De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Dirk Beljaarts (minister ) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer» (BNR, 20 mei 2025)? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat de KvK, het CBS en de RVO, die BNR met veertien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,1 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1315) die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, de KvK, het CBS, de RVO en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u de ACM, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat Rijkswaterstaat, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,2 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s.3 die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s.4 die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»1? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat DNB, die BNR met vijftien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen2, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s worden gemitigeerd?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. [Kamerstuk 26 643-1315] die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. [Kamerstuk 6643-1320] die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, DNB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag wordt genomen?
Kunt u de AFM, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» [Kamerstuk 36 574] van 2 juni 2025?
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Fleur Agema (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?1
Kunt u bevestigen dat het RIVM, die BNR met zestien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen, de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverweegt? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?2
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643-1315) die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 6643–1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, het RIVM en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en/of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Marjolein Faber (minister ) (PVV), Struycken , David van Weel (minister ) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer» (BNR, 20 mei 2025)? Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), die BNR met veertien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,1 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en / of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1315) die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s. (Kamerstuk 6643, nr. 1320) die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, de DJI, de IND, het CJIB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u de Autoriteit Persoonsgegevens, als onafhankelijke autoriteit, vragen of zij bereid is om zelfstandig te reageren op vragen 2, 4, 5, 6, 8 en 9?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon» (Kamerstuk 36 574) van 2 juni a.s.?
Het bericht ‘SOMO: Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «SOMO: Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie»1 en «Kortsluiting in het internationaal recht»2?
Ja.
Vindt u het moreel verwerpelijk dat deze zakenmannen via hun in India gevestigde bedrijf «SASMOS» elektronische componenten aan onder andere de Israëlische wapenfabrikanten Elbit; Rafael; en Israel Aerospace Industries leveren?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over individuele bedrijven of personen.
Klopt het dat de strafrechtelijke vervolging van deze zakenmannen binnen de rechtsmacht van Nederland valt zoals is gebleken uit eerdere, vergelijkbare gevallen? Kunt u uiteenzetten op basis van wat voor jurisdictie, welke wetten en regels dat nu weer zou kunnen gebeuren?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of sprake is van gedragingen die mogelijk strafbaar handelen opleveren en waarover Nederland rechtsmacht heeft. Indien het Openbaar Ministerie het na een dergelijke beoordeling opportuun acht om tot vervolging over te gaan, is het aan de rechter om een uiteindelijk oordeel te vellen over de vraag of Nederland rechtsmacht heeft. Bij een dergelijke beoordeling kan worden gekeken naar de rechtsmachtbepalingen in het Wetboek van Strafrecht, maar – afhankelijk van de precieze verdenking – ook naar rechtsmachtbepalingen in andere wetten zoals bijvoorbeeld de Wet internationale misdrijven.
Weet u of het Openbaar Ministerie al een onderzoek heeft lopen naar deze zakenmannen?
Hier kan het kabinet geen uitspraken over doen.
Wat is uw oordeel over de Israëlische wapenbedrijven waarmee deze mannen op grote schaal handel drijven? Wat vindt u ervan dat bedrijven zoals Elbit en Rafael beelden van aanvallen op illegaal bezette Palestijnse gebieden gebruiken in hun promotievideo’s? Wat vindt u ervan dat journalisten hebben aangetoond dat bij sommige van die aanvallen kinderen zijn omgekomen? Wat vindt u ervan dat deze bedrijven vervolgens met schaars geklede vrouwen proberen de moord op Palestijnse kinderen met hun wapensystemen «sexy» te maken? Wat is uw standpunt over het seksueel en commercieel uitbuiten van oorlogsmisdrijven door deze bedrijven?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over individuele bedrijven of individuen. Staten dienen zich te houden aan internationaal recht. Het kabinet benadrukt het belang van naleving van het internationaal recht en roept staten op hun verantwoordelijkheid te nemen. Zie tevens het antwoord op vraag 15.
Van ondernemingen uit staten die de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen hebben onderschreven, zoals Israël, wordt verwacht dat zij zakendoen in lijn met deze internationale kaders. Dit betekent dat bedrijven de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten voorkomen en aanpakken. Volgens deze internationale kaders dienen ondernemingen in situaties van gewapend conflict normen van humanitair oorlogsrecht te respecteren en aangescherpte gepaste zorgvuldigheid toe te passen.
Wat vindt u ervan dat bedrijven zoals Israel Aerospace Industries ook «battle tested» drones (getest op Palestijnen in de illegaal bezette gebieden) hebben verkocht aan Vladimir Poetin, zelfs na de illegale annexatie van de Krim en de MH17-ramp waarbij 196 Nederlanders werden vermoord? Hoe staat u tegenover het feit dat deze drones een sleutelrol speelden in Poetin’s operaties in Syrië, waarmee het brute regime van Assad overeind werd gehouden? Wat vindt u ervan dat Israël Russische piloten opleidde om deze drones in te zetten, wat tot onnoembaar veel oorlogsmisdrijven heeft geleid?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u ook dat handel met wapenbedrijven zoals Elbit, Rafael en Israel Aerospace Industries tegen alle ethische standaarden indruist? Zo ja, wat doet u ertegen dat Nederlanders niet meer voor honderden miljoenen handelen met deze bedrijven? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse uitvoer van militaire goederen naar Israël wordt zorgvuldig getoetst aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat militaire goederen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Daarmee voldoet de Staat aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen ten aanzien van wapenexportcontrole. Dat is onlangs bevestigd in het vonnis van de voorzieningenrechter in de zaak Al-Haq c.s. tegen de Staat (d.d. 13 december 2024).
Materieelsamenwerking van defensie met Israëlische bedrijven vindt plaats binnen de kaders van het kabinetsbeleid en de Europese aanbestedingswetgeving. De Israëlische defensie-industrie ontwikkelt systemen die belangrijk zijn voor de doorontwikkeling en modernisering van de Nederlandse krijgsmacht. Defensie heeft in Israël geproduceerde militaire middelen en systemen aangeschaft vanwege de kwaliteit en relatief snelle beschikbaarheid daarvan.
Wat vindt u ervan dat de wapens van deze fabrikanten sinds oktober 2023 op grote schaal worden ingezet door het Israëlische leger in Gaza, met name in het licht van de consensus onder genocideonderzoekers dat Israël genocide pleegt in Gaza?
Het kabinet staat voor de veiligheid en het bestaansrecht van de Staat Israël. Dat betekent ook dat Israël over een defensie-industrie moet kunnen beschikken. Het kabinet veroordeelt de aanval van Hamas op 7 oktober 2023 ten stelligste; tegelijkertijd roept het huidige Israëlisch handelen urgente vragen op over de proportionaliteit daarvan. Vanaf het begin van het conflict roept het kabinet Israël op om in overeenstemming met het internationaal recht te handelen bij het optreden in de Gazastrook. Het is van belang dat op verschillende manieren en vanuit diverse landen druk wordt uitgeoefend op de regering Netanyahu om de situatie op de grond onmiddellijk te verbeteren. Dit is ook de reden dat Nederland onder andere in mei 2025 de brief aan de Hoge Vertegenwoordiger heeft gestuurd om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren.
Gezien de aanhoudende catastrofale situatie in de Gazastrook en het niet nakomen van de afspraken met de EU, heeft het kabinet besloten om zowel nationale- als Europese maatregelen te nemen. Uw Kamer is hierover middels een brief op 28 juli jl.3 geïnformeerd. Graag verwijzen wij u ook naar de Kamerbrief van 21 januari 20254. Hierin is opgenomen de verplichting van derde staten om genocide te voorkomen. In de brieven van 18 juni 20255, 28 juli 2025 en de beantwoording van de Kamervragen van het lid Dassen van 24 juni 20256 is hierop verder invulling gegeven. Tot slot is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van de algemene vergunning NL002 en aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming [Kamerstuk 22 054, nr. 454].
Zouden de elektrische bedradingsoplossingen van SASMOS voor drones, straaljagers en tanks, die SASMOS zelf met de «bloedsomloop en het centrale zenuwstelsel van het menselijk lichaam» vergelijkt door de recent aangescherpte exportcontroles van Nederland voor export naar Israël komen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat vindt u ervan dat deze elektrische onderdelen op grote schaal naar Israël worden uitgevoerd door SASMOS?
Op basis van het SOMO-rapport is niet met zekerheid te zeggen welke goederen SASMOS precies exporteert. Daarom is niet vast te stellen of hiervoor een vergunningplicht geldt en of hiervoor in een hypothetisch geval bij export vanuit Nederland een exportvergunning is vereist. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Wat vindt u ervan dat de export van SASMOS naar Israël flink is gestegen sinds oktober 2023? Vindt u het ook zorgelijk dat het er alles van weg heeft dat SASMOS enorm profiteert bij iedere oplaaiing van het geweld in Gaza? Wat vindt u er bijvoorbeeld van dat alleen al in maart 2025, de maand waarin Israël het staakt-het-vuren beëindigde, SASMOS op 20 verschillende dagen producten naar Israël heeft verscheept?
Het kabinet doet in beginsel in het openbaar geen uitspraken over individuele bedrijven of personen. Alle Nederlandse bedrijven hebben zich te houden aan de wet. Als er aanwijzingen zijn dat bedrijven de wet hebben overtreden, dan zal dit worden onderzocht door de relevante toezichthouder. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of sprake is van gedragingen die mogelijk strafbaar handelen opleveren.
Bent u voorts bereid om de relaties van SASMOS met andere Nederlandse bedrijven onder de loep te nemen, zoals GKN Aerospace en de in Brabant gevestigde Lumipol Group? Bent u het namelijk eens dat het Nederlandse businessnetwerk met de Israëlische wapenindustrie doorgelicht moet worden om in kaart te brengen of er sprake is van medeplichtigheid aan Israëlische oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide? Kunnen de belastingdienst, douane en FIOD hier een rol bij spelen?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft u überhaupt ooit een waarschuwing aan dit soort bedrijven gegeven dat er een groot risico is dat hun producten bijdragen aan grove schendingen van het internationaal recht vanwege gebruik door het Israëlische leger? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Volgens deze kaders dienen bedrijven mensenrechtenrisico’s, in hun waardeketens te identificeren, ook bij export, en waar nodig aan te pakken. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van Nederlandse private partijen zelf om beslissingen te maken binnen de kaders van de wet.
Bent u het eens dat het evident is dat de zakenmannen uit het artikel zich bewust waren van de mogelijkheid dat hun materiële hulp gebruikt zou worden voor het plegen van oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid of genocide en dat ze dat risico aanvaardden?
Het kabinet doet daar geen uitspraken over. Het is in individuele zaken aan de rechter om te oordelen of bepaald handelen internationale misdrijven oplevert, indien en voor zover het Openbaar Ministerie het opportuun acht om tot vervolging over te gaan.
Bent u het ook eens dat uit jurisprudentie (denk aan de zaak Frans van Anraat in 2009, en Guus van Kouwenhoven in 2018) bleek dat het voldoende was dat de veroordeelde personen wisten wat de daders van plan waren en niet noodzakelijkerwijs hun intentie hoefden te delen om strafrechtelijk veroordeeld te worden? Bent u het met andere woorden eens dat de Nederlandse rechtbanken dedolus eventualis hebben gehanteerd omdat deze steunt op «de aanname van risico» in plaats van «kennis» van het feit dat wapens werkelijk worden ingezet voor het begaan van internationale misdrijven? Hoe beschouwt u dat in relatie tot de onderhavige casus?
Door de Nederlandse rechter zijn in het verleden inderdaad personen uit de private sector met de Nederlandse nationaliteit veroordeeld voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. In die zaken stelde de rechter vast dat sprake was van opzet en dat deze personen wisten dat door derden oorlogsmisdrijven zouden worden gepleegd dan wel dat zij zich willens en wetens hadden blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat derden oorlogsmisdrijven zouden plegen door gebruikmaking van de geleverde goederen.
De beoordeling of sprake is van opzet is – zoals ook uit deze jurisprudentie volgt – afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het is aan de rechter om een dergelijke beoordeling te maken indien en voor zover het openbaar ministerie het opportuun acht om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Ik kan mij daar niet over uitlaten.
Bent u het tot slot eens dat er een nationale aanpak moet komen tegen private handelingen die bijdragen aan schendingen van het internationaal recht door Israël in Gaza en de Westelijke Jordaanoever? Zo ja, welke instanties zouden hierbij betrokken moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Iedere staat dient zich te houden aan internationaal recht. In het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 20247 wordt geen uitspraak gedaan over de reikwijdte van de verantwoordelijkheid van derde staten voor de activiteiten van private partijen.
De groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Overheidsorganisaties blijven in de Amerikaanse cloud, ondanks zorgen in de Tweede Kamer»?1 Bent u tevens bekend met het feit dat de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof onlangs de toegang tot Microsoft-diensten is ontzegd op laste van de Amerikaanse regering?
Kunt u bevestigen dat het UWV en de SVB, die BNR met vijftien andere overheidsorganisaties onder de loep heeft genomen,2 de overstap naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners niet heroverwegen? Zo ja, kunt u dit besluit onderbouwen?
Welke processen, registers, (mail)communicatiediensten en/of organisatieonderdelen die onder uw verantwoordelijkheid vallen, zijn op dit moment reeds ondergebracht in de cloud van Amerikaanse dienstverleners?
Kunt u een overzicht geven van de geplande en voorgenomen migraties naar clouddiensten van Amerikaanse dienstverleners, daar waar het uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag betreft?
Kunt u illustreren wat de directe gevolgen zouden zijn voor de continuïteit van de processen, dienstverlening en dataopslag binnen uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag, wanneer deze de toegang tot Amerikaanse digitale dienstverlening zouden worden ontzegd, zowel op dit moment als na de geplande en voorgenomen migraties? Welke merkbare gevolgen zou dit hebben voor Nederlandse burgers en voor de samenleving? Hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s gemitigeerd worden?
Kunt u onderbouwen wat Amerikaanse wetgeving, zoals de CLOUD Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act, in het ergste geval betekent voor de vertrouwelijkheid van de data die uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag hebben opgeslagen in de cloud van Amerikaanse dienstverleners? Wat zou het gevolg zijn voor Nederlandse burgers en de samenleving wanneer al deze data tezamen in handen van een statelijke actor zou belanden?
Heeft u migraties naar digitale diensten van Amerikaanse techgiganten stopgezet of heroverwogen naar aanleiding van de aangenomen motie-Kathmann c.s.3 die hiertoe oproept?
Hoe geven uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag voorts invulling aan de aangenomen motie-Six Dijkstra c.s.4 die oproept om als doelstelling te hanteren dat de continuïteit van digitale overheidsdienstverlening niet rechtstreeks afhankelijk is van partijen uit de Verenigde Staten?
Kunt u toezeggen dat de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten binnen uw departement, het UWV, de SVB en andere overheidsorganisaties onder uw gezag niet verder zal toenemen, en dat het bevorderen van de strategische autonomie van Nederland en / of Europa het uitgangspunt is bij elk besluit omtrent digitale diensten dat onder uw gezag genomen wordt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het notaoverleg over de initiatiefnota «Wolken aan de horizon»5 van 2 juni a.s.?
Het artikel 'KBN meldt concrete probleemgevallen met certificeringen bij de ILT' |
|
Peter de Groot (VVD), Martijn Buijsse (VVD) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «KBN meldt concrete probleemgevallen met certificeringen bij de ILT»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u op de hoogte van de problemen die binnenvaartschippers ervaren met de verlenging van certificaten? Wat is de wachttijd op dit moment voor een inspectie?
Ja, daar ben ik mee bekend. De wachttijd is verschillend per erkend klassenbureau of keuringsinstantie. Schippers wordt aangeraden zich ruim voor afloop van het certificaat bij een van deze partijen te melden.
Bent u op de hoogte van het aantal binnenvaartschippers dat op korte en lange termijn risico loopt dat hun schip uit de vaart genomen wordt omdat zij hun certificaat niet hebben, omdat de inspecties door Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet op tijd uitgevoerd zijn? Hoe beoordeelt u de situatie waar de schippers zich in bevinden?
De hier bedoelde inspecties aan binnenvaartschepen worden niet uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT besteedt onderzoek en certificering van binnenvaartschepen uit aan erkende klassenbureaus en keuringsinstanties. Zij vallen onder het toezicht van de ILT en de keuringsinstanties hebben een accreditatie van de Raad voor Accreditatie (RvA).
Op dit moment is er voor zover de ILT bekend geen indicatie dat schepen niet tijdig gecertificeerd kunnen worden waardoor ze geen certificaat meer hebben. Wel komt het voor dat schepen pas op het laatste moment een certificaat of een tijdelijk certificaat ontvangen. Dit is vervelend voor schippers/eigenaren die dit treft, omdat ze lang in onzekerheid zitten. De ILT staat in nauw contact met zowel de binnenvaartsector als de erkende klassenbureaus en keuringsinstanties om vinger aan de pols te houden en in te grijpen als dit nodig zou zijn.
Hoeveel voorlopige certificaten zijn door ILT uitgegeven aan binnenvaartschippers? Hoe beoordeelt u dit en wat is het risico voor een binnenvaartschipper wanneer hij een dergelijk voorlopig certificaat ontvangt?
Als gevolg van de schorsing van het Nederlands Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB) heeft de ILT 690 voorlopige certificaten afgegeven. Deze scheepseigenaren hebben een brief ontvangen waarbij is aangegeven dat zij zich binnen 6 maanden moeten melden bij een erkend klassenbureau of keuringsinstantie voor een keuring om een definitief certificaat te ontvangen. Zonder deze verlengingen door de ILT zouden deze schepen waarschijnlijk stil zijn komen te liggen.
Wat is in uw optiek de oorzaak van deze problemen? Hoe gaat u deze problemen oplossen?
Op 26 oktober 2023 is de accreditatie van het NBKB door de RvA geschorst. Het NBKB heeft vervolgens tot de opheffing van de schorsing op 14 februari 2024 geen inspecties meer mogen uitvoeren in de binnenvaart. Het NBKB had voor de schorsing een marktaandeel van 62%. Daardoor ontstond de vrees dat niet alle schepen tijdig gekeurd konden worden. De ILT heeft daarom de certificaten van diverse schepen eenmalig met een half jaar verlengd. Ook hebben de andere keuringsinstanties veel extra werk op zich genomen. Hoewel de achterstanden inmiddels grotendeels zijn weggewerkt is de huidige keuringscapaciteit kleiner geworden dan voor de schorsing van het NBKB. De erkende klassenbureaus en keuringsinstanties werken hard om deze capaciteit te vergroten door werving en opleiding van nieuwe inspecteurs.
Klopt het dat op 6 oktober 2023 het Nederlands Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB) is geschorst voor de genoemde inspecties en dat hierdoor 35 inspecteurs uit deze organisatie hun contract verloren? Hoe duidt u deze situatie van destijds?
Het NBKB is op 26 oktober 2023 door de RvA geschorst. Het is onjuist dat hierdoor 35 inspecteurs hun contract verloren. In februari 2024 hebben 5 zogenoemde expertisebureaus hun samenwerking met het NBKB eenzijdig ontbonden en in maart 2024 is ook een verzekeraar gestopt met de samenwerking met het NBKB. Dit heeft er wel toe geleid dat het NBKB minder inspecteurs in kon zetten dan voorheen. Daarbij moet worden gezegd dat de inspecteurs voorheen vaak maar een gedeelte van hun tijd besteedden aan inspecties aan binnenvaartschepen en een ander deel van hun tijd aan andere werkzaamheden.
Klopt het dat, voorvloeiend uit de situatie in 2023, de binnenvaartsector zelf het initiatief heeft genomen om inspecteurs te organiseren in een besloten vennootschap (bv), onder de naam Verenigde Nederlandse Inspecteurs Binnenvaart (VNIB), en dat ze met u in gesprek zijn gegaan over hoe dit voor de sector goed te organiseren?
De VNIB is geen initiatief vanuit de binnenvaartsector, maar bestaat uit de 5 zogenoemde expertisebureaus die in februari 2024 hun samenwerking met het NBKB eenzijdig ontbonden. Het klopt dat de ILT meermaals met deze partij heeft gesproken.
Klopt het dat VNIB, na veel inspanning, voldoet aan de zwaarste norm voor onafhankelijkheid volgens de Raad van Accreditatie?
Hier kan het kabinet geen uitspraak over doen. Het accreditatieproces van de VNIB is nog niet afgerond.
Klopt het dat VNIB, maar ook Register Holland en een eenpersoons inspecteur, volgens ILT niet voldoen aan de eisen voor onafhankelijkheid?
De RvA toetst geaccrediteerde partijen periodiek op de internationaal vastgestelde eisen voor onafhankelijkheid. Op dit moment is Register Holland geaccrediteerd en de VNIB niet.
Verwacht u op korte termijn tot afspraken te komen met bovengenoemde inspecteurs?
De ILT is in haar communicatie met de VNIB helder geweest aan welke eisen (bijvoorbeeld qua onafhankelijkheid) de VNIB moet voldoen om inspecties in de binnenvaart uit te mogen voeren. Op het moment dat de VNIB (of welke andere partij dan ook) aan deze eisen voldoet komt de ILT graag tot afspraken om zo de keuringscapaciteit verder te vergroten.
Hoe beoordeelt u de situatie die zich onder de groep inspecteurs voor de binnenvaart voordoet? Bent u het met de indieners eens dat inspecteurs zeer gespecialiseerde en bekwame personen zijn en dat er jaren nodig is om geaccrediteerd inspecteur te worden? Bestaat het risico dat, vanwege vergrijzing, er op korte termijn te weinig inspecteurs zijn?
De inspecteurs zouden gespecialiseerde en bekwame personen moeten zijn die moeten voldoen aan de eisen van de RvA en de ILT. Om het risico van een verminderde keuringscapaciteit door vergrijzing tegen te gaan werken de erkende klassenbureaus en keuringsinstanties hard om deze capaciteit te vergroten door werving en opleiding van nieuwe inspecteurs.
Gelden de inspectie-eisen voor wat betreft de onafhankelijkheid, zoals dit is toegepast voor de binnenvaart, ook voor de andere inspecties waar ILT voor verantwoordelijk is?
Ja, ook in andere sectoren worden bij accreditatie en/of erkenning eisen gesteld op het gebied van onafhankelijkheid.
Wapenexportvergunningen voor het Israëlische Iron Dome-systeem |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw opmerking in een debat vorige week over ««twee exportvergunningen voor onderdelen van het zogeheten Iron Dome-systeem» van Israël?»1
Ja, ik ben bekend met de woorden van de Minister van Buitenlandse Zaken waar naar wordt verwezen. Het kabinet handelt daarmee conform de motie van het lid Kahraman (motie 21 501-02, nr. 3170).
Kunt u aangeven wat voor export dit precies betreft, over welke onderdelen dit gaat?
Sinds de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 heeft het kabinet in respectievelijk januari 2024 en maart 2025 vergunningen goedgekeurd voor de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem. In beide gevallen betrof het onderdelen voor de radar waarmee het Iron Dome-luchtafweersysteem inkomende projectielen kan waarnemen om deze vervolgens uit te schakelen.
Produceren in Nederland gevestigde bedrijven onderdelen voor de Iron Dome? Zo ja, sinds wanneer exporteren deze bedrijven onderdelen hiervoor naar Israël?
Het gaat hier om goederen die niet in Nederland, maar in Canada zijn geproduceerd. De onderdelen zijn daarna vanuit Nederland naar Duitsland overgebracht om daar verder verwerkt te worden met als uiteindelijke eindbestemming Israël. Meerdere vergelijkbare transacties hebben sinds 2013 plaatsgevonden.
Daarnaast hebben er tussen 2005 en 2012 zes transacties plaatsgevonden voor de uitvoer van onderdelen en technologie met als eindbestemming Israël waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze transacties gebruikt zijn ten behoeve van (de ontwikkeling van) het Iron Dome-luchtafweersysteem dat sinds 2011 operationeel is.
Indien onderdelen voor de Iron Dome niet in Nederland worden geproduceerd, hebben deze vergunningen dan betrekking op doorvoer van onderdelen voor dit wapensysteem? Zo nee, wat bedoelt u dan met uw opmerking in het debat?
De twee transacties ten behoeve van het Iron Dome-systeem betreffen in Canada geproduceerde goederen die in Nederland zijn binnen gebracht en vervolgens naar Duitsland zijn verzonden. Op grond van het Besluit strategische goederen is er hier sprake geweest van overdracht vanuit Nederland naar Duitsland, dan wel van doorvoer door Nederland naar Duitsland. Vanwege deze overdracht/doorvoer zijn er in Nederland overdracht- en doorvoervergunningen verleend. In de loop van tijd is de aard van de transacties overigens veranderd van doorvoer naar uitvoer. Dit vanwege aanpassingen in de goederenstroom, namelijk van binnenbrengen en directe doorvoer naar Duitsland, naar invoer in Nederland om vervolgens overgedragen te worden naar Duitsland. De in Canada geproduceerde goederen zijn in geen van de gevallen rechtstreeks vanuit Nederland naar Israël uitgevoerd.
De berichtgeving rondom de levering van kritieke grondstoffen uit China |
|
Joris Thijssen (PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Dirk Beljaarts , Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «In de handelsoorlog tussen de VS en China springt de strijd om aardmetalen eruit» en de berichtgeving dat China de export van zeven aardmetalen aan banden heeft gelegd?1
Ja.
Heeft het kabinet in aanloop naar de stop waarschuwingen ontvangen? Zo ja, is dit gecommuniceerd richting bedrijven die mogelijk nadelige effecten kunnen ondervinden van de exportstop?
Het kabinet is enige uren voor de publieke aankondiging en gelijktijdige invoering van deze vergunningplicht geïnformeerd door de Chinese overheid. Het kabinet heeft vervolgens zowel signalen ontvangen als zelf contact opgenomen met het bedrijfsleven.
Op verzoek van de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken heeft het Nederlands Materialen Observatorium (NMO) proactief contact gelegd en onderhouden met bedrijven waarvan aannemelijk is dat er permanente magneten zijn verwerkt in hun producten. Daarnaast zijn brancheorganisaties VNO-NCW, FME en Koninklijke Metaalunie door het Ministerie van Economische Zaken gevraagd in hun achterban signalen op te halen van leveringsdisrupties bij Nederlandse bedrijven.
Kunt u een beeld schetsen van de effecten van de exportstop op de Nederlandse economie? In welke sectoren en/of op welke bedrijven heeft de stop het meeste effect? Wat zijn deze effecten? Gaat u maatregelen nemen om de gevolgen van de beperkingen te mitigeren? Kunt u een overzicht geven van alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen om de effecten van de exportstop te voorkomen? Welke maatregelen gaat u wel nemen en welke niet en waarom?
De Chinese exportcontrolemaatregel betreft geen exportstop maar een exportvergunningsverplichting. Vergunningsaanvragen worden momenteel door de Chinese overheid in behandeling genomen, maar het is onduidelijk wanneer en in welke mate deze vergunningen worden afgegeven. Hierdoor lopen leveringen van zware zeldzame aardmetalen, scandium en de permanente magneten waarin deze verwerkt zijn vertragingen op.
De Nederlandse industrie importeert uit China high-end permanente magneten, waarin zware zeldzame aardmetalen en scandium verwerkt zijn. Permanente magneten worden onder meer gebruikt binnen de hightech-, automotive- en consumentenelektronica-industrie. Vanuit veiligheidsoogpunt en bedrijfsvertrouwelijkheid kunnen geen nadere uitspraken worden gedaan over specifieke Nederlandse sectoren of individuele bedrijven waarop de exportcontrolemaatregel de grootste impact heeft.
Wanneer bedrijven onvoldoende voorraden of alternatieve toeleveringsketens hebben, lopen zij het risico dat hun productie belemmerd wordt. Wanneer dit moment wordt bereikt kan per bedrijf en product verschillen, waarbij belemmerde productie van halffabricaten en componenten ook invloed heeft op bedrijven verderop in de waardeketen. Bedrijven geven daarnaast aan dat extra administratieve last en de onduidelijkheid over doorlooptijden en welke informatie gevraagd wordt bij de exportvergunningsaanvraag belangrijke punten van zorg zijn.
Wat betreft de huidige acute leveringsdisruptie van zware zeldzame aardmetalen en permanente magneten onderhouden de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken nauw contact met de Europese Commissie over het afgeven van boodschappen namens de lidstaten aan de Chinese autoriteiten over de onwenselijkheid van de vertragingen in de vergunningverlening. Zo heeft Eurocommissaris Šefčovič op 3 juni 2025 de situatie besproken met de Chinese Minister van Handel, de heer Wang. Ook vanuit Nederland zijn er regelmatig gesprekken met China op zowel politiek als ambtelijk niveau over exportcontrolemaatregelen en -regelgeving. Onze insteek is onnodige verstoringen in de productie- en toeleveringsketens zoveel mogelijk te vermijden en voorspelbaarheid en duidelijkheid voor onze bedrijven te waarborgen. Dat maken we ook duidelijk aan China.
Binnen de Nationale Grondstoffenstrategie en de Europese Critical Raw Materials Act wordt op zowel nationaal als Europees niveau gewerkt aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, halffabricaten en componenten waarin deze zijn verwerkt. Nederland werkt aan voorraadvorming, stimulering van duurzame mijnbouw en verwerking van kritieke grondstoffen binnen de EU, bevordering van circulariteit en diversificatie van de herkomstlanden van kritieke grondstoffen. Deze handelingsperspectieven helpen de weerbaarheid van Europese en Nederlandse waardeketens stap voor stap te vergroten. Voor het behalen van resultaten is het echter cruciaal dat het bedrijfsleven hiermee ook aan de slag gaat.
Welke rol heeft het Nederlands Materialen Observatorium (NMO) in deze situatie, bijvoorbeeld bij het vroeg signaleren van ontwikkelingen, het opstellen van maatregelen die de Nederlandse industrie kunnen beschermen en maatregelen die de impact van een dergelijke exportstop kunnen beperken?
De rol van het NMO is het verzamelen en beheren van gegevens, informatie en kennis over kritieke grondstoffen, en het monitoren van toeleveringsketens. Daarmee biedt het NMO inzichten die overheden en bedrijven helpen bij het inspelen op risico’s die samenhangen met verstoringen in de toeleveringsketens.
In de specifieke situatie van de Chinese exportcontrolemaatregel op zware zeldzame aardmetalen en permanente magneten heeft het Ministerie van Economische Zaken het NMO gevraagd een impactanalyse op te stellen. Onderdeel van de monitoring van de impact is dat het NMO contact opneemt met bedrijven waarvan aannemelijk is dat er permanente magneten zijn verwerkt in hun producten. Daarnaast is er contact gelegd met de grondstoffen observatoria DERA (Duitsland) en OFREMI (Frankrijk) om na te gaan welke impact Duitsland en Frankrijk ervaren.
Op basis van de informatie via het NMO, het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn mogelijke acties van de rijksoverheid gezamenlijk geïdentificeerd, zoals het aankaarten van de problematiek via de Europese Commissie en bilaterale contacten.
Heeft het NMO gewaarschuwd voor een exportstop zoals deze? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er met die waarschuwingen gedaan?
De Chinese exportcontrolemaatregel op zeldzame aardmetalen en permanente magneten betreft geen exportstop, maar een exportvergunningsverplichting. Middels de reguliere bilaterale consultaties tussen Nederland en China is het kabinet enige uren voor de publieke aankondiging en gelijktijdige invoering van deze vergunningplicht geïnformeerd door de Chinese overheid.
Internationale en nationale kennisinstellingen, zoals TNO, waarschuwen Europese lidstaten en het bedrijfsleven al langer over de leveringszekerheidsrisico’s van kritieke grondstoffen en benadrukken daarbij de monopoliepositie van China in de toeleveringsketen. De kennisinstellingen benoemen vaak de eerdere exportcontrolemaatregelen op kritieke grondstoffen (bijvoorbeeld op gallium en germanium). Dat doet het Nederlands Materialen Observatorium ook sinds het gelanceerd is.
De gesprekken die het NMO en de overheid voeren met bedrijven, onder meer over de leveringszekerheid van grondstoffen, zijn vertrouwelijk.
In hoeverre richt het werk van Economische Zaken en het NMO zich op minder kritieke metalen zoals lithium? Hoe vergelijkt dat zich dat met het werk wat verricht is op het gebied van zeldzame aardmetalen en neodymium, gegeven het feit dat zeldzame aardmetalen veruit bovenaan de EU-lijst van meest kritieke elementen staan? Wat is de scope van de werkzaamheden van het NMO?
De reikwijdte van de Nationale Grondstoffenstrategie is primair de lijst van 34 metalen en mineralen die door de Europese Commissie zijn geclassificeerd als kritieke en/of strategische grondstoffen, evenals de halffabricaten en componenten die deze grondstoffen bevatten.
Binnen de eerste analyses die gevraagd zijn van het NMO zijn kritieke grondstoffen die Nederland in relatief hoge mate importeert in beginsel geprioriteerd. Lithium is hieraan toegevoegd vanwege het belang voor de energietransitie. Wat betreft zeldzame aardmetalen is gezien de exportcontrolemaatregel het werk ten aanzien van permanente magneten versneld.
In dit stadium van de kennisopbouw is de inzet van het Ministerie van Economische Zaken per kritieke of strategische grondstof vergelijkbaar. Binnen de verschillende handelingsperspectieven wordt nu uitgewerkt welke kritieke en strategische grondstoffen, halffabricaten of componenten prioriteit hebben. Ook wordt gekeken welke actie van Nederland daarbij passend is, en voor welke productgroepen dat geldt. Denk hierbij aan voorraadvorming, verwerking binnen Nederland, of het gericht stimuleren van circulariteit door Nederlandse bedrijven. De relatieve kritikaliteit van een grondstof op Europees niveau is een belangrijke factor. Daarnaast spelen ook andere overwegingen een rol. Bijvoorbeeld hoe belangrijk die leveringszekerheid van die grondstof is voor de Nederlandse economie. Ook wordt gekeken in hoeverre Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven goed gepositioneerd zijn om bij te dragen aan het vergroten van de leveringszekerheid van de grondstof.
Dat een grondstof op de Europese lijst het meest kritiek is, wil niet per definitie zeggen dat nationale actie door of binnen Nederland de meest effectieve manier is om aan de Europese leveringszekerheid bij te dragen.
Bent u bekend met berichtgeving over het snel teruglopende aanbod van koper vanuit China als gevolg van een toename in import door Amerikaanse bedrijven als gevolg van de aangekondigde tarieven vanuit de Verenigde Staten?2
Ja.
Kunt u aangeven wat de impact van een gebrek aan koper kan hebben op het Nederlands bedrijfsleven? Welke maatregelen kunnen genomen worden om de effecten zoveel mogelijk te mitigeren? Worden dergelijke maatregelen getroffen of voorbereid? Zo nee, waarom niet?
De wereldwijde vraag naar koper neemt jaarlijks toe, maar het mondiale aanbod is momenteel in balans met de totale vraag. China is een grootgebruiker van koper, maar domineert de markt niet. Het land is verantwoordelijk voor ongeveer 60% van het wereldwijde koperverbruik. De rest van de wereld beschikt echter over voldoende koper om in de eigen vraag en consumptie te voorzien. Het artikel gaat in op de recent toegenomen inkoop van koper door de Verenigde Staten. Daarmee concurreert de VS met China, zijn de koper-voorraden in China snel afgenomen en de koper-voorraden in de VS toegenomen.
Koper is een basismetaal dat wordt verhandeld op internationale grondstoffenbeurzen, zoals de London Metal Exchange (LME). Het NMO monitort de ontwikkelingen rond koper, inclusief de handel en speculaties over mogelijke nieuwe invoertarieven. Als de beschreven concurrentie op koper-aanvoer aanhoudt, kan dit leiden tot stijgende koperprijzen wat gevolgen kan hebben voor Nederlandse kopergebruikers. Volatiliteit in de koperprijs is echter inherent aan deze cyclische grondstoffenmarkt. De markt houdt hier rekening mee, en is in de praktijk voorbereidt op dit soort prijsfluctuaties.
Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat Nederland geen toegang meer zal hebben tot koper voor eigen gebruik. Op dit moment is er daarom geen aanleiding om acute maatregelen te treffen. Wel wordt door het Ministerie van Economische Zaken ook naar koper gekeken binnen de opzet van een traject richting het aanleggen van reserves van kritieke grondstoffen die vrij verhandeld worden.
Daarnaast levert het NMO informatie aan over de waardeketens van individuele kritieke grondstoffen door middel van materialendossiers. Over koper wordt later dit jaar ook een dossier opgeleverd, en tenminste deels publiek toegankelijk gemaakt via de website van het Nederlands Materialen Observatorium. Dit mede ten behoeve van de informatievoorziening aan het bedrijfsleven.
Welke signalen heeft u van tevoren binnengekregen over de forse vermindering van het koperaanbod op de wereldmarkt? Van wie waren die afkomstig? Heeft u hierbij informatie en ondersteuning vanuit het NMO gekregen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke vorm? Wat is er met deze signalen gedaan?
Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat Nederland geen toegang meer zal hebben tot koper voor eigen gebruik. Zie antwoord 7 voor de analyse. De ministeries van Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en het NMO hebben vooralsnog geen signalen ontvangen van het bedrijfsleven dat er leveringszekerheidsrisico’s zijn door een teruglopend aanbod van koper.
Om te anticiperen op volatiliteit in het koperaanbod is kennis nodig over de cyclische grondstoffenmarkt. Het NMO heeft de afgelopen periode kennis en expertise gedeeld over de kopermarkt met het Ministerie van Economische Zaken.
Kunt u aangeven wat tot nu toe de rol van het NMO is geweest in het signaleren van leveringsproblemen rondom en het inzetten op verminderen van de vraag? Bent u van mening dat deze rollen tot nu toe effectief vervuld worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom? Heeft het NMO een rol in het verminderen van de vraag naar kritieke grondstoffen door middel van recycling? Zo nee, waarom niet?
Voor beantwoording over de rol en werkzaamheden van het NMO in het signaleren van leveringsproblemen tot nu toe verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 4, 5,6, 8 en 9. Het kabinet is positief over hoe het NMO tot nu toe opereert en in een korte tijd bijdraagt aan de kennisopbouw op het terrein van kritieke grondstoffen en de kwetsbaarheden die daarbij spelen.
Het NMO is sinds de lancering dit jaar druk bezig met het verder consolideren en uitbouwen van zowel de eigen voorziene diensten binnen de Nationale Grondstoffenstrategie, als de samenwerking hierin met de overheid, het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen.
Binnen de Nationale Grondstoffenstrategie zijn circulariteit en innovatie opgenomen als handelingsperspectief, onder meer om de vraag naar kritieke grondstoffen verminderen. Het NMO heeft hierbij een rol als kennispartner voor de overheid. Het kabinet is tevreden over de effectiviteit waarmee het NMO deze taken oppakt.
Het NMO analyseert samen met kennispartners uit de recyclingketen welke bijdrage Nederland (en omliggende landen) kan leveren aan het vergroten van recyclingbijdragen van kritieke grondstoffen. Daarnaast neemt het NMO secundaire grondstoffenstromen mee in de leveringszekerheidsanalyses, die onder andere in de materialendossiers worden verwerkt. Ook werkt het NMO mee aan het ontwikkelen van publiek-private plannen van aanpak voor prioritaire productgroepen.3 Hierbij wordt onder meer gekeken hoe circulariteit de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor deze productgroepen kan vergroten. Concreet voorbeeld is de analyse naar circulaire elektrolyzers, die eerder met uw Kamer is gedeeld.4
Wat doet u, zowel economisch als diplomatiek, om dit soort maatregelen vanuit China te beperken en in de toekomst te voorkomen?
Het kabinet heeft de problematiek en de onwenselijkheid van de vertragingen in de vergunningverlening aangekaart bij de Europese Commissie. Eurocommissaris Šefčovič heeft op 3 juni 2025 de situatie besproken met de Chinese Minister van Handel, de heer Wang. Ook vanuit Nederland zijn er regelmatig gesprekken met China op zowel politiek als ambtelijk niveau over exportcontrole en regelgeving. Onze gezamenlijke Europese inzet is om onnodige verstoringen in de productie- en toeleveringsketens zoveel mogelijk te vermijden en voorspelbaarheid en duidelijkheid voor onze bedrijven te waarborgen. Dat maken we ook duidelijk aan China.
Via de Nationale Grondstoffenstrategie en in samenwerking met andere EU-lidstaten onder Europese Critical Raw Materials Act wordt gewerkt aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
De druk op zelfstandige winkeliers en de gevolgen voor ondernemers, consumenten en concurrentie |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Dirk Beljaarts |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vakcentrum: toekomst detailhandel onder druk» waarin wordt gewaarschuwd dat zelfstandige winkeliers, waaronder supermarktondernemers, steeds meer moeite hebben om te investeren in hun bedrijfsvoering door stijgende kosten?1
Ja.
Deelt u het beeld dat structurele lastenstijgingen, zoals hogere huren, energieprijzen, loonkosten en regeldruk, de concurrentiepositie van kleine ondernemers onder druk zetten ten opzichte van grotere ketens of internationale platforms?
De rijksoverheid zet zich in voor het beperken van onnodige lastenstijgingen. Desondanks is het duidelijk dat lastenstijgingen over de hele linie drukken op de winstgevendheid van retailers. Voor kleine, zelfstandige ondernemers is het soms lastig om deze prijsstijgingen geheel door te berekenen aan klanten, terwijl ze door het ontbreken van schaalvoordelen wat betreft kostprijs al op achterstand staan ten opzichte van grotere ketens of internationale platforms. Deze situatie is een gegeven en niet nieuw. Het is dan ook van het grootste belang dat kleinere ondernemers zich op andere manieren onderscheiden bij de consument dan op de prijs van hun producten.
Heeft u cijfers beschikbaar over het aantal sluitingen van zelfstandige winkels per jaar in de afgelopen vijf jaar? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te inventariseren, uitgesplitst naar regio en sector?
Nee, deze cijfers zijn niet beschikbaar. Een belangrijke reden hiervoor ligt in de vraag wat moet worden verstaan onder een zelfstandige winkel. Locatus hanteert in haar data bijvoorbeeld een onderscheid tussen formules en zelfstandigen, maar heel veel zelfstandigen maken als franchiser deel uit van een formule. Andersom kunnen winkels die Locatus niet als onderdeel van een formule ziet heel goed niet zelfstandig zijn. Een link naar KvK-data is zeer bewerkelijk en onwerkbaar voor grotere bestanden. Het Handelsregister is vervuilt door grote aantallen slapende ondernemingen; inschrijven is verplicht, uitschrijven niet. Op basis van de huidige SBI-coderingen kan geen onderscheid (meer) gemaakt worden tussen fysieke en online-winkels.
Welke beleidsinstrumenten zijn er momenteel beschikbaar voor zelfstandige winkeliers die willen investeren in verduurzaming, digitalisering of personeel en acht u die instrumenten toereikend?
Investeren in het algemeen is een onderdeel van goed ondernemerschap. Het is dan ook op de eerste plaats aan de ondernemer om te investeren om zijn bedrijf concurrerend en toekomstbestendig te houden. Dat wil niet zeggen dat een winkelier er altijd alleen voor staat. Kennis en informatie zijn cruciaal wanneer een ondernemer wil investeren. Die kan hij, afhankelijk van zijn informatiebehoefte, op verschillende plekken vinden, bijvoorbeeld bij zijn branchevereniging, maar ook bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Kamer van Koophandel en via tal van andere bronnen. Op lokaal niveau vormen gemeenten een belangrijke bron van informatie. Soms is financiële ondersteuning mogelijk in de vorm van subsidies, bijvoorbeeld bij het nemen van allerlei maatregelen om panden of de bedrijfsvoering te verduurzamen. Zoals bijvoorbeeld de investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor zakelijke gebruikers (ISDE) of de Energie-investeringsaftrek (EIA) voor ondernemers.
Ziet u risico’s voor de mededinging wanneer zelfstandige winkels op schaal verdwijnen en delen van de detailhandel structureel worden overgenomen door enkele dominante marktpartijen?
De ACM houdt toezicht op eerlijke concurrentie en marktwerking. Bedrijven moeten een fusie of overname bij de ACM melden als zij voldoen aan bepaalde omzetdrempels. De ACM controleert dan vooraf of bedrijven niet te groot worden door een fusie of overname. In theorie bestaat de mogelijkheid dat bedrijven op eigen kracht dominant worden. Op bedrijven met een machtspositie rust een bijzondere verantwoordelijkheid om concurrenten niet uit te sluiten en klanten niet uit te buiten. De ACM ziet erop toe dat bedrijven met een economische machtspositie hun machtspositie niet misbruiken.
Acht u het wenselijk dat de ACM expliciet let op de langetermijneffecten van schaalvergroting op het consumentenaanbod en op prijsvorming met name in kleinere gemeenten?
De ACM let bij haar toezicht al op of er voldoende (rest)concurrentie overblijft, of de prijzen niet te hoog worden en de kwaliteit van het aanbod niet verslechtert. Als bedrijven vooral regionaal of lokaal concurreren, dan beoordeelt de ACM de effecten op regionaal of lokaal niveau. Bij supermarktfusies kijkt de ACM bijvoorbeeld of er voor consumenten nog voldoende alternatieven overblijven om een supermarkt in hun buurt te kiezen.
Bent u met ons van mening dat het verdwijnen van zelfstandige winkels niet alleen economische gevolgen heeft, maar ook leidt tot afnemende diversiteit van het winkelaanbod, verlies van ambachtelijke kwaliteit en aantasting van de sociale functie van winkel in dorps- en stadscentra? En welke beleidsruimte ziet u om deze maatschappelijke waarde mee te wegen in markt- en ruimtelijkbeleid?
Ik ben me bewust van de maatschappelijke waarde van retail. Om die op waarde te schatten en erop te anticiperen is echter een lokale verantwoordelijkheid. Anders dan de rijksoverheid beschikken lokale overheden over instrumenten om hierop in te spelen, bijvoorbeeld met het ruimtelijk instrumentarium van de Omgevingswet. Om kernen aantrekkelijk te houden kunnen gemeenten in hun Omgevingsplannen bijvoorbeeld aangegeven waar retailers zich mogen vestigen en waar niet. Een winkel is echter op de eerste plaats een economische activiteit. Rechtstreeks ingrijpen in de markt door het verstrekken van financiële steun door overheden is niet gewenst, de regels voor het verstrekken van staatssteun reguleren dit ook. Soms zien lokale overheden echter mogelijkheden om gericht de sociale functie van winkeliers of lokale ambachten als bakkers aanvullend te faciliteren. Hiermee wordt op een indirecte manier ook de economische positie van de betreffende ondernemer versterkt.
Bent u bereid om, in overleg met branches en gemeenten, te verkennen welke aanvullende maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat winkelvoorzieningen verdwijnen uit kernen waar consumenten anders aangewezen raken op minder toegankelijk of duurder aanbod?
Mijn departement en ik zijn voortdurend met branches, sociale partners en gemeenten in gesprek, bijvoorbeeld binnen de Retailagenda. Daarbij kunnen ook de door u genoemde onderwerpen aan bod komen.
De verplaatsing van industriële productie uit Nederland |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Dirk Beljaarts |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De ene na de andere fabriek verdwijnt uit Nederland: wat gaat er mis?» waarin wordt geschetst dat meerdere grote fabrieken, zoals Tata Steel, Vredesteun, Shell en Dow, hun productie (deels) uit Nederland terugtrekken onder meer vanwege hoge kosten en regeldruk?1
Ja.
Herkent u het geschetste beeld dat industriële productie in Nederland structureel onder druk staat door een combinatie van hoge energieprijzen, toenemende internationale concurrentie, arbeidsmarktkrapte, regeldruk en beleidsmatige onzekerheid?
Ik herken het geschetste beeld dat de productie bij veel bedrijfstakken binnen de industrie in Nederland onder druk is komen te staan door een combinatie van de hierboven genoemde factoren. Welke specifieke factoren, evenals de mate waarin deze factoren de productie terugdringen, verschilt sterk per bedrijfstak. Het is van belang hier oog voor te houden. Ook kan dit sterk verschillen tussen bedrijven binnen dezelfde bedrijfstak.
In het algemeen geldt dat de industriële productie in Nederland in maart is toegenomen ten opzichte van een jaar eerder. Dit komt met name door de toegenomen productie vanuit de machinebouwindustrie2, terwijl andere bedrijfstakken ten opzichte van een jaar eerder hun productievolume verder hebben zien afnemen (zoals in de chemische industrie). Bij veel energie intensieve bedrijfstakken is het productievolume ten opzichte van een jaar geleden relatief constant gebleven, maar bevindt het productieniveau zich nog ruim onder het niveau van voor de energiecrisis. Daarmee blijft productieherstel voor deze bedrijfstakken uit.
Binnen de energie-intensieve industrie moeten we in het algemeen constateren dat de concurrentiepositie onder druk is komen te staan. Mijn collega, de Minister van Klimaat en Groene Groei, is bij de beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld over het Pakket voor Groene Groei hier verder in detail op ingegaan.3
Het is hierbij ook van belang om te constateren dat een deel van het concurrentienadeel ook ten dele kan worden opgevangen door de maatregelen die het kabinet de afgelopen voorjaarsbesluitvorming heeft genomen en in die zin niet structureel van aard hoeven te zijn. Het kabinet realiseert zich hierbij dat de situatie van de industrie urgent is, maar dat niet alles in één keer op te lossen is. Dat geldt zeker voor wereldwijde, geopolitieke ontwikkelingen die de industrie zo hard treffen momenteel. Tegelijk laat het kabinet met het pakket voor Groene Groei zien dat de noodkreten van de industrie goed zijn verstaan en dat de duurzame industrie toekomst heeft in Nederland.4 Daarbij is het ook noodzakelijk in EU-verband naar oplossingen te zoeken aangezien de industriële waardeketens grensoverstijgend zijn. De Europese Commissie werkt in dit verband onder de Clean Industrial Deal plannen uit om de concurrentiepositie en weerbaarheid van de industrie te versterken en tegelijk de verduurzaming vorm te geven. Het kabinet onderschrijft de noodzaak om verduurzaming en concurrentievermogen in samenhang te bezien. Over de specifiekere inzet en het toekomstperspectief van de verduurzaming van energie-intensieve industrie in Europees verband komt mijn collega van Klimaat en Groene Groei later dit jaar in een Kamerbrief nader op terug.
Kunt u aangeven hoeveel industriële productiebedrijven in de afgelopen vijf jaar hun activiteiten hebben teruggetrokken, uitgesplitst naar sector en motieven (zoals energie, kosten, vergunningen)?
Het exacte aantal industriële productiebedrijven dat hun activiteiten uit Nederland heeft teruggetrokken wordt niet als zodanig bijgehouden.
Uit de Monitor Ondernemingsklimaat5 blijkt dat de meeste van de bevraagde bedrijven (ruim 80%) niet van plan zijn om binnen twee jaar activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Bij internationaal actieve bedrijven ligt dit lager: 60% is niet van plan om binnen twee jaar activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Dit is vergelijkbaar met vorig jaar, met een lichte daling.
Bedrijven die verplaatsing overwegen zijn vooral negatief over het belastingklimaat, faciliterende regelgeving, energie-infrastructuur en de mindere voorspelbaarheid van beleid.
Hoe verhouden de industriële elektriciteitskosten in Nederland zich tot die in landen waarmee wij concurreren? Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde tarieven en nettarieven?
In de Kamerbrief van 4 april 2024 van mijn voorganger werd reeds gemeld dat de totale elektriciteitskosten in 2024 voor grootverbruikers in Duitsland, Frankrijk en België naar schatting tussen de 15% en 66% lager liggen dan in Nederland en dat dit verschil in 2024 sterk is gegroeid.6 In het met die brief meegestuurde onderzoek van E-bridge is onderstaand overzicht van de samenstelling van de energieprijzen voor industriële grootgebruikers opgenomen (figuur 2). Uit het onderzoek komt onder andere naar voren dat dit te wijten viel aan hoge netwerktarieven in Nederland, geen tegemoetkoming via de IKC-ETS en de verschillen in fiscale behandeling van grote elektriciteitsverbruikers.
Het kabinet heeft mede op basis hiervan bij de voorjaarsbesluitvorming besloten om de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen en daar budget voor vrij te maken. Hierdoor valt een groot deel van het kostennadeel ten aanzien van de elektriciteitsprijs weg en kan het gelijke speelveld voor deze bedrijven ten opzichte van hun Europese concurrenten ten dele worden hersteld. Een belangrijk deel van de hogere kosten komt daarnaast voort uit de hogere netkosten. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de amortisatie variant uit het IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur. Door een deel van de netkosten via leningen op een amortisatierekening te bekostigen en deze kosten in de tijd te spreiden, kunnen gemaakte netkosten over een groter verbruik verdeeld worden. Zo kan de stijging van de nettarieven in de komende jaren voor huishoudens en bedrijven gedempt worden. Het kabinet kijkt met een positieve grondhouding of aan de vier voorwaarden, zoals door het kabinet gesteld in de kabinetsreactie op het IBO, kan worden voldaan. Uiterlijk bij Prinsjesdag dit jaar komt het kabinet hierop terug.
Figuur 2 – Verschillen in Industriële energieprijzen
Bron: E-Bridge – Electricity cost assessment for large industry in the Netherlands, Belgium, Germany and France
Acht u het wenselijk dat Nederland beschikt over en robuuste basis van maakindustrie, chemie, procesindustrie en circulaire productie?
Ja. Het kabinet werkt aan een concurrerende en weerbare economie die schokken kan opvangen. Dat doen we samen met onze Europese en strategische partners. Het Nederlandse bedrijfsleven, de industrie en maatschappelijke organisaties spelen daarbij een cruciale rol. De ambitie is het behouden van een gediversifieerde economie, het opbouwen van nieuwe waardeketens in technologisch hoogwaardige industrieën en een gelijk speelveld tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven.
Welke concrete beleidswijzigingen zijn sinds 2022 ingevoerd om het vestigingsklimaat voor industriële bedrijven te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van netcongestie, vergunningenprocedures, investeringszekerheid en fiscale lasten?
Sinds 2022 zijn er verschillende beleidswijzigingen geweest die in het algemeen het vestigingsklimaat versterken. Zoals eerder aangegeven onder vraag vier heeft het kabinet besloten om de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen.
Het kabinet heeft verder opdracht gegeven tot het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur.7 Dit IBO bevat 32 concrete maatregelen om de kostenstructuur van elektriciteit te verbeteren en het vestigingsklimaat voor de industrie te versterken. De komende tijd gaat het kabinet o.a. aan de slag met het uitwerken van de amortisatieoptie.
Ook heeft het kabinet in het pakket voor Groene Groei dit voorjaar een versnellingsaanpak netcongestie aangekondigd. Met de nieuwe aanpak wordt sneller besloten welke overheid het bevoegd gezag op zich neemt en wordt dit vaker bij de provincie of rijksoverheid belegd. Het kabinet gaat met een aanpak voor kortere procedures de wet- en regelgeving aanpassen om knelpunten weg te nemen en de doorlooptijden te verkorten. Een uitgebreide toelichting op de versnellingsaanpak is te vinden in de brief «Aanpak netcongestie: sneller uitbreiden elektriciteitsnet».
Tegelijkertijd werkt het kabinet aan structurele oplossingen via onder andere de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel, die gericht is op snel perspectief bieden aan sectoren die geraakt worden door stikstof en ruimtegebrek.
Hiernaast zetten we met gericht industriebeleid in op het versterken van onze strategische ecosystemen. Voorbeelden hiervan zijn project Beethoven in de Brainport regio en de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie. Daarnaast zal ik in het najaar van 2025 de sectoragenda halfgeleiderindustrie met uw Kamer delen.
Hoe beoordeelt u de signalen van onder meer het Port of Rotterdam, de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en ondernemersorganisaties dat Nederland aantrekkelijkheid verliest als investeringsland voor grootschalige industrie?
We herkennen de uitdagingen zoals die zijn genoemd door deze belanghebbenden en nemen ze uitermate serieus. De hiervoor aangehaalde beleidsmaatregelen onder vraag 6 zijn erop gericht om dit te adresseren.
Welke invloed heeft de stikstofproblematiek op investeringsbeslissingen van industriële bedrijven?
Hierover zijn geen complete cijfers beschikbaar. Wel is duidelijk dat de stikstof problematiek in sommige gevallen in de weg staat, waardoor industriële projecten géén of lastig doorgang vinden. Uiteraard is dit een probleem voor het aantrekken van investeringen. Daarom heeft het oplossen van de stikstofproblematiek de hoogste prioriteit voor het kabinet.
Acht u het risico reëel dat het geleidelijk verdwijnen van energie- en kapitaalintensieve productieactiviteiten leidt tot verlies van strategisch verdienvermogen, exportcapaciteit en hoogwaardig werkgelegenheid?
Ja, dit is zorgelijk. We moeten onderkennen dat we sommige comparatieve voordelen kwijtraken, zoals goedkope energie uit gas. Met gericht industrie- en innovatiebeleid zetten we in op het versterken van ons langdurig verdienvermogen. In mijn industriebrief, die in Q3 van 2025 met uw Kamer gedeeld wordt, wil ik verder ingaan op deze problematiek, en de beleidsrespons. In Q2 van 2025 zal met de Groeimarktenbrief uw Kamer geïnformeerd worden over een aantal markten waar wij kansen zien om het strategisch verdienvermogen van Nederland te versterken. En de Minister van Klimaat en Groene Groei zal u bij brief informeren over het perspectief van de energie-intensieve industrie.
Bent u bereid om, samen met relevante departementen, regio’s en de industrie zelf, te verkennen of een langjarig industrieakkoord of herindustrialisatieplan nodig is om het investeringsklimaat duurzaam te versterken?
Ik ben continu in gesprek met departementen en stakeholders om het investeringsklimaat te versterken. Tegelijkertijd ben ik bezig met het vernieuwen van het Industriebeleid waarin ik het langjarig perspectief voor de industrie zal meenemen. Hierover informeer ik uw Kamer in Q3 van 2025.
Deel u de analyse dat onzeker, gefragmenteerde of wispelturig overheidsbeleid bijdraagt aan de neiging van bedrijven om Nederland als vestigingsland te heroverwegen? Zo ja, welke structurele verbeteringen ziet u op dat punt als noodzakelijk?
Ja. Bij investeringsbeslissingen voor bedrijven is lange termijn stabiliteit cruciaal. Ik zet me hierop in samen met mijn collega’s van andere departementen om dit aan te kaarten. Daarnaast werk ik aan verschillende programma’s om dit in te bedden. Zo ben ik bezig, zoals eerder aangehaald, met vermindering van regeldruk, door middel van het actieprogramma «Minder Druk Met Regels» alsook het Pact Ondernemingsklimaat. Structureel zie ik ruimte voor verbetering in de samenhang en voorspelbaarheid van beleid. Dat vraagt om betere interdepartementale afstemming, duidelijke langetermijnkoersen en consistentie in beleidsuitvoering. Daar gaat het Pact Ondernemingsklimaat aan bijdragen. U ontvangt nog voor de zomer het Pact Ondernemingsklimaat. Dit Pact is een belangrijke stap. Het bevat concrete afspraken en acties die ondernemers de ruimte geven om te ondernemen, en die het vertrouwen tussen overheid en bedrijfsleven versterken. Het Pact Ondernemingsklimaat adresseert belangrijke thema’s voor ondernemers, zoals arbeidsmarkt en talentontwikkeling, regeldruk en netcongestie.
Het bericht ‘EU to roll back Ukraine trade perks to protect its farmers’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU to roll back Ukraine trade perks to protect its farmers»?1
Ja.
Bent u bereid er tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel en Raad Buitenlandse Zaken, conform motie Paternotte/Kamminga (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3029), voor te pleiten dat de huidige handelsliberalisatie niet wordt afgezwakt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet steunt Oekraïne, ook op economisch gebied en in de wederopbouw. Het is positief dat de Commissie met Oekraïne in gesprek is over verdere wederzijdse tariefliberalisatie onder het Associatieakkoord, in lijn met de motie-Paternotte/Kamminga. Dit kan zorgen voor meer permanente steun aan Oekraïne dan de huidige tijdelijke eenzijdige opschorting van importtarieven door de EU (de zogenaamde «autonome handelsmaatregelen»), doordat de wederzijdse verdieping meer toegang biedt tot elkaars markten. Het kabinet blijft daarbij ook inzetten op het overnemen van Europese regelgeving over EU-productiestandaarden door Oekraïne. Bovendien biedt de wederopbouw van Oekraïne kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Hierbij is het van belang voor het kabinet dat er een soepele overgang is tussen het aflopen van de autonome handelsmaatregelen en de inwerkingtreding van de wederzijdse tariefliberalisatie. Hiertoe roept het kabinet binnen de EU ook op.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 19 mei, 17.00u beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Sabic verkoop van Chemelot fabrieken overweegt |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Dirk Beljaarts |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat Sabic overweegt zijn Europese fabrieken, inclusief de locatie op Chemelot, te verkopen?1
De berichten in de media zijn niet bevestigd door Sabic. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de bedrijfsvoering en strategie van individuele bedrijven.
Het kabinet volgt de berichtgeving over de ontwikkelingen in de industrie actief. Niet alleen de Nederlandse industrie staat onder druk, maar dit geldt breder in Europa. De toenemende geopolitieke spanningen onderstrepen het belang van invloed kunnen hebben op waardeketens van industriële producten. De industrie zorgt voor leveringszekerheid van basisproducten zoals energie, voedsel en materiaal. Productie dichtbij is cruciaal voor de autonomie van Europa en Nederland. Het kabinet zet zich daarom in voor versterking van het industriële concurrentievermogen in Europa. Verduurzaming en concurrentievermogen gaan daarbij hand in hand.
Deelt u de mening dat delen van de chemische industrie, onder ander bij Chemelot, cruciale sectoren zijn voor de Nederlandse economie en samenleving? Kunt u hierbij de aangenomen motie Dijk over «vitale productie behouden of terugbrengen naar Nederland» betrekken?2
De chemische industrie levert bouwstenen voor producten die burgers dagelijks gebruiken, van kunststoffen tot medische producten, en is een onmisbare leverancier voor vitale sectoren zoals defensie, gezondheid en energie. Door de hoge arbeidsproductiviteit levert de sector een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Daarnaast speelt de chemische sector een sleutelrol in het bereiken van een circulaire economie.
Delen van de chemische industrie, zoals die op Chemelot, kunnen daarmee een belangrijke rol spelen in de Nederlandse economie en samenleving. In dit kader is het van belang de leveringszekerheid en strategische autonomie van Nederland en Europa zoveel mogelijk te waarborgen.
De motie van het lid Dijk, gericht op het behouden dan wel terugbrengen van vitale productie, sluit hierbij goed aan. Deze motie verzoekt om een overzicht van strategische sectoren die vitaal zijn voor Nederland. Of en in welke mate onderdelen van de chemische sector kwetsbaar zijn door dergelijke risicovolle strategische afhankelijkheden, is onderzocht. Dit onderzoek, wat ten dele beantwoordt aan de motie, is echter vertrouwelijk, de resultaten kunnen op verzoek van de Kamer in een vertrouwelijke technische briefing worden toegelicht. De motie zelf zal nader worden geadresseerd in de Industriebrief.
Het antwoord op de motie van het lid Dijk zal worden opgenomen in de Industrie brief, die in het derde kwartaal van 2025 met de Kamer zal worden gedeeld.
Hoe worden de landelijke, provinciale en lokale overheden betrokken bij de plannen van Sabic en de mogelijke gevolgen voor de regio?
Wij kunnen niet ingaan op over onbevestigde mediaberichten.
Er is intensief contact met Sabic op landelijk en provinciaal niveau onder andere in het kader van het belang van het cluster en de maatwerkaanpak. Deze gesprekken zijn vertrouwelijk vanwege de bedrijfsvertrouwelijke informatie die daar wordt gewisseld.
Is er overleg geweest tussen de overheid en Sabic over de voorgenomen verkoop? Zo ja, wat is er besproken en wat zijn de uitkomsten van dit overleg?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden zijn er om (delen van) deze industrie te nationaliseren?
Dat zou betekenen dat de Staat het bedrijf koopt of onteigent. Dat zijn zowel juridisch, economisch als financieel zeer verstrekkende maatregelen die niet zomaar genomen kunnen worden. In geval van onteigening is een wettelijke grondslag vereist en zou bijvoorbeeld sprake moeten zijn van een publiek belang dat niet op andere wijze geborgd kan worden. Dat is op dit moment niet het geval.
In het geval er overgegaan wordt op sluiting of gedeeltelijke sluiting van de industrie in handen van Sabic, wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid in de regio Zuid-Limburg?
De nieuwsberichten betreffen onderzoek naar mogelijkheden voor verkoop door Sabic, en zijn niet door het bedrijf zelf bevestigd. Het kabinet gaat niet in op onbevestigde berichten over mogelijke sluiting van individuele bedrijven.
Wel kan gezegd dat Sabic één van de grootste spelers op het sterk geïntegreerde Chemelot is en daarmee belangrijk voor de huidige en toekomstige concurrentiepositie van de site. Zoals onder vraag 2 aangegeven leveren chemische bedrijven, zoals Sabic, bouwstenen voor producten die burgers dagelijks gebruiken, van kunststoffen tot medische producten. Deze bedrijven zijn tevens een onmisbare leverancier voor vitale sectoren als defensie, gezondheid en energie.
Wat zijn de gevolgen voor Chemelot en andere bedrijven in de productieketens van deze industrie?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen neemt u om de werkgelegenheid en economische stabiliteit in de regio te waarborgen in het geval van een verkoop of sluiting?
Het Rijk trekt samen op met het cluster en de Provincie Limburg om mogelijkheden te onderzoeken over hoe het cluster Chemelot structureel te versterken, onder andere door uitwerking van onderdelen van het «Limburgs bod voor een duurzaam Chemelot» (juni 2024). Zo is eind mei, mede door de inzet via de cluster-aanpak, het voorkeursalternatief voor het nog te bouwen 380 kV hoogspanningsstation in Graetheide vastgesteld. Deze projecten dragen bij aan de transitie naar een duurzame toekomst voor de industrie op Chemelot.
Welke buitenlandse afhankelijkheden zouden gecreëerd of vergroot worden door het (gedeeltelijk) sluiten van deze industrie?
De berichtgeving betreft mogelijke verkoop van onderdelen van Sabic. Deze berichten worden niet bevestigd door het bedrijf. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over sluiting van individuele bedrijven.
In het algemeen levert de Nederlandse chemische industrie basisproducten aan verschillende downstream sectoren, in heel Europa. Indien meerdere chemische sites binnen NL en/of de EU zouden sluiten kan dat leiden tot handelsafhankelijkheden. Door o.a. de toenemende productie in China zou handelsconcentratie kunnen ontstaan. Of dit problematisch en risicovol is hangt af van veel verschillende factoren. De Europese Commissie presenteert voor de zomer een actieplan voor de chemische sector en aan het eind van het jaar een Chemicals Industry Package, met onder andere maatregelen ter verbetering van het concurrentievermogen van deze industrie.
Hoe past deze ontwikkeling binnen het bredere beleid van de regering ten aanzien van het behoud en de versterking van de Nederlandse maakindustrie?
De (maak)industrie is cruciaal voor een concurrerende en weerbare Nederlandse economie. Het zorgt voor groei en werkgelegenheid, biedt oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en draagt bij aan onze strategische autonomie. In dit kader is de Clean Industrial Deal ook zeer relevant, waarin het groene industriebeleid nader wordt uitgewerkt voor Nederland en Europa. In juli wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de toekomst van de energie-intensieve industrie met de brief Perspectief op de Energie-Intensieve Industrie. Ook wordt het bredere industrie en innovatiebeleid vernieuwd. Met het nieuwe industriebeleid wordt meer gewicht gegeven aan het verdienvermogen en weerbaarheid. Dit sluit aan op nieuwe uitdagingen, zoals geopolitieke spanningen, afnemende productiviteitsgroei en huidige maatschappelijke uitdagingen. Hierover wordt de Kamer in het derde kwartaal van 2025 geïnformeerd.
Ook op Europees niveau zet het kabinet zich actief in voor het versterken van de industrie, waaronder voor de chemische industrie. Zo wordt er voor de zomer een Europees actieplan voor de chemische industrie gepresenteerd. Nederland heeft in dit kader ook het Franse non-paper over een «EU Critical Chemicals Act» medeondertekend3.
Kunt u een overzicht toevoegen van alle bedrijven en locaties die Sabic in Nederland bezit? Kunt u hierbij de omzet, winst en aantal fte betrekken?
Sabic heeft 3 productielocaties in Nederland: op Chemelot in Geleen, Bergen Op Zoom en Raamsdonkveer. Op Brightlands (Geleen) en in Bergen op Zoom zijn ook onderzoekscentra gevestigd. Daarnaast heeft Sabic haar Europese hoofdkantoor in Amsterdam. Momenteel werken er ruim 2.000 fte’s voor Sabic in Nederland.
Omzet en winstcijfers worden niet per locatie gepubliceerd. Volgens het jaarverslag bedroeg de wereldwijde omzet van het bedrijf in 2024 33 miljard euro, waarvan 20% in Europa.
Kunt u een overzicht toevoegen van alle generieke en specifieke subsidies en regelingen op zowel landelijk, provinciaal en lokaal niveau waarmee ondersteuning wordt geboden aan de activiteiten van de Sabic fabrieken in Nederland?
Gezien de gewenste beantwoordingstermijn van deze Kamervragen en het zwaartepunt van Sabic’s activiteiten op Chemelot, ligt bij de beantwoording de focus op het landelijke RVO instrumentarium en subsidies van de provincie Limburg over de periode van 2015 tot heden.
Navraag bij RVO heeft geleerd dat er in die periode in totaal ca. € 28 mln door RVO aan subsidie instrumenten rechtstreeks aan het bedrijf Sabic is gecommitteerd. Een deel van deze subsidies is voor projectpartners bestemd. Niet alle gecommitteerde bedragen zijn ook uitbetaald. Het feitelijke bedrag waarmee Sabic rechtstreeks is ondersteund, zal dus lager liggen. De grootste bedragen daarbinnen betreffen:
Daarnaast neemt Sabic deel aan projecten waarvoor projectpartners subsidie gecommitteerd hebben gekregen, waaronder een project waarvoor circa € 7,5 mln is gecommitteerd uit het groeifonds Circulair Plastics NL. Sabic ontvangt binnen deze projecten zelf slechts ten dele of geen subsidie.
Op grond van de fiscale geheimhoudingsbepalingen van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kunnen geen mededelingen worden gedaan over de uitvoering van de belastingwet bij individuele belastingplichtigen. Het delen van data van speciale regelingen, zoals fiscale, is dus niet mogelijk. Om die reden kan geen enkele informatie worden verstrekt t.a.v. aanvragen en het gebruik fiscale instrumenten zoals de WBSO, de EIA en de MIA/Vamil.
Navraag bij de provincie Limburg heeft opgeleverd dat in de afgelopen 10 jaar geen directe provinciale subsidies zijn verleend aan Sabic op Chemelot.
Kunt u een overzicht sturen van alle generieke en specifieke investeringen van de afgelopen 10 jaar die deze industrie ten goede zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 12.
Milieu- en gezondheidsschade industriële emissies |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Nederlandse industrie jaarlijks voor minstens 7 miljard euro aan milieu en gezondheidsschade veroorzaakt, en met de oproep van gezondheidsorganisaties, bezorgde omwonenden en milieuorganisaties om Nederlanders hier beter tegen te beschermen?1 2
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u van het feit dat Nederlanders dubbel de dupe zijn; ze worden ziek en betalen daarnaast de rekening door onder meer zorguitgaven, kosten voor bodemsanering, verminderde arbeidsproductiviteit en stijgende waterzuiveringskosten?
Nederlanders profiteren van de aanwezigheid van industrie in ons land. Zo zorgen bedrijven voor werkgelegenheid en maken bedrijven ook de spullen die Nederlanders iedere dag gebruiken. Dit neemt niet weg dat het signaal dat de aangehaalde artikelen afgeven serieus wordt genomen. Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over Industrie en Omwonenden zijn inmiddels diverse vervolgacties ingezet. Zo wordt er een methode ontwikkeld om zorgkosten veroorzaakt door industrie te berekenen3.
Voor bodemsanering geldt dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald (principe «de vervuiler betaalt»). Pas als die niet meer aansprakelijk is, er ook geen andere aansprakelijke partijen zijn en er wegens onaanvaardbare risico’s door de bodemverontreiniging maatregelen moeten worden genomen, komen de kosten voor rekening van overheden. Uiteraard is het doel om dat zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan waterzuivering wordt gewerkt door inzet op de bouw van vergaande zuiveringsmethoden op rioolwaterzuiveringsinstallaties waarmee microverontreinigingen kunnen worden verwijderd. Daarnaast start naar verwachting eind 2025 een vervolgtraject van de ontwikkeling van het waterschapsbelastingstelsel waarbij ook gekeken wordt naar het nog beter toepassen van het profijtbeginsel en «de vervuiler betaalt» principe bij de zuivering van stedelijk afvalwater, zoals ook verzocht in motie Grinwis4.
Bent u het ermee eens dat door het feit dat er vanaf 2026 op het thema gezonde lucht en tegengaan van geluidshinder wordt bezuinigd, de kans ook stijgt dat dit leidt tot o.a. hogere zorguitgaven, uitgaven voor bodemsanering, waardeverlies van woningen, ziekteverzuim én extra kosten voor waterzuivering? Zo ja, bent u het er dan mee eens dat dit niet alleen maatschappelijk, maar ook economisch onwenselijk is? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke onderzoeken onderbouwt u dat?
Het belang van een gezonde leefomgeving, waaronder schone lucht, wordt onderkend. De beschikbare middelen voor luchtkwaliteit en geluid nemen de komende jaren af doordat de incidentele middelen voor het Schone Lucht Akkoord aflopen. Tevens zijn er nog geen middelen toebedeeld voor het voldoen aan de herziene EU-richtlijn Luchtkwaliteit. Het RIVM onderzoekt momenteel de gevolgen van de invoering van de nieuwe Europese richtlijn Luchtkwaliteit met nieuwe normen. Op basis van de uitkomsten in deze studie zal worden bezien in hoeverre aanvullende middelen noodzakelijk zijn om eventuele knelpunten op te lossen.
Bent u bereid om, voordat de definitieve keuzes vallen rond Prinsjesdag, in de afwegingen over de begroting vanaf 2026, ook mee te nemen welke sociale, milieu en gezondheidskosten (in euro's) kunnen worden voorkomen als er meer wordt geïnvesteerd in gezonde leefomgeving en versterking van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), en deze informatie ook voor Prinsjesdag te delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom weigert u de Kamer volledig te informeren?
Het klopt dat het verminderen van bijvoorbeeld emissies van verkeer, landbouw, huishoudens en industrie leidt tot maatschappelijke baten. Het staand beleid van het Ministerie van IenW is erop gericht om dit soort emissies te verlagen, bijvoorbeeld via de versterking van het VTH-stelsel en het stapsgewijs aanscherpen van Europese normen. Als het beleid verder zou worden aangescherpt, zou dit kunnen leiden tot extra emissiewinst en daarmee tot extra baten. De omvang daarvan is op dit moment nog niet bekend, ik kan dit dus niet delen met uw Kamer. Daarvoor is bovendien aanvullend beleid nodig, dat breed moet worden afgewogen (onder andere in het kader van gelijk speelveld en andere belangen). Afwegingen hierover zijn aan een nieuw kabinet.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er structureel geld beschikbaar blijft voor het versterken van het VTH-stelsel en daarmee het verbeteren van onze leefomgeving?
Er is structureel 18 miljoen euro beschikbaar voor het versterken van het stelsel van vergunningsverlening, toezicht en handhaving (VTH). Met het Interbestuurlijk Programma VTH is inhoudelijk gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel, waar deze middelen ook zijn ingezet5. Over de implementatie en het gebruik van de opgeleverde producten zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met alle partijen. Mede op basis van deze afspraken zal, na overleg met de betreffende partijen, bepaald worden waar de beschikbare financiële middelen aan worden besteed.
Wat gaat u tot het einde van het jaar concreet doen om Nederlanders beter te beschermen tegen de schadelijke effecten van industriële emissies (graag een schets van concrete acties, afgezien van nog meer onderzoeken en deadlines)?
Op dit moment wordt de herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Een van de uitgangspunten voor vergunningverlening van de grote industriële installaties die onder de herziene RIE vallen, wordt het vergunnen aan de onderkant (strengste kant) van de bandbreedte van Best Beschikbare Technieken (BBT). Daarmee zorgt de RIE ervoor dat emissies van grote industriële installaties voorkomen en verminderd worden, ten behoeve van de bescherming van mensen, het milieu en de leefomgeving. De wetgeving als gevolg van de herziene richtlijn dient op 1 juli 2026 in werking te treden.
Daarnaast wordt gewerkt aan het uitvoeren van het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Ook wordt in het kader van de maatwerkaanpak gesproken met energie-intensieve industriebedrijven, om gericht hun uitstoot van broeikasgassen en effect op de leefomgeving te verkleinen.
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Industrie en Omwonenden volgt daarnaast een uitwerking van de acties uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden in december 20256. Aangezien het kabinet demissionair is, ga ik hier nu niet op vooruit lopen.
Hoe ziet u het feit dat sommige energie-intensieve sectoren, zoals de basismetaalindustrie, per euro toegevoegde waarde tot wel 37 eurocent schade veroorzaken? Hoe verhoudt zich dit tot het «de vervuiler betaalt»-principe?
Het klopt dat industriële activiteiten maatschappelijke schade veroorzaken, in de vorm van schade aan onder andere de gezondheid van mensen en de natuur. Deze industriële activiteiten kennen echter ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geldt bijvoorbeeld voor bodemsanering dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald en wordt er ook voor waterzuivering gekeken hoe dit principe beter toegepast kan worden.
Daarnaast worden schadelijke emissies steeds strenger genormeerd en/of beprijsd via wet- en regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn het Europese emissiehandelssysteem voor broeikasgassen en het systeem van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), op grond waarvan best beschikbare technieken verplicht worden gesteld voor de industrie. Dit soort normering gebeurt bij voorkeur in Europese en internationale afstemming, ten behoeve van een gelijk speelveld en voor het voorkomen van weglekeffecten. Op deze manier komt de situatie waarin milieuschade in de prijs van producten is verdisconteerd en de vervuiler betaalt stapsgewijs dichterbij.
Wat is uw reactie op het feit dat slechts 10% van de bedrijven verantwoordelijk is voor 75% van de schade aan onze leefomgeving en welke concrete stappen gaat u wanneer nemen om dit aan te pakken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 werk ik op verschillende manieren aan het inperken van industriële emissies. Het klopt dat grote energie-intensieve industriële activiteiten, ten opzichte van de kleinere industrieën, relatief veel maatschappelijke schade veroorzaken. Dat is gelet op de schaalgrootte van de energie-intensieve industrie ook niet verwonderlijk. Deze industriële activiteiten kennen bovendien ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het marktfalen wordt opgelost en vervuilende activiteiten een financieel realistische prijs krijgen, zodat de maatschappelijke kosten niet langer worden afgewenteld op omwonenden en de maatschappij? Welke concrete acties van uw kant kunnen we daarin verwachten en welke tijdlijn hoort daarbij?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat de bescherming van de volksgezondheid centraal moet staan bij de vergunningverlening aan industriële bedrijven en dat dit juridische borging verdient (zeker gezien eerdere schandalen waaruit bleek dat de overheid omwonenden en hun leefomgeving onvoldoende heeft beschermd)?
Bij de vergunningverlening van industriële bedrijven vindt er door het bevoegd gezag een afweging plaats tussen verschillende belangen. Het gezondheids- en milieubelang speelt hierbij een belangrijke rol. Eén van de doelen van de Omgevingswet is dan ook een gezonde fysieke leefomgeving. Een vergunning kan bijvoorbeeld geweigerd worden vanwege ernstige of mogelijk ernstige gezondheidsrisico’s. Hierdoor bestaat er reeds een juridische borging van de bescherming van de volksgezondheid.
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over Industrie en Omwonenden7 blijkt dat de gezondheid van omwonenden niet altijd afdoende wordt beschermd bij vergunningverlening. Recent heeft de Kamer een juridisch onderzoek ontvangen, waarin knelpunten en oplossingsrichtingen op dit gebied zijn geïdentificeerd8. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt verder onder andere gekeken naar hoe gezondheid een meer volwaardige plaats kan krijgen in vergunningverlening. Zo wordt er een onderzoek uitgevoerd naar het meewegen van gezondheid in de Omgevingswet en op welke manier dit mogelijk verstevigd kan worden. In december 2025 wordt hierover gerapporteerd conform eerdere toezeggingen aan de Kamer.
Bent u het ermee eens dat burgers veel te lang in de steek zijn gelaten door de overheid als het gaat om bescherming van hun gezondheid en omgeving tegen vervuilers, en dat het nu aan u is om zo snel mogelijk concrete resultaten te boeken om dit te verbeteren, in plaats van in jarenlange onderzoeken te blijven hangen? Zo nee, waarom laat u dan burgers weer in de steek?
Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie en Omwonenden» bevat confronterende bevindingen, die gaan over de gezondheid van burgers. Zoals aangeven9 in de kabinetsreactie van 10 oktober 2023, zijn dit bevindingen die het kabinet zich als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Een goede opvolging van de bevindingen van de OVV is daarvoor van belang. In het antwoord op vraag 6 is reeds toegelicht welke stappen hiervoor worden gezet.
Hoe gaat u er – gelet op het feit dat het regelmatig voorkomt dat gegevens aangeleverd door bedrijven onbetrouwbaar of onvolledig waren en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) er in november nog op wees dat emissiemetingen moeten worden uitgebreid en er meer immissiemetingen -metingen op het niveau van de leefomgeving- moeten plaatsvinden – op relatief korte termijn voor zorgen dat uitstootgegevens voortaan gebaseerd zijn op betrouwbare onafhankelijke metingen, waar de toezichthouders zoveel mogelijk direct toegang toe hebben in plaats van afhankelijk voor zijn van bedrijven, en welke concrete stappen met concrete deadlines/tijdpad horen daarbij?
Op dit moment wordt als onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden in kaart gebracht welke verbeteringen en innovaties mogelijk zijn ten aanzien van het monitoren en controleren van verontreinigende emissies bij bedrijven. Hierbij wordt onder andere gekeken naar hoe de kwaliteit en onafhankelijkheid van emissiemetingen kan worden gewaarborgd. Daarnaast wordt ook gekeken hoe het monitoren van schadelijke stoffen naar omwonenden verbeterd kan worden, bijvoorbeeld via metingen van immissies, depositie of biomonitoring. Ook wordt er onderzocht hoe de informatiestroom op het gebied van meetdata tussen bedrijven en toezichthouders kan worden verbeterd. Uw Kamer wordt in december 2025 geïnformeerd over de uitkomsten.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat beter onafhankelijk inzicht komt in zowel de uitstoot van als de blootstelling aan schadelijke stoffen (graag ook een schets van concrete stappen en tijdlijn)?
Zoals aangegeven in bovengenoemd antwoord op vraag 12 wordt dit momenteel onderzocht in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. In december 2025 wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten.
Ziet u een rol voor een onafhankelijke toezichthouder om meetgegevens te controleren of een landelijke, onafhankelijke meetdienst? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de bestaande toezichthouders voldoende uitgerust zijn om goede controles te kunnen uitvoeren op met name grote, machtige bedrijven?
Bevoegde gezagen en de ILT hebben op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht reeds het recht om onafhankelijke metingen uit te (laten) voeren bij bedrijven om emissievoorschriften te controleren, en doen dat in praktijk ook. In het kader van de versterking van het VTH-stelsel wordt gewerkt aan het verbeteren van de kennisinfrastructuur van bevoegde gezagen.
Gaat u naar aanleiding van de conclusies inzake de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven (uit het juridische onderzoek over omgaan met vergunningen en onzekere risico’s, waaraan gerefereerd wordt in de de Voortgangsbrief Industrie en Omwonenden[3]), ook daadwerkelijk werken aan regelgeving om de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven te verbeteren (bijvoorbeeld in het Bkl)? Kunt u toezeggen om nog dit jaar een concreet wijzigingsvoorstel in gang te zetten? Zo nee, wat gaat u dan wel concreet doen en per wanneer?
Zoals u weet is het kabinet demissionair en daarom terughoudend met nieuwe beleids- en/of wetswijzigingen. Wel worden via verschillende maatregelen reeds stappen gezet met betrekking tot het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Dit versterkt ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven.
Ook verbetert de informatiepositie van het bevoegd gezag door de implementatie van de Richtlijn Industriële Emissies. Specifiek op het gebied van stoffen met onzekere risico’s wordt het bevoegd gezag ondersteund door bijvoorbeeld de ontwikkeling van de zogeheten Routekaart Voorzorg Beter Toepassen. Hierover zijn momenteel gesprekken gaande met zowel bevoegde gezagen, omgevingsdiensten en branches.
Welke concrete stappen worden er gezet om de monitoring van industriële emissies te verbeteren, zodat deze fijnmazig, onafhankelijker en zoveel mogelijk realtime plaatsvinden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12 en vraag 14.
Welke concrete maatregelen neemt u om de omgevingsdiensten te versterken, zodat zij beter in staat zijn om de regels rond industriële emissies te handhaven?
Uw Kamer is op 8 mei 2025 geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) milieu in het algemeen te versterken10. Het gaat om een breed pakket aan maatregelen, waarvan wijziging van wet- en regelgeving onderdeel uitmaakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de blootstelling van omwonenden aan schadelijke stoffen beter in kaart wordt gebracht, bijvoorbeeld via biomonitoring?
De Gezondheidsraad heeft in 2024 geadviseerd om een structureel meetprogramma op te zetten voor meting van chemische stoffen met behulp van biomonitoring. Op basis van dat advies had het kabinet nog onvoldoende informatie over de beste invulling van zo’n meetprogramma en de bijbehorende kosten. Om die reden heeft het kabinet het RIVM opdracht gegeven tot het uitvoeren van een modelleringsstudie, waarin verschillende varianten in kaart worden gebracht en een realistische inschatting wordt gemaakt van de bijbehorende kosten12. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen van lopende meetprogramma’s in andere landen. Het RIVM verwacht de modelleringsstudie eind 2025 op te kunnen leveren. Op basis van die modelleringsstudie zal het kabinet een afweging maken over het instellen van een meetprogramma voor blootstelling aan chemische stoffen. Het kabinet verwacht hier op zijn vroegst in de eerste helft van 2026 op terug te kunnen komen.
Bent u bereid om maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven alleen aan te gaan wanneer er garanties zijn dat deze daadwerkelijk leiden tot wat gezondheidsexperts bestempelen als voldoende bescherming van de gezondheid van omwonenden, zoals door de Expertgroep Gezondheid is geadviseerd, waarbij een sterk uitgeruste toezichthouder de voortgang van afspraken monitort en waarbij als blijkt dat een bedrijf zich niet aan afspraken houdt er meteen harde sancties volgen?3 Zo niet, waarom laat u omwonenden weer in de steek?
De ministeries van KGG en IenW trekken met de maatwerkaanpak samen op om te bevorderen dat bedrijven én omwonenden een gezonde toekomst hebben. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) toetst naast de bijdrage van de beoogde maatwerkafspraken aan de verbetering van het klimaat ook de verbeteringen voor de leefomgeving. Uiteraard worden (de effecten van) bedrijfsactiviteiten begrensd door de relevante vergunningen, zoals dat voor ieder bedrijf geldt.
Goede monitoring van de afspraken is belangrijk om te bewaken dat resultaten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dit is ook onderdeel van elke maatwerkafspraak. Op deze manier kan tijdig worden bijgestuurd in het geval dat doelstellingen onverhoopt niet (tijdig) kunnen worden gerealiseerd. Zoals eerder aangegeven, zijn er reeds middelen gereserveerd in het Klimaatfonds voor versterking van toezicht en handhaving ten behoeve van de maatwerkafspraken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
In de vragen zit deels overlap. Om die reden is enkele keren verwezen naar een eerder antwoord. Verder vereisten verschillende vragen afstemming met andere departementen. Beantwoording binnen de gestelde termijn was daarom niet mogelijk. Op 28 mei is daarom een uitstelbrief aan uw Kamer verstuurd.
Het bericht ‘Gokken, alcohol, drugs: verslavingsproblemen nemen toe bij noodlijdende ondernemers’ |
|
Rosemarijn Dral (VVD), Bart Bikkers (VVD), Arend Kisteman (VVD) |
|
Nobel , Struycken , Dirk Beljaarts |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gokken, alcohol, drugs: verslavingsproblemen nemen toe bij noodlijdende ondernemers» uit het Financieel Dagblad van 8 mei 2025?1
Ja.
Wat is uw inzet om verslavingen onder ondernemers tegen te gaan? Hoe zorgt u er in het specifiek voor dat het terugbetalen van de coronaschuld aan de overheid niet bijdraagt aan het ontwikkelen van een verslaving onder ondernemers?
Het voorkomen van financiële problemen bij ondernemers en het eerder bereiken van ondernemers met geldzorgen draagt bij aan een beter welbevinden van de ondernemers en daarmee potentieel ook aan het voorkomen van verslavingsproblematiek. Het Ministerie van EZ draagt hieraan bij middels o.a. het Geldboek voor Ondernemers, het Zwaar weer programma van de Kamer van Koophandel en de inzet en support van Ondernemersklankbord. Ook werken de Ministeries van EZ, SZW en de Belastingdienst samen met Geldfit Zakelijk, om ondernemers te attenderen op deze en andere hulproutes bij geldzorgen, waaronder gemeentelijke schuldhulp en initiatieven zoals Over Rood.
Hierdoor worden ondernemers met (corona-)schulden eerder bereikt, voorgelicht over en toegeleid naar de voor hen passende (hulp-)mogelijkheden om zodoende financiële stress te voorkomen. Het is aannemelijk dat dit ook kan bijdragen aan het voorkomen of verhelpen van daarmee samenhangende andere psychsociale problematiek
Wat is de status van uw bezoek aan Ondernemer Centraal in Utrecht en als dit bezoek heeft plaatsgevonden wat zijn de bevindingen?
Het gesprek met Ondernemer Centraal staat gepland op 9 juli aanstaande.
Ziet u naar aanleiding van dit bericht meer redenen om aandacht te geven aan de problematiek rondom het niet meer kunnen betalen van schulden en de mogelijkheid van failliet gaan voor ondernemers?
Het is belangrijk om oog te hebben voor de financiële situatie van ondernemers. De schuldenproblematiek van ondernemers en (ex-)ondernemers en voorlichting over de beschikbare mogelijkheden heeft mijn continue aandacht. Zie ook mijn antwoord onder vraag 2.5.
Heeft u signalen van overheidsinstanties die bij deze problematiek betrokken zijn dat zij onvoldoende zijn geëquipeerd om verslavingszorg aan ondernemers te verlenen?
Er zijn geen signalen dat reguliere verslavingszorginstellingen of overheidsinstanties onvoldoende geëquipeerd zijn om ondernemers met verslavingsproblematiek te ondersteunen.
De reguliere verslavingszorg richt zich op de individuele cliënt en diens persoonlijke omstandigheden, waarbij de beroepsgroep – zoals het ondernemerschap – niet op voorhand een bepalende factor is voor de inrichting van het behandeltraject.
Gemeenten geven aan dat het vaak gaat om complexe, meervoudige problematiek, die vraagt om integrale ondersteuning en nauwe samenwerking binnen de keten. Gemeenten werken daarbij samen met andere organisaties, zoals verslavingszorg. In de gemeentelijke praktijk wordt gewerkt aan begeleidingstrajecten voor ondernemers, waaronder omscholing om uit risicovolle omgevingen te stappen. Daarnaast is tijdelijke toegang tot de regeling Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) mogelijk als ondersteunende maatregel richting herstel. Afhankelijk van de aard van de verslaving worden ondernemers doorgeleid naar passende vormen van hulp, van budgetcoaching tot specialistische verslavingszorg.
Deelt u de analyse dat er sprake is van een substantiële toename van enige vorm van verslaving onder ondernemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe groot is deze toename volgens u?
Zie het antwoord op vraag 8
In welke vormen van verslaving ziet u vooral een toename?
Zie het antwoord op vraag 8
Ziet u verschillen in de toename van het aantal verslavingen per sector waar deze ondernemers actief zijn of qua omvang van het bedrijf?
Verslavingsproblematiek specifiek onder ondernemers wordt op dit moment niet apart geregistreerd. Om die reden zijn er geen cijfers beschikbaar over de omvang van verslaving onder ondernemers. Verslavingsinstellingen registreren in de regel namelijk geen beroepsgroepen, waardoor uitspraken over trends per sector of bedrijfsomvang niet mogelijk zijn. Wel komen uit navraag via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) signalen naar voren dat gemeenten toenemend verslavingsproblematiek onder bepaalde groepen ondernemers zien. VNG geeft aan dat een grote gemeente in het noorden van het land melding maakt van verslavingsproblematiek bij specifieke beroepsgroepen, zoals stukadoors en stellingbouwers en dat in het oosten van het land verslaving steeds vaker naar voren komt bij levensvatbaarheidsonderzoeken bij ondernemers met schulden. Hoewel signalen van een toename onder ondernemers dus uit de praktijk naar voren komen, zijn er geen landelijke cijfers beschikbaar om een substantiële toename in absolute zin te bevestigen.
Er is een algemene toename zichtbaar in het aantal mensen dat zich meldt bij de verslavingszorg. Volgens gegevens uit het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) steeg het aantal cliënten in behandeling in 2023 tot ruim 65.000, ten opzichte van ongeveer 61.000 in 2022. Alcoholverslaving blijft het meest voorkomende probleem (45%), met name bij ouderen, gevolgd door cannabisgebruik onder jongeren (41%). Daarnaast is er sprake van een hernieuwde stijging in gokverslaving, met name online, en toenemende problematiek met meerdere middelen zoals cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB, ketamine en 3-MMC. Naar verwachting worden eind juni nieuwe cijfers van het LADIS gepubliceerd.
Wat is voor elk van deze toegenomen aantal verslavingen volgens u de oorzaak?
Voor verslavingsproblematiek onder ondernemers zijn geen specifieke oorzaken vastgesteld, mede omdat verslaving onder ondernemers niet afzonderlijk wordt geregistreerd. In algemene zin geldt dat verslaving een complex en individueel bepaald proces is, waarbij biologische, psychologische en sociale factoren samenkomen.
Ziet u significante regionale verschillen in de toename van het aantal verslavingen onder ondernemers?
Zie het antwoord op vraag 8
Ziet u noodzaak tot aanvullende maatregelen om verslavingen onder ondernemers in te dammen? Zo nee, waarom niet?
Elke verslaving is er één te veel. De aanpak van verslaving is niet alleen van belang voor ondernemers, maar ook voor niet-ondernemers. Daarbij is ook aandacht nodig voor het doorbreken van het taboe op verslaving onder ondernemers en het verbeteren van de toegankelijkheid van zorg.
Verschillende ministeries treffen al maatregelen om bepaalde typen verslavingen in te dammen, zoals het aanpakken van alcohol- en drugsgebruik. Op het terrein van (online) kansspelen heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming op 14 februari 2025 een nieuwe visie met uw Kamer gedeeld waarin de bescherming van mensen tegen de risico’s van kansspelen centraal staat.2 In dat kader zal er meer worden ingezet op het informeren van kwetsbare groepen, het creëren van bewustwording over de relatie tussen gokken en schulden en verslaving en passende hulp en ondersteuning. Naar aanleiding van het bericht in het Financieel Dagblad is de Kansspelautoriteit (Ksa) – de toezichthouder op de legale kansspelsector – in gesprek met het Instituut van Midden- en Kleinbedrijf (IMK) om te bezien of en hoe gokschade onder ondernemers beter kan worden tegengegaan. Daarnaast bestaat het Loket Kansspel3 waar mensen terecht kunnen voor hulp en begeleiding bij gokproblemen. Ook ondernemers kunnen hier terecht. Bij Geldfit is ook specifiek aandacht voor gokproblematiek.
Welke rol ziet u voor gemeenten bij het vroegtijdig signaleren en ondersteunen van ondernemers met schulden ter voorkoming van verslavingsproblematiek?
Gemeenten hebben een wettelijke taak om schuldhulp aan te bieden aan natuurlijke personen. Dit betreft zowel particulieren als zzp’ers en veel kleine ondernemers. Daarnaast zijn gemeenten verplicht om samen met vaste lastenpartners – zoals verhuurders, zorgverzekeraars, energiebedrijven en waterbedrijven – betalingsachterstanden te signaleren en hulp aan te bieden bij het oplossen ervan.
Vroegsignalering en een tijdige aanpak van financiële problemen kan stress bij ondernemers verlagen en zodoende bijdragen aan het voorkomen of verminderen van verslavingsproblematiek. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5, betreft het hier vaak complexe, meervoudige problematiek waarbij een integrale benadering noodzakelijk is. Gemeenten zijn wettelijk verplicht schuldhulpverlening aan te bieden aan natuurlijke personen, waaronder zzp’ers en kleine ondernemers. Om hen tijdig te ondersteunen bij (dreigende) financiële problemen, werken gemeenten samen met verschillende ketenpartners – zoals verslavingszorginstellingen, verhuurders, zorgverzekeraars en vaste lastenpartners – om passende hulp te bieden. Deze hulp kan variëren van budgetcoaching tot specialistische behandeling.
Vrijwel elke gemeente biedt op de een of andere manier ondersteuning aan ondernemers met geldzorgen. Een aantal grotere gemeenten heeft hiervoor actief beleid ontwikkeld:
Onderdeel van de bredere aanpak schuldhulpverlening. Biedt begeleiding aan ondernemers met financiële problemen via onder andere de Gemeentelijke Kredietbank (GKA) en het ONL Loket voor Zelfstandigen. Gericht op schuldhulp, herstart of bedrijfsbeëindiging.
Het Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ) helpt ondernemers met geldproblemen. Ze bieden onder andere de BBZ-regeling (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen), coaching en schuldhulp.
Een speciaal loket voor zelfstandige ondernemers met financiële zorgen. Biedt advies, ondersteuning bij schulden, inkomensondersteuning en trainingen.
Gericht op het versterken van de financiële zelfredzaamheid van ondernemers. Er is ondersteuning beschikbaar bij schulden, evenals coaching en netwerkactiviteiten.
Biedt gespecialiseerde schuldhulpverlening aan ondernemers, werkt met ondernemerscoaches en biedt trajecten op basis van de BBZ-regeling.
Naast gemeenten zijn er diverse landelijke en regionale organisaties die ondernemers met (dreigende) geldzorgen ondersteunen, zoals:
In hoeverre beschikken gemeenten momenteel over voldoende expertise en capaciteit om ondernemers met deze problemen adequaat te begeleiden?
Gemeenten moeten integrale schuldhulpverlening aanbieden. Dat houdt in dat zij kijken wat de onderliggende oorzaken van schulden zijn en of, en zo, ja hoe deze opgelost kunnen worden. Alleen integrale hulpverlening zal tot een duurzame oplossing kunnen leiden. Dat betekent overigens niet dat zij zelf over alle benodigde expertise hoeven te beschikken. Zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 5 werken gemeenten samen met andere organisaties, zoals verslavingszorg. Gezamenlijk beschikken zij over de expertise die nodig is om de verslaving en financiële zorgen aan te pakken. Gemeenten zetten professionele organisaties in voor schuldhulpverlening aan ondernemers indien zij zelf niet of onvoldoende over deze vorm van schuldhulpverlening beschikken. Verder ontvangt de VNG subsidie om gemeenten te ondersteunen om de dienstverlening aan ondernemers met schulden beter vorm te geven. Hiervoor heeft de VNG ook het spoor voor de ondernemer op de Routekaart Financiële Zorgen ontwikkeld.4
Bent u bereid om in overleg met gemeenten te bezien hoe de hulp aan ondernemers met schulden en bijkomende problematiek zoals verslaving structureel kan worden verbeterd?
Ja. Ik ga samen met gemeenten, brancheorganisaties en zorgpartijen verkennen of, en zo ja, hoe de ondersteuning van ondernemers met meervoudige problematiek structureel versterkt kan worden. We willen daarbij ook lessen trekken uit bestaande praktijkvoorbeelden, zoals Geldfit Zakelijk, Ondernemersklankbord en Ondernemer Centraal. Deze verkenning vindt plaats in samenspraak met collega’s van andere ministeries, gezien de samenhang tussen sociaal beleid, zorg, economische zelfstandigheid en armoede- en schuldenaanpak. Een interdepartementale benadering is daarbij essentieel om passende, integrale ondersteuning te kunnen bieden.
PFAS-vervuiling door Custom Powders |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Wat is uw reactie over de uitzending «Het PFAS-spoor» van Zembla?
Het is goed voor te stellen dat de uitzending veel zorgen heeft veroorzaakt bij de omwonenden van Custom Powders en daarnaast ook breder tot onrust heeft geleid. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen in zijn of haar eigen leefomgeving. Het is van groot belang dat er snel duidelijkheid komt over de rol van de verschillende betrokken partijen in deze ernstige PFAS-vervuiling. Het is dan ook een goede zaak dat gemeente Helmond hier een onafhankelijk onderzoek naar laat instellen.
Welke vervolgstappen gaat u nemen, nu blijkt dat Custom Powders jarenlang, tegen de vergunning in, PFOA (Perfluoroctaanzuur) in het riool heeft geloosd?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. De gemeente Helmond heeft aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Wat vindt u ervan, dat medewerkers van Custom Powders een PFAS-waarde van duizend keer boven de grenswaarde in hun bloed hebben? Welke consequenties zijn hieraan verbonden voor de werkgever? Wie is, volgens u, nu verantwoordelijk voor deze gezondheidsschade?
Het is zorgelijk als werknemers blootgesteld worden aan hoge concentraties van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair verantwoordelijk voor. De Nederlandse Arbeidsinspectie handhaaft hierop. Maar als kennis over gezondheidsrisico’s beschikbaar is, moet daar zorgvuldig mee omgegaan worden. Ook naar ketenpartners. Als informatie wel beschikbaar was, maar niet gedeeld werd is dat onacceptabel.
In principe is de werkgever altijd verantwoordelijk voor gezondheidsschade die ontstaat bij de werknemers als gevolg van het uitvoeren van werkzaamheden. Zo is in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658, lid 2) geregeld dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Indien een werknemer schade heeft geleden door het werk, is de werkgever verplicht tot het vergoeden van deze schade. Als het bedrijf is opgehouden te bestaan, kan eventuele werkgerelateerde gezondheidsschade in beginsel niet meer worden verhaald op de werkgever. Dat kan niet worden voorkomen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de invloed van deze illegale praktijken op de gezondheid van omwonenden en werknemers, en hoe ver de PFAS-vervuiling van Custom Powders zich heeft verspreid?
De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS en de risico’s voor de omwonenden. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s. Dat sluit niet uit dat de zorgen over gezondheid onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren1. Daarnaast heeft de gemeente Helmond reeds een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de verspreiding van de PFAS-vervuiling in de nabije omgeving2.
Bent u bereid Chemours, als opdrachtgever van Custom Powders, aansprakelijk te stellen voor de PFAS-vervuiling van Custom Powders?
Bevoegd gezag in het kader van het overgangsrecht (van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet) is de gemeente Helmond3. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Deelt u de mening dat Chemours de rekening van de PFAS-sanering in Helmond en de omliggende vervuilde regio moet betalen?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. De kosten voor de sanering zijn in eerste instantie voor de veroorzaker van de verontreiniging. De gemeente probeert de kosten te verhalen op de veroorzaker. Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Het oordeel of Chemours ook enige aansprakelijkheid heeft, is niet aan mij.
Bent u, na het bekijken van deze uitzending, nog steeds tegen een Nederlands verbod op PFAS? Zo ja, hoeveel incidenten moeten nog plaatsvinden of onthuld worden voordat u ingrijpt?
U wordt separaat geïnformeerd over een verkenning van de mogelijkheden voor een nationaal verbod op handel en gebruik van PFAS. Een dergelijk verbod zou met name artikelen betreffen die buiten Nederland of zelfs buiten de EU worden geproduceerd en daarmee niet automatisch leiden tot een grote aanpassing van de productie door Chemours. Ook staat een dergelijk verbod los van wat in het verleden is gebeurd bij Custom Powders.
De uitspraak van de rechter dat achterafbetaaldienst Klarna verdient aan incassokosten |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Struycken , Eelco Heinen (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechter dat de achterafbetaaldienst Klarna verdient aan incassokosten?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het oordeel van de rechter dat de buy now pay later-constructie die Klarna hanteert, gezien moet worden als een consumentenkrediet, waarvoor speciale regels gelden en dat hierop moet worden toegezien en gecontroleerd?
De twee uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland gaan over zaken waarbij een consument een online aankoop had gedaan en daarbij gebruik had gemaakt van de mogelijkheid tot uitgestelde betaling (Buy Now, Pay Later, BNPL), aangeboden door Klarna. Ondanks de ontvangen aanmaning, had de betreffende consument de koopprijs niet betaald. De (vermeende) vordering van Klarna op de consument heeft Klarna aan Alektum Capital II AG (hierna: Alektum) verkocht, die betaling van het openstaande bedrag vervolgens bij de rechtbank heeft gevorderd.
In de uitspraken heeft de rechtbank bepaald dat Alektum niet heeft aangetoond dat de bedongen rente, aanmanings- en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel.2 Dat deze kosten geen deel uitmaken van het verdienmodel, is noodzakelijk om te voldoen aan de voorwaarden voor de uitzondering van de kredietregels, namelijk dat bij kredietovereenkomsten die binnen drie maanden moeten worden terugbetaald er geen rente en «slechts onbetekenende kosten» mogen worden gerekend (zie artikel 7:58 lid 2 sub 2 van het Burgerlijk Wetboek). Omdat Alektum in dit geval niet had aangetoond dat de incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel, heeft de rechtbank aangenomen dat dit wel zo is, en dat er dus sprake was van meer dan slechts onbetekenende kosten. Als gevolg hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat Klarna in dit geval een consumentenkredietovereenkomst heeft verstrekt waarop de kredietregels van toepassing (hadden moeten) zijn. De rechtbank heeft dus niet geoordeeld dat Klarna in alle gevallen consumentenkredietovereenkomsten verstrekt, maar dat Alektum in deze gevallen het tegendeel niet heeft aangetoond.
Wij het vinden het een zorgelijk signaal dat, zoals de rechter in deze procedure heeft geoordeeld, door Alektum niet is aangetoond dat de bedongen rente, aanmanings- en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van Klarna. Tegelijkertijd hebben de uitspraken in een civiele procedure tegen Alektum niet tot gevolg dat dat de BNPL-overeenkomsten van Klarna vanaf heden allemaal onder publiekrechtelijk toezicht van de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) vallen. Het is aan de AFM om te beoordelen of deze uitspraak gevolgen heeft voor het toezicht.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter?
BNPL-aanbieders horen geen verdienmodel te maken van aanmanings- en incassokosten. In twee andere recente uitspraken in procedures tegen andere BNPL-aanbieders heeft de rechtbank geconcludeerd dat de aanbieders in kwestie wél hebben kunnen aantonen dat de aanmanings- en incassokosten geen onderdeel uitmaken van hun verdienmodel.3 4
Wij verwachten dat deze uitspraken aanleiding zijn voor alle BNPL-aanbieders om hun verdienmodel kritisch tegen het licht te houden en deze te herzien als zij concluderen dat de aanmanings- en incassokosten die zij consumenten rekenen meer dan alleen kostendekkend zijn.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat Klarna zich aan de regels voor consumentenkrediet houdt?
Aanbieders van BNPL-betaaldiensten komen uiterlijk november 2026 te vallen onder de herziene Europese Richtlijn consumentenkrediet (CCDII).5 Vanaf dan moeten de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. Ook komen deze aanbieders vanaf dat moment onder toezicht van de AFM.
De BNPL-gedragscode is kortgeleden aangepast met betrekking tot het verdienmodel; aangesloten partijen mogen niet verdienen aan incasso- en overige kosten. Ook Klarna is bij deze gedragscode aangesloten. Wij zullen met Klarna in gesprek gaan over deze uitspraak, of zij hun verdienmodel hebben aangepast op grond van de gedragscode en/of gerechtelijke uitspraak en of de incasso- en overige kosten die Klarna rekent meer dan kostendekkend zijn.
Deelt u de mening dat achterafbetaaldiensten, zoals Klarna, ongewenst zijn in Nederland, omdat zij met name jongeren aanzetten tot het aangaan van schulden?
Wij constateren dat het gebruik van BNPL risico’s met zich meebrengt voor mensen in een kwetsbare situatie, zoals jongeren. Hier maken wij ons zorgen over. Daarom treden wij al enige tijd, gezamenlijk met de Staatssecretaris voor Participatie en Integratie, op om deze risico’s te beperken.
Zoals gezegd, komen aanbieders van BNPL-betaaldiensten uiterlijk november 2026 te vallen onder CCDII. Vanaf dan moeten ook de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. In de praktijk betekent dit dat de aanbieders onder andere een krediettoets moeten gaan uitvoeren (waaronder een BKR-toets) en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking en reclame-uitingen. De richtlijn creëert, samengevat, de randvoorwaarden waarmee consumenten op verantwoorde wijze gebruik kunnen maken van BNPL. Een krediettoets is bijvoorbeeld een goed instrument om te voorkomen dat consumenten door de uitgestelde betaling in de problemen komen (overkreditering).
Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen, in afwachting van de reeds voorgenomen en toegezegde wetgeving, om deze praktijken op korte termijn tegen te gaan?
Door vier aanbieders van BNPL-betaaldiensten (Klarna, Riverty, in3 en Billink) is een gedragscode opgesteld die op 30 oktober 2023 in werking is getreden. De betrokken ministeries zijn doorlopend met de BNPL-aanbieders in gesprek om deze gedragscode aan te blijven scherpen naar een beschermingsniveau dat verder in lijn komt met de regelgeving uit de CCDII.
Inzet op de preventie van schulden is daarnaast van belang, door ervoor te zorgen dat we mensen met beginnende geldzorgen en/of dreigende schuldenproblematiek zo vroeg mogelijk bereiken en door inzet op financiële educatie voor kinderen en jongeren. Het platform Wijzer in Geldzaken, waarin het Ministerie van Financiën samenwerkt met publieke en private partners uit de financiële sector, werkt op verschillende manieren aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële competenties waaronder kennis en vaardigheden. Zo dient de jaarlijkse Week van het Geld als belangrijke aanjager voor het structureel stimuleren van financiële vaardigheden van kinderen en jongeren in de klas. Tijdens deze week is er veel aandacht voor onderwerpen zoals financiële verleidingen (waaronder BNPL) en financieel zelfstandig worden. Wijzer in Geldzaken moedigt scholen aan om ook in de rest van het jaar aandacht te besteden aan leren omgaan met geld. In samenwerking met het Ministerie van Financiën ontwikkelde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarnaast de voorlichtings- en bewustwordingscampagne «Je Geld de Baas» over de risico’s en gevolgen van financiële verleidingen, waaronder BNPL. De subsidieregeling «Financiële Educatie voor onderwijsinstellingen» van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tot slot een maatregel die als doel heeft het creëren, ontwikkelen en bevorderen van structurele aandacht voor financiële educatie op middelbare scholen en op mbo-scholen.6 De subsidie biedt scholen onder meer de mogelijkheid om voor een periode van maximaal drie jaar docenten te trainen en medewerkers vrij te tellen om financiële educatie een structurele plek te geven in het onderwijsprogramma.7
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Armoede en schulden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat is gepland op 22 mei 2025?
Ja.
Het bericht ‘Cryptomijnen in een land onder hoogspanning’. |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Cryptomijnen in een land onder hoogspanning»?1
Ja
Welke Nederlandse of Europese wet- en regelgeving, dan wel IMVO-normen, zijn van toepassing op Nederlandse ondernemers en bedrijven die actief zijn in het cryptomijnen in derde landen?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt met het Omnibus I voorstel vereenvoudigd en zal gefaseerd toegepast worden vanaf juli 2028.
Wat is precies de toegevoegde waarde van het cryptomijnen in Ethiopië aan de lokale economie en samenleving?
Ethiopië heeft een groot tekort aan buitenlandse deviezen en werkt, met steun van het Internationaal Monetair Fonds, aan het vergroten van deze deviezenvoorraad. De bedrijven die zich in Ethiopië bezig houden met cryptomijnen, betalen een hoger tarief voor het gebruik van elektriciteit dan de Ethiopische bevolking. Omdat zij hun inkomsten genereren in buitenlandse deviezen en die om moeten zetten in lokale valuta om hun rekeningen te betalen, dragen zij bij aan de voorraad buitenlandse deviezen van Ethiopië.
In hoeverre profiteert de lokale bevolking van Ethiopië van de praktijken die in het artikel genoemd worden?
Voor zover bekend is er, behalve middels afdrachten aan de Ethiopische staatskas, geen significant direct economisch voordeel voor de Ethiopische bevolking bij de activiteiten van buitenlandse crypto miners.
Kan het kabinet toelichten wat volgens haar de wenselijkheid is van het cryptomijnen in Ethiopië door Nederlandse ondernemers en bedrijven?
Het kabinet moedigt Nederlandse crypto miners niet aan om actief te worden in Ethiopië. Tegelijkertijd staat het deze ondernemers vrij om activiteiten te ontplooien in Ethiopië, mits deze in lijn zijn met relevante internationale standaarden en lokale wet- en regelgeving.
Hoe ziet de inzet van het kabinet eruit om de beperkte elektriciteit die voorradig is in Ethiopië ten goede te laten komen aan de bevolking zelf?
Er is in Ethiopië geen gebrek aan opgewekte elektriciteit. Er is dus ook geen sprake van verdringing van de lokale bevolking door crypto-investeerders. Wel is er nog altijd sprake van beperkte distributiecapaciteit van het elektriciteitsnet, met name in rurale gebieden. Daar heeft de bevolking last van. De Ethiopische overheid investeert in uitbreiding van het distributienetwerk, maar vooralsnog is dat onvoldoende om alle lagen van de bevolking te bereiken, onder meer door financieringstekorten. Om de benodigde economische groei te bewerkstelligen, voorziet de Ethiopische overheid een belangrijke rol voor de private sector en maakt zich hard voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De komst van cryptobedrijven past in deze strategie.
Acht het kabinet het noodzakelijk om met extra regelgeving te komen om de negatieve gevolgen van cryptomijnen in derde landen te verminderen, en zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet acht aanvullende wetgeving niet noodzakelijk. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij zakendoen in lijn met de OESO richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Wat is het morele oordeel van het kabinet over het artikel, met name met het oog op de schrijnende armoede en grote maatschappelijke problemen die een land als Ethiopië teisteren?
In het algemeen steunt Nederland de Ethiopische economische hervormingsagenda, de Homegrown Economic Reform Agenda. Hierbij ligt een sterke nadruk op ontwikkeling van de private sector. Dit biedt meer kansen voor ondernemers, in een van oudsher sterk gesloten economisch systeem. Nederland draagt hieraan bij door programma’s op het gebied van private
sectorontwikkeling. Ongelijkheid en armoede blijven echter zeer grote uitdagingen in Ethiopië en het artikel illustreert dit. Nederland zet zich daarom tevens in voor armoedebestrijding en het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld water, voedselzekerheid en gezondheid. Dit biedt mensen perspectief, en legt een basis voor lokale economische ontwikkeling in een markt van ruim 130 miljoen inwoners. Ook draagt het bij aan stabiliteit.
Hoe verhoudt de ontwikkeling die in het artikel genoemd wordt zich tot de Nederlandse hulp aan Ethiopië? Werken deze elkaar niet tegen?
Het kabinet zet zich in voor inclusieve economische groei in Ethiopië die ten goede komt aan de bevolking en kansen biedt aan Nederlandse ondernemersDaarbij werkt Nederland, waar mogelijk, samen met de Ethiopische overheid om dit te bewerkstelligen. De Ethiopische inzet op het aantrekken van cryptobedrijven versterkt niet de Nederlandse hulp maar werkt deze ook niet tegen. Er is geen samenwerking op het terrein van crypto en er bestaan geen plannen in die richting.
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.