Het bericht ‘Invalide reiziger uit ongenoegen over defecte lift’ |
|
Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Invalide reiziger uit ongenoegen over defecte lift»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Klopt het dat ProRail verantwoordelijk is voor het liftonderhoud op stations? Zo ja, kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen ProRail en NS is vormgegeven als het gaat om de toegankelijkheid van stations?
Het klopt dat ProRail verantwoordelijk is voor het liftonderhoud op stations.
ProRail is daarbij verantwoordelijk voor het toegankelijk maken van stations. Dat doen zij met het Programma Toegankelijkheid Stations. Op de stations voert NS Stations in opdracht van ProRail het dagelijks onderhoud uit. Het gaat hierbij om zaken als de dagelijkse schoonmaak maar ook registreren en verhelpen van storingen.
Heeft u in beeld hoeveel liften er op treinstations momenteel slecht of niet werken en hoeveel perrons daardoor niet toegankelijk zijn voor mindervaliden of andere reizigers die noodgedwongen gebruik moeten maken van een lift om het perron te bereiken?
Volgens ProRail waren er op 22 juni 19 niet of slecht werkende liften op 18 verschillende stations, waarvan een paar liften niet werkten vanwege vervangingen van de liftinstallaties. In totaal zijn er ongeveer 450 liften op stations. Het merendeel van de liften werkt dus naar behoren. Liften die in storing staan, worden in opdracht van ProRail zo spoedig mogelijk gerepareerd.
Kunt u toelichten hoeveel klachten er worden ingediend over het aantal defecte liften op stations en hoe dit zich heeft ontwikkeld in de afgelopen jaren?
ProRail heeft tussen 1 januari 2022 en 1 april 2022 56 meldingen binnengekregen en van 1 april 2022 tot 28 juni 2022 70 meldingen. In totaal zijn er dus tot nu toe in 2022 126 meldingen binnengekomen. In 2021 heeft ProRail in totaal 147 meldingen over defecte liften ontvangen.
Heeft u in beeld hoelang de reparatieduur bedraagt voor een defecte lift? Zo ja, welke kansen ziet u om de reparatieduur van defecte liften te versnellen?
In de afspraken die ik met ProRail heb gemaakt is afgesproken dat een defecte lift gemiddeld binnen ongeveer 4 uur gerepareerd moet zijn. Dat wordt gezien de huidige problematische leveringen van onderdelen, personeelstekorten en vandalisme in veel gevallen niet gehaald. ProRail zoekt hard naar oplossingen om de reparatieduur te versnellen. Zo wordt gekeken naar alternatieven om langdurige stilstand te voorkomen, bijvoorbeeld reparatie met onderdelen uit oude liften.
Klopt het dat reizigersorganisatie Rover – naar aanleiding van veel klachten over liftstoringen – een oproep heeft gedaan aan ProRail om defecte liften binnen 24 uur te repareren? Hoe kan het dat ProRail geen gehoor heeft gegeven aan deze oproep?
Rover heeft in november 2021 inderdaad een oproep op haar website geplaatst waarin gepleit wordt om de liften binnen 24 uur gerepareerd te hebben. Zoals bij vraag 5 aangegeven dient een defecte lift binnen ongeveer 4 uur gerepareerd te zijn. Als gevolg van een tekort aan onderdelen en personeel wordt dit in veel gevallen helaas niet gehaald, maar wordt hard gewerkt om defecten weer sneller op te kunnen lossen.
Klopt het dat ProRail nog steeds te maken heeft met een tekort aan onderdelen, waardoor defecte liften niet adequaat kunnen worden gerepareerd en het weken tot soms enkele maanden duurt voordat een lift gerepareerd wordt? Zo ja, welke stappen heeft ProRail inmiddels gezet om dit tekort op te vangen?
Het klopt dat ProRail te maken heeft met problemen met de levering van onderdelen. Zoals aangegeven bij vraag 5 is ProRail hard op zoek naar oplossingen om de reparatieduur te versnellen, bijvoorbeeld door de reparatie van onderdelen uit oude vervangen liften om zo een voorraad onderdelen op te bouwen. Die onderdelen kunnen dan in de toekomst snel worden gebruikt voor reparaties aan andere liften.
In hoeverre wordt er alternatief vervoer aangeboden aan reizigers die te maken krijgen met defecte liften, zodat zij hun reis kunnen vervolgen?
Reizigers die te maken krijgen met een defecte lift kunnen bellen met NS Klantenservice. NS kijkt dan samen met de reiziger hoe de eindbestemming toch bereikt kan worden, bijvoorbeeld via een (voor de reiziger gratis) taxi.
Kunt u toelichten of trapliften een oplossing kunnen zijn om defecte liften tijdelijk op te vangen en zo reizigers met een lichamelijke beperking hun reis te laten continueren?
ProRail heeft onderzocht of tijdelijke trapliften een oplossing kunnen zijn bij de vervanging van liften of roltrappen op stations. Helaas is gebleken dat dit om verschillende redenen geen goede oplossing biedt, bijvoorbeeld omdat mensen in een rolstoel deze vaak niet kunnen gebruiken en er ook twijfels zijn of iedereen deze trapliften veilig en juist kan en durft te gebruiken.
Welke stappen gaat u zetten om de stations met slecht of niet werkende liften toegankelijker te maken voor de reiziger?
Slecht of niet werkende liften hebben vervelende gevolgen voor reizigers, zeker wanneer zij een motorische beperking hebben. Er zijn echter vaak geen of alleen zeer kostbare alternatieven om stations toegankelijk te maken. Daarom zet ProRail zich er voor in om de liftstoringen zoveel mogelijk te voorkomen en defecten zo snel als mogelijk op te lossen. Zo wordt gewerkt aan een monitoringssysteem in alle liften, waarmee een liftstoring vrijwel direct wordt gedetecteerd. Verwacht wordt dat het monitoringssysteem eind dit jaar in alle liften gereed is. Deze informatie kan hopelijk op termijn ook in de reisplanner beschikbaar worden, zodat reizigers al bij het plannen van hun reis worden geïnformeerd over een eventuele defecte lift.
De brief 'Actualisatie prognose reizigersaantallen OV' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Hoe kan het dat de reizigersprognoses van het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid (KiM) optimistischer zijn dan de prognoses van vervoerders, vervoersregio’s en decentrale overheden?1
Het KiM kan niet nagaan waarom de KIM-ramingen optimistischer zijn over het herstel van de reizigersaantallen dan de prognoses van vervoerders, vervoersregio’s en decentrale overheden omdat de prognoses van vervoerders niet openbaar gepubliceerd zijn. In het antwoord op vraag 2 ga ik nader inhoudelijk op deze vraag in.
Kunt u in meer detail toelichten hoe deze verschillen ontstaan?
Verschillen in de verwachtingen voor de toekomstige ontwikkeling van het ov-gebruik kunnen in het algemeen ontstaan door:
Het ov-gebruik kan op verschillende manieren gedefinieerd worden en op verschillende gebieden betrekking hebben, bijvoorbeeld voor totaal Nederland (KiM) of voor specifieke openbaar vervoerwijzen in specifieke regio’s. Het KiM gebruikt als uitgangspunt de totale omvang van de afgelegde afstand van ov-gebruikers op Nederlands grondgebied (in zogenoemde reizigerskilometers) zoals gepubliceerd door de NS in haar jaarverslagen (trein) en door het CROW-KpVV in de publicatie «Staat van het regionale ov» (trein, bus, tram en metro)2. Gegevens over het totale regionale ov-gebruik in Nederland in 2021 zijn nog niet beschikbaar bij het CROW.
De manier waarop de verwachtingen voor het toekomstig ov-gebruik gemaakt worden, kan verschillen. Het KiM beschrijft in openbare stukken hoe de toekomstverwachting gemaakt wordt en welke methodiek en uitgangspunten daarbij gebruikt worden.
De uitgangspunten met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van het overheidsbeleid en de omgevingsvariabelen zoals onder andere het aantal inwoners, het aantal studenten, het besteedbaar inkomen, de kosten van het ov- en autogebruik kunnen verschillen. Het KiM baseert zich daarbij op het recentste beschikbare toekomstverwachtingen van o.a. het CPB, het CBS en het Ministerie van OC&W.
De verwachtingen omtrent de structurele gedragsveranderingen als gevolg van de coronacrisis kunnen verschillen. Het KiM baseert zich hierbij op de resultaten van het MobiliteitsPanel Nederland (MPN) waarbij in de afgelopen 3 jaar regelmatig gevraagd is aan een panel van respondenten over hun reisgedrag en de invloed van de coronacrisis op hun toekomstig reisgedrag.
Klopt het dat de KiM-prognose losse verkoop voor onder meer toerisme niet meetelt? Klopt het dat juist die reizigers de meest winstgevende reizigers betreffen?
Nee, dat klopt niet. Het KiM gebruikt als uitgangspunt de totale omvang per jaar van de afgelegde afstand van ov-gebruikers op Nederlands grondgebied zoals gepubliceerd in de NS jaarverslagen tot en met 2021 en «Staat van het regionale ov» door CROW-KpVV tot en met 2020. Het KiM gaat ervan uit dat dit totale ov-gebruik inclusief de losse verkoop van reizen is. Bij het KiM is onbekend of de losse verkoop reizigers de meest winstgevende reizigers zijn. Daarover is geen openbare informatie beschikbaar.
Hoe verandert de prognose, indien deze losse verkoop wél wordt meegenomen?
Op basis van de gegevens van NS en CROW over de afgelegde afstand door ov-reizigers zijn volgens het KiM de verwachtingen voor het ov-gebruik wel inclusief de losse verkoop.
Is het model van het KiM aangepast, nadat in 2022 de prognoses te optimistisch bleken te zijn? Zo ja, welke aanpassingen zijn daarin meegenomen?
De basisraming en het alternatieve scenario voor het ov-gebruik in 2022 van het KiM van november 2021 zijn hoger dan de geactualiseerde ramingen voor 2022. Belangrijke verklaring daarvoor is het feit dat in november 2021 in de basisraming niet voorzien was dat er in 2022 nog een aantal maanden gedragsbeperkende maatregelen zouden zijn. In het pessimistische scenario van november 2021 was wel voorzien dat er in 2022 nog twee maanden gedragsbeperkende maatregelen zouden zijn maar die periode heeft uiteindelijk langer geduurd en mede daardoor was het negatieve effect op het ov-gebruik groter dan verwacht.
Het model van het KiM is niet aangepast. Maar omdat het inmiddels halverwege 2022 is, zijn de ramingen voor het jaar 2022 in de actualisatie niet met het model gemaakt maar op basis van een extrapolatie van de reeds bekende gegevens van het ov gebruik in 2022 en daarom vallen de prognoses lager uit. De uitgangspunten voor de latere jaren 2023–2026 zijn aangepast aan de meest recente informatie van CPB, CBS, OC&W, e.d.
Hoe groot zijn de onzekerheden in het model van het KiM volgens henzelf en wat zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de prognoses?
De onzekerheid voor de toekomst is vormgegeven door uit te gaan van een basisraming met daarnaast een alternatief scenario. Voor de basisraming is tevens een gevoeligheidsvariant doorgerekend waarbij aangenomen is dat er geen kwaliteitsverbetering optreedt in het ov tot en met 2026. Voor de gebruikte methodiek van het KiM is het niet mogelijk om statistische betrouwbaarheidsintervallen aan te geven van de verwachtingen.
Welke andere methodes en modellen gebruikt u om uw beleid rondom ov op te baseren?
Er worden verschillende methodes en modellen gebruikt, afhankelijk van welk aspect van het ov het betreft. Wat betreft het ov-aanbod voor 2023 en verder zijn de belangrijkste bronnen de BVOV monitor (bedrijfsvertrouwelijke financiële ramingen), de OV-aanbod monitor (open data), de monitoringsrapportage Transitie OV en op basis van (uitgevraagde) informatie afkomstig van de decentrale overheden en vervoerders. Voor de langere termijn wordt onder andere de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 (IMA-2021).
Welke kengetallen zijn daarbij van groot belang voor besluitvorming rondom een vangnet voor het ov?
Op 15 juni jl. heb ik samen met de vervoerders en de decentrale overheden om tafel gezeten om met elkaar te spreken over het ov in 2023, mede naar aanleiding van het verschijnen van de nieuwe KIM-prognose. Zoals ik uw Kamer geïnformeerd heb3 is er afgesproken dat we de komende weken gebruiken om in gesprek te blijven en in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad nader onderzoek te doen naar de, gegeven de onzekerheid, verwachte situatie in 2023 in de verschillende ov-concessies. Alle informatie die bij deze gesprekken relevant zijn, zowel vanuit het KiM als van alle bij het NOVB betrokken partijen, komen op tafel.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat er zo’n grote discrepantie is tussen de verschillende modellen van de rijksoverheid enerzijds en andere overheden, vervoersautoriteiten en vervoerders anderzijds?
Regionale vervoerders en decentrale overheden hanteren geen prognose model maar kijken naar scenario’s en realisaties op regionale schaal. NS werkt wel met een prognose model, maar deze is niet openbaar.
Opbrengstverantwoordelijke vervoerders en decentrale overheden schatten het tempo waarin reizigers terug keren in het OV anders in dan het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
Bent u bereid te werken aan een uniform model voor zowel het KiM als de vervoerders? Zo ja, hoe en op wat voor termijn gaat u dat proces inrichten?
Het KiM is onafhankelijk en hun werkwijze is transparant en navolgbaar. Vervoerders gebruiken voor hun scenario’s bedrijfsvertrouwelijke info die niet openbaar beschikbaar is. Een uniform model wordt daarom lastig.
Hoe snel kan het KiM de prognoses actualiseren in reactie op nieuwe ontwikkelingen, zoals mogelijke nieuwe oplevingen van het coronavirus?
Het KiM maakt in het najaar 2022 een nieuwe raming van het ov-gebruik voor de periode 2022–2027. Het KiM doet dat twee keer per jaar omdat toekomstverwachtingen voor de belangrijke omgevingsontwikkelingen beperkt beschikbaar komen in de loop van het jaar. Voor de inwonersaantallen van het CBS en studentenaantallen van OC&W is dat 1 keer per jaar en voor de economie, het inkomen, olieprijzen, e.d. van het CPB is dat twee keer per jaar in het Centraal Economisch Plan (CEP) en de Macro Economische Verkenning (MEV). Voor het lopende jaar wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de beschikbare realisaties van het ov-gebruik van translink. Eventuele gevolgen voor het ov gebruik van nieuwe oplevingen van het coronavirus en daarmee samenhangende gedragsbeperkende maatregelen kunnen in het lopende jaar gemonitord worden op basis van de weekgegevens van translink.
Kan er vaker dan tweemaal per jaar een nieuwe prognose komen in het geval dat de aannames achter de prognoses niet blijken te kloppen door veranderende situaties?
Het KiM doet dat twee keer per jaar omdat toekomstverwachtingen voor de belangrijke omgevingsontwikkelingen beperkt beschikbaar komen in de loop van het jaar. Alleen als deze omgevingsontwikkelingen vaker beschikbaar komen, dan zou het KiM frequenter actualisaties kunnen maken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar ten minste vóór het rondetafelgesprek Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (BVOV) op 30 juni a.s. beantwoorden?
Ja, dat heb ik bij deze gedaan.
Het beschermen en behouden van maritiem erfgoed. |
|
Lucille Werner (CDA), Hilde Palland (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Geld nodig voor beheer schepen: Utrecht wil maritiem erfgoed beschermen»?1
Ja
Deelt u de overtuiging dat havens een herkenbaar gezicht geven aan een vissersdorp, vesting-, handels- of havenstad en dat maritiem erfgoed en varend erfgoed daarin onmisbaar zijn?
Onder de door het Rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten bevinden zich meerdere historische zee- en rivierhavens. De aanwezigheid van varend erfgoed en soms ook van hiermee samenhangende ambachtelijke nijverheid geven deze historische plekken meerwaarde en levendigheid.
Onderkent u ook het belang van het behoud van historische woonschepen?
Bij cultureel erfgoed gaat het om «uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden».2 Ook historische woonschepen kunnen daar onderdeel van uitmaken en in die zin onderwerp zijn van het streven naar behoud.
Hebt u kennisgenomen van het rapport «Maritiem erfgoed in de provincie Utrecht»?2 Bent u bereid te reageren op de conclusies en aanbevelingen die het Rijk en het rijksbeleid betreffen?
Ja, ik heb kennisgenomen van het genoemde rapport. Ik ben, samen met het Ministerie van EZK, in gesprek met de sectororganisaties van de bruine vloot, het varend erfgoed en betrokken provinciale en gemeentelijke overheden over de toekomst en de ontwikkelingen in de sector, mede ter uitvoering van de motie Inge van Dijk c.s.4 De Minister van EZK heeft uw Kamer recent over de voortgang van dit gesprek geïnformeerd.5 In het overleg is verkend hoe de verschillende partijen vanuit hun eigen rol een bijdrage kunnen leveren. Voor het Rijk ligt die vooral in ondersteuning en facilitering op het vlak van kennis en kunde.
In het genoemde overleg met de sectororganisaties is onder andere een aantal constateringen uit het rapport, zoals de basis voor wettelijke bescherming en de problematiek rondom financieringen, aan de orde geweest. Anders dan het rapport aangeeft valt mobiel erfgoed wel degelijk onder de definitie van cultureel erfgoed. Ook kunnen medeoverheden zelf beleid voeren ten aanzien van het behouden, beleven en benutten van cultureel erfgoed waar zij aan hechten. De Erfgoedwet biedt de mogelijkheid aan provincies en gemeenten om hiertoe een erfgoedverordening vast te stellen. Ik ben verheugd dat de provincie Utrecht zich blijkens het rapport sterk maakt voor het cultureel erfgoed in deze provincie. Dit najaar zal opnieuw een overleg met de genoemde partijen plaatsvinden.
Bent u bereid stappen te zetten om te komen tot een transparante registratie en cultuurhistorische waardering en een duidelijke definiëring van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen?
Bij maritiem erfgoed als bedoeld in het rapport van de provincie Utrecht gaat het om een breed thema met veel aspecten zoals waterbeheer, visserij, verkeer, handel en recreatie. Het kan daarbij over zowel roerende (bijvoorbeeld schepen), onroerende als immateriële zaken gaan. Als het gaat om registratie en waardering zijn er voldoende mogelijkheden binnen de bestaande regelingen en beleid en is er al veel gerealiseerd. Voor het varend erfgoed beheert de sector zelf een register, het Register Varend Erfgoed Nederland, dat gekoppeld is aan het Nationaal Register Mobiel Erfgoed. De afgelopen jaren heb ik de sector mobiel erfgoed ondersteund om dit te ontwikkelen. Tal van historische havens maken voorts deel uit van de door het rijk aangewezen stads- of dorpsgezichten en onder de rijksmonumenten bevinden zich talrijke panden die onderdeel zijn van ons maritieme verleden. Ook gemeenten en provincies hebben de mogelijkheid om in hun omgevingsbeleid gebouwen, structuren en objecten die betrekking hebben op het maritieme verleden een beschermde status te geven.
Welke mogelijkheden ziet u om bescherming van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen wettelijk te verankeren?
De Erfgoedwet, de Omgevingswet en het instrument van de gemeentelijke en provinciale erfgoedverordening bieden veel mogelijkheden om zowel roerend als onroerend erfgoed te beschermen. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de evaluatie van de Erfgoedwet als onderdeel van de beleidsdoorlichting erfgoed. Eerder heeft de «Commissie Collectie Nederland» mij geadviseerd over de werking van het onderdeel roerend erfgoed in de Erfgoedwet.6 Ik heb uw Kamer toegezegd aan het eind van dit jaar een reactie te geven op de uitkomsten van beide onderzoeken.
Bent u bereid in overleg met provincies en gemeenten te werken aan een plan van aanpak voor het behoud van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen, mede in verband met de uitvoering van de motie-Inge van Dijk c.s. (26 419, nr. 101)?
Ik ben, mede in verband met de uitvoering van de motie Inge van Dijk c.s., die oproept tot het bouwen aan een inhoudelijke agenda, samen met het Ministerie van EZK in overleg met de sectororganisaties en medeoverheden. In het overleg is verkend hoe de verschillende partijen vanuit hun eigen rol een bijdrage kunnen leveren aan een beter toekomstperspectief. Dit najaar zal een vervolggesprek met deze partijen plaatsvinden over de voortgang op de verschillende acties. De rijksoverheid kan de sector ondersteunen met kennis en kunde.
De voorgenomen afschaffing van de BPM-vrijstelling voor bestelauto’s |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Wat zijn de doelstellingen van de afschaffing van de BPM-vrijstelling (zoals genoemd in het coalitieakkoord) voor bestelauto’s en kan het kabinet inzage geven in de verwachte verduurzaming van het wagenpark van bestelauto’s door deze maatregel?
Zoals de Algemene Rekenkamer in haar onderzoek Effecten van elektrische auto’s en bestelauto’s 1 heeft aangegeven stoten bestelauto’s, vergeleken met personenauto’s, relatief veel CO2, stikstofoxiden en fijnstof uit. Bestelauto’s dragen hierdoor substantieel bij aan de totale emissie door het wegverkeer. Door de vrijstelling bestelauto ondernemer in de bpm ontbreekt voor de ondernemer een prikkel om bij aanschaf van een bestelauto een milieuvriendelijker alternatief te kiezen. Naast het ontbreken van de milieuprikkel levert de bpm-vrijstelling een aanzienlijke belastingderving op. Als beleidsinstrument gaat deze regeling dan ook met hoge kosten gepaard. Het Coalitieakkoord bevat een aantal maatregelen die bijdragen aan de gestelde klimaatdoelen van dit kabinet. Concreet stelt het kabinet voor om in de Wet BPM 1992 de vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling) met ingang van 1 januari 2025 af te schaffen en de grondslag voor bestelauto’s om te zetten naar CO2-uitstoot. Hiermee wordt de grondslag in de bpm voor bestelauto’s gelijkgetrokken met die voor personenauto’s.
De maatregel zorgt ervoor dat ondernemers net als particulieren bpm gaan betalen. Het afschaffen van de ondernemersvrijstelling draagt dan ook bij aan de vereenvoudiging van de autobelastingen en leidt tot een budgettaire opbrengst. Tot slot is de verwachting dat de maatregel in 2030 leidt tot een CO2-reductie van circa 0,7 Mton, bovenop de verwachtingen van de Klimaat- en Energieverkenning 2021. Hierdoor bedraagt in 2030 de totale CO2-uitstoot van de bestelautomarkt in Nederland naar verwachting maximaal 2,9 Mton.
Waar is de CO2-opbrengst van 0,7 Mton precies op gebaseerd, welke aannames liggen daaraan ten grondslag?
De 0,7 Mton is het reductiedoel dat bij deze maatregel voor deze doelgroep in het coalitieakkoord is opgenomen. De CO2-opbrengst van de maatregel zoals die in de vorige vraag is toegelicht en opgenomen in het Belastingplan 2023 is gebaseerd op een doorrekening. In de bijlage treft u het rapport van deze doorrekening aan en de daarbij gehanteerde aannames.
Klopt het dat de cataloguswaarde van bestelauto’s leidend wordt bij de vaststelling van de BPM, en niet de CO2-uitstoot, zoals bij personenauto’s het geval is en waarom is daarvoor gekozen?
De cataloguswaarde wordt niet leidend voor het vaststellen van de hoogte van BPM. Bij de uitwerking van de maatregel is gebleken dat de netto cataloguswaarde zeer moeilijk handhaafbaar is, doordat het geen authentiek gegeven is zoals bijvoorbeeld de CO2-uitstoot. Het risico op grote aantallen bezwaar- en beroepsprocedures is groot. De CO2-uitstoot betreft wel een authentiek gegeven waarvan de kwaliteit wordt geborgd via de basisregistratie van de RDW. Het gebruik van de CO2-uistoot als grondslag sluit bovendien beter aan op de bpm-systematiek. Gelet hierop bevat het Belastingplan 2023 het voorstel om de bpm voor alle bestelauto’s (van zowel particulier als ondernemer) te baseren op de CO2-uitstoot.
In hoeverre verwacht het kabinet een negatief effect van de maatregel, doordat de import van fossiele bestelauto’s aantrekkelijker wordt en doordat de aankoop van fossiele, maar schonere bestelauto’s ontmoedigd wordt?
De beëindiging van de vrijstelling voor ondernemers en de aanpassing van de grondslag naar CO2 vormen een belangrijke prikkel om een emissievrije bestelauto aan te schaffen in plaats van een conventionele bestelauto. Uit de doorrekening van de maatregel blijkt dat de ingroei van nieuwverkochte emissievrije bestelauto’s naar verwachting stijgt van 33% (zonder bpm-maatregel) naar 86% (met bpm-maatregel) in 2030. Dit komt doordat de zogenoemde total cost of ownership (TCO) als gevolg van het beëindigen van de vrijstelling, voor emissievrije bestelauto’s ook snel lager wordt in vergelijking tot conventionele bestelauto’s. Naar verwachting zal de TCO van emissievrije bestelauto’s in 2030 over een gebruiksduur van 6 jaar circa € 12.000 lager zijn dan de TCO van conventionele bestelauto’s.
Verder wordt als gevolg van deze maatregel ook meer import van conventionele bestelauto’s verwacht, maar het wagenpark wordt mede als gevolg van de invoering van de emissievrije zones in totaal wel een CO2-reductie gerealiseerd van 0,7 Mton in 2030.
Zoals bij antwoord 2 aangegeven treft u het rapport van deze doorrekening aan in de bijlage. Daarin staat bovenstaande nog meer in detail toegelicht.
De BPM is een belasting op personenauto’s en motorrijwielen (luxe goederen), en niet op bedrijfskapitaal zoals bestelauto’s. Wat is de juridische grondslag van het belasten van bestelauto’s binnen de BPM?
De bpm is een belasting op de inschrijving van een voertuig in het Nederlandse kentekenregister. In artikel 1 van de wet BPM 1992 is vastgelegd dat ter zake van de inschrijving van een bestelauto bpm is verschuldigd.
Welke alternatieven zijn overwogen om de doelen van het voorstel (CO2-reductie en financiële opbrengst) te realiseren?
Het betreft een uitwerking van de afspraak uit het coalitieakkoord om de vrijstelling van de bpm op bestelauto’s voor ondernemers af te schaffen. Zoals in antwoord 7 aangegeven is hierbij ook gekeken naar het alternatief van het bedrijfsleven.
Is het kabinet bereid met het bedrijfsleven in gesprek te gaan om te komen tot werkbare alternatieven voor het voorstel?
We staan met elkaar voor een grote opgave om de CO2-uitstoot richting 2030 verder te reduceren. Ik ben dan ook voortdurend met het bedrijfsleven in gesprek om vast te stellen hoe we deze opgave kunnen realiseren. Ik begrijp dat de afschaffing van de vrijstelling leidt tot kostenverhoging van een conventionele bestelauto en dit zwaar valt bij het bedrijfsleven. De sector kwam met een alternatief voorstel dat uitgebreid met ze is besproken. Zo zou in het voorstel van de sector de ingroei van emissievrije bestelauto’s gestimuleerd kunnen worden met een verlenging van de aanschafsubsidie (SEBA) voor emissievrije bestelauto’s na 1 januari 2025 in combinatie met het continueren van de vrijstelling/korting in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije bestelauto’s en het verhogen van de dieselaccijns. Bij dit alternatief ontbreekt echter de budgettaire opbrengst die beoogd is met deze maatregel en worden de lasten voor alle gebruikers van diesel verhoogd. Bovendien, zodra gestopt wordt met de stimulering zal de ingroei terugzakken naar het basispad waarmee stimulering niet doelmatig te noemen is. Het alternatieve voorstel acht ik daarom onwenselijk.
De gesprekken met het bedrijfsleven hebben me gesterkt in het idee dat het beter is de maatregel op CO2-uitstoot te baseren dan op cataloguswaarde. Verder geeft het afschaffen van de vrijstelling in de bpm voor bestelauto’s, ondernemers een vereenvoudiging van de autobelastingen op. Dit zou niet worden bereikt met een nieuwe korting in de motorrijtuigenbelasting of met het doortrekken van de aanschafsubsidie (SEBA).
Tot slot werd in het wetsvoorstel voor het Belastingplan 2023 het mrb-tarief voor bestelauto’s van ondernemers tweemaal verhoogd, om de lagere opbrengst van bpm-maatregel te dekken. Het kabinet is zich ervan bewust dat voornoemde dekkingsmaatregel zal resulteren in hogere lasten voor ondernemers die een bestelauto bezitten. Er is daarom gezocht naar een manier om de impact van deze mrb-maatregel te verminderen zonder afbreuk te doen aan de doelen die met de bpm-maatregel samenhangen (CO2-reductie en de realisatie van een budgettaire opbrengst). Met reeds ingediende nota van wijziging2 worden de voorgestelde mrb-tariefsverhogingen voor bestelauto’s van ondernemers voor 2025 en 2026 van respectievelijk 15% en 6,96% geschrapt.
Het bericht 'Minder treinen door personeelstekort' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat de trein en het openbaar vervoer een essentiële publieke voorziening is?1
Ik deel met u de opvatting dat het maatschappelijk belang van het openbaar vervoer (OV) groot is.
Erkent u dat deze voorziening als gevolg van het aflopen van de beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (BVOV) en de personeelstekorten onder druk staat?
Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) verwacht dat het gebruik van het openbaar vervoer in Nederland in 2023 weer bijna op het niveau van voor de coronacrisis in 2019 kan komen. De prognoses laten zien dat de reizigersaantallen tussen de 1 en 4% onder dat van 2019 kunnen komen te liggen. Vervoerders zijn somberder over het herstel van de reizigersaantallen dan het KiM. Vanwege de onzekerheid heb ik voor 2023 besloten een transitievangnet beschikbaar te stellen voor de OV-sector. Ik heb uw Kamer op 8 juli geïnformeerd over deze regeling.2
Deelt u de opvatting dat dat onwenselijk is?
Uiteraard vind ik het van belang dat volgend jaar het OV-aanbod op peil blijft, ook gegeven de bredere ambities van het kabinet. Ik hecht er aan dat iedere regio in Nederland goed bereikbaar blijft voor de reizigers, dit is en blijft leidend. Ik heb daarom voor 2023 een éénmalig transitievangnet vangnet beschikbaar gesteld.
Kunt u ingaan op de verwachtingen ten aanzien van het (tijdelijk) afschalen van de treinoperaties (zowel bij NS als overige spoorvervoerders) als gevolg van de personeelstekorten de komende maanden?
NS streeft ernaar om een zo volledig mogelijke dienstregeling te rijden voor de reiziger. Dat is gegeven de effecten van de krappe arbeidsmarkt en het aanhoudende verzuim uitdagend. Vanaf week 26 voorziet NS een grote personeelskrapte. NS heeft ons laten weten dat – ondanks de genomen maatregelen om de personeelskrapte te verminderen – verdere (tijdelijke) afschaling van de dienstregeling met een aantal (spits)treinen de komende weken onvermijdelijk is. In ieder geval tot week 33 brengt NS wijzigingen aan in de dienstregeling. Hierover is al vroegtijdig besloten om zo voorspelbaar en transparant te blijven voor de reiziger. Over eventuele verdere afschaling na week 33 zal tijdig worden gecommuniceerd.
De afschalingen in het regionaaltreinvervoer variëren per regio en van tijd tot tijd. In algemene zin kan er gesteld worden dat alle vervoerders personeelsuitdagingen hebben vanwege de landelijke krapte op de arbeidsmarkt en een hoog ziekteverzuim. Daarnaast heeft er door de coronacrisis een afbouw van de flexibele personeelsschil plaatsgevonden. Onvoorziene ontwikkelingen zijn daardoor lastiger op te vangen voor vervoerders. Vervoersbedrijven doen er echter alles aan om volgens de standaard dienstregeling te rijden. Om ongeplande rituitval door ziekte te voorkomen worden dienstregelingen vooraf bijgesteld. Het doel hierbij is de reiziger zoveel mogelijk zekerheid te bieden en dit goed te kunnen communiceren naar reizigers.
De verantwoordelijkheid voor het regionale treinvervoer ligt bij de provincies, waarbij de provinciale staten toezien op de uitvoering van regionale treinconcessies. Er is vanuit het ministerie een inventarisatie gedaan om uw Kamer te voorzien van de gevraagde inzichten:
Qbuzz heeft laten weten deze zomer van de gebruikelijke kwartierdienst naar een halfuursdienst te moeten gaan op de MerwedeLingelijn (MLL) in Zuid-Holland. In de zomerperiode is deze frequentie volgens de vervoerder voldoende voor het aantal reizigers dat er gebruik van maakt. Vanaf september verwacht Qbuzz de normale kwartierdienst op de MLL weer uit te kunnen uitvoeren.
Arriva heeft laten weten op dit moment op verschillende plaatsen een afgeschaalde dienstregeling te rijden als gevolg van de verminderde inzetbaarheid. De omvang van het inzetbare personeel is op niveau, maar door ziekte, uitgestelde operaties, (uitgestelde) opleidingen en verlof wordt er minder gereden. Er is op dit moment niet met zekerheid te zeggen of deze effecten na de zomer geen rol meer spelen.
Connexion en Hermes (Transdev) hebben laten weten dat zij op dit moment in staat zijn om de personeelsroosters volledig te vullen voor zowel in het zomerseizoen als in en na september.
Keolis (Overijssel) heeft laten weten de dienstregeling te kunnen rijden en geen rituitval te ervaren.
Rijdt NS nog altijd met verkorte treinen?
Waar mogelijk en verantwoord kort NS ook nu nog treinen in. NS zoekt voortdurend naar mogelijkheden om zo veel als mogelijk treinen te rijden met minder hoofdconducteurs, om zo verdere afschaling te beperken.
Zo ja, hoelang verwacht u dat dit nog nodig zal zijn?
In de Kamerbrief van 13 mei jl. heb ik uw Kamer laten weten dat de NS heeft aangegeven dat zij verwacht dat de krapte op de arbeidsmarkt – net als bij allerlei sectoren (zoals de Luchtvaart en de evenementenbranche) – langer voelbaar zal zijn.3 De NS stelt dat zij bij aanhoudende krapte, zeker in combinatie met het hoge ziekteverzuim, zich mogelijk ook na de zomer genoodzaakt zal ziet om aanvullende maatregelen te nemen, zoals het rijden van minder treinen op enkele trajecten. Hierover neemt de NS pas een besluit zodra zij meer inzicht heeft in de vacatures en verzuimcijfers richting het najaar. Indien ik daar aanleiding toe zie, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Welke procesverbeteringen, onderzoeken of innovaties kent of onderzoekt u om met minder mensen een volwaardige en veilige operatie te rijden?
Het personeelsbeleid is de verantwoordelijkheid van NS. In de brief van 13 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over welke beheersmaatregelen de NS neemt om de personeelskrapte te verminderen. Momenteel beziet de NS of er mogelijkheden zijn om parttime-contracten uit te breiden en/of een extra beroep te doen op (recent) gepensioneerd personeel. Vooralsnog verwacht de NS dat voldoende treinen zullen blijven rijden voor de huidige reizigersaantallen, en met deze uitsparing haar personeelsroosters op korte termijn rond te kunnen krijgen met een behapbare werkdruk voor haar huidige medewerkers.
Uiteraard zal ik de NS blijven aanspreken op de naleving van haar verplichtingen uit de concessie om zo de hinder voor reizigers te beperken.
Bent u bekend met het feit dat Schiphol met een banenmarkt 1.500 mensen heeft weten aan te trekken?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat er 1.500 mensen zich hebben aangemeld voor deze wervingsbijeenkomst.
Bent u bereid een vergelijkbare markt te organiseren voor de spoorsector?
Zoals beschreven, is het voeren van een adequaat personeelsbeleid een verantwoordelijkheid van de NS (of andere vervoerders) zelf. De NS heeft deze wervingscampagnes al reeds opgevoerd. De banenmarkt heb ik onder aandacht gebracht bij de NS. NS heeft zelf bv. een simulator als wervingsinstrument ingezet.
Kunt u ingaan op de loonsituatie en arbeidsvoorwaarden in de spoorsector, vergeleken met andere modaliteiten en sectoren?
Mijn ministerie heeft geen rol bij het vraagstuk rondom de loonsituatie en arbeidsvoorwaarden in de spoorsector.
Het bericht 'Vluchteling mag wél in vliegherrie' |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Raoul Boucke (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u zich voorstellen dat het voor de betrokken gemeenten, provincie en studenten in de regio Schiphol onnavolgbaar is dat er geen ruimte is voor studentenhuisvesting, maar wel voor de (terechte) huisvesting van vluchtelingen?1
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) zijn geluidgevoelige gebouwen, zijnde nieuwe woningen en andere gebouwen met een geluidgevoelige functie in dit gebied, het zogenaamde LIB 4-gebied, in principe niet toegestaan vanwege negatieve gezondheidseffecten. In het LIB 4 gebied heeft de gemeente een eigen afwegingsruimte, die beperkt is tot 25 woningen per bouwplan, binnen bestaand stedelijk gebied. Als het om meer woningen gaat, dan kan in bijzondere omstandigheden desgevraagd besloten worden om een verklaring van geen bezwaar (vvgb) af te geven. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) beoordeelt deze aanvragen in mandaat namens mij.
Onder geluidgevoelige gebouwen wordt niet verstaan short-stayfuncties, logiesfuncties en de tijdelijke opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen, mits de bestemming niet wijzigt in een permanente woonbestemming. Ten aanzien van de duur van het tijdelijk verblijf wordt bij short-stayfuncties, logiesfuncties en de tijdelijke opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen uitgegaan van een termijn van maximaal 6 maanden, waardoor de negatieve gezondheidseffecten minimaal zullen zijn. Is de beoogde duur van het tijdelijke verblijf langer dan 6 maanden dan kent het LIB de mogelijkheid om in het geval van bijzondere omstandigheden tijdelijk af te wijken van het LIB. Hiervoor dient een verklaring van geen bezwaar (vvgb) te worden afgegeven door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
In het LIB wordt hiermee een helder onderscheid gemaakt tussen tijdelijk verblijf en het toevoegen van nieuwe woningen, waarin permanent gewoond kan worden. In de plannen voor studentenhuisvesting op Kronenburg betreft het geen short-stay. Het gaat in dit geval om woningen met een permanente woonbestemming.
Kunt u aangeven of vermoedens hebt dat de geluidsbeleving van vluchtelingen anders is dan die van studenten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 gaat het om het verschil tussen het toestaan van tijdelijk verblijf en een permanente woonbestemming. De verschillen in geluidbeleving tussen vluchtelingen en studenten spelen hierbij geen rol.
Zo nee, bent dan u bereid om, wanneer de huisvesting van vluchtelingen weer ordentelijk verloopt en deze mensen een dak boven hun hoofd hebben, hier studentenhuisvesting mogelijk te maken?
Kronenburg is gesitueerd direct onder de aanvliegroute van de Buitenveldertbaan. Het toevoegen van grote aantallen woningen op deze locatie botst met het uitgangspunt om ernstige hinder en ernstige slaapverstoring door vliegtuiglawaai te beperken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 18 mei 20222 inzake studenthuisvesting in Kronenburg geoordeeld dat het toevoegen van een groot aantal nieuwe woningen in dit gebied niet kan zonder een vvgb. Voor voornoemde huisvesting is geen vvgb afgegeven. De gemeente heeft zonder een vvgb op deze locatie wél de mogelijkheid om kleine aantallen woningen (tot maximaal 25 permanente woningen) toe te voegen teneinde verpaupering tegen te gaan en de leefbaarheid te waarborgen.
Ik begrijp dat de gemeente graag een andere uitspraak had gehoord. Voor investeringen die de gemeente in de leefbaarheid wenst te doen, kan woningbouw immers van belang zijn en bovendien een kostendrager zijn. Momenteel vindt er ambtelijk overleg plaats tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) waarin de mogelijkheden worden verkend voor Kronenburg en andere locaties in de regio rond Schiphol, die kampen met vergelijkbare leefbaarheidsproblematiek.
Welke maatregelen neemt u ter vermindering van de vermeende geluidsoverlast gedurende de periode dat de vluchtelingen aanwezig zijn op Kronenburg?
In het LIB zijn regels opgenomen om de negatieve effecten op gezondheid en veiligheid te beperken. Zie ook het antwoord op vraag 1. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van gemeenten, veiligheidsregio’s en andere betrokken partijen om binnen de bestaande regelgeving geschikte huisvesting voor vluchtelingen te organiseren.
Hoelang verwacht u dat de huisvesting van vluchtelingen bij Kronenburg noodzakelijk is?
De duur van opvang van vluchtelingen is ter beoordeling aan de gemeente. In algemene zin is de duur van opvang afhankelijk van het verloop van de oorlog in Oekraïne en de mogelijkheden voor de vluchtelingen om na beëindiging van de oorlog terug te keren naar hun land. Uiteraard is de hoop van ons allen dat de situatie in Oekraïne het snel toelaat dat vluchtelingen weer veilig kunnen terugkeren naar hun land. Het uitgangspunt is dat het LIB ruimte biedt voor opvang van vluchtelingen voor de duur van maximaal 6 maanden. Bij een langer verblijf dient de gemeente een vvgb-aanvraag in te dienen bij de ILT. Deze aanvraag is inmiddels door de ILT ontvangen. De ILT zal beoordelen of een vvgb kan worden afgegeven.
Hoe verhoudt zich dit tot de geldende regels in het Luchthavenindelingbesluit (LIB)?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1, waarin ik de regels die gelden in het beperkingengebied (LIB 4) waarin Kronenburg is gesitueerd heb toegelicht.
Gelden voor de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen andere regels vanuit het LIB?
Zie het antwoord op vraag 1, waarin de regels die gelden in LIB 4-gebied zijn toegelicht.
Bent u van mening dat als blijkt dat de duur van het verblijf van vluchtelingen in Kronenburg die van de gemiddelde duur van studentenhuisvesting benadert, wat tot de mogelijkheden behoort, dit aantoont dat de regels uit het LIB onnavolgbaar zijn?
In het LIB wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen tijdelijke opvang en het toevoegen van nieuwe, permanente woningen geredeneerd vanuit het beperken van de negatieve gezondheidseffecten. In het geval dat het verblijf van vluchtelingen langer dan 6 maanden duurt, kent het LIB de mogelijkheid om in het geval van bijzondere omstandigheden middels een vvgb, tijdelijk af te wijken van het LIB. De onderbouwing van een eventuele afwijking van het LIB dient navolgbaar te zijn.
Kunt u aangeven of u verwacht dat de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) bezwaar zal maken tegen deze tijdelijke huisvesting?
De gemeente heeft inmiddels een vvgb-aanvraag bij de ILT ingediend voor urgente en tijdelijke noodopvang van ruim 400 vluchtelingen die langer dan 6 maanden duurt. De ILT heeft deze aanvraag in behandeling genomen. Ook is er een vooroverleg tussen de gemeente en de ILT geweest.
Is het noodzakelijk een verklaring van geen bezwaar (vvgb) af te geven?
Als de beoogde duur van de tijdelijke opvang van vluchtelingen langer dan 6 maanden is, dient een verklaring van geen bezwaar (vvgb) te worden afgegeven door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
Zo ja, hebt u dat gedaan of bent u voornemens dat te doen?
Zoals ik bij antwoord 9 heb aangegeven, heeft de gemeente een vvgb-aanvraag bij de ILT ingediend voor urgente en tijdelijke noodopvang. De ILT heeft deze aanvraag in behandeling genomen.
Wanneer kunt u meer zeggen over de (resultaten van) maatwerkafspraken als onderdeel van het ruimtelijk beleid rond Schiphol waarover u schreef in de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Boulakjar en Boucke van 5 april 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2327)?
De Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn samen met de Bestuurlijke Regiegroep Schiphol (BRS) in overleg over aanpassing van het LIB, waarbij ook gesproken wordt over maatwerkafspraken. De regio is gevraagd om concrete knelpunten aan te leveren die kunnen bijdragen aan de invulling van de maatwerkafspraken. Dit met als doel om gerichte oplossingen te kunnen vinden voor vraagstukken die spelen op specifieke locaties. De concrete afwegingen worden in het kader van de NOVEX-Schiphol gemaakt. De inzet is om eind dit jaar een besluit te nemen over aanpassing van het LIB.
Kunt u ingaan op de stappen die u of uw ministerie heeft ondernomen sinds voornoemde antwoorden van 5 april 2022, zodat de door de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) geïdentificeerdequick wins voortvarend worden opgepakt?
De Ministeries van BZK en IenW hebben in de afgelopen periode samen met de regio uitwerking gegeven aan onder andere de door de BRS geïdentificeerde quick wins. In de komende periode worden voorstellen tot aanpassing van het LIB omgezet in een besluit waarbij de actualisatie van beperkingengebieden van het LIB nog nadere uitwerking vraagt.
Wanneer verwacht u de eerste resultaten te kunnen melden?
De inzet is om eind dit jaar tot een besluit te komen over aanpassing van het LIB en uw Kamer daarna hierover nader te informeren.
Het bericht dat er volgens een Europees plan vanaf 2027 een verplichting komt van elektrificatie voor bedrijfswagens |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u bericht «EU plan: vanaf 2027 verplicht elektrificatie van bedrijfswagens»?1
Ja. Dat bericht ken ik.
Was u al op de hoogte van dit EU-plan? Is dit EU-plan al besproken in de Europese Transportraad of in de Europese Milieuraad? Zo ja, wanneer? Zo nee, wanneer verwacht u dat dit EU-plan zal worden besproken?
Ik was op de hoogte. Het voorstel is benoemd als onderdeel van het onlangs door de Commissie gepresenteerde REPowerEU plan dat als doel heeft de afhankelijkheid van Russische fossiele energiebronnen zo snel mogelijk af te bouwen door de transitie naar schone energie te versnellen. Een eerste bespreking van het REPowerEU plan zal geagendeerd worden in de Energieraad.
In hoeverre is dit EU-plan afgestemd met autofabrikanten en autoverkopers?
Dit betreft een voornemen van de Europese Commissie. Ik beschik niet over informatie in hoeverre de Europese Commissie contact heeft gehad met autofabrikanten en autoverkopers.
Welk deel van het bedrijfswagenpark valt onder dit EU-plan? Gaat het hierbij om het hele bedrijfswagenpark of alleen de zakelijke leasewagens?
Vooralsnog heeft de Europese Commissie slechts aangekondigd een wetgevingsinitiatief te overwegen om het aandeel van emissievrije voertuigen in openbare en bedrijfswagenparken boven een bepaalde omvang te verhogen. Het is daarom niet duidelijk of dit voornemen het gehele bedrijfswagenpark en/of de zakelijke leasewagens betreft.
Hoe staat u tegenover dit EU-plan om vanaf 2027 grote bedrijven te verplichten hun bedrijfswagens te elektrificeren en mkb-bedrijven vanaf 2030? Vallen zzp’ers ook onder dit EU-plan?
Ik verwelkom EU-maatregelen om de mobiliteitssector verder te verduurzamen. Spelregels op EU-niveau dragen bij aan een gelijk speelveld en een grotere markt voor nieuwe voertuigen. Ik sta daarom ook open voor evt. concrete maatregelen voor het vergroenen van vloten indien deze maatregelen bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van de sector en proportioneel zijn in de gevolgen voor de sector.
Wat zou dit EU-plan betekenen voor grote bedrijven, mkb-bedrijven en zzp’ers?
Het is nog niet duidelijk hoe dit eventuele plan van de Commissie eruit zal gaan zien. Het is daarom nog onduidelijk wat de precieze gevolgen zijn voor het bedrijfsleven. Overigens zijn we als Nederland koploper in de EU-27 voor wat betreft elektrificatie van ons wagenpark. Ik verwacht daarom geen grote problemen voor de private sector. Uiteraard zal ik een nadere analyse van de impact van eventuele Europese maatregelen op dit vlak met uw Kamer delen via de gangbare BNC-procedure.
In hoeverre verwacht u dat vanaf 2027 er genoeg nieuwe elektrische bedrijfswagens zullen zijn voor dit EU-plan?
Het gaat om een Europees plan waarvan de details nog onbekend zijn, waaronder een beeld om hoeveel elektrische bedrijfswagens het in Europa gaat. Het initiatiefrecht om met een voorstel te komen voor Europese regelgeving ligt bij de Europese Commissie. Als onderdeel daarvan zal ook de impact van het voorstel in beeld moeten worden gebracht. Ik zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat ze dit aspect meenemen bij de impactanalyse.
In hoeverre verwacht u dat vanaf 2027 er genoeg nieuwe laadpunten zullen zijn voor dit EU-plan?
In navolging van mijn antwoord op de vorige vraag, ligt het in de rede dat de Europese Commissie ook dit aspect onderzoekt bij de verdere uitwerking. Ik zal dit eveneens onder hun aandacht brengen.
Hoe verhoudt dit EU-plan zich tot het Europese «Fit for 55»-klimaatpakket?
De Europese Raad heeft de Europese Commissie op 25 maart gevraagd een uitgebreid plan te ontwikkelen om de Europese afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland zo snel als mogelijk af te bouwen. Het onlangs gepresenteerde REPowerEU plan bestaat deels uit aanscherpingen van afspraken die onderdeel uitmaken van het Fit For 55 klimaatpakket en deels uit nieuwe voorstellen.
Hoe verhoudt dit EU-plan zich tot het Nederlandse klimaatakkoord, waarin is afgesproken om te stimuleren en niet te verplichten?
Het Rijk heeft met diverse maatschappelijke partijen in het klimaatakkoord afspraken gemaakt over verduurzaming van personenmobiliteit. Dit Kabinet kijkt, gezien de huidige klimaatopgave, naar een goede balans tussen normeren, stimuleren en beprijzen2. Zo is afgesproken om te streven naar 100% nieuwverkoop van emissieloze auto’s per 2030 en wordt er een voorstel uitgewerkt voor normering van CO2-uitstoot van zakelijk verkeer voor grotere werkgevers3. Ik zal de Kamer conform de motie Van Ginneken, De Hoop en Kröger4 informeren over het eventueel meenemen van vlootnormering bij dit voorstel.
Wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van dit EU-plan? Kunt u wat betreft de Nederlandse inzet toezeggen om vast te houden aan het Nederlandse klimaatakkoord, waarin is afgesproken om niet te verplichten, maar te stimuleren?
De Tweede Kamer zal voor de volgende Energieraad waar de eerste bespreking plaatsvindt van de Minister voor Klimaat en Energie een appreciatie van het REPowerEU-plan ontvangen, in de vorm van een Kamerbrief.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Duurzaam vervoer op 29 juni?
Ik heb uw vragen voor het commissiedebat Duurzaam vervoer beantwoord.
De situatie op Schiphol |
|
Laurens Dassen (Volt), Mahir Alkaya , Caroline van der Plas (BBB), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Joost Eerdmans (EénNL), Farid Azarkan (DENK) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Deelt u de mening dat de bestuurders van de luchthaven Schiphol niet volledig in control zijn gebleken van de operaties op de luchthaven de afgelopen tijd?
Sinds de coronacrisis is de luchtvaartsector geconfronteerd met verschillende uitdagingen. Eerst hebben luchthavens in Europa afscheid moeten nemen van een deel van het personeel tijdens de piek van de pandemie. Al vroegtijdig is de luchthaven in samenwerking met haar partners gestart met het opschalen van personeel. Vanwege krapte op de arbeidsmarkt zijn er helaas personeelstekorten bij essentiële onderdelen van de operatie van luchthavens ontstaan. Personeelstekort is een probleem dat zich niet alleen in de luchtvaartsector voordoet. In de luchtvaartsector is dit probleem duidelijk zichtbaar nu in veel landen reisrestricties in verband met corona zijn opgeheven en de vraag naar vliegen is gestegen. De vraag ligt op dit moment hoger dan de verwachting was in het meest optimistische scenario van herstel. De samenloop van deze omstandigheden zorgt voor problemen in de operatie op Schiphol. Dit neemt niet weg dat Schiphol niet de kwaliteit heeft geleverd die van de luchthaven verwacht mag worden.
De directie en het personeel op Schiphol zetten alles op alles om de problemen te verhelpen. Schiphol heeft een actieplan opgesteld om tijdens de zomerperiode een zo voorspelbaar mogelijke situatie te creëren. Dit actieplan richt zich op het werven van medewerkers, het verbeteren van arbeidsvoorwaarden en- omstandigheden, het optimaliseren van de doorstroming en het creëren van een maakbare operatie. Dit actieplan neemt niet alle uitdagingen voor de zomer weg en daarom heeft Schiphol aangegeven dat in ieder geval in de maand juli en mogelijk ook in augustus een maximum moet worden gesteld aan het aantal vertrekkende passagiers. Hoe vervelend dit ook is voor de passagiers, het is helaas wel nodig om deze maatregel in te voeren om de operatie veilig en zo betrouwbaar mogelijk te laten verlopen op Schiphol. Zodra de zomerdrukte achter de rug is, verwacht ik dat Schiphol een evaluatie uitvoert naar de ontstane situatie in de meivakantie en de zomerperiode.
Kunt u de Kamer het (concept)verlag van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders doen toekomen, die op 12 april jl. heeft plaatsgevonden, inclusief de relevante stukken? (Bron: jaarverslag over 2021)?
Het verslag van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (inclusief de relevante stukken) wordt aangemerkt als bedrijfsvertrouwelijke informatie en kan daarom niet worden gedeeld met uw Kamer. Wat ik wel met uw Kamer kan delen is dat Schiphol tijdens de Algemene vergadering van Aandeelhouders heeft aangegeven te maken te hebben met enkele uitdagingen op operationeel niveau bij de grondafhandeling. Daarnaast heeft Schiphol gesignaleerd dat krapte bestond op de arbeidsmarkt. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven heeft Schiphol vroegtijdig samenwerking met haar partners gestart met het opschalen van personeel.
Deelt u de mening dat de deelneming Schiphol behoorlijke schadeclaims kan verwachten als het huidige niveau van dienstverlening onder de maat is, zeker nu ook het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat publiekelijk meedeelt dat Schiphol op dit moment niet de kwaliteit levert die we van de luchthaven verwachten? Deelt u de mening dat dit tot forse tegenvallers (minder dividend of als het heel slecht gaat extra bijstortingen) voor de aandeelhouders (rijk, gemeente Amsterdam, gemeente Rotterdam, ADP) kan leiden?1
Schiphol heeft op 16 juni jl. aangekondigd een maximum te moeten stellen aan het aantal reizigers dat kan vertrekken in de zomerperiode vanaf de luchthaven. Het is vervolgens aan de slotcoördinator (ACNL) om hiervan een evenredige verdeling te maken over de verschillende luchtvaartmaatschappijen en aan de luchtvaartmaatschappijen hoe ze hier exact invulling aan geven. De slotcoördinator heeft deze verdeling inmiddels gemaakt op basis van de hoeveelheid slots die aan de verschillende luchtvaarmaatschappijen toebedeeld zijn. De luchtvaartmaatschappijen zijn inmiddels van de verdeling op de hoogte gesteld. Als sprake is van schade bij luchtvaartmaatschappijen en reisorganisaties dan zullen de gesprekken hierover in eerste instantie moeten plaatsvinden tussen de luchtvaartmaatschappijen, reisorganisaties en Schiphol zelf. Schiphol heeft ook aangegeven eventuele claims te zullen beoordelen als die binnenkomen. Als het daadwerkelijk tot procedures komt, zal een rechter moeten oordelen of en zo ja, welk deel van een eventuele vordering tot schadevergoeding toewijsbaar is. Ik kan niet vooruitlopen op mogelijke claims en de beoordeling daarvan.
Bent u bereid om, nu de dienstverlening duidelijk tekortschiet en er risico’s zijn voor de continuïteit van de dienstverlening, alleen of samen met andere aandeelhouders te verzoeken om op korte termijn een extra algemene vergadering van aandeelhouders te houden? Kunt u aan de vennootschap vragen of die vergadering openbaar kan zijn?
Ik ben samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat regelmatig in gesprek met Schiphol over de situatie op de luchthaven en over de voortgang van het actieplan dat Schiphol heeft opgesteld. Ook op ambtelijk niveau vinden bijna dagelijks gesprekken plaats met Schiphol. Daarom is een extra algemene vergadering van aandeelhouders op korte termijn niet nodig.
Bent u bereid om voor de vergadering zowel de operationele chaos en een oplossing daarvoor als de minimumvereisten aan dienstverlening die de bestuurders moeten leveren, aan de orde te stellen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om de bezwaren tegen het huidige beleid en operationele gang van zaken schriftelijk aan de bestuurders (inclusief de Raad van Commissarissen) van de vennootschap mee te delen, inclusief een verzoek om verbetering? Zo ja, wilt u die brief openbaar maken?
De directie van Schiphol is verantwoordelijk voor operationele aangelegenheden en het te voeren beleid. Ik volg de situatie nauwgezet en ik heb samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat Schiphol opgeroepen om de maatregelen te treffen die nodig zijn en wij spreken Schiphol hierover regelmatig. Op dit moment is het van belang dat de directie zich concentreert op het uitvoeren van het opgestelde actieplan en de zomerperiode in goede banen leidt. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft uw Kamer over dit actieplan geïnformeerd.2 Om de voortgang van de maatregelen uit het actieplan te kunnen monitoren rapporteert de luchthaven wekelijks aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Bij deze monitoring ben ik eveneens betrokken. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft toegezegd uw Kamer te informeren over de stand van zaken en de voortgang die Schiphol maakt met de zomeraanpak. Ik zie geen aanleiding om in aanvulling hierop nog schriftelijk bezwaar te maken tegen het huidige beleid en de operationele gang van zaken. Dat neemt niet weg dat ik bij Schiphol aandring op een structurele oplossing voor dit probleem.
Bent u ervan op de hoogte dat, indien er dan onvoldoende verbetering optreedt, u ook om een enquête kunt vragen bij de Ondernemingskamer in verband met wanbeleid?
Ik ben op de hoogte dat de wet een mogelijkheid biedt aan aandeelhouders (die aan bepaalde voorwaarden voldoen) tot het indienen van een verzoek bij de Ondernemingskamer tot het starten van een enquêteprocedure.
Kunt u deze vragen een voor een en redelijk spoedig beantwoorden in verband met de komende drukke periode tijdens de zomervakantie?
Ik heb ernaar gestreefd de vragen voor het zomerreces te beantwoorden.
Wat is uw reactie op het bericht «Lelystad Airport dreigt met rechtszaak over stikstofvergunning vanwege besluit Minister»?1
Ik heb kennisgnomen van het bericht. Het is mij bekend dat Lelystad Airport bezwaar maakt tegen de door mij uitgevoerde beoordeling om de PAS-melding buiten het legalisatietraject te laten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft deze brief momenteel in behandeling.
Het genoemde bericht verwijst naar de beoordeling van de verificatie van de PAS-melding. Deze beoordeling van de PAS-melding is met de grootste zorgvuldigheid tot stand gekomen. In de beoordeling concludeer ik dat de PAS-melding niet voldoet aan artikel 2.8b criterium f. van de Regeling Natuurbescherming. Legalisatie van het project Lelystad Airport op basis van de PAS-melding ligt daarom niet in de rede.
Voor toestemming op grond van de Wet Natuurbescherming (hierna: Wnb) voor ingebruikname van Lelystad Airport voor groot handelsverkeer dient Lelystad Airport een reguliere vergunningprocedure te doorlopen. Daar ziet dit bericht niet op.
Bent u bereid af te zien van de afwijzing van de aanvraag voor de stikstofvergunning?
Het betreft hier een verificatie van de PAS-melding. Zoals gezegd gaat het hier niet om een aanvraag voor een vergunning in het kader van de Wnb, dus ook niet van een afwijzing van een aanvraag van een vergunning. Op de uitkomst van de bezwaarprocedure tegen de brief met betrekking tot de verificatie van de PAS-melding kan ik nu niet vooruitlopen.
Kunt u een overzicht geven van de gronden waarop de afwijzing van de stikstofvergunning is gebaseerd?
De reden tot afwijzing is dat de voor legalisatie aangemelde situatie (het project) afwijkt ten aanzien van de emissiefactor warmte-inhoud. Daarnaast is sprake van substantiële wijzigingen in de verkeersituatie. In de berekening van de PAS-melding is het verkeersgebied beperkt tot de provincie Flevoland. In de ter legalisatie aangeboden berekening zijn echter aanvullend extra snelwegtrajecten opgenomen, zoals het traject tussen Muiden (A1 P&R Muiden) en Almere (A6 aansluiting met N702) en de A27 tussen Utrecht Noord (nabij Blauwkapel) en de Stichtse brug.
Er is sprake van wijzigingen die in meerdere N2000-gebieden tot meer stikstofdepositie leiden dan in het in 2019 gemelde project.
Hiermee voldeed Lelystad Airport niet aan de wettelijke voorwaarden voor het legaliseren van een PAS-melding. Ik heb de Tweede Kamer over mijn oordeel geïnformeerd op 7 maart 2022 (Kamerstuk 35 334, nr. 174).
Kunt u een overzicht geven welke aanpassingen Lelystad Airport moet uitvoeren om wel te voldoen aan de gestelde eisen voor een stikstofvergunning?
Voor een vergunning in het kader van de Wnb dienen de effecten (stikstof en andere effecten op Natura 2000-gebieden) van het gehele project passend te worden beoordeeld in een Passende Beoordeling. Om te komen tot een vergunbare situatie dient uit de Passende beoordeling te blijken dat er geen sprake is van significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Lelystad Airport is zelf verantwoordelijk voor het nemen van eventuele bronmaatregelen.
Hoe kijkt u aan tegen de overweging van Lelystad Airport tot het nemen van rechtsmaatregelen als u de vergunning niet alsnog afgeeft?
Lelystad Airport heeft uiteraard het recht om gebruik te maken van bezwaar- en beroepsmogelijkheden.
Kan Lelystad Airport open onder de voorwaarden van een PAS-vergunning? Zo nee, waarom niet?
Nee. Lelystad Airport heeft onder het PAS een melding gedaan. De verificatie van de melding heeft geresulteerd in het oordeel dat de melding niet voor legalisatie in aanmerking komt. Dat betekent dat Lelystad Airport zelf verantwoordelijk is voor het treffen van de benodigde maatregelen in het kader van een reguliere vergunningaanvraag.
Deelt u de uitspraak van Lelystad Airport dat het meent «recht te hebben op legalisatie» vanwege «alle toen geldende rekenmodellen en voorschriften»?
Nee, deze uitspraak deel ik niet.
Het bericht dat wetgeving doorrijden na een aanrijding aanzienlijk aangescherpt dient te worden. |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «wetgeving doorrijden na een aanrijding dient aanzienlijk aangescherpt te worden»?1
Ja
Wat is uw reactie op dit bericht?
Bewust doorrijden na een ongeval is onacceptabel en moet hard worden bestraft. Om die reden is op 1 januari 2020 de wet aangepast en is de maximumstraf voor doorrijden na een ongeval waarbij letsel is ontstaan, iemand overleden is of iemand in hulpeloze toestand is achter gelaten, verhoogd van drie maanden naar één jaar. Ook zijn de opsporingsbevoegdheden van de politie bij ernstige gevallen van doorrijden na een ongeval toen verruimd.
Klopt de bewering van de Vereniging Verkeersslachtoffers dat als een doorrijder zich binnen een bepaalde tijd na de aanrijding bij de politie meldt, dit geen consequenties heeft voor de strafmaat?
In sommige gevallen geldt inderdaad dat als iemand zich binnen 12 uur meldt, hij of zij niet voor het doorrijden na een ongeval vervolgd wordt. Ik wil voorop stellen dat deze termijn in ieder geval niet geldt voor die gevallen waarbij een slachtoffer in hulpeloze toestand wordt achtergelaten (artikel 7, eerste lid, onder b WVW 1994). In dergelijke gevallen kan er altijd vervolgd worden voor het doorrijden na het ongeval, ook als de dader zich alsnog binnen 12 uur meldt.
Echter, niet iedereen die doorrijdt na een ongeval doet dit bewust of heeft kwade zin. Soms is een ongeval niet opgemerkt of ontstaat er uit paniek een vluchtreactie. De 12-uurs termijn die in artikel 184 Wegenverkeerswet is opgenomen, is voor dit soort gevallen bedoeld. Het stimuleert mensen om, nadat het besef is gekomen dat er een ongeluk heeft plaatsgevonden of iemand spijt heeft van een vluchtreactie, zich alsnog te melden. Dat is zowel in het belang van de dader en in het belang van het slachtoffer.
Voorwaarde is wel dat de verdachte zich vrijwillig en op eigen initiatief meldt bij de politie. Als de bestuurder al is aangehouden of verhoord, dan kan er wel degelijk vervolgd worden voor doorrijden na een ongeval.
Overigens kan de bestuurder altijd, ook als hij of zij zich binnen de 12 uur meldt en niet vervolgd kan worden voor het doorrijden na de aanrijding, vervolgd worden voor het veroorzaken van het ongeval zelf.
In hoeverre kan het rijden onder invloed hiermee worden verborgen, aangezien alcohol dan uit het bloed is verdwenen?
De politie registreerde in de afgelopen vijf jaar jaarlijks gemiddeld zo’n 80.000 gevallen van doorrijden na een aanrijding. In veruit de meeste gevallen gaat het om aanrijdingen met alleen materiële schade, bijvoorbeeld parkeerschade. In 2021 vielen er bij aanrijdingen waarna een betrokkene doorreed in totaal 550 slachtoffers, waarvan het merendeel lichtgewond raakte en geen behandeling in het ziekenhuis nodig had.
Kunt u een overzicht geven van het aantal keren dat het doorrijden na een aanrijding wordt geregistreerd door de politie in de afgelopen vijf jaren?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe vaak is het Openbaar Ministerie in de afgelopen vijf jaren overgegaan tot vervolging voor het doorrijden na een aanrijding en wat was de gemiddelde strafeis?
Het OM is in de afgelopen vijf jaren in gemiddeld ongeveer 2400 gevallen per jaar overgegaan tot het instellen van vervolging voor het doorrijden na een aanrijding.
Er zijn bij het OM geen gegevens bekend met betrekking tot de gemiddelde strafeis. Op basis van de richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen en verlaten plaats ongeval kan de officier van justitie straffen eisen die variëren van een geldboete van € 500 tot een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 70 maanden. Deze eisen kunnen nog hoger uitvallen indien sprake is van recidive en/of indien een slachtoffer in hulpeloze toestand wordt achtergelaten. Indien door het verkeersongeval een ander is gedood, letsel is toegebracht of iemand in hulpeloze toestand wordt achtergelaten, wordt het doorrijden na de aanrijding meegenomen als strafverzwarende omstandigheid voor het veroorzaken van het ongeval zelf. De strafeisen variëren al naargelang de verschillende omstandigheden waarvan bij het ongeval sprake was. Bij lichamelijk letsel waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en verlaten van de plaats van het ongeval wordt er bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 7 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar geëist. Wanneer het slachtoffer overleden is, er sprake is van een zeer hoge mate van schuld en de plaats van het ongeval verlaten is, schrijft de richtlijn een strafeis van 4 jaar gevangenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 5 jaar voor. Door het OM wordt waar nodig in de strafeisen maatwerk geleverd om de eisen verder te verhogen.
Kunt u in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie om de Richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen en verlaten plaats ongeval aan te passen om de strafeisen te verhogen?2
De richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen en verlaten plaats ongeval is na de wetswijziging op 1 januari 2020 ook aangepast. De strafeisen voor doorrijden na een aanrijding met de dood of letsel tot gevolg of het in hulpeloze toestand achterlaten van een slachtoffers, zijn toen verhoogd. Ik zie geen aanleiding om met het OM in gesprek te gaan om de richtlijn nu opnieuw aan te passen.
In hoeverre wijken de straffen voor het doorrijden na een aanrijding in Nederland af van straffen in omringende landen?
In België liggen de maximumstraffen voor het gronddelict lager. Voor het doorrijden na een ongeval kan een gevangenisstraf van 15 dagen tot 6 maanden worden opgelegd (artikel 33 wegverkeerswet 1968). Indien er gewonden of doden zijn gelden wel hogere straffen voor het doorrijden. Respectievelijk maximaal 3 en 4 jaar. Ook in Duitsland geldt een maximumstraf van 3 jaar voor het doorrijden na een ongeval (artikel 142 van het Wetboek van strafrecht). Overigens geldt ook in Duitsland als er slechts sprake is van onbeduidende materiële schade een bedenktermijn van 24 uur waarbinnen bestuurders zich zelf kunnen melden
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers waarin wordt gepleit om de termijn waarin iemand zich moet melden in te korten met een verplichte bloedproef?
Indien er sprake is van een vermoeden van rijden onder invloed, wordt er nu ook al een blaastest en/of speekseltest afgenomen eventueel gevolgd door een bloedonderzoek bij een positieve uitslag. Naar aanleiding van de aangenomen motie van de leden Slootweg en Helder3 zal ik samen met politie en OM onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de 12-uurs termijn uit artikel 184 WVW aan te passen en zo eventueel misbruik nog verder te voorkomen. Zoals ook eerder aangegeven in het antwoord op vraag 3 is het ook in het belang van de slachtoffers om bestuurders te stimuleren zichzelf te melden. Zonder dader kan de eventuele schade immers niet verhaald worden. Dit zal dan ook meegewogen worden in de besluitvorming over de eventuele aanpassing van deze termijn.
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers waarin de doorrijder moet aantonen dat hij/zij op het moment van de aanrijding niet onder invloed was?
De bewijslast voor het rijden onder invloed ligt altijd bij het OM. Dit geldt voor de vervolging van alle misdrijven en dus ook voor het rijden onder invloed. Van dit belangrijke principe binnen onze rechtsstaat kan en wil ik ook in dit geval niet afwijken. Zoals in het antwoord op vraag 4 en 9 is aangegeven doen politie en OM altijd uitgebreid onderzoek bij een ernstig ongeval en als er sprake is van een vermoeden van rijden onder invloed.
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers dat, indien een doorrijder zich niet binnen drie uur meldt, terwijl er slachtoffers of gewonden te betreuren zijn, de wetgeving aanzienlijk aangescherpt dient te worden?
De 12-uurs termijn is nu al niet van toepassing als iemand in hulpeloze toestand wordt achtergelaten. Iemand kan in die gevallen dus altijd vervolgd worden voor het doorrijden na een ongeval, ook als hij of zij zich vrijwillig heeft gemeld. Zoals ook in het antwoord op vraag 9 is aangegeven zal ik naar aanleiding van de aangenomen motie samen met politie en OM onderzoeken of de wetgeving op het doorrijden na een aanrijding verder aangescherpt moet worden.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het tweeminutendebat Verkeersveiligheid?
In verband met de benodigde afstemming met politie en OM is dit helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Extra maatregelen CBR om wachttijden terug te dringen’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Extra maatregelen CBR om wachttijden terug te dringen»?1
Ja.
Klopt het dat het CBR vanaf 1 september de volgende maatregelen gaat nemen en zijn dit alle maatregelen die vanaf 1 september ingaan: «Wie zakt voor het praktijkexamen bromfiets, brommobiel, motor verkeersdeelneming of auto met aanhangwagen kan op zijn vroegst na 4 weken weer afrijden. Eerste herexamen praktijkexamen auto op zijn vroegst na 4 weken. Na twee keer of vaker zakken voor het praktijkexamen auto kan de kandidaat op zijn vroegst na 15 weken weer afrijden.»? Gaat het hier om een voornemen, of zijn deze maatregelen definitief?
Het CBR heeft in de afgelopen periode al een groot aantal maatregelen genomen om de examencapaciteit te vergroten. Naast het werven en opleiden van nieuwe examinatoren en aanvullende maatregelen om het verzuim terug te dringen (onder andere door extra monitoring en het inzetten van verzuimcoaches) betreft dit o.a. het maximaliseren van overwerk, werken op feest- en herdenkingsdagen, het verlengen en terughalen van gepensioneerde examinatoren, het detacheren van examinatoren vanuit CBR-locaties waar de druk op de examens wat lager is naar de Randstad en het opschorten van voortgangsgesprekken.
Daarnaast is een aantal maatregelen genomen dat tot doel heeft rijscholen te stimuleren de kwaliteit van de opleiding te verhogen waardoor kandidaten eerder slagen en er minder beroep op herexamens wordt gedaan. Dat zijn de maatregelen zoals door de vraagsteller zijn opgesomd. Deze maatregelen zijn vooraf afgestemd met de verschillende brancheorganisaties van rijscholen. Op basis van het overleg met de brancheorganisaties heeft het CBR de voorgestelde maatregelen aangepast. De beoogde invoeringsdatum is 1 september 2022.
Acht u het rechtvaardig dat kandidaten die reeds een rijexamen hebben gedaan langer moeten wachten op een herexamen? Wat is hiervan de achterliggende rationale en wat levert dit concreet op?
Al een aantal jaren hanteert het CBR een periode van 2 weken tussen het eerste examen en een herexamen. Dit vanuit de gedachte dat kandidaten met een reden gezakt zijn en vaak nog een aantal lessen nodig hebben om op het juiste niveau te komen. Eerder zag het CBR kandidaten soms binnen een paar dagen terugkomen en vaak met het resultaat dat zij wederom zakten voor het praktijkexamen. Om te stimuleren dat kandidaten voldoende tijd en aanvullende rijlessen nemen – en daarmee de kans om te slagen vergroten – heeft het CBR de termijn van twee weken opgehoogd naar vier weken en deze maatregel ook van toepassing gemaakt op de overige particuliere praktijkexamens. De verwachting is dat hiermee het percentage kandidaten dat slaagt bij het (her)examen omhoog gaat. Elk procentpunt dat het slagingspercentage stijgt betekent jaarlijks ongeveer 8.000 minder herexamens. Een stijging met 5% levert een capaciteit van circa 40.000 examens op, wat overeenkomt met een daling van de reserveringstermijn met vier weken.
Wat is de reden om mensen die twee keer of vaker zijn gezakt 15 weken te laten wachten en wat levert dit concreet op? Acht u dit ook een absurde termijn voor mensen die graag hun rijbewijs wensen te halen?
De gedachte achter deze maatregelen is dat rijscholen en kandidaten gestimuleerd worden pas op examen te komen als zij daar ook echt klaar voor zijn (examengereed). Het percentage kandidaten dat de eerste keer slaagt schommelt al jaren rond de 50%. Bijna 1.200 rijscholen hebben zelfs een slagingspercentage lager dan 30%. Daarnaast worden jaarlijks 2.500–3.000 examens voortijdig afgebroken omdat de examinator de rijcapaciteit van de kandidaat als dermate onder de maat beoordeelt dat deze een gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. Zowel het CBR als de vertegenwoordigers uit de branche vinden het huidige slagingspercentage (te) laag. Door de wachttijd voor een derde examen (het tweede herexamen) naar achteren te schuiven (15 weken) is de verwachting dat dit rijscholen en kandidaten stimuleert alles op alles te zetten om in maximaal twee keer te slagen en dat daarmee het slagingspercentage zal stijgen.
Denkt u dat de kans dat iemand slaagt voor een herexamen groter of kleiner wordt vanwege de voorgenomen termijn van 15 weken? Kunt u dit onderbouwen?
De verwachting is dat met deze maatregel het aantal kandidaten dat in twee keer slaagt zal stijgen. Zie voor de onderbouwing de antwoorden 3 en 4.
Wat is de reden dat de geldigheid van een nieuwe machtiging na 12 maanden komt te vervallen?
Deze maatregel wordt genomen om misbruik van machtigingen te voorkomen. Het CBR heeft sterke vermoedens – die worden onderbouwd door signalen uit de branche – dat er rijscholen zijn die gemachtigd worden door kandidaten die niet in een rijopleiding zitten en ook niet de intentie hebben om examen te doen (zogenaamde dummy kandidaten). Voor deze kandidaten worden examens gereserveerd, vervolgens op een later moment weer geannuleerd en de vrijgekomen plekken worden dan snel gereserveerd voor «echte» kandidaten. Dit is oneigenlijk gebruik van het reserveringssysteem van het CBR. Sommige kandidaten worden op die manier een groot aantal keren opgevoerd en vervolgens weer geannuleerd. Dit gaan ten koste van de mogelijkheid van andere kandidaten om een plek te reserveren. De maatregel is bedoeld om dit gedrag te ontmoedigen. Overigens ontvangt de kandidaat een notificatie voordat de machtiging afloopt en kan deze de machtiging vrij eenvoudig (en kosteloos) verlengen door de rijschool opnieuw te machtigen.
Wat is de reden dat na twee keer annuleren de machtiging van de kandidaat komt te vervallen?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat ‘veilige’ rotondes vaak het onveiligst voor fietsers zijn. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««veilige» rotondes vaak het onveiligst voor fietsers?»1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) geeft aan dat rotondes ook voor fietsers in het algemeen veel veiliger zijn dan andere kruispunttypen.2 Rotondes zijn volgens SWOV veiliger dan gewone kruispunten, doordat rotondes minder conflictpunten hebben dan andere kruispunttypen, de snelheid wordt geremd en de hoek van impact kleiner is. Uit recent onderzoek van kenniscentrum voor letselpreventie VeiligheidNL komt naar voren dat bij bezoeken aan de spoedeisende hulp (SEH-bezoeken) als gevolg van een fietsongeval 3% plaatsvond op een rotonde of verkeersplein en 10% op een kruispunt.3 Fietsongevallen zijn onwenselijk. Elk verkeersslachtoffer is er 1 teveel. In het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid (LAP) 2022–2025 is verkeersveiligheid van fietsers daarom een prioriteit.
Klopt de constatering van verkeerskundig ICT-bureau VIA dat de toename van het aantal fietsongevallen tussen 2014 en 2021 vooral wordt veroorzaakt door de toename van het aantal fietsongevallen op rotondes?
Dit ligt niet voor de hand. VeiligheidNL heeft in het onderzoek geprobeerd om inzicht te verkrijgen in eventuele verschuivingen van de oorzaak van fietsongevallen. VeiligheidNL geeft aan dat de stijgende trend van fietsers met ernstig letsel in de periode 2012–2021 voornamelijk wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal enkelvoudige fietsongevallen.4 Dit zijn ongevallen waar geen botsing is met een verkeersdeelnemer.
Deelt u de conclusie van de Fietsersbond dat rotondes nu vaak verkeerd zijn ingericht?
Nee. Wel constateer ik uit een verkenning van DTV Consultants naar de verkeersveiligheid op rotondes in Nederland, dat een deel van de rotondes anders is ingericht dan beschreven in de richtlijn «Eenheid in rotondes» van CROW.5 6 Deze richtlijn geeft heldere en eenduidige instructies voor de inrichting van rotondes. CROW-richtlijnen zijn richtinggevend voor wegbeheerders, maar niet bindend. Het is namelijk belangrijk dat wegbeheerders ruimte hebben om goed in te kunnen te spelen op specifieke lokale omstandigheden.
Is er een handleiding voor het maken van een uniforme en herkenbare inrichting van rotondes? Zo nee, bent u bereid om samen met gemeenten een handleiding te maken?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 4. De genoemde richtlijn «Eenheid in rotondes» is opgesteld door CROW in samenwerking met een breed samengestelde werkgroep, waaronder SWOV, Fietsersbond en wegbeheerders. Daarnaast is aanvullend door CROW in een breed samengestelde werkgroep de richtlijn «Basiskenmerken Kruispunten en rotondes» opgesteld om de verkeerssituaties voor weggebruikers herkenbaarder te maken7.
Kent u het bericht «schrap op elke rotonde voorrang voor fietsers?»2
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusie van verkeerskundig ICT-bureau VIA dat de toename van het aantal fietsongevallen op rotondes lijkt te worden veroorzaakt doordat fietsen zijn veranderd en sneller rijden?
De oorzaken en omstandigheden die leiden tot fietsongevallen zijn omvangrijk en zeer divers. Aan het ontstaan van een fietsongeval dragen factoren bij op het terrein van infrastructuur, voertuig en gedrag9. Als belangrijkste oorzaken voor fietsongevallen worden het eigen gedrag, de toestand van de weg en, in iets mindere mate, andermans gedrag beschouwd10. Vanuit IenW lopen diverse acties om de fietsveiligheid te vergroten, deze zijn ook terug te vinden in de Kamerbrief «stand van zaken verkeersveiligheid»11. In het nieuwe Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid (LAP) 2022–2025 is opgenomen dat steviger ingezet wordt op het programma Doortrappen, veilig fietsen tot je 100ste om meer ouderen bewust te maken hoe zij hun fietsveiligheid kunnen vergroten en hun gedrag kunnen aanpassen. Ook wordt in kaart gebracht op welke punten de beleidslijnen op de korte en lange termijn bijgesteld kunnen worden om de fietsveiligheid te verbeteren.
Welke rol heeft de rotonde bij de stijging van het aantal gevallen fietsongevallen van e-bikes?3
Bij IenW is geen specifieke informatie bekend welke rol de rotonde precies heeft bij de stijging van het aantal fietsongevallen van e-bikes.
Wat is uw reactie op de conclusie van verkeerskundig ICT-bureau VIA dat rotondes relatief snel veiliger kunnen worden gemaakt door fietsers niet langer voorrang te geven?
De voorrangsregeling op rotondes heeft niet alleen met verkeersveiligheid te maken. De eerder genoemde CROW-richtlijnen zijn opgesteld met als uitgangspunt om fietsers binnen de bebouwde kom op rotondes voorrang geven en buiten de bebouwde kom niet. Dit is gebaseerd op een zorgvuldige afweging tussen veiligheid, comfort en de doorstroming van fietsers. Het is uiteindelijk aan de verantwoordelijke wegbeheerders om de eindafweging te maken.
Het bericht dat Duitsland de spoorlijn Nijmegen-Kleef weer in gebruik wil nemen. |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Weer hoop op spoorlijn Nijmegen-Kleef? Duitsers nemen reactivering op in verkeersplan»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met het gegeven dat de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen de reactivering van de spoorlijn Nijmegen-Kleef-Düsseldorf heeft opgenomen in het concept-verkeersplan 2032–2040?
Ja, daar ben ik mee bekend. Het concept verkeersplan 2032–2040 van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen heet officieel het «SPNV Zielnetzkonzeption 2032/2040». Het schets een ideaalbeeld uit het perspectief van de reiziger en noemt een breed pallet aan maatregelen (o.a. reactivering en elektrificatie) en diverse tracés. Reactivering van de verbinding Nijmegen-Kleef wordt daarin niet expliciet genoemd. Wel is de verbinding met Nijmegen opgenomen in een schematisch overzicht met verbindingen in 20402.
Deelt u de mening in de regio dat, in het kader van het verbeteren van het kort grensoverschrijdend treinverkeer, er vanuit Nederland serieus moet worden gekeken naar de reactivering van de spoorlijn Nijmegen-Kleef-Düsseldorf? Kunt u in uw antwoord ingaan op het belang van deze lijn in het kader van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt en het grote aantal potentiële studenten/toekomstige arbeidskrachten?
Grensoverschrijdende OV verbindingen vind ik belangrijk en ik zet me ervoor in om in deze kabinetsperiode stappen te zetten om deze te verbeteren. Zoals in het beleidsprogramma IenW3 verwoord is «grensoverschrijdend ov essentieel om Nederland en in het bijzonder de grensregio’s duurzaam te verbinden aan de economische centra en de onderwijsinstellingen om ons heen». Dit geldt ook voor deze grensregio. Volgens de provincie Gelderland zijn tussen de 4 en 7 procent van de HBO en WO studenten op de Gelderse onderwijsinstellingen afkomstig uit Duitsland. Bij MBO instellingen vindt weinig uitwisseling over de grens plaats.
In het verleden is meermaals door de regio bekeken of reactivering van de spoorlijn een passende maatregel zou kunnen zijn. Zo is door de provincie Gelderland in 2013 en voor het laatst in 2018 gekeken naar onder meer de reizigersaantallen4. Toen is geconstateerd dat de reizigersaantallen te beperkt zijn voor (reactivering van) een treinverbinding. Om die reden zet de provincie dan ook in op opwaardering van de buslijn en worden vervoersaantallen gemonitord. De busdienst (58) rijdt sinds 2018 ook door (vanaf Nijmegen Centraal station) naar de Campus van Nijmegen, waarmee studenten en scholieren uit Duitsland een goede reismogelijkheid wordt geboden.
Op basis van deze vervoersaantallen deel ik mening van de Provincie Gelderland en de gemeente Nijmegen dat reactivering van deze spoorlijn geen prioriteit heeft. De gemeente Berg en Dal is overigens tegen reactivering van het huidige tracé, in verband met de doorsnijding van de kern van het dorp Groesbeek.
Bent u bereid werk te maken van de reactivering van de spoorlijn Nijmegen-Kleef? Zo ja, hoe bent u van plan dit te doen?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Op basis van de huidige en toekomstige reizigersaantallen verwacht ik niet dat reactivering van de spoorlijn Nijmegen-Kleve binnen afzienbare tijd een reële en passende oplossing is. Andere (grensoverschrijdende) verbindingen hebben meer potentie en daarmee prioriteit. Mochten deze inzichten toch wijzigen, dan ben ik uiteraard bereid het gesprek aan te gaan om te kijken naar verbetering van deze grensoverschrijdende OV verbinding.
Welke knelpunten maken op dit moment de heringebruikname van de spoorlijn Nijmegen-Kleef onmogelijk?
Op basis van beschikbare informatie verwacht ik dat er diverse knelpunten zullen optreden bij reactivering van de spoorlijn Nijmegen – Kleef. Allereerst loopt het voormalig tracé door de kern van het dorp Groesbeek, waar veel weerstand is voor reactivering van de spoorlijn. Zo is in het coalitieakkoord van de gemeente Berg en Dal (waar Groesbeek deel van uitmaakt) expliciet vastgelegd dat er geen ambtelijke en bestuurlijke capaciteit wordt ingezet in een «lightrail» verbinding in Groesbeek. Daarnaast voorzie ik financiële knelpunten, aangezien het om forse investeringen gaat en de exploitatiekosten hoog zijn. Geen van de partijen heeft voor de reactivering van de spoorlijn middelen gereserveerd. Ook zal de ruimtelijke inpassing van de spoorweginfrastructuur tot inpassingsknelpunten leiden. Enkele jaren gelden is de grond verkocht aan de gemeente Berg en Dal. Hiermee valt de betreffende infrastructuur ook niet meer onder de Hoofd Spoorweg Infrastructuur (HSWI) en beheerconcessie van ProRail. Inmiddels heeft het traject een andere invulling gekregen en wordt geëxploiteerd als recreatieve invulling.
Hebt u contact gehad met Duitse vertegenwoordigers over dit plan? Zo ja, wat is er besproken? En zo nee, bent u bereid in contact te treden met Duitse vertegenwoordigers om de plannen te bespreken?
Ik heb geen contact gehad met Duitse vertegenwoordigers (van de deelstaat Noordrijn-Westfalen) over dit plan. Wanneer er daar sprake is van een nieuwe regering zullen kennismakingsgesprekken plaatsvinden en kan dit onderwerp eventueel ook besproken worden.
De RegioExpres en de verbinding Arnhem-Doetinchem-Winterswijk. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Overwegen op de schop om komst Achterhoekse sneltrein mogelijk te maken; wachten is op Rijk»1?
Ja, ik ben bekend met dat bericht.
Deelt u de mening dat bereikbaarheid van en goede verbindingen onderling van groot belang zijn voor leefbaarheid, vestigingsklimaat en gemeenschappen in de regio?
Ja, ik deel deze mening. Reizigers in het hele land staan voor mij centraal. Zoals ook al in de ontwikkelagenda van toekomstbeeld OV 2040 benoemd, is het OV in en tussen regio's onmisbaar voor leefbaarheid, economie en recreatie. Het vergoot ontplooiingskansen en toegang tot de arbeidsmarkt en het OV kan er voor
zorgen dat voorzieningen voor iedereen bereikbaar zijn.
Hoe beoordeelt u de door Goudappel opgestelde maatschappelijke kosten-batenanalyse naar de invoering van de RegioExpres?
De MKBA analyse – die in opdracht van de regio is uitgevoerd – geeft inzicht in de totale kosten en opbrengsten en laat een score zien van 0,73: tegen elke euro maatschappelijke kosten staat 0,73 euro aan maatschappelijk baten. In algemene zin geldt voor OV projecten dat vaker sprake is van een MKBA score <1. Dat betekent niet dat het daarmee geen goed project is. Ik zie dat RegioExpres voor reizigers in de regio een waardevolle bijdrage kan leveren aan het verkorten van reistijden, het vergroten van capaciteit en het verbeteren van het reiscomfort. Daarnaast biedt de RegioExpres een duurzame ontsluiting voor ca. 3000 nieuw te bouwen woningen in het gebied. De komende periode – in aanloop naar het BO MIRT van het najaar 2022 – zal ik gebruiken om deze score goed te begrijpen en te beoordelen.
Is het nog steeds de verwachting dat de trajecten Arnhem-Winterswijk en Arnhem-Doetinchem in 2040 in de absolute top staan als het gaat om verwachte hinder voor reizigers als gevolg van drukte in treinen?
De Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA, 2021) is het is uitgangspunt voor capaciteitsknelpunten op het Nederlandse spoornetwerk. Hierin wordt geconstateerd dat in zowel het WLO-hoog-scenario als het WLO-laag-scenario mensen moeten staan tussen Arnhem en Duiven door gebrek aan capaciteit2. In de IMA wordt aan dit capaciteitsknelpunt geen nadere prioritering of rangschikking gegeven. Wat dat betreft herken ik niet dat dit traject in «de absolute top» staat.
In hoeverre neemt deze hinder voor reizigers af wanneer het spoor tussen Didam en Doetinchem De Huet wordt verdubbeld?
Een spoorverdubbeling tussen Didam en Doetinchem De Huet maakt het mogelijk om de RegioExpres te gaan rijden: 1 x p/u een extra trein naast het bestaande aanbod. Deze trein fungeert tussen Arnhem en Doetinchem als sneltrein en gaat vanaf Doetinchem verder als stoptrein naar Winterswijk. Door deze capaciteitsuitbreiding zullen reizigers meer comfort ervaren door een hogere kans op een zitplaats: vanwege de kortere reistijd zullen veel reizigers overstappen van de huidige sprinter naar de RegioExpres. Overigens is het wel de verwachting dat de verbeterde verbinding zorgt voor extra (nieuwe) reizigers en worden daarnaast extra reizigers verwacht door nieuwe woningbouwlocaties ten oosten van Arnhem en in de Achterhoek.
Wat is de status van de beloofde gesprekken2 met de regio over de RegioExpres, in aanloop naar het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT)?
Rijk en regio zijn met elkaar in gesprek over de RegioExpres. Daarnaast heb ik zelf een bezoek gebracht aan de RegioExpres in februari van dit jaar. Ook in het BO MIRT van het najaar 2022 zal de RegioExpres besproken worden.
Welke mogelijkheden ziet u voor een vervolgstap binnen de spelregels van het MIRT?
Door de beperkte financiële mogelijkheden binnen het Mobiliteitsfonds zijn scherpe keuzes noodzakelijk. Er zijn in Nederland veel ambities die helaas niet allemaal (in deze kabinetsperiode) waargemaakt kunnen worden. De mogelijkheden voor een vervolgstap van de RegioExpres wil ik dan ook integraal af kunnen wegen. Het BO MIRT van dit najaar biedt daar een eerste moment voor. Daar kan en wil ik nu niet op vooruitlopen.
Friese treinreizigers. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Fries treinreiziger moet na misser ProRail de komende 2,5 jaar maar hopen dat hij overstap in Zwolle haalt»1?
Ja, dit bericht is mij bekend.
Klopt het dat ProRail de deadline voor aanpassingen aan het spoor bij Wolvega en Akkrum verzet heeft van 1 april 2022 naar het vierde kwartaal van 2024, maar liefst 2,5 jaar later?
Ja, volgens ProRail is dat inderdaad de planning voor de werkzaamheden.
Kunt u een inschatting geven hoeveel reizigers per week de overstap in Zwolle zullen missen tot de werkzaamheden zijn afgerond?
NS en ProRail hebben vorig jaar ingeschat dat gemiddeld 4x per dag de volledige openingsduur van de HRMK-spoorbrug nodig zal zijn voor het doorlaten van (hogere) schepen, als gevolg waarvan enkele treinen direct of indirect (doordat zij vertraging oplopen door de vertraagde trein voor hen) zouden worden geraakt.
De inschatting was dat in 50% van de gevallen de overstap ondanks de vertraging kan worden gehaald. Afhankelijk van welke treinen worden geraakt, was de inschatting dat dit circa 30 (meest rustige treinen) tot 400 reizigers (drukste treinen) per gemiddelde werkweek betreft (situatie voor corona) die de overstap missen.
Tot nu toe zijn er nog geen aansluitingen gemist als gevolg van brugopeningen, doordat de brugopeningen in de periode april-mei 2022 korter waren dan de openingstijden zoals opgenomen in de dienstregeling en de punctualiteit van de sprinter erg hoog is. Zoals ook opgenomen in de eerdere beantwoording van vragen over dit onderwerp2, zal ProRail de hinder voor reizigers blijven monitoren en waar nodig in overleg treden met de provincie en NS.
Bent u ermee bekend dat ProRail aangeeft dat er onverwacht veel rekenwerk, tekeningen en certificeringen nodig zijn, waardoor er sprake is van een gigantische vertraging? Bent u van mening dat de voorbereidingen voor de spooraanpassingen bij Wolvega en Akkrum met extra inspanningen te versnellen zijn?
Zoals aangegeven in mijn eerdere beantwoording van vragen over dit onderwerp, doet ProRail haar uiterste best om de definitieve oplossing zo snel als mogelijk te realiseren en zal zij de mogelijkheden hiertoe nog voor de zomer met de provincie bespreken. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt in de contacten met provincie en ProRail de voortgang besproken.
Wat heeft u gedaan om tot een snelle oplossing te komen nadat ProRail heeft medegedeeld dat zij zich heeft misrekend bij de toezegging om het spoor te verbeteren?
Het is aan de expertise van ProRail om met een snelle oplossing te komen. ProRail heeft mij verzekerd dat zij haar uiterste best doet om de definitieve oplossing zo snel als mogelijk te realiseren. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt in de contacten met provincie en ProRail de voortgang besproken.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om de werkzaamheden te versnellen?
Het is aan de expertise van ProRail om de snelle oplossing te komen. ProRail heeft mij verzekerd dat zij haar uiterste best om de definitieve oplossing zo snel als mogelijk te realiseren.
Deelt u de analyse van de provincie Fryslân dat de enige duurzame, robuuste en toekomstvaste oplossing voor deze problemen de aanleg van een spooraquaduct is ter vervanging van de HRMK-spoorbrug?
Zoals ook benoemd in de reactiebrief aan de provincie en gemeente Leeuwarden van eind vorig jaar3 en mijn eerder beantwoording van vragen over dit onderwerp, verkeert de spoorbrug over het Van Harinxmakanaal volgens ProRail, als spoorbeheerder en kennisexpert op het gebied van (spoorse) kunstwerken, nog in goede conditie en is er geen aanleiding om uit te gaan van een eerder einde van haar theoretische levensduur van 2051, mits deze uiteraard zoals gebruikelijk onderhouden en waar nodig op onderdelen vervangen wordt. Op welke wijze de spoorbrug na het einde van haar levensduur vervangen wordt en of dat dan met een spooraquaduct zal zijn, is iets om te zijner tijd goed naar te kijken met inachtneming van de dan geldende omstandigheden. Overigens is bij de bouw van de brug afgesproken dat de provincie Friesland aan de lat staat voor die vervangingskosten.
Nieuwe onaanvaardbare chaos op Schiphol |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schiphol opnieuw toneel van «zeer gevaarlijke» chaos»1?
Ja.
Deelt u de mening dat extra en zeer broodnodige handjes van het leger – tijdelijk – een oplossing kan bieden voor het gigantische personeelstekort op Schiphol, zeker bij de controleposten en bij de bagagebanden? Zo ja, wilt u uw eerdere blokkade om het leger in te zetten als de wiedeweerga opheffen en zorgen dat de chaos op Schiphol subiet tot een einde komt? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Het is primair de verantwoordelijkheid Schiphol om hun personeelstekort op te lossen of andere maatregelen te nemen om de zaken op orde te krijgen. Vanuit het Rijk zorgen we voor de inzet van de Koninklijke Marechaussee voor de paspoortcontrole en het uitvoeren van politietaken op de luchthaven. Overige inzet van het leger is niet aan de orde.
Deelt u de mening dat de complete chaos op Schiphol slecht is voor onze economie, omdat reizigers voor andere vervoersmiddelen en/of concurrente luchthavens zullen kiezen? Zo ja, wat heeft u de afgelopen gedaan om deze chaos tot het verleden te laten behoren? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals in de antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer is aangegeven2, hecht ik veel waarde aan de goede kwaliteit van dienstverlening waar Schiphol om bekend staat en waar de luchthaven internationaal een sterke reputatie aan ontleent. Het bestendigen van een goed verloop van de operatie en een betrouwbare dienstverlening is niet alleen belangrijk voor de reizigers die via Schiphol reizen, maar ook voor de concurrentiepositie van Schiphol. Daarom hecht ik er ook zeer aan dat Schiphol maatregelen neemt om herhaling te voorkomen. Ik heb de luchthaven opgeroepen tot het nemen van maatregelen en laat mij wekelijks informeren over de voortgang. Zoals ik aan uw Kamer heb toegezegd informeer ik u over de stand van zaken en de voortgang die Schiphol maakt met de zomeraanpak. De eerste update heb ik vandaag met uw Kamer gedeeld3
Kunt u een volledig beeld geven wat er de afgelopen maand is gedaan aan werving van nieuw en broodnodig personeel? Hoeveel bijstandscliënten zijn aan het werk geholpen? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Een van de actielijnen om het luchthavenproces beheersbaar te laten verlopen is gericht op het aantrekken van nieuw personeel. Acties die worden genomen zijn onder meer het organiseren van een banenmarkt. Deze heeft op 11 juni plaatsgevonden. Ook start een wervingscampagne voor verschillende beroepen op Schiphol en worden voormalige beveiligers actief benaderd. Het sociaal akkoord dat Schiphol heeft afgesloten met FNV en CNV betekent daarnaast een betere beloning voor de vele mensen die op Schiphol werken. Dit akkoord waarin onder andere zomertoeslag voor de operationele beroepen op Schiphol is opgenomen, maakt het aantrekkelijker om op Schiphol te werken.
Heeft Schiphol het minimumloon al verhoogd, zodat werken bij de luchthaven aantrekkelijker wordt? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het feit dat luchthavendirecteur Benschop in het Zwitserse Davos duur zit te tafelen en de interessante meneer aan het uithangen is, terwijl zijn klanten urenlang in dikke rijen staan en Schiphol het decor is van knokpartijen en onwelwordingen? Kunt u in uw beantwoording aangeven of en hoe u deze tekortschietende faaldirecteur gaat berispen of liever nog gaat adviseren om zijn biezen te pakken?
Zoals ik ook eerder in het debat heb aangegeven staat voor mij voorop dat Schiphol de maatregelen treft die nodig zijn om het luchthavenproces in de zomer beheersbaar te laten verlopen. De positie van de heer Benschop is een zaak van de Raad van Commissarissen. Daar heb ik als Minister van Infrastructuur en Waterstaat geen directe betrokkenheid bij.
De beperkte beschikbaarheid van het openbaar vervoer tussen Meppel en Groningen en de beperkingen door een personeelstekort bij NS |
|
Bouchallikh |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het berichten «Openbaar vervoer tussen Meppel en Groningen ligt de hele avond plat: «Misschien dat er toevallig een bus langsrijdt»»1 en «NS schrapt enkele treinen door tekort aan conducteurs»?2
Ja, ik ben met beide artikelen bekend.
Wat is de oorzaak van het gebrekkige vervangend busvervoer? Klopt het dat de NS vooraf te weinig vervangend busvervoer heeft geregeld en er hierdoor te weinig bussen meer beschikbaar waren?3
Als er gedurende werkzaamheden aan het spoor geen treinen kunnen rijden, bestelt NS bij haar toeleveranciers trein vervangend busvervoer. NS heeft mij laten weten – conform de gebruikelijke procedure en circa 40 weken voor aanvang van de werkzaamheden – een aanvraag te hebben ingediend bij de betreffende toeleverancier4 voor een voor de verwachte vervoersvraag toereikend aantal bussen. De toeleverancier heeft deze aanvraag toegezegd, maar bleek op het laatste moment als gevolg van de personeelskrapte en ziekteverzuim niet in staat om de gevraagde capaciteit volledig te leveren. De leveringsgraad van bussen bedroeg circa 75%.
Wanneer was het voor NS duidelijk dat er een tekort aan vervangende bussen zou optreden? Wat is er toen gedaan om de overlast voor reizigers tot het minimum te beperken?
NS geeft aan op 4 mei door de betreffende toeleverancier op de hoogte te zijn gesteld dat er niet voldaan kon worden aan de gevraagde inzet door een tekort aan gekwalificeerde chauffeurs – met name in de vroege ochtend en late avonddiensten. NS geeft aan vervolgens op alle betreffende stations te hebben onderzocht hoe de overlast voor de reiziger tot een minimum beperkt kon worden. Nadat duidelijk werd dat reizigers mogelijk langer dan verwacht moesten wachten, heeft NS de al georganiseerde facilitaire middelen (toiletten, wachtbankjes en tenten) naar mogelijkheid uitgebreid. Op de stations Assen, Meppel en Groningen zijn er extra toiletten geplaatst bij de bushalte en oplaadpunten gecreëerd voor mobiele apparatuur. Daarnaast heeft NS op verschillende momenten consumpties uitgedeeld aan wachtende reizigers.
Toen het tekort bleek is NS daarnaast met Arriva in contact getreden over het waar mogelijk inzetten van langere treinen tussen Leeuwarden en Groningen om meer vervoerscapaciteit te kunnen bieden aan reizigers via Leeuwarden. Arriva heeft zowel de snel- als stoptreinen kunnen versterken. NS heeft dit gedaan voor de Sprinter Leeuwarden – Zwolle en waar mogelijk ook voor de Intercity op dit traject.
Deelt u de mening dat het feit dat NS – bij geplande werkzaamheden – aangaf dat er een tekort aan vervangende bussen was en dat reizigers hun reis beter konden uitstellen onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Op donderdagavond 12 mei is er, vanaf 19.30 uur, voor die avond een negatief reisadvies geweest voor reizen van en naar Meppel-Hoogeveen en Beilen doordat meerdere stopdienstbussen uitvielen en er slechts een zeer beperkt aantal snelbussen waren. NS geeft aan dat dit gedurende de 16-daagse buitendienststelling de enige keer is geweest dat er een negatief reisadvies gold.
Ik vind de oproep aan de reiziger om zijn of haar reis uit te stellen, of zelf zorg te dragen voor alternatief vervoer, onwenselijk. Het geheel voorkomen van hinder en extra reistijd bij werkzaamheden is niet mogelijk, maar de reiziger moet er wel op kunnen vertrouwen zijn of haar plek van bestemming te bereiken. Gegeven het gebrek aan bussen die avond, begrijp ik evenwel de oproep van NS, om bij de reiziger geen verwachtingen te wekken die niet konden worden waargemaakt.
Welke stappen gaat NS in de toekomst zetten om ervoor te zorgen dat er voldoende vervangende bussen rijden om reizigers op een betrouwbare manier naar hun bestemming te brengen? Hoe gaat u hier als concessieverlener op toezien?
Er is NS veel aan gelegen zorg te dragen voor een betrouwbare dienstverlening, ook tijdens werkzaamheden. Desalniettemin blijft NS afhankelijk van externe leveranciers voor de inzet van bussen. NS laat weten de afspraken met haar leveranciers waar mogelijk te herzien om herhaling te voorkomen. Concreet betekent dat de toeleveranciers eerder dan nu het geval is 100% van de benodigde diensten moeten hebben vastgelegd. NS kijkt ook of het mogelijk is om bussen (en buschauffeurs) uit het buitenland in te zetten, die voldoen aan de kwaliteitseisen van Nederland. Maar ook hier geldt dat er krapte is in de markt. Ik heb NS gevraagd mij te informeren over de maatregelen die zij treft, en blijf NS aanspreken op haar zorgplicht ten aanzien van vervangend vervoer.
Worden de reizigers die een ticket voor een treinreis op dit traject hebben gekocht gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?
Alle reizigers kunnen compensatie aanvragen in overeenstemming met de bestaande voorwaarden voor compensatie. Deze compensatieregeling wordt door NS actief gecommuniceerd op haar website5, app en is bekend bij het personeel van NS. NS heeft, aanvullend op de bestaande compensatieregeling, besloten om eenmalig ook de hogere reiskosten die reizigers zouden kunnen maken via de alternatieve route (via Leeuwarden) te compenseren.
Klopt het dat NS in eerste instantie adviseerde om niet om te reizen via het traject Zwolle-Leeuwarden en Leeuwarden-Groningen, dat onder de verantwoordelijkheid van Arriva valt? Zo ja, waarom werd deze omreisroute niet geadviseerd? Klopt het dat deze omreisroute later wel geadviseerd werd? Krijgen reizigers de extra kosten voor dit (Arriva)traject vergoed?
NS geeft aan na het constateren van een tekort aan bussen, in overleg met Arriva, besloten te hebben om een alternatieve reisroute (via Leeuwarden) te communiceren. NS en Arriva hebben afgesproken om omreizen via Assen te adviseren in de spits en via Leeuwarden buiten de spits. Arriva heeft waar mogelijk langere treinen ingezet op de route Groningen-Leeuwarden, NS heeft dit gedaan op de route Zwolle-Leeuwarden. Deze alternatieve routes zijn in genoemde tijdsblokken gecommuniceerd aan de reiziger via de NS-app, stationsborden en de NS-website.
Deelt u de mening dat het voor reizigers niet relevant zou moeten zijn wie de vervoerder is en dat het daarom bij storingen en werkzaamheden altijd zo zou moeten zijn dat reizigers, zonder dat zij daar extra kosten voor hoeven te maken, de snelste omreisroute wordt geadviseerd? Zo nee, waarom niet?
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van vervoerders zelf om bij werkzaamheden en verstoringen, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zorg te dragen voor vervangend (bus)vervoer. Daarnaast is het bieden of adviseren van een omreisroute niet altijd mogelijk, zo moet er ook voldoende capaciteit beschikbaar voor zijn deze extra reizigers, en is instemming van andere vervoerders noodzakelijk. Wanneer NS bij werkzaamheden adviseert gebruik te maken van een andere vervoerder – omdat het geboden vervangende vervoer niet toereikend is – vind ik het gepast zij deze kosten ook vergoed. In dit geval doet NS dat ook.
Wat zijn precies de afwegingen bij het bepalen van de geadviseerde omreisroute?
NS neemt in de voorbereiding van geplande werkzaamheden, en het daarbij bepalen van mogelijke omreisroutes verschillende factoren in ogenschouw waaronder veiligheid, comfort, maakbaarheid, de beschikbaarheid van bussen en de vervoerscapaciteit op de omreisroute. Ook is de reactie en instemming van andere vervoerders essentieel. NS geeft aan dat regionale vervoerders in het verleden hebben aangegeven nauwelijks in staat te zijn om de extra reizigersvraag op te vangen die ontstaat als gevolg van een omreisadvies. Regionale vervoerders moeten in deze gevallen niet alleen hun eigen reizigers (zonder verdringing) kunnen vervoeren, maar ook over genoeg capaciteit beschikken om de (vaak forse aantallen) omreizende reizigers verantwoord te kunnen vervoeren. Vaak is dit, gelet op verschillen in de vervoerstromen op de verschillende trajecten, niet mogelijk.
In incidentele gevallen, waarbij NS aan ziet komen dat de beste oplossing voor de reiziger is om (deels) met een andere vervoerder te reizen, wordt in de ontwerpfase van het alternatief vervoer contact opgenomen met de betreffende regionale vervoerder om te onderzoeken of en hoe een alternatieve routering gemaakt kan worden en of de vervoerscapaciteit op de alternatieve route kan worden vergroot.
Stemmen NS en regionale vervoerders met elkaar af wanneer door geplande werkzaamheden of door een verstoring reizigers via een andere route moeten reizen, zodat ook op de omreisroutes op korte termijn voldoende materieel wordt ingezet? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit?
De geplande werkzaamheden worden door ProRail aangekondigd en overlegd met alle gebruikers van het spoor. In incidentele gevallen, waarbij NS aan ziet komen dat de beste oplossing voor de reiziger is om (deels) met een andere vervoerder te reizen, wordt in de ontwerpfase van het alternatief vervoercontact opgenomen met de betreffende regionale vervoerder om te onderzoeken of en hoe een alternatieve routering gemaakt kan worden en of de vervoerscapaciteit kan worden vergroot.
Klopt het dat er de komende tijd vanwege personeelstekort bij NS minder en kortere treinen rijden? Wat is hier de precieze oorzaak van? Sinds wanneer weet NS dat er de komende periode te weinig personeel beschikbaar is en hoe heeft NS hierop geanticipeerd?
Dat klopt. NS ziet zich als gevolg van personeelskrapte genoodzaakt per 13 juni jl. de tienminutendienstregeling op de lijn tussen Arnhem, Schiphol en Rotterdam (de zogenaamde tienminutentrein) tijdelijk terug te brengen naar een kwartierdienstregeling. Ook hebben er in het weekend van 11 juni jl. (ad hoc) verschillende afschalingen plaatsgevonden. Zo reden er minder Intercity’s op de trajecten Rotterdam-Utrecht, Alkmaar-Maastricht en Schiphol-Nijmegen, en minder sprinters tussen Driebergen-Zeist en Uitgeest en op het traject Utrecht-Almere. NS laat weten dat verdere (tijdelijke) afschaling van de dienstregeling met een aantal (spits)treinen de komende weken onvermijdelijk is. NS zal de reiziger hierover zo vroeg en accuraat mogelijk informeren.
Waar mogelijk en verantwoord kort NS ook treinen in, zodat er één in plaats van twee hoofdconducteurs per trein nodig zijn. Hiermee wil NS afschaling zo veel mogelijk beperken. Over de beheersmaatregelen die NS treft voor dit personeelsprobleem heb ik uw Kamer op 13 mei jl. geïnformeerd6.
Op welke trajecten zal NS minder treinen inzetten?
Vanaf 13 juni jl. heeft NS de tienminutendienstregeling op de lijn tussen Arnhem, Schiphol en Rotterdam (de zogenaamde tienminutentrein) tijdelijk teruggebracht naar een kwartierdienstregeling. Ook hebben er in het weekend van 11 juni jl. (ad hoc) verschillende afschalingen plaatsgevonden. NS laat weten dat verdere (tijdelijke) afschaling van de dienstregeling met een aantal (spits)treinen de komende weken onvermijdelijk is. NS zal de reiziger hierover zo vroeg en accuraat mogelijk informeren.
Op welke trajecten zal NS kortere treinen inzetten?
NS laat weten dat het inkorten van treinen een landelijke maatregel is. NS kijkt waar er op enig moment (verantwoorde) inzet van kortere treinen mogelijk is, en waarmee personeelsdiensten kunnen worden bespaard. NS zoekt ten opzichte van voorgaande materieelinzetsplannen dus voortdurend naar mogelijkheden om zo veel als mogelijk treinen te rijden met minder hoofdconducteurs. Dit is maatwerk waarbij de capaciteit van de trein, ofwel de lengte, altijd op gespannen voet staat met de reizigersvraag. NS laat weten dat door het karakter van deze maatregel het niet mogelijk is dit op te hangen aan specifieke trajecten, en dat dit ook op verschillende momenten en tussen dagen kan variëren. Als concessieverlener reken ik NS jaarlijks af op de prestatie-indicatoren Zitplaatskans HRN en HSL en Klanttevredenheid. NS is er – mede in dit licht – veel aan gelegen om de vervoerscapaciteit en vervoersvraag zo goed als mogelijk op elkaar aan te laten aansluiten.
Kunt u schetsen wat precies de normen zijn voor de inzet van conducteurs met betrekking tot de lengte van treinen?
Bij een bepaalde lengte van de trein zet NS, in het kader van veiligheid, extra personeel in. Ook op bepaalde dagen in de week en uren van de dag worden vanuit sociale veiligheid meer hoofdconducteurs ingezet. De NS-normen verschillen per materieelsoort waarbij de treinlengte, ofwel het aantal treindelen waaruit een trein bestaat, bepalend is voor de inzet van hoofdconducteurs. Voor het materieeltype VIRM, ICM en DDZ geldt dat er vanaf 8 treindelen meerdere hoofdconducteurs worden ingezet. Voor de FLIRT geldt dat er meerdere hoofdconducteurs worden ingezet vanaf 9 treindelen, de SNG vanaf 10 treindelen, en de SLT vanaf 11 treindelen. Bij de inzet van Traxx-locomotieven geldt ook dat standaard 2 hoofdconducteurs worden ingezet.
Op welke wijze kan NS binnen de normen die er zijn ervoor zorgen dat er zo maximaal mogelijk materieel ingezet kan worden?
De basis voor materieelinzet is het verwachte aantal reizigers. Hierbij wordt er door NS een plan gemaakt waarbij er zoveel mogelijk materieel wordt ingezet. Dit geoptimaliseerde plan resulteert in een minimaal aantal staminuten. Dat wil zeggen: er wordt gestuurd op zo weinig mogelijk en zo kort mogelijk staande reizigers. Tegelijkertijd zoekt NS ten opzichte van voorgaande plannen nóg meer naar mogelijkheden om met minder hoofdconducteurs te rijden. Door op sommige trajecten ander materieel in te zetten (bijvoorbeeld kortere dubbeldekkers, in plaats van langere treinen met enkeldeks materieel) is het mogelijk personeelsdiensten uit te sparen. NS geeft aan dat mogelijkheden hiertoe evenwel beperkt zijn en er in generieke zin spanning bestaat tussen de lengte van het materieel en het aantal personeelsdiensten.
Klopt het dat NS de laatste tijd op veel trajecten met kortere treinen rijdt dan voor corona? Zo ja, wat is hiervan de reden? Zo nee, kan aangegeven worden op basis van welke criteria bepaald wordt hoe lang een trein is die op een bepaald traject wordt ingezet?
NS geeft aan dat de materieelinzet wordt bepaald door het verwachte aantal reizigers. Die verwachte aantallen liggen op dit moment nog lager dan voor de start van de Coronapandemie. Als gevolg hiervan kan en wordt er op sommige trajecten en momenten met kortere treinen gereden. Ook in verband met de tekorten aan personeel wordt de materieelinzet geoptimaliseerd en kunnen er kortere treinen rijden, waarbij NS een balans probeert te vinden tussen het minimaliseren van het aantal sta minuten en het rondkrijgen van de personeelsroosters.
Wat gebeurt er concreet met meldingen van te korte treinen die reizigers maken via de NS-app en via de website volletreinen.nl? Voor welke trajecten komen de meeste meldingen binnen? Kunnen er concrete voorbeelden gegeven worden van trajecten waar meer materieel is ingezet naar aanleiding van meldingen van reizigers?
Meldingen van drukke treinen via de NS-app worden na validatie door NS geanalyseerd. NS kijkt daarbij of de reizigersprognose (die mede bepalend is geweest voor de materieelinzet) overeenkomt met de realisatie-data. Wanneer dit niet overeenkomt wordt er gekeken of er een aanwijsbare reden voor is (bijvoorbeeld door uitval van een omliggende trein). Als het structureel is past NS zo mogelijk de lengte van haar materieel hierop aan.
De website Volletreinen.nl betreft een initiatief van reizigersvereniging Rover. Rover gebruikt deze gegevens om zicht te krijgen op, en aandacht te vragen voor, drukke trajecten. Meldingen die via deze website gedaan worden, afhankelijk van het aantal klachten, door Rover ook periodiek doorgegeven aan de betreffende vervoerder.
NS laat weten dat de druktemeldingen die zij ontvangt, zeer divers zijn: er is in zeer beperkte mate sprake van duidelijke trends op bepaalde trajecten en/of momenten van de dag. Een uitzondering vormen volgens NS, sinds het versoepelen van de Corona-maatregelen, de nachttreinen op vrijdagen en zaterdagen. Deze treinen zijn dan ook verlengd.
Kan NS flexibel anticiperen op piekmomenten door op korte termijn op bepaalde drukkere trajecten (bijvoorbeeld rondom evenementen, dagdelen waarop veel studenten reizen, zomers weer richting de kust) met langere treinen te gaan rijden?
NS probeert zo goed als mogelijk het treinaanbod aan te laten sluiten op de reizigersvraag. Voor evenementen rijdt NS bijvoorbeeld met langere treinen en er rijden strandpendels in de zomer richting Zandvoort. Het is echter niet altijd mogelijk om de treinlengte voor de dag van morgen aan te passen vanwege de complexe logistiek en rondom de beschikbaarheid en inzet van het benodigde materieel en personeel.
Hoe vindt u de communicatie van NS naar de reizigers over het schrappen van treinritten en het laten rijden van kortere treinen? Deelt u de mening dat passages als «minder treinen door logistieke beperkingen» voor reizigers onvoldoende helder kunnen zijn en dat NS er verstandiger aan zou doen om de precieze reden van de uitval van treinen of inzet van kortere treinen in zijn communicatie nader toe te lichten?
Een korte passage zonder toelichting kan op zichzelf inderdaad onvoldoende helder zijn. In reactie hierop laat NS weten in de Reisplanner ten alle tijden de gevolgen van een dergelijke boodschap inzichtelijk te maken en de reiziger ook handelingsperspectief te bieden. Daarbij lenen sommige communicatiekanalen (zoals de stationsborden) zich niet voor zeer uitgebreide boodschappen. Informatievoorzieningen bij afwijkende situaties, verstoringen en werkzaamheden is en blijft een belangrijk aandachtspunt. Ik verlang dan ook van NS dat zij doorlopend beziet of en waar verbetermogelijkheden bestaan. Middels de prestatie-indicator Gebruiksvriendelijke reisinformatie reken ik NS daarnaast jaarlijks af op de juistheid en tijdigheid van communicatie over vertragingen, spoorwijzigingen en opgeheven treinen en of NS handelingsperspectief heeft geboden in geval van verstoringen.
Wat wordt er gedaan voor groepen waarvoor dergelijke situaties extra zwaar zijn, bijvoorbeeld mensen met een handicap, ouderen of zwangere personen, wanneer er geplande werkzaamheden, geen vervangende bussen of kortere treinen zijn? Hoe wordt gegarandeerd dat zij voldoende ondersteuning of vervangend vervoer krijgen, zodat zij niet uren stranden en/of moeten omreizen? Hoe wordt ervoor gezorgd dat specifiek voor mensen met een handicap voldoende reisassistentie is?
Op dit moment kunnen reizigers op 193 stations waar NS stopt gebruik maken van NS Reisassistentie. NS Reisassistentie helpt, met een opgeleide assistentieverlener, op het station. NS Reisassistentie is 24/7 aan te vragen. Van reizigers die met reisassistentie reizen, wordt de reis bewaakt. Dit betekent dat bij afwijkingen in de reis de reis wordt bijgestuurd door NS in overleg met de klant. Reizigers met een beperking, ouderen en zwangere personen reizen echter ook vaak zonder reisassistentie. Deze personen zijn, net als andere reizigers, voor NS niet zichtbaar en dus niet traceerbaar. NS geeft aan de komende jaren als speerpunt te hebben om bij geplande werkzaamheden en bij verstoringen meer op deze doelgroep toegespitste reisinformatie te bieden zodat deze zelfstandig reizende doelgroep, net als de reguliere reiziger, handelingsperspectief heeft.
Wanneer reizigers die hulp behoeven zich in dit soort situaties melden bij servicepersoneel van NS kunnen deze vanuit hun vakmanschap altijd een afweging maken wat een specifieke klantsituatie voor actie vraagt. Hierbij weegt uiteraard ook mee of een klant door een beperking extra getroffen wordt door de ontstane situatie.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Toenemend aantal geweldsincidenten in het openbaar vervoer |
|
Hans Smolders (FVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Buschauffeur krijgt harde vuistslagen van reiziger die niet betaalde»?1
Ja, ik ben bekend met het door u genoemde bericht.
Klopt het dat er, zeker sinds corona, weer een toenemende tendens is waar te nemen van het aantal geweldsincidenten in het openbaar vervoer (ov)? Kunt u bij uw antwoord het aantal geweldsincidenten van het afgelopen jaar vermelden?
Voorop staat dat ieder geweldsincident er één teveel is. In 2021 hebben er 2.327 incidenten plaatsgevonden. In 2020 ging het om 2.083 incidenten. In hoeverre gesproken kan worden over een toenemende tendens is op dit moment nog niet te zeggen. In antwoord op recente Kamervragen van de leden Michon-Derkzen en Minhas is ingegaan op de impact van Corona op de sociale veiligheid in het openbaar vervoer.2 Vervoerders verklaarden het agressieve gedrag in het OV door de algehele onrust en vermoeidheid in de maatschappij, met een patroon van pieken na iedere verandering van de coronamaatregelen. Door minder reizigers was er ook sprake van minder sociale controle op verlaten stations en lege treinen, in combinatie met minder zichtbaar personeel.
Deelt u de mening dat het totaal onaanvaardbaar is om ov-medewerkers fysiek en verbaal te mishandelen? Zo ja, hoeveel (landelijke) ov-verboden zijn er het afgelopen jaar opgelegd?
Ja, ik deel uw mening dat het onaanvaardbaar is om OV-medewerkers fysiek en verbaal te mishandelen. OV-personeel moet zich veilig voelen op het werk. Agressie of geweld tegen OV-personeel is dan ook volstrekt onacceptabel. Als een persoon zich schuldig maakt aan een geweldsdelict, zal door de politie een proces-verbaal van geweld tegen een medewerker met een publieke taak worden opgemaakt. Ook kan de vervoerder deze persoon een reis-of verblijfsverbod opleggen. Het afgelopen jaar zijn er 1.050 OV-verboden uitgevaardigd op verschillende lijnen waarop vervoerders rijden.
Heeft u de bereidheid om te streven naar het standaard opleggen van landelijke ov-verboden bij agressief geweld van reizigers? Zo ja, hoe gaat u dit verder uitwerken? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Op dit moment worden reisverboden opgelegd door vervoerders op lijnen waarop desbetreffende vervoerders rijden. Voor wat betreft het bereik van een reisverbod, geldt dat een reisverbod moet worden beperkt in tijd, omvang en plaats. Hiertoe is een leidraad opgesteld door het Openbaar Ministerie in samenwerking met vervoerders en Politie waarin delicten met bijbehorende strafmaten staan beschreven. Bij het bepalen van de omvang van het verbod, zoals een permanent OV-verbod, is het belangrijk om de proportionaliteit niet uit het oog te verliezen. In de leidraad voor het opleggen van reis- en verblijfsverboden (2015) heeft het Openbaar Ministerie hierom ook opgenomen dat het geen mogelijkheden ziet voor een landelijk reisverbod3.
Om de opties te verkennen voor een breder bereik voor reisverboden, wordt er door de provincies Overijssel, Gelderland en (regionale) vervoerders een pilot opgestart voor een regionaal reisverbod in Oost-Nederland. De pilot regionaal reisverbod is bedoeld om inzicht te bieden in de juridische en organisatorische mogelijkheden voor het opleggen en handhaven van een regionaal reisverbod door meerdere vervoerders op meerdere lijnen bij geweldsmisdrijven. De pilot start in de tweede helft van 2022.
Wilt u, net als in Rotterdam, zorgen voor een uitgebreid ov-verbod, waar ook spuugincidenten en wapenbezit in worden opgenomen? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Op dit moment is er bij reisverboden op OV-trajecten een categorisering van incidenten op basis van de zwaarte en ernst van de overtreding. De categorisering in A, B en C-incidenten met daaraan gekoppeld de duur van een verbod, is door het Openbaar Ministerie in afstemming met de vervoerders in de eerder genoemde leidraad in detail vastgelegd. A-incidenten gelden als strafbare feiten (waaronder agressie- en geweldsincidenten), B-incidenten als overtredingen van de Wet personenvervoer en C-incidenten worden aangemerkt als overtredingen van het Besluit personenvervoer of de geldende huisregels. Deze categorisering laat zien dat er een breed scala van ongewenst gedrag is gedefinieerd, waaronder ook spugen en wapenbezit, dat valt onder het bereik van een reisverbod. Een vervoerder die reis- of verblijfsverboden wil gaan toepassen moet in overleg met het Openbaar Ministerie aangeven en in een plan van aanpak omschrijven voor welke concrete typen incidenten de vervoerder het verbod wil kunnen gaan opleggen.
Het nieuws dat werknemers in het streekvervoer gaan staken voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en een lagere werkdruk |
|
Mahir Alkaya |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de stakingen die voor de komende periode zijn aangekondigd door vakbond FNV en een groot aantal werknemers in het streekvervoer?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Hoe kijkt u als verantwoordelijk Staatssecretaris aan tegen de acties van de werknemers in het streekvervoer die het werk neerleggen voor betere arbeidsvoorwaarden?
Ik vind het bijzonder spijtig dat een arbeidsconflict uitmondt in stakingen en dat reizigers daar hinder van ondervinden. Ik hoop dat de partijen zo veel mogelijk rekening houden met de belangen van de reizigers en de hinder voor reizigers zo veel mogelijk beperken.
Deelt u de mening dat het beroep van buschauffeur van cruciaal belang is om voldoende hoogwaardig openbaar vervoer te kunnen garanderen?
Ja, dat ben ik met u eens.
Deelt u de mening dat het terecht is dat buschauffeurs hun werk neerleggen voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden?
Omdat er hier sprake is van een arbeidsconflict tussen werkgevers en (vertegenwoordiging van) werknemers past mij terughoudendheid.
Wat is uw reactie op de eis van FNV richting de werkgevers om het personeelstekort, de torenhoge werkdruk en het hoge ziekteverzuim van soms wel 25 procent aan te pakken?2 3
Omdat er hier sprake is van een arbeidsconflict tussen werkgevers en (vertegenwoordiging van) werknemers past mij terughoudendheid. Meer in het algemeen vind ik het van belang dat werkgevers oog hebben voor de werkdruk van hun werknemers. Zij zijn immers verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden van hun werknemers. Aandacht voor de werkdruk is bovendien in het belang van de werkgevers. Zij zijn erbij gebaat dat hun werknemers, in dit geval OV-personeel, hun werk goed kunnen uitvoeren.
Bent u bereid om bij provincies te inventariseren hoe vaak het voorkomt dat busritten thans moeten worden geschrapt als gevolg van een tekort aan chauffeurs, al dan niet veroorzaakt door hoge cijfers op het gebied van ziekteverzuim en de krapte op de arbeidsmarkt?4 5
De afschalingen in het streekvervoer variëren per regio en van tijd tot tijd. In algemene zin kan er gesteld worden dat alle vervoerders personeelsuitdagingen hebben vanwege de landelijke krapte op de arbeidsmarkt in combinatie met een relatief hoog ziekteverzuim. Vervoersbedrijven doen er daarbij alles aan om volgens de standaard dienstregeling te rijden. Om ongeplande rituitval door ziekte te voorkomen worden dienstregelingen vooraf bijgesteld. Het doel hierbij is de reiziger zoveel mogelijk zekerheid te bieden. In de praktijk betekent dit in sommige gevallen minder frequente ritten gedurende de dag of een afgeschaald vroege-ochtend en/of nachtnet. Onderwijslijnen worden bij deze afschalingen in algemene zin zoveel mogelijk ontzien. De afgeschaalde dienstregelingen gelden veelal tot aan de zomervakantie. Tijdens de zomervakantie zullen vervoerders overgaan op de standaard vakantiedienstregeling.
Een inventarisatie bij de veertien vervoersautoriteiten is een omvangrijke uitvraag, waarbij de opgehaalde gegevens snel dateren. Vooralsnog verkies ik het proces waarbij de verantwoordelijke concessieverleners hun volksvertegenwoordiging informeert over eventuele aanpassingen in de dienstregeling. Net als dat ik, als concessieverlener, uw Kamer heb geïnformeerd over de personeelstekorten bij de NS en de gevolgen daarvan voor de dienstregeling.6 Daarnaast informeren alle vervoerders de reizigers zo goed mogelijk over tijdelijke aanpassingen in de dienstregeling.
Welke rol kunt u als Staatssecretaris vervullen bij het geschil over arbeidsvoorwaarden dat ten grondslag ligt aan de aangekondigde acties?
Ik zie dit in eerste instantie als een zaak tussen werknemers en hun vertegenwoordigers en de werkgevers, de vervoersbedrijven. Omdat er sprake is van een arbeidsconflict over een nieuw te sluiten CAO, dient de oplossing gevonden te worden tussen werkgevers en werknemers in het streekvervoer. De verantwoordelijke decentrale concessieverleners en ikzelf zijn geen partij in dit conflict. Mij past daarom terughoudendheid.
Wat kunt u doen om het beroep van buschauffeur aantrekkelijk te maken voor nieuwe werknemers die deze sector overwegen?
De werving van OV-personeel is een taak van vervoersbedrijven. Ik heb hierbij geen rol.
Bent u bereid om een wervingscampagne te starten om potentieel geïnteresseerde werkzoekenden te winnen voor het stads- en streekvervoer?
De werving van OV-personeel is een taak van vervoersbedrijven. Ik heb hierbij geen rol.
Deelt u de mening dat openbaar vervoer als een publieke dienst moet worden beschouwd?
Ik ben het met u eens dat het openbaar vervoer een belangrijke maatschappelijke taak uitoefent.
Deelt u de mening dat marktwerking niet thuishoort in het openbaar vervoer? Zo ja, wat kunt u als stelselverantwoordelijke doen om de marktwerking uit te bannen?
Ik deel deze mening niet. De gedeeltelijke marktwerking in het openbaar vervoer is juist gunstig voor de reiziger. Door middel van concurrentie worden vervoerders immers geprikkeld tot klantgerichtheid en een op vraag afgestemd aanbod. De meerjarige vervoersconcessies die door decentrale overheden met vervoerders worden aangegaan bieden enerzijds zekerheid en anderzijds een kostenefficiënt OV. De gedeeltelijke marktwerking van ons OV-stelsel wordt daarom door mijzelf en andere concessieverleners ook als positief ervaren.7
Deelt u de mening dat de privatisering van het openbaar vervoer ervoor heeft gezorgd dat er geen ondergrenzen gesteld kunnen worden ten aanzien arbeidsvoorwaarden bij aanbestedingsrondes? Zo ja, wat zou u hieraan kunnen veranderen?
Het organiseren van goede arbeidsvoorwaarden is de primaire verantwoordelijkheid van de vervoerders. De werkgever is daarbij gebonden aan de arbeidsomstandighedenwet die toeziet op arbeids- en rusttijden en de geldende cao-afspraken. Dit kader bepaalt de wijze waarop de werkdruk op een acceptabel niveau blijft. Het Rijk, provincies, en vervoersregio’s kunnen die rol niet overnemen. Wat wel kan, en in toenemende mate gebeurt, is dat provincies en vervoersregio’s in aanbestedingsprocedures rekening houden met sociale aspecten en de arbeidsomstandigheden bij vervoersbedrijven. Ik vind dit een positieve ontwikkeling.
Het antwoord van de minister op eerdere vragen over het bericht 'Nog hoop voor pont Breukelen' |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) naar aanleiding van de aanvaring met de pont bij Nieuwer ter Aa in 2010 feitelijk en technisch onderzoek heeft gedaan en geconcludeerd heeft dat er geen structurele veiligheidstekorten hebben plaatsgevonden (Jaarverslag 2010 OvV), aangezien u in het antwoord op vraag 3 stelt dat uit meerdere onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd blijkt dat de veerpont een nautisch veiligheidsrisico vormt, met name voor de passagiers en de schipper?1
Dat klopt. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) heeft naar aanleiding van het feitelijk en technisch onderzoek besloten geen nader onderzoek te doen naar dit ongeval. Het onderzoek is daarmee zonder rapport gesloten. In het jaarverslag 2010 van de OvV staat tevens dat de OvV geen structurele veiligheidstekorten heeft gevonden die tot aanbevelingen kunnen leiden.
Rijkswaterstaat onderzoekt echter als beheerder regelmatig de veiligheidsrisico’s op de Rijksvaarwegen. Sinds 1995 zijn onderstaande zes rapporten verschenen waarin de onveiligheid van de veerpont de Aa steeds meer naar voren komt:
Veerpont Nieuwer ter Aa – Risicoanalyse (9 maart 1995);
Onderzoek veerponten op de Rijkswateren (13 april 2012);
Monitor Nautische Veiligheid – corridor IJmuiden Tiel (21 december 2017);
Monitor Nautische Veiligheid Binnenwateren 2009 – 2018 (11 februari 2020);
Quick scan Nautische Veiligheid Pontverbinding Nieuwer ter Aa (1 juli 2021);
AIS-analyse ten behoeve van nautische veiligheid pontverbinding Nieuwer ter Aa (29 september 2021).
Sinds 2017 krijgt de veerpont in de verschillende onderzoeken de risicokwalificatie «middel tot hoog». Bij die kwalificatie is er een reëel risico op meerdere slachtoffers (letsel, overlijden of vermissing) met een waarschijnlijke frequentie van eens per 20 jaar. Het recente rapport van MARIN onderschrijft dit nogmaals:
Er is een groot aanvaarrisico doordat steeds meer grote schepen op het Amsterdam Rijnkanaal varen.
Deze schepen veroorzaken meer waterbeweging, waardoor de pont dusdanig beweegt dat letsel kan ontstaan bij vallende passagiers tijdens de overtocht en bij het overstappen van de wal naar de veerpont en v.v.
Deze risico’s nemen alleen maar toe vanwege de schaalvergroting in de binnenvaart en het feit dat er sinds februari 2020 meer grote(re) schepen door het Amsterdam-Rijnkanaal varen naar aanleiding van de opening van de 3e sluiskolk Prinses Beatrixsluizen.
Dat de gevaarlijke situatie niet alleen op papier bestaat, blijkt ook uit de
(bijna-)ongevallen die in het verleden helaas al hebben plaatsgevonden:
Sinds 1996 is de veerpont 3 keer aangevaren, 2 keer door beroepsvaart en 1 keer door recreatievaart.
Bij de aanvaring op 22 oktober 2010 is de veerpont overvaren en daarbij is de schipper om het leven gekomen.
Op 29 juni 2017 is de veerpont bijna aangevaren door een binnenvaartschip.
Klopt het dat de pont pas recent is uitgerust met het elektronisch kaartsysteem (ECDIS) met Automatic Identification System (AIS-)data en dat voor de onderzoeken van Rijkswaterstaat dus geen gebruik kon worden gemaakt van nauwkeurige (AIS-)data over een langere periode?
Het klopt dat begin 2022 het elektronische kaartsysteem (ECDIS) geplaatst is op de veerpont. Het klopt niet dat Rijkswaterstaat voor het onderzoek daarom geen gebruik heeft kunnen maken van nauwkeurige AIS-data over een langere periode. Het ECDIS-systeem op de veerpont genereert geen AIS-data maar maakt alleen gebruik van AIS-data van de transponders die op alle passerende beroepsvaartschepen, maar ook op de veerpont zelf, aanwezig zijn. ECDIS is aangebracht om andere (passerende) schepen beter zichtbaarder te maken voor de schipper van de veerpont. De RWS-onderzoeken maken gebruik van de AIS-data die gegenereerd wordt door de zgn. transponders. Deze data is over een langere periode beschikbaar.
Klopt het, zoals aangegeven in de quickscan van MARIN, dat er geen uitgebreide risicobeoordelingstechniek is toegepast, geen metingen zijn uitgevoerd of langdurige waarnemingen hebben plaatsgevonden?2
Dat klopt voor de Quickscan van MARIN uit juli 2021. In het aanvullende onderzoek van MARIN van september 2021 is er gebruik gemaakt van verkeerstellingen van 2004 tot en met 2020 en AIS-data over 2019 en 2020. De risicobeoordeling is middels een expertsessie uitgevoerd en terug te vinden in het rapport 21 december 2017 Monitor Nautische Veiligheid corridor IJmuiden – Tiel. De conclusies uit het aanvullende MARIN-rapport (zie daarvoor antwoord 2) zijn gebaseerd op uitgebreid en zorgvuldig onderzoek.
Klopt het dat een belangrijk deel van de conclusies uit de quickscan van MARIN tot stand gekomen is op basis van een gesprek met een schipper die een officiële waarschuwing heeft gehad van Rijkswaterstaat vanwege roekeloos varen en die inmiddels ontslagen is?
Nee, dat klopt niet. MARIN heeft haar conclusies gebaseerd op een bredere analyse dan het interview met de schipper. De conclusies van MARIN zijn gebaseerd op een beschouwing van:
de eigenschappen van de veerpont (schip);
het gebruik van de veerpont (schipper);
de omstandigheden van het varen van de veerpont (omstandigheden);
de eigenschappen van de infrastructuur (infrastructuur);
de trend in de verkeersituatie (verkeerssituatie).
Het interview met de schipper onderschrijft de conclusies. MARIN is van mening dat de conclusies van het onderzoek niet wijzigt n.a.v. meerdere interviews met andere schippers.
Waarom stelt Rijkswaterstaat geen oploopverbod in tussen de Nieuwe Wetering en Breukelen, vanwege het veiligheidsrisico dat zicht wordt ontnomen door oplopende binnenvaartschepen?
Om de doorstroom op het Amsterdam-Rijnkanaal te bevorderen is in 2019 het project verbreding van het Lekkanaal en aanleg 3e kolk Prinses Beatrixsluis gerealiseerd. Het invoeren van een oploopverbod zorgt voor minder doorstroom op het Amsterdam-Rijnkanaal. Dat conflicteert met de doelstelling van een vlotte, internationale doorvaart op deze economisch belangrijke hoofdtransportas.
Welke redenen heeft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht aangevoerd voor het niet delen van uw wens tot beëindiging van het convenant (overeenkomst), gelet op uw antwoord op vraag 4?
In mijn beantwoording van 29 maart 2022 heb ik aangegeven dat het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht Rijkswaterstaat bestuurlijk heeft geïnformeerd dat het onze wens tot beëindiging van het convenant (overeenkomst) niet deelt. Het waterschap geeft in hun brief aan dicht bij de belangen van hun inwoners te willen staan. Zoals ook aangegeven in mijn eerdere beantwoording vraagt het waterschap niet om de pontverbinding te handhaven maar om samen met de belanghebbenden op zoek te gaan naar een aanvaardbaar alternatief.
Kunt u uitleggen waarom u zich in het antwoord op vraag 4 erop beroept dat de juridische waarde van de overeenkomsten uit 1888 en 1942 laag is, terwijl u zich sinds 1888 respectievelijk 1942 aan de verplichtingen hebt gehouden?
Met de overeenkomst is overeengekomen om een oeververbinding te creëren bij het doorsnijden van een lokale weg bij de bouw van het kanaal. Al die tijd heeft Rijkswaterstaat dit middels een pontverbinding geëffectueerd. Helaas is er in de loop van de jaren een situatie ontstaan, waarbij niet meer kan worden ingestaan voor de veiligheid van deze verbinding. Rijkswaterstaat heeft en voelt een grote verantwoordelijkheid voor veilige scheepvaart op het Amsterdam-Rijnkanaal en daarmee vanzelfsprekend ook voor de veiligheid van de passagiers (vaak kinderen) op de veerpont. Een aanvaring met de pont kan serieuze gevolgen hebben (zie ook antwoord 2). Met de opwaardering van de Breukelerbrug met een volwaardig fietspad in 2015 is er ook een alternatief ontstaan waar mensen gebruik van kunnen maken.
Wilt u de Kamer alsnog de oorspronkelijke overeenkomst uit 1888 doen toekomen, aangezien de tekst die u als bijlage bij antwoord 5 meestuurt een ongedateerde latere kopie lijkt te zijn van de overeenkomst?
De oorspronkelijke overeenkomst is helaas niet in bezit van Rijkswaterstaat. Enkel de gedigitaliseerde meegestuurde kopie.
Deelt u de mening dat de uitkomst van het overleg met belanghebbenden kan zijn dat de pontverbinding wordt gehandhaafd, aangezien u in het antwoord op vraag 5 stelt dat het waterschap niet vraagt om de pontverbinding te handhaven, maar om samen met de belanghebbenden op zoek te gaan naar een aanvaardbaar alternatief?
Ik ben mij er terdege van bewust dat de veerpont van grote waarde is voor omwonenden en dat het omfietsen geen aantrekkelijk vooruitzicht is, ook vanwege de bestaande zorgen over de veiligheid op die route. Daarnaast blijkt uit gesprekken met bestuurders en burgers uit de omgeving dat het nautische veiligheidsrisico niet als urgent wordt beleefd. Zoals in de beantwoording van vraag 1, 4, 7 en 10 wordt aangegeven, is dat risico er wel degelijk en zal dat enkel toenemen. Vandaar mijn voornemen om de veerpont uit de vaart te nemen. Het is altijd de inzet geweest om het bestaande alternatief dan wel te verbeteren.
De gesprekken met gemeente Stichtse Vecht, de provincie Utrecht en ook de binnenkort te starten bewonersparticipatie richten zich op de vraag hoe we die verandering het best kunnen vorm geven. Ik houd u hierover op de hoogte.
Is er sprake van een significante toename aan schepen op het Amsterdam-Rijnkanaal bij Breukelen en is er sprake van een toenemend aantal grote schepen op het Amsterdam-Rijnkanaal bij Breukelen? Zo ja, kunt u die stellingen met metingen onderbouwen?
Uit onze verkeersdata tussen 2004 en 2021 blijkt een toename van zowel het aantal schepen in algemene zin als een toename in het aandeel schepen in de grootste twee binnenvaartscheepvaartklassen (zgn. scheepvaartklasse CEMT V en CEMT VI). Zie in de tabel hieronder.
Uit het binnenvaartverkeersmodel (BIVAS), blijkt bovendien dat de trend van de toename van schepen over de afgelopen jaren zich doorzet naar de komende jaren. Dit model voorspelt in 2040 minimaal 85.000 beroepsvaartuigen. Het toenemende aandeel grotere schepen hangt samen met de trend van schaalvergroting die al lang gaande is en de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid ook door zet.
2004
2021
Aantal beroepsvaartuigen
63.198
75.593
Aandeel CEMT V
25,5%
38,5%
Aandeel CEMT VI
3,2%
9,1%
Klopt het dat recreanten het Amsterdam-Rijnkanaal mogen blijven oversteken? Acht u attentieverhogende borden en informatievoorziening aan recreanten afdoende om de veiligheid bij de drie kruispunten op het Amsterdam-Rijnkanaal in Breukelen te garanderen, gelet op het grote aantal ongelukken tussen de beroepsvaart en de recreatievaart?
Ja, recreanten mogen blijven oversteken. Vanuit nautische veiligheidsoptiek heeft dit niet de voorkeur. Kruisingen tussen beroeps- en recreatievaart, hebben het risicoprofiel «hoog» gekregen in de Monitor Nautische Veiligheid uit 2017. In de Basisvisie Recreatietoervaartnet 2015–2020 (BRTN, nov. 2016) is dit risico onderkend. In het kader van het BRTN zijn daarom in 2020 attentieverhogende borden geplaatst voor de recreatievaart. Een verbod op dit kruisende verkeer is echter nu niet aan de orde omdat er geen alternatief voor handen is voor dergelijke kruisingen.