specifiek voor de PPC's in 2013 operationeel. Hierbij sluit ik aan bij de ontwikkelingen in de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg en maak ik zoveel als mogelijk gebruik van de daar aanwezige expertise. Vooruitlopend daarop wordt binnen de huidige beschikbare informatievoorziening uiterlijk medio 2012 een eenvoudige ICT-toepassing gerealiseerd. Daarmee zal de toegankelijkheid van het dossier en het uitwisselen van zorginformatie tussen de PPC's onderling en ketenpartners worden bevorderd. Inmiddels is in de meeste PPC's deze eenvoudige ICT-toepassing gerealiseerd.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toedracht van dit incident en zijn derhalve op dit moment geen uitspraken te doen.
Deelt u de mening dat het gebruik van een isoleercel het laatste redmiddel is voor psychisch zieke mensen, ook als het gedetineerden betreft?
Ik ben van mening dat terughoudend omgegaan dient te worden met plaatsing in de isoleercel. Het beleid van de PPC’s is erop gericht zoveel mogelijk in contact te blijven met de gedetineerde en niet op langdurig separeren. Hierbij worden gedetineerden alleen geïsoleerd indien er een gevaar bestaat als gevolg van de stoornis, dat niet op een minder ingrijpende wijze kan worden afgewend.
Overigens verwacht ik dat door invoering van het wetsvoorstel verruiming van de mogelijkheden tot de toepassing van dwangbehandeling, waarover ik vanmiddag met uw Kamer spreek, dat gebruik van de isoleercel teruggedrongen kan worden. In de reguliere GGz heeft zich, na aanpassing van de Bopz, een verschuiving van fysieke restricties naar verplichte behandeling plaatsgevonden.
Zijn, naast de medewerkers en behandelaren, ook de justitiebewakers opgeleid om veilig en zorgvuldig om te gaan met de ernstig psychisch zieke mensen die in een PPC verblijven? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Binnen een PPC werken uitsluitend Zorg en Behandeling Inrichtingswerkers (ZBIW) en verpleegkundig ZBIWers in de executieve dienst.
ZBIW-ers zijn speciaal opgeleid om te kunnen gaan met de moeilijke doelgroep aan wie in een PPC zorg verleend wordt. In de PPC's is veel aandacht voor bij- en nascholing rondom zorg en samenhangende onderwerpen. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan psychopathologie, psychiatrische medicatie, methodisch en planmatig werken en gezondheidsrecht.
Slechts in geval van nood worden ZBIW-ers ondersteund door derden zoals een intern bijstandsteam (IBT). Het IBT is in dit geval niet ingeschakeld.
Zijn de medewerkers en bewakers voldoende opgeleid om drang en dwang bij mensen met ernstige psychische problemen zoveel mogelijk te voorkomen maar indien noodzakelijk volgens zorgvuldig protocol uit te voeren? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 5.
Is het programma terugdringen drang en dwang ook in de PPC van toepassing? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zoals aangegeven in reactie op het IGZ-rapport sluiten de PPC’s aan bij de initiatieven die in de reguliere zorg zijn ontwikkeld om de toepassing van dwang en drang terug te dringen. Hiertoe zijn reeds in januari 2011 de eerste initiatieven genomen. In januari 2011 vond er eerste bijeenkomst samen met experts van met GGZ Nederland en directeuren zorg en behandeling van de PPC's plaats in het kader van uitbreiden van de mogelijkheden terugdringen dwang en drang om te kijken hoe de in de GGz aanwezige expertise benut kan worden.
Bij het terugdringen van dwang en drang maken de PPC’s gebruik van de interventies die in de GGz gehanteerd worden.
Ten slotte registreert ieder PPC de duur en de frequentie van de separatie en worden deze gegevens met regelmaat doorgenomen binnen de multidisciplinaire teams zodat hiervan een lerend effect uit kan gaan.
Is er een relatie te leggen tussen werkdruk, agressie en geweld in justitiële inrichtingen – zoals de arbeidsinspectie recent naar buiten bracht – en deze gebeurtenis?3
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toedracht van dit incident en zijn hier derhalve geen uitspraken over te doen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden bij uw Kamervragen over het bericht van de Arbeidsinspectie die vandaag aan uw Kamer verzonden worden.
Baart het u zorgen dat er in toenemende mate mensen in detentie overlijden? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen en de Kamer te informeren over het aantal mensen dat in detentie overlijdt en de aanleiding daarvan over de afgelopen vijf jaar?
Op 7 september 2011 heb ik uw Kamer naar aanleiding van een verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie geïnformeerd over sterfgevallen in de penitentiaire inrichtingen, en het toezicht van de IGZ hierop.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 en 2 melden pi’s alle sterfgevallen bij de IGZ. De IGZ heeft voor het jaar 2010 alle gemelde calamiteiten met betrekking tot het overlijden van gedetineerden geanalyseerd. Dit betreft het overlijden binnen het gevangeniswezen inclusief de PPC’s. In 2010 zijn vijf gevallen van overlijden en twintig 20 suïcides in de penitentiaire inrichtingen gemeld. In alle vijf gevallen was er sprake van natuurlijk overlijden en zijn er door de IGZ geen tekortkomingen in de zorg geconstateerd. In deze vijf gevallen was er sprake van acute dood, vier maal gevonden op cel, eenmaal acuut overleden tijdens het luchten. De IGZ heeft geconstateerd dat deze gevallen van overlijden niet waren te vermijden.
In 2010 is er sprake geweest van een stijging van het aantal sterfgevallen door suïcide. De IGZ heeft al deze gevallen onderzocht. Bij geen van de suïcides is de IGZ tot de conclusie gekomen dat tekortkomingen in de zorg geleid hebben tot de suïcide. In 2010 vonden in één penitentiaire inrichting vier suïcides plaats in betrekkelijk korte tijd. Bij deze vier casus en een ernstige suïcidepoging is door de IGZ nagegaan of er een samenhang was of dat een en ander wees op een structurele tekortkoming in de zorg. Hiervan is niet gebleken. De IGZ heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor uitgebreider onderzoek. Wel is de betreffende penitentiaire inrichting meegenomen in het eerder genoemde follow-up onderzoek naar medische diensten.
Het systematisch toezicht van de IGZ geeft mij waardevolle informatie over de sterfgevallen en eventuele patronen hierin. Daarnaast zijn een aantal andere maatregelen genomen die meer inzicht verschaffen in de aard en omvang van de sterfgevallen in de pi’s. In de eerste plaats is in opdracht van de Dienst Justitiële Inrichtingen in 2011 kwalitatief onderzoek gestart naar de determinanten van suïcides in de periode 2005–2010. In dit onderzoek wordt onder meer bezien welke factoren van invloed zijn op suïcides. Dit onderzoek wordt in maart 2012 afgerond. Daarnaast is de Nationale Ombudsman in augustus 2011 een onderzoek gestart naar de laatste tien sterfgevallen in detentie. Dit onderzoek wordt eind februari 2012 opgeleverd.
Het bericht dat De Jutters logeerhuizen moet sluiten |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat De Jutters, centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in de regio Haaglanden, gedwongen is om zijn logeerhuizen te sluiten?1
Ik ben op de hoogte van het sluiten van de logeerhuizen van De Jutters in Waddinxveen en in Den Haag. Het zorgkantoor heeft bij haar zorginkoop de ruimte om afwegingen te maken op basis van aantal indicaties, aanbod, kwaliteit en door aanbieders gehanteerde prijzen. Dit heeft tot een dialoog tussen zorgkantoor en De Jutters geleid over de hoogte van de in 2012 te hanteren prijzen. In onderhavige zaak speelt in het bijzonder dat het aantal indicaties voor kortdurend verblijf afneemt. De Jutters heeft vervolgens op basis van een uitgebreide financiële analyse zelf geconcludeerd dat het niet meer haalbaar is om de logeerhuizen te laten voortbestaan.
Bent u ervan op de hoogte dat De Jutters al eerder de logeerhuizen in Waddinxveen heeft moeten sluiten omdat de AWBZ-financiering onder druk staat? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 1.
Waar kunnen de kinderen terecht voor opvang, zodat het gezin even rust heeft, nu er in de regio geen reguliere logeerhuizen voor deze kwetsbare groep meer zijn? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen gaten vallen in de zorgketen en deze vorm van respijtzorg gecontinueerd wordt?
Ik ben het met u eens dat logeren in een logeerhuis een vorm van respijtzorg is. Er zijn ook andere vormen van respijtzorg waardoor gezinnen even rust hebben zoals vrijwillige thuiszorg, buitenschoolse opvang, (weekend)dagopvang, thuisondersteuning, buddyzorg, kortdurende opnames en vakantiekampen. Bovendien zijn er alternatieven voor het bieden van een weekend logeren in eigen instelling van een zorgaanbieder. Er wordt bijvoorbeeld ook logeerzorg aangeboden door zorgaanbieders in huisjes in bungalowparken of op zorgboerderijen.
Ik vind het van belang dat het zorgkantoor er voor zorgt dat er een passend ondersteuningaanbod is voor families met kinderen met een AWBZ-indicatie, waaronder begeleiding en kortdurend verblijf.
Het betrokken zorgkantoor (CZ) heeft aangegeven dat er andere aanbieders van logeerzorg zijn en dat zij kijken naar andere vormen van respijtzorg, zoals dagopvang of ondersteuning in de thuissituatie.
Vindt u het wenselijk dat gezinnen met kinderen die ernstige problemen hebben op deze manier gedwongen worden om gebruik te maken van een particulier aanbod waar geen toezicht op is door de Inspectie, die eerder al waarschuwde voor onveilige situaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen sprake van gedwongen gebruik van particulier aanbod. De afgelopen jaren is meer transparantie in logeerzorg en de kosten daarvan ontstaan. Ik vind het van belang dat het zorgkantoor er voor zorgt dat er een passend ondersteuningsaanbod is voor families met kinderen met een AWBZ-indicatie.
Hoe kan het zijn dat u enerzijds stelt dat er meer geld gaat naar de AWBZ, maar dat er anderzijds gekort wordt op een kwetsbare groep minderjarigen? Hoe gaat u voorkomen dat deze groep kinderen en hun ouders de dupe worden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u voorkomen dat De Jutters de helft van zijn budget verliest voor de logeerhuizen omdat de zorgkantoren hebben besloten om de tarieven te verlagen?
Het zorgkantoor heeft bij de zorginkoop afwegingen gemaakt op basis van aantal indicaties, aanbod, kwaliteit en door aanbieders gehanteerde prijzen. Hetzelfde geldt voor de zorgaanbieder De Jutters. De zorgaanbieder heeft op basis van een financiële analyse zelf geconcludeerd dat het niet meer haalbaar is om de logeerhuizen in Waddinxveen en Den Haag te laten voortbestaan. Ik heb geen rol bij de onderhandelingen tussen het zorgkantoor en individuele instellingen.
Een mogelijk onafwendbaar vuurwerkverbod |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de uitspraak van de coördinator van de Taskforce Opsporing Vuurwerk Bommenmaker dat een vuurwerkverbod onafwendbaar is?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er steeds meer professioneel vuurwerk van het zwaarste soort, als lawinepijlen, nitraatklappers, vlinderbommen en cobra’s, illegaal vanuit Oost-Europa Nederland binnen worden gesmokkeld?
Natuurlijk ben ik van mening dat het onjuist en zorgelijk is dat illegaal zwaar knalvuurwerk, dat niet voor de consument bestemd is, op de illegale Nederlandse markt wordt gebracht. Dat vuurwerk hoort absoluut niet in handen van een consument te komen. Het feit dat veel van dit vuurwerk massa explosief reageert, maakt dit nog ernstiger. Daarom zijn door het Kabinet ook al diverse maatregelen genomen:
Wat vindt u ervan dat klasse 1.1 vuurwerk met 48,5 gram aan explosieve lading – meer dan in een kleine handgranaat – gewoon via Nederlandse sites online worden aangeboden, onder vermelding dat het verboden is en dat de waarschuwingen van de politie voor het gevaar van dit soort vuurwerk niet serieus moet worden genomen?2
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening van de oogartsen dat vuurwerk vergelijkbaar is met munitie en niet in de handen van burgers thuishoort, omdat de oogschade als gevolg van vuurwerk gelijk is aan die van munitie?3
Vuurwerk is in staat om letsel te veroorzaken, zeker bij verkeerd gebruik. De aard van het letsel is afhankelijk van het type vuurwerk, de hoeveelheid kruit in het vuurwerk en de plaats waar de effecten het lichaam raakt. Vergelijken met andere letselveroorzakende artikelen is niet zinvol. Indien vuurwerk wordt gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing door mensen die zich bewust zijn van de mogelijke gevaren en daarnaar handelen, is de kans op letsel gering.
Kunt u uiteenzetten wat jaarlijks wordt uitgegeven aan de (spoed)behandeling van de honderden gewonden door vuurwerk?4 Heeft u zicht op het aantal mensen dat (tijdelijk) arbeidsongeschikt is geraakt door vuurwerk, al dan niet gedeeltelijk?
De Stichting Consument en Veiligheid heeft, in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, een rekenmodel (Letsellastmodel) ontwikkeld dat bestaat uit een zorgmodel en een verzuimmodel. Met behulp van dit model en de specifieke gegevens van de letselgevallen over de jaarwisselingen 2006 t/m 2010, zijn de gemiddelde zorgkosten en de gemiddelde verzuimkosten als gevolg van een jaarwisseling berekend.
De totale medische kosten voor de behandeling van slachtoffers bedragen gemiddeld 1,1 miljoen euro per jaarwisseling. Ongeveer een kwart van deze slachtoffers heeft een betaalde baan. De kosten voor hun arbeidsverzuim door de vuurwerkongevallen belopen jaarlijks eveneens 1,1 miljoen. Letsels door vuurwerkongevallen kosten de maatschappij dus gemiddeld 2,2 miljoen euro per jaarwisseling.
Deelt u de mening dat een verbod op consumentenvuurwerk ook in het licht van de (zorg)kosten een welkome bezuiniging zou zijn op de overheidsuitgaven? Zo neen, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat letsel zo veel mogelijk voorkomen moet worden en dat uitgaven daaraan, hoewel op dat moment wel besteed, dus eigenlijk altijd te hoog zijn. Ik zie dit los van eventuele bezuinigingen. Van belang blijft mijns inziens om ongeregeldheden rond de jaarwisseling en onjuist omgaan met (illegaal) vuurwerk zo veel mogelijk te voorkomen. Zeker illegaal vuurwerk hoort niet in handen van de consument. Daar blijf ik dan ook vol op inzetten.
Aan een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk zijn natuurlijk ook extra kosten verbonden in de sfeer van bijvoorbeeld de handhaving, het organiseren van professionele vuurwerkshows en omzetderving van de vuurwerkbranche (indien het verbod onmiddellijk in moet gaan). Wanneer elk van de 400 gemeenten ten minste 1 vuurwerkshow organiseert, bij een kostprijs van 1 show van 10 000 Euro, zijn de investeringen hierin al meer dan de bezuinigingen op de letselkosten.
Deelt u de mening dat, gezien de toenemende ellende en zeer ernstige ongevallen met het afsteken van vuurwerk, waaronder zeer veel (oog)schade voor mens, dier en milieu, een verbod op het consumentenvuurwerk onafwendbaar is? Zo ja, welke stappen gaat u daarvoor nemen? Zo neen, waarom niet?
Het Kabinet is van mening dat de jaarwisseling een feest moet zijn waar mensen ook door het afsteken van vuurwerk (mits dit legaal gebeurt) veel plezier aan beleven. Op dit moment overweeg ik daarom niet een totaal verbod op consumentenvuurwerk in te stellen.
Daar is mijns inziens nu ook geen draagvlak voor. Ik baseer me daarbij op een gedetailleerd onderzoek naar de beleving van vuurwerk uit 2008. Gelet op de oplaaiende discussie ben ik voornemens om dit onderzoek te actualiseren.
Overigens blijft een belangrijk aandachtspunt bij een eventueel verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk de verwachting dat een deel van de consumenten naar buitenlands vuurwerk zullen uitwijken, waarop, gezien het illegale karakter ervan, nog minder controle kan worden uitgeoefend.
Selectieve zorginkoop door verzekeraars |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de tussenuitspraak van de College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB)-rechter in de zaak van de Stichting Afweerstoornissen en de Schildklierstichting Nederland tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)?1
Ik neem aan dat u doelt op de uitspraak die u aanhaalt in voetnoot 2. Daarvan ben ik op de hoogte.
Wat is uw mening over deze uitspraak in relatie tot de uitspraak van College voor Zorgverzekeringen (CVZ)?1 Bent u van mening dat de aanspraak van een specialistisch geneesmiddel beperkt dient te kunnen worden tot een bepaalde zorgverlener als er sprake is van een dubbele aanspraak? Wat is de mening van het CVZ in deze?
In beginsel ben ik van oordeel dat de handelswijze van Menzis om de aanspraak te beperken tot een bepaalde zorgverlener in lijn is met het beleid ten aanzien van selectieve inkoop. De definitieve uitspraak van het CBB is echter bindend. Ik ga er vanuit dat de definitieve uitspraak in overeenstemming zal zijn met de tussenuitspraak van 8 december 2011. Daarom onderzoek ik op dit moment of een andere manier van toepassing dan wel wijziging van de regelgeving tegemoet kan komen aan dit vraagstuk. Ik ben voornemens uw Kamer in maart nader te informeren over deze kwestie.
In hoeverre heeft de NZa de polisvoorwaarden van 2010, 2011 en 2012 goedgekeurd van verzekeraars die de aanspraak van bijvoorbeeld immunoglobulines beperken tot de aanspraak geneeskundige zorg? Wat is uw mening over deze uitspraak in relatie tot de beantwoording van schriftelijke vragen ?2 3
De NZa is bij het toetsen van polissen uitgegaan van de duidingen van het CVZ. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2 en 10 heb geschreven ga ik er vanuit dat de definitieve uitspraak in overeenstemming zal zijn met de tussenuitspraak van 8 december 2011. Verzekeraars zullen alsdan extramurale aanspraken op de betreffende middelen moeten honoreren. Daarnaast zullen zij hun polissen zo nodig in overeenstemming moeten brengen met de definitieve uitspraak van het CBB. Menzis heeft de polissen inmiddels al aangepast.
Bent u van mening dat verzekeraars selectieve zorginkoop moeten toepassen? Bent u van mening dat selectieve zorginkoop noodzakelijk is voor doelmatigheid in de zorg? Hoe is dit te rijmen met deze uitspraak?
Ik ben van oordeel dat het wenselijk is dat zorgverzekeraars selectieve zorginkoop toepassen. Ook ben ik van oordeel dat dit noodzakelijk is om de doelmatigheid van de zorgverlening te vergroten en verwacht ik dat dit leidt tot een geleidelijke verhoging van de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg.
Deze uitspraak van het CBB beperkt de vrijheidsgraden van de verzekeraar tot selectieve zorginkoop. Zoals reeds in het antwoord op de vragen 2 en 10 is aangegeven beraad ik mij op de ontstane situatie en ben ik voornemens uw Kamer in maart nader te informeren over deze kwestie.
Wat is het verschil in gedeclareerde kosten van bijvoorbeeld immunoglobuline IV tussen de extramurale aanspraak (Z-index prijs) en de gemiddelde prijs in de nacalculatie van ziekenhuizen (enquete NZa GNIP)?
De prijzen die ziekenhuizen momenteel bedingen zijn mij niet bekend. Uit 2008 zijn mij wel cijfers bekend. Uit onderzoek van de NZa (Advies bekostiging dure – en weesgeneesmiddelen – onderzoeksresultaten X-factor, NZa oktober 2008) volgde dat er bij immunoglobulinen kortingen van 43% werden bedongen door ziekenhuizen.
Kunt u aangeven hoe groot de kostenstijging zal zijn als de immunoglobuline IV niet meer via de aanspraak geneeskundige zorg wordt gefinancierd, maar extramuraal tegen de taxe-prijs?
Dit is lastig in te schatten. Ik heb geen zicht op de actuele inkoopprijzen voor immunoglobulinen door ziekenhuizen. De huidige gedeclareerde totale uitgaven door ziekenhuizen aan immunoglobulinen bedroegen in 2010 ongeveer 20 miljoen euro. Zoals volgt uit het antwoord op vraag 5 heeft de NZa in 2008 bekend gemaakt dat er bij immunoglobulinen kortingen van 43% werden bedongen door ziekenhuizen.
In hoeverre acht u het mogelijk en realistisch dat een verzekeraar afspraken met ziekenhuizen kan maken over de financiering van specialistische geneesmiddelen (zoals voorgesteld in de CBB-uitspraak) terwijl het ziekenhuis financieel voordeliger uit is wanneer van de dubbele aanspraak gebruik wordt gemaakt?
De zorgverzekeraar kan de aanspraak op specialistische geneesmiddelen die zowel onder farmaceutische zorg als onder geneeskundige zorg vallen, niet meer via de polis beperken tot geneeskundige zorg. In het kader van de zorginkoop is het echter in beginsel nog steeds mogelijk om hierover afspraken te maken met ziekenhuizen. Op voorhand is niet in te schatten in hoeverre zorgverzekeraars alsnog afspraken gaan maken met ziekenhuizen.
Zijn de kosten van bestaande behandelingen met specialistische geneesmiddelen meegenomen in de tariefberekening van de Diagnose Behandelingscombinaties (DBC)-zorgproducten? Wat betekent het voor deze tariefberekening dat door de CBB-uitspraak een zorgverzekeraar geen doelmatigheidskeuze meer mag maken en (dure) specialistische geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld reserve antibiotica zowel onder de aanspraak geneeskundige zorg zijn opgenomen, als een Geneesmiddelen Vergoedingssysteem (GVS)-vergoeding kennen?
De kosten van bestaande behandelingen met specialistische geneesmiddelen zijn alleen in de tariefberekening van een DBC meegenomen indien deze middelen niet zijn opgenomen op de lijst dure geneesmiddelen. Voor middelen op de lijst van dure geneesmiddelen is de beleidsregel dure geneesmiddelen van toepassing, die de vergoeding in het budget voor de instelling bepaalt. Uitgangspunt voor de overige middelen is dat deze in de tariefberekening van de DBC worden meegenomen.
De CBB uitspraak heeft geen invloed op de huidige tariefberekening van DBC’s. Voor zover behandelingen samenhangen met geneeskundige zorg zal het middel bekostigd worden via de beleidsregel dure geneesmiddelen of via de DBC indien het middel niet op de lijst van dure geneesmiddelen staat.
Is het waar dat de uitspraak van de CBB rechter de tariefberekening voor de DBC-zorgproducten voor ziekenhuisverplaatste zorg met specialistische geneesmiddelen die niet als aanvullende zorgprestaties (add)-on kunnen worden gefinancierd, ontkracht? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de zorgproducten zijn alle met de behandeling samenhangende kosten meegenomen. Dit betekent dat de zorgverzekeraar en het ziekenhuis een integrale prijsafspraak maken, dus inclusief de kosten voor geneesmiddelen. Alleen bij dure geneesmiddelen (die op de beleidsregel dure geneesmiddelen staan) ontvangen ziekenhuizen afzonderlijke financiering via de zogenoemde add-ons.
Bent u van plan het Besluit zorgverzekering aan te passen, zoals de CBB-rechter in zijn uitspraak, aanbeveelt zodat doelmatige zorginkoop kan plaatsvinden en geen dubbele aanspraken mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het opeens stopzetten van toeslagen |
|
Farshad Bashir , Sadet Karabulut (SP) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Waarom zijn er rond 20 december door de Belastingdienst brieven verstuurd aan toeslaggerechtigden met de mededeling dat de huur- en/of zorgtoeslag per 1 januari 2012 wordt stopgezet? Bent u ervan op de hoogte dat deze mensen veelal nog recht op een toeslag hebben?
Elk jaar komt een aantal toeslaggerechtigden niet meer in aanmerking voor het automatisch continueren van hun toeslag naar het volgende jaar. Enerzijds is dat het gevolg van aangepaste normen, waardoor er geen recht meer is. Anderzijds door toezichtacties van de Belastingdienst. Ook ten aanzien van toeslagjaar 2012 is dat het geval.
Wat dit jaar anders is dan in andere jaren, is dat door de implementatie van het nieuwe toeslagensysteem er burgers zijn die als gevolg van onder andere de inkomensharmonisatie geen toeslag meer ontvangen. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.1
In totaal hebben rond 20 december 2011 ongeveer 48 000 burgers een brief ontvangen waarin is aangegeven dat zij volgens de gegevens van de Belastingdienst voor toeslagjaar 2012 geen recht meer hebben op een huurtoeslag. Ook voor de zorgtoeslag is een dergelijke brief gezonden. Daarbij ging om ongeveer 120 000 brieven.
Als burgers menen wel recht te hebben op een toeslag, dan is in de brief aangegeven dat zij de toeslag opnieuw kunnen aanvragen. Ook dit is niet anders dan in andere jaren. Wat wel nieuw is, is dat burgers nu gebruik kunnen maken van Mijn Toeslagen, op www.toeslagen.nl. Daarnaast kunnen ze ook de BelastingTelefoon bellen.
Evenwel is er dit jaar iets niet goed gegaan met een groep van ongeveer 600 toeslaggerechtigden. Bij deze groep, zo is gebleken, de toeslag ten onrechte stopgezet. Het betreft een groep burgers die een verblijfstatus in GBA hebben waardoor ze in beginsel niet in aanmerking komen voor een toeslag. De betreffende burgers hebben echter aangegeven hierop een uitzondering te zijn, waardoor ze wél recht hebben. Hiervoor is evenwel aanvullende informatie van de IND nodig. Inmiddels is contact geweest met de IND en is inderdaad gebleken dat betreffende burgers recht hebben. De IND levert de ontbrekende informatie alsnog aan bij de Belastingdienst.
Op basis waarvan is de conclusie getrokken dat deze mensen geen recht op een toeslag hebben? Hoeveel mensen hebben deze brief ontvangen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat toeslaggerechtigden pas op 20 december 2011 krijgen meegedeeld dat zij per 1 januari 2012 geen recht op een toeslag hebben en dat zij opnieuw een toeslag kunnen aanvragen? Acht u een termijn van 10 dagen een redelijke termijn om deze kennisgeving van stopzetting te versturen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Belastingdienst de komende tijd goed bereikbaar is zodat mensen met vragen over bijvoorbeeld deze brief snel geholpen kunnen worden?
Naast het feit dat burgers via Mijn Toeslagen op www.toeslagen.nl 24 uur per dag en zeven dagen per week hun aanvraag eenvoudig kunnen indienen, kunnen ze de BelastingTelefoon bellen. Van 20 december tot en met 27 december was de BelastingTelefoon op werkdagen van 8–22 uur geopend. Op andere werkdagen is de BelastingTelefoon van 8–20 uur open. Als burgers daar aangeven dat ze toch recht denken te hebben, dan kan de BelastingTelefoon de aanvraag direct verwerken.
Daarnaast is het ook mogelijk om op werkdagen naar de balie van een regiokantoor van de Belastingdienst te gaan. Ook daar kunnen burgers geholpen met het indienen van een aanvraag.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat hernieuwde aanvragen voor een toeslag snel in behandeling worden genomen?
Als burgers voor 3 januari 2012 hun eerste aanvraag indienen dan krijgen zij op 20 januari 2012 hun toeslag weer uitbetaald. Dit is dan een dubbele betaling. Burgers die bellen of langskomen bij de balie, worden hierop gewezen.
Deelt u de mening dat op deze manier toeslaggerechtigden in een lastige situatie terecht kunnen komen omdat zij zonder een toeslag de vaste lasten mogelijk niet meer kunnen betalen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen die recht op een toeslag hebben niet in problemen komen door deze abrupte stopzetting van de toeslagen? Bent u bereid om u maximaal in te spannen om deze mensen alsnog op tijd de toeslag uit te betalen waar zij recht op hebben?
Ten aanzien van de ongeveer 600 burgers waarbij de toeslag ten onrechte is gestopt heeft de Belastingdienst contact met deze burgers opgenomen. Deze burgers is uitgelegd wat er aan de hand was en is er een nieuwe aanvraag ingediend. Vanaf 20 januari 2012 krijgen ze hun toeslag weer uitbetaald.
De Belastingdienst vraagt deze burgers actief of er hierdoor sprake is van acute financiële problemen. Als dat zo is, dan neemt de Belastingdienst contact op met, bijvoorbeeld, de verhuurder. Voorzover mij nu bekend hebben zich nog geen acute problemen voorgedaan.
Ten aanzien van alle andere gevallen geldt het normale beleid. Dit houdt in dat een burger, die recht heeft op een toeslag, zelf contact moet opnemen met de Belastingdienst. Als hij aangeeft dat hij door de latere uitbetaling in financiële problemen komt, dan neemt de Belastingdienst contact op met, bijvoorbeeld, de verhuurder.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Dure regiotaxi drukt oudere in isolement' |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Dure regiotaxi drukt oudere in isolement»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gemeenten met dergelijke absurde tariefverhogingen in feite niet meer voldoen aan de WMO-voorschriften,2 waarin wordt gesteld dat gemeentes moeten voorzien in lokaal / regionaal vervoer voor zijn inwoners die daar zelf niet in kunnen voorzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u eraan doen om dit tegen te houden?
Ik deel die mening niet. Het gebruik van de regiotaxi is veelal ook opengesteld voor ingezetenen van de betreffende regio die niet over een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) kunnen beschikken. Deze reizigers betalen een ander, vaak aanzienlijk hoger tarief dan de reizigers met een Wmo-beschikking. Door mij ingewonnen informatie over de in het artikel genoemde voorbeelden leert dat bij de Regiotaxi Utrecht een verdubbeling van de tarieven heeft plaatsgevonden voor de mensen zonder Wmo-beschikking voor lokaal vervoer, de zogenaamde «OV-reizigers». De tarieven voor mensen met een Wmo-beschikking zijn zeer beperkt gestegen. In de gemeente Venray is de tariefstijging voor mensen met een Wmo-beschikking het gevolg van een gemeentelijk besluit om het tarief voor de lokale regiotaxi gelijk te trekken met dat van het reguliere openbaar vervoer. Bij de regiotaxi van de Oosterschelderegio is de voorgenomen tariefverhoging voor mensen met een Wmo-beschikking uitgesteld.
De tarieven voor de OV-reizigers worden vastgesteld door de aanbestedende decentrale overheid, i.c.m. de provincie of de stadsregio.
De Wmo biedt voldoende waarborgen. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om een persoon die beperkt wordt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, te compenseren. Het is aan de gemeente om in individuele situaties, rekening houdend met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager en in overleg met de aanvrager, om de aanspraak op deze voorziening (zoals lokaal vervoer) te bepalen en vorm te geven. Onderdeel van de afweging is de mogelijkheid van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. De Wmo biedt de gemeenten beleidsruimte om tot het beoogde maatwerk te komen. Tariefsverhogingen voor gebruikers die op grond van een Wmo-beschikking gebruik maken van de regiotaxi dienen dus binnen dit kader, in individuele situaties te worden beoordeeld als onderdeel van de bredere afweging met betrekking tot de compensatieplicht.
Kunt u aangeven in hoeverre het juridisch mogelijk is voor gemeenten om gedurende lopende contracten met Wmo vervoerders prijsstijgingen van in sommige gevallen meer dan 1000% door te voeren?
Zoals onder 2 aangegeven dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gebruikers van de regiotaxi met en zonder Wmo-beschikking.
Gemeenten sluiten contracten met vervoerders en maken daarin prijsafspraken. Daarnaast is het aan de gemeente om voor gebruikers die de regiotaxi als Wmo-voorziening aanvragen, binnen het (onder 2 toegelichte) kader van de wet tot een zorgvuldige besluitvorming in individuele situaties te komen. Een verhoging van de prijs van een niet-individuele voorziening dient dus het gevolg te zijn van de door de wet bedoelde, bredere afweging.
Voor de overige gebruikers van de Regiotaxi geldt dat de tarieven worden vastgesteld door de provincie of stadsregio en dat kostendekkendheid een belangrijk uitgangspunt kan zijn.
Bent u bereid landelijke kaders betreffende het Wmo- vervoer op te stellen, zodat gemeenten niet meer in staat zijn om dergelijke absurde prijsverhogingen door te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u bereid gemeenten erop te wijzen dat ze de toegang tot het Wmo-vervoer niet door het vragen van te hoge eigen bijdragen of door het invoeren van te strenge toegangscriteria praktisch onmogelijk mogen maken?
De Wmo heeft een gedecentraliseerd karakter, waarbij gemeenten, binnen de waarborgen die de Wmo biedt, vrij zijn om te bepalen op welke wijze zij hun burgers met beperkingen compenseren. Ik zie op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten de toegang tot Wmo-voorzieningen onnodig duur en daarmee onmogelijk maken. Daarnaast staat voor de individuele aanvrager altijd de mogelijkheid open om bezwaar en beroep tegen het besluit van de gemeente over toe te kennen Wmo-voorzieningen aan te tekenen.
Bent u bereid daar deze absurde verhogingen per 1 januari 2012 ingaan, deze vragen voor 1 januari aanstaande te beantwoorden?
Beantwoording van de vragen voor 1 januari 2012 was niet mogelijk.
Het bericht dat 30.000 Franse vrouwen van siliconen in borsten afmoeten |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat 30 000 Franse vrouwen van siliconen in borsten afmoeten?1
Ja.
Is het waar dat voor de implantaten van het Franse merk Poly Implant Prothese (PIP) andere siliconengel is gebruikt dan de siliconengel waarvoor toelating is verleend voor gebruik op de Nederlandse markt waardoor deze PIP-implantaten vaak scheuren?
Ja.
Hoeveel vrouwen in Nederland hebben PIP-implantaten? Bent u bekend met gevallen van vrouwen met de betreffende implantaten die kanker hebben gekregen, en als gevolg daarvan zijn overleden?
Het exacte aantal PIP implantaten dat bij Nederlandse vrouwen is geïmplanteerd is onbekend. De informatie die de Franse toezichthouder Afssaps bij fabrikant PIP heeft gevonden, is daarvoor ontoereikend. Bovendien heeft een onbekend aantal Nederlandse vrouwen de implantatie in het buitenland laten uitvoeren.
PIP is ook door het Nederlandse bedrijven Rofil Medical International N.V. (RMI-NV) en Rofil Medical Nederland B.V. (RMN) onder de merknaam M-Implant in Nederland in de handel gebracht.
Op basis van de bekende gegevens zouden tussen de 1000 en 1400 vrouwen deze implantaten in de loop der jaren hebben ontvangen. In dezelfde periode hebben echter ook explantaties plaatsgevonden, waardoor er een schatting kan worden gemaakt dat er eind 2010 nog ongeveer 1000 vrouwen waren met genoemde implantaten.
Bij de IGZ zijn geen gevallen van kanker of overlijden als gevolg van problemen met deze implantaten gemeld. Er is tot op heden ook geen verhoogd risico aangetoond op kanker bij vrouwen met borstimplantaten van het merk PIP (of M-implants). Er zijn echter wel andere risico's verbonden aan deze implantaten, met name het scheuren hiervan. Door het lekken van siliconengel uit gescheurde implantaten kan irritatie ontstaan, die kan leiden tot overgevoeligheidsreacties. Ook is bij het scheuren van de implantaten het verwijderen van de gel moeilijker.
Hoeveel vragen zijn binnengekomen bij het gratis telefoonnummer van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Wordt er nog steeds gebeld met vragen over de PIP-implantaten?
Vanaf de opening van het speciale telefoonnummer vanaf eind september 2010 zijn bij de inspectie 40 vragen geregistreerd.
Sinds 21 december 2011 zijn nog eens 40 telefoongesprekken geregistreerd die via het Meldpunt IGZ zijn binnengekomen bij de IGZ.
Hoeveel vrouwen zijn opgeroepen sinds de waarschuwing van de IGZ in april 2010, en opnieuw in september 2010? Hebben alle ziekenhuizen en klinieken alle door hen behandelde vrouwen opgeroepen? Hoeveel vrouwen hebben aan de oproep gehoor gegeven? Welke gevolgen zijn bij deze vrouwen gezien?
Er is geen centrale registratie waarin de instellingen dit bijhouden. Instellingen zijn hiertoe ook niet verplicht.
Bent u er zeker van dat alle vrouwen die PIP-implantaten hebben zijn bereikt met de waarschuwing van de IGZ?
Nee, een aantal klinieken is failliet gegaan, waarbij gegevens verloren zijn geraakt. Daarnaast kunnen ziekenhuizen en klinieken niet alle vrouwen bereiken vanwege o.a. verhuizingen zonder adreswijziging. De IGZ heeft de waarschuwingen op haar website gepubliceerd en via persberichten openbaar gemaakt. Veel media en internet-fora hebben aandacht besteed aan deze zaak, waardoor vrouwen ook via deze route hierop geattendeerd zijn.
Wordt op dit moment geregistreerd hoeveel vrouwen klachten hebben ontwikkeld ten gevolge van PIP-implantaten? Zo nee waarom niet?
IGZ registreert die klachten die bij haar binnenkomen als melding of signaal. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGZ staat in voortdurend contact met de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) inzake PIP-implantaten. De fabrikant en de twee betrokken Nederlandse bedrijven die wettelijk verplicht zijn vigilantie-gegevens te verzamelen en bij de IGZ te melden, zijn failliet en niet meer op deze verplichting aan te spreken.
Bent u er zeker van dat vanaf april 2010 geen borstimplantaten van het Franse merk PIP meer zijn toegepast in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe weet u dat zeker?
In februari 2009 is het bedrijf Rofil failliet geraakt. De kans wordt klein geacht dat op 31 maart 2010 nog voorraden van deze middelen in Nederland in klinieken aanwezig waren. Het valt niet uit te sluiten dat er op dat moment nog PIP implantaten op voorraad waren. Op 15 april 2010 heeft de IGZ een verbod uit laten gaan op de handel en toepassing van deze implantaten.
Denkt u dat het noodzakelijk is opnieuw een oproepactie te starten, zodat alle vrouwen met deze implantaten gecontroleerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
In 2010 zijn al twee waarschuwingen uitgegaan. In de periode 21 t/m 23 december 2011 heeft de IGZ drie berichten over de problematiek op haar website geplaatst waaronder een advies. Op 11 januari jl. is een nieuwsbericht uitgegaan met het gezamenlijk advies van IGZ en NVPC.
Wordt het verwijderen van de implantaten en het terugplaatsen van nieuwe protheses vergoed door de Nederlandse zorgverzekeraars? Zo nee, op welke wijze kunnen gedupeerden schadeloosgesteld worden voor de ingebrachte PIP-implantaten?
In het kader van de Zorgverzekeringswet wordt uit de basisverzekering vergoed:
Ad. 1
Dit betekent dat bij vrouwen bij wie na een gehele of gedeeltelijke borstamputatie een PIP-borstimplantaat is geplaatst, de verwijdering van het PIP-implantaat en vervanging door een ander borstimplantaat door de zorgverzekeraar wordt vergoed.
Ad. 2
Vrouwen bij wie een PIP-implantaat is geplaatst zonder dat er sprake is geweest van een gehele of gedeeltelijke borstamputatie, krijgen alleen de operatieve verwijdering van het PIP-implantaat vergoed uit de basisverzekering. Het advies van IGZ en NVPC om PIP-implantaten te laten verwijderen, vormt voor zorgverzekeraars naar verwachting voldoende grond om een medische noodzaak voor verwijdering van de PIP-implantaten aanwezig te achten en daarmee voor vergoeding uit de zorgverzekering. Een nieuw, vervangend borstimplantaat wordt in deze situatie niet vergoed.
Aan te raden is om over specifieke situaties contact op te nemen met de zorgverzekeraar.
Wat is de rol geweest van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen dan wel het European Medicines Agency bij de toelating van de PIP-implantaten op de markt in Nederland of de Europese Unie? Is er een (handels)vergunning afgegeven aan het bedrijf Poly Implant Prothese of de firma Rofil voor de handel in deze implantaten? Zo ja, welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de aansprakelijkheid van de Nederlandse autoriteiten?
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen heeft geen rol bij de beoordeling en toelating van medische hulpmiddelen. Borstimplantaten worden gerekend tot de medische hulpmiddelen en vallen daarmee onder het Besluit medische hulpmiddelen en niet onder de Geneesmiddelenwet. De medische hulpmiddelenregelgeving kent ook geen systeem van (handels)vergunningen.
Borstimplantaten vallen in de hoogste risicoklasse en doorlopen daarom het strengste toelatingsregime dat het Besluit medische hulpmiddelen kent. Voor de producten die onder de hogere risicoklassen vallen, bestaat een systeem van toezicht op toezicht. Een zogenaamde aangemelde instantie (notified body) voert de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit.
Indien het resultaat hiervan voldoende is, geeft de aangemelde instantie een verklaring van overeenstemming af, waarna de fabrikant de CE-markering op het product mag aanbrengen en het hulpmiddel in de handel gebracht mag worden. In het geval van PIP en M-Implants was de betrokken aangemelde instantie het Duitse TÜV Rheinland. Deze aangemelde instantie valt onder toezicht van de Duitse overheid.
Het weigeren van patiënten door te weinig budget van zorgverzekeraar Achmea |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat het TweeSteden ziekenhuis in Tilburg en Waalwijk dit jaar geen verzekerden van Achmea meer wil behandelen, omdat Achmea te weinig budget beschikbaar heeft gesteld?1
Ja.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraar Achmea een zorgplicht voor haar verzekerden heeft en dus verantwoordelijk is voor tijdige, kwalitatieve en bereikbare verzekerde zorg? Vervult Achmea op deze wijze haar zorgplicht?
Ja, Achmea heeft een zorgplicht. De wijze waarop de zorgplicht moet worden nagekomen is afhankelijk van of de zorg in natura verzekerd is of op basis van restitutie. Ik heb geen aanwijzingen dat Achmea de zorgplicht niet nakomt.
Klopt het dat Achmea voor 2011, kijkende naar het aantal verzekerden bij Achmea in de regio, relatief minder budget met het TweeSteden ziekenhuis is overeengekomen dan de andere verzekeraars?
Ik heb begrepen dat Achmea in mei met het TweeSteden Ziekenhuis een overeenkomst met volumebeperking heeft afgesloten en dat partijen op basis van maandelijkse rapportages van het ziekenhuis zouden bekijken of het afgesproken volume voldeed. Hoe de overeenkomst van het TweeSteden Ziekenhuis met Achmea zich verhoudt tot de overeenkomsten met andere verzekeraars weet ik niet.
Klopt het dat de volumeafspraken tussen Achmea en het TweeSteden ziekenhuis over 2011 op dit moment al zijn bereikt?
Op basis van de mij beschikbare informatie kan ik daar het volgende over zeggen. Eind november heeft Achmea van het TweeSteden Ziekenhuis een signaal gekregen dat het afgesproken volume voor 2011 niet geheel toereikend zou zijn. In het hierop volgende overleg, begin december, heeft Achmea niet de conclusie getrokken dat een aanpassing van de in mei gesloten overeenkomst noodzakelijk was. Relevante overwegingen van Achmea daarbij zijn geweest dat het bereikte volumeplafond geen belemmering zou zijn voor mensen met een spoedeisende hulpvraag of voor mensen die al in behandeling waren. Voorts heeft voor Achmea meegespeeld dat, voor het in 2011 betrekkelijk kleine aantal verwachte electieve zorgvragen, een goede terugvaloptie beschikbaar was in Tilburg of in andere ziekenhuizen in Zuid Nederland.
Deelt u de mening dat de bewering dat «het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de verzekeraars en de ziekenhuizen hebben afgesproken dat de budgetten voor 2012 niet stijgen» in het artikel onjuist is? In het bestuursakkoord is toch een ongecorrigeerde omzetgroei van 2,5% afgesproken? De zorgverzekeraars hebben toch zelfstandig besloten voor 2012 een nulgrens te hanteren?
Op eerdere schriftelijke vragen van de heer Van der Veen over de brief waarin de zorgverzekeraars aan de ziekenhuizen hun voornemen kenbaar maken dat zij bij de inkoopcontracten voor 2012 zullen uitgaan van nul procent stijging, heb ik op 28 september j.l. het volgende geantwoord: «Blijkens de brief van ZN is de inzet van verzekeraars voor 2012 gebaseerd op de afspraak in het hoofdlijnenakkoord, met daarin verdisconteerd de verwachte ontwikkeling van de uitgaven van vorig jaar en dit jaar. Zorgverzekeraars geven hiermee aan dat zij oog hebben voor de noodzaak van de beheersing van de gezondheidszorg uitgaven. De keuze voor een brief is de keuze van ZN. Zij hadden ook kunnen kiezen voor een andere manier van communiceren, zoals een gesprek.» Aan dit antwoord heb ik niets toe te voegen.
Het verdwijnen van spoedeisende hulp in het Dokkumer ziekenhuis voor Noordoost Friesland |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Eeke van der Veen (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving over ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum waar drie afdelingen moeten sluiten en van de berichten dat tegen deze sluiting veel verzet is?1
Ja, ik heb van de berichtgeving kennisgenomen.
Hoe beoordeelt u de verontwaardiging en bezorgdheid van veel inwoners van deze regio over het wegtrekken van belangrijke medische voorzieningen?
De minister van VWS kan zich heel goed voorstellen dat de ontwikkelingen ten aanzien van het ziekenhuis leiden tot zorgen bij de mensen in de regio. Het ziekenhuis gaat immers bepaalde functies niet meer aanbieden. De minister van VWS vindt het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. Er zijn voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding is.
Voor de inrichting van de verloskundige zorg in de regio volgt uiterlijk op 1 mei aanstaande een aanvullend plan. Speciaal voor deze opdracht zal een werkgroep in het leven worden geroepen. In deze werkgroep zullen mogelijkheden van regionale samenwerking en nieuwe en innovatieve vormen van geboortezorg worden verkend.
Deelt u de mening dat het wegtrekken van onderdelen van een belangrijke regionale ziekenhuisfunctie een nadrukkelijke verslechtering is van de vitaliteit en leefbaarheid van een krimpregio als Noordoost Friesland? Zo ja, wat betekent dit concreet voor uw inzet? Zo nee, waarom niet?
Er is zeker een relatie tussen voorzieningen als zorg en leefbaarheid en vitaliteit. Het is alleen heel goed mogelijk om een hoog niveau van leefbaarheid te borgen zonder dat voorzieningen zeer nabij zijn. Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen zijn namelijk belangrijker dan nabijheid. In een aantal gevallen is het noodzakelijk om afspraken te maken over concentratie van voorzieningen in een beperkter aantal vestigingen om de kwaliteit ervan te kunnen handhaven. In de interbestuurlijke aanpak van krimp wordt in samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, gemeenten en in een aantal gevallen provincies daarom afspraken gemaakt over de spreiding van voorzieningen als zorg in regionale en provinciale actieplannen bevolkingsdaling. Een belangrijk punt in de actieplannen is de bereikbaarheid van publieke en private voorzieningen.
Kunt u aangeven hoe deze situatie van verschraling van lokale zorgvoorzieningen past binnen de intenties van de rijksoverheid om krimpregio’s te versterken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie, kunnen regionale afspraken over spreiding en bereikbaarheid van onder andere zorgvoorzieningen de leefbaarheid in krimpregio’s ook op langere termijn borgen.
Welke mogelijkheden zijn er naar uw mening om er toch voor te zorgen dat zorgdiensten zoals de spoedeisende hulp en de afdeling verloskunde voor deze regio behouden kunnen worden?
Voor de acute zorg (inclusief de verloskundige zorg) is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra ambulancestandplaats. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) over eventuele inzet van de helikopter voor de achterwachtfunctie. Met deze maatregelen is de bereikbaarheid van de acute zorg in de regio binnen 45 minuten geborgd. Het zorgbeleidsplan van De Sionsberg moet antwoord geven op datgene wat verantwoord in De Sionsberg kan worden uitgevoerd in de komende jaren. Voorts zijn er voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding zijn.
De provincie Friesland onderschrijft het belang van kwalitatief goede en bereikbare zorg, maar is als provincie alleen verantwoordelijk voor het vaststellen van het spreidingsplan van de ambulancezorg. De provincie spreekt de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV) aan op het realiseren van de norm: ambulances moeten binnen 45 minuten bij de spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis kunnen zijn.
Op welke vormen van beschikbaarheidsbijdragen kan ziekenhuis De Sionsberg per 2012 aanspraak maken? Deelt u de mening dat er een beschikbaarheidsbijdrage voor kleine streekziekenhuizen moet komen?
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) De Sionsberg een beschikbaarheidstoeslag van circa € 3 672 026,– toegekend. De minister van VWS heeft De Sionsberg bij brief van 23 december 2011, kenmerk CZ/IPZ-3099092, laten weten dat de NZa voor de beschikbaarheidstoeslag 2012 zal aansluiten bij de toeslag voor 2011, onder de voorwaarde dat er een adequaat plan wordt opgesteld dat de acute zorg in de regio voldoende waarborgt. De minister van VWS heeft u deze brief op 23 december 2011 in afschrift doen toekomen.
In de brief van 27 april 2011 over de continuïteit van zorg heeft de minister van VWS uw Kamer gemeld dat zij een verantwoordelijkheid heeft voor de continuïteit van cruciale zorg, waaronder de bereikbaarheid van spoedeisende zorg binnen 45 minuten. Juist in de rurale gebieden vereist de naleving van de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid van de spoedeisende zorg binnen 45 minuten extra aandacht. Die ziekenhuizen die nodig zijn voor de bereikbaarheid binnen 45 minuten en die als gevolg van onvoldoende zorgvraag de spoedeisende zorg niet kostendekkend in stand kunnen houden, kunnen in aanmerking komen voor een beschikbaarheidstoeslag. De exacte voorwaarden voor deze toeslag worden in de loop van 2012 nader uitgewerkt.
Deelt u de mening dat er onverkort voldaan moet worden aan de normen die gelden voor aanrijtijden naar regionale voorzieningen voor o.a. spoedeisende hulp en verloskunde? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de beschikbaarheid van deze diensten in het ziekenhuis van Dokkum?
De minister van VWS deelt de mening dat er onverkort voldaan moet worden aan de normen die gelden voor aanrijtijden naar regionale voorzieningen voor onder andere spoedeisende hulp en verloskunde. Om die reden zijn er per direct maatregelen getroffen om de bereikbaarheid van de acute zorg in de regio binnen de normtijd van 45 minuten te borgen. Zie hiervoor het antwoord onder vraag 5.
Op welke wijze bent u bereid of voornemens om een rol te spelen in het zoveel mogelijk overeind en bereikbaar houden van dergelijke zorgvoorzieningen voor Dokkum en omstreken?
Zie het antwoord op vraag 2 en 5.