Het bericht ‘Commerciële dierenartsketens zetten onderzoek naar hoge rekeningen naar hun hand’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Wiersma |
|
Bent u bekend met het bericht «Commerciële dierenartsketens zetten onderzoek naar hoge rekeningen naar hun hand»?1
Ja, ik ken dit artikel.
Kunt u verklaren waarom uw ministerie ervoor koos om de commerciële partijen die werden onderzocht invloed te laten hebben op het onderzoek, voordat u begon met het uitvoeren van de motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 28)?
Betrokkenheid van belanghebbenden is een wezenlijk onderdeel bij het maken van beleid binnen de Rijksoverheid. Voor het opstellen van deze specifieke onderzoeksvragen is het van belang inzicht te hebben in de dagelijkse praktijk. Deze betrokkenheid voorafgaande aan het onderzoek, was vormgegeven in een eenmalig stakeholdersoverleg met de Faculteit diergeneeskunde, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), het Collectief Praktiserende Dierenartsen (CPD) en de ketens Evidensia, Anicura en CVS. In het stakeholdersoverleg is een eerste concept van de onderzoeksvragen gepresenteerd om de belanghebbenden de gelegenheid te geven op feitelijke onjuistheden te kunnen reageren en te reflecteren op de vragen. Er is dan ook geen sprake van invloed op het onderzoek, wel betrokkenheid. Mijn voorganger heeft uiteindelijk, als opdrachtgever van het onderzoek, bepaald welke onderzoeksvragen aan het onderzoeksbureau zijn gegeven als opdracht.
Deelt u de mening dat de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van het onderzoek door de actieve inbreng van grote dierenartsenketens worden geschaad, waarbij zij zelf het onderwerp van de casus zijn?
Nee, die mening deel ik niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is de inbreng van belanghebbenden beperkt tot een reactie op het concept van de onderzoeksvragen. Mijn voorganger heeft, als opdrachtgever van het onderzoek, bepaald welke onderzoeksvragen aan het onderzoeksbureau zijn gegeven als opdracht.
Ook bij de uitvoering van het onderzoek is de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van het onderzoek geborgd. Het is staande praktijk dat bij onafhankelijke externe onderzoeken een stuur- en klankbordgroep worden ingesteld. De stuurgroep draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de voortgang en het beheren van risico's om ervoor te zorgen dat het project succesvol wordt uitgevoerd en de beoogde resultaten worden behaald. De KNMvD en CPD zijn als belangenbehartiger van de veterinaire beroepsgroep onderdeel van de stuurgroep, naast een hoogleraar Bedrijfseconomie van de Wageningen University & Research (WUR). Ketens zijn niet vertegenwoordigd in deze stuurgroep.
De klankbordgroep bestaat uit belanghebbende partijen waarvan verwacht wordt een bijdrage te leveren aan het onderzoek. In de klankbordgroep van dit onderzoek hebben de Faculteit diergeneeskunde, KNMvD het CPD, Caring Vets en de ketens Evidensia, Anicura, CVS en Ranzijn Dierenarts zitting. De opdrachtnemer, in dit geval het onafhankelijk onderzoeksbureau Ecorys, is verantwoordelijk voor de inhoud en betrouwbaarheid van het onderzoek en de resultaten.
Waarom is er geen verslag gemaakt van het stakeholderoverleg?
Na afloop zijn de gemaakte afspraken per mail gecommuniceerd met de deelnemers aan het overleg.
Kunt u met de Kamer delen welke besluiten er zijn gemaakt in het overleg met de ketens?
De ketens hebben, naast de KNMvD, CPD en de Faculteit diergeneeskunde deelgenomen aan één stakeholdersoverleg, zoals verwoord in mijn antwoord op vraag 2. Hier is uitleg gegeven over het proces van voorbereiding en opstarten van het onderzoek. Daarnaast zijn partijen geïnformeerd over de inrichting van een stuurgroep, waarin in ieder geval LNV, KNMvD en CPD zitting hebben. Verder is toegelicht dat er een klankbordgroep wordt ingericht, waarin ook de ketens zitting kunnen nemen, en is gevraagd een bijdrage te leveren aan het onderzoek.
In het stakeholdersoverleg is verder toegelicht dat:
Wat waren de oorspronkelijke concept onderzoeksvragen en wat zijn de definitieve onderzoeksvragen van het onderzoek?
Tijdens het stakeholderoverleg op 11 juli 2023 zijn de volgende concept onderzoeksvragen besproken:
Naar aanleiding van dit overleg, intern overleg en in voorbereiding op de aanbestedingsprocedure, is de vraagstelling meermaals aangescherpt. Zo is tijdens het overleg door stakeholders aandacht gevraagd voor de verschillende kostencomponenten van een gemiddelde praktijk voor gezelschapsdieren, zoals diagnostiek en loonkosten. Daarnaast is door verschillende stakeholders benadrukt dat naast de vraag ook het aanbod is gewijzigd. Dit heeft tot de onderstaande definitieve set onderzoeksvragen geleid.
Kunt u verklaren waarom winst niet een onderdeel kan zijn van prijsstijgingen?
Winst kan een factor zijn bij prijsstijgingen. In het huidige onderzoek analyseert Ecorys expliciet de verhouding tussen de prijsontwikkeling van diergeneeskundige zorg en de ontwikkeling van de kostenstructuur. Daarnaast onderzoekt Ecorys ook hoe bepaalde ketens en samenwerkingsverbanden zich bedrijfseconomisch hebben georganiseerd en of dit invloed heeft op de kostenopbouw en tarieven. Door deze twee aspecten te onderzoeken, zal het onderzoek inzicht bieden of de tarieven in de diergeneeskundige zorg in lijn zijn met de ontwikkeling van het algemeen prijspeil.
Deelt u de mening dat alle relevante aspecten moeten worden meegenomen in een onafhankelijk onderzoek en dat deze niet op voorhand buiten beschouwing kunnen worden gelaten?
Ja, die mening deel ik.
Waarom heeft u de kritiek op de opzet van het onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) genegeerd?
De KNMvD heeft in haar reactie op de concept onderzoeksvragen waardevolle aanbevelingen gedaan om de vragen aan te scherpen. In dit geval zijn de aanbevelingen van de KNMvD mede reden geweest voor aanpassing van een onderzoeksvraag die ziet op de kostenaspecten en de impact van ketenvorming op de gestegen tarieven. Hierbij is de keuze om een lange periode te onderzoeken in stand gehouden om de mogelijke invloed van het afschaffen van minimumtarieven in 1998 en de invoering van een BTW-plicht voor dierenartsen op de prijs mee te nemen. Zoals in het antwoord op vraag 7 is aangegeven, wordt het rendement ontsloten door enerzijds naar de kosten en anderzijds naar de opbrengsten te kijken. De KNMvD heeft ook aanbevelingen aangedragen die zien op het rendement van een praktijk en de bestemming daarvan. Aanvullend is aan de KNMvD toegelicht dat het onderzoek de prijsontwikkeling van tarieven in de diergeneeskundige zorg in beeld brengt, maar het onderzoek zich niet richt op een oordeel over rechtvaardiging van de prijs of de bestemming van het rendement. Tenslotte is in reactie op de aanbevelingen van de KNMvD toegelicht dat samen met de Minister van EZ een verkenning uitgevoerd wordt naar de mogelijkheden die de overheid heeft om prijzen te reguleren.
Waarom krijgen de ketenpartijen wel de uitkomsten van de eerste bevindingen en de Kamer niet, gezien uw antwoord op eerdere vragen hierover was: «Het economisch onderzoek naar de prijzen in de dierenzorg is complex. Het is van belang eerst een goed en objectief beeld te krijgen van de prijsontwikkeling in de diergeneeskundige zorg en de oorzaken daarvan. Ik wil de eindresultaten van het onderzoek afwachten voor een compleet beeld. Tussentijdse (onvolledige) bevindingen rapporteren is in dat licht niet zin vol en niet opportuun»?
Bij dit soort onderzoeken is het gebruikelijk om de voorlopige resultaten te agenderen in een klankbordgroep om stakeholders de kans te geven op feitelijke onjuistheden te reageren. De eindverantwoordelijkheid voor het onderzoek ligt bij Ecorys als opdrachtnemer. Ecorys bepaalt wat er met de input uit de klankbordgroep wordt gedaan. Ik verwacht u dit najaar te kunnen informeren over het definitieve rapport.
Bent u bekend met het feit dat Evidensia minder open gaat in Drenthe en Groningen en haar dierenzorg verder afbouwt na eerdere sluitingen in Zuid-Holland?2
Ik heb dit via de media vernomen. Er worden op dit moment geen data gerapporteerd van het aantal, de soort en de vestigingsplaats van dierenklinieken in Nederland en de diensten die zij verlenen.
Hoe ziet u als bevoegd gezag toe op voldoende aanbod van betaalbare en bereikbare dierenzorg?
In de Wet dieren is in artikel 4.2 beschreven dat een dierenarts een zorgplicht heeft. Het is aan de beroepsgroep hoe zorg, waaronder de spoedhulp, ingericht wordt en toegankelijk blijft. Bij een recent voorbeeld in Den Haag, waar de beschikbaarheid van de spoedzorg in de vakantieperiode onder druk stond, heeft er op initiatief van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) een gesprek plaatsgevonden met betrokken zorgaanbieders in de regio zodat deze partijen zelf tot een gezamenlijke oplossing kunnen komen. Ik ondersteun dit soort initiatieven vanuit de beroepsgroep van harte.
De Kamer is op 23 december 2022 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de positie en de rol van de dierenarts en de kwaliteitsborging van de diergeneeskundige beroepsuitoefening (Berenschot) en het arbeidsmarktonderzoek (SEO)3. Naar aanleiding van deze twee rapporten is in juli 2023 een proces gestart met de betrokken partijen uit het veterinaire veld. Op 19 juli jl. heb ik de Kamer geïnformeerd4 over het feit dat een visiedocument voor de toekomst van de beroepsgroep is opgesteld en gepubliceerd voor versterking van het veterinaire beroep en het ontwerp van een nieuwe en slagvaardige beroepsorganisatie voor de veterinaire professie5. De verwachting is dat na de zomer een kwartiermaker start met de ontwerpfase. Een sterke en goed georganiseerde beroepsgroep kan acteren op alle relevante maatschappelijke thema’s, waaronder dierenwelzijn, kwaliteitsborging, arbeidsmarkt, maar ook toegankelijke zorg en prijsontwikkeling in de diergeneeskundige zorg.
Bent u bereid de motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 28) alsnog goed en geheel uit te voeren door met een echt onafhankelijk onderzoek te komen?
Het onderzoek naar de prijsontwikkeling wordt onafhankelijk uitgevoerd door het externe bureau Ecorys zoals nader toegelicht in de antwoorden op de vragen 2, 3, 5 en 10. Dit geeft invulling aan genoemde de motie, dat verzocht om onderzoek naar de prijsontwikkeling in de dierenzorg. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de overige moties zoals toegelicht in mijn brief aan de Kamer van 10 juni jl.6.
Wat is de ambitie van het nieuwe kabinet, gezien het feit dat de Kamer zich in meerderheid heeft uitgesproken voor het aan bandenleggen van de macht van private ketens in de dierenartszorg, teneinde het dierenwelzijn te borgen en de aangenomen motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 63) om te komen met maatregelen en/of wetgeving rondom kosten van behandelingen bij dierenartsen?
Ik verwacht dat de Kamer dit najaar geïnformeerd kan worden over zowel de uitkomsten van het onderzoek naar de prijsontwikkeling, de buitenlandanalyse, als de stand van zaken van de verkenning naar de mogelijkheden die de overheid heeft om prijzen en ketenvorming te reguleren. Deze uitkomsten zijn van belang om te bepalen welke vervolgstappen gezet kunnen worden. Op basis van de resultaten zal worden bezien of en zo ja, welke maatregelen nodig en effectief kunnen zijn. Daarbij worden ook de mogelijkheden die de overheid heeft om prijzen en ketenvorming te reguleren meegenomen.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en niet bundelen?
Ja.
Het bericht dat private equity fors investeert in zorg en gezondheid en steeds vaker in gespecialiseerde klinieken investeren |
|
Jimmy Dijk |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Heeft u het bericht gekregen over private equity dat graag investeert in zorg en gezondheid?1 Zo ja wat vindt u daarvan?
Ik heb het bericht gelezen. Van oudsher bestaat ons zorgstelsel uit private partijen. Zorgaanbieders zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor hun financiering. Soms gaan zij daarvoor naar banken, bijvoorbeeld voor een nieuw gebouw. Maar voor andere investeringen, zoals voor digitalisering, kan private equity worden ingezet. Een private equity partij biedt vermogen aan een niet-beursgenoteerde onderneming (in dit geval: de zorgaanbieder). Bij financiering via private equity zie ik risico’s wanneer zorgaanbieders het belang van de patiënt niet meer voorop zetten, maar primair gericht zijn op de financiële belangen, voor eigen gewin. In ons zorgstelsel zien de toezichthouders hierop toe. Ik vind dat private equity organisaties en niet-private equity organisaties te allen tijde het patiënten belang voorop moeten stellen in plaats van het eigen financiële belang. Ik zet daarom de komende periode in op maatregelen om zorgaanbieders aan te kunnen pakken wanneer zij hun eigen financiële belang boven het belang van de patiënten stellen. Ik kom in het eerste kwartaal van 2025 met een wetsvoorstel om integere bedrijfsvoering te borgen. Ook zet ik mij in om de NZa de bevoegdheid te geven om concentraties (fusies/overnames) in de zorg meer inhoudelijk te beoordelen.
Waarom investeert private equity zo graag in zorg, denkt u? Valt er makkelijk winst te halen? Of zijn er andere redenen?
Zorginstellingen hebben vaker dan voorheen behoefte aan alternatieve vormen van financiering. Deels omdat bij de benodigde transities in de zorg, kapitaalverschaffing minder gericht is op investeringen met onderpand (gebouwen etc., waar banken met name op zijn gericht) en meer op andere, meer risicovolle soorten investeringen (digitalisering, kennis en kunde e.d.). Er is dus vraag vanuit zorgaanbieders naar andersoortige financiering dan waar banken op gericht zijn. Daarnaast kan ik mij voorstellen dat door de omvangrijke, en nog verder groeiende vraag naar zorg, investeren in zorg als een redelijke stabiele investering wordt gezien. Desondanks, het overgrote deel van de investeringen in de zorg komt nog steeds vanuit banken.
Tarieven in de zorg komen tot stand in onderhandelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars en zijn deels ook gereguleerd door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Daarnaast houdt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht op de kwaliteit van zorg en zij handhaaft indien wordt beknibbeld op de kwaliteit van zorg. De genoemde werkwijzen en bijpassende regulering maken het naar mijn idee niet makkelijk om overmatige winst te behalen in de zorgsector die ten koste gaat van de patiënt.
Hoe denkt u dat private equity haar winst haalt uit de zorgsector? Wat vindt u hier van? Wat denkt u dat de patiënt dit oplevert?
Winst is het rendement dat private equity investeerders ontvangen voor het beschikbaar stellen van financiële middelen en het risico dat deze financiers daarvoor lopen. In de kern is dat vergelijkbaar met rentebetalingen voor bancaire financiering. De voornaamste bron van rendement voor private equity investeerders is de verkoop van hun investering na een aantal jaren. Een private equity investeerder bindt zich aan een organisatie en kan invloed uitoefenen op het management en daardoor de (maatschappelijke) waarde van de organisatie vergroten. Bijvoorbeeld door de organisatie efficiënter in te richten, zodat de organisatie mogelijk meer tijd aan patiëntenzorg kan besteden en meer patiënten helpen, of meer tijd steken in het opleiden van personeel. Dit kan bijdragen aan de continuïteit van zorg, of de kwaliteit van zorg, waar de patiënt bij gebaat is.
Bent u bezorgd over bovenstaande ontwikkelingen? Heeft u de Co-Med kwestie gevolgd? Wat vindt u daarvan?
Ik maak mij zorgen op het moment dat bestuurders de financiële belangen boven kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg verkiezen. Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 1, wil ik daar iets aan doen.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen bij Co-Med. Overigens voor de goede orde: Co-Med valt niet onder de definitie van private equity. In de brief van 18 april 20242, betreffende de inhoudelijke reactie Rapport «Opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg», wordt een aantal concrete vervolgafspraken genoemd om het toezicht op bedrijfsketens in de huisartsenzorg te verbeteren. Het faillissement van Co-Med onderstreept het belang van deze vervolgafspraken. Een evaluatie van deze casus, om hieruit lessen te trekken voor de toekomst, vind ik van groot belang. Vanwege het nog lopende onderzoek kan deze evaluatie op dit moment nog niet plaatsvinden, maar ik neem het mee in de genoemde vervolgafspraken.
Wanneer gaat u de moties over private equity in de zorg uitvoeren? En vooral hoe? Komt er een verbod op private equity in de zorg?
Ik schaar mij achter de bedoeling van de moties. Die is paal en perk stellen aan excessieve winstuitkeringen in de zorg, en de zorg beschermen tegen die ondernemers die het financieel belang in plaats van het patiëntenbelang voorop stellen. Daarom ben ik van plan om verder te gaan in de lijn van de brief van mijn voorganger over private equity in de zorg3. Die lijn is het treffen van maatregelen die de risico’s dempen van te veel aandacht voor winst, waardoor de maatschappelijke belangen van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg in gevaar komen.
Heeft u in kaart gebracht hoeveel groot het aandeel private equity in de zorg momenteel is? Zo nee, gaat u dit uitzoeken? Zo ja, kunt u die cijfers leveren?
Op 16 april 2024 heeft mijn voorganger u per brief geïnformeerd over een onderzoek dat EY-consulting in opdracht van het ministerie heeft gedaan naar private equity in de zorg4. In dat onderzoek staan de door u gevraagde cijfers. In onderstaande tabel herhaal ik deze cijfers.
Medisch specialistische zorg
~3,75%
~1,16%
VVT
~0,73%
~0,55%
Geestelijke gezondheidszorg
~2,20%
~0%
Gehandicaptenzorg
~0%
~0%
Huisartsenzorg
~<1%
–
Kraamzorg
~20 – 25%
–
Paramedische zorg
~4 – 10%
–
Mondzorg
~19 – 26%
–
Bron: EY, Onderzoek naar private equity in de zorg, 8 april 2024
Kunt u aangeven waarom private equity ook aast op gespecialiseerde klinieken? Heeft u kritiek op deze ontwikkeling? Zo ja, welke?
Zelfstandig behandelcentra (ZBC’s) richten zich op laagcomplexe en planbare medisch specialistische zorg. Daarbij streven zij door hun focus op één of enkele behandelingen en hoge volumes een efficiënte werkwijze en optimale patiëntervaring na. Ik heb geen zicht op individuele afwegingen van zorgaanbieders en investeerders om zich hier wel of niet op te richten. In het algemeen kan wel opgemerkt worden dat het een subsector betreft, die qua aandeel groeit en die zich kenmerkt door nieuwe, op efficiëntie gerichte organisatiemodellen. Ik kan me voorstellen dat die combinatie van groei en vernieuwing in de sector samenhangen met een grotere behoefte aan risicodragende investeringen. Het is goed dat er in de zorg de ruimte bestaat om nieuwe organisatiemodellen te ontwikkelen, die bij kunnen dragen aan een betere toegankelijkheid van de zorg en ook een aantrekkelijk alternatief voor zorgmedewerkers kunnen zijn. Tegelijkertijd is het van belang dat ook nieuwe zorgvormen goede kwaliteit leveren en bijdragen aan de maatschappelijke opgave. Elke zorgaanbieder moet zich daarom houden aan wet- en regelgeving, ook ZBC’s waar een private equity investeerder actief is. De toezichthouders zien daarop toe. Het is verder aan zorgverzekeraars om via hun zorginkoop te sturen op passende tarieven en een evenwichtig zorglandschap. Daarbij vind ik het van belang dat de ontwikkelingen met betrekking tot ZBC’s passen bij de inrichting van het bredere zorglandschap, met krachtige streekziekenhuizen en goede, toegankelijke acute zorg in iedere regio.
Wat gaat u doen om private equity terug te dringen in de zorg en gezondheid?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven, is een verbod op private equity in de zorg niet proportioneel, ook niet in de mondzorg. Wel neem ik een aantal maatregelen om de risico’s van teveel aandacht voor het financieel belang van zorgaanbieders te beperken. Ik wil daarmee aansluiten op de acties zoals aangegeven in de brief van mijn voorganger over private equity in de zorg5.
Hoe gaat u private equity terugdringen in de mondzorg?
Zie antwoord vraag 8.
De extreem lange wachttijden voor EU-ingezetenen bij de Europese grensovergangen |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de kilometerslange files bij de Europese grensovergangen en dat vooral Europese Unie (EU)-ingezetenen de dupe zijn van de extreem lange wachttijden?
Het kabinet is bekend met het feit dat er op sommige momenten in de zomerperiode bij bepaalde Europese grensovergangen langere wachttijden zijn dan gebruikelijk in de rest van het jaar en dat EU-ingezetenen daar hinder van kunnen ondervinden. Deze langere wachttijden zijn typerend voor de betreffende periode van het jaar, waarin veel mensen om toeristische redenen vergelijkbare reispatronen afleggen.
Bent u bereid om bij de Servische, Turkse, Roemeense, Hongaarse, Kroatische, Griekse en Bulgaarse overheden informatie in te winnen over de vraag hoe het kan dat de wachttijden bij de grensovergangen onverminderd lang blijven en ze daarop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Gezien het feit dat de langere wachttijden geen afwijkend fenomeen zijn en geen van de Nederlandse ambassades in bovenstaande landen op grote schaal klachten heeft ontvangen over lange wachttijden, ziet het kabinet geen aanleiding om dit bilateraal op te brengen bij de betreffende autoriteiten.
Heeft u zicht op de vraag in hoeverre de bovengenoemde landen beschikken over voldoende capaciteit en of de beschikbare capaciteit voldoende wordt ingezet? Zo nee, bent u bereid daar informatie over in te winnen?
Het Europees Grens- en Kustwachtagentschap Frontex controleert en beoordeelt de beschikbaarheid van de technische uitrusting, de systemen, de vermogens, de middelen, de infrastructuur en de scholing en opleiding van personeel van de lidstaten die nodig zijn voor het grenstoezicht.1 Indien nodig doet de uitvoerend directeur van Frontex in overleg met de betrokken lidstaat aanbevelingen. De uitkomsten van deze beoordeling zijn vertrouwelijk en het kabinet beschikt daardoor niet over specifieke informatie inzake beschikbare capaciteit voor de uitvoering van het grenstoezicht door bovengenoemde landen.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat de capaciteit soms bewust niet wordt opgeschroefd? Zo nee, waarom niet?
Alle bovengenoemde landen zijn of grenzen aan landen die veel bezochte vakantiebestemmingen zijn en grenzen aan een of meer niet-Schengenlanden. De langere wachttijden betreffen een reguliere piek. Daarnaast hebben de ambassades in genoemde landen geen grote aantallen klachten van Nederlanders ontvangen over lange wachttijden. Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding om de gepercipieerde lange wachttijden op te brengen bij de betreffende autoriteiten.
Welke middelen ontvangen de betreffende landen via de Europese Commissie ter ondersteuning van het grensbeheer en zijn deze middelen effectief?
EU-lidstaten ontvangen voor (buiten)grensbewaking financiële ondersteuning uit hetInstrument voor Grensbeheer en Visa (BMVI). De lidstaten dienen bij de Europese Commissie jaarlijkse prestatieverslagen in. Alle fondsen worden geëvalueerd. Zo vindt de mid-term evaluatie van het BMVI voor december 2024 plaats.2
Kandidaat-lidstaten ontvangen uit het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) financiële ondersteuning voor hun toetredingsproces en de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Vanuit het IPA wordt bijvoorbeeld het EU Action Plan on the Western Balkans gefinancierd, bedoeld voor het verbeteren van migratiemanagement (waaronder grensbeheer) in de Westelijke Balkanregio. Turkije ontvangt ook geld uit het IPA, dat gedeeltelijk wordt ingezet voor grensbeheer. Ook deze projecten worden tussentijds geëvalueerd in opdracht van de Commissie.
Ten slotte verleent Frontex momenteel in alle bovengenoemde landen – behoudens Hongarije en Turkije – operationele bijstand.
Deelt u de mening dat sinds de invoering van de systematische checks van EU-burgers door de grenswachten van de Europese lidstaten aan de buitengrenzen van de Europese Unie, de wachttijden aan de grens voor vakantiegangers enorm zijn opgelopen? Zo nee, waarom niet?
Lidstaten zijn verplicht om elke persoon die de buitengrens overschrijdt aan controles te onderwerpen en daarvoor de benodigde capaciteit beschikbaar te stellen. Deze controles zijn bedoeld ter bescherming van de veiligheid van het Schengengebied en het functioneren van het gebied zonder binnengrenscontroles. Zonder deze systematische controles zouden er risico’s voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid kunnen ontstaan. Lidstaten beschikken over een effectief instrumentarium om bepaalde controles te versoepelen indien er sprake is van onevenredige gevolgen voor het verkeer aan de grens.
Vindt u dat het belang van de systematische check opweegt tegen de opgelopen wachttijden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband aandacht te vragen voor het aanzienlijk verkorten van de wachttijden bij grensovergangen naar of uit Europese landen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het drastisch verbeteren van de capaciteit aan de Europese grensovergangen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Heeft u zicht op de gemiddelde wachttijden aan de Bulgaarse grens tijdens de zomerperiode? Zo nee, bent u bereid dat te achterhalen?
Zoals bij alle grenzen varieert de gemiddelde wachttijd ook bij de verschillende Bulgaarse grenzen. In de zomerperiode kunnen de wachttijden langer zijn vanwege de vakantiedrukte. Het kabinet beschikt niet over actuele informatie over de gemiddelde wachttijden aan de Bulgaarse grens.
Heeft u zicht op het aantal klachten over wachttijden als gevolg van deze regels en over corruptie bij de uitvoering daarvan? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
Ambassades hebben niet op grote schaal klachten ontvangen. Ambassades hebben voor zo ver bekend geen signalen ontvangen over aan wachttijden gerelateerde corruptie.
Bent u bekend met de berichten dat ING1 en eerder de Volksbank2 stoppen met het ondersteunen van contactloze betalingen via hun eigen apps en klanten met een Android-toestel in plaats daarvan enkel Google Pay aanbieden?
Ja.
Bent u in gesprek geweest met deze banken? Is u bekend of ook andere Nederlandse banken deze overstap overwegen?
Banken voeren hun eigen beleid en bepalen zelf of zij contactloos betalen aanbieden via een eigen app of op een andere manier. Ik heb vooraf geen contact met deze banken gehad over de beslissing om te stoppen met het aanbieden van contactloos betalen via de eigen NFC-betaalapp. Navraag bij de Betaalvereniging Nederland wijst uit dat er geen andere Nederlandse banken meer zijn met een eigen NFC-betaalapp voor Android. Drie andere grote banken hebben de overstap naar Google Pay op Android eerder al gemaakt, te beginnen in januari 2020. ING is de laatste bank die voor Android overstapt naar Google Pay.
Wat is de impact op de privacy van Nederlandse gebruikers indien hun betaalverkeer via een softwareoplossing van Google of Apple loopt? Is er effectief toezicht op welke gegevens van gebruikers door deze partijen verzameld, opgeslagen en gedeeld worden? Hoe verhoudt dat zich tot het toezicht op de Nederlandse banken?
Partijen die in Nederland hun diensten aanbieden dienen zich te houden aan de geldende privacywetgeving, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Dit geldt dus zowel voor de Nederlandse banken, als voor partijen zoals Google en Apple. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet erop toe dat partijen zich aan deze wetgeving houden.
Wat betekent deze trend voor de digitale soevereiniteit van Nederland? Hoe gaat de regering voorkomen dat Nederland op het gebied van contactloos betalen op termijn de facto afhankelijk wordt van twee Amerikaanse techreuzen?
Zoals staat geschetst in de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) van 17 oktober jl.3 nemen de afhankelijkheden van partijen buiten de EU toe in het digitale domein. De trend dat Nederlandse banken gebruik maken van diensten van Amerikaanse technologiebedrijven ter ondersteuning van contactloos betalen sluit aan bij deze geschetste probleemanalyse. Tegelijkertijd is niet iedere afhankelijkheid problematisch. Wederzijdse afhankelijkheden vormen de ruggengraat van het open handelssysteem en de internationale samenwerking waar Nederland en de EU veel profijt van hebben en die ons een sterkere geopolitieke positie opleveren. Een vorm van overheidsingrijpen kan echter nodig zijn voor bijvoorbeeld strategische afhankelijkheden waarop een hoog risico bestaat voor leveringsonderbrekingen.4
Om de concurrentie op digitale markten te bevorderen, is de Europese Digital Markets Act (DMA) relevant. Deze verordening, die vanaf mei 2023 van kracht is, richt zich op de allergrootste wereldwijd opererende platforms waar consumenten en ondernemers niet omheen kunnen. Deze platforms worden poortwachters genoemd. De DMA bevat verboden en verplichtingen voor poortwachters die zorgen voor eerlijke marktomstandigheden en meer concurrentie. Een van deze verplichtingen zorgt ervoor dat poortwachters contactloze betalingen mogelijk moeten maken buiten haar eigen digitale portemonnee. Bijvoorbeeld via alternatieve betaalapps van derde partijen. Deze verplichting biedt andere aanbieders de kans om te concurreren met de betaaldienst van de poortwachters. Concurrentie tussen deze diensten komt ten goede aan de keuzevrijheid en prijzen voor consumenten. Het kabinet is daarom blij dat deze verplichting in de DMA is opgenomen.
Daarnaast geldt nog steeds dat consumenten ook contactloos kunnen betalen zonder gebruik te maken van Apple Pay of Google Pay. Dit kunnen zij doen door gebruik te maken van de betaalpassen die banken standaard aan hun klanten verstrekken, of via andere betaalmethoden zoals iDeal, waarvan sommige winkeliers ook gebruik maken.
Ten slotte zijn er twee andere initiatieven om het Europese betalingsverkeer verder te ontwikkelen en afhankelijkheden van niet-EU-landen te verminderen. Allereerst wordt er gewerkt aan de mogelijke introductie van een digitale euro. Het doel van de digitale euro is om tot een pan-Europees publiek betaalmiddel te komen, dat zoveel mogelijk gestoeld is op Europese partijen en technologieën. Indachtig de oproep van uw Kamer, zet ik mij tijdens de Europese onderhandelingen voortdurend in voor een duidelijke geopolitieke strategie bij het ontwerp van een mogelijke digitale euro. Daarnaast werkt de sector samen binnen het European Payments Initiative (EPI), waarin een aantal Europese banken, waaronder ook Nederlandse banken, nieuwe private betaalmethodes ontwikkelen. Voorbeelden daarvan zijn de verdere uitrol van iDeal in Europa en de introductie van een EPI digitale wallet voor klanten (Wero). Ook hier speelt het afbouwen van afhankelijkheden een rol.
Deelt u de mening dat nu het ook voor iPhone-gebruikers mogelijk gaat zijn om contactloos te betalen zonder Apple Pay te gebruiken3 , consumenten zo veel mogelijk in staat gesteld moeten worden om contactloos te kunnen betalen middels de software van hun eigen bank?
Het bieden van keuzevrijheid aan consumenten door concurrentie te bevorderen is één van de hoofddoelen van de DMA. Apple moet ervoor zorgen dat iPhone-gebruikers ook buiten haar eigen betaaldienst hun betalingen kunnen doen. Apple is namelijk aangewezen als poortwachter en de DMA bevat de verplichting tot het mogelijk maken van contactloze betalingen via alternatieve apps. Dit zet de deur open voor andere aanbieders van betaaldiensten. Dat kunnen applicaties van banken zelf zijn, maar ook van derde partijen. Of derde partijen ook gebruik gaan maken van deze mogelijkheid, is een keuze die zij zelf maken. Het kabinet verwelkomt meer concurrentie, omdat het zorgt voor meer keuzevrijheid en lagere prijzen voor consumenten.
Ziet u in het licht hiervan het nut van de adoptie van een algemeen (open) contactloos betaalprotocol voor banken op Nederlands of Europees niveau? Zo ja, hoe gaat u hierop inzetten?
Zoals hiervoor aangegeven hebben consumenten de mogelijkheid om ook zonder Google Pay of Apple Pay contactloos te betalen via hun betaalpas en hebben derde partijen met de komst van de Digital Markets Act de mogelijkheid gekregen om deze betaaldienst ook aan te gaan bieden. Daarnaast heb ik hiervoor geschetst dat er al wordt gewerkt aan nieuwe betaaloplossingen via een mogelijke digitale euro en het European Payments Initiative. Daarom zie ik op dit moment geen noodzaak voor een algemeen contactloos betaalprotocol voor banken.
Het bericht “Topman Franse centrale bank slaat alarm: ‘Zeer negatieve schok’” |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Topman Franse centrale bank slaat alarm: «Zeer negatieve schok»»1? Wat is uw reactie op dit artikel?
Ik ben bekend met dit artikel. Ik deel de zorgen van de heer Villeroy de Galhau met betrekking tot de hoogte van het begrotingstekort in Frankrijk. Het is momenteel onbekend welk beleid Frankrijk gaat voeren na de recente parlementsverkiezingen. Monitoring van het Franse begrotingsbeleid zal binnen de Europese Unie plaatsvinden in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact.
Bent u eveneens bezorgd over de begrotingstekorten en staatsschuld in een aantal Europese landen, met name ook in grote landen als Frankrijk en Italië? Wat vindt u van deze zorgelijke situatie die grote impact kan hebben op de eurozone en Nederland?
Het kabinet onderstreept het belang van houdbare overheidsfinanciën en deelt de noodzaak om hoge schulden en tekorten in lidstaten terug te dringen. Het kabinet erkent dat de Europese begrotingsregels in het verleden onvoldoende hebben geleid tot schuldafbouw door lidstaten met hoge schulden en dat lidstaten onvoldoende financiële buffers hebben opgebouwd om economische en financiële schokken op te vangen. Het kabinet is van mening dat de herziene begrotingsregels waarborgen bevatten voor ambitieuze schuldafbouw, structurele hervormingen en dat de regels investeringen stimuleren om de economie te versterken en handhaving van de regels versterken. Het kabinet zal zich inzetten voor een gedegen implementatie van de herziene Europese begrotingsregels. In dat kader verwelkomt het kabinet dat de Ecofinraad op 16 juli jl. buitensporige tekorten heeft vastgesteld in zeven lidstaten. De Commissie publiceert in het najaar voorstellen voor Raadsaanbevelingen voor de correctie van deze buitensporige tekorten.2
Wat zijn de gevolgen voor de euro en de financiële markten, want met name voor de stabiliteit en toekomstbestendigheid van de euro is het van groot belang dat alle landen in de Europese Unie een deugdelijk begrotingsbeleid hebben? Wat zijn de gevolgen voor de rente en de inflatie?
Het uitroepen van de parlementsverkiezingen in Frankrijk is gepaard gegaan met een negatieve reactie op financiële markten, waarbij het renteverschil (spread) tussen Frankrijk en Duitsland is opgelopen tot het hoogste niveau sinds 2017. Inmiddels zijn financiële markten gestabiliseerd en is de spread tussen Frankrijk en Duitsland afgenomen, alhoewel deze wel hoger blijft dan voor het uitroepen van de parlementsverkiezingen. Derhalve lijken de risico’s voor de financiële stabiliteit momenteel beperkt.
Expansief begrotingsbeleid in de huidige macro-economische context leidt ertoe dat het begrotingsbeleid geen ondersteunende rol speelt in het streven van de ECB om de inflatie terug naar haar 2%-doelstelling te brengen. In dit kader heeft het Europees Begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB) ook opgeroepen om in de eurozone als geheel verkrappend begrotingsbeleid te voeren.3 De noodzaak voor een geleidelijke en aanhoudende begrotingsconsolidatie in de eurozone, gezien de noodzaak om de hoge tekorten en schulden terug te dringen, is op 15 juli jl. onderschreven door de Eurogroep.4 De begrotingsopgave die volgt uit het herziene Stabiliteits- en Groeipact en die in het najaar door de Raad aan de lidstaten aanbevolen zal worden sluit hier naar verwachting ook bij aan.
Wat zijn de mogelijke gevolgen voor Nederland als begrotingstekorten in de eurozone te hoog blijven? Wat zijn daarnaast de effecten voor Nederland als staatsschulden blijvend te hoog zijn?
Lidstaten binnen de Economische en Monetaire Unie (EMU) zijn nauw verweven. De EMU beslaat de gehele EU en de begrotingsregels zijn van toepassing op alle lidstaten. Deze nauwe verwevenheid in combinatie met hoge schulden in een aantal lidstaten maakt dat de EMU kwetsbaar is voor schokken. Hoge schulden maken overheden kwetsbaar voor mogelijke renteschokken en kan leiden tot twijfel bij financiële markten of overheden in de toekomst kunnen voldoen aan hun financiële verplichtingen. Daarnaast beperken hoge schulden de ruimte voor overheden om te reageren op een crisis. Een asymmetrische schok in een lidstaat kan door de verwevenheid binnen de EMU financiële en economische gevolgen hebben voor andere lidstaten, waaronder Nederland, bijvoorbeeld via onderlinge kapitaal- en handelsstromen, onderlinge blootstellingen van financiële instellingen en regelingen voor financiële steun en risicodeling binnen de EU en de eurozone.
Op welke manier zorgen de hernieuwde afspraken in het Stabiliteits- en Groeipact ervoor dat landen meer gaan doen om het begrotingstekort terug te dringen? Zijn deze afspraken nu voldoende afdwingbaar? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat de herziene begrotingsregels aanknopingspunten bieden voor verbeterde naleving en handhaving. Ten eerste zijn de herziene begrotingsregels landspecifiek, risicogebaseerd en anticyclisch, wat het nationaal eigenaarschap van lidstaten moet bevorderen. Ten tweede bevatten de regels waarborgen voor ambitieuze schuldafbouw en tekortreductie. Deze waarborgen gelden als ondergrens voor de ambitie van het raamwerk. Ten derde bevatten de herziene begrotingsregels prikkels voor structurele hervormingen en investeringen, wat ook kan bijdragen aan schuldhoudbaarheid. Ten vierde is de handhaving van de regels versterkt in de herziene begrotingsregels. Zo worden jaarlijkse en cumulatieve afwijkingen van het door de Raad vastgestelde uitgavenpad bijgehouden in een controlerekening. Daarnaast is de rol voor het Europees Begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB) versterkt en verankerd in wetgeving. Ook wordt de schulduitdaging van lidstaten als verzwarende relevante factor meegewogen bij het vaststellen en corrigeren van buitensporige tekorten.
Het kabinet blijft zich inzetten voor een gedegen implementatie van de herziene Europese begrotingsregels. In dat kader verwelkomt het kabinet dat de Ecofinraad op 16 juli jl. buitensporige tekorten heeft vastgesteld in zeven lidstaten. De Commissie publiceert in het najaar voorstellen voor Raadsaanbevelingen voor de correctie van deze buitensporige tekorten.
Besluiten binnen het Stabiliteits- en Groeipact worden conform het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genomen door de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie. Dat betekent dat geen sprake is van automatisme bij de implementatie van de herziene afspraken. De effectiviteit van de herziening zal zich de komende tijd in de praktijk moeten bewijzen. Nederland zal zich vanzelfsprekend inzetten voor een gedegen implementatie van de herziene begrotingsregels door de Commissie en de Raad.
In hoeverre deelt u de twee «gouden regels» van de topman van de Franse centrale bank dat bedrijven moeten kunnen blijven concurreren en dat tekorten niet op kunnen blijven lopen?
Het kabinet deelt deze uitgangspunten van dhr. Villeroy de Galhau. Het kabinet blijft zich inzetten voor een gedegen implementatie en handhaving van de herziene begrotingsregels. Verder deelt het kabinet het belang van het versterken van het concurrentievermogen van bedrijven in Nederland en de EU. Hierbij deelt het kabinet de uitspraak van dhr. Villeroy de Galhau om te vertrouwen in werk en innovatie, welke in Europees verband kunnen worden ondersteund door middel van verdere verdieping van de interne markt en kapitaalmarktunie, en door verstandig nationaal economisch beleid dat in de EU gecoördineerd wordt via het Europees Semester.
Op welke manier agendeert dit kabinet in de Europese Unie het belang van gezonde overheidsfinanciën en concurrentie?
Gezonde overheidsfinanciën en concurrentievermogen zijn volgens het kabinet essentieel voor duurzame economische groei en stabiliteit. Het kabinet agendeert doorlopend het belang van gezonde overheidsfinanciën. Daarmee zet dit kabinet de lange Nederlandse traditie voort. Bijvoorbeeld in de recent afgeronde onderhandelingen over de herziene begrotingsregels en de implementatie van die regels en bij de recente bespreking over het begrotingsbeleid voor 2025 in de Eurogroep. In de verschillende Europese gremia zet het kabinet onder andere in op versterking van het EU concurrentievermogen door gebruik te maken van het gehele EU-beleidsinstrumentarium. Het is van belang om binnen de overeengekomen financiële kaders de juiste randvoorwaarden te bieden voor versterking van het concurrentievermogen. Zo dient er onder meer aandacht te zijn voor verdieping van de interne markt en kapitaalmarktunie, structurele hervormingen, voldoende gekwalificeerd personeel en vermindering van administratieve bedrijfslasten.
Welke stappen onderneemt het kabinet om ook in Nederland het begrotingstekort terug te dringen en om te zorgen dat bedrijven kunnen blijven concurreren?
Het kabinet erkent in het Hoofdlijnenakkoord het belang van solide begrotingsbeleid. Het kabinet respecteert de referentiewaarden voor tekort en schuld zoals vastgelegd in het Europese Stabiliteits- en Groeipact en de Wet Hof. Om gezonde overheidsfinanciën te realiseren wil het kabinet de overheidsuitgaven en -inkomsten beheersen. Dit betekent onder andere dat de budgettaire reeksen uit het Hoofdlijnenakkoord leidend zijn voor het realiseren van de afspraken uit het akkoord. Volgens de doorrekening van het CPB leiden de maatregelen zoals gepresenteerd in het Hoofdlijnenakkoord tot een saldoverbetering van 0,6% bbp in 2028. Hiermee komt het saldo naar verwachting uit op –2,7% bbp in 2028. De schuld blijft naar verwachting ruim onder de 60% bbp, met 51,8% bbp in 2028. De ramingen van het kabinet zullen in de Miljoenennota op Prinsjesdag worden gepresenteerd.
Naast gezonde overheidsfinanciën erkent het kabinet ook het belang van een sterke concurrentiepositie, zowel van Nederland als Europa, voor onze welvaart. De Nederlandse economie staat er goed voor. Tegelijkertijd ziet dit kabinet uitdagingen, waaronder op het vlak van geopolitieke spanningen en productiviteit. Het kabinet wil daarom verschillende stappen ondernemen om het verdienvermogen te verbeteren. Zo zet het kabinet in op een stabiel ondernemingsklimaat, een sterke Europese interne markt en een succesvolle energietransitie. In het regeerprogramma zal het kabinet hier nader op ingaan.
In het licht van het artikel dient wel de kanttekening geplaatst te worden dat de Franse en Nederlandse overheidsfinanciën bepaald niet één op één met elkaar te vergelijken zijn. Ter illustratie: de Europese Commissie raamt voor Frankrijk een EMU-saldo van –5,3% bbp en een EMU-schuld van 112,4% bbp in 2024, terwijl het saldo en de schuld in 2024 voor Nederland, volgens de raming van de Europese Commissie, –2,0% bbp en 47,1% bbp (respectievelijk) bedragen. Ook de structuur van de Franse en Nederlandse economieën zijn verschillend. Zo ligt in Nederland de werkloosheid in 2024 naar verwachting op 3,9%, terwijl deze in Frankrijk 7,7% bedraagt.5 Het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking was in Nederland in 2023 31% hoger dan in Frankrijk6.
Het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken tijdens de EU verkiezingen |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken op sociale media met als doel de Europese verkiezingen van 2024 te beïnvloeden?1
Ja, hiermee zijn we bekend.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Heimelijke beïnvloeding ondermijnt onze democratische rechtsstaat en het vertrouwen in onze democratische instituties. Daarmee vormt het een bedreiging voor onze nationale veiligheid. Het is voor het kabinet van groot belang om dreigingen tegen onze samenleving tegen te gaan.
Beamen de AIVD, MIVD en NCTV de resultaten van het onderzoek volledig? Met hoeveel zekerheid is te zeggen dat in Nederland niet op dezelfde schaal campagnes zijn gevoerd door buitenlandse mogendheden tijdens de verkiezingen van 2024?
Onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.2 Het netwerk ontdekt door Trollrensics was actief in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Nederland werd het niet waargenomen. Dit netwerk past in het normbeeld waarbij Rusland voortdurend probeert westerse beeld- en besluitvorming te beïnvloeden ten gunste van Rusland, maatschappelijke tegenstellingen probeert aan te wakkeren en te versterken en onderlinge eenheid te ondermijnen. In de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD is te lezen dat Rusland zijn heimelijke beïnvloedingsactiviteiten vooral op grote Europese landen richt. Dat betekent niet dat er geen risico is voor Nederland op heimelijke beïnvloeding vanuit Rusland. Rusland stelt zich in deze opportunistisch op en is in staat om in te spelen op zich voordoende kansen in kleinere landen. Bovendien kunnen beïnvloedingscampagnes tegen bondgenoten ook indirect gevolgen hebben voor Nederland.
Hebben de AIVD en MIVD signalen opgevangen dat soortgelijke desinformatiecampagnes in Nederland zijn gevoerd tijdens de verkiezingen van 2024? Zo ja, zijn deze effectief bestreden? Wat was de schaal van deze campagne(s)?
De diensten hebben een divers instrumentarium om heimelijke beïnvloeding te onderzoeken en waar nodig de samenleving, instanties en/of personen te alerteren. Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen naar waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al dan niet onderzoek naar doen. Het is voor het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten immers van doorslaggevend belang dat zij in het belang van onze nationale veiligheid, geheimhouding en bronbescherming waarborgen. U kunt ervan uitgaan dat de diensten hun wettelijke bevoegdheden kunnen en zullen inzetten om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en waar mogelijk, tegen te gaan.
Draagt Nederland als wereldwijde host van online diensten, waaronder servers die gebruikt worden in Russische desinformatiecampagnes zoals recent bevestigd door de AIVD2, een bijzondere verantwoordelijkheid in het bestrijden van desinformatie? Zo ja, hoe kan hier effectief tegen worden opgetreden met respect voor de privacy van onschuldige internetgebruikers?
Aanbieders van hostingdiensten (inclusief online platformen) hebben bepaalde verantwoordelijkheden voor de informatie die zij hosten, die nader beschreven staan in de Digitaledienstenverordening (DSA). Dit betekent onder andere dat wanneer desinformatie de vorm heeft van illegale inhoud de DSA diverse bepalingen bevat die aanbieders van hostingdiensten een verantwoordelijkheid geven in de bestrijding daarvan. Artikel 6 DSA bepaalt dat aanbieders van hostingdiensten in beginsel niet aansprakelijk zijn voor informatie die gebruikers op hun servers plaatsen en opslaan. Zodra zij er echter kennis van krijgen dat ze illegale inhoud hosten, dan zijn ze verplicht om prompt te handelen en die inhoud te verwijderen of de toegang ertoe te blokkeren. Doen ze dat niet, dan kan de Europese Commissie, als toezichthouder van de DSA, ze wél aansprakelijk stellen voor die illegale inhoud. De DSA verplicht hen ook om meldingen van illegale inhoud mogelijk te maken en verduidelijkt dat dergelijke meldingen leiden tot kennis in de zin van artikel 6 (artikel 16, derde lid). Daarmee is er niet alleen een verplichting maar ook een prikkel om dat soort meldingen op te volgen.
Een puur hostingsbedrijf kan veelal niet ingrijpen op het niveau van specifieke inhoud van internetgebruikers, maar wel op het niveau van een hele server of website. Bijvoorbeeld door die ontoegankelijk te maken. Ingrepen door hostingbedrijven zijn daardoor over het algemeen minder proportioneel dan ingrepen door de website-eigenaar of de dienst die op de servers van het hostingbedrijf draait.
Niet alle desinformatie is illegaal. Niettemin kan het schadelijk zijn. Voor die gevallen bevat de DSA verplichtingen voor zeer grote online platformen. Zeer grote online platformen zoals X moeten daardoor in aanvulling op de verplichtingen waar alle aanbieders van hostingdiensten aan dienen te voldoen, verantwoordelijkheid nemen tegen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld in de vorm van niet-authentieke manipulatie van die diensten, op hun platformen. Dit probleem moet Europa-breed en bij de bron worden aangepakt. Artikel 34 en 35 van de DSA, die betrekking hebben op risicobeoordeling en risicobeperking, verplichten sociale media platforms als X of Facebook om maatregelen te nemen tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag en desinformatiecampagnes. Het is de Europese Commissie die hierop toezicht houdt vanuit de Digital Services Act (DSA). Meer informatie over de wijze waarop de Europese Commissie dit heeft ingevuld rondom de Europese Parlementsverkiezing is te vinden in het recentelijk gepubliceerde rapport hierover.4
Zijn er nog andere voorbeelden bekend waar Nederland een faciliterende rol speelde in beïnvloedingscampagnes gericht op andere landen? Hoe wordt dit ondervangen?
Nederland is een belangrijk knooppunt in mondiale digitale netwerken en infrastructuur. Het is voor veel statelijke actoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur, omdat deze van hoge kwaliteit is en eenvoudig is in te zetten. De AIVD, MIVD en NCTV waarschuwen daarom al langer voor het risico van misbruik van Nederlandse infrastructuur door statelijke actoren.5 Het is een belangrijke bevoegdheid en tegelijkertijd een taak van de AIVD en de MIVD om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en tegen te gaan. Ook als de beïnvloeding in een ander land plaatsvindt en gebruik maakt van Nederlandse infrastructuur. Op 9 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verstoring van een Russische digitale beïnvloedingsoperatie, gericht op de beïnvloeding van het publieke debat in de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze beïnvloedingsoperatie werd gebruik gemaakt van een server in Nederland. De MIVD rapporteerde in 2022 over routers die door de Russische militaire inlichtingendienst (Glavnoje Razvedyvatelnoje Oepravlenije, GROe) gebruikt worden als aanvalsinfrastructuur en de verstoring van dat netwerk.6 In 2023 zag de MIVD dat Russische actoren gebruik blijven maken van gehackte infrastructuur van onschuldige gebruikers ten behoeve van digitale spionage-, sabotage- en beïnvloedingsactiviteiten.7
Het is van belang om de Nederlandse ICT-infrastructuur in generieke zin weerbaarder te maken tegen misbruik, daarom zet het kabinet in op de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Strategie.8
Doet de regering uws inziens voldoende om desinformatiecampagnes in Nederland als ook beïnvloedingscampagnes die gehost worden vanuit Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie, die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden, beschreven wat zij deed en welke nieuwe acties zij voornemens zijn te ondernemen. Deze acties zijn onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie.9
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Zijn er tijdens de Europese verkiezingen in 2024 aanvullende maatregelen genomen om desinformatienetwerken tegen te gaan? Zo ja, welke en bleken deze effectief? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn maatregelen genomen in aanvulling op reeds bestaande maatregelen, zowel in samenwerking op Europees niveau, als aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) heeft netwerken van statelijke actoren tijdens de Europese verkiezingen beter in beeld gebracht door deze te identificeren en hierover artikelen te publiceren op de website EUvsDisinfo.10
De Europese Commissie heeft met enkele van de sociale media platformen, NGO’s en nationale toezichthouders, waaronder de ACM, een zogenoemde «stresstest» gevoerd. Hierbij testte de Commissie samen met de platformen of zij klaar waren voor heimelijke verkiezingsbeïnvloeding, zoals desinformatienetwerken, op hun platform en hoe daarmee om te gaan.11 Verder heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (VLOPS en VLOSE) inzake de beperking van systeemrisico’s voor verkiezingsprocessen.12 Sinds de inwerkingtreding van de DSA is de ACM in Nederland aangewezen als digitaledienstencoördinator. Bij de afgelopen EP-verkiezing was de ACM betrokken bij onder andere de verkiezingstafel.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt samen met andere EU-lidstaten via mechanismen zoals het Rapid Alert System (RAS), de voor de verkiezingen ingestelde geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE) om informatie en acties te coördineren en de weerbaarheid te vergroten.
Op nationaal niveau neemt het Ministerie van BZK tijdens de verkiezingen standaard extra maatregelen om de effecten van desinformatienetwerken te verminderen.13 Dit gaat op de eerste plaats om begrijpelijke en transparante communicatie over het verkiezingsproces en de stemprocedure. Als burgers weten hoe het verkiezingsproces werkt, zijn ze minder vatbaar voor desinformatie over dit onderwerp. Daarnaast organiseerde het Ministerie BZK wederom een verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners (Politie, OM, ACM en betrokken ministeries), waar mogelijke risico’s worden besproken die ondermijnend zijn voor het verkiezingsproces. Verder organiseerde het ministerie een webinar voor gemeenteambtenaren waar specifiek is ingegaan op het tegengaan van desinformatie.
Tot slot kan het Ministerie van BZK in bijzondere gevallen haar trusted flagger status inzetten, waardoor meldingen door sociale media platformen met prioriteit worden behandeld. De sociale mediabedrijven maken hierbij altijd hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of actie gerechtvaardigd is. Het ministerie heeft geen bevoegdheid bepaalde content te laten verwijderen. Deze status is voor de EP-verkiezing eenmalig ingezet bij het platform X om een algemene waarschuwing te geven dat er wellicht valse berichten worden verspreid over het verkiezingsproces. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de evaluatie van de EP-verkiezingen. De Minister van BZK streeft ernaar deze evaluatie begin november aan uw Kamer toe te sturen.
Uit rapporten van de onder de DSA opgerichte Europese digitaledienstenraad en de EDMO (het factcheckers consortium) Task Force blijkt dat er, ondanks pogingen van desinformatienetwerken, geen grote of structurele problemen zijn geweest bij de Europese verkiezingen.14 Ook de nieuwe, onder de DSA opgerichte, Europese digitaledienstenraad concludeert op dit moment dat er geen grootschalige of systemische incidenten hebben plaatsgevonden waardoor het verloop van de Europese verkiezingen is verstoord.15
Biedt de bestaande Europese wet- en regelgeving, met name via de Digital Services Act, voldoende mogelijkheden om op te treden tegen desinformatiecampagnes? Welke nationale en Europese maatregelen zijn er verder nog nodig om desinformatie effectief te bestrijden?
Ja, de desinformatiecampagnes zoals omschreven in het onderzoek van Trollrensics, vonden plaats op X. Dit platform geldt als een zeer grote online platform en valt sinds augustus 2023 onder de DSA. De DSA bevat verschillende bepalingen over inhoudsmoderatie door aanbieders van online tussenhandeldiensten. Volgens de definitie van het begrip «inhoudsmoderatie» (artikel 3, onderdeel t, van de DSA) gaat het dan om zowel illegale inhoud als om informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden die de aanbieder toepast, bijvoorbeeld omdat hij deze onwenselijk of schadelijk acht. Desinformatie kan zowel de vorm aannemen van illegale inhoud als schadelijke inhoud. In het geval van het laatste, kan desinformatie en andere schadelijke inhoud vallen onder contractuele beperkingen die in de algemene voorwaarden opgenomen zijn. Daarnaast kan desinformatie ook vallen onder zogenaamde «systeemrisico» zoals beschreven in artikel 34 van de verordening. Tegen dergelijke schadelijke inhoud moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken.
Aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines moeten daarom, bij de beoordeling van systeemrisico’s, bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten (kunnen) worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie en gecoördineerde desinformatiecampagnes, te verspreiden of versterken. Het is vervolgens aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder om toezicht te houden op zeer grote online platformen en onlinezoekmachines. Bij het treffen van maatregelen moeten platformen de rechten van burgers beschermen, zoals het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting.
Daarnaast is uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die wij nemen in de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.16 Het Ministerie van BZK heeft opdracht gegeven tot een brede verkenning waarin wordt onderzocht hoe de kwaliteit van het open publieke debat beter kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt onderzocht welke kwetsbaarheden het open publieke debat kent, waaronder de wijze waarop desinformatie de Nederlandse democratische rechtsstaat kan ondermijnen en welke interventies het open publieke debat beter kunnen beschermen. Over dit onderzoek en de eerste resultaten wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd.
Doen grote online platforms volgens u voldoende om desinformatiecampagnes op hun kanalen te bestrijden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, van welke online platforms verwacht u meer actie en is de Digital Services Act, onder andere, voldoende uitgerust om hen hiertoe te dwingen?
De DSA verplicht zeer grote online platforms en zoekmachines om tenminste jaarlijks een risicobeoordeling te verrichten om te onderzoeken of hun diensten vatbaar zijn voor systeemrisico’s. De verspreiding van desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Indien dergelijke systeemrisico’s aanwezig zijn, moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken. Dergelijke maatregelen kunnen de aanpassing van hun diensten, online-interfaces, algemene voorwaarden inhoudsmoderatieprocedures, algoritmische systemen of aanbevelingssystemen omvatten.
Het is nu nog te vroeg om volledig te kunnen vaststellen of zeer grote online platforms en zoekmachines voldoende maatregelen nemen om systeemrisico’s, waaronder de verspreiding van desinformatie, te mitigeren. Dat oordeel is in de eerste plaats aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder. In het geval van niet-naleving van de bepalingen door zeer grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines kan de Europese Commissie handhavingsmaatregelen. Zo kan de Europese Commissie bijvoorbeeld een maximale boete opleggen tot 6% van de wereldwijde omzet van een zeer groot online platform.
De Europese Commissie is voortvarend gestart met het toezicht, ook op de verplichtingen van artikel 34 en 35 DSA. Op 18 december 2023 is ze een formele procedure gestart tegen X. Onder meer omdat ze twijfelt aan de doeltreffendheid van de maatregelen die X neemt ter bestrijding van desinformatie. Deze procedure loopt nog. Op 12 juli j.l. heeft de Europese Commissie zijn voorlopige bevindingen naar X gestuurd.17 Daarnaast is ze een formele procedure gestart tegen Meta. De systeemrisico-analyses van Meta, de risico’s van desinformatie, en de maatregelen die Meta daartoe heeft genomen zijn onderdeel van die procedure.18 Wij volgen de voortgang van deze procedures en ondersteunen de Europese Commissie waar nodig in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA.
Welke stappen gaat u nemen om samen met uw ambtsgenoten in de EU op te treden tegen deze vorm van buitenlandse verkiezingsbeïnvloeding? Bepleit u samen met hen een gezamenlijke boodschap richting de nieuwe Europese Commissie?
Het hoofdlijnenakkoord omschrijft dat de overheid zich inzet om de maatschappij weerbaar te maken tegen desinformatie. Dit belang dragen we ook in de EU uit. Het kabinet staat in EU verband in nauw contact met andere landen waar het buitenlandse beïnvloeding betreft. Concrete voorbeelden hiervan zijn het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European cooperation network on elections (ECNE). In deze gremia zijn onder andere signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Leden van de Europese lidstaten doen mee om de negatieve impact van desinformatie zo effectief mogelijk aan te pakken en van elkaar te leren. Via deze wegen worden ook FIMI-campagnes19 gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Waar nodig wordt gekeken naar een gezamenlijke reactie. Nederland participeert actief, o.a. door via het Rapid Alert System vertaalde versies van de Rijksbrede Strategie en de Kamerbrief Weerbaarheid Verkiezingsproces te delen.
De nieuwe Europese Commissie zal op het onderwerp desinformatie nieuwe stappen willen zetten. Dat blijkt uit de politieke richtlijnen van de herkozen Commissievoorzitter.20 Het is nu aan de Commissie om binnen hun mandaat met nieuwe voorstellen te komen. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Piri en Paternotte over het in de Europese Raad pleiten voor onderzoek naar buitenlandse inmenging in de Europese Parlementsverkiezingen?3
Deze motie is uitgevoerd. De Minister-President heeft tijdens de informele Europese Raad van 17 juni 2024 zijn zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.22 De Minister-President gaf daarbij aan dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Kunt u de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Gokverslavingen door illegale gokreclames en de negatieve rol die illegale gokbedrijven hierin spelen |
|
Michiel van Nispen , Mirjam Bikker (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Struycken |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel van De Groene Amsterdammer «Gokbedrijven richten hun reclame op jongeren»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op het diepgravende onderzoek dat De Groene Amsterdammer in samenwerking met de Data School (Universiteit Utrecht) heeft gedaan, waaruit blijkt dat gokbedrijven op grote schaal illegaal bezig zijn door reclames specifiek te richten op jongeren?
Met het verbod op ongerichte reclame zijn vergaande regels gesteld om tegen te gaan dat kwetsbare groepen, waaronder in het bijzonder personen onder de 24 jaar, reclames voor online kansspelen te zien krijgen.2 De Kansspelautoriteit (Ksa) ziet toe op de naleving hiervan en handhaaft waar nodig. Daarbij kunnen ook onderzoeken als dat van de Groene Amsterdammer behulpzaam zijn. De Groene Amsterdammer heeft 35.592 advertenties verzameld. In de verantwoording bij het onderzoek staat beschreven dat circa twee procent van de personen die deze 35.592 gokadvertenties zagen achttien tot en met 24 jaar waren. Bij 281 van deze advertenties, die zich volgens het onderzoek op achttien tot en met 24-jarigen richtten, was 19,2 procent van de bereikte personen achttien tot en met 24 jaar.3 Het in uw vraag genoemde percentage van zestig procent kan ik daarom niet plaatsen.
Het is onverminderd van belang te voorkomen dat minderjarigen (personen met de leeftijd tot achttien jaar) en jongvolwassenen (personen met de leeftijd van achttien tot 24 jaar) worden blootgesteld aan reclame voor (online) kansspelen. De hersenen van minderjarigen en jongvolwassenen zijn nog volop in ontwikkeling, waardoor zij de risico’s van hun gedrag niet goed kunnen inschatten. Dit maakt hen een bijzonder kwetsbare groep. Het is daarom voor minderjarigen verboden te gokken. Ook voor jongvolwassenen geldt dat extra bescherming nodig is. Daarom bevat de wet- en regelgeving extra verplichtingen en verboden om minderjarigen en jongvolwassenen te beschermen, zoals het verbod op het inzetten van rolmodellen voor gokreclame, het verbod op ongerichte reclame en het hebben van specifiek verslavingspreventiebeleid voor deze doelgroep.4
Wat vindt u ervan dat 60 procent van de gokreclames terecht komt bij jongeren terwijl er wettelijk is bepaald dat dit slechts 5 procent mag zijn, en dat maar liefst 2 miljoen jongvolwassenen zijn bereikt met deze online reclame?
Zie antwoord vraag 2.
Laat dit hoge percentage ook wat u betreft zien dat gokbedrijven zich evident niet aan de wetgeving houden omdat zij niet doorlopend monitoren waar hun reclames terechtkomen en bovendien geen pogingen nemen om dit percentage omlaag te brengen?
Vergunde aanbieders moeten ervoor zorgen dat jongvolwassenen zo veel als mogelijk gevrijwaard blijven van gokreclames. Dit betekent dat zij hun contracten met reclame- en marketingpartijen zodanig moeten inrichten dat de wet- en regelgeving wordt nageleefd. Ongerichte wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen op afstand via internet en mediadiensten op aanvraag (zoals aanbieders waarbij op aanvraag films, series of TV-programma’s gekeken kunnen worden) zijn verboden en alleen bij uitzondering toegestaan wanneer aan strikte, cumulatieve voorwaarden is voldaan. Het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen schrijft voor dat de vergunninghouder vooraf de best beschikbare maatregelen treft om te voorkomen dat een wervings- of reclameactiviteit personen in de leeftijdscategorie tussen achttien en 24 jaar bereikt, en achteraf met de best beschikbare technieken aan kan tonen dat hier in tenminste 95% van de gevallen aan is voldaan.5 Op het moment dat hier niet aan wordt voldaan, vergt dit aanpassing voorafgaande aan een volgende reclameactiviteit. De Ksa houdt toezicht op de naleving van de regels.
Wat vindt u ervan dat nota bene het Staatsbedrijf Holland Casino zelfs de grootste overtreder van de wet is door illegaal reclame te richten specifiek op jongeren?
Ik beantwoord deze vraag mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst. Hij is namens de Staat aandeelhouder van Holland Casino. Vanuit het aandeelhouderschap wordt van een staatsdeelneming als Holland Casino verwacht dat zij zich houdt aan de wet- en regelgeving en daarin een voorbeeldrol vervult voor de kansspelsector. Dat volgens het onderzoek van De Groene Amsterdammer juist Holland Casino de grootste overtreder was van de wet die reclame gericht op jongeren moet tegengaan past hier absoluut niet bij.
Het Ministerie van Financiën heeft Holland Casino indringend gewezen op haar verantwoordelijkheid om kansspelverslaving te voorkomen en spelers te beschermen. Holland Casino betreurt wat er is gebeurd. De CEO van Holland Casino heeft op verzoek van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst een nadere toelichting gegeven over dit incident en over de maatregelen die zij heeft getroffen om deze incidenten in de toekomst te voorkomen. Holland Casino heeft haar uitingen op sociale media in de periode eind 2023 en begin 2024 onderzocht. Door een menselijke fout bleek een deel van deze uitingen niet goed gericht. Deze fout is hersteld en Holland Casino heeft sindsdien ook diverse structurele maatregelen genomen om incidenten als deze in de toekomst te voorkomen. Holland Casino moet de lat hoog blijven leggen. De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zal Holland Casino hier vanuit zijn rol als aandeelhouder kritisch op blijven aanspreken.
Bent u zich, met ons, bewust van de grote hoeveelheid jongeren, maar liefst een op de vijf van het totale aantal gokkers, die zijn aangehaakt op deze legalisering, en nu bezig zijn met het gokken met alle gokverslavingsrisico’s van dien?
Ja. Uit de monitoringsrapportages van de Ksa blijkt dat jongvolwassenen onder de groep online spelers oververtegenwoordigd zijn. Ter bescherming van met name jongvolwassenen is door mijn ambtsvoorganger daarom ook al snel na de opening van de online kansspelmarkt ingegrepen, onder meer met het verbod op de inzet van rolmodellen en het verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen.6 Per 1 oktober dit jaar treedt ook de Regeling speellimieten en bewuster speelgedrag (Regeling sbs) in werking.7 Dit maatregelenpakket omvat onder meer:
Naast wijziging en aanscherping van regelgeving worden ook andere maatregelen genomen op het gebied van verslavingspreventie, op basis van de werkagenda verslavingspreventie die op 26 februari 2024 naar uw Kamer is gestuurd.8 Bijvoorbeeld met gerichte bewustwordingsactiviteiten, gericht op (de omgeving van) jongeren en de inrichting van een expertisecentrum gokken bij het Trimbos-instituut.
Deze inzet blijft voor mij onverkort van belang. Bij toekomstige wijzigingen van wet- en regelgeving, bijvoorbeeld naar aanleiding van de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand, zal ik nadrukkelijk aandacht hebben voor de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen zoals minderjarigen en jongvolwassenen.
Deelt u dan ook de mening met de onderzoekers dat ook aangetoond is dat gokspellen ontworpen zijn om je verslaafd te maken en dat jongeren hier nog veel gevoeliger voor zijn?
Kansspelen bevatten potentieel verslavende elementen, zoals de onvoorspelbaarheid van beloningen. Deze elementen maken deel uit van wat gokken aantrekkelijk en daardoor potentieel verslavend maakt. Kansspelen op afstand worden daarom aangemerkt als risicovolle producten. Zoals in antwoord op de vragen twee en drie aangegeven, zijn jongeren door een nog beperkte impulscontrole daarbij kwetsbaarder voor deze risico’s van kansspelen.
Wat vindt u ervan dat niet alleen de wet wordt overtreden door geen leeftijdsgrens wordt ingesteld voor de gokreclame om zo jongeren te beschermen, maar er zelfs expliciet gevallen zijn waarin gokreclame wordt verspreid op specifieke sites die jongeren gebruiken?
De regels zijn helder en reclame gericht op minderjarigen en jongvolwassenen is verboden. De Ksa treedt hard op bij dit soort overtredingen en heeft meermaals boetes opgelegd voor het actief benaderen van minderjarigen en jongvolwassenen.
Wat is uw reflectie op het alarmerende bericht van onder andere verslavingszorginstelling Novadic-Kentron en de zorgen van Trimbos dat het aantal jongeren met gokverslavingen is toegenomen sinds de legalisering?
Deze signalen vind ik zeer zorgelijk. Daarbij ga ik uit van de cijfers die in juli van dit jaar gepubliceerd zijn in het rapport van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) «Kerncijfers van de Verslavingszorg 2018–2023».9 Uit deze cijfers blijkt dat het aantal personen in de verslavingszorg met gokken als primaire problematiek is toegenomen met 15,3%, bij de instellingen die ook in voorgaande jaren cijfers aanleverden, ten opzichte van 2022. Volgens dezelfde cijfers is het aandeel spelers onder de 25 jaar in deze verslavingszorg circa 17%. Mijn beleid is erop gericht om risicovol en problematisch speelgedrag en gokverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals in mijn antwoord op vraag zes aangegeven, moeten groepen die kwetsbaar zijn voor problemen door (online) kansspelen extra beschermd worden tegen de risico’s.
Bent u het eens met de uitspraken van het Trimbos instituut dat deze toename aan verslavingen niet alleen effect hebben op het mentaal welzijn maar ook zorgen voor een toename van de armoede?
In hoeverre verslaving (aan kansspelen) leidt tot een toename van armoede is mij niet bekend en dit verband is ook niet zonder meer te leggen. Problematisch gokken kan wel leiden tot financiële problemen. Het is zorgelijk wanneer gokproblematiek samengaat met of leidt tot financiële problemen of schuldenproblematiek. Ik vind het belangrijk dat hier aandacht voor is. In het verslavingspreventiebeleid met betrekking tot kansspelen richt ik mij daarom niet alleen op het voorkomen van verslaving, maar ook op het extra beschermen van kwetsbare groepen met andere problematiek, zoals mensen met schuldenproblematiek. Een voorbeeld hiervan is de recent ontwikkelde gids van Geldfit (onderdeel van de Nederlandse Schuldhulproute (NSR)). Deze gids bevat informatie en doorverwijzing naar hulp gericht op deelnemers aan kansspelen die kampen met financiële problemen of schuldenproblematiek. Partijen uit het samenwerkingsverband van de NSR leiden mensen naar de gids, om hen tijdig te bereiken en de juiste hulp te bieden. Ook de Regeling sbs die op 1 oktober a.s. in werking treedt, zoals in mijn antwoord op vraag zes omschreven, ziet op het voorkomen van financiële problemen.
Daarnaast vind ik het belangrijk om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen kansspelen en (het ontstaan van) financiële problemen. In komende onderzoeken neem ik aandacht voor financiële problemen als risicofactoren en voor financiële gevolgen van problematisch speelgedrag daarom mee.
Deelt u de zorg dat in het uiterste geval de toename aan gokverslavingen ook kan zorgen voor een toename van het aantal suïcides, wat nu al onder gokkers wordt geschat op twee tot drie suïcidepogingen per dag?
Uit Zweeds onderzoek komt naar voren dat er een relatie is tussen suïcidaliteit en gokproblematiek.10 In de recente indicatieve kosten-baten analyse kansspelen is een extrapolatie gedaan op basis dit onderzoek, waarbij de gegevens zijn omgerekend naar de Nederlandse bevolkingspopulatie.11 In Nederland worden geen cijfers bijgehouden van de achterliggende oorzaken van zelfdoding. Er zijn dan ook geen gevalideerde cijfers over de relatie tussen gokproblematiek en suïcidaliteit in Nederland. Suïcidaliteit kent niet één oorzaak, maar is vaak een wisselwerking van verschillende (risico)factoren zoals schuldenproblematiek, eenzaamheid en trauma’s. Ook verslaving is een risicofactor voor suïcide. Dit is zorgelijk. Ik vind het belangrijk om meer inzicht te verkrijgen in de gevolgen van problematisch speelgedrag in relatie tot suïcidaliteit in Nederland. Daarom zal er in de onderzoeken die de komende tijd plaats gaan vinden aandacht zijn voor de relatie tussen problematisch speelgedrag en suïcidaliteit, waarbij op voorhand nog niet duidelijk is of een cijfermatig verband aangetoond kan worden. Zo wordt in kwalitatief onderzoek onder risico- en probleemspelers, dat naar verwachting in de eerste helft van 2025 afgerond zal worden, specifiek gekeken naar deze relatie.
Kunt u uitgebreid reflecteren op, en een tijdlijn schetsen waarin de motie van Nispen c.s. wordt uitgewerkt waarmee een verbod op onlinereclames moet worden bewerkstelligd?2
Ik kom hier op terug. De Tweede Kamer heeft gevraagd om een brief naar aanleiding van de aangenomen moties in het Tweeminutendebat Kansspelen d.d. 11 april 2024.13 Ik zal uw Kamer in de volgende voortgangsbrief over kansspelen op afstand informeren over de uitvoering van de aangenomen moties, waaronder de motie die verzoekt om een verbod op online reclames voor online kansspelen.
Het bereiken van de top 5 van de landen met een goede concurrentiepositie |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Beljaarts |
|
![]() |
Vat u de doelstelling uit het hoofdlijnenakkoord dat Nederland moet behoren tot de top 5 van de landen met een goede concurrentiepositie op als een concrete, afrekenbare doelstelling voor u als Minister van Economische Zaken?
Ik onderschrijf van harte de doelstelling uit het hoofdlijnenakkoord dat Nederland moet behoren tot de top 5 van de landen met een goede concurrentiepositie. Ik zal mij hier als Minister van Economische Zaken de komende jaren hard voor maken.
Deelt u de mening dat dit doel, conform de aangenomen motie-Van der Lee c.s. over het uitspreken dat bij de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord de doelen van beleid worden geëxpliciteerd (Kamerstuk 36 560, nr. 5) concreet dient te worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze mening, en zal hier met Prinsjesdag verder op ingaan.
Deelt u de zorgen over de daling van Nederland op de meest recente ranglijst van meest concurrerende landen van het International Institute for Management Development (IMD), die gebaseerd is op 336 verschillende statistieken, naar de negende plek?1
Ik deel deze zorgen. Nederland is de sterkste daler in de top 10. De verslechterde algehele positie is voornamelijk veroorzaakt door dalingen in de scores binnen de pijlers «Business Efficiency» en «Infrastructure». De daling weerspiegelt een minder positieve perceptie van bedrijven over het ondernemingsklimaat in Nederland, bijvoorbeeld op het terrein van netcongestie en arbeidsmarkt. Een goede concurrentiepositie is voor bedrijven essentieel om te kunnen ondernemen.
Bent u bereid om voor Prinsjesdag een plan van aanpak te presenteren om terug te keren naar de top-5 van deze ranglijst waarbij u aandacht besteedt aan concrete acties op elk van de 20 onderliggende deelterreinen? Bent u bereid om een doeljaar voor een top-5-notering voor Nederland op te nemen?
Het kabinet zal in het regeerprogramma ingaan op wat volgens het kabinet nodig is ter verbetering van het ondernemingsklimaat om terug te keren in de top 5 van deze ranglijst.
Kunt u toelichten welke bewindspersoon naast u verantwoordelijk is voor het behalen van deze doelstelling en wie hierop aanspreekbaar zijn voor de Kamer?
De verbetering van ons ondernemingsklimaat is een gedeelde verantwoordelijkheid van het hele kabinet. Ieder lid van het kabinet is verantwoordelijk op het eigen beleidsterrein en dus aanspreekbaar op de effecten daarvan op het ondernemingsklimaat. De Minister van Economische Zaken vervult hierbij een coördinerende, agenderende en aanjagende rol.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van Nieuwsuur waaruit blijkt dat producten van in Nederland gevestigde fabrikanten, waaronder microchips van NXP en Nexperia, nog steeds worden aangetroffen in Russische wapens?1
Ja.
Herkent u het beeld dat in de laatste drie maanden van 2023 Rusland alleen al ruim 2.800 afzonderlijke zendingen met microchips van Nederlandse fabrikanten heeft kunnen importeren?
Ja, dat beeld herkent het kabinet.
Beschikt u over meer recente handelsdata met betrekking tot Russische import van in Nederland geproduceerde microchips? Zo ja, kunt u deze data met de Kamer delen? Zo niet, kunt u hier onderzoek naar (laten) uitvoeren?
Het kabinet analyseert voortdurend de beschikbare informatie uit open en gesloten bronnen om omzeiling in kaart te brengen en tegen te gaan. Dit mede in (vertrouwelijke) samenwerking met partners uit zowel de private als publieke sector, waaronder ook de Oekraïense autoriteiten. Omwille van de gevoeligheid doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken over de huidige informatiepositie rondom Russische import van gesanctioneerde goederen.
Kunt u uitleggen hoe het nog steeds mogelijk is dat er op grote schaal microchips uit Nederland in Russische wapens terecht kunnen komen?
Het betreft een markt van relatief laagwaardige technologie die in bulk wordt geproduceerd en verhandeld – op jaarbasis gaat het over vele miljarden chips. Bovendien is er geen reguliere exportcontrole op de goederen van toepassing. Het is daarom lastig om omzeiling volledig te voorkomen. Ondanks uitvoerige samenwerking tussen Nederlandse chipfabrikanten en de overheid komen hun chips nog steeds terecht bij het Russisch militair-industrieel complex (MIC). De oorzaak hiervan is dat tussenhandelaren in landen waar geen sancties tegen Rusland zijn opgelegd de goederen buiten de officiële distributiekanalen inkopen en naar Rusland exporteren, soms via meerdere schakels.
Dat wil niet zeggen dat de sancties op deze goederen geen effect hebben of dat de inzet van het kabinet en de chipfabrikanten om omzeiling tegen te gaan tevergeefs is. Rusland betaalt voor de complexe aanvoerroutes – dankzij sancties – een prijs die vaak ruim boven de marktwaarde van de goederen ligt. Bovendien lopen de levertijden op, waardoor de voorraad wordt uitgeput.
Het kabinet treedt bovendien op tegen de tussenhandelaren door onder andere een actieve bijdrage te leveren aan (nieuwe) sanctiemaatregelen die omzeiling bemoeilijken of bestraffen, en door in bilateraal contact een beroep te doen op de verantwoordelijkheden van overheden in de landen waar deze tussenhandelaren gevestigd zijn. Het kabinet herhaalt daarbij consequent de oproep van EU Sanctiegezant David O’Sullivan om export van common high priority goederen naar Rusland een halt toe te roepen.
Welke acties onderneemt u om te voorkomen dat microchips uit Nederland toch in Rusland terecht komen?
Het kabinet betreurt het dat goederen van NL oorsprong nog altijd worden teruggevonden in Russische wapenresten en besteedt hier al langere tijd veel aandacht aan.2 Het tegengaan van omzeiling is dan ook een prioriteit van het Nederlandse sanctiebeleid. Naast de internationale inzet zoals hierboven genoemd, doet de overheid uitvoerig onderzoek naar patronen en kenmerken van sanctieomzeiling en combineert dit met actieve outreach en informatievoorziening richting betrokken bedrijven om hen te ondersteunen in hun zorgvuldigheidsonderzoek. De onderzoeksresultaten worden tevens gebruikt om de risicoprofilering bij de Douane verder aan te scherpen. Ook worden alle signalen van omzeiling consequent opgevolgd met onderzoek en waar nodig wordt strikt gehandhaafd.
Bent u van mening dat Nederlandse bedrijven als NXP en Nexperia voldoende doen om te checken wat er met hun chips gebeurt nadat die de fabriek verlaten hebben? Zo niet, wat kunnen deze bedrijven volgens u meer doen, en op welke wijze kan het kabinet daarbij helpen?
Het kabinet doet geen uitspraken over contacten met individuele bedrijven. Het kabinet werkt intensief samen met bedrijven waarvan goederen bijzonder gevoelig zijn voor sanctieomzeiling. De algemene indruk van het kabinet is dat deze bedrijven zich met toewijding inzetten om de omzeiling van hun goederen te voorkomen. We moeten echter realistisch zijn over de mate van invloed die deze specifieke bedrijven kunnen uitoefenen op goederenstromen in een wereldwijde markt waarin veel landen zich niet gebonden voelen aan Westerse sancties jegens Rusland.
Ziet u mogelijkheden voor de inlichtingendiensten om te helpen om malafide tussenhandelaren in het buitenland aan te pakken?
Over de inzet en/of informatiepositie van de inlichtingendiensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken.
Zijn er in het 14e sanctiepakket van de Europese Unie (EU) aanvullende maatregelen genomen met als doel om Rusland minder toegang te geven tot hoogwaardige technologie zoals computerchips? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
Ja, de maatregelen rondom de zogenaamde common high priority (CHP) goods – waaronder computerchips – zijn in de afgelopen pakketten aangescherpt. Het 14e pakket bevat onder andere een due diligence plicht voor exporteurs van CHP-goederen. Ook zijn er maatregelen genomen t.a.v. dochterondernemingen van EU-bedrijven die gevestigd zijn buiten de EU.
Bovendien zijn er via bijlage IV van de sanctieverordening (Verordening (EU) 2014/833) maatregelen genomen tegen specifieke tussenhandelaren waarvan bekend is dat zij een groot aandeel hebben in omzeiling. Deze bijlage vormt een overzicht van entiteiten waarmee EU-bedrijven geen handel mogen drijven en deze beperkt zich niet tot Russische entiteiten. Tijdens de laatste onderhandelingen zijn onder andere negentien Chinese en negen Turkse bedrijven toegevoegd.
Kunt u aangeven in hoeverre de Europese sanctiepakketten verschillen van de aanvullende sancties die de Verenigde Staten vorige maand hebben aangekondigd, waarbij ook Chinese tussenhandelaren gesanctioneerd worden die microchips aan Rusland leveren?2
EU sanctiepakketten jegens Rusland worden in hoge mate afgestemd met partnerlanden waaronder de Verenigde Staten. Wel is het zo dat er verschillen zijn op het gebied van personen en entiteiten die door partners zijn gesanctioneerd. Zo heeft de Verenigde Staten al aan meer Chinese entiteiten handelsrestricties opgelegd dan de EU.
Het bericht ‘Bedrijven van de toekomst vragen om meer steun van Den Haag’ |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bedrijven van de toekomst vragen om meer steun van Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de ambitie om in 2038 ten minste één bedrijf dat vergelijkbaar is met ASML te hebben gerealiseerd in elk van de tien sleuteltechnologieën uit de Nationale Technologiestrategie?
Succesvolle scale-ups die doorgroeien tot innovatieve koplopers zijn de motor achter economische groei, zijn de katalysator van verandering en de aanjager van transities en zijn cruciaal voor de open strategische autonomie van Nederland. Daarom zet het kabinet in op een uitstekend ondernemings- en vestigingsklimaat voor jonge innovatieve technologiebedrijven, waarin bedrijven kunnen doorgroeien tot toonaangevende internationale bedrijven die technologisch leiderschap kunnen behalen. Daarbij zet het kabinet nadrukkelijk in op het bevorderen van kennis- en kapitaalintensieve bedrijven met een hoge maatschappelijke waarde. Hierbij vormt de Nationale Technologiestrategie (NTS) nadrukkelijk het kader.
Het kabinet streeft er daarom naar om zoveel mogelijk Nederlandse startups en scale-ups rondom de prioritaire sleuteltechnologieën van de NTS te laten doorgroeien tot internationale toonaangevende bedrijven.
Wat is uw reactie op de oproep dat de overheid meer in het risico van scale-ups zou moeten delen, bijvoorbeeld door financiering te verstrekken, producten van scale-ups te stimuleren bij openbare aanbestedingen en garanties te bieden om groeibedrijven beter te kunnen laten concurreren? Kunt u bij elk van deze punten een specifieke reactie geven?
De toegang tot financiering is essentieel voor scale-ups om te kunnen groeien, innoveren en verduurzamen. Zoals mijn voorganger in de brief van 26 mei 20232 heeft aangegeven, is het voor een goed functionerend startup en scale-up ecosysteem van belang dat in elke levensfase financiering beschikbaar is. Om dit te borgen heeft de overheid financieringsinstrumenten opgezet zoals de Seed Capital Regeling en Vroege Fase Financiering voor startups, die de toegang tot financiering voor startende en snelgroeiende tech-bedrijven verbeteren. Daarnaast investeert het kabinet via Invest-NL en ROM’s in innovatieve bedrijven. Zij hebben een aanzienlijk investeringsvermogen, dat voor een groot deel wordt ingezet voor de scale-up fase. Daarnaast heeft het kabinet additionele middelen voor Invest-NL vrijgemaakt, waarmee de slagkracht van de instelling wordt vergroot en wat bijdraagt aan investeringen in onder andere de doorgroei van startups en scale-ups. Met fondsen zoals het Deep Tech Fonds, het in 2020 opgerichte Dutch Future fund en fonds-in-fonds initiatieven zoals het Dutch Venture Initiative en deelname aan het European Tech Champions Initiative (ETCI) verbetert het kabinet de beschikbaarheid van investeringsfondsen voor startups en scale-ups. Tot slot biedt de overheid generieke garantie-instrumenten aan zoals de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en de Groeifaciliteit die ook toegankelijk zijn voor scale ups. Deze instrumenten ondersteunen groeibedrijven bij het verkrijgen van de benodigde financiering en versterken daarmee hun concurrentievermogen. Met dit brede overheidsinstrumentarium deelt de overheid in elke levensfase mee in het risico van start- en scale-ups.
Ten aanzien van het stimuleren via openbare aanbestedingen onderschrijf ik dat hiermee een belangrijke impuls kan worden gegeven aan het op de markt brengen van innovatieve producten en diensten, zoals die van scale-ups. Het is aanbestedingsrechtelijk niet mogelijk om bij aanbestedingen specifiek scale-ups voor te trekken, maar de aanbestedingsvoorwaarden kunnen wel zodanig worden vormgegeven dat aanbestedingen beter passen bij het aanbod van scale-ups, zodat scale-ups een grotere kans maken om aanbestedingen te winnen. Zo kan als eis worden opgenomen dat een product of dienst moet bijdragen aan de kennisontwikkeling of ontwikkeling van producten in Nederland. Tevens kan door te werken met percelen een aanbesteding beter behapbaar worden gemaakt voor scale-ups. Ook kunnen hoge eisen ten aanzien van bijvoorbeeld financiële bekwaamheid ervoor zorgen dat startups lastiger daaraan kunnen voldoen. Door inkopers hier bewuster van te maken, kan de overheid vaker als launching customer dienen.
Gelijktijdig begrijp ik ook dat overheden en zelfstandige bestuursorganen ten doel hebben een stabiele en betrouwbare publieke dienstverlening te bieden. Omdat producten of diensten van scale-ups zich meestal nog niet op de markt hebben bewezen, zit hier een zeker risico in, terwijl overheden vanuit hun publieke dienstverleningstaak juist risico-avers zijn. Via het expertisecentrum aanbesteden (PIANOo) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijf ik de mogelijkheden voor innovatiegericht inkopen (SBIR, marktverkenningen, Innovatiepartnerschap, etc.) en de kansen die dit biedt bij overheidsinkopers onder de aandacht brengen.
Heeft de uitvoering van de Nationale Technologiestrategie volgens u prioriteit in het toekomstige innovatiebeleid van Nederland, gezien de noodzaak om duidelijke keuzes te maken over de inrichting van de economie van de toekomst?
Ja, het implementeren van de Nationale Technologiestrategie (NTS) heeft prioriteit in het innovatiebeleid. Het doel van deze implementatie is het maken van scherpere keuzes, waardoor we 1) gebruik maken van de kracht en bestaande kennis van Nederland; 2) ons verdienvermogen voor de toekomst veiligstellen; 3) onze maatschappelijke uitdagingen kunnen aangaan; en 4) onze nationale veiligheid zekerstellen. Ik bekijk zelf hoe de implementatie effectief kan plaatsvinden, maar de overheid is hierin niet de enige actor. De NTS beoogde ook de Nederlandse inzet van diverse innovatieve spelers een bepaalde richting mee te geven, en dat zie ik nu ook gebeuren. Vanuit de Kennis- en Innovatieagenda Sleuteltechnologieën worden Actieagenda’s opgesteld met bedrijven en kennisinstellingen om uitvoering te geven aan de NTS. De Technische Universiteiten (4TU) organiseerden op 3 juli jongstleden een evenement gericht op de NTS, om inzichtelijk te maken hoe de technische universiteiten bij kunnen dragen aan het versterken van de tien prioritaire technologieën. De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) werken aan een plan om de NTS-prioriteiten zo goed mogelijk te kunnen stimuleren in de regio’s, op een manier die het beste past bij elke regio. Kortom, de Nederlandse inzet op de tien prioritaire technologieën is niet alleen mijn prioriteit, maar ook van bedrijven en kennisinstellingen.
Bent u nog steeds voornemens vervolg te geven aan de uitwerking van de Nationale Technologiestrategie zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de Nationale Technologiestrategie (Kamerstuk 33 009, nr. 140)? Zo ja, hoe?
Ja, ik wil nog steeds de Nationale Technologiestrategie (NTS) verder uitwerken, en dat gebeurt deels ook al (zie antwoord op vraag 4). Dit doe ik langs twee hoofdlijnen. Allereerst omvat de Nationale Technologiestrategie zoals met uw Kamer gedeeld negen strategische agenda’s; hieraan is onlangs een tiende agenda «Cybersecurity technologies» toegevoegd3. Deze agenda’s worden verder uitgewerkt in actieagenda’s, die concrete acties en stappen moeten beschrijven om de tien prioritaire technologieën succesvol te kunnen door ontwikkelen. Relevante bedrijven en kennisinstellingen worden nadrukkelijk betrokken bij het invullen van deze tien actieagenda’s. De coördinatie wordt gedaan door het kernteam van de Kennis- en Innovatieagenda Sleuteltechnologieën (KIA-ST). Ten tweede wil ik kijken of het instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken voldoende aansluit bij de ambities uit de NTS, zie ook het antwoord op vraag 7.
Wilt u toezeggen om de uitwerking van de Nationale Technologiestrategie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2025 naar de Kamer te sturen, in lijn met uw eerdere toezegging om de Kamer hierover in 2024 te informeren?
Het uitwerken van de tien actieagenda’s vergt tijd, omdat in veel gevallen een groot aantal bedrijven en kennisinstellingen gemobiliseerd moet worden en om zorgvuldige inbreng moet worden gevraagd. De uitwerking van enkele agenda’s is inmiddels van start gegaan, de rest start de komende maanden op. Ik streef naar afronding van alle agenda’s in het vierde kwartaal van 2025.
Wat betreft de uitwerking van de rol van de NTS in het EZ-instrumentarium ben ik mij nog aan het beraden op de beste aanpak. Hierbij is het van belang om de innovatie-instrumenten niet in isolement te bekijken, maar tegelijkertijd ook goed na te denken over de samenhang met het missiegedreven innovatiebeleid, het instrumentarium voor startups en scale-ups en onze visie op Groeimarkten. Het regeerprogramma geeft sturing aan deze activiteiten, die ik nu verder op kan pakken en waarover ik de Kamer komende winter wil informeren.
Bent u nog steeds voornemens om aan de uitvoering van de Nationale Technologiestrategie middelen te koppelen, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de Nationale Technologiestrategie?
Ja, ik ben in principe bereid om middelen te koppelen aan de NTS. Gezien de beperkte financiële ruimte zal dit binnen bestaande middelen moeten plaatsvinden. Overigens worden op dit moment al EZ-middelen ingezet voor de prioritaire technologieën van de NTS. Dit gebeurt onder andere via calls vanuit het Topconsortium voor Kennis en Innovatie Hightech Systemen en Materialen (Holland High Tech), gefinancierd uit de PPS-Innovatieregeling, en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Ook vanuit projecten die gefinancierd zijn uit het Nationaal Groeifonds, zoals PhotonDelta en kwantumDelta, wordt al een omvangrijke financiële impuls aan deze sleuteltechnologieën gegeven.
Welk bedrag is volgens u nodig voor de uitvoering van de Nationale Technologiestrategie en wilt u hierbij ook de oproep van de tien chief executive officers (CEO's) betrekken dat meerdere fondsen van 1 miljard euro voor de komende zeven tot tien jarig minimaal nodig zijn?
Ik kan op dit moment niet zeggen welk bedrag nodig is voor de uitvoering van de NTS. Dit zal geheel of gedeeltelijk duidelijk worden uit de bovengenoemde acties waarmee ik uitvoering geef aan de NTS. Daarbij zullen de investeringen niet alleen door de overheid moeten worden gedaan, maar met name ook door private partijen moeten worden ingevuld. De Tech Champions worden ook betrokken bij de ontwikkeling van de actieagenda’s, dus zij kunnen hun advies en inschatting daar ook inbrengen.
Hoe beziet u in dit licht het amendement-Inge van Dijk over middelen voor de Nationale Technologiestrategie (Kamerstuk 36 550 XIII, nr. 4)? Bent u het eens dat deze oproep de noodzaak van deze middelen nog eens extra urgent onderstreept?
Met het besluit het Nationaal Groeifonds (NGF) uit te faseren, zijn er geen vrije middelen meer beschikbaar in het NGF. De middelen voor nieuwe indieningsrondes zijn komen te vervallen. Daarmee is het amendement niet meer relevant.
Ik wil hierbij benadrukken dat de afspraken over projecten uit de eerste drie rondes van het Nationaal Groeifonds in stand blijven. Er is de afgelopen jaren positief besloten over 50 projecten, waarmee een bedrag van ruim 11 miljard euro is gemoeid. Hieronder zijn ook projecten die bijdragen aan de Nationale Technologiestrategie. Zo wordt er onder andere geïnvesteerd in kwantum, photonica en artificial intelligence. Het kabinet spant zich in om van de uitvoering van deze projecten een succes te maken.
Verder verwijs ik naar de antwoorden hierboven.
Het bericht ‘Astronomische rentes, nul toezicht: kasvoorschotten nekken kleine ondernemers’ |
|
André Flach (SGP) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Astronomische rentes, nul toezicht: pinvoorschotten nekken kleine ondernemers»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de ontwikkeling dat steeds meer ondernemers gebruik maken van pinvoorschotten met regelmatig financiële problemen voor ondernemers tot gevolg?
Voor ondernemers kan een kasvoorschot een oplossing zijn voor zijn of haar financieringsvraagstuk. Tegelijkertijd brengt een kasvoorschot doorgaans hogere kosten met zich mee, waardoor extra voorzichtigheid geboden is bij het afsluiten van een dergelijke overeenkomst. Ik kan mij voorstellen dat ondernemers aangetrokken worden door de eenvoud en snelheid van kasvoorschotten, en dat het lastig is vooraf in te schatten wat de overeenkomst over een langere periode betekent.
Toch wil ik benadrukken dat kasvoorschotten op zichzelf niet problematisch zijn. Juist door die eenvoud en snelheid kunnen de voorschotten een uitkomst bieden bij een tijdelijke liquiditeitsbehoefte. Ondernemers hebben ook behoefte aan deze manier van financiering, blijkt uit een onderzoek dat de Minister van Financiën heeft laten uitvoeren.2 Daarnaast heeft de ondernemer ook zelf een verantwoordelijkheid in het vinden van de juiste financieringsoptie, mocht een kasvoorschot te duur zijn.
Op korte termijn kunnen Flexibel Krediet van Qredits of factoring een goed alternatief zijn. Bovendien is er de Gedragscode Kort Klein Zakelijk financieren, die vereist dat financiers passend en verantwoord financieren. Zo krijgen ondernemers dus beter zich op financiers die betrouwbaar zijn.
Hoe beoordeelt u de situatie dat er kredieten worden aangeboden tegen een effectieve jaarrente van meer dan 30%, 40% of 50%? In hoeverre vindt u dit wenselijk op de Nederlandse kredietmarkt?
Ik vind dit hoge effectieve jaarrentes. Tegelijkertijd is niet eenvoudig te zeggen of en wanneer een effectieve rente té hoog is. Een ondernemer zal de inschatting moeten maken of de kosten van een lening opwegen tegen de baten die hij of zij verwacht daarmee te ontvangen. In sommige gevallen is urgentie geboden en wil een ondernemer snel geld lenen. Bijvoorbeeld indien een ondernemer eenmalig voorraden moet voorschieten, omdat in de maanden daarop een grote omzet wordt verwacht en met de investering winst gemaakt kan worden. Dit soort leningen zullen vanwege de korte looptijd relatief duur zijn. Een financier verdisconteert daarnaast het risico op wanbetaling in de kosten. Het is aan de ondernemer om op basis van het voorstel en zijn financieringsvraag een beslissing te nemen. Het is van belang dat de ondernemer daarvoor tijdig op zoek gaat naar financiering en eventueel een adviseur in de arm neemt voor een goed advies over financieringsoplossingen. Transparantie over de kredietvoorwaarden bij de start en gedurende het aanvraagproces, waaronder ook de kosten, vind ik namelijk zeer belangrijk.
Welke lessen trekt u uit de situatie in Amerika voor de Nederlandse markt, aangezien deze flitskredieten daar inmiddels controversieel zijn?
De casus in de Verenigde Staten naar aanleiding waarvan rechtszaken worden opgezet zijn zeer ernstig van aard. Daar wordt gesproken van rentes tot aan 800% en zeer agressieve marketing- en incassopraktijken. Ik heb geen signalen dat deze extreme situaties zich ook hier voordoen. De Minister van Financiën schreef in eerdergenoemde Kamerbrieven dat in Nederland wel sprake is van relatief hoge rentes en de voorwaarden onderling moeilijk vergelijkbaar zijn. Dit bleek ook uit de verkenning die de AFM heeft gedaan naar non-bancaire mkb-financiering.3 Stichting MKB Financiering heeft op verzoek van het Ministerie van Financiën naar aanleiding van dit onderzoek een Gedragscode Kort Zakelijk Krediet ontwikkeld, specifiek voor deze markt en in mei jl. zijn de eerste partijen toegetreden. Het doel is dat meer financiers zich zullen aansluiten.
Stichting MKB Financiering beheert de gedragscode en controleert financiers vóór toelating tot de gedragscode en ook periodiek. Aangesloten financiers zijn onder de gedragscode verplicht om een uniform kredietoverzicht te verstrekken aan de ondernemer, om zo inzicht te geven in de kosten van het krediet. Ook dienen financiers kredieten te registreren bij Stichting BKR en het register van BKR te raadplegen voorafgaand aan verstrekking van het krediet, waarmee overkreditering kan worden voorkomen. Deze Gedragscode zal over twee jaar worden geëvalueerd.4
Deelt u de mening dat kredietverstrekkers, op basis van hun wettelijke zorgplicht, de verantwoordelijkheid hebben hun klant te informeren wanneer, onder welke voorwaarden en met welke bijbehorende effectieve rente zij een zakelijk krediet aangaan? Bent u bereid deze verantwoordelijkheid nadrukkelijk onder de aandacht te brengen bij de desbetreffende branche?
Transparantie over de kredietvoorwaarden bij de start en gedurende het aanvraagproces, waaronder ook de kosten, vind ik zeer belangrijk. Daarom steun ik de Stichting MKB Financiering met subsidie sinds 1 juli 2018. Zij heeft een Gedragscode ontwikkeld waar aangesloten non-bancaire financiers aan moeten voldoen. Na een audit kunnen zij in aanmerking komen voor het Keurmerk Erkend MKB Financier. Er zijn 17 financiers aangesloten bij Stichting MKB Financiering. Hiermee stimuleer ik verdere professionalisering en zelfregulering van deze non-bancaire sector. Met de komst van de Gedragscode Kort Zakelijk Krediet, specifiek voor deze markt van online kortlopende kredieten, verwacht ik dat meer kortzakelijke kredietverstrekkers zoals kasvoorschotaanbieders zich hierbij aansluiten. Het is ook in het belang van deze kortzakelijke kredietaanbieders om te laten zien dat zij transparant willen zijn over hun kosten en oog hebben voor passende financiering. Ik doe samen met de Minister van Financiën hierbij een oproep aan de aanbieders op de markt van kortlopende kredieten om zich aan te sluiten bij de Gedragscode Kort Zakelijk Krediet. Ook ga ik samen met de Minister van Financiën in gesprek met de in het nieuwsbericht genoemde aanbieders om hen daartoe op te roepen.
Klopt het dat bij deze vorm van kredietverstrekking geen sprake is van onafhankelijk toezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of De Nederlandsche Bank (DNB)? Zo ja, bent u bereid ervoor te zorgen dat er toezicht komt op de zakelijke kredietverstrekking?
Het klopt inderdaad dat specifieke regels en financieel toezicht op deze zakelijke financieringsmarkt ontbreekt. Dit is Europees zo gegroeid. Het lijkt, zoals eerder per brief op 30 juni 2021 met uw Kamer gedeeld is, niet mogelijk om bedrijven die uit andere lidstaten krediet verstrekken aan Nederlandse ondernemingen te binden aan nationale regels en toezicht indien wetgeving geïntroduceerd wordt. Ook kunnen Nederlandse partijen n.a.v. wetgeving zich verplaatsen naar het buitenland.5
Zoals genoemd in het antwoord bij vraag 4 zal Stichting MKB Financiering over twee jaar de Gedragscode Kort Zakelijk Krediet evalueren. Ik ga bij de Stichting erop aandringen dat buitenlandse partijen die in Nederland deze producten aanbieden zich ook bij de gedragscode aansluiten.
Welke rol vervult de gedragscode mkb-financiers hierin, en (hoe) zou de toepassing van deze code nog kunnen worden uitgebreid om dergelijke onwenselijke praktijken te voorkomen?
De Gedragscode Erkend MKB Financier, waarbij alle financiers kunnen aansluiten, wordt komend jaar geëvalueerd. Daarnaast is er de Gedragscode Kort Zakelijk krediet, specifiek voor de markt van leningen van maximaal 100.000 euro en een looptijd van maximaal 1 jaar. De focus van de gedragscode ligt op verantwoorde kredietverstrekking en transparantie. De financiers die onder het keurmerk vallen, hebben zich, net als onder het algemene keurmerk Erkend MKB Financier, aangesloten bij het Kifid, het klachteninstituut voor financiële dienstverlening. Ondernemers die een krediet bij deze partijen hebben gesloten kunnen als gevolg daarvan met eventuele klachten naar het Kifid. De erkende financiers zijn ook verplicht om op grond van de gedragscodes na te gaan of de ondernemer voldoende afloscapaciteit heeft alvorens tot kredietverstrekking over te gaan. Gevallen zoals die in het artikel, waarbij ondernemers in zwaar weer nog verder in financiële problemen komen, moeten daarmee worden voorkomen.
Welke mogelijkheden ziet u om deze lucratieve vorm van kredietverstrekking aan banden te leggen? Wilt u in uw antwoord op deze vraag ook reflecteren op de mogelijkheid van een verbod op pinvoorschotten en het vastleggen van een maximale rente voor zakelijke kredietverlening?
Zoals onder antwoord 6 uiteengezet, zie ik geen eenvoudige mogelijkheid om deze vorm van kredietverstrekking te reguleren. Daaronder valt ook het invoeren van een maximale rente. Over het invoeren een maximale rente heeft de Minister van Financiën in zijn brief van 30 juni 2021 uitleg gegeven.6 Een totaalverbod op pinvoorschotten schiet zijn doel voorbij. Omdat hier duidelijk sprake is van een behoefte bij ondernemers voor dit type financiering, lijkt het niet verstandig om deze weg af te sluiten.
Ik zie liever dat financiers zich aansluiten bij de Gedragscode Kort Zakelijk Krediet van Stichting MKB Financiering. Dit reguleert de financieringsmarkt en daarmee kunnen misstanden worden voorkomen. Zoals eerder genoemd roep ik samen met de Minister van Financiën partijen op om zich bij de Gedragscode aan te sluiten en zal ik daartoe ook, samen met de Minister van Financiën, in gesprek gaan met deze partijen.
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is ten aanzien van het verbeteren van de financiering voor mkb-ondernemers en het opstarten van de mkb-financieringshub, aangezien velen van hen er tegenaan lopen dat zij geen klein zakelijk krediet kunnen afsluiten bij hun bank?
Op 20 juni heeft uw Kamer het eindrapport van het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Bedrijfsfinanciering «Kies voor baten» ontvangen. Dit najaar ontvangt u een inhoudelijke kabinetsreactie, tezamen met een kabinetsreactie op het dan gepubliceerde rapport van de gezant mkb-financiering. Op basis van deze twee rapporten zal ik uitgebreid stil staan bij de mogelijke oplossingen voor de geïdentificeerde knelpunten in het mkb-financieringslandschap.
Eén van de huidige oplossingsrichtingen is de oprichting van een financieringshub die hét centrale punt voor de zoektocht naar financiering zal worden. Hier worden ondernemers goed geïnformeerd over geschikte financieringsopties, waaronder de voor- en nadelen van kortlopende kredieten. Met draagvlak van de betrokken stakeholders gaat KvK in opdracht van EZ een financieringshub onder de naam «de FinancieringsGids» realiseren en beheren. Ik streef er naar om de eerste fase van de FinancieringsGids operationeel te hebben eind 2024, conform de motie van Van Dijk.7 In de doorontwikkeling en beheer van de FinancieringsGids is er voor de stakeholders een cruciale rol voorzien. Ik informeer uw Kamer over de verdere invulling van de opdracht en governance na het zomerreces.
Bent u bereid hierover (opnieuw) in gesprek te treden met de Nederlandse banken en kredietverleners?
Zoals hierboven genoemd ga ik samen met de Minister van Financiën in gesprek met de in het artikel genoemde kasvoorschotaanbieders.
Het bericht ‘Meta schort AI-plannen in Europa op na druk toezichthouders’ |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Meta schort AI-plannen in Europa op na druk toezichthouders»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Hoe lang is bij u al bekend dat Meta werkt aan het plan om foto's en uitingen van miljoenen eindgebruikers te gebruiken om een eigen AI-model te trainen? Is dit wat u betreft acceptabel?
In mei van dit jaar heeft Meta haar (nieuwe) plannen gepubliceerd om onder meer AI-modellen te trainen met publieke en niet-publieke gebruikersdata. Sindsdien zijn deze plannen ook bij het kabinet bekend. Ik begrijp dat u vragen heeft over de plannen van Meta. Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of deze acceptabel zijn, maar in de eerste plaats aan de toezichthouder. In antwoord 3 wordt nader ingegaan op de relevante wetgeving en eventuele handhavingsmogelijkheden van toezichthouders. Wel deel ik de zorg dat Meta mogelijk vormen van verwerking van persoonsgegevens hanteert die niet in overeenstemming zijn met de regels van het gegevensbeschermingsrecht, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Is het Meta onder de bestaande privacywetgeving, de Digital Services Act, de Digital Markets Act en de aanstaande AI Act, toegestaan om foto's – vaak met herkenbare gezichten in beeld – en uitingen te gebruiken om een AI mee te trainen? Welke gevolgen zijn er als dit in strijd is met bestaande wetten en / of richtlijnen?
Voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens vereist de AVG dat daarvoor een grondslag bestaat. In artikel 6, eerste lid, van de AVG zijn zes limitatieve grondslagen opgesomd. Wanneer een verwerking niet op een van die grondslagen gebaseerd kan worden, is zij onrechtmatig. Het toezicht op de naleving van de AVG is een taak van de onafhankelijke toezichthouder, in Nederland de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft een ruim mandaat en uitgebreide bevoegdheden om te onderzoeken of partijen voldoen aan hun verplichtingen uit de AVG en op grond daarvan de nodige corrigerende en sanctionerende maatregelen te nemen.
Het toezicht op de verschillende digitale verordeningen die worden benoemd is voor een deel nog in ontwikkeling, waardoor het te vroeg is om definitieve conclusies te trekken over de toelaatbaarheid van deze praktijken van Meta in relatie tot haar AI-tools. Hieronder wordt daarom aangegeven welke bepalingen een rol kunnen spelen bij het bepalen of het Meta is toegestaan om haar AI-modellen te trainen met genoemde persoonsgegevens. De praktijk moet de komende periode uitwijzen of deze praktijken in strijd zijn met bepaalde wet- of regelgeving.
De (Digital Markets Act) DMA kent geen specifieke bepalingen voor AI-diensten. Voor de toepassing van de DMA worden kernplatformdiensten technologieneutraal gedefinieerd, zo volgt uit overweging 14 van de DMA. Meta is door de Europese Commissie aangewezen als poortwachter onder de DMA voor verschillende kernplatformdiensten. Zo zijn bijvoorbeeld de online socialemediadiensten van Meta aangewezen als kernplatformdienst vallend onder het toepassingsgebied van de DMA. Dit betekent dat Meta moet zorgen voor effectieve naleving van de maatregelen in de DMA. Zo mag Meta op grond van artikel 5, tweede lid, van de DMA bijvoorbeeld niet zonder toestemming persoonsgegevens van eindgebruikers die zijn verzameld via een kernplatformdienst combineren of gebruiken bij andere diensten die Meta afzonderlijk aanbiedt. Het is denkbaar dat het trainen van AI-modellen met persoonsgegevens verkregen via de kernplatformdiensten van Meta onder het toepassingsbereik van deze bepaling kan vallen. Het is uiteindelijk aan de Europese Commissie om te bepalen of sprake is van strijd met de bepalingen in de DMA. Structurele niet-naleving van de DMA door poortwachters kan bestraft worden met hoge sancties.
Onder de AI-verordening worden er eisen gesteld aan aanbieders van AI-modellen voor algemene doeleinden. Het generatieve AI-model van Meta kan hier ook onder vallen. Een van de eisen is dat de aanbieder een voldoende gedetailleerde samenvatting over de content die voor het trainen van het AI-model voor algemene doeleinden is gebruikt, moet opstellen en openbaar maken. Hiermee moet het voor rechthebbenden makkelijker worden om inzicht te krijgen in wat er met hun data is gebeurd.
AI-systemen die worden gebruikt of in de handel worden gebracht die databanken voor gezichtsherkenning aanleggen of aanvullen door ongerichte scraping van gezichtsafbeeldingen van internet of CCTV-beelden, worden door de AI-verordening verboden. Voor de niet-naleving van deze bepalingen kunnen geldboeten worden opgelegd.
De Digital Services Act (DSA) stelt geen regels voor het trainen van een AI-model.
Heeft Meta volgens u een «legitiem belang» om foto's en uitingen van vele miljoenen eindgebruikers te gebruiken voor commerciële doeleinden, zoals de mogelijke integratie van Meta AI in Apple-producten?2 Weegt dit zwaarder dan de belangen van miljoenen eindgebruikers, ook met inachtneming van de eerdere uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat Meta geen «legitiem belang» had om gericht te adverteren?3
Een verwerking van persoonsgegevens kan als gezegd alleen rechtmatig zijn als deze voldoet aan ten minste één van de zes gronden die zijn opgesomd in het eerste lid van artikel 6 AVG. Daartoe behoort ook de grondslag «gerechtvaardigd belang», die te vinden is in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG. Op grond hiervan is een verwerking van persoonsgegevens rechtmatig indien en voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.
De AP stelt dat een gerechtvaardigd belang een in een wet vastgesteld en/of een tot de wet behorend belang moet zijn. Een commercieel belang behoort daar niet toe, aldus de AP. De rechtbank Amsterdam heeft prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld om meer duidelijkheid op dit punt te krijgen4. Het Hof heeft deze vragen nog niet beantwoord. Ik wil niet vooruitlopen op de duiding van het Hof.
Is de opvatting van Meta dat zij «legitiem belang» heeft bij het verwerken van foto's en uitingen in lijn met hoofdstuk 3, artikel 5, tweede lid, van de Digital Markets Act, die verbiedt dat persoonsgegevens van verschillende diensten van dezelfde aanbieder gecombineerd worden en stelt dat «legitiem belang», zoals gedefinieerd in artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), geen geldige rechtsgrond is? Wat is hierover de opvatting van de Autoriteit Consument & Markt (als toezichthouder) en de Europese Commissie (als handhaver)?
Ik ben niet op de hoogte op basis van welke rechtsgrond Meta van plan was gebruikersgegevens te verwerken. Het is ook niet aan het kabinet om te beoordelen of Meta een geslaagd beroep kan doen op legitiem belang als rechtsgrond. Het toezien op de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen in concrete zaken, is aan de toezichthouder en uiteindelijk de rechter. Ik heb naar aanleiding van uw vraag de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de Europese Commissie om hun opvattingen gevraagd.
Volgens de ACM moeten aangewezen poortwachters zich houden aan de verplichtingen inzake persoonsgegevens zoals Artikel 5(2) DMA bepaalt. Een poortwachter behoudt de mogelijkheid om zo nodig een beroep te doen op artikel 6, lid 1, punten c, d en e van de AVG voor wat betreft de mogelijkheid tot het rechtmatig verwerken van persoonsgegevens. Of Meta in dit concrete geval in lijn met de DMA en de AVG een beroep kan doen op een «legitiem belang» bij het verwerken van foto's en uitingen zou moeten volgen uit een eventueel onderzoek.
De Europese Commissie is op het moment in ieder geval in gesprek met Meta over de implicaties van de DMA op haar AI-tool.
Komen er in de plannen van Meta mogelijk online kinderrechten in het geding, gezien de grote hoeveelheid minderjarige gebruikers op sociale media als Facebook en Instagram, die bovendien niet altijd hun leeftijd eerlijk opgeven?
Wanneer posts van minderjarigen of waarop minderjarigen te zien of te horen zijn op sociale media worden gebruikt voor het trainen van AI-modellen, kunnen verschillende kinderrechten in het geding komen.
Kinderen genieten specifieke bescherming als het gaat om het verwerken van hun persoonlijke gegevens. De AVG vereist expliciete toestemming van de ouders of wettelijke voogden voor de verwerking van gegevens van kinderen onder de zestien jaar. Ook kan het gebruiken van posts van kinderen voor dergelijke doeleinden in strijd zijn met hun vrijheid van meningsuiting en kan er sprake zijn van economische exploitatie, wanneer hun data commercieel wordt gebruikt zonder compensatie of toestemming. Het is bekend dat kinderen online vaak een onjuiste leeftijd opgeven. Dit vergroot de kans dat de aanvullende bescherming waar kinderen recht op hebben, niet kan worden geboden en dat daarmee hun rechten worden geschonden. De toezichthouders moeten er op toezien dat deze rechten niet worden geschonden. Dat hebben zij hier ook gedaan, door proactief te hebben gehandeld en hierover met Meta het gesprek te zijn aangegaan.
Weet u voor hoe lang Meta van plan is om de uitrol van de nieuwe dataverzameling te «pauzeren», zoals hen is opgelegd door de Ierse privacywaakhond? Zo niet, kunt u dit navragen en duidelijkheid bieden?
Dit is mij niet bekend. Het kabinet verkeert ook niet in de positie om navraag te doen. Dit is een taak voor de AP als onafhankelijke toezichthouder. Ik heb contact gezocht met de AP hierover. Zij heeft desgevraagd laten weten dat de Ierse toezichthouder (Data Protection Commission, DPC) op dit moment in gesprek is met Meta. Zij houdt het publiek op de hoogte middels persberichten op haar website5. De AP is hierover in direct contact met de Ierse toezichthouder. Aanvullende informatie kan de AP hierover niet verstrekken omwille van vertrouwelijkheid.
Is het volgens u voldoende duidelijk voor gebruikers dat zij het gebruik van hun data voor deze nieuwe functie kunnen afwijzen? Wat kan u doen om gebruikers proactief te wijzen op deze keuze, zodat men maximale regie over de eigen data houdt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 deel ik de zorg dat Meta mogelijk vormen van verwerking van persoonsgegevens hanteert die niet in overeenstemming zijn met de regels van het gegevensbeschermingsrecht, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of Meta in dit specifieke geval aan de voorwaarden voor toestemming en de transparantie- en informatieverplichtingen uit de AVG heeft voldaan.
In het algemeen acht het kabinet het van groot belang dat burgers regie hebben op de gegevens die over ze worden verzameld. Het is daarbij onder meer belangrijk dat de toestemming van gebruikers voor het trainen van AI-modellen gebeurt conform bestaande wet- en regelgeving. Wanneer er sprake is van een gerechtvaardigd belang, een van de verwerkingsgronden uit de AVG, moet er de mogelijkheid zijn om via een opt-out mechanisme als gebruiker bezwaar te maken tegen de beoogde gegevensverwerking. De mogelijkheid tot het doen van een opt-out moet eenvoudig en toegankelijk zijn. Hier ligt een belangrijke rol voor de desbetreffende verwerkingsverantwoordelijke. Ook zet de AP zich in om de bewustwording op het gebied van privacy- en gegevensbeschermingsrecht te vergroten.
Is het mogelijk dat u als bewindspersoon namens alle Nederlandse gebruikers grootschalig bezwaar maakt op deze dataverzameling door Meta, gezien het bedrijf heeft toegezegd dat alle bezwaren van Nederlanders ingewilligd zullen worden? Zo ja, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen? Zo nee, welke andere mogelijkheden ziet u om alsnog maximaal op te komen voor de belangen van Nederlandse gebruikers?
Ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat gebruikers (collectief) bezwaar kunnen maken als zij van mening zijn dat inbreuk wordt gemaakt op hun rechten. De AVG biedt in artikel 80, eerste lid, de mogelijkheid dat een organisatie namens meerdere betrokkenen (onder meer) een klacht kan indienen bij de toezichthoudende autoriteit of een civiele procedure kan starten tegen de verantwoordelijke of verwerker. Het is echter niet aan bewindspersonen om dit te doen.
Het kabinet kan worden aangesproken op het stelsel van het gegevensbeschermingsrecht, zoals de wetgeving en het beleid op dat terrein, maar het is niet aan het kabinet om in individuele gevallen te interveniëren. Dat is aan betrokkenen zelf en de door hen eventueel aan te wijzen (juridische) vertegenwoordigers.
Acht u een «opt-in-systeem», waar gebruikers actief moeten aangeven als zij wel data willen afstaan voor het trainen van de Meta AI, niet beter in lijn met bestaande privacyregels vanuit de AVG?
Het valt niet op voorhand te zeggen of een dergelijke aanpassing beter in lijn zou zijn met de regels van de AVG. Bovendien is het zoals eerder aangegeven niet aan het kabinet om dat in concrete gevallen te beoordelen, maar aan de toezichthouder.
In het algemeen is het van belang dat iedere verwerking van persoonsgegevens berust op een rechtsgrondslag uit artikel 6 AVG. Als daarvoor de grondslag «toestemming» wordt gehanteerd, moet deze toestemming ondubbelzinnig en in vrijheid gegeven zijn op basis van duidelijke informatie. Ongeacht de specifieke verwerkingsgrondslag gelden ook voor elke verwerking de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens, die zijn neergelegd in artikel 5 AVG. Deze vereisen onder meer dat gegevens ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, transparant en op behoorlijke wijze worden verwerkt en alleen voor welbepaalde en specifiek omschreven doelen. Ook geldt het principe van dataminimalisatie, dat met zich brengt dat altijd moet worden gekozen voor het minst ingrijpende systeem waarvoor zo min mogelijk gegevens worden verwerkt. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij een wettelijke grondslag heeft om persoonsgegevens rechtmatig te verwerken. Voor zover het gaat om verwerkingen van persoonsgegevens waar de hoofdvestiging van Meta in Ierland verwerkingsverantwoordelijke voor is, is het in de eerste plaats aan de Ierse toezichthouder om de rechtmatigheid van deze verwerkingen te beoordelen. De Ierse toezichthouder werkt daarbij samen met de andere Europese privacy-toezichthouders, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens. In het algemeen geldt voor toestemming dat die niet rechtsgeldig door middel van een opt-out-systeem kan worden verkregen.
Is er reeds overleg geweest tussen de European Data Protection Board, waaronder de nationale toezichthouders, en Meta over dit besluit? Kunt u uitleggen welke bezwaren er zijn geuit en welke verbeteringen Meta heeft toegezegd?
Op dit moment is de Ierse toezichthouder in gesprek met Meta. De Ierse toezichthouder houdt de andere Europese privacy-toezichthouders hiervan op de hoogte. Ook de AP is hierover in direct contact met de Ierse toezichthouder. Aanvullende informatie kan hierover niet worden verstrekt omwille van de vertrouwelijkheid.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens een zienswijze op de voorgenomen plannen van Meta? Zo ja, kunt u deze delen? Zo nee, kunt u de toezichthouder om een reactie vragen?
De AP volgt de voorgenomen plannen van Meta op de voet. Ook bij de AP zijn klachten binnengekomen over Meta ten aanzien van het mogelijk gebruik van persoonsgegevens voor het trainen van Al. Op dit moment houdt de Ierse toezichthouder de AP en de andere Europese privacy-toezichthouders actief op de hoogte over de voortgang van dit dossier. De verstrekte informatie stelt de AP in staat om ook zelfstandig een, weliswaar voorlopig, oordeel te vormen over de plannen. De AP heeft vertrouwen in een goede samenwerking met haar Europese collega-toezichthouders, in het bijzonder de Ierse toezichthouder, om deze kwestie voortvarend en doelgericht te adresseren.
Is er reeds overleg geweest tussen uzelf en collega-bewindspersonen uit de Europese Unie over de voorgenomen plannen van Meta? Werkt u aan een gezamenlijk standpunt?
Er is geen overleg tussen mij en collega-bewindspersonen geweest over de voorgenomen plannen van Meta. Aan een gezamenlijk standpunt tussen Europese regeringen wordt op dit moment niet gewerkt.
Wat is uw reactie op de zeer korte tijd tussen het moment dat Meta de plannen heeft aangekondigd (10 juni) en het moment dat deze nieuwe vorm van dataverzameling in werking zou treden (26 juni)?4 Geeft dit wat u betreft voldoende tijd voor overheden om adequaat te reageren en voor gebruikers om bezwaar aan te tekenen? Wat kan u samen met Europese collega's doen om niet nogmaals door Meta overvallen te worden door een dergelijk besluit?
Vooropgesteld moet worden dat Meta de plannen voor de uitrol van de nieuwe dataverzameling van EU-gebruikers tot nader order heeft opgeschort. Dit betekent dat de Ierse toezichthouder op dit moment, in goede samenwerking met de andere Europese privacy-toezichthouders, waaronder de AP, met Meta in gesprek kan gaan over de voorgenomen verwerkingen en de plannen nader kan bekijken. Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of de plannen van Meta acceptabel zijn, maar in de eerste plaats aan de toezichthouder.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden en nog voor de «pauze» van Meta voorbij is?
Ja.
De mislukte verkoop van TenneT Duitsland |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() |
Kan de Minister toelichten hoe volgens hem de financieringsbehoefte bij TenneT op korte termijn het beste zou worden ingevuld?
In de Kamerbrief waarmee wij u deze antwoorden aanbieden gaan wij in op hoe de financieringsbehoefte van TenneT het beste kan worden ingevuld op zowel de korte als de lange termijn. Voor de korte termijn geldt dat wij voornemens zijn TenneT een aanvullende overbruggingslening te verlenen om er zorg voor te dragen dat TenneT kan blijven investeren. De overbruggingslening wordt aan uw Kamer voorgelegd bij de Begroting 2025 van het Ministerie van Financiën.
Kan de Minister toelichten of en zo ja welke verplichtingen vanuit de overheid hieraan ten grondslag liggen?
Zoals nader toegelicht in de Kamerbrief waarmee wij u deze antwoorden aanbieden wordt de kapitaalbehoefte van TenneT veroorzaakt door de grote investeringsagenda van TenneT. TenneT investeert in energie-infrastructuur binnen wettelijk gereguleerde kaders. Dit hangt samen met de wettelijke verplichting voor TenneT om te voorzien in een dekkend elektriciteitsnetwerk en een betrouwbare elektriciteitsvoorziening in Nederland en een deel van Duitsland. Hierbij worden ook de plannen rondom Wind op Zee vanuit de respectievelijke overheden meegenomen.
Periodiek bepaalt TenneT welke investeringen nodig zijn om aan de wettelijke verplichting te voldoen. Dit volgt een wettelijke 2-jaarlijkse cyclus waaruit voor Nederland een officieel Investeringsplan met een horizon van 10 jaar wordt vastgesteld. In Duitsland wordt vergelijkbaar hieraan samen met de drie andere Duitse hoogspanningsnetbeheerders het Netzentwicklungsplan opgesteld. Met deze plannen biedt TenneT inzicht aan de samenleving in wanneer welke uitbreidingen of onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Het Investeringsplan en het Netzentwicklungsplan worden in de markt geconsulteerd en daarna getoetst door de Autoriteit Consument en Markt en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei in Nederland en het Bundesnetzagentur in Duitsland. Na toetsing is TenneT wettelijk verplicht de investeringen te doen. In Duitsland worden de projecten uit het Duitse investeringsplan tevens vastgelegd in het Bundesbedarfsplangesetz.
Is daar ook een termijn aan verbonden die voortvloeit uit een wettelijke verplichting?
In het Investeringsplan en het Netzentwickelungsplan zijn termijnen opgenomen wanneer investeringen naar verwachting worden gerealiseerd. Voor eventuele vertragingen is een deugdelijke motivatie nodig. Als TenneT projecten doelbewust en zonder deugdelijke motivatie vertraagt, kan dit leiden tot een schending van de wettelijke plicht en sanctionerend optreden van de bevoegde toezichthouder.
In hoeverre kunnen de investeringsbehoefte voor TenneT en de gederfde inkomsten voor de Nederlandse staat door de misgelopen verkoop van de Duitse tak gedekt worden door een verhoging van de nettarieven voor de Duitse afnemers, waardoor we deze eenmalige tegenvaller ombuigen naar een structurele bron van inkomsten?
TenneT opereert in gereguleerde markten waar de tarieven worden vastgesteld door de toezichthouders. In Duitsland betreft dit het Bundesnetzagentur. TenneT of de Nederlandse staat gaan dus niet over de Duitse nettarieven.
Was het inboeken van de verkoopopbrengst een voorbarige actie volgens de Minister?
De onderhandelingen over de volledige verkoop van TenneT Duitsland zijn mede op verzoek van de Duitse staat gestart. Daarmee is er vanaf het begin af aan vertrouwen geweest in een succesvolle transactie. Ook toen de begrotingsproblematiek bij de Duitse staat voor vertraging zorgde, hebben wij telkens signalen gehad van de Duitse staat dat het aannemelijk was dat de volledige verkoop van TenneT Duitsland zou gaan slagen. De ramingen in de begroting waren daarmee de op dat moment meest realistische inschatting.
Het bericht van Elon Musk op X waarin hij stelt alle apparaten van Apple te zullen weren uit zijn bedrijven wanneer OpenAI geïntegreerd wordt op OS-niveau |
|
Jan Valize (PVV) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het volgende bericht van de heer Musk?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Bent u bekend met het vijf dagen eerder verschenen artikel «Het rommelt bij OpenAI, de maker van ChatGPT: kritiek op veilig gebruik van artificial intelligence komt van binnen en buiten» gepubliceerd door Business Insiders Nederland op 5 juni 2024?2
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Deelt u de opvatting van de heer Musk dat de integratie van OpenAI op OS-niveau van Apple producten, zoals verkondigd door Apple op de WWDC (Worldwide Developers Conference), een potentieel veiligheidsrisico kan vormen voor deze apparaten? Zo nee, waarom niet?
Het integreren van producten van derde partijen in Apple producten, maar ook producten van vergelijkbare partijen, is een veel voorkomend proces. Dit integratieproces kan veiligheidsrisico's met zich mee brengen, waarbij de potentiële kwetsbaarheden over het algemeen toenemen naarmate de integratie diepgaander wordt. In het specifieke geval van AI-integratie binnen een besturingssysteem, zoals de integratie van OpenAI op OS-niveau, worden deze risico's verder geïntensiveerd. Deze vorm van integratie vereist namelijk toegang tot gevoelige gegevens en kerncomponenten van het OS, wat verder gaat dan conventionele integraties. Apple heeft aangegeven in openbare berichtgeving dat er in dit proces data wordt uitgewisseld met externe partijen. Ook heeft Apple in openbare berichtgeving aangegeven maatregelen te hebben getroffen om de cybersecurity en dataprivacy te borgen. Daar zijn geen technische details over openbaar gemaakt. Uiteraard moeten dergelijke integraties voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, zoals verder staat toegelicht in de beantwoording van vragen 7 en 8.
Apple heeft overigens de uitrol van de integratie van ChatGTP van OpenAI binnen de EU uitgesteld (zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 6, 7 en 8).
Deelt u de mening dat de scheidingslijn tussen «lokaal opgeslagen» en «opgehaald/gedeeld middels geautoriseerde apps» geen heldere barrière kent en derhalve flinterdun genoemd mag worden? Graag een onderbouwing van uw beantwoording.
De scheidingslijn tussen lokaal opgeslagen gegevens en gedeelde gegevens is technisch gezien duidelijk, namelijk dat lokaal opgeslagen gegevens zich bevinden op het apparaat van de gebruiker, terwijl gedeelde gegevens worden overgedragen naar externe servers. Tegelijkertijd is voor gebruikers niet altijd duidelijk wat er wel of niet gebeurt met hun gegevens. Dit komt door de complexiteit van moderne besturingssystemen en de voortdurende balans tussen gebruiksgemak en beveiliging. Hierdoor kan lokale informatie op verschillende manieren, zowel actief (aangevinkt door de gebruiker) als automatisch (bijvoorbeeld via virusscans, en spellingcheckers), met externen worden gedeeld zonder dat de gebruiker zich hiervan bewust is.
Vindt u dat dergelijk potentieel veiligheidsrisico voor een overheidsorgaan onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin kunnen veiligheidsrisico’s die ontstaan door integraties van producten van derde partijen in een besturingssysteem onwenselijk zijn voor de overheid. Zo is een risico van oneigenlijk delen en verwerken van gegevens van smartphonegebruikers onwenselijk. Tegelijkertijd zijn er maatregelen mogelijk om deze risico’s te mitigeren. Ook moeten dergelijke integraties voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, zoals verder staat toegelicht in de beantwoording van vragen 7 en 8. Apple geeft aan te werken aan uitgebreide bescherming van persoonsgegevens voor hun AI-toepassingen, bijvoorbeeld middels «Private Cloud Compute (PCC)»3. De PCC ontvangt gegevens van het toestel van de gebruiker voor het uitvoeren van een AI-toepassing wanneer deze niet op het toestel zelf kunnen worden uitgevoerd. Na ontvangst worden de gegevens gebruikt voor het uitvoeren en worden deze na gebruik gelijk verwijderd. Gegevens in de PCC worden volgens Apple niet gedeeld met derden en zouden ook niet door Apple verder worden verwerkt.
Wat bent u voornemens te gaan doen om hieraan gerelateerde potentiële veiligheidsrisico’s in kaart te brengen en tevens in te perken?
Voor het inzetten van AI-toepassing binnen de Rijksoverheid gelden verschillende risico mitigerende maatregelen. Deze maatregelen zijn verwerkt in zowel (EU) wet- en regelgeving alsook de inkoopvoorwaarden voor ICT. Dit betekent enerzijds dat Apple zelf verantwoordelijk is voor het naleven van de inkoopvoorwaarden en anderzijds zij op wet- en regelgeving getoetst en gecontroleerd worden door Rijksoverheidsorganisaties en toezichthouders.
Voor het gebruik van generatieve AI-toepassingen, zoals die van Apple, geldt nog steeds het voorlopige standpunt generatieve AI over het gebruik door Rijksorganisaties van generatieve AI.4 Hierin staat dat voor het inzetten van een AI-toepassing, deze onderworpen moet worden aan een Impact Assessment Mensenrechten Algoritme (IAMA) en een Data Protection Impact Assessment (DPIA). De uitkomsten van de DPIA en IAMA dienen voor inzet van de toepassing ter advies aan de (departementale) Chief Information Officer (CIO) en de Functionaris Gegevensbescherming (FG) te worden voorgelegd. Door middel van deze maatregelen worden potentiële veiligheidsrisico’s op tijd gesignaleerd en kan er doelmatig ingegrepen worden.
Leveranciers hebben ook een eigen verantwoordelijkheid om te voldoen aan wetgeving en inkoopvoorwaarden. Zoals in antwoord op vraag 3 benoemd, heeft Apple vooralsnog de uitrol van de AI integratie binnen de EU uitgesteld.
In hoeverre past een integratie van AI op OS-niveau binnen de kaders van de DMA, DSA, AI-Act en andere relevante wetten, regels en verordeningen?
Het is aan de toezichthouders en uiteindelijk aan de rechters op Europees en nationaal niveau om te bepalen in hoeverre een integratie van AI op OS-niveau binnen de bestaande kaders van relevante wet- en regelgeving past. In de Digital Markets Act (DMA) en de AI-verordening staan bepalingen die ingaan op onder andere interoperabiliteitsverplichtingen en de verantwoordelijkheden binnen de waardeketen van AI. Besturingssystemen vallen niet binnen de reikwijdte van de Digital Services Act (DSA).
Apple is door de Europese Commissie aangewezen als poortwachter onder de DMA voor verschillende kernplatformdiensten. De iOS-diensten van Apple vallen onder het toepassingsgebied van de DMA en zijn door de Commissie aangewezen als kernplatformdienst in de categorie besturingssysteem (artikel 2, tweede lid, onder f). Dit betekent dat Apple moet zorgen voor effectieve naleving van de maatregelen in de DMA die van toepassing zijn op besturingssystemen, zoals het verbod op het combineren van data of de interoperabiliteitsverplichtingen. Op basis van artikel 5, tweede lid, van de DMA mag Apple bijvoorbeeld niet zonder toestemming persoonsgegevens gebruiken in andere diensten die Apple afzonderlijk aanbiedt.
Onder de DMA zijn diensten die gebruikmaken van AI niet opgenomen als afzonderlijke kernplatformdienst. Uit overweging 14 van de DMA volgt echter dat de definitie van kernplatformdiensten voor de toepassing van deze verordening technologieneutraal is en ook diensten omvat die langs verschillende wegen worden aangeboden. De onderliggende technologie waar het besturingssysteem op leunt, kan op deze wijze dus ook onder het toepassingsgebied van de DMA komen te vallen. Dat betekent echter niet dat de DMA zich verzet tegen een integratie van AI op OS-niveau, mits Apple zich voor haar iOS-diensten houdt aan de verplichtingen en verboden die volgen uit de DMA.
Onder de AI-verordening zijn aanbieders van AI-modellen voor algemene doeleinden met ingang van 2 augustus 2025 verplicht om informatie en documentatie op te stellen, up-to-date te houden en beschikbaar te stellen voor toezichthouders en aanbieders die dat AI-model in hun AI-systemen willen integreren. De bedoeling is dat deze informatie en documentatie inzicht geeft in de capaciteiten en beperkingen van het AI-model voor algemene doeleinden en daarmee aanbieders verderop in de waardeketen die met dit model verder bouwen aan specifiekere AI-modellen of -systemen in staat stelt aan hun verplichtingen uit de AI-verordening te voldoen.
Als AI-modellen voor algemene doeleinden voor systeemrisico’s kunnen zorgen, dan moeten ze volgens de AI-verordening aan extra eisen voldoen. Dit kan het geval zijn als er zeer veel computerkracht gebruikt is bij het trainen van het model, maar ook het aantal eindgebruikers kan een relevante factor zijn bij de beoordeling of een AI-model voor systeemrisico’s kan zorgen. Modellen met systeemrisico’s moeten onder andere modelevaluaties uitvoeren, risico’s beoordelen en beperken en zorgen voor een passend niveau van cybersecurity. Ook moeten incidenten zo snel mogelijk gemeld worden bij het Europese AI-bureau, dat toezicht houdt op deze modellen.
Wat gaat u doen om de privacy van onze burgers te borgen?
De privacy van burgers binnen het digitale domein wordt op verschillende manieren geborgd. Binnen de EU wordt het grondrecht op gegevensbescherming wettelijk beschermd via de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Toezicht en handhaving op de rechtmatigheid van gegevensverwerking in de publiek en private sector wordt in Nederland gedaan door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
De AP is een onafhankelijke toezichthouder en heeft ruim mandaat en uitgebreide bevoegdheden om te onderzoeken of partijen voldoen aan hun verplichtingen uit de AVG. Zo heeft de AP als toezichthoudend autoriteit de bevoegdheid om organisaties te gelasten alle informatie voor hun onderzoek te verstrekken (art. 58, AVG). Ook is de AP bevoegd om sancties op te leggen als een organisatie de privacywetgeving overtreedt. Sancties die de AP kan opleggen zijn: waarschuwingen, berispingen, last onder dwangsom, boetes (maximaal 20 miljoen of 4% van de wereldwijde jaaromzet) of een verwerkingsverbod.
In de casus van Apple wordt het toezicht niet door de AP opgepakt, maar door de Ierse privacyautoriteit. Het Europese hoofdkantoor van Apple is namelijk gevestigd in Cork, Ierland. Dit houdt in dat, aangezien de hoofdvestiging zich in Ierland bevindt, de leidende toezichthoudende autoriteit conform artikel 56 uit de AVG de Ierse toezichthouder is. De Ierse toezichthouder heeft eenzelfde mandaat en bevoegdheden als de Nederlandse AP en zij werken bij grensoverschrijdende gegevensverwerkingen nauw samen. Deze samenwerking vindt plaats middels de European Data Protection Board (EDPB).
Het bericht dat NLFI adviseert de Volksbank te privatiseren |
|
Jimmy Dijk |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hoe reageert u op dit advies van NL Financial Investments (NLFI) om de Volksbank te privatiseren?1 Deelt u de mening dat de Volksbank aan de markt verkocht moet worden en met welk maatschappelijk doel zou dit worden gedaan?
Zie voor mijn reactie op het advies van NLFI over de toekomstopties voor de Volksbank mijn Kamerbrief hierover. Deze is gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen verzonden.
Wat verwacht u dat de gevolgen zijn van het privatiseren van systeembank de Volksbank voor de stabiliteit van het bankenstelsel?
De privatisering van een bank kan in het algemeen in enige mate effect hebben op de stabiliteit van een bankenstelsel als geheel. Zo kan privatisering ertoe leiden dat een bank door de koers van een nieuwe aandeelhouder of door de disciplinerende werking van een beursnotering efficiënter gaat werken, wat de stabiliteit van de bank ten goede zou kunnen komen. In het geval van de Volksbank verwacht ik dat een eventuele privatisering geen gevolgen heeft voor de stabiliteit van het Nederlandse bankenstelsel. Zo concurreert de Volksbank in de huidige situatie al volledig met andere (systeem)banken in het Nederlandse bankenlandschap.
Het Nederlandse bankenstelsel bestaat uit gezonde en weerbare banken. Nederlandse banken staan er goed voor en de prudentiële kapitaal- en liquiditeitsratio’s liggen boven de vereisten.2 Dat geldt ook voor de Volksbank.3
De Nederlandsche Bank en Europese Centrale Bank zien toe op de stabiliteit van het Nederlandse bankenstelstel en van systeemrelevante Nederlandse banken en nemen maatregelen om mogelijke systeemrisico’s te adresseren.
Wat verwacht u dat er overblijft van het volgende deel van de kernwaarden van de Volksbank wanneer de Volksbank wordt geprivatiseerd: «het creëren van waarde voor klanten, maatschappij, medewerkers» en «Vanuit haar maatschappelijk perspectief heeft de bank de ambitie om sociale en ecologische vooruitgang te bevorderen»?
Vanuit mijn beleidsverantwoordelijkheid voor de financiële sector vind ik het positief dat een bank een specifieke positie in de markt kiest, waardoor er voor consumenten wat te kiezen valt. Of deze kernwaarde na een eventuele privatisering wijzigt, is aan de bank en de nieuwe aandeelhouders. Wel kan er tijdens eventuele onderhandelingen met potentiële kopers gekeken worden naar governancemogelijkheden om het huidige maatschappelijke karakter van de Volksbank te behouden of te versterken. In de verkenning naar de toekomstopties van de Volksbank van 6 juli 2021 zijn de voor- en nadelen van diverse governance-mogelijkheden verkend.4 Hieruit blijkt dat sommige governance-modellen op het gebied van toegang tot financiering, efficiënte besluitvorming en verkoopopbrengst minder goed scoorden. Mocht besloten worden tot privatisering, dan kunnen op basis van deze conclusies verdere besluiten worden genomen. Zie verder ook mijn reactie op het advies van NLFI over de toekomstopties voor de Volksbank mijn Kamerbrief. Deze is gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen verzonden.
Wat is het gemiddelde effect van het privatiseren van publieke instellingen geweest op hun kwaliteit van dienstverlening in kosten (zowel privaat als publiek), arbeidsvoorwaarden, winsten en maatschappelijke bijdrage?
De Volksbank is geen publieke instelling. De Volksbank is een onderneming, waarvan de aandelen in publieke handen zijn. De Volksbank biedt geen publieke, maar commerciële dienstverlening en is actief in een concurrerende private markt. De Volksbank is in 2013 genationaliseerd om de bancaire dienstverlening aan haar klanten te beschermen en de financiële stabiliteit te waarborgen. Een eventuele privatisering van de Volksbank kan dan ook het beste vergeleken worden met de lopende afbouw van het belang van de staat in ABN AMRO en de eerdere verkoop van a.s.r., Propertize en Vivat. De staat heeft de belangen die zij tijdens de financiële crisis noodgedwongen in deze financiële instellingen moest nemen, op een gedegen wijze afgebouwd. De ondernemingen staan nu weer op eigen benen.
Kunt u drie succesvolle voorbeelden noemen (en toelichten) van publieke diensten en organisaties die werden geprivatiseerd? Op basis waarvan wordt deze privatisering als succesvol beschouwd?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft NLFI ook de bevindingen van het rapport «Geld en Schuld» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) meegewogen waarbij wordt gesteld dat de diversiteit in het bankenlandschap sinds de kredietcrisis nog verder is afgenomen, terwijl de concentratie hiervan steeds verder is toegenomen?2
De analyse die NLFI heeft uitgevoerd is zakelijk en niet politiek van opzet en biedt inzicht in de mogelijkheden waarover de Minister van Financiën een oordeel kan vellen ten behoeve van het richtinggevende besluit. NLFI heeft diversiteitsaspecten meegewogen in dit advies, maar NLFI heeft aangegeven dat zij het genoemde WRR-rapport niet heeft meegewogen in haar advies. Hierbij heeft NLFI opgemerkt dat de Volksbank zich voornamelijk richt op producten en diensten inzake betalen, sparen en hypothecaire leningen voor particuliere klanten. Dit zijn producten die door relatief veel aanbieders worden aangeboden op de markt.
Hoe weegt u het rapport van de NLFI in het licht van de bevindingen van de WRR?
Een vitale bankensector met voldoende diversiteit en gezonde concurrentie is van groot belang. De diversiteit in het Nederlandse bankenlandschap is daarom een belangrijk aspect waar ik aandacht voor heb, ook bij de besluitvorming over de toekomst van de Volksbank. Om voldoende diversiteit te behouden is het vooral van belang om de randvoorwaarden te scheppen waarmee het voldoende aantrekkelijk blijft voor banken met verschillende bedrijfsmodellen om actief te zijn in Nederland en waarbinnen banken kunnen innoveren en winstgevend kunnen opereren. Het ligt niet voor de hand om de diversiteit in de sector te stimuleren via één individuele bank, waarvan het bedrijfsmodel vergelijkbaar is met andere banken in de sector.
Hoe weegt u het rapport van de NLFI in het licht van de uitspraken van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) dat de Nederlandse bankensector kenmerken heeft van een oligopolie?3 Vindt u dat wenselijk of wilt u hier iets aan doen? Kunt u dit toelichten?
Een grotere concurrentiedruk op de grote aanbieders kan volgens de ACM leiden tot uitkomsten die gunstiger zijn voor spaarders en de maatschappij als geheel. Als voldoende consumenten «actief» worden en een deel van hun spaargeld bij andere banken onderbrengen of gaan beleggen, worden (groot)banken meer aangemoedigd om op rentetarieven te concurreren. Hier profiteren ook «inactieve» consumenten (niet-overstappers) van.
De ACM constateert ook dat er een divers aanbod van spelers op de spaarmarkt is, en dat de toetredingsdrempels om actief te worden op de Nederlandse spaarmarkt lijken mee te vallen. Op basis van het aantal binnen- en buitenlandse aanbieders dat momenteel op de Nederlandse spaarmarkt actief is, maak ik op dat de Nederlandse spaarmarkt een markt is waar de Nederlandse consument veel keuze heeft. Verder blijkt uit marktdata van de ECB dat er een groeiende groep consumenten is – hoewel nog wel relatief klein – die al actief keuzes maakt binnen het aanbod.7 Ook laat onderzoek zien dat in het eerste kwartaal van 2024 ongeveer 63% van de nieuwe spaarrekeningen werd geopend bij een kleine of buitenlandse bank.8
In het licht van deze bevindingen zie ik daarom geen specifieke rol voor de Volksbank weggelegd in de Nederlandse spaarmarkt. Wel ben ik het eens met de ACM dat het goed is als meer consumenten «actief» worden op de spaarmarkt, om zo de concurrentiedruk te verhogen. Dit kan gefaciliteerd worden door actieve keuzes en overstapgedrag van consumenten te stimuleren en te vergemakkelijken. Hiervoor is een combinatie van maatregelen nodig, die ik beschrijf in mijn appreciatie van het ACM-onderzoek.
Hoe draagt het privatiseren van de Volksbank of het in stukken verkopen aan andere marktpartijen bij aan het vergroten van diversiteit en het verkleinen van marktconcentratie in de Nederlandse bankensector?
Het is aan de relevante mededingingsautoriteit om te oordelen over de marktconcentratie in de Nederlandse bankensector indien de Volksbank onderhands of in delen wordt verkocht. De verwachting is evenwel dat onderhandse verkoop of verkoop in delen van de Volksbank een beperkte invloed op de marktconcentratie zal hebben, aangezien de Volksbank in het tweede halfjaar van 2023 een aandeel van slechts 2,7% in de totale activa van de Nederlandse bankensector had.9
Een eventuele privatisering van de Volksbank leidt daarnaast niet automatisch tot meer of minder diversiteit in de sector qua grootte, bedrijfsmodellen en specialisatie. In beginsel verandert immers alleen de eigenaar van de aandelen van de bank, al kunnen na een eventuele privatisering door de nieuwe aandeelhouder(s) keuzes worden gemaakt die bijdragen aan een afname of toename van de diversiteit. De Volksbank biedt producten en diensten aan die veel andere Nederlandse banken ook aanbieden, met een focus op betaal- en spaardiensten en hypotheken voor particulieren.10 De Volksbank heeft daarmee een beperkte invloed op de diversiteit van het bankenlandschap. Voor een divers bankenlandschap vind ik het van belang om de juiste randvoorwaarden te scheppen voor banken om met verschillende bedrijfsmodellen in Nederland te opereren.
Herkent u het signaal dat het mkb moeilijk aan financiering kan komen?4 Deelt u de mening dat juist het kleinbedrijf en hun innovatiekracht hierbij moet worden geholpen, zodat zij niet worden weggeconcurreerd door grotere bedrijven met marktmacht en relatief goedkoop kapitaal?
In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Bedrijfsfinanciering is onderzoek gedaan naar het functioneren van de bedrijfsfinancieringsmarkt.12 Dit IBO concludeert dat de financieringsmarkt op hoofdlijnen goed functioneert en veel bedrijven over het algemeen nog goed financiering kunnen krijgen, maar dat er een aantal knelpunten zijn waardoor dit niet altijd goed lukt. Met name rond durfkapitaal voor innovatieve scale-ups, en kredietverlening voor het MKB onder de één miljoen euro voor specifieke groepen ondernemers. Ik herken dus het signaal dat er binnen het MKB bepaalde segmenten zijn die moeilijk aan financiering kunnen komen.
In het IBO worden er ook aanbevelingen gedaan om de financieringsmogelijkheden voor de genoemde segmenten te verbeteren. Eind dit jaar zal het kabinet zijn reactie op dit IBO aan de Kamer sturen. Daarin zal ook een appreciatie van deze aanbevelingen worden gegeven en zal er richting worden gegeven aan mogelijke vervolgstappen.
Welke rol zou de Volksbank kunnen vervullen als investeringsbank voor het mkb, naast haar huidige rol?
In het rapport «Analyse van toekomstopties voor de Volksbank» van NLFI zijn verschillende toekomstopties voor de Volksbank onderzocht. Eén daarvan is een «staatsbank», waarbij de overheid de enige aandeelhouder blijft en de bank als doel heeft om bredere beleids- of financiële doelstellingen van de overheid na te streven en/of als instrument fungeert om specifieke publieke belangen te dienen. Uit dit rapport, mede onderbouwd met de conclusies uit de eerdere analyse naar de publieke belangen blijkt dat er geen uitzonderlijke rol voor de Volksbank is weggelegd bij de borging van publieke belangen in de financiële sector. Deze analyse naar de publieke belangen concludeert dat er reeds verschillende instrumenten zijn om kredietverlening aan het brede MKB te stimuleren, zoals Borgstelling MKB-kredieten (BMKB), Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en Qredits.
Tot slot is het belangrijk om op te merken dat de Volksbank een commerciële onderneming is en dan ook functioneert als een zelfstandige bank met een onafhankelijke beslissingsbevoegdheid. NLFI beheert de aandelen in de bank op zodanige wijze dat de Volksbank zelfstandig haar commerciële strategie kan bepalen en kan uitoefenen. NLFI, noch de staat, kunnen van de Volksbank vragen zich op te stellen als investeringsbank voor het mkb, ontwikkelingsbank in de regio of loketten te behouden.
Welke rol zou de Volksbank kunnen vervullen als regionale ontwikkelingsbank die helpt om projecten en bedrijvigheid te stimuleren en ondersteunen in verschillende regio’s die minder toegang tot financiering hebben? Welke rol zou de Volksbank in dit licht kunnen spelen bij het economisch ontwikkelen van regio’s zoals beschreven in het rapport «Elke Regio Telt!»?5
Zie antwoord vraag 11.
Wat is uw mening over de dalende trend in bankkantoren, waardoor mensen vaak ver moeten reizen om een persoon te spreken over vitale financiële zaken?6 Welke rol zou de Volksbank kunnen spelen in het toegankelijk houden van bankdiensten met loketten waar je een mens kunt spreken, zowel voor individuele consumenten als zakelijke dienstverlening voor het mkb?
Ik heb de toegankelijkheid van het betalingsverkeer hoog in het vaandel en vind het belangrijk dat iedereen in Nederland zelfstandig kan bankieren. De toegankelijkheid van het betalingsverkeer kan worden gewaarborgd door verschillende maatregelen. Dit kan bijvoorbeeld door fysieke dienstverlening via bankkantoren en servicepunten, maar bijvoorbeeld ook door bankmedewerkers die bij mensen thuiskomen en door goede telefonische dienstverlening.
De toegankelijkheid van betaaldiensten is ook een belangrijk speerpunt voor het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Eind november 2022 heeft het MOB de banken opgeroepen om meer prioriteit te geven aan de toegankelijkheid van het betalingsverkeer, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek dat aantoonde dat ruim 1 op de 6 volwassen Nederlanders (2,6 miljoen mensen) hun bank- en betaaldiensten niet geheel zelfstandig uit kan voeren. De banken, waaronder de Volksbank, zijn als reactie op dit rapport gestart met het programma Toegankelijk bankieren.15 Zij ontplooien gezamenlijke initiatieven onder dit programma om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken en doen dit in samenwerking met andere instellingen en organisaties. Ook nemen banken individuele maatregelen om de toegankelijkheid van hun dienstverlening te verbeteren.
Aangezien er door de banken zowel gezamenlijk als individueel stappen worden gezet, zie ik op dit moment geen specifieke rol weggelegd voor Volksbank om bankdiensten toegankelijk te houden. Graag verwijs ik naar de Kamerbrief over de jaarrapportage MOB van 24 juni 2024 met de laatste stand van zaken van de voortgang die is geboekt door de banken.16 Ik blijf de ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van het betalingsverkeer nauwgezet volgen.
Welke mogelijkheden ziet u om de Volksbank in publieke handen te houden? Kan hiervan een analyse worden gemaakt en aan de Kamer toegezonden, waarbij in ieder geval worden meegenomen: de kernwaarden/identiteit van de Volksbank, de maatschappelijke kosten- en baten, een financieel kader, het effect op de (diversiteit en concentratie) in de Nederlandse bankensector, de toegevoegde waarde van een bank waar direct menselijk contact mogelijk is en de mogelijkheden rondom een regionale investerings- en/of ontwikkelingsbank om bijvoorbeeld regionale ontwikkeling en gebrekkige financiering van de mkb-sector aan te pakken?
Een dergelijke analyse heeft al plaatsgevonden.17 Om tot een richtinggevend besluit te komen, is onderzocht welke publieke belangen onvoldoende geborgd worden in de financiële sector, zoals fysieke dienstverlening en de financiering van het MKB. De conclusie van deze analyse was dat deze publieke belangen geborgd kunnen worden met minder verregaande (overheids-)instrumenten, zoals (lopende) wet- en regelgevingsinitiatieven. De conclusie van deze analyse was dan ook dat een staatsbank niet vereist is voor het borgen van deze publieke belangen.
De kabinetsbrief Gemelde kwetsbaarheid Cisco Webex vergadervoorziening |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Jan Valize (PVV), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Klopt de berichtgeving van Nieuwsuur dat de kwetsbaarheid in Cisco Webex bestond door de voorspelbaarheid van URLs?1 2 Wordt binnen de Rijksoverheid bij de implementatie van systemen standaard een controle uitgevoerd op de afwezigheid van dergelijke basale configuratiefouten?
Ja. Dit betrof geen configuratiefout van de Rijksvideodienst (Belastingdienst). De inrichting is gecheckt in samenwerking met CIO Rijk en de AIVD/NBV. Hiervoor is onder andere een BSPA3 en DPIA4 uitgevoerd. Wel kon er via enumeratie5, door een voorspelbare logische volgordelijkheid in de unieke internetadressen van websites (URL’s genoemd), metadata van andere vergaderingen worden ingezien door ongeautoriseerde gebruikers. Volgens Cisco was dit mogelijk door kwetsbaarheden in specifiek de Cloud-applicaties van Cisco Webex meetings. De Rijksoverheid heeft aanbevolen veiligheidsinstellingen en werkt veelal niet met de cloud versie, maar met de client versie van Webex.
Klopt de berichtgeving van de Volkskrant dat het in het verleden mogelijk was om telefonisch in te bellen op de Webex-omgeving van de Rijksoverheid? Zo ja, zouden buitenlandse inlichtingendiensten daardoor ongemerkt vertrouwelijke Nederlandse videovergaderingen kunnen hebben bijgewoond?3
Het is mogelijk gebleken dat ongeautoriseerde gebruikers onder bepaalde voorwaarden vertrouwelijke videovergaderingen hebben kunnen bijwonen. Cisco ondersteunt namelijk de mogelijkheid in te bellen via het Public Switched Telephone Network op Cisco Webex Meetings.
Binnen Nederland zijn echter geen gevallen bekend waarbij ongeautoriseerde gebruikers vertrouwelijke videovergaderingen van de Rijksoverheid hebben bijgewoond. Uit zowel onderzoek van Cisco als uit eigen onderzoek van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) is geen indicatie van misbruik naar voren gekomen. Dit komt mede door de standaardtoepassingen van beveiligingsmaatregelen bij het gebruik van Cisco Webex binnen de Rijksoverheid.
Wilt u nader toelichten wat het concreet betekent dat Cisco Webex «niet gebruikt [mag] worden voor overleggen die als zeer vertrouwelijk zijn aangemerkt of waar staatsgeheime informatie wordt besproken»? Waar legt het kabinet de lat voor «zeer vertrouwelijk»?
Webex kan, net als bijvoorbeeld regulier telefonisch contact, gebruikt worden voor informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd, anders niet.
Informatie wordt als Dep.V. gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden schade kan toebrengen aan de belangen van één of meerdere ministeries. Informatie wordt als Staatsgeheim CONFIDENTIEEL/GEHEIM/ZEER GEHEIM gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden respectievelijk schade/ernstige schade/zeer ernstige schade kan toebrengen aan een van de vitale belangen van de staat of zijn bondgenoten. «Zeer vertrouwelijk» valt onder de eigen beoordelingsruimte van de medewerker.
Mogen er Departementaal Vertrouwelijk (Dep.V)-gerubriceerde gesprekken gevoerd worden via Cisco Webex? Zo ja, heeft het kabinet ook na dit incident nog voldoende vertrouwen in het beveiligingsniveau van Cisco Webex als product en het beveiligingsbewustzijn van Cisco als fabrikant om gesprekken op dit rubriceringsniveau te laten plaatsvinden?
Webex kan, net als bijvoorbeeld regulier telefonisch contact, gebruikt worden voor informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd, anders niet.
Door ontwikkeling van de techniek kunnen systemen die aanvankelijk veilig werden bevonden, nieuwe kwetsbaarheden bevatten. Daarnaast worden er continu nieuwe aanvalstechnieken ontwikkeld. Door het mitigeren van de kwetsbaarheden en nemen van aanvullende maatregelen wordt een systeem weer veilig. Dit is een regulier, normaal proces waar alle IT aan onderhavig is. Het probleem in deze casus was ook niet zozeer dat er een kwetsbaarheid ontdekt was, maar dat deze niet per direct aan de Rijksoverheid gemeld werd, omdat Cisco geen verdachte activiteiten waargenomen heeft op de Rijksoverheid tenant. Hierover zijn gesprekken met Cisco gevoerd, naar aanleiding waarvan Cisco hun meldingsproces gaat herinrichten om een dergelijke kwestie in de toekomst te voorkomen. CIO Rijk is betrokken bij deze herinrichting.
Zijn bewindspersonen en ambtenaren in de praktijk voldoende geëquipeerd om videogesprekken op het juiste rubriceringsniveau te voeren? Hoe wordt hierop toegezien?
Cisco Webex is geschikt voor het voeren van videogesprekken tot en met het niveau Departementaal Vertrouwelijk. Dit is ook duidelijk uitgelegd in de handleiding van Webex voor rijksambtenaren. Voor mobiele telefoongesprekken tot en met het niveau Staatsgeheim Geheim is de Sectra Tiger/S telefoon goedgekeurd door de AIVD.
Kunt u illustreren wat voor soort gevoelige gesprekken wel via Cisco Webex gevoerd mogen worden, maar niet als «zeer vertrouwelijk» worden beschouwd of Stg-gerubriceerd zijn?
Een voorbeeld hiervan zouden personeels- en/of functioneringsgesprekken kunnen zijn.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden waarin militair gevoelige informatie besproken wordt?
Indien de informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd is wel, anders niet.
Informatie wordt als Dep.V. gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden schade kan toebrengen aan de belangen van één of meerdere ministeries. Informatie wordt als Staatsgeheim CONFIDENTIEEL/GEHEIM/ZEER GEHEIM gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden respectievelijk schade/ernstige schade/zeer ernstige schade kan toebrengen aan een van de vitale belangen van de staat of zijn bondgenoten.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden waarin internationaal gevoelige informatie besproken wordt, zoals diplomatieke terugkoppelingen?
Zie antwoord vraag 7.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden die, indien ze zouden uitlekken, de Nederlandse economische positie of economische veiligheid kunnen schaden, zoals aankomende investeringen, fusies en overnames of bedrijfsgevoelige informatie?
Zie antwoord vraag 7.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden die, indien ze zouden uitlekken, de nationale veiligheid, de veiligheid van individuen of de openbare orde zouden kunnen schaden?
Zie antwoord vraag 7.
Bestaat er een risico dat de vertrouwelijke identiteit van ambtenaren, waaronder medewerkers van de AIVD en MIVD, gelekt is via deze kwetsbaarheid?
Medewerkers van de Rijksoverheid maken gebruik van Webex. Bij het gebruik maken van een communicatiesysteem via het publieke internet hoort een bepaald beveiligingsniveau. Gekoppeld daaraan worden beslissingen genomen over vertrouwelijkheid.
Over de operationele werkwijzen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. In algemene zin houden de AIVD en MIVD altijd rekening met het beveiligingsniveau van een publieke communicatie-infrastructuur.
Wat zijn de in de SLA (service level agreement) opgenomen afspraken met Cisco inzake dergelijke kwetsbaarheden en de opvolging hiervan, waaronder communicatie en afgesproken termijn voor reparatie?
Er is geen SLA met Cisco afgesloten, maar met BIS. Hierin zijn geen afspraken opgenomen omtrent kwetsbaarheden en de opvolging daarvan. Naar aanleiding van het incident wordt op korte termijn overleg met Cisco ingepland om Cisco’s beleid en processen t.a.v. mogelijke toekomstig geconstateerde kwetsbaarheden/incidenten aan te passen.
Hoe beoordeelt het kabinet het «coordinated vulnerability disclosure»-beleid (voor het melden van onbekende kwetsbaarheden) van Cisco en de uitvoering daarvan in de praktijk?
Het betrof kwetsbaarheden in specifiek de Cloud-applicaties van Cisco Webex meetings, waardoor het doorvoeren van updates van kwetsbare software door afnemers niet mogelijk was. Deze software is namelijk in beheer in de Cloud-omgeving van Cisco. Cisco heeft ervoor gekozen om in dit geval een andere procedure dan de coordinated vulnerability disclosure (CVD) procedure te volgen en geen kenmerken toe te kennen aan de kwetsbaarheden.
Naar aanleiding van het incident wordt op korte termijn overleg met Cisco gevoerd om Cisco’s beleid en processen t.a.v. mogelijke toekomstig geconstateerde kwetsbaarheden/incidenten aan te passen.
Bent u het met ons eens dat het «coordinated vulnerability disclosure»-beleid van producenten en de uitvoering daarvan in de praktijk een belangrijke afweging zou moeten zijn bij inkopen en aanbestedingen door de overheid? Hoe en in welke mate wordt dit nu door departementen meegewogen?
Het beschikken over een CVD-beleid is een concrete maatregel. In de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden bij IT-opdrachten (ARBIT) is in art. 19 opgenomen dat wederpartij zorg draagt voor een niveau van Informatiebeveiliging dat van een redelijk handelend en bekwame IT-leverancier mag worden verwacht. Tevens moeten eventuele inbreuken zo spoedig mogelijk gemeld worden.
In Nederland is het CVD-beleid van het NCSC breed gecommuniceerd. Op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) is veel informatie te vinden over Coordinated Vulnerability Disclosures (CVD). Dit betreft onder meer informatie over hoe personen een CVD-melding kunnen doen om technische kwetsbaarheden te melden bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Binnen de community van onderzoekers en ethische hackers is het CVD-beleid van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) over het algemeen goed bekend. In het buitenland zijn vergelijkbare standaarden van toepassing.
Bent u het met ons eens dat dit incident, in combinatie met eerdere incidenten gerelateerd aan deze fabrikant, de noodzaak benadrukt voor een hogere mate van Nederlandse digitale autonomie op het gebied van het voeren van vertrouwelijke videogesprekken? Is hier specifiek aandacht voor binnen de Nationale Cryptostrategie (NCS)?
Binnen de Nationale Cryptostrategie (NCS) worden de behoeftes van de Rijksoverheid voor informatiebeveiligingsproducten voor gerubriceerde informatie, met een focus op staatsgeheimen, besproken. Deze behoeftelijst is gerubriceerd en derhalve kunnen wij geen uitspraak doen over de inhoud hiervan.
Bent u bereid om een open source alternatief voor Webex te overwegen? Zo nee, waarom niet?
De selectie van een leverancier voor het rijksbreed videoconferencing platform heeft middels een openbare aanbesteding plaatsgevonden. Geen van de inschrijvende partijen had een open source oplossing aangeboden. Uiteraard houden wij ons graag op de hoogte van de ontwikkelingen in de markt, maar we zien dat wat betreft de schaalgrootte en de complexiteit van de organisatie van de Rijksoverheid er op dit moment geen gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn.
Het bericht dat werknemers in een brief stellen dat OpenAI roekeloos is en dat het ontbreekt aan toezicht |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat werknemers in een brief stellen dat OpenAI roekeloos is en dat het ontbreekt aan toezicht?1 Herkent u de zorgen zoals geuit in de brief van huidig en voormalig werknemers van OpenAI? Zo ja, hoe ziet de Minister het mogelijke gevaar van het versterken van ongelijkheid en het verspreiden van desinformatie door AI (in Nederland)? Welke gevaren ziet de Minister nog meer?
Ja, hier ben ik mee bekend. Ik herken de risico’s die worden genoemd in de brief en de bezorgdheid over het effect dat artificiële intelligentie (AI) kan hebben op het creëren en verspreiden van mis- en desinformatie.
Generatieve AI zoals de producten van OpenAI maken het in potentie makkelijker om mis- en desinformatie te creëren. Om deze risico’s te beperken zijn regels opgesteld in de AI-verordening. Zo moeten aanbieders van AI-systemen die synthetische content2 genereren ervoor zorgen dat de output van het AI-systeem wordt gemarkeerd in een machineleesbaar formaat en detecteerbaar zijn als kunstmatig gegenereerd of gemanipuleerd. Dit maakt het makkelijker voor grote online platforms om systeemrisico’s die kunnen voortvloeien uit de verspreiding van kunstmatig gegenereerde of gemanipuleerde content te identificeren en te beperken. Verder geldt dat AI-systemen die bedoeld zijn om te worden gebruikt voor het beïnvloeden van de uitslag van een verkiezing of referendum, of van het stemgedrag bij verkiezingen of referenda als hoog-risico worden geclassificeerd vanuit de AI-verordening. Aanbieders van deze systemen moeten dan ook voldoen aan de eisen en verplichtingen voor AI-systemen met een hoog risico, zoals het identificeren en voorkomen van risico’s. OpenAI verbiedt dan ook het gebruik van hun producten voor politieke beïnvloeding.
Het kabinet wil dat deze risico’s van generatieve AI worden ingeperkt en aangepakt, maar ook de kansen van generatieve AI benutten voor het tegengaan van desinformatie. In de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie3, die onlangs vanuit mijn ambtsvoorgangers, aan uw Kamer is verzonden, wordt dieper ingegaan op de impact van generatieve AI en het verspreiden van desinformatie.
Het kabinet erkent ook het risico dat AI kan hebben op groeiende ongelijkheid en de sociaaleconomische implicaties. Daarom steunt zij ook het eerder aangevraagd advies van het vorige kabinet hierover aan de Sociaal Economische Raad4, zodat het kabinet samen met werkgevers en werknemers actie kan ondernemen om de impact van AI op de samenleving op een verantwoorde manier een vervolg te geven. De AI-verordening heeft als doel om risico’s van AI-systemen aan te pakken, waaronder het risico op discriminatie wat ongelijkheid veroorzaakt en kan vergroten. De AI-verordening bepaalt dat onder meer risico’s op aantasting van fundamentele rechten zoals het recht op non-discriminatie moeten worden aangepakt bij de ontwikkeling van AI-systemen en bij de inzet van AI-systemen door overheidsinstanties.
Hoe ziet u in algemene zin het spanningsveld tussen het feit dat de AI Act pas in haar volledige vorm over enkele jaren in werking treedt en dat het op dit moment wenselijk kan zijn om toezicht te houden en daar waar nodig in te grijpen bij organisatie die maatschappij veranderende technieken uitbrengen, zoals kunstmatige intelligentie en large language models?
Als het gaat om het reguleren van AI als product binnen de EU en in Nederland, vormt de AI-verordening hiervoor het juridisch fundament. De AI-verordening is in werking getreden op 1 augustus jl. en wordt stapsgewijs van toepassing. Zo zijn bepaalde AI-praktijken al na 6 maanden verboden. De eisen voor AI-modellen voor algemene doeleinden (waar Large Language Models zoals GPT van OpenAI naar verwachting ook onder vallen) zijn al na 12 maanden van toepassing. Hieronder vallen ook de zwaardere eisen wanneer deze modellen ook voor systeemrisico’s kunnen zorgen. Voor de eisen aan hoog-risico AI-toepassingseisen gelden termijnen van 24 en 36 maanden. Het is belangrijk dat ontwikkelaars en gebruiksverantwoordelijken van deze AI-modellen en systemen voldoende tijd hebben om zich goed te kunnen voorbereiden op het van toepassing worden van de eisen.
Het kabinet neemt nu al stappen om risico’s van (generatieve) AI te adresseren. Daarom wordt in Nederland al hard gewerkt aan het versterken van het toezicht op AI, mede in voorbereiding op de AI-verordening. Zo is onder de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) de Directie Coördinatie Algoritmes (DCA) opgericht om het toezicht op algoritmes en AI in Nederland te versterken. Dit doet zij door risico’s van algoritmes en AI te signaleren en analyseren, samenwerking tussen toezichthouders te versterken en guidance te bevorderen. Daarnaast hebben de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) en de DCA in 2024 samen 3,1 miljoen euro ontvangen van het Ministerie van Economische Zaken om Nederland te kunnen voorbereiden op het inrichten van toezicht op de AI-verordening. De RDI en DCA bieden in de loop van dit jaar een definitief advies aan over de inrichting van het toezicht op de AI-verordening aan de bewindspersonen van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid. Daarna wordt de voorgenomen inrichting van het toezicht opgenomen in de uitvoeringswet die aan het parlement wordt voorgelegd via de gebruikelijke wegen.
Onder de AI-verordening zijn aanbieders van AI-modellen voor algemene doeleinden met ingang van 1 augustus 2025 verplicht om informatie en documentatie op te stellen, up-to-date te houden en beschikbaar te stellen voor toezichthouders en aanbieders die dat AI-model in hun AI-systemen willen integreren. De bedoeling is dat deze informatie en documentatie inzicht geeft in de capaciteiten en beperkingen van het AI-model voor algemene doeleinden en daarmee aanbieders verderop in de waardeketen die met dit model verder bouwen aan specifiekere AI-modellen of -systemen in staat stellen aan hun verplichtingen uit de AI-verordening te voldoen.
Als AI-modellen voor algemene doeleinden voor systeemrisico’s kunnen zorgen, dan moeten ze volgens de AI-verordening aan extra eisen voldoen. Dit kan het geval zijn als er zeer veel computerkracht gebruikt is bij het trainen van het model, maar ook het aantal eindgebruikers kan een relevante factor zijn bij de beoordeling of een AI-model voor systeemrisico’s kan zorgen. Modellen met systeemrisico’s moeten onder andere modelevaluaties uitvoeren, risico’s beoordelen en beperken en zorgen voor een passend niveau van cybersecurity. Ook moeten incidenten zo snel mogelijk gemeld worden bij het Europese AI-bureau, dat toezicht houdt op deze modellen.
Het AI-bureau («AI Office») van de Europese Commissie is bevoegd om toezicht te houden op AI-modellen voor algemene doeleinden. De eisen voor deze modellen treden 1 augustus 2025 in werking, waarna het AI-bureau kan gaan controleren of deze worden nageleefd.
Er wordt niet gewacht tot de AI-verordening van toepassing is om veilige ontwikkeling en gebruik van AI te bevorderen. Zo heeft de Europese Commissie recent het «AI Pact» gelanceerd. Dit AI Pact heeft als doel om organisaties vroegtijdig aan de AI-verordening te laten voldoen. Aan de ene kant door informatie en best practices tussen organisaties uit te wisselen, en aan de andere kant door organisaties te motiveren om toe te zeggen dat ze vroegtijdig aan de eisen zullen voldoen. Daarnaast ontwikkelt het AI-bureau al verschillende instrumenten die bijdragen aan een effectieve uitvoering van de AI-verordening, zoals richtsnoeren en lagere wetgeving die de AI-verordening verder duidelijk maken, praktijkcodes, benchmarks en het ondersteunen en bundelen van kennis uit de verschillende adviesorganen. Daarbij draagt de Commissie namens de Europese lidstaten bij aan internationale gedragscodes voor geavanceerde AI-systemen, zoals de Hiroshima gedragscode van de G7.5 Nederland volgt deze ontwikkelingen nauw en werkt tijdens de implementatie van de AI-verordening via verschillende adviesorganen nauw samen met het Europese AI-bureau.
Daarnaast bestaan er al verschillende wetten die niet specifiek over AI gaan, maar die wel normen bevatten waarmee de inzet van AI wordt gereguleerd. De Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG) biedt bijvoorbeeld juridische kaders bij geautomatiseerde besluitvorming met behulp van AI en bij het verwerken van persoonsgegevens voor het trainen of gebruik van AI. Op grond van de AVG hebben EU privacy toezichthouders ervoor gezorgd dat ChatGPT extra privacy waarborgen biedt. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt normen aan de kwaliteit van overheidsbesluiten en de motivering daarvan, ook als daar AI voor wordt gebruikt. De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) beschermt tegen discriminatie als AI-systemen worden gebruikt bij het aanbieden van bijvoorbeeld werk, goederen en diensten.
Tenslotte zijn er de afgelopen jaren verschillende (niet-regulerende) beleidsacties op nationaal niveau opgezet die ook bijdragen aan een verantwoorde inzet van AI. Voorbeelden hiervan zijn het algoritmeregister voor AI dat wordt gebruikt door de overheid6, de ELSA-labs7, het investeringsprogramma AiNed, het ROBUST programma en het impact assessment mensenrechten algoritmes (IAMA).
Welke mogelijkheden zijn er in afwachting van de volledige inwerkingtreding van de AI-Act om de negatieve risico’s van AI op de samenleving te mitigeren? Zijn er mogelijkheden om op te treden tegen activiteiten en handelingen die nu formeel nog niet als illegaal bestempeld zijn onder de AI-Act, maar dat wel gaan zijn zodra de volledige AI-Act in werking zal treden?
Het is pas mogelijk om juridisch op te treden tegen activiteiten en handelingen op het moment dat zij illegaal zijn. Alhoewel de AI-verordening nog niet (volledig) van toepassing is, kunnen bepaalde activiteiten en handelingen op dit moment al wel illegaal zijn op grond van bestaande juridische kaders, zoals non-discriminatiewetgeving. Bijvoorbeeld als deze activiteiten en handelingen onrechtmatig zijn.
Overigens is het denkbaar dat activiteiten en handelingen illegaal zijn, terwijl het toezicht daarop en de handhaving daarvan op dat moment nog niet zijn gerealiseerd. Zo zijn de verboden in de AI-verordening van toepassing met ingang van 1 februari 2025, terwijl het toezicht op en de handhaving van de verboden pas 6 maanden later geregeld hoeft te zijn.8 Voor het inzetten van toezichtsbevoegdheden of handhavend optreden is een grondslag in de nationale (formele) wet noodzakelijk.9 Tot die tijd is een overtreding van de verboden wel onrechtmatig en kan een procedure gestart worden bij de civiele rechter. Tevens kan een toezichthouder, na de aanwijzing bij of krachtens formele wet, zo nodig met terugwerkende kracht handhaven.
Wat kan er nu al gedaan worden om te voorkomen dat (de toepassing van) generatieve en specifieke AI gevaarlijk wordt? Deelt de Minister de mening dat het belangrijk is om niet te wachten op de AI-Act en nu al stappen te ondernemen, gezien de snelle ontwikkelingen als het gaat om (de toepassing van) verschillende soorten AI? Welke maatregelen neemt de Minister hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de AI-adviesraad, zoals om gevraagd in de motie-Rajkowski (Kamerstuk 21501-33-1041), er zo snel mogelijk moet komen om na te kunnen denken over mogelijke acties als het gaat om (de toepassing van) AI op het gebied van veiligheid, weerbaarheid, wenselijkheid, innovatie en strategische autonomie? Op welke termijn kunnen we een dergelijke raad verwachten? Welke maatregelen of besluiten moeten er nog genomen worden?
Genoemde motie vraagt de regering om te onderzoeken of een Nederlands adviserend orgaan van toegevoegde waarde kan zijn om de overheid op korte termijn te adviseren bij ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie. Door het vorige kabinet is gemeld dat er een verkenning wordt gedaan naar het inrichten van een AI-adviesraad en de laatste stand van zaken van vóór de zomer10. Die verkenning continueert het huidig kabinet. Aan de nadere vormgeving van de adviesraad, inbegrepen haar bevoegdheden, wordt nog gewerkt. Hierbij wordt er ook juridisch bekeken welke mogelijkheden de Kaderwet Adviescolleges hiertoe biedt. Ik verwacht dit najaar de uitkomsten van dit onderzoek met uw Kamer te kunnen delen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om in te zetten op Nederlandse/Europese ontwikkeling van kunstmatige intelligentie met de focus op publieke waarden met positieve maatschappelijke en economische effecten en dat een AI-fabriek hier een interessant instrument voor kan zijn? Deelt u de mening dat het wenselijk kan zijn om een AI-fabriek, eventueel in Europese samenwerking, te plaatsen in Nederland en het daarmee een mooie aanvulling kan zijn op ons digitale knooppunt en het versterken van onze digitale economie van de toekomst? Zo ja, op welke manier gaat u zich hiervoor inzetten in Europa? Zo nee, waarom niet?
Het AI-beleid in Nederland heeft zich sinds 2019 gericht op het versterken van het waardengedreven AI-ecosysteem waar onze publieke belangen, zoals fundamentele rechten, zijn geborgd en we de maatschappelijke en economische kansen verzilveren. Dit gebeurt onder meer via de publiek-private Nederlandse AI Coalitie (NLAIC), het AiNed investeringsprogramma (Nationaal Groeifonds) en de inzet voor de AI-verordening. Om het Europese AI-ecosysteem verder te versterken, heeft de Europese Commissie in januari 2024 het AI-innovatiepakket gelanceerd. In de BNC-fiches hierover is positief gereageerd op het voorstel van de Commissie om AI-fabrieken te ontwikkelen.11 Het voorstel voor amendering van de verordening omtrent de voortzetting van de gemeenschappelijke onderneming voor High Performance Computing (HPC) is 23 mei jl. goedgekeurd door de Raad van Concurrentievermogen.
In de Kamerbrief «Verkenning mogelijkheden AI-faciliteit»12 van 4 juni jl. is uw Kamer onlangs geïnformeerd over drie scenario’s die de Ministeries van OCW, BZK en EZ momenteel aan het verkennen zijn, namelijk: 1) bestaande middelen gebruiken, 2) meer investeringen in Europese AI-faciliteiten binnen EuroHPC, en 3) AI-faciliteit in Nederland, waarbij deze faciliteit onderdeel uitmaakt van het bredere Europese supercomputerecosysteem (gemeenschappelijke onderneming EuroHPC). Per scenario brengen de betrokken ministeries momenteel de meerwaarde en haalbaarheid in kaart. Hierin is onder meer aandacht voor de impact op maatschappelijke en economische belangen.
De scenario-aanpak is bedoeld om een zorgvuldige afweging te kunnen maken door het kabinet, omdat er aanzienlijke investeringen mee gemoeid kunnen zijn.
Bent u bereid om, eventueel met Europese collega’s in gesprek te gaan met de Europese Commissie over hoe er op korte termijn gezorgd kan worden dat OpenAI openheid geeft over een aantal zaken zodat we het tegengaan van misbruik van kunstmatige intelligentie en andere onwenselijke effecten kunnen mitigeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 tot en met 4, zal het AI-bureau van de Europese Commissie toezicht gaan houden op AI-modellen voor algemene doeleinden (waar Large Language Models zoals GPT van OpenAI ook onder vallen). Om ervoor te zorgen dat de aanbieders van deze modellen weten hoe ze aan de gestelde eisen moeten voldoen, worden er codes of practice opgesteld. Dit zijn praktische richtsnoeren die in samenwerking met de lidstaten en andere belanghebbenden worden opgesteld.
Hoewel de Commissie na een jaar bevoegdheden heeft om naleving van de regels te eisen, treedt zij in het kader van het opstellen van de codes of practice daarvoor al wel in dialoog met onder andere aanbieders en gebruikers van AI-modellen voor algemene doeleinden. Indien de Commissie signalen krijgt over de negatieve gevolgen van deze AI-modellen, kan hierover ook de dialoog aangegaan worden met de ontwikkelaars.
Via de recent opgerichte AI-Board is Nederland actief betrokken bij deze ontwikkelingen en staan we in nauw contact met de Europese Commissie over de bredere uitwerking van de AI-verordening.
Het onderzoeken van de grenseffecten van de accijnsverhogingen op tabak |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat u tijdens de behandeling van het Belastingplan in oktober 2023 de Eerste Kamer hebt toegezegd een onderzoek te doen naar de grenseffecten van de accijnsverhogingen op zowel alcohol als tabak?
Ja dit kan ik bevestigen.
Is dit onderzoek inmiddels al opgestart?
Het onderzoek met betrekking tot grenseffecten van de accijnsverhoging op tabak in 2023 is inmiddels afgerond en naar de Tweede Kamer gestuurd1.
Ten behoeve van het meten van grenseffecten van de accijnsverhoging op alcoholaccijns is in overleg met de brancheverenigingen data aangekocht. Naar verwachting zullen de resultaten van de analyse van deze data op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Hoe wordt dit onderzoek vormgegeven?
De grenseffecten van de verhoging op tabaksaccijns is net als bij de verhoging in 2020 op twee manieren gemeten. De douane heeft een Empty Pack Survey (EPS) uitgevoerd. Hierbij wordt via het rapen van pakjes sigaretten van de straat bekeken welk deel van de pakjes sigaretten uit het buitenland komt, welk deel namaak is en welk deel illicit whites zijn. Het RIVM heeft via een enquête het rookgedrag gemeten. In de vragenlijst van het RIVM wordt ook gevraagd naar hoe vaak mensen tabaksproducten in het buitenland kopen en waar ze deze kopen en welk aandeel ze in het buitenland kopen.
De grenseffecten van de verhoging op de alcoholaccijns wordt geanalyseerd met behulp van aangekochte data. Het betreft data op productniveau van een groot deel van de Nederlandse supermarkten en slijterijen. Hiermee kan de ontwikkeling van het aantal verkochte liters per type drank (bier, wijn, sterk) in de grensregio vergeleken worden met de ontwikkeling in het binnenland. De analyse zal vergelijkbaar zijn met de analyse van de grenseffecten op basis van de microdata bij de brandstofaccijnzen2.
Wordt de productgroep «shag» meegenomen in het onderzoek, aangezien shag het zwaarst belaste product per eenheid is?
De vragen in het onderzoek van het RIVM worden gesteld aan zowel sigarettenrokers als shagrokers. In een bijlage van het rapport zijn de resultaten ook uitgesplitst naar sigarettenrokers en shagrokers. Shag wordt dus meegenomen bij het evalueren van de effecten van de accijnsverhoging. Het EPS is een aanvullend onderzoek waarmee ook iets gezegd kan worden over het aantal namaaksigaretten en illicit whites. Dit heeft alleen betrekking op pakjes sigaretten.
Worden de mogelijke grenseffecten naar aanleiding van de verhoging van tabaksaccijns op dezelfde wijze onderzocht als de effecten van de verhoging van alcoholaccijns?
Nee de onderzoeken zijn niet hetzelfde vormgegeven. Zie voor een toelichting het antwoord op vraag 6.
Zo nee, waarom niet?
Per productsoort wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn om de effecten te meten en welke informatie relevant is. De accijnsverhogingen op tabak hebben een nadrukkelijk gezondheidsdoel (dat mensen stoppen met roken en minder gaan roken). Om het rookgedrag te evalueren is een enquête het meest geschikt. Dit volgt namelijk niet uit verkoopdata van supermarkten. Daarnaast wordt aanvullend een EPS gedaan om ook iets te kunnen zeggen over namaaksigaretten en illicit whites. De verhoging van de alcoholaccijns heeft voornamelijk een budgettair doel. Daarom is het hierbij niet nodig om een uitgebreide enquête te doen rondom drinkgedrag.
Zo nee, bent u bereid om de onderzoeken in samenhang vorm te geven aangezien de stapeling van accijnsmaatregelen leidt tot de meeste weglekeffecten?
Per productsoort is bepaald wat de beste methode is om effecten van het beleid waaronder grenseffecten te meten. Dit verschilt per product. Als de maatregelen stapelen dan zal dit zichtbaar zijn in de uitkomsten van de afzonderlijke onderzoeken. De verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2024 zal ook worden gemonitord via een EPS van de douane en een enquête van het RIVM. De resultaten daarvan worden naar verwachting voor de zomer van 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast laten de grensregio’s periodiek uitgebreide koopstromenonderzoeken uitvoeren waarbij het totaal van het koopgedrag (waaronder grenseffecten) wordt bekeken.
Deelt u de mening dat beperkte onderzoeksmethoden zoals de empty pack survey, die geen verkoopstromen analyseert, geen recht doet aan de toezegging die u gedaan hebt aan de Eerste Kamer?
Ik deel deze mening niet. Het Empty pack survey is een veel gebruikte methode om grenseffecten te meten. Dit onderzoek is met name van waarde om het aandeel illegale sigaretten te meten. Ook is het een goede manier om te bekijken uit welke landen sigaretten afkomstig zijn. Dit kan niet via een koopstromenonderzoek. Het EPS is niet de enige manier waarop grenseffecten worden gemeten. Dit wordt ook via de enquête van het RIVM gemeten.
Bent u bereid de grenseffecten van tabaksaccijns op eenzelfde manier te onderzoeken als de mogelijke grenseffecten van alcoholaccijns?
Nee ik ben niet bereid de grenseffecten van de tabaksaccijns op dezelfde manier te onderzoeken als de grenseffecten van de alcoholaccijns. Zoals in het antwoord op vraag 6 toegelicht wordt per productsoort bekeken wat de mogelijkheden zijn om de effecten te meten en welke informatie nodig is.
Bent u van mening dat een stapeling van accijnsverhogingen van verschillende producten, waaronder tabak (waarvan volgens het RIVM 22% van pakjes uit het buitenland komt), een kaalslag tot gevolg heeft in de grensstreek bij lokale ondernemers en leidt tot een grote verschraling van winkelaanbod en van voorzieningen in de grensstreek?
Tot nu toe blijkt uit de koopstromenonderzoeken van I&O research dat de grensregio per saldo profiteert van grensoverschrijdend verkeer. De resultaten uit de koopstromenonderzoeken worden nauwlettend gevolgd. Het meest recente koopstromenonderzoek is het koopstromenonderzoek Oost-Nederland 20233. Hieruit volgt dat centra in Oost-Nederland in algemene zin en per saldo meer profiteren van Duitse bezoekers dan andersom. Het koopsaldo is positief.
Zo nee, bij welk percentage zou dat wel het geval zijn?
Het is niet bekend bij welk percentage dit wel het geval is.
Bent u het ermee eens dat initiatieven als de winkelbus, wat een businessmodel is gericht op het uitbuiten van grenseffecten, symbool staat voor de hierboven genoemde verschraling?
Ik deel deze mening niet. Een winkelbus hoort binnen de mogelijkheden die een open economie en de Europese Unie biedt.
Bent u van mening dat accijns gebruiken als stoplap voor de begroting een beleid is wat tot gevolg heeft dat weglekeffecten op grotere schaal optreden?
Prijsverhogingen zijn een belangrijke maatregel om ongezond gedrag (roken, alcoholgebruik) terug te dringen. Accijns verhogen is daarmee een belangrijk instrument van de overheid om mee te kunnen sturen. De WHO geeft aan dat een accijnsverhoging op tabak de meest effectieve manier is om tabaksgebruik terug te dringen. Tabaksgebruik vormt de grootste te voorkomen doodsoorzaak en het streven van het kabinet is gericht op het behalen van een rookvrije generatie in 2040.
Daarnaast is de grenseffectentoets een verplichte kwaliteitseis in het beleidskompas4. Grenseffecten maken onderdeel van de beleidsafwegingen die een kabinet maakt en worden meegenomen in de berekening van de budgettaire gevolgen. De effecten worden nauwkeurig gemonitord, zodat de ramingen hierop aangepast kunnen worden en mee kunnen wegen bij de daarmee samenhangende besluitvorming.
Deelt u de mening dat een langetermijnplanning met betrekking tot accijnsverhogingen meer helderheid biedt aan ondernemers en faillissementen van ondernemers in de grensstreek kan tegengaan?
Een langetermijnplanning met betrekking tot accijnsverhogingen kan helderheid bieden aan ondernemers, maar is beleidsmatig en budgettair beperkend. Het streven naar een rookvrije generatie en de maatregelen die daar bij komen kijken zijn reeds in 2018 aangekondigd in o.a. het Nationaal preventie Akkoord.
Heeft u kennisgenomen van het artikel inDe Telegraaf1 waarin pomphouders en branchekoepel Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations (VPR) waarschuwen dat de gedwongen keuze tussen het aanbieden van fossiele brandstof of het aanbieden van snellaadpalen, ten koste zal gaan van de kwaliteit van de verzorgingsplaatsen? Erkent u deze kritiek? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het beeld dat er sprake is van een gedwongen keuze tussen het aanbieden van fossiele brandstof en snellaadpalen herken ik niet. Onder het huidige beleid kan iedere partij aanspraak maken op een vergunning voor het aanbieden van laadpalen. Dit blijft zo in een nieuwe situatie, zoals beschreven in de beleidsvisie die in december 2022 naar de Kamer verstuurd is.
We zien dat er op dit moment al veel gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid laadpalen te realiseren. De loting van vergunningen voor het zelfstandige laadstation in 2012 heeft geleid tot een groot netwerk van laadstations langs het hoofdwegennet. Ook worden er laadpalen gerealiseerd door tankstationhouders, wegrestauranthouders en door «derde partijen» die enkele laadpalen plaatsen op de verzorgingsplaats, bijvoorbeeld op de parkeervoorziening.
Dit heeft geleid tot meer laadpalen op verzorgingsplaatsen, maar ook tot versnippering omdat palen in kleine aantallen verspreid over het terrein worden geplaatst. Dit komt de overzichtelijkheid, duidelijke inrichting en daarmee de veiligheid van de verzorgingsplaats niet ten goede. Daarnaast bemoeilijkt het de verdere opschaling van laadinfrastructuur die in de toekomst nodig is, omdat het voor ondernemers niet duidelijk is of zij de enige exploitant zijn en blijven. Dat kan de investeringen op (lange termijn) afremmen. Ook is de versnippering belastend voor netbeheerders: die krijgen verschillende (kleine) aanvragen te verwerken voor netverzwaring. Daarom wordt in de beleidsvisie op de verzorgingsplaatsen gekozen voor één grootschalig kavel snelladen per verzorgingsplaats, mogelijk met een shop, dat via een verdeelmethode wordt toegekend aan een exploitant.
Een van de centrale punten van het voorgenomen beleid is dat iedere geïnteresseerde partij gelijke kans heeft mee te dingen naar dat nieuwe laadstation op de verzorgingsplaatsen. Dit betekent dat er geen onnodig hoge toetredingsdrempels worden opgeworpen. Lage toetredingsdrempels betekent dat kleine en innovatieve partijen gemakkelijker een positie kunnen verwerven op de verzorgingsplaats. Dit leidt tot meer keuzevrijheid en betere dienstverlening richting de weggebruiker.
Ook de huidige uitbaters van benzinestations kunnen in het voorgenomen beleid meedingen naar de nieuwe laadstations die op veel verzorgingsplaatsen gerealiseerd moeten gaan worden. Hierop geldt één uitzondering, die alleen in bepaalde situaties wordt toegepast. Als er een laadstation met shop wordt verdeeld naast een bestaand benzinestation met shop, geldt een zogenoemde biedbeperking. De uitbater van het benzinestation kan dan niet meedingen naar het naastgelegen laadkavel. Uit economisch onderzoek2 blijkt dat een biedbeperking in deze situatie nodig is voor een gelijk speelveld, zodat geïnteresseerde partijen gelijke kansen hebben om mee te dingen naar het kavel.
De biedbeperking is een stevige maatregel, daarom wordt deze alleen toegepast in situaties waar dit nodig is om een gelijk speelveld te borgen. Dit zijn situaties waarin het mogelijk is een shop te realiseren bij zowel een benzinestation als een laadstation. Op kleinere verzorgingsplaatsen is dit niet het geval, omdat deze hiervoor onvoldoende ruimte bieden. De uitbater van het benzinestation is overigens vrij om mee te doen aan de verdeling van laadkavels op andere (naastgelegen) verzorgingsplaatsen.
Waarom is ervoor gekozen om eenzelfde ondernemer op eenzelfde verzorgingsplaats in de toekomst niet zowel elektrische laadpalen alsmede fossiele brandstof te laten aanbieden?
Zoals toegelicht onder vraag 1 is er onder het voorgenomen beleid sprake van één grootschalig laadkavel per verzorgingsplaats, dat periodiek via een verdeelmethode wordt toegekend aan een enkele exploitant. De mogelijkheid om laadpalen te realiseren elders op de verzorgingsplaats, door een vergunning voor een aanvullende voorziening aan te vragen, verdwijnt. Het exclusieve laadkavel neemt de plaats in van de zelfstandige laadstations die vanaf 2012 zijn gerealiseerd, en waarvan de bestaande vergunningen vanaf 2028 aflopen.
Onder het voorgenomen beleid blijft snelladen een zelfstandige voorziening, die als zodanig in de markt wordt gezet. Door dit te doen blijven de laadkavels toegankelijk voor een bredere groep ondernemers. Met andere woorden: toetredingsdrempels worden niet onnodig hoog. Dit is in lijn met de wens van de Kamer om ook oog te hebben voor de positie van MKB ondernemers op verzorgingsplaatsen (motie Koerhuis/Van der Plas, 31 305, nr. 400). Bundeling van tanken en laadvoorzieningen in één kavel zou leiden tot een onnodige en niet uitlegbare verhoging van toetredingsdrempels in de laadmarkt; een kavel waarin tanken en laden worden gebundeld is alleen interessant voor partijen die beide gevraagde voorzieningen kunnen aanbieden. Een dergelijke bundeling zou deze groep bevoordelen ten nadele van partijen die alleen actief zijn op de laadmarkt en niet in staat zijn motorbrandstoffen aan te bieden. Dat is in strijd met de vereiste gelijke kansen en proportionaliteit. Daarnaast is dit ook juridisch kwetsbaar in het licht van de Dienstenrichtlijn.
Het blijft uiteraard voor partijen die fossiele brandstoffen aanbieden wel mogelijk om op een andere (dichtbij liggende) verzorgingsplaats laadpalen aan te bieden. Daarmee blijft ook keuzevrijheid voor de weggebruiker geborgd.
Bent u het eens met de stelling dat, vanwege het minderheidsaandeel elektrische auto’s, het aanbieden van enkel elektrische laadpalen nog lang niet rendabel is en dat het aanbieden van enkel fossiele brandstof, vanwege het uitfaseren, op den duur niet meer rendabel zal zijn? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre het aanbieden laadvoorzieningen rendabel is hangt af van verschillende factoren, waaronder de ontwikkeling van het wagenpark, de ondernemer zelf en de ontwikkelingen rondom netcapaciteit. Het lijkt erop dat op dit moment meerdere partijen brood zien in het aanbieden van laaddiensten. In Nederland zijn zelfstandige laadstations op ruim de helft van de verzorgingsplaatsen gerealiseerd. Ook in andere Europese landen zien we verschillende laadaanbieders, o.a. Shell, E.On, Fastned, Tesla en verschillende lokaal actieve partijen.3 Naarmate het aandeel elektrische voertuigen in het wagenpark toeneemt zal het aanbieden van laaddiensten naar verwachting voor een grotere groep ondernemers interessant worden. Het voorgenomen beleid helpt hierbij, met het hanteren van een exclusief kavel per verzorgingsplaats. Ook de ontwikkelingen rondom het «stopcontact op het land» speelt een belangrijke rol. Dit maakt het aantrekkelijker om te investeren in laadinfrastructuur ten opzichte van de huidige situatie, waarin in principe iedere partij een vergunning kan aanvragen voor het plaatsen van een laadpaal.
Naarmate de vraag naar fossiele motorbrandstoffen op verzorgingsplaatsen afneemt, zal de verkoop ervan waarschijnlijk minder rendabel worden. Hoe deze ontwikkeling verloopt is voor een belangrijk deel afhankelijk van de ontwikkeling van het wagenpark. Om er voor te zorgen dat weggebruikers toch, zo lang mogelijk, kunnen blijven tanken, zijn verschillende maatregelen mogelijk. Het is aan het aanstaande Kabinet om te beslissen over hoe met de gevolgen van deze ontwikkeling zal worden omgegaan in het voorzieningenbeleid. Een denkbare strategie is het stapsgewijs verminderen van het aantal tankstations tussen 2028 en 2050.
Bent u het eens met de stelling dat de keuze voor een «fossiele kavel» betekent dat die ondernemers op den duur geen inkomen meer kunnen genereren? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 herken ik het beeld niet dat ondernemers moeten kiezen tussen het aanbieden van laden en tanken. Zij hebben de afgelopen jaren, net als alle andere partijen, mee kunnen doen aan de loting voor basisvoorzieningen en ook aanvullende laadvoorzieningen aangevraagd en vergund gekregen. Ondernemers krijgen vergelijkbare kansen als andere ondernemers, of die nu benzinestations hebben of andere voorzieningen, in de uitgifte van nieuwe laadkavels. De biedbeperking die een pomphouder met shop verhindert om ook het laadstation met shop op de verzorgingsplaats uit te baten is een uitzonderingsituatie en weerhoudt deze ondernemer er alleen van te bieden op het naastgelegen laadstation (zie ook vraag 1). Het verbiedt de ondernemer niet om mee te dingen naar een laadkavel op een andere verzorgingsplaats.
Overigens is de verwachte afname van de verkoop van fossiele motorbrandstoffen geen gevolg van de keuze voor een exclusief laadkavel, maar het gevolg een autonome ontwikkeling, namelijk de geleidelijke elektrificatie van het wagenpark.
Waarom mogen bestaande pomphouders, die willen bijdragen aan de energietransitie, op dit moment geen snellaadpunten aanleggen op de bestaande verzorgingsplaatsen?
De mogelijkheden om op oude voet vergunningen te verlenen voor aanvullende voorzieningen of basisvoorzieningen is door een tijdelijke beleidsregel beperkt. In het kort komt het erop neer dat de geldigheidsduur van nieuwe vergunningen voor laadpalen verkort wordt, zodat deze tegelijk met het zelfstandige laadstation aflopen. Als deze verkorte geldigheidsduur neerkomt op minder dan vijf jaar, dan wordt de vergunning geweigerd.
Deze beperking van de geldigheidstermijn geldt voor alle aanvragers. Of het nu gaat om laadpalen op een benzinestation, bij een wegrestaurant, een uitbreiding van een basisvoorziening of laadpalen bij de algemene parkeervoorziening. De positie van bestaande pomphouders onderscheidt zich hierin niet van andere gegadigden voor laadvoorzieningen.
De reden van genoemde beleidsregel is dat een belangrijk uitgangspunt in het nieuwe beleid is, dat het laadstation en het tankstation per verzorgingsplaats ieder worden uitgebaat door maximaal één partij. Dit voornemen komt de verkeersveiligheid op en doelmatige inrichting van de verzorgingsplaats ten goede. Ook biedt het ondernemers op de verzorgingsplaats meer zekerheid over de mate van concurrentie die zij tijdens de looptijd van hun vergunning kunnen verwachten. Dit maakt investeren in meer en betere voorzieningen op de verzorgingsplaats aantrekkelijker, omdat ondernemers langjarige zekerheid hebben dat zij hier ook als enige partij zitten. Dit kan dus juist de energietransitie versnellen.
De beperkingen die worden opgelegd aan vergunningverlening in de vorm van de tijdelijke beleidsregel zijn bedoeld om de verzorgingsplaatsen voor te bereiden op de inwerkingtreding van een nieuw beleid door geen nieuwe vergunningen toe te kennen die nog (te) lang doorwerken in het nieuwe beleid. Door nu pas op de plaats te maken kunnen we het nieuwe beleid later sneller invoeren. Zowel de weggebruiker als de ondernemer profiteert hier uiteindelijk van.
Is het mogelijk dat, in het geval van zowel een laadkavel en een fossiele kavel op dezelfde verzorgingsplaats, beide ondernemers een soortgelijke voorziening exploiteren? Zo ja, zal dit volgens u niet leiden tot onevenredig harde concurrentie langs de kant van de snelweg?
Het laadstation en het benzinestation zijn twee verschillende voorzieningen, die verschillende typen voertuigen bedienen. In deze zin concurreren beide voorzieningen niet direct met elkaar. Een van de uitgangspunten van het voorgestelde beleid op verzorgingsplaatsen is dat concurrentie op de laadmarkt met name plaatsvindt tussen verschillende verzorgingsplaatsen, niet op verzorgingsplaatsen zelf.
Kunt u aangeven of het klopt dat door het Rijksvastgoedbedrijf met een aantal pomphouders contractueel is afgesproken dat zij tot een maximum aantal laadpalen mogen plaatsen? Zo ja, hoeveel van deze pomphouders worden ondanks de overeenkomst gedwarsboomd door de regering?
Een laadpaal bij een motorbrandstofverkooppunt is een aanvullende voorziening. RWS beoordeelt de aanvraag voor een aanvullende voorziening op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen conform zijn beleid zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 22 maart 2004, laatstelijk inhoudelijk gewijzigd bij de Kennisgeving zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 17 mei 2022, nummer 7852. In de publiekrechtelijke vergunning die RWS afgeeft, is opgenomen hoeveel laadpalen bij een motorbrandstofverkooppunt mogen komen. Het Rijksvastgoedbedrijf verzorgt na het verlenen van een vergunning de privaatrechtelijke toestemming voor het plaatsen van de laadpalen. Het aantal laadpalen waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf privaatrechtelijk toestemming geeft, komt overeen met het aantal in de vergunning van Rijkswaterstaat.
In welk jaar lopen de eerste huidige vergunningen af en zou de beoogde nieuwe verzorgingsplaatsconstructie in gang moeten worden gezet? En in welk jaar zal deze overgang afgerond moeten zijn?
Vanaf 2028 verlopen de eerste huidige laadvergunningen voor basisvoorzieningen laden. Dan staan idealiter nieuwe vergunninghouders klaar om een opgeschaald kavel te realiseren. Afhankelijk van welke strategie het aanstaande Kabinet kiest voor het veilen van laadstations, kunnen dan ook al verzorgingsplaatsen zonder overgangsfase verdeeld worden wanneer de vergunning voor het tankstation afloopt.
Kunt u toezeggen dat u bij het voorbereiden van het wetsvoorstel zorg draagt voor de mogelijkheid dat een ondernemer straks gewoon de keuzemogelijkheid tot het aanbieden van fossiele brandstof én laadpalen samen binnen één verzorgingsplaats heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6. Dit zal beperkt mogelijk zijn op verzorgingsplaatsen waar geen ruimte is voor een tweede shop. IenW stelt een routekaart op waaruit, onder andere, blijkt waar mogelijkheden voor een tweede shop zijn.
Het bericht ‘Serieus toezicht op webwinkels als Temu ontbreekt: 'Oneerlijke concurrentie'’ |
|
Harmen Krul (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Serieus toezicht op webwinkels als Temu ontbreekt: «Oneerlijke concurrentie»»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de Consumentenbond en toezichthouders zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM) over oneerlijke handelspraktijken door met name Chinese webshops als Temu, Shein en AliExpress?
De razendsnelle opkomst van deze online marktplaatsen is voor een belangrijk deel het gevolg van het grote productaanbod, de lage prijzen die zij hanteren en hun grootschalige marketingcampagnes. Zo besteedt Temu naar schatting meer dan 450 miljoen euro per kwartaal aan marketing.1 De berichten van consumentenorganisaties2 dat Temu onveilige producten zou aanbieden, cruciale informatie achterhoudt voor consumenten en manipulatieve online technieken (dark patterns) toepast, vind ik zorgelijk. Deze opkomst van niet-Europese online marktplaatsen beïnvloedt de concurrentiepositie van Nederlandse en andere Europese online marktplaatsen. Ik vind het van belang dat consumenten erop kunnen vertrouwen dat ze veilig en op basis van betrouwbare informatie hun aankopen kunnen doen. Op Europees niveau zijn er maatregelen genomen om dit te waarborgen. Deze maatregelen licht ik in de antwoorden op uw overige vragen toe.
Deelt u de zorgen dat de razendsnelle opkomst van deze webshops, aangejaagd door het gebruik van oneerlijke handelspraktijken, negatieve gevolgen heeft voor de concurrentiepositie van Europese en Nederlandse webshops?
Zie antwoord vraag 2.
Vallen verleidingstechnieken op de website en app van Temu, zoals «flitsaanbiedingen» met aftelklokken en het gebruik van spelletjes gericht op kinderen onder verboden dark patterns? Kunt u hier per voorbeeld op ingaan?
Op grond van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) is het bedrijven niet toegestaan om commerciële dark patterns te gebruiken wanneer deze oneerlijke handelspraktijken zijn, zoals bedoeld in de Richtlijn OHP. Dark patterns zijn manipulatieve of misleidende technieken die consumenten ertoe aan kunnen zetten om keuzes te maken die niet in hun belang zijn. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) geeft in haar Leidraad Bescherming van de Online Consument aan wat volgens haar de normen zijn als het gaat om verschillende dark patterns.
Het gebruik van flitsaanbiedingen met aftelklokken mag consumenten niet misleiden. Het bedrieglijk beweren dat een product slechts voor een zeer beperkte tijd beschikbaar is, met als doel om de consument onder druk te zetten tot het nemen van een aankoopbeslissing, is op grond van de Richtlijn OHP onder geen enkele omstandigheid toegestaan. Het aanbieden van spelletjes gericht op kinderen is op grond van de Richtlijn OHP ook niet toegestaan als deze spelletjes worden ingezet als reclamemiddel met als doel om kinderen geadverteerde producten te laten kopen.
Bij een overtreding van de Richtlijn OHP kan de ACM handhavend optreden. Zo heeft de ACM in juni 2023 tientallen webshops bevolen te stoppen met het gebruikmaken van misleidende countdowntimers.3
Als de genoemde verleidingstechnieken op dit moment niet onder verboden handelspraktijken vallen, bent u bereid om de Europese lijst met verboden handelspraktijken te herzien en aan te vullen met misleidende technieken die door Temu worden gebruikt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 kunnen dark patterns op grond van de Richtlijn OHP nu al worden aangepakt. Sommige van de genoemde verleidingstechnieken staan al op de zogenaamde «zwarte lijst» van verboden handelspraktijken.
Verder onderzoekt de Europese Commissie momenteel of de huidige regels consumenten ook online voldoende beschermen (fitness check).4 Mogelijk wordt de Richtlijn OHP herzien op basis van de uitkomsten van de fitness check. De resultaten van de fitness check worden in het najaar van 2024 verwacht.
Wat vindt u van de oproep van de ACM om met nieuwe wetgeving te komen tegen oneerlijke handelspraktijken door webshops? Welke stappen neemt u hierin?
De ACM heeft in het kader van de fitness check van de Europese Commissie op 21 november 2022 een non-paper uitgebracht met haar inzet. 5 De ACM is van mening dat de Europese consumentenregels aangescherpt moeten worden om consumenten online voldoende te beschermen. Zo pleit de ACM voor het expliciet verbieden van bepaalde schadelijke en oneerlijke online handelspraktijken.
Dit standpunt is in lijn met de eerdere oproep van mijn ministerie aan de Europese Commissie.6 Daarbij is benadrukt dat de ontwikkelingen in de digitale economie snel gaan en dat het niveau van consumentenbescherming hierdoor onder druk kan komen te staan, bijvoorbeeld als gevolg van het ontwerp van websites en apps. Het verdient dan ook aanbeveling om consumentenwetgeving te flexibiliseren om hier sneller op te kunnen reageren. Ik wacht de uitkomsten van de fitness check van de Europese Commissie hierover met interesse af.
Klopt het dat Temu, Shein en AliExpress onder de Digital Services Act (DSA) zijn aangewezen als Very Large Online Platforms and Search Engines (VLOPS), waardoor extra regels voor toezicht gelden?
Ja. De Europese Commissie houdt op haar website een openbare lijst bij van de diensten die zijn aangewezen als Very Large Online Platforms en Search Engines.7
Kunt u aangeven of u verwacht dat deze webshops binnen de gestelde termijnen zullen voldoen aan de verplichtingen uit de DSA?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat deze webshops niet van plan zijn om aan hun verplichtingen uit de DSA te voldoen. Het toezicht op de naleving van de DSA door zeer grote online platforms ligt overigens primair bij de Europese Commissie, en daarnaast (mede) bij de bevoegde autoriteiten uit de lidstaten waar die diensten gevestigd zijn, of waar zij hun wettelijk vertegenwoordiger hebben gekozen. Voor Shein en Temu is dat de digitaledienstencoördinator van Ierland. Voor AliExpress is dat de ACM als digitaledienstencoördinator in Nederland.
Bent u bereid om bij de Europese Commissie, die uit hoofde van de DSA toezicht houdt op VLOPS, te pleiten voor het openen van onderzoek naar oneerlijke handelspraktijken door Temu en Shein, in lijn met het onderzoek dat naar AliExpress is geopend?
Oneerlijke handelspraktijken zijn gereguleerd door middel van de Richtlijn OHP. Daar wordt toezicht op gehouden door onafhankelijke nationale markttoezichthouders, zoals in Nederland de ACM. Het onderzoek naar eventuele overtredingen van de DSA door AliExpress ziet niet op eventuele oneerlijke handelspraktijken, maar onder meer op de inrichting van het mechanisme voor het melden van illegale inhoud, de interne klachtenprocedure, en de verrichte systeemrisicoanalyse van AliExpress.
Ook het toezicht op de DSA is belegd bij onafhankelijke markttoezichthouders. Het is aan deze markttoezichthouders om al dan niet een onderzoek te starten. Overigens heeft de Europese Commissie recentelijk een informatieverzoek over de verplichtingen uit de DSA verzonden aan Temu en Shein. De ACM is de beoogde Digitale Diensten Coördinator (DDC) in Nederland. Zodra de uitvoeringswet DSA in werking is getreden, kan de ACM, wanneer zij van mening is dat Temu of Shein de DSA overtreedt, de Digitale Diensten Coördinator van de lidstaat van vestiging of de Europese Commissie een onderbouwd handhavingsverzoek sturen.
Bent u bereid om de ACM te verzoeken om hun bevoegdheden als nationale toezichthouder in te zetten om onderzoek te doen naar oneerlijke handelspraktijken door Temu, AliExpress en Shein in Nederland?
De ACM is een onafhankelijke markttoezichthouder. Het besluit om al dan niet een onderzoek te starten naar een bedrijf ligt dan ook bij de ACM.
Wat is uw beeld van de arbeidsomstandigheden in fabrieken waar producten voor Temu worden gemaakt, gezien de lage prijzen van veel producten? Is hier volgens u voldoende zicht op en zo nee, wat wilt u hieraan doen?
Het kabinet houdt geen toezicht op arbeidsomstandigheden in de waardeketens van buitenlandse bedrijven en kan daarom geen uitspraken doen over individuele casussen. Uiteraard kan er in het algemeen een verband zijn tussen lage prijzen van producten enerzijds en gebrekkige arbeidsomstandigheden of niet-leefbare lonen in de keten anderzijds. Het kabinet neemt dit thema serieus en bevordert daarom internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het IMVO-beleid heeft als doel dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen om negatieve gevolgen van hun activiteiten, producten of diensten op mens en milieu te identificeren en aan te pakken in hun waardeketens, ongeacht het land waarin die impact zich voordoet.
Op 24 mei jl. is de brede Europese IMVO-wet Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDD) aangenomen. Voor nationale implementatie van de CSDDD zullen de gebruikelijke procedures doorlopen worden. Het vormgeven van onafhankelijk toezicht zal daar ook een belangrijk onderdeel van zijn. De richtlijn gaat gelden voor in de EU gevestigde bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen, en voor niet in de EU gevestigde bedrijven met een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen in de EU. Dit bevordert een gelijk speelveld met andere bedrijven in de EU en leidt tot een grotere impact bij het Europees en mondiaal bevorderen van arbeids- en mensenrechten. Na publicatie in het EU Publicatieblad en inwerkingtreding hebben lidstaten twee jaar de tijd om de CSDDD om te zetten in nationale wetgeving.
Wat is uw reactie op onderzoeken die laten zien dat producten zoals speelgoed in webshops als Temu vrijwel nooit voldoen aan de Europese eisen voor productveiligheid?
De uitkomsten van de onderzoeken naar productveiligheid op online marktplaatsen zijn zorgwekkend.8 Het is van belang dat consumenten erop kunnen vertrouwen dat de producten die zij kopen veilig zijn. Ten aanzien van speelgoed gelden strenge veiligheidseisen in de EU waar bedrijven die ontwerpen, produceren of verhandelen zich aan moeten houden.9 Deze regels gelden ook voor partijen die buiten de Unie zijn gevestigd en hun product op de interne markt aanbieden. De NVWA houdt toezicht op de Speelgoed Veiligheidsrichtlijn. De inwerkingtreding van de Algemene Productveiligheidsverordening per december van dit jaar vormt een belangrijke ontwikkeling op het gebied van productveiligheidsregelgeving. Onder deze verordening worden Europese marktdeelnemers en niet-Europese online marktplaatsen en fabrikanten meer verantwoordelijk voor de veiligheid van producten die niet onder productspecifieke wetgeving vallen, zogeheten niet-geharmoniseerde producten. Voor dergelijke producten moet zo dadelijk een verantwoordelijke partij in de EU gevestigd zijn. Dit kan de fabrikant óf een juridische vertegenwoordiger van de fabrikant zijn. Anders mag een product niet worden aangeboden op de interne markt. Indien de online marktplaats niet in de EU is gevestigd, dan kunnen markttoezichthouders deze via de gemachtigde vertegenwoordiger verplichten om de inhoud (productpagina) van de online-interface te verwijderen of een expliciete waarschuwing bij producten te tonen.
Hebben toezichthouders op dit moment voldoende handvatten om voorraden en/of producten van internationale webshops te inspecteren? Zo nee, wat is daarvoor nodig?
Om goed toezicht te houden is het van belang dat markttoezichthouders met de juiste bevoegdheden kunnen optreden tegen partijen die onveilige producten aanbieden. De realiteit is echter ook dat vorig jaar bijna twee miljoen e-commerce zendingen per dag via Nederland de EU binnen kwamen.10Deze enorme instroom aan goederen maakt het onmogelijk voor markttoezichthouders om alle producten te controleren. Door middel van steekproeven en risico gebaseerd toezicht werken markttoezichthouders – ondanks de hoge volumes – hard aan het weren van onveilige producten. De afgelopen jaren zette mijn ministerie zich in Europa in voor het verbreden van de bevoegdheden van markttoezichthouders om beter toezicht te kunnen houden op online marktplaatsen, zoals bij de totstandkoming van de Algemene Productveiligheidsverordening en de DSA (zie het antwoord op vraag 12). Ook is het beheersbaar maken van de grote stroom van e-commerce zendingen een belangrijke prioriteit van Nederland in de onderhandelingen over het nieuwe Douane Wetboek van de Unie.
Daarom heb ik de Europese Commissie voorgesteld dat de verplichting tot het aanwijzen van een verantwoordelijke persoon, zoals onder de algemene productveiligheidsverordening, ook moet gaan gelden voor producten die reeds onder sectorspecifieke regelgeving vallen maar waarvoor deze (nieuwe) verplichting nog niet geldt. Producten waarvoor al sectorspecifieke regelgeving bestaat zijn te herkennen aan hun CE-markering. Bovendien zijn handvatten voor risico-gebaseerd toezicht hierbij essentieel. Mijn inzet is daarom dat het Digitale Product Paspoort (DPP) voor alle producten verplicht wordt. Het DPP maakt het makkelijker voor autoriteiten om de meest actuele informatie van producten snel in te zien. Daarnaast zet ik in Nederland een uniforme meldwijzer op waar consumenten en ondernemers onveilige producten kunnen melden. Dit draagt bij aan betere data voor markttoezichthouders voor hun risico-gebaseerd toezicht. Deze meldwijzer komt in het najaar online.
Deelt u de mening dat wat niet in Europa geproduceerd mag worden, ook niet in Europa verkocht zou mogen worden? Zo ja, hoe weert u onveilige producten die via Temu verkocht worden van de Europese markt?
Het is belangrijk dat producten die zowel in de winkel als online verkocht worden veilig zijn, of deze nu uit Europa komen of daarbuiten. In de vorige antwoorden licht ik toe welke mogelijkheden de toezichthouder heeft en krijgt om dit te waarborgen.
Wat is uw reactie op de zorgen over de inbreuk op privacy door met name de app van Temu, zoals bijvoorbeeld blijkt uit onderzoek door de Belgische VRT? Bent u bereid om de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen hier onderzoek naar te doen?
Het houden van toezicht op en het handhaven van de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen in de private sector is geen taak van het kabinet, maar van de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze toezichthouder is onafhankelijk en heeft een ruim mandaat en uitgebreide bevoegdheden om te onderzoeken of partijen voldoen aan hun verplichtingen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Deelt u de mening dat de app van Temu mogelijk een nog grotere «datastofzuiger» is dan TikTok?
De toezichthouder Autoriteit Persoonsgegevens ziet via het stelsel van de AVG toe op het verzamelen en gebruik van persoonsgegevens. Als bewindspersoon beschik ik niet over informatie omtrent dataverzameling door specifieke bedrijven.
Wilt u ervoor zorgen dat de app van Temu net als TikTok niet meer gebruikt kan worden op werktelefoons van Rijksambtenaren?
De Kamer is op 24 november 2023 vertrouwelijk geïnformeerd over technische risicobeperkende maatregelen die genomen zijn in het kader van het appbeleid rijksoverheid. Door deze vertrouwelijkheid kan ik dan ook niet verder ingaan op deze maatregelen. Ik kan u wel melden dat deze maatregelen met enige regelmaat worden geëvalueerd, waarin ook Temu onder de loep is genomen.
Wat is uw reactie op berichten over de banden van Temu met de Chinese overheid? Ziet u risico’s in de opkomst van webshops als Temu voor onze strategische autonomie? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Onze strategische autonomie ziet op het borgen en het versterken van de weerbaarheid en de publieke belangen Nederland en de EU. In de berichtgeving over online marktplaatsen als Temu zien deze publieke belangen op privacy-, data- en consumentenbescherming. Ter bescherming van deze factoren kent de EU wetgeving waaraan bedrijven moeten voldoen die actief zijn of willen zijn op de Europese interne markt. Dit geldt ook voor bedrijven die mogelijkerwijs banden hebben met de overheid in hun land van herkomst of voor webshops en e-commerce ondernemingen van buiten de EU die op de interne markt hun producten aanbieden. Bedrijven dienen zich hierbij ook te houden aan het Europese consumentenrecht. Het tegengaan van schendingen hiervan is belangrijk. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij de aangewezen toezichthouder(s), waaronder de ACM.
Wat vindt u ervan dat juist bij de genoemde webshops het gebruik van Buy Now Pay Later wordt gepromoot, bijvoorbeeld via een paginabrede button van Klarna op de website van Temu, terwijl steeds meer duidelijk wordt wat daarvan de schadelijke gevolgen zijn met name voor kinderen en jongeren?
In antwoorden op Kamervragen over Buy Now Pay Later (BNPL)-diensten hebben de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, voor Rechtsbescherming en van Financiën hun zorg uitgesproken over het gebruik van BNPL-diensten door jongeren.11 Die zorg deel ik. Ik sta dan ook achter de aangekondigde maatregelen die het gebruik van BNPL-diensten door jongeren tegen moeten gaan. Zo hebben aanbieders van Nederlandse BNPL-diensten, waaronder de Nederlandse tak van Klarna, hun gedragscode op dit punt aangescherpt. Daarnaast gaan vanaf november 2026 voor BNPL-diensten in heel Europa dezelfde strenge regels gelden als voor aanbieders van consumptief krediet op grond van de herziene richtlijn consumentenkrediet (CCD2). Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om leeftijdscontrole verplicht te stellen bij BNPL.