Het bericht dat NPO televisietoestellen gaat afluisteren |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NPO-app kan televisietoestel afluisteren»?1
Ja.
Klopt het dat de NPO-app2 vanaf deze week kan registreren welke programma’s worden bekeken en dat op basis daarvan reclames worden aangeboden?
Het klopt dat de NPO-app kan registreren welke programma’s worden bekeken. De NPO-app herkent namelijk een technische code in het geluidssignaal van de programma’s op NPO 1, 2 en 3. Nadat een programma is herkend kan er in de app allerlei informatie worden getoond die synchroon loopt met de uitzending op televisie. Het gaat bijvoorbeeld om het bekijken van reacties op social media. De app slaat niet op welk programma is herkend. Met de app worden ook reclames herkend, maar de reclames hebben geen verband met het eerder uitgezonden programma (geen personalisatie richting consument). Enkel – en alleen – als er op televisie een commercial te zien is dan kan – als er afspraken met de adverteerder zijn gemaakt – op datzelfde moment op het second screen extra informatie of een zogenoemde call-to-action («bestel hier») worden weergegeven. Deze extra informatie is afkomstig van dezelfde adverteerder als op het lineaire televisiekanaal. Overigens blijft de app tijdens de reclame voor de gebruiker bedienbaar. Men kan dus tijdens de reclame ook andere handelingen binnen de app uitvoeren (zoals een ander programma op NPO Gemist bekijken of de elektronische programmagids (EPG) doorbladeren etc.).
In hoeverre past het ontwikkelen en gebruiken van zo een functie binnen de NPO-app binnen de (vernieuwde) taakopdracht van de NPO?
De NPO heeft als wettelijke taak om te innoveren en het media-aanbod op verschillende manieren toegankelijk te maken voor het publiek. Deze nieuwe functie past goed bij het veranderende medialandschap waarin kijkers op second screens zoals de smartphone of tablet tijdens het bekijken van een programma vaak verdiepende (en andere) informatie zoeken. Ook zijn er veel kijkers die willen interacteren met het programma en andere kijkers door bijvoorbeeld publieksreacties achter te laten. In de brief over de toekomst van de omroep heb ik geschreven dat ik vind dat de publieke omroep in het aanbod moet blijven aansluiten bij de wijze waarop mensen media gebruiken. Zij moeten blijven innoveren. En uiteraard binnen de kaders van de Mediawet.
Vindt u het juist dat de NPO zijn commerciële activiteiten uitbreidt ten koste van de privacy van mensen?
Ik deel de mening niet dat er met deze functie door de NPO inbreuk gemaakt wordt op de privacy van mensen. Er is geen relatie tussen de getoonde commercials en de bekeken programma’s. Daarnaast heeft de NPO mij ervan verzekerd dat conform de wet- en regelgeving op het gebied van privacy de gebruiker vooraf toestemming wordt gevraagd voor het gebruiken van deze functie. Het Cbp en de ACM zien hier op toe. De gebruiker kan de functie bovendien te allen tijde alsnog uitschakelen. Daarnaast wordt binnen deze functie niet opgeslagen waar de gebruiker naar kijkt.
Hoeveel belastinggeld is en wordt gebruikt voor ontwikkeling en exploitatie van deze functie binnen de NPO-app?
De ontwikkelkosten voor deze functie bedragen € 20.000 waarvan € 5.000 is besteed aan de integratie van de watermerktechnologie in de uitzendstraat. Daarnaast zijn er de jaarlijkse licentiekosten voor het gebruik van de watermerktechnologie. Deze bedragen € 110.000 en zijn onderdeel van de exploitatiekosten van de uitzendstraat.
Is het mogelijk deze functie aan of uit te zetten binnen de NPO-app? Zo nee, bent u bereid in gesprek te gaan met NPO om te zorgen dat dit mogelijk wordt?
Ja, de gebruiker kan op elk gewenst moment zowel in de app via het besturingssysteem (OS) de functie aan- of uitzetten.
Op welke manier worden gebruikers van de app geïnformeerd over deze nieuwe functie?
De gebruiker wordt allereerst in de voorwaarden en toelichting bij de app gewezen op deze functie. Vervolgens wordt de gebruiker bij het updaten van de app expliciet om toestemming gevraagd om deze functie te mogen uitvoeren. Daarnaast vraagt ook het besturingssysteem aan de gebruiker om toestemming om de microfoon voor deze functie te mogen inzetten. De gebruiker moet dus twee keer expliciet akkoord gaan.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met het «relevant maken van reclame»?
Het gaat hier om het verrijken van reclame. Zoals onder vraag twee uiteengezet wordt er alleen extra informatie weergegeven bij de reclame die op dat moment op een van de publieke zenders wordt getoond. Als de gebruiker hiervoor kiest kan hij vervolgens interacteren met de reclame. De watermerktechnologie zorgt ervoor dat de app weet welke reclame er op dat moment wordt uitgezonden en toont hierbij passende informatie. Het tonen van extra informatie bij een commercial, maar zonder het gebruik van de watermerktechnologie, was al mogelijk via de Ster-extra-app, maar dit wordt nu ook ondersteund in de NPO-app.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg over de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2015, onderdeel Media op 24 november 2014?
Bij dezen.
Het bericht ‘Cogas gooit Ziggo van de kabel, abonnees moeten naar Caiway’ |
|
Eddy van Hijum (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht bericht «Cogas gooit Ziggo van de kabel, abonnees moeten naar Caiway»?1
Ja.
Bent u op de hoogte dat tienduizenden bestaande ZIGGO-abonnee’s in Twente, die jarenlang hun vaste telefoon- en internetaansluitingen via de Cogas-kabel bij ZIGGO hadden ondergebracht, door Cogas min of meer verplicht worden om over te stappen naar Caiway als zij een vaste telefoon- en internetaansluiting via de kabel willen houden?
Ja.
Bent u op de hoogte dat de keuze voor het nieuw aangelegde glasvezelnet voor alle klanten vooralsnog eveneens beperkt is tot Caiway en dat pas in de loop van 2015 alternatieven op glasvezel ontstaan?
Ja.
Vindt u het gewenst dat een netwerkbeheerder de keuze voor een provider op deze wijze aan de klant oplegt? Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te vragen in hoeverre het belang van de klant hiermee wordt geschaad?
Het is op grond van het Europese telecomkader aan de ACM om binnen het kader van de Telecommunicatiewet te beoordelen wat de noodzakelijke toegangsregulering is om effectieve concurrentie op de Nederlandse telecommunicatiemarkten te borgen. De ACM heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om op het kabelnetwerk dezelfde vorm van toegang te bieden als op het koper- en glasvezelnetwerk van KPN. Op grond van het marktanalysebesluit ontbundelde toegang wordt alleen KPN verplicht om toegang te bieden. Daarmee staat het de beheerder van een coaxkabelnetwerk vrij om zelf te kiezen welke provider hij toegang biedt tot zijn netwerk, op basis van commerciële contractonderhandelingen. De klant behoudt wel de mogelijkheid om te kiezen voor een van de alternatieve providers die hun diensten aanbieden via het koper- en glasvezelnetwerk van KPN, en voor tv ook voor aanbieders via satelliet of Digitenne. Cogas biedt op het glasvezelnetwerk dat het aanlegt ook de mogelijkheid aan alternatieve providers om diensten aan te bieden. Overigens zou het kabinet het aantrekkelijk vinden wanneer ook kabelbedrijven de verplichting zou kunnen worden opgelegd om concurrenten toe te laten op hun netwerk2. Gezien eerder genoemde conclusie van de ACM vereist dit aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader.
Welke mogelijkheden heeft u om een grotere keuzevrijheid voor de klant af te dwingen, bijvoorbeeld door te eisen dat een verplichte overstap naar Caiway op de reguliere kabel pas aan de orde kan zijn als er alternatieven voor deze provider via de glasvezel beschikbaar zijn?
Ik heb daartoe geen mogelijkheden. Zoals onder vraag 4 werd opgemerkt staat het de kabelnetwerkbeheerder vrij om zelf te kiezen welke provider hij toegang biedt. Wel kunnen klanten voor verschillende aanbieders op de netwerken van KPN kiezen, en voor TV-diensten ook voor aanbieders via satelliet of Digitenne. Overigens is het zo dat Caiway verschillende pakketten aanbiedt. Zo kunnen consumenten alleen een TV-dienst afnemen bij Caiway of andere combinaties van diensten.
Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de netwerkbeheerder bij de selectie van providers in het huidige stelsel gewaarborgd? Acht u die waarborgen afdoende met het oog op het klantbelang?
De beheerder van een coaxkabelnetwerk mag zelf kiezen welke provider hij toegang biedt tot zijn netwerk. Caiway probeert zijn aanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten bij het aanbod van Ziggo, zodat consumenten zo min mogelijk nadeel ondervinden. De klant heeft ook de mogelijkheid om te kiezen voor een van de alternatieve providers die hun diensten aanbieden via het koper- en glasvezelnetwerk van KPN, en voor tv ook voor aanbieders via satelliet of Digitenne. Het klantbelang is daarmee afdoende gewaarborgd.
Het bericht ‘Bonus directeur regionale omroep L1 onder de loep’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), John Kerstens (PvdA), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Bonus directeur regionale omroep L1 onder de loep»?1
Ja.
Is het waar dat de regionale omroep L1 een bonus heeft uitgekeerd aan een directeur ter hoogte van ruim 26.000 euro?
Het Commissariaat voor de Media onderzoekt dit momenteel.
Hoe beoordeelt u de opmerking van de commissarissen van de betreffende omroep die suggereren dat bonussen ook onder het overgangsrecht van de WNT2 vallen? Zijn bij u meer gevallen bekend waarin het uitkeren van bonussen door instanties gekoppeld is aan het overgangsrecht? Zo ja, hoeveel en hoe is hier tegen opgetreden?
Sinds de inwerkingtreding van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) mogen bonussen niet meer worden overeengekomen. Het overgangsrecht regelt wel dat afspraken over een bonusbetaling die voor 6 december 2011 zijn gemaakt voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van de wet worden gerespecteerd (artikel 7.3, zesde lid, in samenhang met het elfde lid). Een in 2013 uitbetaalde bonus die niet voor 6 december 2011 is afgesproken, is dus in strijd met de WNT en onverschuldigd betaald.
Over de toepassing van de WNT in 2013, inclusief de toezichts- en handhavingsacties, wordt de jaarrapportage WNT opgesteld die eind dit jaar naar de Tweede Kamer zal worden verzonden.
Wat is de procedure bij het terugvorderen van een onverschuldigd betaalde bonus? Is deze procedure voor alle instellingen die onder de WNT vallen hetzelfde? Moeten onverschuldigd betaalde bedragen door de bestuurder aan de instelling worden terugbetaald? Zo nee, op welke wijze wordt dan recht gedaan aan de WNT?
Bij onverschuldigde betaling rust op de instelling de plicht om het onverschuldigde bedrag terug te vorderen en op de topfunctionaris de plicht om het onverschuldigde bedrag aan de instelling terug te betalen. Indien dat uit blijft en ook na een verzoek tot herstel door de verantwoordelijk Minister, geen correctie plaatsvindt, heeft de verantwoordelijk Minister de bevoegdheid de partijen een last onder dwangsom op te leggen, waarvan mededeling wordt gedaan in de Staatscourant (artikel 5.4 WNT). Indien de last onder dwangsom niet wordt uitgevoerd, kan de verantwoordelijk Minister zelf de onverschuldigde betaling opeisen (artikel 5.5 WNT). Deze procedure is voor alle WNT-instellingen gelijk.
Welke financiële gevolgen heeft deze onrechtmatig betaalde bonus voor het omroep-programmabudget van de betreffende omroep?
Het moet nog blijken of er sprake is van een onrechtmatig betaalde bonus. Indien dat het geval is dient betrokkene het teveel betaalde bedrag terug te betalen aan de instelling. Alle inkomsten van een publieke media-instelling dienen te worden gebruikt voor het verzorgen van media-aanbod.
Op welke wijze ondervinden semipublieke instellingen nadelen van door hen onrechtmatig betaalde bonussen (bezoldigingen of vertrekpremies)? Deelt u de mening dat ook bij semipublieke instellingen een (financiële) prikkel moet worden toegepast om te voorkomen dat zij in strijd handelen met de WNT? Zo nee, waarom niet?
De WNT beoogt dat juist te voorkomen en regelt dat onrechtmatig betaalde bonussen onverschuldigd betaald zijn en door de betrokken instelling moeten worden teruggevorderd. Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Alhoewel het voldoen aan de WNT een eigen verantwoordelijkheid is van de instellingen waarop de WNT van toepassing is, stel ik initiatieven van subsidieverlenende decentrale overheden om bij te dragen aan maatschappelijk aanvaardbare beloningsverhoudingen op prijs. Dat kan door vooraf in de subsidieverordening voorwaarden op te nemen ten aanzien van inkomens van bestuurders bij de instelling die om een subsidie verzoekt. Ik ben met de VNG en het IPO in overleg over hoe we hen kunnen faciliteren bij het uitwerken van modelverordeningen- of regelingen over dit onderwerp. Ik verwijs ook naar de antwoorden op Kamervragen van de Leden Kerstens en Fokke (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel, nr. 2914). De uiteindelijke beslissing om wel of geen gebruik te maken zo’n instrument behoort tot de autonomie van de subsidieverstrekkende overheidsorganisatie.
De beperking van de persvrijheid door justitie |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het kort geding welke fotograaf Robert Glas tegen het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangespannen om de mogelijkheid af te dwingen toegang te krijgen tot het Justitieel Complex Schiphol voor een fotorapportage?
Ja.
Kunt u aangeven waarom er wel veel beeldmateriaal van «gewone» gevangenissen is, blijkens documentaires over de long-stayafdeling van TBS-ers, de PPC in de Bijlmerbajes of een serie als «Buch in de Bajes», terwijl diverse verzoeken van Amnesty International en nu Robert Glas tot het filmen en fotograferen in detentiecentra zijn afgewezen? Kunt u aangeven of er plekken en voorwerpen vermeld zijn in de dagvaarding waarvan u vindt dat daarvan geen beeldmateriaal voor de publieke opinie beschikbaar hoeft te zijn? Zo ja, om welke plekken of voorwerpen gaat het dan en om wat voor redenen zou daarvan geen beeldmateriaal beschikbaar moeten zijn?
Wanneer een journalist of tv-producent verzoekt om in een bepaalde inrichting te mogen filmen of fotograferen, wordt op basis van de inhoud van zijn verzoek een beslissing genomen over het al dan niet geven van toestemming voor de opname. Het feit dat er meer beeldmateriaal beschikbaar zou zijn van penitentiaire inrichtingen dan van inrichtingen voor vreemdelingenbewaring komt dan ook vooral doordat journalisten en tv-producenten kennelijk daar meer belangstelling voor hebben getoond. Verzoeken voor opnames in inrichtingen voor vreemdelingenbewaring worden regelmatig goedgekeurd. Zo hebben in 2013 journalisten van Trouw, De Groene Amsterdammer, Telegraaf en het NOS journaal inrichtingen voor vreemdelingenbewaring bezocht. Bij die gelegenheden is ook beeldmateriaal gemaakt. Binnenkort start HUMAN met de opnamen voor een documentaire over Detentiecentrum Rotterdam.
Van alle plekken en voorwerpen die in de dagvaarding worden vermeld, kan beeldmateriaal voor de publieke opinie beschikbaar worden gesteld. Dat beeldmateriaal is ten dele al beschikbaar en onder meer te vinden op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Deelt u de mening dat de persvrijheid behoort tot een van de meest fundamentele vrijheden in onze rechtstaat en dat deze slechts wegens zwaarwegende redenen beperkt mag worden? Zo ja, welke zwaarwegende redenen leiden ertoe dat er geen toestemming voor een fotorapportage verleend kan worden? Klopt het dat dergelijke afwijzingen tot op heden nooit inhoudelijk zijn gemotiveerd? Zo ja, waarom niet?
Ik deel de mening dat het beginsel van persvrijheid een fundamenteel recht is in onze rechtsstaat. Het beginsel van persvrijheid brengt evenwel nog geen ongeclausuleerd recht op toegang tot elke plaats met zich. Een penitentiaire inrichting of inrichting voor vreemdelingenbewaring betreft een gesloten omgeving in welke setting op grond van de Penitentiaire beginselenwet beperkingen aan bezoek kunnen worden gesteld. De achtergrond van deze beperkingen is onder meer gelegen in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting en de bescherming van de privacy van personeel, alsook de gedetineerden of vreemdelingen. Er kan medewerking worden verleend aan een fotoreportage, mits daarbij wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden dat in zijn algemeenheid geldt voor mediaverzoeken. Het verzoek van de heer Glas voldeed daaraan niet en is om die reden afgewezen.
Maakt het nog verschil dat deze fotorapportage wordt gemaakt voor Vrij Nederland, het blad «Wordt vervolgd», Defence for Children en Kerk in Actie, met andere woorden, dat het gaat om de media en Non Governmental Organisation (NGO's)? Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben de media en NGO’s namelijk een zogeheten waakhondenfunctie als het gaat om de vrijheid van nieuwsgaring. Vindt u dat het belang van de staat om toestemming te weigeren hier groter is dan het maatschappelijk belang dat de media en NGO's hebben om hierover beeldmateriaal beschikbaar te hebben?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3, is DJI beginsel bereid om medewerking te verlenen aan een fotoreportage, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Welk blad of welke organisatie tot publicatie overgaat, is daarbij niet relevant. Voor de media geldt dat het moet gaan om personen of organisaties die zich daadwerkelijk beroepshalve met het onderwerp bezig houden.
Bent u bereid opnieuw in overweging te nemen om Robert Glas toestemming te geven voor zijn reportage in de detentiecentra te fotograferen en te filmen?
Op 3 oktober jl. heeft de Hoofddirectie van DJI een brief verstuurd aan de heer Glas waarin deze wordt uitgenodigd om zijn verzoek aan te passen zodat wordt voldaan aan de geldende randvoorwaarden.
De voorwaarden voor een ANBI-status |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het gegeven dat de organisatie «Stichting Democratie en Media» een ANBI-status heeft?1
Ja.
Deelt u de visie dat een organisatie met een ANBI-status, conform de wet, het algemeen nut moet dienen?
Het wettelijk vereiste is dat een instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. De wet noemt ook de categorieën van doelen die als algemeen nut worden beschouwd. Binnen elke categorie zijn zeer veel varianten mogelijk, zoals de lijst van algemeen nut beogende instellingen op de website van de Belastingdienst illustreert. Het is niet noodzakelijk dat een instelling het hele politieke of maatschappelijke spectrum bedient; zij kan zich vanuit haar eigen ideologie ook richten op een specifiek deel daarvan.
Zo ja, hoe verhoudt dat dienen van het algemeen nut zich tot het politiek eenzijdig faciliteren van subsidie-aanvragen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe duidt u – in relatie tot de plicht van een organisatie met een ANBI-status het algemeen nut te dienen en, in dit geval, haar doelstelling om te zorgen voor pluriformiteit in de media – het gegeven dat «Stichting Democratie en Media» linkse media-organisaties wel steunt middels subsidie, maar rechtse aanvragen afwijst op gronden die voor de linkse aanvragen niet gelden?2
De beoordeling of een instelling als algemeen nut beogende instelling kan worden aangewezen is aan de Belastingdienst/Oost-Brabant, team ANBI. Dit team beoordeelt niet alleen de statutaire doelstelling van de instelling, maar toetst ook of de wijze waarop deze daaraan in de praktijk invulling geeft, daarmee overeenstemt. Het ANBI-team heeft aldus ook een toezichthoudende taak op instellingen die als ANBI zijn aangewezen.
Over het toezicht op een individuele instelling kan ik geen mededelingen doen.
De voorgenomen fusie van ANP en Novum |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Persbureau ANP neemt concurrent over»?1
Ja.
Bent u van mening dat deze overname het gevaar van een marktverstorende werking in zich heeft, in de vorm van monopoliewerking als gevolg van de geringe hoeveelheid onafhankelijke persbureau’s?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven in individuele zaken. In het algemeen is het mogelijk dat een fusie of overname op een bepaalde markt een marktverstorende werking heeft. Of dat daadwerkelijk het geval zal zijn, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. De fusie tussen het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) en Novum Nieuws is volgens de directeur van het ANP, de heer Van Nispen, noodzakelijk om het voortbestaan van Novum Nieuws te garanderen. Volgens hem zal Novum Nieuws vanaf 1 januari 2015 als «onafhankelijke entiteit» verder gaan, in nauwe samenwerking met het ANP. Die samenwerking moet de komende maanden verder worden uitgewerkt. Het is de bedoeling van de fuserende partijen dat het twee losse bedrijven blijven met een eigen redactie, directie en verkoopapparaat.
Herinnert u zich de uitspraak van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in 2011 inzake het voornemen van uitgever Wegener om BN/De Stem en PZC samen te voegen?2 Hoe beziet u in het licht van die uitspraak de overname van Novum door het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)?
Die uitspraak is mij bekend. Het betrof een uitspraak in het kader van het concentratietoezicht van de voorganger van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Op grond van de Mededingingswet dienen de betrokken ondernemingen een voorgenomen fusie of overname te melden bij de ACM als hun omzet in het voorgaande kalenderjaar bepaalde drempels overschreed: hun gezamenlijke omzet dient meer dan € 150 miljoen te hebben bedragen en ten minste twee van de betrokken ondernemingen dienen een omzet van meer dan € 30 miljoen te hebben behaald. Deze wettelijke omzetdrempels zorgen ervoor dat het concentratietoezicht van de ACM zich alleen uitstrekt tot fusies en overnames van substantiële omvang.
De voorgenomen overname van Novum Nieuws door het ANP is volgens de ACM niet gemeld. Deze behoeft naar alle waarschijnlijkheid ook niet te worden gemeld, aangezien de betrokken omzet de meldingsdrempels niet overschrijdt. Van een onderzoek door de ACM in het kader van het concentratietoezicht kan in dat geval geen sprake zijn. Dat betekent echter niet dat een eventuele marktverstorende werking die door de overname zou ontstaan, niet aangepakt zou kunnen worden door de ACM. De ACM kan op grond van de Mededingingswet optreden tegen kartelvorming of misbruik van een economische machtspositie. Als de ACM een overtreding vaststelt, kan zij bijvoorbeeld een boete opleggen, een toezeggingsbesluit nemen of een bindende aanwijzing geven.
Gaat u de ACM verzoeken onderzoek te laten doen naar de voorgenomen overname van Novum door het ANP? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat het gebruik van de illegale filmdienst Popcorn Time in Nederland sterk groeit |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Illegale filmdienst Popcorn Time groeit als kool in Nederland»1 en van het fragment in RTL Nieuws op 1 september 2014?2
Ja.
Bent u van mening dat deze dienst oneerlijke en valse concurrentie levert met legale downloaddiensten en acteurs en andere filmmakers financieel benadeelt en aantast in hun rechtspositie?
Ja.
Deelt u de opvatting dat voornoemde illegale filmdienst in Nederland juridisch niet of slechts lastig kan worden bestreden nu deze buiten Nederland gevestigd zijn? Bent u van mening dat een aanpassing van wetgeving wenselijk is om deze aanpak beter te faciliteren? Bent u voorts van mening dat het wenselijk is om nadrukkelijk ook niet-juridische oplossingen te zoeken?
De handhaving van het auteursrecht is in beginsel een privaatrechtelijke aangelegenheid. De collectieve handhaving door Stichting Brein is er op gericht (i) onrechtmatige diensten door hun hosting provider (d.w.z. de internet service provider die de dienst onderdak geeft en met het internet in verbinding stelt) offline te laten halen en (ii) de NAW-gegevens van de aanbieder van de onrechtmatige dienst vast te stellen om herhaling te voorkomen.
Popcorn Time wordt anoniem beheerd en opereert vanuit het buitenland. In zo’n geval kan stichting Brein vorderen dat de access-provider (d.w.z. de internet service provider die gebruikers toegang tot het internet verleent) de toegang tot de dienst blokkeert. Of en zo ja in hoeverre die vordering voor toewijzing in aanmerking komt, ligt momenteel in een andere zaak (The Pirate Bay) bij de Hoge Raad voor. Zolang de zaak onder de rechter is, onthoud ik mij van verder commentaar.
Het juridische kader waartegen de handhaving van het auteursrecht plaatsvindt, kan worden teruggevoerd op Richtlijn 2004/48/EG van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (PbEG 2004, L 157/45. Het zou prematuur zijn nu te concluderen dat het desbetreffende kader nog verder moet worden verbreed of aangescherpt.
Naast handhaving van het auteursrecht verdient voorlichting over het auteursrecht aandacht. Thecontentmap.nl biedt een uitgebreide lijst met legale websites en diensten voor on line beschikbare muziek, film en tv, sport, ebooks, games, foto’s, illustraties, animaties en beeldende kunst. Thecontentmap.nl vereenvoudigt het voor consumenten te genieten van legale, makkelijk vindbare, betaalbare en kwalitatief goede content. De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap heeft toegezegd 75.000 euro beschikbaar te stellen voor een campagne die thecontentmap.nl op een positieve manier onder de aandacht moet brengen.
Kunt u best practices noemen uit andere landen die bijdragen aan het bewust maken van consumenten van de keuze die zij hebben tussen legale en niet-legale downloaddiensten? Wat vindt u in dat verband van de vrijwillige samenwerking die marktpartijen in het Verenigd Koninkrijk zijn aangegaan, waarbij consumenten bij hun bezoek aan een illegale downloadsite worden gewezen op hun keuzemogelijkheid voor een legaal aanbod zonder dat deze gegevens worden bewaard of worden doorgegeven aan derden?3
In het Verenigd Koninkrijk is tussen rechthebbenden en internet-providers met behulp van de overheid een akkoord bereikt over het versturen van zogenaamde «copyright alerts» aan IP-adressen waarop inbreukmakend up- en downloaden is geconstateerd (VCAP). Eerder is een dergelijk vrijwillig initiatief in de Verenigde Staten van start gegaan.
Ook in Denemarken hebben rechthebbenden en internet-service-providers afspraken gemaakt over een bewustwordingscampagne voor consumenten. Consumenten die een geblokkeerde dienst willen bezoeken komen op een zogenaamde «landing page» die uitlegt waarom de site niet toegankelijk is en verwijst naar legale alternatieven.
Ik sta positief tegenover het voorstel dat rechthebbenden en internet-providers afspraken maken over een goede voorlichting betreffende het auteursrecht aan consumenten. Uiteraard dienen de rechten van consumenten waaronder hun privacy daarbij te worden gerespecteerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over auteursrecht op 24 september 2014?
Ja.
De Wereldomroep |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «doodstrijd van een subsidieslurper»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de hoofdredacteur en de directeur van de Wereldomroep, die gefinancierd wordt vanuit het budget van Ontwikkelingssamenwerking, ernstig van mening verschillen over de koers en dat er hevige onrust is op de werkvloer?
Zoals bekend functioneren door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde (maatschappelijke) organisaties «op afstand» en daarmee onafhankelijk van het Ministerie. De subsidie aan RNW valt, gezien de activiteiten van de organisatie, onder de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken. De Minister en het Ministerie bemoeien zich niet met interne personeelszaken van gesubsidieerde (maatschappelijke) organisaties. Met de directie van RNW vindt wel geregeld overleg plaats.
Wat is uw reactie op het gestelde in het artikel dat RNW (Radio Netherlands Worldwide) nauwelijks levensvatbaar blijkt te zijn, terwijl de directeur aangeeft dat het op termijn wel zal gaan lukken om voldoende eigen inkomsten te verwerven? Heeft u zicht op de levensvatbaarheid van RNW op de langere termijn?
Tot 1 januari 2013 viel RNW onder de Mediawet en was het de organisatie niet toegestaan om inkomsten van derden te verwerven. In het meerjarenbeleidsplan waarop de subsidie is gebaseerd, is een ingroeimodel afgesproken waarbij RNW vier jaar de tijd krijgt om een diversificatie van financiering op te bouwen. Daarmee is in het eerste jaar reeds een begin gemaakt.
Klopt het dat pas op 31 december 2016 het oordeel over RNW wordt geveld? Deelt u de mening dat een tussentijdse evaluatie van de voortgang op zijn plaats zou zijn, om het nut van de ingeslagen weg te evalueren?
Halverwege de subsidietermijn zal inderdaad een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd door een externe evaluator. Deze zal begin 2015 worden uitgevoerd.
Heeft het ministerie bij het verlagen van de subsidie – met als doel dat RNW eigen inkomsten zou verwerven – de levensvatbaarheid van RNW op de langere termijn in kaart gebracht, zodat niet gekozen zou worden voor een weg die bij voorbaat al onhaalbaar zou zijn?2
Bij de overgang van RNW van de begroting van het Ministerie van OCW naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn twee van de drie kerntaken van RNW geschrapt: het informeren van Nederlandstaligen in het buitenland en het verspreiden van een realistisch beeld van Nederland in het buitenland. Het subsidiebedrag van 14 miljoen euro per jaar verhoudt zich tot de derde en resterende kerntaak, zijnde het voorzien in onafhankelijke informatie in landen met een informatieachterstand. Bij hogergenoemde overdracht is ervoor gezorgd dat RNW beschikt over een continuïteitsreserve om risico’s in de bedrijfsvoering op te kunnen vangen. Dit weerstandsvermogen was voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken een vereiste bij het afgeven van de subsidiebeschikking.
Welke actie gaat u als voornaamste financier van RNW ondernemen, in antwoord op het verschenen bericht?
Met RNW vindt geregeld overleg plaats. Dat wordt voortgezet. Zoals hierboven aangegeven zal de onafhankelijke evaluatie begin 2015 plaats vinden.
De veel te linkse publieke omroep |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Raad van Cultuur: NPO te links»?1
Ja.
In hoeverre begrijpt u dat velen in Nederland de visie van de heer Weggeman, dat de publieke omroep een te hoog VARA-gehalte heeft, delen?
Uit het betoog van de heer Weggeman heb ik begrepen dat hij het belang wilde benadrukken van talentontwikkeling, innovatie en pluriformiteit bij de publieke omroep. Ik baseer dat op de reactie van de Raad voor Cultuur van 15 juli jl. in NRC Handelsblad.
Daarnaast onderschrijf ik uw aanname niet dat: «velen in Nederland de visie van de heer Weggeman, dat de publieke omroep een te hoog VARA-gehalte heeft, delen». Ik verwijs u graag naar de conclusies van onderzoek op dit punt die dit beeld nuanceren.
Uit imago onderzoek van november 2013 van Ipsos in samenwerking met de NPO, blijkt dat een ruime meerderheid van de Nederlanders – 66% – de publieke omroep noch links noch rechts vindt. 30% vindt de publieke omroep links en 5% rechts. De uitkomsten zijn representatief voor de Nederlandse bevolking van 13 jaar en ouder.
Ook relevant is het onderzoek van de Nederlandse Nieuwsmonitor naar de diversiteit en pluriformiteit in de nieuws- en opinieprogrammering van de publieke omroep. Hieruit blijkt dat een meerderheid van de politici die aan het woord zijn in dit type programma uit een rechtse partij komt, te weten ruim 60%. Alleen in Pauw&Witteman waren ten tijde van het onderzoek in 2011 meer linkse dan rechtse politici te zien.2
Verder is er een grote diversiteit aan nieuws- en actualiteiten programma’s bij de Nederlandse publieke omroep. Die variëren van WNL op zondag tot Buitenhof en van Eenvandaag tot Nieuwsuur. De VARA maakt een aantal veelbekeken actualiteiten programma’s. Dat rechtvaardigt naar mijn mening de conclusie niet dat de publieke omroep als geheel een «te hoog VARA gehalte» heeft.
Kunt u aangeven op welke wijze u de veel gehoorde en terechte kritiek, dat de publieke omroep veel te links georiënteerd is, meeneemt in uw beleid en hoe u deze linkse onevenwichtigheid tracht te herstellen?
Ik sta wel voor een onafhankelijke en pluriforme publieke omroep. Een omroep die een weerspiegeling is van diverse opinies en geluiden in het maatschappelijk debat, die onderscheidend programmeert en waar creatieve competitie leidend is. Ik verwijs u verder naar mijn beleidsbrief over het publieke mediabestel, die ik binnenkort naar uw Kamer zal sturen. Ik zal daarin uiteenzetten welke acties nodig zijn om de publieke omroep ook in de toekomst die diversiteit aan opinies een plek te geven in het bestel.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk toe te werken naar de ontmanteling van de publieke omroep in haar huidige vorm en te komen tot een publieke omroep die slechts bestaat uit één neutraal informatief net? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Het bericht dat de NPO de privacy van website bezoekers schendt |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «CBP: publieke omroep schendt privacy van bezoekers websites «?1
Ja.
Deelt u de mening van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) dat de publieke omroep de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt omdat in een groot aantal gevallen niet vooraf om toestemming gevraagd wordt voor de verwerking van persoonsgegevens door middel van het plaatsen van zogeheten tracking cookies?
Het CBP houdt als zelfstandig bestuursorgaan onafhankelijk toezicht op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of in een concreet geval sprake is van een verwerking van persoonsgegevens in strijd met de Wbp.
Hoe verhouden deze bevindingen van het CBP zich tot het wetsvoorstel voor wijziging van de Telecommunicatiewet (wijziging artikel 11.7a)2?
In artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is een rechtsvermoeden opgenomen, dat inhoudt dat bij het gebruik van tracking cookies het vermoeden geldt dat daarbij persoonsgegevens worden verwerkt, waardoor ook aan de Wbp moet worden voldaan.
Het rechtsvermoeden geldt momenteel voor het gebruik van cookies dat tot doel heeft gegevens over het gebruik van verschillende diensten van de informatiemaatschappij door de gebruiker of de abonnee te verzamelen, combineren of analyseren voor commerciële, charitatieve of ideële doeleinden. Het rechtsvermoeden wordt in het wetsvoorstel dat nu ter behandeling in de Tweede Kamer ligt aangescherpt, zodat het rechtsvermoeden er niet langer onbedoeld voor zorgt dat voor cookies die geen of geringe gevolgen voor de privacy hebben, op grond van de Wbp ondubbelzinnige toestemming moet worden gevraagd.
De discussie tussen NPO en CBP lijkt te draaien om de vraag of een verzameling websites kan worden gezien als een enkele dienst van de informatiemaatschappij. Met het begrip dienst van de informatiemaatschappij worden bijvoorbeeld websites en applicaties (apps) bedoeld, maar ook een reclamebanner die op een website wordt getoond is een dienst van de informatiemaatschappij. Dat een partij verantwoordelijk is voor meerdere websites betekent niet dat deze verzameling websites één dienst van de informatiemaatschappij vormt.
Voor de vraag of een bepaalde cookie onder het rechtsvermoeden voor tracking cookies valt, is onder de aangescherpte formulering echter niet alleen van belang of gegevens over één of meerdere diensten van de informatiemaatschappij worden verzameld: een cookie valt pas onder het rechtsvermoeden als de daarmee gegenereerde gegevens worden verzameld om bezoekers verschillend te kunnen behandelen. Een partij die het gebruik van meerdere diensten van de informatiemaatschappij in kaart brengt valt dan ook alleen onder dit rechtsvermoeden, als deze partij geen maatregelen neemt om te voorkomen dat met de via deze cookies vergaarde gegevens profielen van gebruikers worden gemaakt op basis waarvan gebruikers verschillend behandeld kunnen worden. Die mogelijkheid kan worden uitgesloten door interne afspraken, of – als derden worden ingeschakeld voor de verwerking van de met de cookies vergaarde informatie – in een bewerkersovereenkomst.
Cookies die door dergelijke afspraken niet kunnen worden gebruikt om gebruikers verschillend te behandelen (bijvoorbeeld analytic cookies die daadwerkelijk alleen worden gebruikt om inzicht te krijgen in de kwaliteit en effectiviteit van websites) vallen dus niet onder het rechtsvermoeden, ook niet als zij gegevens verzamelen over meerdere diensten van de informatiemaatschappij.
Hoe beoordeelt u het interpretatieverschil tussen enerzijds de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), die ontkent dat het om tracking cookies gaat omdat het surfgedrag alleen gevolgd wordt zolang de bezoeker op NPO-sites blijft, en anderzijds het CBP, die de websites van de NPO ziet als afzonderlijke websites waardoor er sprake zou zijn van tracking cookies?
Zie antwoord vraag 3.
De Nederlandse Publieke Omroep die stelselmatig met honderden websites de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt |
|
Bart de Liefde (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het bericht «CBP: publieke omroep schendt privacy van bezoekers websites»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving over het rapport over de Nederlandse Publieke Omroep (hierna: NPO) dat het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: CBP) heeft opgesteld. Het CBP ziet als zelfstandig bestuursorgaan toe op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens. Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over een besluit van een onafhankelijke toezichthouder in een individueel geval.
De NPO verschilt op enkele punten met het CBP van mening over de wijze waarop de wet op de situatie van de NPO moet worden toegepast. Wel heeft de NPO naar aanleiding van het rapport van het CBP maatregelen genomen. Zoals gezegd is het niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de vraag of de NPO daarmee in overeenstemming met de Wbp handelt, dat is aan het CBP.
Wat vindt u van het stelselmatig overtreden van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) door de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)? Wat gaat u ondernemen richting de NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat blijkens de diverse onderzoeken van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) de NPO al bijna drie jaar lang slecht uitvoering geeft aan de Wbp, eerst door het opwerpen van cookiemuren, vervolgens door op onjuiste en/of onduidelijke wijze toestemming te vragen aan bezoekers van de honderden NPO-websites en nu door het zonder toestemming vooraf al plaatsen van trackingcookies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen tegen de recidiverende NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van het feit dat de NPO zich niet aan de wet houdt en haar eigen belangen laat prevaleren boven de privacy van bezoekers van websites van de NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de NPO het goede voorbeeld moet geven en op consistente, transparante en eenvoudige wijze vooraf om toestemming moet vragen voor het plaatsen van onder andere tracking cookies? Zo ja, bent u van mening dat de NPO dat nu doet? Zo nee, gaat u de NPO verzoeken te stoppen met het stelselmatig overtreden van de Wbp?
Net als elke andere website dienen de websites van de publieke omroep in overeenstemming met de wet te zijn.
Kunt u het CBP-onderzoek voorzien van een kabinetsreactie naar de Kamer sturen zodat het na het zomerreces gelijktijdig met de aangekondigde nieuwe cookiewet behandeld kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 1 tot en met 4 geeft het kabinet geen oordeel over besluiten van een toezichthouder in individuele gevallen. Naar aanleiding van de publicatie op NRC.nl heeft het CBP het rapport op 8 juli openbaar gemaakt via http://www.cbpweb.nl/Pages/pb_20140708_npo-cookies-publieke-omroep.aspx.
Sluikreclame op scholen |
|
Henk van Gerven , Jasper van Dijk , Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Voorlichting voedselbedrijven op scholen lijkt op sluikreclame»?1
Het bericht heb ik met interesse gelezen en geeft goed aan welk standpunt Foodwatch heeft ten aanzien van de huidige afspraken binnen de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.
Deelt u de mening van Foodwatch dat de «voorlichting» van voedselbedrijven wettelijk verboden moet worden omdat deze neerkomt op sluikreclame?
Nee. De verantwoordelijkheid voor het verstandig omgaan met reclame gericht op kinderen ligt momenteel bij de industrie en mediapartijen. De voedingsmiddelenindustrie en mediapartijen reguleren dit zelf door middel van de afspraken in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. De huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen beschrijft wat wel en niet mag richting het onderwijs en de kinderopvang en heeft als uitgangspunt dat reclame op kinderdagverblijven en scholen niet geoorloofd is. Hiervan wordt uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne die plaats vindt met instemming van de overheid en/of een andere erkende autoriteit op het terrein van voeding, gezondheid en/of beweging. Door goedkeuring van een onafhankelijke instantie zoals het Voedingscentrum wordt voorkomen dat er sprake is van sluikreclame. Aan deze afspraak hebben de industrie en media zich gecommitteerd en met deze afspraak geven deze partijen aan deze verantwoordelijkheid te willen en kunnen dragen.
Deelt u de mening dat het misleidend is als voedselbedrijven zogenaamd voorlichting geven, terwijl zij in werkelijkheid reclame maken voor hun producten?
Het is niet wenselijk als bedrijven door middel van voorlichting ongeoorloofd reclame maken voor voedingsmiddelen en zich hierbij niet houden aan de strekking van de afspraken in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Zelfregulering kan alleen functioneren als de zelfregulerende bedrijven zich hier aan houden. Als een erkende autoriteit zoals het Voedingscentrum echter akkoord is met vorm en inhoud van de voorlichting, zoals omschreven in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, kan er geen sprake zijn van misleiding.
Hoe oordeelt u over de Ronald McDonald Shows, waarbij het bedrijf langskomt op scholen om kinderen «les te geven»? Vindt u dit aanvaardbaar?
De huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen beschrijft wat de voedingsmiddelenindustrie wel en niet mag richting het onderwijs en de kinderopvang. Het is hierbij in ieder geval belangrijk dat de gemaakte afspraken ook worden nageleefd. De activiteiten die door de industrie worden uitgevoerd, dienen volledig overeen te komen met de gemaakte afspraken. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de industrie.
De Reclamecode voor Voedingsmiddelen biedt partijen momenteel veel ruimte om hier op een eigen wijze invulling aan te geven. Bovenstaande initiatieven zijn daar voorbeelden van.
Onderdeel van een goede zelfregulering is om regelmatig de gemaakte afspraken te herzien, om ervoor te zorgen dat de afspraken nog duidelijk en betekenisvol zijn en alle partijen zich er aan houden. In 2013 heeft de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) reeds aangegeven de regels omtrent voedingsreclame gericht op kinderen te willen aanscherpen. De totstandkoming van deze aanscherpingen duurt echter langer dan verwacht. Mijn zorgen hierover heb ik geuit aan de FNLI. Tevens heb hierbij ik aangegeven dat de huidige Reclamecode nog te veel openingen biedt voor partijen om er op eigen zienswijze in te handelen. Ik verwacht dat de beoogde aanscherpingen uiterlijk aan het einde van dit jaar tot stand zijn gekomen. In het voorjaar van 2015 zal ik u hierover informeren en u mijn reactie hierop geven.
Hoe oordeelt u over het smeerdiploma van Blue Band met een lespakket voor kinderen? Vindt u dit aanvaardbaar?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van hoogleraar Katan, dat de voorlichting van bedrijven «altijd gekleurd» is?
Elke vorm van voorlichting en communicatie is per definitie en in bepaalde mate gekleurd. Dit geldt voor zowel voorlichting van de overheid, maatschappelijke organisaties als bedrijven. Er is echter een verschil tussen kleuring en ongeoorloofde reclame. Om te voorkomen dat er sprake is van ongeoorloofde reclame voor voedingsmiddelen in het onderwijs en kinderopvang is de afspraak gemaakt tussen industrie en media om dit alleen te doen met goedkeuring van een erkende autoriteit zoals het Voedingscentrum.
Deelt u deze mening van Foodwatch: «De educatieve doelen van scholen en kinderdagverblijven zijn niet te verenigen met de commerciële belangen van voedselproducenten. Zij moeten daar dan ook wegblijven. Kinderen zijn geen marketingobject»?2
Ik deel deze mening niet. Scholen en kinderdagverblijven hebben inderdaad andere doelen dan voedselproducenten. Dit neemt niet weg dat partijen in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, wel mogen inzetten op maatschappelijke doelen. De problematiek van ongezonde voeding en overgewicht is dermate complex dat dit alleen maar opgelost kan worden in samenwerking met alle betrokken actoren. Juist daarom wordt via het nationale programma Alles is gezondheid… ingezet op het verbinden van partijen uit verschillende sectoren. Zo werken we samen aan het verbeteren van de gezondheid van de Nederlandse bevolking. Het erkennen van het spanningsveld en complexiteit zie ik echter niet als reden om de dialoog en verkenning van mogelijkheden per definitie te vermijden.
Deelt u de mening dat bedrijven misbruik maken van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, omdat daarin staat dat reclame verboden is?
Nee. De Reclamecode voor Voedingsmiddelen is helder over de afspraak om alleen scholen en kinderdagverblijven te benaderen met goedkeuring van een erkende autoriteit. Als partijen zich hier niet aan houden is er sprake van het niet naleven van de afspraken uit de Reclamecode, niet van misbruik van de Reclamecode. Het niet naleven van de afspraken uit Reclamecode door bedrijven past echter niet in een goed functionerende zelfregulering. Daarnaast ben ik van mening dat de huidige afspraken in de Reclamecode ruim geformuleerd zijn en aanscherpingen op deze afspraken noodzakelijk zijn. Over het uitblijven van de aangekondigde aanscherpingen heb ik, zoals eerder aangegeven, mijn zorgen geuit aan de FNLI.
Welke regels hanteren scholen over reclame op scholen, bijvoorbeeld in het kader van het convenant sponsoring? Vindt u die regels nog up-to-date?
Het verantwoord omgaan met reclame en sponsoring op scholen is primair een verantwoordelijkheid van de scholen. In 2009 hebben de betrokken partijen hierover afspraken gemaakt in het convenant sponsoring. Deze afspraken behelzen onder andere dat er draagvlak moet zijn voor de betreffende sponsoring, zowel binnen de school als bij de bij de school betrokkenen. Deze afspraken vormen nog steeds passende kaders waarbinnen sponsoring op scholen plaats kan vinden. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt op dit moment het initiatief om het convenant in samenspraak met alle deelnemende partijen te evalueren en te verlengen. Naar verwachting zal dit proces in oktober 2014 zijn afgerond.
Naast de afspraken die de sector in het convenant zelf heeft gemaakt, moeten bedrijven zich bij reclame gericht op kinderen uiteraard houden aan de Reclamecode voor Voedingsmiddelen zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 en verder.
Deelt u de mening dat het verwerpelijk is om op scholen ruimte te bieden aan bedrijven die «consumenten op zo jong mogelijke leeftijd aan hun merken willen binden»?
Ik deel de mening dat kinderen in het primair onderwijs gevrijwaard moeten zijn van ongeoorloofde reclame voor voedingsmiddelen, dus ook door de door u omschreven bedrijven. Hiervoor hebben de industrie en media afspraken gemaakt in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.
Deelt u de mening dat voorlichting over voedsel op scholen en kinderdagverblijven door onafhankelijke organisaties moet worden gegeven? Zo ja, wat gaat u hiertoe ondernemen?
Ik deel de mening dat voorlichting over voedsel op basisscholen en kinderdagverblijven in ieder geval goedgekeurd moet zijn door een erkende autoriteit om te bewaken dat de juiste voorlichting wordt gegeven en er geen sprake is van ongeoorloofde reclame gericht op kinderen, zoals ook is beschreven in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7 deel ik niet de mening dat dit exclusief door deze organisaties gedaan moet worden.
Bent u bereid de petitie van Foodwatch te ondertekenen?3
Een petitie is een instrument voor burgers om een onderwerp te agenderen, cq op de politieke agenda te zetten. Het lijkt mij passend dat ik daar op reageer, zoals met deze antwoorden.
De uitspraken van de heer K. (bestuurslid van de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) Amsterdam en Omstreken) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Haags raadslid steunt terreurbeweging ISIS»1 en de steunbetuiging aan de terroristische organisatie ISIS die hij eerder op zijn facebook-pagina uitsprak? Deelt u de mening dat deze steunbetuiging verwerpelijk is?
Ja, ik ben bekend met het bericht dat u noemt en ook ik vind deze steunbetuiging verwerpelijk.
Is het waar dat de heer K. namens de SIO Amsterdam en Omstreken voornemens is om een islamitische school te stichten in Amsterdam? Zo ja, is het waar dat de gemeente Amsterdam de SIO Amsterdam en Omstreken voor 1 augustus aanstaande een locatie voor de te stichten school moet aanbieden?
Op 28 oktober 2010 is van de Stichting Islamitisch Onderwijs Amsterdam en omstreken een aanvraag ontvangen voor goedkeuring van de stichting van een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs voor mavo, havo en vwo op islamitische grondslag in Amsterdam. De aanvraag voldeed aan de wettelijke stichtingsnormen. Het criterium waarop alle aanvragen worden getoetst is de aanwezigheid van voldoende leerlingpotentieel. Indien dit wordt aangetoond, moet de bewindspersoon de stichtingsaanvraag goedkeuren. Er is in dezen geen discretionaire bevoegdheid. De aanvraag is derhalve goedgekeurd door mijn ambtsvoorganger (Staatscourant Jaargang 2011, nr. 16 108, 5 september 2011). Zodra de school daadwerkelijk van start gaat, komt de gevraagde scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo in Amsterdam voor bekostiging in aanmerking. Vooralsnog is nog geen zicht op een definitieve startdatum.
Het is niet zo dat de gemeente Amsterdam vóór 1 augustus 2014 huisvesting moet aanbieden. Elke gemeente moet binnen zes jaar na goedkeuring van de stichtingsaanvraag voorzien in de huisvesting van een nieuwe school. De gemeente is daarbij vanzelfsprekend afhankelijk van de beschikbaarheid van gebouwen.
Het is mij bekend dat de heer K., oftewel de heer Khoulani, lid is van het bestuur van de stichting SIO Amsterdam en Omstreken. Toen de stichtingsaanvraag werd gedaan, maakte hij overigens nog geen deel uit van het bestuur. De heer Khoulani is sinds 1 september 2013 secretaris van Stichting SIO Amsterdam en Omstreken.
Geven de uitspraken van de heer K. u aanleiding om het besluit voor het stichten van een islamitisch vo door SIO te heroverwegen?
De school is reeds gesticht en de wet biedt mij geen mogelijkheden om het eerder genomen besluit te herzien. Wel vind ik het uiterst ongewenst dat iemand die publiekelijk dergelijke uitspraken doet als bestuurder van een school zou kunnen fungeren. Op dit moment heb ik geen bekostigingsrelatie met deze stichting en daarom ook geen instrumentarium om actie te ondernemen. Dat ga ik wel doen op het moment dat de stichting daadwerkelijk voor bekostiging in aanmerking komt en men van start wil gaan met de school. Bij het antwoord op vraag 5 en 6 ga ik hier nader op in.
Onderschrijft u wel de opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken dat ISIS een gevaar voor Nederland en Europa is2 en is dit het officiële kabinetsstandpunt wat betreft ISIS?
Ja. ISIS en de door ISIS gepropageerde radicale ideologie is een bedreiging voor de stabiliteit in de regio. Daarnaast heeft de jihadistische strijd in Syrië en Irak een aantrekkingskracht op buitenlandse strijders, waaronder ook Nederlanders. Zoals al eerder door het kabinet aangegeven vormt deze groep strijders een mogelijke bedreiging voor Nederland.
De dreiging van ISIS tegen het Westen is onverminderd aanwezig. In Europa hangt dit voor een groot deel samen met de jihadgang naar Syrië en Irak, en de daarop volgende terugkeer van jihadstrijders naar Europa. Terugkeerders vormen een substantieel risico voor de nationale veiligheid, omdat zij in jihadistische strijdgebieden vechtervaring hebben opgedaan en getraind zijn in het gebruik van bijvoorbeeld wapens en explosieven.
ISIS wordt door de VN, EU en Nederland beschouwd als een terroristische organisatie. Het kabinet vindt het gewelddadig en extreem onverdraagzaam gedachtegoed van ISIS, waar de beweging voor staat en waarin zij de rechtvaardiging vindt voor haar gruwelijk handelen, verwerpelijk. Het is bijzonder zorgelijk dat er individuen in Nederland zijn die dit gedachtegoed delen, maar daar staat tegenover dat de weerzin tegen deze beweging breed wordt gedeeld in de Nederlandse samenleving, ook onder onze moslimgemeenschappen.
Deelt u de mening dat de kwaliteit van het onderwijs niet los kan worden gezien van de kwaliteit van bestuurders, hun missie en visie op vorming en onderwijzen van kinderen, en dat deze kwaliteit in het geding is op basis van de uitspraken van de heer K.? Zo ja, deelt u de mening op basis van de uitspraken van de heer K. en zijn rol als bestuurslid van de SIO Amsterdam en Omstreken dat het ondenkbaar is dat deze stichting als bevoegd gezag van een school kan en/of zal optreden?
Het is hoogst onwenselijk dat een bestuurder van een school publiekelijk dit soort uitspraken doet. De school is een plek waar jongeren elkaar ontmoeten en waar burgerschap wordt voorgeleefd. In de kern gaat burgerschap over de essentiële waarden die het fundament zijn van onze democratische samenleving. Deze waarden, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, respect voor andere meningen en luisteren naar elkaar zijn hiermee onlosmakelijk verbonden. Het sympathiseren met terroristische organisaties of het prediken van geweld en onverdraagzaamheid is hiermee onverenigbaar.
In artikel 17 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs is de burgerschapstaak van scholen vastgelegd. Iedere school voor primair of voortgezet onderwijs in Nederland moet zich houden aan deze wettelijke burgerschapstaak en daar zien we ook op toe.
In dit geval is er nog geen sprake van een school. De heer Khoulani is secretaris van het bestuur van de Stichting Islamitisch Onderwijs. Deze stichting heeft in 2010 een aanvraag gedaan om een nieuwe islamitische VO-school in Amsterdam te stichten. Deze aanvraag is goedgekeurd, maar op dit moment is nog geen huisvesting beschikbaar en zijn er dus geen concrete plannen om te starten met de school. Zodra ik de melding ontvang dat de school door het beschikbaar komen van huisvesting daadwerkelijk in aanmerking kan komen voor bekostiging, zal ik de inspectie inschakelen. Ik zal de inspectie vragen onderzoek te doen naar de mate waarin dit bestuur geloofwaardig invulling kan geven aan de geldende bekostigingsvoorwaarden, waaronder de wettelijke burgerschapstaak.
Mocht de inspectie constateren dat dit onvoldoende of niet het geval is, dan is dit voor mij reden om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat deze bestuurders met de school van start kunnen gaan. Het belang van goed onderwijs voor elke leerling staat bij mij voorop. De rol en verantwoordelijkheid van de bestuurders is daarin van groot belang.
Over welke instrumenten beschikt u om het stichten van een school door de SIO Amsterdam en Omstreken te blokkeren? Bent u bereid om al het mogelijke te doen om het stichten van een school door de SIO te blokkeren?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen voor 3 juli aanstaande beantwoorden met het oog op de korte termijn waarop de gemeente Amsterdam mogelijk huisvesting voor de te stichten school moet bewerkstelligen?
Ja.
Verboden gokreclames |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Online gokken op het WK kan in Nederland nog volop»?1 Herinnert u zich diverse eerdere schriftelijke en mondelinge vragen over dit onderwerp?2 3 Herinnert u zich de motie-Bouwmeester c.s. uit 2011, waarin verzocht werd illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking te laten komen voor een vergunning voor kansspelen via internet?4
Ja.
Deelt u de mening dat kansspelaanbieders, die in weerwil van voornoemde motie, de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit, uw antwoorden op diverse eerdere vragen illegaal online kansspelen aanbieden, de bestaande wet- en regelgeving willens en wetens overtreden? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De ksa heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Daarbij wordt bezien of deze sites al dan niet voldoen aan de door de ksa gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de ksa geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Bent u nog steeds voornemens om «aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland te zijner tijd uit te sluiten voor een vergunning voor kansspelen in Nederland»?5 Bent u nog steeds van mening dat deze aanbieders met vuur spelen?6 Zo ja, hoe gaat u ervoor zorg dragen dat deze aanbieders die vergunningen op grond van de wetgeving die u aan het voorbereiden bent, straks daadwerkelijk niet kunnen krijgen? Zo nee, waarom bent u van mening veranderd en hoe verhoudt zich dat tot de wens van de Kamer zoals verwoord in de motie Bouwmeester c.s. en de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit aan diverse kansspelondernemingen?
Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 20127 heb geïnformeerd, ben ik voornemens aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland uit te sluiten van een vergunning voor kansspelen in Nederland. Sommige aanbieders lijken inderdaad scherp aan de wind te zeilen. In het najaar zal ik in een brief aan uw Kamer toelichten hoe aan dit voornemen uitvoering te geven.
Behoren de in het bericht genoemde bedrijven Unibet, Bwin en William Hill tot de kansspelaanbieders die met vuur spelen? Zo ja, wat betekent dat concreet voor deze bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de ksa om te beoordelen of deze aanbieders al dan niet in strijd handelen met de Wet op de kansspelen. De kansspelautoriteit heeft mij laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van boetes. Ook kan de ksa met andere handhavingspartners afspreken dat deze een onderzoek overnemen en kan een zaak bijvoorbeeld strafrechtelijk worden afgedaan. Dit kan ertoe leiden dat aanbieders aan wie een sanctie is opgelegd straks niet in aanmerking komen voor een vergunning. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de kansspelautoriteit geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Kent u nog meer kansspelbedrijven die met vuur spelen? Zo ja, welke zijn dat?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat in de wet- of regelgeving omtrent het verlenen van vergunningen voor online kansspelen expliciet opgenomen moet worden dat aanbieders die deze kansspelen vanaf een bepaalde datum illegaal hebben aangeboden, uitgesloten dienen te worden van een dergelijke vergunning? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat die in wet- of regelgeving op te nemen datum op basis van het momenteel geldende verbod voor het aanbieden van dergelijke kansspelen en de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit aan deze aanbieders reeds verstreken is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het wenselijk dat de Kansspelautoriteit een onderneming die nu illegaal online kansspelen aanbiedt afzonderlijk en expliciet op de hoogte stelt van het feit dat het straks niet of vrijwel zeker niet meer in aanmerking kan komen voor een online vergunning? Zo ja, gaat dat dan ook daadwerkelijk gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 en 6 heb aangeven, ben ik voornemens uw Kamer in het najaar een brief te sturen over de wijze waarop de ksa zal omgaan met aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland. In deze brief zal tevens worden ingegaan op de vraag hoe deze aanpak te communiceren.
De strafeis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoge strafeis tegen Rena Netjes»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Egypte celstraffen van 15 tot 25 jaar zijn geëist tegen twintig journalisten, waaronder de Nederlandse Rena Netjes? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Wat is de precieze strafeis tegen de Nederlandse journalist?
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u bereid per direct opheldering over deze zaak te vragen bij de Egyptische autoriteiten, met name waar de Nederlandse journalist van wordt verdacht?
Het kabinet heeft diverse acties ondernomen nadat de Egyptische rechter zijn vonnis heeft gesproken, waaronder het ontbieden van de Egyptische ambassadeur. Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Deelt u de zorgen dat onder de huidige omstandigheden eerlijke rechtspraak in Egypte nagenoeg onmogelijk is? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor uw opstelling in deze zaak?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over diverse negatieve ontwikkelingen in de Egyptische rechtspraak, zoals doodstraffen die zijn uitgesproken tegen islamisten en celstraffen die zijn uitgesproken tegen journalisten, oppositie en critici van de autoriteiten. Deze zorgen zijn herhaaldelijk overgebracht in de bilaterale contacten met Egypte en zijn ook onderwerp van gesprek tussen de EU en Egypte.
Het bericht ‘Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef’ |
|
Ronald van Raak , Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef» op The Post Online?1
Ja.
Met welk doel worden bezigheden van journalisten in de publieke ruimte door politieagenten geobserveerd en vervolgens geregistreerd?
Ik vind het belangrijk om hier te benadrukken dat de overheid in het algemeen en in dit geval de politie in het bijzonder op geen enkele wijze journalisten een strobreed in de weg mogen leggen om onderzoek te doen en daarover te schrijven. Een kritisch pers is van grote waarde in een democratische rechtsstaat.
Het is dan ook geen beleid bij de politie om journalisten in de publieke ruimte te observeren en te registreren. Dit laat onverlet dat het binnen de legitieme taakuitvoering van de politie valt dat opvallende gedragingen van een persoon waargenomen worden en dat van die waarneming verslag wordt gedaan in de daarvoor bestemde systemen van in dit geval de politie. De grondslag hiervoor ligt in de Politiewet 2012 en voor wat betreft de grondslag waarop en de zorgvuldigheid waarmee deze gegevens worden geregistreerd, in de Wet Politiegegevens.
De persvrijheid is daarbij op geen enkele wijze in het geding.
De bescherming van overheidsinformatie tegen ongeoorloofde toegang en gebruik, is een taak van deze uitvoerende diensten.
In het geval van onderzoeksjournalisten zoals de heer De Winter is bekend dat zij het als hun taak zien om bijvoorbeeld de veiligheidsmaatregelen van de overheid op hun effectiviteit te testen. Ik vind het te billijken dat de betrokken uitvoerende diensten zich in een dergelijk geval hier bewust van zijn en dat zij het scenario van penetratie van veiligheidsmaatregelen als gevolg hiervan overwegen en dit risico proberen te beheersen.
Op welke grondslag vindt registratie van bezigheden van journalisten plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe rechtvaardigt u de inbreuk op de persvrijheid die ontstaat bij registratie van bezigheden van journalisten in de publieke ruimte?
Zie antwoord vraag 2.
Ten aanzien van hoeveel journalisten zijn de afgelopen jaren dergelijke registraties gedaan?
Het zijn van journalist is geen zelfstandige grond voor eventueel optreden door de politie. Er wordt mitsdien geen afzonderlijke registratie van bijgehouden.
Loopt eenieder die op een bankje in de buurt van een overheidspand op zijn of haar laptop zit te werken het risico geregistreerd te worden voor het geval dat hij of zij een onderzoeksjournalist zou zijn?
Nee, het zelfstandige feit dat een persoon op een laptop werkt in de buurt van een overheidspand, of dat iemand mogelijk onderzoeksjournalist is, is geen reden om deze persoon te registeren.
Waarom was het nodig om, zoals in informatie aan de heer De Winter is meegedeeld, juist ten aanzien van de NSS de mogelijkheid om onderzoeksjournalistiek uit te voeren te beperken, en op welke rechtsgrond rust die beslissing?
Er zijn in het kader van de NSS geen maatregelen genomen om onderzoeksjournalistiek te beperken.
Waarom vond de beveiliger van de Dienst Bewaken & Beveiligen die het pand aan de Noordwal (Den Haag) verliet het nodig de aanwezigheid van de heer De Winter op 13 januari 2014 te registeren, terwijl de dia met aandachtsvestiging geldig was vanaf 18 januari 2014, en geldig in de publieke ruimte in plaats van bij de ingang van het pand?
Het past binnen de taakuitvoering van de dienst Bewaken en Beveiligen om extra alert te zijn. Dit, om voor de hand liggende redenen, te meer in de omgeving waar ze te werk zijn gesteld.
Wie de baas is van ‘de rode knop’ op de afstandsbediening |
|
Bart de Liefde (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabelaars frustreren de kijkers»?1
Ja.
Wat vindt u van de machtsstrijd die gaande is tussen omroepen, kabelaars en telecombedrijven?
Binnen de wereld van media, telecommunicatie en internet vindt op het gebied van diensten, technieken en infrastructuren convergentie plaats. Eind vorig jaar heeft de Minister van Economische Zaken mede namens mij de middellange termijn visie over telecommunicatie, media en internet aan uw Kamer gestuurd.2 Deze brief gaat over de voorwaarden voor een goed functionerende markt voor telecommunicatie, media en internet en de beleidsvragen die de toenemende convergentie in deze markt oproept. De distributie van interactieve televisiediensten via de zogenaamde rode knop betreft één van die vele beleidsvragen. Naar aanleiding van het amendement en de motie Van Dam-Huizing heb ik uw Kamer daarover uitvoerig geïnformeerd.3 Ik constateer dat er door onder meer convergentie druk op de bestaande posities is komen te staan. Dat is allereerst vooral het gevolg van marktwerking binnen een sterk veranderend medialandschap. Er is namelijk een aantal fundamentele verschuivingen waarneembaar, waarvan de belangrijkste de toename van het tijd-, plaats-, en schermonafhankelijk kijken is. De opkomst van over-the-top aanbieders zoals Netflix en (recent) Videoland Unlimited, alsook het per 1 juli gelanceerde NLziet spelen daarbij een belangrijke rol. In de praktijk is bovendien gebleken dat video on demand via het open internet uitstekend buiten de pakketaanbieders om te organiseren is, maar dat dit voor de doorgifte van lineaire televisiekanalen anders ligt.4 Pakketaanbieder en omroep worden in toenemende mate ook elkaars concurrent. Daarom verharden de onderhandelingen tussen omroep en pakketaanbieder. Die trend is ook internationaal zichtbaar. Aan de kant van de pakketaanbieders lijkt er daarbij sprake van een (wereldwijde) consolidatieslag gezien de aangekondigde overnames van Ziggo en Reggefiber. Deze en meer ontwikkelingen heb ik uitgebreid beschreven in de eerder genoemde brief over «de rode knop» van 7 april jongstleden. Ik verwijs u volledigheidshalve graag naar deze brief.5
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende innovatieve technieken bestaan zoals bijvoorbeeld Hybrid Broadcast Broadband Televisie (HbbTv), interactieve televisie platformen van pakketaanbieders en «over-the-top» technieken? Onder welke wetgeving vallen deze drie technieken en waarom is dat onderscheid er nog steeds?
Ja, in de brief van 7 april jongstleden heb ik uitgebreid over HbbTV en andere (interactieve) televisiediensten geschreven. Ik verwijs u graag naar deze brief en beperk mij in dit antwoord tot de verschillen tussen de televisieomgeving van de pakketaanbieders en het open internet. Deze zijn namelijk niet gelijk.
Bij de televisiediensten van KPN, UPC, Ziggo etc. bepaalt de pakketaanbieder de samenstelling van het pakket. Hij gebruikt hierbij een door hem zelf ingerichte en onderhouden infrastructuur. Er vinden commerciële onderhandelingen plaats over doorgifte (die kunnen zien op aantal kanalen, beeldkwaliteit, video on demand rechten etc.). Pakketaanbieders bieden in hun omgeving ook eigen interactieve diensten aan. Bij het aanbieden van diensten via het open internet bieden omroepen (en anderen) zelf de diensten aan. Er hoeft in dit geval niet te worden onderhandeld over doorgifte. Netflix, NLziet e.d. kunnen deze internettelevisiediensten dus zonder tussenkomst van pakketaanbieders, dan wel Internet Service Providers (ISP’s) aanbieden aan de kijkers. Dit is geborgd door het principe van de netneutraliteit. Dat neemt niet weg dat er wel (kwaliteits)afspraken kunnen worden gemaakt met ISP’s om het vele dataverkeer goed op het net te begeleiden.6
Voor de publieke omroep is in de Mediawet een doorgiftegarantie vastgelegd in de vorm van een must carry verplichting.7 Daarnaast dient het digitale standaardpakket sinds 1 januari jongstleden uit ten minste 30 zenders te bestaan. Deze regels zijn techniekneutraal en gelden voor alle pakketaanbieders. Dus ook voor pakketaanbieders die lineaire televisiepakketten via het open internet zouden willen aanbieden (via de zogenoemde over-the-top-route).
Voor wat betreft de techniek waarmee televisiediensten kunnen worden aangeboden zoals bijvoorbeeld HbbTV, OpenTV, Flash etc. geldt dat de wetgever, geen doorgifteverplichtingen kan opleggen. Dit blijkt ook uit een uitvoerige Europeesrechtelijke analyse die ik in het kader van de «rode knop brief» heb gemaakt. Dit oordeel staat los van de vraag of dit wenselijk zou zijn. De technieken waar u in de vraag op doelt vallen dus niet onder de wetgeving. De diensten mogelijk wel.8 Om te kijken of wetgeving van toepassing is moet dus (steeds vaker) naar de aard van de dienst worden gekeken en niet de techniek waarmee de dienst wordt verspreid. Op onderdelen is er mogelijk nog sprake van verouderde regelgeving die niet techniekneutraal is. Zoals eerder aangegeven zal ik hier samen met de Minister van Economische Zaken naar kijken.
Klopt het dat TV-producten die door telecombedrijven via IP worden aangeboden aan andere wettelijke verplichtingen moeten voldoen dan TV-producten die via de kabel worden aangeboden? Zo ja, vindt u dat nog van deze tijd? Bent u bereid en in staat de wettelijke verschillen tussen kabel en IP-TV weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betreffende regelgeving is sinds 1 januari 2014 techniekneutraal. Dat betekent dat alle pakketaanbieders die televisiepakketten naar consumenten verspreiden, of dit nu via DVB-C (kabel) of IP (glasvezel, koper) gebeurt, aan dezelfde regels zijn gebonden.
Is (redactionele) inhoud hetzelfde als content? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Content verwijst naar de (redactionele) inhoud of het eindresultaat van een dienst of product. Zo kan het resultaat (een televisieprogramma) content worden genoemd, maar ook een scene uit het programma is bijvoorbeeld content. Meer concreet wordt met content gedoeld op iets dat in een specifieke context waarde heeft voor de eindgebruiker (games, websites, films).
Klopt het dat er voor content c.q. (redactionele) inhoud een doorgifteverplichting geldt voor kabelaars? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Er is een doorgifteverplichting voor pakketaanbieders voor een aantal must carry zenders.9 Deze verplichting geldt sinds 1 januari 2014 voor alle pakketaanbieders of zij nu via koper, glas, kabel, ether of satelliet televisiezenders doorgeven. Deze doorgifteverplichting ziet op lineaire televisiekanalen (content) maar niet de techniek waarmee zij worden verspreid (distributiemethode). Tevens is per ministeriële regeling van 16 april jongstleden geregeld dat per 1 oktober 2014 de diensten ondertiteling en gesproken ondertiteling, indien zij door de omroep worden aangeboden, door de pakketaanbieders moeten worden doorgegeven.10 Deze diensten moeten per 1 april 2015 ook via apps van de pakketaanbieders op de tablet, smartphone etc. beschikbaar zijn.11
Deelt u de mening dat de verdergaande convergentie tussen internet, TV, mobiel, media, nieuws en journalistiek een positieve ontwikkeling is die kansen biedt voor innovatie, werkgelegenheid en welvaart in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Telecomwet, Mediawet en Auteurswet dusdanig aan te passen zodat deze niet langer de gewenste convergentie vertragen, maar juist faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Jazeker, convergentie biedt volop kansen. In de mediawereld kan een omroep via het internet nu rechtstreeks naar zijn publiek en ontstaan er nieuwe internetdiensten zoals Netflix. Start-ups kunnen door de uitstekende infrastructuur in Nederland goed de consument bereiken en nieuwe dienstverlening ontwikkelen. Voor wat betreft de regelgeving rondom media moet een onderscheid gemaakt worden naar lineaire en non-lineaire diensten. Voor lineaire televisiekanalen (met Nederlandse uitzendlicentie) gelden nagenoeg dezelfde regels online als in het «traditionele televisiedomein». Op onderdelen in het non-lineaire domein is dat mogelijk anders. Ons streven is om regelgeving zoveel mogelijk sector- en technologieneutraal op te stellen. De Minister van Economische Zaken en ik zullen eind dit jaar uw Kamer informeren over de uitvoering die het kabinet heeft gegeven aan de motie De Liefde en de hierin gevraagde voorstellen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrechten te moderniseren.12
Deelt u de mening dat genoemde wetgeving techniekneutraal moet zijn, dus in het geval van «de rode knop» gericht op het doel namelijk het doorgeven van content, en niet gericht op de gebruikte techniek?
De wetgeving is techniekneutraal geformuleerd, zie mijn antwoord op vraag 4. Het gaat om de inhoud, niet om de techniek.
Hoeveel belastinggeld steekt de NPO in samenwerking met de NOS in HbbTV? Vindt u dit weggegooid geld nu maar een fractie van de Nederlandse televisiekijkers HbbTV kan ontvangen?
HbbTV is via de ether, satelliet en bij een klein aantal kabelmaatschappijen wel te ontvangen. Naar schatting gaat het hier in potentieel bereik om 15% van de markt. Slechts een klein gedeelte van deze potentiele kijkers beschikt echter over de apparatuur om de diensten te bekijken. De NPO maakt in het kader van zijn distributiestrategie zijn eigen keuzes, waarover bij de begrotingsverantwoording verantwoording wordt afgelegd. In dit geval kan ik u meedelen dat de gemaakte kosten vrij laag zijn, namelijk zo’n € 75.000 euro.
Vindt u het nog wel van deze tijd dat kabelaars onderhandelen met omroepen over wat wordt doorgegeven in een pakket en wat niet?
Ik zie niet in waarom dit niet van deze tijd is. Pakketaanbieders hebben grote investeringen gedaan in de infrastructuur en onderhouden een netwerk. Zij bieden dienstverlening aan consumenten aan en onderhandelen met omroepen over doorgifte van hun programma’s. Dat zijn vrije onderhandelingen.
Netflix, Trouw en de Kijkwijzer |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het jaarverslag van het NICAM?1
Ja.
Bent u tevreden over de mate van implementatie van de Kijkwijzer in het algemeen?
Jazeker. Zo blijkt uit periodiek onderzoek door onder meer GfK dat zeer veel ouders de Kijkwijzer gebruiken en het een zinvol systeem vinden. Ook de jaarlijkse evaluaties van Nicam/Kijkwijzer door het Commissariaat voor de Media zijn positief. Het Nicam spant zich voortdurend in om ook nieuwe audiovisuele mediaspelers bij Kijkwijzer te betrekken. Een andere indicatie voor het succes van de Kijkwijzer is de internationale interesse en navolging: Pan-European Game Information (PEGI), IJsland, Finland, Turkije.
Deelt u de mening dat het voor een gelijk speelveld niet goed is dat Nederlandse licentiehouders wel aan de kijkwijzer meewerken, maar diensten als Netflix en tv-zenders als TLC niet?
De Europese regelgeving stelt in de Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn (AVMS) de minimumnorm voor de bescherming van minderjarigen. Daarmee ontstaat er in heel Europa een gelijk speelveld. De lidstaten dienen op grond van deze regels passende maatregelen te nemen om minderjarigen in het lineaire en non-lineaire domein te beschermen. Deze minimumregels zijn op Europees niveau echter niet gedetailleerd uitgewerkt. Nederland kent het systeem van de Kijkwijzer. Het is een lidstaat echter niet verboden strengere regels te stellen, daarmee ontstaat er per definitie wel een ongelijke situatie (er is minimumharmonisatie). De zender met bijvoorbeeld een Spaanse uitzendlicentie heeft zich daarom aan andere regels te houden dan de Nederlandse, maar kennen wel beiden dezelfde Europese minimumnorm.
De Nederlandse regelgeving maakt een onderscheid naar lineair en non-lineair aanbod. De Nederlandse publieke omroepen moeten de Kijkwijzer zowel in het lineaire als non-lineaire domein toepassen, de Nederlandse commerciële omroepen alleen voor het lineaire aanbod. Daarnaast vallen alle zenders met een buitenlandse licentie niet onder de Nederlandse Kijkwijzer. Zo is Netflix (non-lineair) nog gevestigd in Luxemburg en kent TLC een buitenlandse licentie. Nederland kan op grond van het Europese recht geen regels stellen voor zenders met een buitenlandse licentie. Men zal dus zich vrijwillig moeten conformeren aan de Kijkwijzer, maar die verplichting is er niet.
Ik begrijp goed dat een gelijk speelveld belangrijk en nastrevenswaardig is. Het is belangrijk voor het publiek (ouders, kinderen en andere belanghebbenden) dat audiovisuele producties zoveel mogelijk van dezelfde adequate Kijkwijzer-informatie voorzien zijn. Daarmee ontstaat een consequent en duidelijk systeem waarop de kijkkeuzes kunnen worden gebaseerd. Dit is een belangrijke motivatie voor de deelnemende partijen die nu hun verantwoordelijkheid nemen middels het gebruik van de Kijkwijzer.
Ik heb begrepen dat het Nicam momenteel in goed overleg is met Netflix over aansluiting bij de Kijkwijzer. Netflix heeft mij inmiddels laten weten voor 80% van de catalogus de op de Kijkwijzer gebaseerde leeftijdsindicatie te hanteren. Ook worden er door het Nicam medewerkers van Netflix getraind om de originele Netflix-producties te kunnen classificeren. Netflix zal ook de iconologie van de Kijkwijzer gaan toepassen. Voor de website is deze aanpassing wat eenvoudiger te realiseren dan voor de verschillende Netflix-applicaties op game consoles, tablets, smart tv’s etc. Netflix zegt ernaar te streven eind 2014 de Kijkwijzer volledig te hebben ingevoerd. Dat is een positieve ontwikkeling. Het is ook een belangrijk signaal aan de gehele industrie dat de grootste video-on-demand aanbieder van Nederland, die zich bovendien in 2015 in ons land zal vestigen, zich inspant om de classificatie-informatie van de Kijkwijzer in zijn dienst op te nemen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een videodienst als Netflix alleen de leeftijdsclassificatie van Kijkwijzer weergeeft en geen icoontjes met nadere informatie over de inhoud aan haar aanbod toevoegt? Bent u bereid een appel te doen op Netflix om daar verandering in te brengen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat dergelijke diensten ouders de kans ontnemen om op uniforme wijze geïnformeerd te raken over de geschiktheid van hun aanbod voor kinderen en jongeren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid met het NICAM2 en Netflix in gesprek te gaan om de tussen hen lopende gesprekken over de volledige implementatie van de kijkwijzer in de videodienst van Netflix te bespoedigen? Bent u bereid dit ook te doen met andere spelers op de markt van videostreaming?
Netflix heeft aangegeven de Kijkwijzer te gaan hanteren en is hierover in goed overleg met het Nicam. Het Nicam is overigens niet alleen in overleg met Netflix, maar ook met de onlangs opgerichte brancheorganisatie van Video-on-demand exploitanten VodNed (www.vodned.nl). Het Nicam hoopt ook met VodNed een samenwerkingsovereenkomst aan te kunnen gaan. Intussen hebben Pathé Thuis en ook HBO zich al bij Kijkwijzer aangesloten.
Bent u bereid alle aanbieders die zich bij het Commissariaat van de Media moeten melden voor een registratie van hun commerciële mediadienst op aanvraag (video on demand) onder het regime van de kijkwijzer te brengen, indien dit niet vrijwillig gebeurt?
Nee. In het huidige Nederlandse systeem is er niet voor gekozen om commerciële video-on-demand-diensten die onder Nederlandse jurisdictie vallen wettelijk te verplichten om zich bij de Kijkwijzer van het Nicam aan te sluiten. Voor wat betreft aanbieders met een buitenlandse licentie is dit op grond van Europese regelgeving überhaupt niet mogelijk.
Bent u bereid een wettelijke regeling te treffen die zenders met een buitenlandse licentie die zich richten op Nederland – zoals TLC, 13thStreet of Syfy – verplicht om de kijkwijzer volledig in te voeren, als de sector niet zelf voor het einde van het jaar tot een adequate oplossing komt?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u ermee bekend dat nog steeds maar weinig kranten de icoontjes en leeftijdsgrenzen bij hun tv-gids en filmrecensies plaatsen? Bent u bereid met de sector en het NICAM in gesprek te gaan om te bespoedigen dat dit snel verandert?
Nee. Krantenredacties gaan over hun eigen inhoud. Zij maken een eigen afweging op welke wijze en in welke mate zij dit type programma-informatie beschikbaar willen stellen aan hun lezers.
Bent u ermee bekend dat onder andere Trouw hierover in gesprek is met het NICAM? Bent u bereid een appel te doen op de hoofdredactie van Trouw om de kijkwijzer snel door te voeren in de krant?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 9. Ik weet dat het Nicam in gesprek is met de hoofdredactie van Trouw over mogelijke plaatsing van Kijkwijzer-informatie in die krant. Ik vertrouw erop dat dit overleg tot een positief resultaat gaat leiden.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat België op dit moment akkoord gaat met het feit dat kranten 0% btw in rekening brengen op hun digitale abonnementen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1/1/2012 en daarmee een bedrijf als Amazon binnengetrokken heeft dat al haar digitale boeken in de EU nu via Luxemburg verkoopt?
Ja, ik heb kennis genomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1 januari 2012. Ook is bekend dat bedrijven als Amazon zich in het verleden in Luxemburg hebben gevestigd. Of het verlaagde btw-tarief op digitale kranten en boeken de enige reden is voor die bedrijfsbeslissing kan ik niet beoordelen.
Heeft u er ook kennis van genomen dat de EU Luxemburg wel voor het Hof in Luxemburg gesleept heeft, maar dat Luxemburg ondertussen gewoon doorgaat met het in rekening brengen van 3% btw op e-boeken en e-kranten?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op e-boeken verlaagde naar 7% en vervolgens naar 5,5%, ondanks een infractieprocedure?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op alle online media recentelijk zelfs verlaagd heeft tot 2,1%?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat als een uitgever zijn krant of boeken nu vanuit bijvoorbeeld Luxemburg laat uitgeven, hij dan 3% btw in rekening kan brengen aan Nederlandse klanten in plaats van de 21% btw die hij nu in rekening moet brengen op e-kranten?
Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op het aanbieden van een digitale krant vanuit een server in Luxemburg. Het downloaden daarvan kwalificeert voor de btw als een elektronische dienst. Het gegeven voorbeeld klopt onder deze aanname nu nog wel, maar vanaf 1 januari 2015 niet meer.
Waar de elektronische dienst belast wordt, is namelijk afhankelijk van de regels op grond waarvan wordt bepaald waar de dienst voor de heffing van btw wordt geacht te zijn verricht. De plaats van dienst hangt volgens de huidige hoofdregel af van de hoedanigheid van de afnemer. Is de afnemer een ondernemer voor de btw, dan is de plaats van dienst – en dus van btw-heffing – de plaats (de lidstaat) waar de afnemende ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft. In het gegeven voorbeeld is dit Nederland, zodat in dat geval het Nederlandse btw-tarief van toepassing is. Omdat de btw-richtlijn geen verlaagd btw-tarief op elektronische diensten toestaat, is het algemene Nederlandse btw-tarief van toepassing.
Neemt een ander dan een ondernemer (bijvoorbeeld een particuliere consument) de langs elektronische weg verrichte dienst af, dan is deze dienst belast op de plaats waar de dienstverrichter gevestigd is dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. In het gegeven voorbeeld is dit Luxemburg, waar vervolgens in strijd met de btw-richtlijn een verlaagd btw-tarief op die dienst wordt toegepast.
Met ingang van 1 januari 2015 kent de Europese btw-regelgeving nog maar één regel voor het bepalen van de plaats van dienst van een telecommunicatie-, omroep- of elektronische dienst. Genoemde diensten zijn dan altijd belast in het land waar de afnemer woont of is gevestigd. Daarbij maakt het niet uit of die afnemer een belastingplichtige btw-ondernemer of niet-belastingplichtige (veelal particuliere consument) is noch waar de dienstverrichter zelf is gevestigd. In het gegeven voorbeeld is dan altijd Nederlandse btw verschuldigd, ondanks dat de onderneming die de dienst verricht in Luxemburg is gevestigd.
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Duitse regering, waarin deze zich voorstander verklaart van het lage tarief op e-boeken?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er al tijden een prejudiciële vraag bij het Europees Hof in Luxemburg ligt, die zou kunnen leiden tot een gelijkstelling van het btw-tarief op e-boeken met dat op boeken (zaak HvJ EU 22 april 2013, zaak C-219/13 (K Oy)), omdat in die zaak terecht gesteld wordt dat boeken en e-boeken in essentie gelijk zijn maar dat een verschillende informatiedrager gebruikt wordt en dat er dus geen verschil zou moeten zijn in het btw-tarief?
Ik ben bekend met de bij het Europese Hof van Justitie aanhangige procedure. Op 14 mei 2014 heeft de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie geconcludeerd in deze zaak. Het geschilpunt is of een verschillende behandeling is toegestaan van de levering van goederen die deel uitmaken van dezelfde tariefpost in de btw-richtlijn (hier: «de levering van boeken, op alle fysieke dragers,[...]»). Meer specifiek gaat het over luisterboeken en andere boeken, die op andere fysieke dragers dan papier zijn opgeslagen en de geschreven tekst van een gedrukt boek weergeven. In Nederland geldt het verlaagde btw-tarief nu al voor alle boeken, ongeacht de fysieke drager waarop zij zijn opgeslagen. In dat opzicht is de beantwoording van de onderhavige prejudiciële vraag voor de Nederlandse tarieftoepassing dan ook niet van belang. Voor de volledigheid merk ik nog op dat het btw-tarief op het downloaden van e-boeken niet ter discussie staat in de zaak «K Oy».
Heeft u wegen om met andere EU-landen aan te dringen op een snelle beantwoording van die vraag, omdat dat zou kunnen leiden tot een eind in deze lang slepende impasse?
Zie antwoord vraag 8.
Herinnert u zich de aangenomen motie-Peters (Kamerstuk 32 827, nr. 36) die de regering in 2012 opriep om zich in Europa sterk te maken voor een EU-breed laag btw-tarief voor digitale nieuwsproducten en boeken?
Ja.
Welke acties heeft Nederland ondernomen in de EU sinds de motie-Peters, zoals het agenderen op een Ecofin Raad, het organiseren van een conferentie, bilateraal overleg of andere acties?
Zowel vóór als na de motie-Peters heeft Nederland zich ingespannen om de mogelijkheid van een gelijke behandeling van fysieke en digitale producten te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld in de Nederlandse reactie op het Groenboek dat de Europese Commissie in 2010 uitbracht over modernisering van de btw.3 In deze reactie is onder andere aangegeven om de discussie over inconsistentie in de tariefindeling, zoals de toepassing van het verlaagde btw-tarief op drukwerk en van het algemene btw-tarief op e-boeken, niet uit de weg te gaan. Op 6 december 2011 volgde op het Groenboek een mededeling van de Europese Commissie waarin onder andere een herziening van de tariefstructuur wordt overwogen.4
Van Nederlandse zijde is richting de Franse overheid herhaaldelijk steun uitgesproken voor de Franse inzet om in de EU een verlaagd btw-tarief mogelijk te maken voor digitale boeken en kranten. Deze steunbetuiging is voorts neergelegd in een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Europese Commissie. Daarbij is de wens benadrukt om de (tarief)inconsistentie en concurrentieverstoring tussen digitale boeken en kranten, en boeken en kranten op alle soorten fysieke dragers weg te nemen.
Daarnaast heeft Nederland ook in diverse gremia op (hoog) ambtelijk niveau steun gegeven aan het grondbeginsel dat vergelijkbare goederen en diensten onderworpen moeten zijn aan hetzelfde btw-tarief. Deze inspanningen, samen met gelijkgestemde lidstaten, mondden uit in één van de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2013 waarin de Europese Commissie wordt aangespoord «in haar lopende btw-evaluatie [....] ook aangelegenheden aan de orde [te] stellen die specifiek zijn voor de digitale economie, zoals gedifferentieerde belastingtarieven voor digitale en fysieke producten.»5
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken eindelijk onder het verlaagde tarief gaan vallen onder EU-recht en dat iedereen dan ook datzelfde lage btw-percentage hanteert?
Zoals aangegeven is reeds voorzien dat vanaf 1 januari 2015 het leveren van e-boeken en andere langs elektronische weg verrichtte diensten in alle gevallen belast wordt tegen het btw-tarief van de lidstaat van de afnemer. Van een ongelijke behandeling door deze diensten vanuit een andere lidstaat (met een lager btw-tarief) aan te kopen, zal dan niet langer sprake zijn. Dit neemt niet weg dat dan nog steeds geen gelijke behandeling (verlaagd btw-tarief) mogelijk is van fysieke en digitale producten onderling. Daarvoor is nieuwe Europese regelgeving vereist. De komende evaluatie van de Europese Commissie biedt hiervoor het aangrijpingspunt. Nederland zal zich in dat kader er voor inzetten dat, wanneer de Europese Commissie een voorstel voor eventuele aanpassing van de btw-richtlijn met betrekking tot digitale producten doet, een prioritaire behandeling wordt nagestreefd door de lidstaten.
Wat betreft de in deze vraag vervatte wens voor eenzelfde verlaagd btw-taref voor iedereen die e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken levert nog het volgende. Het verlaagde btw-tarief voor boeken, op alle fysieke dragers, kranten en tijdschriften is een zogenoemde kanbepaling in de btw-richtlijn. Dit betekent dat een lidstaat kan kiezen om al dan niet het verlaagde btw-tarief toe te passen. De hoogte van de btw-tarieven is, binnen bepaalde marges, eveneens aan de lidstaten om te bepalen. Het al dan niet dwingend voorschrijven van een verlaagd btw-tarief op een bepaalde categorie goederen of diensten, eventueel gekoppeld aan een minimum- of maximumtarief, is aan de lidstaten om met unanimiteit te beslissen. Alleen in dat geval kan de btw-richtlijn worden aangepast.
Waar het gaat om voorstellen van de Europese Commissie zal uw Kamer daar op gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Vervolgens is het aan de lidstaten om met unanimiteit de btw-richtlijn al dan niet aan te passen.
Het bericht dat de NOS de samenvattingsrechten van het eredivisievoetbal voor de komende drie jaar heeft verworven |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Studio Sport als aanjager van FOX: Eredivisie kiest voor commerciële publieke omroep NOS»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de extra commerciële mogelijkheden zoals de NOS en Ster die hebben aangeboden binnen de huidige Mediawet vallen en er geen verruiming van mogelijkheden ten opzichte van bestaande wetgeving geboden wordt?
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) houdt toezicht op de naleving van de Mediawet 2008. Op dit moment onderzoekt het CvdM de verwerving van de rechten van de samenvattingen van de eredivisie. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek. Ik kan u wel melden dat bij de verwerving van de rechten door de NOS en Ster geen ruimere regels gelden en dat de verwerving dus wordt getoetst aan dezelfde mediawettelijke kaders die gelden voor alle publieke media-instellingen.
Bent u nog steeds bereid om een eventuele klacht over oneerlijke concurrentie of marktverstoring bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met een serieus onderzoek te ondersteunen, zoals u heeft toegezegd tijdens het Vragenuur van 4 februari 2014?
Indien de ACM na ontvangst van een klacht een onderzoek start en mij verzoekt om informatie, zal ik daar uiteraard aan meewerken.
Kunt u bevestigen dat de NOS de inhoud en hoogte van het succesvolle bod niet wenst vrij te geven?
De NOS heb ik gevraagd of zij de inhoud en hoogte van het bod bekend wil maken. De NOS blijkt gehouden aan de contractuele afspraken die hierover zijn gemaakt met Eredivisie Media&Marketing (EMM). Om te kunnen deelnemen aan de biedingsprocedure van de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie, moesten alle geïnteresseerde partijen een zogeheten non-disclosure agreement (NDA) met de EMM tekenen. Dit was de eerste voorwaarde die in het biedingsdocument van de EMM voor de Eredivisie werd gesteld.
Ik heb vervolgens gevraagd of de NOS in overleg wil treden met EMM over deze overeenkomst vanwege de vragen van uw Kamer. Dat is gebeurd. EMM en NOS wensen de gemaakte afspraken over geheimhouding over de gesprekken, onderhandelingen en uitkomsten van de afspraken te handhaven zoals gezamenlijk overeengekomen in de NDA. EMM stelt dat het van strategisch belang is dat de bedragen geheim blijven. Dit vooral om de onderhandelingspositie voor toekomstige rechtenverkoop niet aan te tasten.
Ik vind dat een onbevredigende uitkomst. Dergelijke geheimhoudingsbepalingen zijn begrijpelijk vanuit het belang van de verkopende partij. Maar zij dienen niet het algemeen belang, omdat zij niet bijdragen aan transparantie over de besteding van publieke middelen. Gebrek aan transparantie kan bovendien resulteren in hogere prijzen. Voor toekomstige biedingsprocedures vind ik transparantie een essentieel punt. Verantwoording kunnen afleggen is voor een publieke organisatie een belangrijk uitgangspunt. Ik ga hierover in gesprek met de NOS en de NPO om te bezien hoe hier in de toekomst meer inhoud aan kan worden gegeven.
Bent u van mening dat het voor de controlerende taak van de Kamer van belang is om de hoogte van de bedragen die door de NOS zijn geboden te kennen, zodat beoordeeld kan worden of hier sprake is van een adequate besteding van belastinggeld, c.q. in het biedingsproces geen marktverstoring heeft kunnen optreden?
Ik begrijp uw wens om vanuit de controlerende taak van de Kamer te willen beoordelen of er sprake is van adequate besteding van belastinggeld. Daarom dring ik ook aan op transparantie en ga ik bezien of daar meer inhoud aan kan worden gegeven. Overigens is het zo dat om inzicht te krijgen in het totale biedingsproces er ook informatie nodig is van andere partijen dan de NOS.
De publieke omroep voert zijn taak onafhankelijk uit. De wijze waarop de publieke omroep verantwoording aflegt over de besteding van middelen is vastgelegd in de Mediawet. De NOS heeft de mediawettelijke taak om actuele sportverslaggeving in brede zin te verzorgen. Dat doet de NOS op journalistieke wijze waarbij de inhoud leidend is. Het is aan de NOS om binnen de vastgestelde budgettaire kaders invulling te geven aan sportverslaggeving en al dan niet mee te bieden op sportrechten.
Het Commissariaat voor de Media controleert op de rechtmatigheid van de uitgaven en ziet er op toe dat de omroepen zich niet schuldig maken aan overtreding van het dienstbaarheidsverbod en van de reclame- en sponsorregels. Naast de controle op de rechtmatigheid, is ook de doelmatigheid van de bestedingen voor een publieke organisatie van groot belang. Nu heeft de Raad van Bestuur van de NPO de wettelijke taak om de doelmatigheid van de besteding van publieke middelen door de omroepen «te bevorderen». Ik vind dat de wet op dit punt moet worden aangescherpt. Ik ga onderzoeken of de sturing op de doelmatigheid steviger kan worden geregeld in de Mediawet. Daarmee kan scherper invulling worden gegeven aan het maken van verantwoorde programmatische keuzes binnen de publieke omroep. Ik kom hierop terug in mijn beleidsbrief naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur.
U vraagt tot slot hoe gecontroleerd kan worden of in het biedingsproces geen marktverstoring heeft plaatsgevonden. Zoals ik in het mondelinge vragenuur van 4 februari heb gesteld, kunnen marktpartijen die signalen hebben, altijd terecht bij de ACM met een klacht.2 Zie verder mijn antwoord op vraag 3. Daarnaast ziet het CvdM toe op de naleving van het dienstbaarheidsverbod.
Bent u bereid om de Kamer hier, desnoods vertrouwelijk, over te informeren? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik bereid de Kamer te informeren. Hiervoor heb ik mijn wettelijke bevoegdheid om informatie op te vragen bij de NOS ingezet. Ik heb niettemin acht geslagen op de belangen van de NOS en de EMM en zal daarom de informatie voor vertrouwelijke inzage door de woordvoerders media ter beschikking stellen.