Het niet vervolgen van massale verkiezingsfraude op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting van de rechter op Sint Maarten dat sprake is van «klassenjustitie» omdat in een onderzoek naar het «kopen» van stemmen bij de verkiezingen van 2010 geen onderzoek is gedaan naar de top van de United People’s party (UP)?1
Het is niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om gerechtelijke uitspraken en vonnissen van commentaar te voorzien.
Is het waar dat de heer Heyliger, lijstrekker van de UP bij de verkiezingen van komende vrijdag, voor de verkiezingen van 2010 $ 3 mln. zou hebben gedoneerd aan de partij?
Ik ben niet in de positie om te oordelen over het waarheidsgehalte van deze aantijgingen.
Klopt de berekening dat bij een electoraat van ongeveer 20.000 kiezers dit € 150 is per kiezer?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat in 2010 mensen in de rij stonden voor het gebouw van UP om geld in ontvangst te nemen en de partij een eigen registratiesysteem had om te controleren dat mensen ook daadwerkelijk zouden gaan stemmen?
Zie antwoord vraag 2.
Maakt u zich zorgen dat dezelfde heer Heyliger komende vrijdag als lijsttrekker van de UP opnieuw wordt verkozen in het parlement van Sint Maarten, zonder dat een goed onderzoek naar verkiezingsfraude heeft plaatsgevonden?
De rechter heeft vastgesteld dat een aantal personen zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van stemmen. Ingevolge het Statuut voor het Koninkrijk draagt elk van de landen zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Sint Maarten is een rechtsstaat en in dat licht is het verhandelen van stemmen zorgelijk en ondermijnend voor het democratische karakter van het land.
Het bericht dat hackers boos zijn vanwege criminalisering door het Openbaar Ministerie (OM) |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hackers boos om «criminalisatie» door OM»1, kent u de in het bericht genoemde aan u gestuurde open brief van bestuursleden van elf hackersgroepen2 en kent u de site van het OM «Uw mening over straffen voor hacken»3?
Ja.
Worden mede aan de hand van de antwoorden op vragen van de genoemde site van het OM richtlijnen over straffen aangepast? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waar zijn de antwoorden voor de vragen dan wel voor bedoeld?
Bij het maken of aanpassen van strafvorderingsrichtlijnen gebruikt het Openbaar Ministerie (OM) de input van experts, ketenpartners en de samenleving. Het laatste gebeurt door het op diverse plaatsen organiseren van burgerfora en jongerenfora en het plaatsen van een enquête op de site OM.nl. Het OM probeert op die manier vooral te vernemen wat burgers als strafverzwarende omstandigheden zien bij een bepaald delict. De burgerraadpleging over de strafbaarheid van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) heeft plaatsgevonden omdat het OM bezig is een strafvorderingsrichtlijn voor dit misdrijf op te stellen.
Deelt u de mening van de bestuursleden van de genoemde hackersgroepen dat «hacken op creatieve wijze meer doen met techniek [is] dan de makers zelf hadden bedacht, het opzoeken van de grenzen van het mogelijke en het verkennen van de ethische en maatschappelijke consequenties van de ontdekte mogelijkheden»? Zo ja, waarom wordt hacken op de site van het OM dan in de context van criminaliteit geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Als voorlichting wordt gegeven, sluit het OM zoveel mogelijk aan bij het taalgebruik en de terminologie zoals die in de maatschappij gangbaar zijn. De term «hacker» heeft daarin een meervoudige betekenis. Enerzijds wordt daarmee gedoeld op de in technologie geïnteresseerde hobbyist of professional die actief de grenzen van de techniek op zoekt of die zich heeft gespecialiseerd in het testen van de beveiliging van computersystemen en -netwerken. Anderzijds wordt de term ook gebruikt voor individuen die zich in strafrechtelijke zin schuldig maken aan (in het bijzonder) computervredebreuk.
Bij de voorlichting over concrete opsporingsonderzoeken naar computervredebreuk is het gebruik van de term «hacker» naar de mening van het OM steeds voldoende duidelijk. In gevallen waarin die context niet duidelijk is spreekt het OM in haar publieke uitingen van «criminele hackers» of «criminelen». Op de OM-site zal door middel van een disclaimer nog uitdrukkelijk worden aangegeven dat hacken in deze betekenis wordt bedoeld.
Bij het OM leeft geenszins het idee dat alle hackers criminelen zijn. Integendeel, het OM erkent de meervoudige betekenis van de term en is zich ten volle bewust van de meerwaarde die hackers (in de eerste betekenis van het woord) hebben bij het verhogen van de digitale veiligheid van onze maatschappij. In dat kader treedt het OM ook met regelmaat in gesprek met personen uit de gemeenschap van hackers, onder andere over de vraag waar de grens ligt tussen crimineel hacken en niet-crimineel hacken. Op de in de open brief aangehaalde themadag is het OM bijvoorbeeld met hen in gesprek gegaan over het door het OM (kort daarvoor gepubliceerde) beleid ten aanzien van «responsible disclosure». Het OM gaat ook in de toekomst deze dialoog over hacken graag aan, zonder vooroordelen over de betrokkenheid bij enig strafbaar feit.
In hoeverre wordt hacken in het algemene spraakgebruik gelijk gesteld aan computerhuisvredebreuk of vergelijkbare strafbare feiten door middel van computers? Deelt u de mening dat het algemene spraakgebruik ten aanzien van hacken niet het uitgangspunt voor het bepalen van strafvorderingsrichtlijnen van het OM mag zijn, maar dat daarvoor de juridisch juiste termen dienen te worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat niet in alle gevallen van de op de genoemde site van het OM gebezigde voorbeelden sprake is van hacken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom is er dan wel sprake van hacken?
De bedoelde enquête zag op hacken in de zin van computervredebreuk. De in de voorbeelden beschreven handelingen zijn strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
Op welke strafbare feiten hebben de voorbeelden op de OM site betrekking?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat hacken enerzijds «computervredebreuk» of andere strafbare feiten en anderzijds verschillende zaken betreffen? Zo ja, waar bestaan de verschillen uit? Zo nee, waarom deelt u de mening niet?
Het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan is strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Tegelijk is het samenwerken aan de veiligheid van informatiesystemen en het verstandig en doeltreffend gebruik maken van capaciteiten in de samenleving een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid op het vlak van cyber security. Het samenwerken via responsible disclosure is daarvan een voorbeeld. In januari 2013 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd en de «leidraad om te komen tot een praktijk van responsible disclosure» toegezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 264). Op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum is vermeld welke handelingen in ieder geval vermeden dienen te worden. Bovendien worden er verwachtingen en diverse voorbeelden van responsible disclosure benoemd. Zie verder het antwoord op vragen 3 en 4, waarin is aangegeven dat het OM door een welbewust gebruik, onder andere in zijn voorlichting, van de term hacken onnodige criminalisering van hackers voorkomt.
Deelt u de mening dat hackers van belang kunnen zijn bij het melden van kwetsbaarheden in informatiesystemen (bijvoorbeeld door middel van responsible disclosure)? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in de context van de criminaliteit plaatsen van hackers? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening van de hackersgroepen dat zij door de website van het OM gecriminaliseerd worden en dat de goede naam en reputatie van hackers wordt aangetast? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om hier verandering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat haatimams moeten worden aangepakt |
|
Steven van Weyenberg (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «haatiman in de ban»?1
Ja.
Kunt u toelichten op welke wijze u haatimams het werken moeilijk dan wel onmogelijk wilt maken?
Voor de beantwoording van deze vraag, is het van belang een onderscheid te maken tussen predikers uit visumplichtige landen en predikers die binnen het Schengengebied vrij kunnen reizen.
Aan predikers of imams uit visumplichtige landen en van wie bekend is dat zij oproepen tot haat en geweld, wordt een visum geweigerd. De dreiging die van het jihadisme uitgaat en het voorkomen van aanslagen vraagt om zowel een strafrechtelijke als bestuurlijke aanpak. Daar waar strafrechtelijk (nog) niet van toepassing, kan bestuurlijk worden opgetreden. Daarbij kunnen diverse mogelijkheden worden gebruikt om het dergelijke predikers zo lastig mogelijk te maken, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan de locatie, zoals op het gebied van brandveiligheid of zichtbare aanwezigheid bij bijeenkomsten al dan niet van politiemensen. Uiteraard nemen lokaal bestuur en de politie waar nodig maatregelen om de rust en orde te handhaven. Van dergelijke maatregelen zullen een haatprediker en de organisatie of persoon op wiens uitnodiging de prediker zijn lezingen verzorgt, zich terdege iets moeten aantrekken.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak er sprake is van haat prediken in moskeeën in 2012, 2013 en 2014 en op welke wijze daar tegen is opgetreden? Kunt u aangeven om hoeveel «haatimams» het gaat?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft meegedeeld dat er zaken onder de aandacht van het OM zijn gebracht waarin sprake was van uitingen gedaan vanuit een godsdienstige overtuiging, waaronder de islam. Deze zaken hebben niet geleid tot vervolging, omdat het niet ging om uitlatingen waarbij sprake was van het aanzetten tot haat of van enig ander strafbaar feit.
Het strafrecht is van toepassing (artikel 137d Wetboek van Strafrecht) op openbare uitspraken die aanzetten tot haat tegen mensen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging.
Bent u van mening dat het strafrecht van toepassing is op uitspraken die bedoeld zijn om haat te zaaien? Zo ja, ziet u het strafrecht dan niet als een dwingender middel dan een gesprek met de burgemeester? Zo nee, denkt u dat een gesprek met de burgemeester tot voldoende resultaat zal leiden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat het Openbaar Ministerie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst altijd tot actie hebben kunnen overgaan wanneer zij dit noodzakelijk achtten en dat ze hierin niet belemmerd zijn door capaciteitsproblemen?
Het Openbaar Ministerie beschikt over voldoende capaciteit om die discriminatoire gedragingen, waaronder haatzaaien, aan te pakken die naar zijn oordeel een strafrechtelijke interventie vergen. Verder heeft de AIVD altijd tot actie kunnen overgaan wanneer de dienst dit noodzakelijk achtte.
Hoe vaak is er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om reisdocumenten te weigeren en haatimams uit te zetten in 2012, 2013 en 2014 en onder de verantwoordelijk van welke bewindspersonen vond dit plaats? Is deze aanpak succesvol gebleken?
Een vreemdeling die in Nederland verblijf als imam beoogt, kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» als aan alle toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Een aanvraag om verlening van een dergelijke verblijfsvergunning wordt afgewezen of een verleende verblijfsvergunning wordt ingetrokken onder andere als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, blijkend uit een ambtsbericht van de AIVD.
In de genoemde jaren hebben zich geen zaken voorgedaan waarbij de aanvraag om een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» is afgewezen of is een op deze grond verleende vergunning ingetrokken wegens een gevaar voor de nationale veiligheid.
Hoeveel imams uit Syrië hebben sinds 2012 geprobeerd om in Nederland te preken?
Sinds 2012 zijn geen aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» ingediend en geen visumaanvragen gedaan door vreemdelingen afkomstig uit Syrië die in Nederland verblijf als imam beogen.
Kunt u toelichten waarom door u de focus wordt gelegd op haatimams, terwijl moskeeën IS-sympathisanten juist uit de moskee weren en radicalisering van jongeren zich in veel gevallen buiten de moskee om lijkt te manifesteren? Bent u voornemens om het oproepen tot haat door andere personen dan imams ook aan te pakken en zo ja, op welke wijze?
De maatregelen hebben betrekking op alle haatpredikers die in ons land actief zijn. Het gaat daarbij zowel om fysieke preken in zalen of huiskamers, en preken via internet of andere sociale media. Het kabinet is voornemens strafrechtelijk in te grijpen bij alle vormen van haatzaaien en oproepen tot geweld in extremistisch kader te prioriteren. Dit geldt voor haatzaaiende uitingen jegens welke bevolkingsgroep of geloofsgemeenschap dan ook. Het verheerlijken van gewelddadige strijd kan met het bestaande juridische instrumentarium worden aangepakt.
Het is van wezenlijk belang dat lokale organisaties, waaronder moskeeën en gemeenten zicht kunnen blijven houden op personen die (verder) dreigen te radicaliseren of zelfs openlijk met IS sympathiseren. Tegen deze achtergrond zal het lokaal bestuur in samenwerking met imams en moskeebesturen nadere invulling geven aan maatregelen die bijdragen aan de signalering van deze jongeren om te voorkomen dat zij uit het oog raken. Vervolgens zal bezien worden welke interventie nodig is (lokaal, anders). Daarbij kunnen gemeenten de hulp inroepen van het expertisecentrum. Het expertisecentrum zal ook een rol vervullen bij het volgen van ontwikkelingen en de aanpak daarvan op de sociale media.
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen er nu al genomen worden om de radicalisering van Nederlandse moslimjongeren tegen te gaan? Wat zijn de resultaten van deze programma’s? In hoeverre zijn deze programma’s de afgelopen jaren door de kabinetten Rutte-Verhagen en Rutte-Asscher doorgezet of ingeperkt?
Het voorkomen en tegengaan van radicalisering is een verantwoordelijkheid van de gehele Nederlandse samenleving. Het is aan alle burgers, bedrijven, scholen, maatschappelijke organisaties etc. om pal te staan voor een manier van samenleven die gelijkheid, vrijheid en andere democratische kernwaarden waarborgt en om tegenwicht te bieden aan uitingen van extreme intolerantie en haat. Zij worden hierin ondersteund door de overheid. In eerste instantie is dit de lokale overheid. Gemeenten en hun lokale partners hebben immers het beste zicht op ontwikkelingen en zijn het beste geplaatst om maatwerk in de interventies te leveren. Het Rijk heeft een faciliterende rol en waar nodig een regierol voor deze lokale inzet.
In de periode 2007–2011 heeft het toenmalig kabinet een nationaal Actieprogramma Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd om beleid te stimuleren op het toen nog nieuwe beleidsterrein. De resultaten hiervan zijn met de Tweede Kamer gedeeld (Beleidsdoorlichting Actieprogramma Polarisatie en Radicalisering; bijlage bij de Voortgangsrapportage Contra-terrorisme en – Extremisme 2013, Kamerstuk 29 754, nr. 241). De lessen van de aanpak zijn neergeslagen in praktische gidsen, die – samen met alle uitgevoerde onderzoeken en ontwikkeld (trainings)materiaal – beschikbaar zijn via de website van de NCTV. Sinds de afloop van het Actieprogramma is deze kennisbank up to date gehouden. Daarnaast zijn de nationale netwerken actief gehouden, onder meer via het Landelijk Platform van Lokale Professionals (LPLP). Ook vonden in de voornaamste risicogebieden diverse activiteiten plaats ter bevordering van deskundigheid van professionals en ter ondersteuning van maatschappelijke initiatieven voor het tegengaan van radicalisering. De kennis en materialen ontwikkeld in de vorige periode worden hier uiteraard in meegenomen.
Kunt u ingaan op de rol die imams en moskeeën zouden kunnen spelen bij het tegengaan van radicalisering onder jongeren en daarbij ook willen reageren op de oproep van het Contactorgaan Moslims en Overheid, dat spreekt namens 380 moskeeën, aan de Nederlandse moslimgemeenschap om haar verantwoordelijkheid te nemen en alert te zijn op jongeren die dreigen af te glijden?2
Veel moskeeën en imams kunnen een partner zijn in het tegengaan van de verspreiding van jihadisme en extremisme. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat daarom met hen een meerjarig overleg aan over een brede agenda: radicalisering, opvoeding, discriminatie en moslimdiscriminatie. Ook vragen rond opvoeding, de rol van het informeel koranonderwijs, het versterken van informele opvoedingsondersteuning en dilemma's rond identiteitsvorming zullen aan bod komen.
De oproep van het Contact Orgaan Moslims en Overheid wordt zeer gewaardeerd, omdat deze oproep laat zien dat de moslimgemeenschap haar verantwoordelijkheid wil nemen en alert wil zijn op jongeren die dreigen af te glijden. Dit geldt evenzeer over het initiatief van de Unie van Marokkaanse imams, die zich uitspreken voor samenwerking.
Kunt u ervoor dat zorgen dat het plan van aanpak met aanvullende maatregelen om radicalisering en jihadisme tegen te gaan deze week in het bezit is van de Kamer zodat dit kan worden betrokken bij het voor volgende week geplande plenaire debat met als onderwerp «jihad-hooligans op ramkoers»?
U hebt het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme reeds ontvangen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het plenaire debat met als onderwerp «jihad-hooligans op ramkoers»?
Ja.
Het hacken van servers door de politie terwijl de zogenaamde ‘hackwet’ nog niet door de Kamer is behandeld |
|
Kees Verhoeven (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt de berichtgeving dat een groot internationaal onderzoek loopt naar Blackshades, software waarmee onder meer malware kan worden gemaakt?1
De berichtgeving klopt in zoverre dat in diverse Europese landen, de VS en Canada strafrechtelijke onderzoeken hebben gelopen of lopen tegen (ver)kopers en/of verspreiders en/of vervaardigers van software die hoofdzakelijk geschikt is gemaakt of ontworpen is tot het plegen van kort gezegd computercriminaliteit als bedoeld in de artikelen 138ab, eerste lid, 138b en 139c WvSr.
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) in het kader van onderzoek naar Blackshades opdracht gegeven tot het hacken van de server van Blackshades? Zo ja, kunt u toelichten wat de wettelijke basis is van die opdracht en op grond waarvan die opdracht geoorloofd is?
Het Openbaar Ministerie heeft geen opdracht gegeven om de server van Blackshades te betreden. De politie heeft onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en na daartoe te zijn gemachtigd door een rechter-commissaris op afstand een server betreden en deze server vervolgens doorzocht ter vastlegging van gegevens op grond van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering.
Het is onder bepaalde omstandigheden op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering met een machtiging van de rechter-commissaris mogelijk om op afstand een computersysteem te betreden, met als uitsluitende doel de computer te doorzoeken op vooraf bepaalde gegevensbestanden en deze zonodig in beslag te nemen door ze vast te leggen. In twee strafzaken waarin het ging om zeer ernstige feiten is hiervan sprake geweest. Ik verwijs tevens naar de beantwoording van de vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het gebruik van omstreden spionagesoftware door de politie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 202).
Hoe vaak heeft het OM tot op heden aan de politie opdracht gegeven servers en computers te hacken in het kader van een opsporingsonderzoek en waar was in die gevallen de bevoegdheid tot het hacken op gebaseerd?
De politie verricht opsporingsonderzoek op basis van het Wetboek van Strafvordering. De term «hacken» komt daarin niet voor. De politie heeft, zoals in het antwoord op de vorige vraag beschreven, op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering in slechts enkele (uitzonderlijke) gevallen, met machtiging van de rechter-commissaris, een geautomatiseerd systeem betreden en gegevens van een server waarvan de locatie en het eigenaarschap onbekend waren, veilig gesteld. Een van die onderzoeken betreft het onderzoek Blackshades.
In hoeverre is het huidige Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toereikend als wettelijke grondslag voor het door de politie toegang verschaffen tot servers en computers van verdachten?
De huidige wettelijke regeling, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, dient te worden aangevuld, hetgeen gebeurt in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Doel van dat wetsvoorstel is het juridisch kader voor de opsporing en vervolging van cybercrime meer toe te snijden op de opsporing en vervolging van computercriminaliteit en de nieuwe werkwijzen van criminelen. De huidige samenleving en de snelle veranderingen van techniek om met elkaar te communiceren en informatie te delen of op te slaan overal ter wereld, vereisen dat opsporingsautoriteiten met die veranderingen mee ontwikkelen (zie ook mijn brief van 15 oktober 2012 aan de kamer inzake wetgeving bestrijding cybercrime)(Kamerstuk 28 684, nr. 363).
Het wetsvoorstel voorziet naast diverse veranderingen en aanvullingen in een nieuwe bevoegdheid waarin een opsporingsambtenaar zich, na een daartoe gegeven bevel van een officier van justitie, onder strikte voorwaarden heimelijk en op afstand de toegang mag verschaffen tot een geautomatiseerd werk om in dat geautomatiseerde werk bepaalde bevoegdheden toe te passen. Dit binnendringen in een geautomatiseerd werk is een verdergaande bevoegdheid dan het doorzoeken ervan en noodzakelijk voor de opsporing van veel vormen van internetcriminaliteit.
Klopt het dat uw voorstel tot «Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)» juist beoogt in een wettelijke grondslag te voorzien voor het hacken van servers en computers door justitie ten behoeve van het opsporingsonderzoek? Zo ja, hoe verhoudt de huidige praktijk waarin opdracht wordt gegeven tot het hacken van een server in kader van een opsporingsonderzoek, zich tot dit wetsvoorstel?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn verwacht u het wetsvoorstel «computercriminaliteit III», dat sinds mei 2013 in consultatie is, bij de Tweede Kamer in te dienen?
Het wetsvoorstel wordt begin volgend jaar ingediend bij de Tweede Kamer.
Het bericht ‘Nog even en de olifant is uitgestorven’ |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Nog even en de olifant is uitgestorven»?1
Ja.
Welke consequenties verbindt u aan de recente alarmerende berichten over de rappe afname van diverse wilde dierenpopulaties (olifanten, neushoorns, leeuwen etc.)?
Het kabinet zal zich via multilaterale fora en programma’s en projecten blijven inzetten landen te ondersteunen in hun strijd tegen stroperij en illegale handel in producten van wilde dieren (zie o.a. Kamerstuk 28 286, nr. 724, 13 februari 2014).
Erkent u dat het behoud van bedreigde diersoorten en hun leefomgeving deel uitmaakt van het behoud van de mondiale publieke goederen, en dat met name lage en middeninkomenslanden in Afrika en Azië de dupe zijn van de desastreuze gevolgen van (georganiseerde) stroopactiviteiten? Zo ja, hoe verhoudt de zeer succesvolle illegale handel in (producten van) beschermde diersoorten zich tot uw ambities aangaande de global public goods, zoals onder meer verwoord in Wat de wereld verdient en uw brief Versterking van de positie van Nederland in mondiale waardeketens?2
Ja. Het behoud van en het waarborgen van Internationale Publieke Goederen, waaronder ook de bedreigde diersoorten en hun ecosystemen, is in ieders belang. Dit geldt des te meer gezien de veiligheidsrisico’s rondom de internationaal georganiseerde stroperij voor de soorten en de lokale bevolking. De onvoorzien hoge toename in de illegale handel in ivoor e.d. kan volgens het kabinet slechts in gezamenlijkheid op het mondiale speelterrein worden aangepakt. In de gehele keten wordt getracht de stroperij en de handel een halt toe te roepen. Dit betekent inzet op de bescherming van ecosystemen en behoud van biodiversiteit; de controle van handelsstromen bij grensstreken en havens; regelgeving, internationale afspraken en bewustwordingscampagnes ten aanzien van de handel in en het gebruik van ivoor en andere dierlijke materialen tot en met de handhaving van die afspraken en regels. Nederland draagt daar, zoals uit deze beantwoording blijkt, substantieel aan bij.
Kunt u aangeven welk deel van het ontwikkelingsbudget besteed wordt aan het verbeteren van de bestrijding van het aanrichten van schade aan in het wild levende dieren c.q. de vervolging van wilde fauna? Kunt u daarbij aangeven welke bilaterale afspraken er gemaakt worden, en met welke landen?
Voor de bestrijding van wildlife crime wordt nagenoeg geen ontwikkelingsbudget ingezet.
Voor de komende vier jaar is binnen de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, één miljoen euro per jaar vrijgemaakt om specifieke programma’s en projecten te financieren in de strijd tegen stroperij en de illegale handel in wilde dieren (referte Kamerstuk 28 286, nr. 724). De projecten beslaan de gehele keten van de illegale handel.
In april 2014 organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken i.s.m. het Global Initiative Against Transnational Organized Crime een internationale bijeenkomst in Den Haag, met daarin aandacht voor de koppeling tussen handhaving en ontwikkelingssamenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit. Bij deze bijeenkomst was ook expliciete aandacht voor «Wildlife/Environmental and Natural Resource Trafficking». Rond dezelfde tijd lanceerden het WNF en het Vredespaleis ook een internationaal platform in Den Haag ter bestrijding van internationale wild life crime.»
Kunt u toelichten aan welke landen Nederland technische assistentie verleent in de vorm van onder andere douane en forensische expertise? In hoeverre werpt dit beleid zijn vruchten af in de strijd tegen illegale handel in dieren en dierproducten?
Zie antwoord op vraag 4. De meeste projecten en programma’s die een rol kunnen spelen in de strijd tegen stroperij zijn op dit moment in voorbereiding of pas opgestart. De toenemende internationale betrokkenheid bij dit onderwerp heeft geleid tot meer inbeslagnames van partijen ivoor in Afrika en het opleggen van hogere straffen aan stropers en handelaren. Daarnaast worden met enige regelmaat delegaties van landen in Nederland ontvangen voor het uitwisselen van kennis en expertise.
Deelt u de mening van het Wereld Natuur Fonds (WNF) dat stroperij moeilijk is aan te pakken doordat er internationale criminele syndicaten achter de slachtingen zitten?
Ja.
Deelt u de mening dat de illegale handel in dieren en producten van dieren de regionale en internationale veiligheid bedreigt, omdat terreurgroepen als Al Shabab, de Janjaweed en de Oegandese rebellengroep LRA een deel van hun activiteiten financieren met de inkomsten uit deze handel? Zo ja, ziet u mogelijkheden om, in het kader van beleidscoherentie en de 3d-benadering van het kabinet, een deel van het budget uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) vrij te maken voor de bestrijding van illegale handel en haar uitwassen?
Er zijn inderdaad aanwijzingen dat terreurgroepen een deel van hun financiering krijgen uit deze activiteiten. Het is lastig om deze beweringen daadwerkelijk uit onafhankelijke bronnen bevestigd te krijgen. Dit maakt de taak van handhavende organisaties ingewikkeld.
Binnen het Budget Internationale Veiligheid is ruimte voorzien voor de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit en de potentieel zeer negatieve gevolgen ervan op veiligheid en stabiliteit in ontwikkelingslanden. Hierover vindt momenteel nog interdepartementale afstemming plaats.
Welke mogelijkheden ziet u om – in samenwerking met INTERPOL, EuropOL en andere internationale handhavingsorganisaties- de organisaties die de drijfveer achter stroperij en illegale handel vormen in kaart te brengen en hun activiteiten op dit terrein te bestrijden?
Nederland ondersteunt in internationale fora o.a. initiatieven om de internationale samenwerking op het gebied van handhaving te ondersteunen. Nederland heeft in 2013 een bijeenkomst van het International Consortium on Combatting Wildlife Crime (ICCWC) gefinancierd. In dit consortium werken CITES UNODC, WCO en Interpol en de Wereldbank samen. Zoals vermeld in antwoord op vraag 4 worden ook projecten van organisaties binnen en buiten ICCWC gesteund.
In hoeverre dringt u er in de diplomatieke betrekkingen met China, waar de vraag naar ivoor, neushoornhoorns en andere van bedreigde dieren afkomstige producten enorm stijgt, op aan dat de autoriteiten meewerken aan de strijd tegen de import van illegale goederen?
Nederland is zich bewust van de noodzaak om de vraag naar (producten van) wilde dieren terug te dringen. Nederland ondersteunt daartoe o.a. een project (TRAFFIC) gericht op vraag reductie in China. Het project richt zich vooral op bewustwording van het middenkader van de autoriteiten.
In hoeverre maakt u gebruik van de diplomatieke betrekkingen met Afrika en Azië om aandacht te vragen voor de versterking van de strijd tegen stroperij en de illegale handel in dieren en dierproducten?
Zowel in multilateraal verband als via de ambassades worden de zorgen over de toename van stroperij en illegale handel onder de aandacht van organisaties en landen gebracht. Nederland pleit met name binnen CITES maar recentelijk ook binnen UNEP (United Nations Environment Programme) en Interpol voor een sterke inzet op dit thema.
Kunt u aangeven in hoeverre u, als «honest broker» in de onderhandelingen over de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s), die waarschijnlijk ook een hoofdstuk met het oog op douaneversterking bevatten, zich inspant om de illegale handel in ivoor, neushoornhoorns en dergelijke tegen te gaan?
Handel in ivoor, neushoornhoorns en dergelijke is een punt van zorg. Nederland benadert dit probleem tot nu toe vooral vanuit de versterking en modernisering van de douane en het vraagstuk van duurzaamheid, o.a. in het kader van de vrijhandelsverdragen die de Europese Unie met derde landen sluit. Ook in de Economische PartnerschapsAkkoorden (EPA’s) die de Europese Unie onderhandelt met diverse Afrikaanse regio’s worden afspraken gemaakt over douane en het faciliteren van de handel. Het versterken van de douanediensten in deze regio’s baant uiteindelijk de weg voor eerlijker handel en kan ertoe bijdragen dat fraude, ontduiking en illegale handel worden gelimiteerd.
Kunt u aangeven wat uw inspanningen zijn op Europees niveau om het thema illegale handel in dieren en dierproducten met gelijkgezinde landen onder de aandacht van de Europese Commissie te brengen? Zijn er nog andere manieren waar u kansen ziet om vanuit uw rol de strijd tegen deze illegale handel onder de aandacht te brengen in bilaterale en multilaterale betrekkingen?3
De Europese Commissie heeft begin dit jaar een mededeling inzake wildlife crime gepubliceerd. Op 8 april heeft het Kabinet uw Kamer een reactie op de mededeling gestuurd (Kamerstuk 22 112-1827, 8 april 2014). Nederland heeft deelgenomen aan de conferentie die de Commissie over de mededeling organiseerde. De Commissie heeft aangegeven eventuele vervolgstappen over te laten aan de nieuw te benoemen Commissie.
Bent u bereid om de resolutie van het Europese parlement, gericht op de aanpak van stroperij en de illegale handel in dieren en dierproducten, te steunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 12,
Het bericht ‘Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild» en klopt hetgeen hierin wordt vermeld?1
Ja, het bericht ken ik. Ervaringen van diverse onderzoekers in Nederland en in het buitenland leren dat van de totale omvang van fraude hoogstens een zeer globale inschatting gemaakt kan worden en dat deze inschattingen zeer uiteenlopen. Het onderzoek waar het artikel naar verwijst, bestaat uit een optelsom van allerlei nationale en internationale onderzoeken die soms zeer grove schattingen en grote bandbreedtes geven. Het bedrag van 30 miljard kan ik dan ook niet bevestigen.
Deelt u de mening dat fraude, in welke vorm dan ook, nooit mag lonen en altijd keihard aangepakt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het voorkomen en bestrijden van fraude van groot belang, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Het kabinet zet daarom in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Het actieplan van het Kabinet tegen fraude heb ik uw Kamer gestuurd bij brief van 20 december 20132 en is aan de orde geweest tijdens het debat met uw Kamer over fraude in Nederland op 15 mei jongstleden. De aanpak richt zich onder meer op het fraudebestendiger maken van wet- en regelgeving en systemen, een krachtdadige aanpak van fraudeurs, het verhogen van de pakkans en het afpakken van frauduleus verkregen gelden. Het kabinet zal uw Kamer voor het einde van dit jaar een voortgangsrapportage sturen over de rijksbrede aanpak van fraude.
Bent u bereid maatregelen te treffen teneinde ervoor te zorgen dat fraude nooit zal lonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de pakkans van fraudeurs omhoog moet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te treffen om de pakkans van fraudeurs te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat indien de in het betreffende artikel vermelde vormen van fraude keihard aangepakt zouden worden, in één klap alle andere bezuinigen op veiligheid onnodig zouden worden en er juist geïnvesteerd zou kunnen worden in veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1. De aanpak van fraude brengt kosten en baten met zich mee. De baten vallen niet vanzelfsprekend toe aan dezelfde partijen die de kosten maken. Baten zoals versterking van het vertrouwen in de overheid, het handelsverkeer en financiële instellingen zijn bovendien lang niet altijd te kwantificeren in financiële zin. Om deze redenen kan een kosten-batenbenadering niet doorslaggevend zijn bij het vormgeven van de fraude-aanpak. Het voorkomen en bestrijden van fraude dient een breder doel, namelijk het handhaven van de norm dat fraude niet acceptabel is en het optreden tegen personen die zich niet aan de gestelde normen houden. Dit is van groot belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat en om het draagvlak bij burgers voor collectieve voorzieningen te behouden.
Een kogel voor een allochtoon gezin |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Kogel voor allochtone familie: jihad niet in onze straat»?1
Ja.
In hoeverre zijn er al verdachten opgepakt voor de trieste bedreiging van dit gezin met kleine kinderen?
De politie heeft meerdere keren contact gehad met het gezin. Alleen ten aanzien van de bezorging van een kogel is aangifte gedaan. Het onderzoek naar aanleiding van deze aangifte loopt. Over de stand van zaken van dit opsporingsonderzoek kan ik u geen mededelingen doen.
Op welke wijze wordt de veiligheid van het betreffende gezin gewaarborgd nu blijkt dat na de bekrassing van de auto, dreigbrieven met hakenkruizen en een steen door het raam er zelfs een kogel is bezorgd?
Over eventuele beveiligingsmaatregelen ten aanzien van dit gezin kan ik u geen mededelingen doen.
In hoeverre ziet u de multiculturele spanning in onze samenleving groeien en welke maatregelen bent u voornemens te treffen om het tij te keren?
De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door een grote diversiteit aan (godsdienstige) levensbeschouwingen, opvattingen en levensstijlen. Dit is een groot goed. Vrijheid en openheid van de samenleving, verankerd in de Grondwet en in mensenrechtenverdragen, maken deze pluriformiteit mogelijk. Dit neemt niet weg dat er ook spanningen aanwezig kunnen zijn tussen de verschillende uitgangspunten. Ik onderken de maatschappelijke spanningen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan. Mede om die reden heeft het kabinet in het recent aangeboden actieprogramma integrale aanpak jihadisme een breed pakket aan maatregelen aan uw Kamer gepresenteerd. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op het tegengaan van radicalisering en maatschappelijke spanningen.
Verder treedt de lokale driehoek op indien er sprake is van dreiging voor de veiligheid en openbare orde. Indien een dergelijke dreigende situatie ontstaat, zal onder regie van de burgemeester een casus-gericht interventieplan worden opgesteld.
De berichten ‘Ouders top-25 geven niet thuis’ en ‘Aanpak top-24 zaak van lange adem’ waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ouders top-25 geven niet thuis» en «Aanpak top-24 zaak van lange adem» waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag van criminelen hier volledig bij de overheid en de belastingbetaler wordt gelegd in plaats van daar waar deze hoort, namelijk bij de criminelen en hun ouders? Zo neen, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag ligt bij de delictpleger zelf. Criminelen worden opgespoord, vervolgd en berecht. Ouders kunnen worden vervolgd indien zij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van een misdrijf of daarbij behulpzaam zijn (artikel 48 Wetboek van Strafrecht). De burger mag verwachten dat de overheid tegen criminaliteit optreedt, hetgeen ook gebeurt.
Bent u bereid deze Marokkaanse criminelen en hun familie de Nederlandse nationaliteit af te nemen en hen zo snel mogelijk het land uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit en uitzetting wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Op grond van de rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap wel worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens staatsondermijnende activiteiten, die strafbaar zijn gesteld in Boek II, titels I tot en met IV, Wetboek van Strafrecht, en waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Betrokkene mag door de intrekking van de Nederlandse nationaliteit echter niet staatloos worden.
Ik verwijs in dit kader naar de brief van 29 augustus 2014 waarin ik u samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb geïnformeerd over het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. In het actieprogramma zijn onder meer maatregelen opgenomen om de mogelijkheden te verruimen het Nederlanderschap te ontnemen van onderkende uitreizigers die zich aansluiten bij een terroristische groepering.
Bent u bereid de buurtregisseurs en andere betrokkenen uit de softe sector aan te moedigen hun werkzaamheden duurzaam te verplaatsen naar Marokko, uiteraard volledig op kosten van de Marokkaanse samenleving? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik ben daar niet toe bereid. De doelstelling is Nederland veiliger te maken. Het kabinet, het lokaal bestuur, politie en openbaar ministerie blijven onverminderd stevig inzetten op de aanpak van overlast en criminaliteit in Nederland, ongeacht de afkomst van degenen die overlast en criminaliteit veroorzaken. De keuze om daarbij buurtregisseurs en welzijnsmedewerkers in te zetten is aan het lokaal bestuur.
Het bericht dat hackers 1,2 miljard inloggegevens en 500 miljoen e-mailadressen hebben gestolen |
|
Magda Berndsen (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hackers stelen 1,2 miljard inloggegevens en 500 miljoen e-mailadressen»?1
Ja.
Kunt u de claim van cybersecurity bedrijf Holden Security bevestigen?
Deze claim kan ik bevestigen noch ontkennen. Behalve de mediaberichten is vooralsnog geen feitelijke informatie beschikbaar.
Zijn er ook Nederlandse bedrijven, organisaties of overheidsinstellingen getroffen door de Russische hackers? Zo neen, kunt u ervoor zorgdragen dat het Nationaal Cyber Security Centrum dit zo snel mogelijk uitzoekt zodat de getroffen partijen de kwetsbaarheden op hun websites kunnen verhelpen en gebruikers geïnformeerd kunnen worden?
Het NCSC heeft direct contact gezocht met Hold Security om meer informatie te krijgen. Tot dusverre is door Hold Security geen gedetailleerde informatie gedeeld met het NCSC over de buitgemaakte data.
Buiten de mediaberichten is geen feitelijke informatie beschikbaar waardoor de precieze impact van de datadiefstal niet is vast te stellen. Het is daarmee onbekend welke organisaties en individuen mogelijk zijn geraakt, of hier Nederlandse partijen tussen zitten en via welke websites de gegevens zijn buitgemaakt.
Het NCSC staat conform haar reguliere rol in nauw contact met haar internationale partners om aanvullende informatie te verkrijgen. Op basis van de beperkt beschikbare feitelijke informatie heeft het NCSC haar doelgroep van rijksoverheid en vitale sectoren geïnformeerd.
Hoe verhoudt deze situatie zich tot het wetsvoorstel meldplicht datalekken?2 Moeten getroffen partijen dergelijke datalekken melden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel meldplicht datalekken strekt ertoe de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) te versterken. Naast de bestaande verplichtingen om persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze te verwerken en op passende wijze tegen verlies of onrechtmatige verwerking te beveiligen, zal de Wbp – na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel – een verplichting bevatten om inbreuken op de beveiliging van persoonsgegevens te melden aan de toezichthoudende instantie (College bescherming persoonsgegevens) en aan de getroffen personen. Van belang is dat deze meldingen onverwijld geschieden, opdat zo snel mogelijk duidelijk wordt welke maatregelen de getroffen organisatie heeft genomen of voorstelt te nemen om de negatieve gevolgen van de inbreuk te verhelpen. Daarnaast dient de getroffen organisatie aan te geven welke maatregelen de getroffen personen zelf kunnen nemen om de nadelige gevolgen van de inbreuk te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan het wijzigen van wachtwoorden. Niet ieder denkbaar datalek valt onder de wettelijke meldplicht. Of een datalek moet worden gemeld is afhankelijk van de aard en de omvang van de inbreuk en de aard van de getroffen persoonsgegevens. Dit is ter beoordeling van de individuele verantwoordelijke. In zijn algemeenheid geldt dat bij een hack als waarvan in de berichtgeving sprake is, waarbij inloggegevens en emailadressen zouden zijn buitgemaakt, een melding al snel gepast zal zijn in verband met risico’s op misbruik van deze persoonsgegevens, zoals identiteitsfraude en andere vormen van (financiële) fraude.
Kunt u aangeven of het Nationaal Cyber Security Centrum reeds op de hoogte is van de kwetsbaarheden die mogelijk aanwezig zijn geweest zowel voor het aanleggen van het botnet als voor de extractie van database gegevens via SQL-injectie? Gaat het hier om voorheen onbekende kwetsbaarheden of reeds bekende kwetsbaarheden die nog niet verholpen waren?
Buiten de mediaberichten is geen feitelijke informatie beschikbaar waardoor niet aan te geven is of de informatie daadwerkelijk via SQL-injectie verkregen is. In de media wordt aangegeven dat criminelen de gegevens zouden hebben verkregen van ruim 400.000 verschillende websites afkomstig uit zowel de VS als daarbuiten. De gegevens zouden onder andere zijn buitgemaakt door misbruik te maken van SQL-injectie, een veel voorkomende kwetsbaarheid die aanwezig was (en mogelijk nog is) in de betreffende 400.000 websites.
In hoeverre kan een eventuele vorm van terughacken een rol spelen bij het beperken van de schade als deze van botnet?
Gezien de tot nu toe bekende informatie is weinig te zeggen of in dit bijzondere geval binnendringen in deze geautomatiseerde werken een rol zou kunnen spelen bij het beperken van de schade die is ontstaan door het gebruik van het botnet. In het algemeen kan wel gesteld worden dat de uitbreiding van de mogelijkheden voor politie en Openbaar Ministerie die deel uitmaken van het wetsvoorstel Cybercrime III in de toekomst bij zullen dragen aan de bestrijding van botnets. In het bijzonder het binnen dringen in een geautomatiseerd werk geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld command en controlservers van botnets te onderzoeken en zonodig uit te schakelen. Daarna kan ook in kaart gebracht worden welke computers in het botnet zitten en kan verdere actie genomen worden om deze computers daar uit te (laten) verwijderen. Dit zal dan zeker bijdragen aan het beperken van de schade.
De enorme geweldsterreur door Marokkaanse criminelen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel ««Honderden» Marokkaans-Nederlandse jongeren betrokken bij liquidaties»?1
Ja.
Kunt u aangeven om hoeveel criminelen het gaat en wat er concreet bekend is over de mate van organisatie en samenhang tussen de genoemde overvallen, drugsdelicten en moorden?
In het betreffende artikel wordt gemeld dat de groep Marokkaans-Nederlandse jongeren die betrokken zouden zijn bij tenminste zes liquidaties in Nederland en Antwerpen en bij een reeks extreem gewelddadige overvallen, veel groter is dan gedacht. Het zou drugshandelaren, schutters, uitvoerders en faciliteerders betreffen die allemaal met elkaar zouden zijn verbonden. Het klopt dat bij strafbare feiten zoals genoemd in het krantenartikel een veelvoud aan rollen denkbaar is, zoals het stelen van voertuigen, het leveren van vuurwapens of valse kentekens, het tijdelijk bieden van onderdak aan andere deelnemers of het witwassen van de opbrengst. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat concrete aantallen van betrokken personen hieraan echter niet kunnen worden verbonden. De kennis die het OM heeft over de mate van organisatie en samenhang tussen de genoemde overvallen, drugsdelicten en levensdelicten betreft opsporingsinformatie. Het onderzoek naar, en de eventuele strafrechtelijke vervolging van, deze strafbare feiten kan worden geschaad door in dit stadium informatie naar buiten te brengen.
Welke oorzaak ziet u voor het gegeven dat Marokkanen tot 22 keer vaker verdachte zijn van vermogensdelicten met geweld dan autochtonen, wetende dat ook na correctie van sociaal-economische factoren Marokkanen fors oververtegenwoordigd blijven?
Ik verwijs naar mijn antwoord2 op eerdere schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren, Helder en Bontes van uw Kamer.
Deelt u de visie dat met het invoeren van minimumstraffen en een forse verhoging van de maximumstraffen het gewelddadig schuim beter bestraft zou kunnen worden? Zo neen, waarom niet?
Nee, het huidige kader biedt rechters voldoende mogelijkheden om een passende strafmaat te bepalen.
In hoeverre deelt u de mening dat criminele immigranten en criminelen met een dubbele nationaliteit (na denaturalisatie) altijd zouden moeten worden uitgezet in geval van zware geweldsdelicten en dus zeker ook moord?
Als sprake is van schuld aan een strafbaar feit, is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven, zoals overvallen en levensdelicten, is niet mogelijk. Voor zover het vreemdelingen betreft, is voor het beëindigen van het rechtmatig verblijf een onherroepelijke veroordeling nodig waarna aan de hand van de glijdende schaal wordt beoordeeld of het rechtmatig verblijf kan worden beëindigd. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM speelt bij deze beoordeling een belangrijke rol. Als het rechtmatig verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, krijgt hij een inreisverbod opgelegd of wordt hij ongewenst verklaard en moet hij Nederland direct verlaten. Als de vreemdeling dat niet doet, kan hij worden uitgezet.
Bent u bereid 1 miljard euro extra te investeren in de politie om zo de slagkracht te vergroten en deze groeiende geweldsterreur eindelijk een halt toe te roepen?
Nee. De politie heeft voldoende middelen beschikbaar voor het bestrijden van overvallen, drugsdelicten en liquidaties. Er is dan ook voor mij geen aanleiding om te overwegen de begroting van de politie te doen stijgen.
De artikelen 'Nederlandse Joden huren bewaking in', Angst onder Rotterdamse joden na bedreiging op straat', 'Gesprek moet helpen' en 'Antisemitisme: 'Zo doen wij dat in Amsterdam-Oost' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Nederlandse Joden huren bewaking in»1, «Angst onder Rotterdamse joden na bedreiging op straat»2, «Gesprek moet helpen»3 en «Antisemitisme: «Zo doen wij dat in Amsterdam-Oost»»?4
Ja.
Bent u van plan woningbouwvereniging Rochdale ter verantwoording te roepen vanwege het sommeren tot het weghalen van een Israelische vlag, terwijl Palestijnse vlaggen ongemoeid blijven? Zo neen, waarom niet?
Uit de berichtgeving van Rochdale5 hierover blijkt dat Rochdale, in een poging om langdurige wederzijdse irritatie tussen twee buren op te lossen, beide bewoners een brief heeft gestuurd waarin zij gesommeerd werden een Israëlische respectievelijk Palestijnse vlag weg te halen. Rochdale geeft aan dat zij zich achteraf realiseert dat de toon van de brieven niet passend was en dat zij daarmee de indruk heeft gewekt de vrijheid van meningsuiting in de weg te willen staan. Rochdale betreurt het sommeren tot het verwijderen van de vlaggen en heeft beide bewoners een excuusbrief gestuurd. Gezien de intenties van Rochdale en de stappen die zij inmiddels heeft gezet, wordt actie richting de woningcorporatie niet overwogen.
Bent u, nu de islamitische Jodenhaat zo ongegeneerd door de straten van Nederland klinkt, alsnog bereid een op zichzelf staand uitgebreid onderzoek te doen naar antisemitisme binnen de islamitische bevolking in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Een onderzoek naar mogelijke voedingsbodems en triggerfactoren voor antisemitisme, aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 16 januari 2014 over de «Ronde tafels antisemitisme»6 zal begin 2015 worden opgeleverd. In dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar persoonlijke- en omgevingskenmerken die zorgen voor ontvankelijkheid voor discriminatie en antisemitisme. Religieuze overtuigingen maken deel uit van dit onderzoek.
Kunt u aangeven hoeveel moslims in Nederland, uit angst voor bedreiging door niet-moslims, hun hoofddoek of djellaba niet durven dragen op straat?
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van januari 2014 blijkt dat veel moslims discriminatie ervaren.7 Bijna twee op de drie moslims rapporteren tenminste één negatieve discriminatie-ervaring in het afgelopen jaar. Van de ondervraagde moslims geeft 22 procent aan dat zij op straat nageroepen wordt of uitgescholden. Van de moslims uit dit onderzoek heeft 7 procent te maken gehad met bedreiging en geweld. De vraag in hoeverre zij uit angst hun hoofddoek of djellaba niet meer durven dragen op straat maakt geen onderdeel uit van dit onderzoek van het SCP.
Wanneer verschijnt u in het Jeugdjournaal om alle Joodse kinderen in Nederland te vertellen dat ze zich geen zorgen hoeven maken over hun veiligheid of durft u hen die garantie niet te geven? Zo neen, waarom niet?
Op 4 augustus jongstleden heb ik, samen met de Minister-President en de Minister van Veiligheid en Justitie, gesproken met de Joodse gemeenschap. Naar aanleiding van dit gesprek is een verklaring uitgegaan waarin duidelijk is gemaakt dat de Nederlandse overheid alle beschikbare maatregelen neemt om antisemitisme en discriminatie tegen te gaan, en minderheidsgroepen de benodigde bescherming te bieden. Verder zijn momenteel aanvullende en verscherpte maatregelen getroffen bij verschillende Joodse instellingen. U kunt er van uitgaan dat bescherming van de joodse gemeenschap, waaronder joodse kinderen, geboden wordt zolang dat nodig is.
Wanneer knikkert u dat pro-ISIS- en pro-Gazatuig eindelijk eens Nederland uit, na inname van het Nederlands paspoort, en sluit u degenen zonder dubbel paspoort op?
Extremisme van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat en wordt hard aangepakt door het kabinet. Onder verwijzing naar de Integrale Aanpak Jihadisme, is het kabinet voornemens van onderkende uitreizigers, die zich aansluiten bij een terroristische strijdgroepering, het Nederlanderschap te ontnemen.
In de huidige situatie is het zo dat indien iemand een strafbaar feit heeft begaan, het aan de rechter is om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Wel kan de Nederlandse nationaliteit afgenomen worden indien sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf dat is gepleegd na 1 oktober 2010. Na het intrekken van het Nederlanderschap, wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Voor zover het vreemdelingen betreft, is voor het beëindigen van het rechtmatig verblijf een onherroepelijke veroordeling nodig waarna aan de hand van de glijdende schaal wordt beoordeeld of het rechtmatig verblijf kan worden beëindigd. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM speelt bij deze beoordeling een belangrijke rol. Als het rechtmatig verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, krijgt hij een inreisverbod opgelegd of wordt hij ongewenst verklaard en moet hij Nederland direct verlaten. Als de vreemdeling dat niet doet, kan hij worden uitgezet.
De aanhoudende antisemitische golf die ons land overspoelt |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Kent u het artikel «Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag»?1
Ja.
In hoeverre ziet u het snel groeiende gevaar van het islamitisch gelegitimeerde antisemitisme in ons land?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Ieder mens moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het kabinet.
De stijging van het aantal meldingen van antisemitisme in de afgelopen weken lijkt vooral voort te komen uit versterkte tegenstellingen als gevolg van de affiniteit van mensen in Nederland met één van de strijdende partijen in het Midden-Oosten. Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot antisemitische en anderszins discriminatoire uitingen of oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving en dat wij elkaar met wederzijds respect tegemoet blijven treden. Vanuit dat perspectief zal er door het kabinet ook een interreligieuze bijeenkomst worden georganiseerd in november.
Het kabinet zal, zoals ook is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met de Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden, in navolging van verschillende gemeenten, het initiatief nemen met alle betrokken partijen om de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. Dit zal onder meer gebeuren in de eerstvolgende Ronde Tafel antisemitisme bijeenkomst op 24 september a.s.
We juichen het initiatief toe van de Raad van Moskeeën en de Unie van Marokkaanse Moskeeën Nederland om in moskeeën op te roepen tot tolerantie en zetten het gesprek graag voort. De Joodse gemeenschap vormt een onlosmakelijk onderdeel van Nederland, net als andere minderheidsgroeperingen. Wij zijn het erover eens dat de gesprekken tussen de vertegenwoordigers uit al deze gemeenschappen van grote waarde zijn.
Deelt u de mening dat de schrikbarende ontwikkelingen van de afgelopen periode escaleren, zeker ook gezien het gegeven dat er sprake is van doodsbedreigingen, het gooien van brandende fakkels en inmiddels zelfs grof geweld tegen Joodse medeburgers?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer spreekt u zich klip en klaar uit tegen het steeds extremer wordende antisemitisme in Nederland?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3. Ook in de verklaring die is uitgegaan naar aanleiding van het gesprek op maandag 4 augustus jl. met de Joodse gemeenschap staat dat er in Nederland geen plaats is voor discriminatie en antisemitisme.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk de tien aangedragen actiepunten om te zetten in beleid ten einde deze golf van antisemitisme tegen te gaan?2 Zo neen, waarom niet?
Met u onderschrijft het kabinet de noodzaak om hard op te treden tegen antisemitisme en discriminatie.
Waar het gaat om het tegengaan van Jihadisme bericht ik u binnenkort, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, over de aanpak van het kabinet.
Naast alle reeds op discriminatie ingezette maatregelen waarover uw Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd middels de voortgangsbrief, zal door inzet op de sporen educatie, opvoeding en rolmodellen (peer education) een impuls worden gegeven aan de preventie en bestrijding van discriminatie en antisemitisme. In dat kader, en als vervolg op het Catshuisoverleg van 4 augustus jongstleden, zijn de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik in een overleg met het Centraal Joods Overleg ook overeengekomen om op korte termijn op lokaal niveau rondetafelgesprekken met gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te organiseren.
Eerder zijn in 2013 twee Ronde Tafels georganiseerd t.b.v. de aanpak van antisemitisme onder jongeren welke onder meer geleid hebben tot acties om handelingsverlegenheid onder onderwijzers tegen te gaan, leermiddelen beter beschikbaar te maken en antisemitisme bespreekbaar te maken in Turkse kring. Over deze aanpak is de Kamer 16 januari jongstleden geïnformeerd.3
De berichten ‘Crimineel bedreigt Joden’, ‘Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag’ en ‘Hamas-vlag aan de Admiraal de Ruijterweg’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Crimineel bedreigt Joden», «Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag» en «Hamas-vlag aan de Admiraal de Ruijterweg»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Said C.? Deelt u de mening dat onderzocht moet worden of hier sprake is van oproepen danwel aanzetten tot geweld?
De uitspraken die in het filmpje worden gedaan, zijn door het Openbaar Ministerie (OM) onderzocht. Deze kunnen volgens het OM worden gekwalificeerd als opruiing. De verdachte is in verband daarmee op 14 augustus 2014 voorgeleid aan de rechter-commissaris.
Kunt u aangeven of de uitspraken van Said C. door het Openbaar Ministerie (OM) worden onderzocht? Zo nee, kunt u het OM opdracht geven dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de mishandeling van de Joodse vrouw in Amsterdam? Wat doet de politie om de veiligheid van Joodse inwoners te garanderen?
Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat en wordt hard aangepakt door het kabinet.
De politie heeft goed contact met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en Joodse instellingen en is scherp op aangiften. In eerste instantie zijn personen, en indien van toepassing hun werkgever, zelf verantwoordelijk voor hun beveiliging. Uiteraard worden door de overheid direct aanvullende maatregelen getroffen als de dreiging dusdanige vormen aanneemt dat van personen en de organisaties waartoe zij behoren, redelijkerwijs niet meer kan worden verwacht dat zij hier zelf weerstand tegen bieden. In dat verband verwijs ik verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Hoe beoordeelt u het gebruik van symbolen van terroristische organisaties in het straatbeeld? Beschikt het lokale gezag over mogelijkheden om terroristische symbolen van terroristische organisaties zoals Hamas en ISIS uit het straatbeeld te weren? Kan hiervoor wellicht dezelfde grond gebruikt worden waarop nu al onder bepaalde omstandigheden de gemeente het dragen van kleding van voetbalclubs of het dragen van kleuren en logo’s van motorbendes kan verbieden? Zo nee, bent u bereid de nodige stappen te zetten die dit mogelijk maken?
Het OM heeft medio augustus het landelijk standpunt ten aanzien van de strafbaarheid van symbolen, vlaggen en andere uitingsvormen nader bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen nadat lokaal reeds eerder beleid was afgestemd. Het standpunt houdt in dat, nu IS (voorheen ISIS/ISIL) en Hamas (door de EU en de VN) verboden, terroristische organisaties zijn die tot doel hebben geweld te plegen tegen bepaalde bevolkingsgroepen, het in het openbaar tonen van deze vlaggen van deze organisaties naar het oordeel van het OM, mede afhankelijk van de omstandigheden waaronder dit plaatsvindt, strafbaarheid oplevert op grond van artikel 137d en 137c Wetboek van Strafrecht. Tegen het in het openbaar tonen van deze vlaggen zal dan ook worden opgetreden.
Acht u het noodzakelijk opnieuw te bekijken of de beveiliging van Joodse instellingen voldoende is om de veiligheid van de gemeenschap te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de aanslag in Brussel zijn er direct aanvullende maatregelen getroffen en is sprake van intensief contact met de joodse gemeenschap. De lokaal bevoegde gezagen, de politie eenheden en de joodse gemeenschap bekijken op dit moment samen met de NCTV naar de lange termijn maatregelen die genomen kunnen worden. Zoals altijd wordt de situatie nauwlettend gemonitord en wordt voortdurend bezien of de getroffen maatregelen toereikend zijn.
Onveilige sleutelkluisjes bij ouderen |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NOS-journaalitem «Oplossing voor onveilige sleutelkluisjes bij ouderen», d.d. 30 juli 20141 en het artikel «Unie KBO op NOS Journaal en Radio 1 n.a.v. rechtszaak «sleutelkluisjesbende», gepubliceerd op de website van Unie KBO?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat er ca. 150 000 ouderen een onveilig sleutelkastje naast hun voordeur hebben hangen en dat er in het afgelopen jaar ruim 200 inbraken hebben plaatsgevonden door middel van een onveilig sleutelkastje?
Deze situatie vind ik zeer onwenselijk.
Hoe beoordeelt u het bericht dat onveilige sleutelkluisjes veel goedkoper zijn dan kluisjes met een politiekeurmerk?
Ik vind dat er geen afweging zou moeten plaatsvinden tussen prijs en veiligheid. De dienstverlenende organisatie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aangeboden sleuteloplossing en zou alleen veilige kluisjes moeten aanbieden.
Bent u het ermee eens dat in de keuze voor een sleutelkastje prijs geen belangrijker criterium mag zijn dan veiligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid thuiszorgorganisaties een dwingende richtlijn op te leggen om alleen sleutelkluisjes met een PolitieKeurmerk Veilig Wonen te accepteren?
De sleutelkastjes worden ingezet bij personenalarmering en thuiszorg. Ik vind het vanzelfsprekend dat de aanbieders van deze diensten afzonderlijk en als branches in hun beleid en bij het maken van afspraken met de cliënt over het leveren van de dienst rekening moeten houden met het inbraakrisico van de woning van de cliënt. Deze aanbieders dragen zelf een verantwoordelijkheid, ik vind het dan ook te ver gaan om dit in wet- en regelgeving vast te leggen.
Welke andere acties gaat u ondernemen om ouderen én zorgorganisaties bewust te maken van de risico’s van onveilige sleutelkluisjes?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de inzet van de Unie KBO om ouderen persoonlijk voor te lichten over veilig thuiswonen?
Ik heb grote waardering voor dit initiatief.
Herinnert u zich de motie Baay-Timmerman inzake een veiligheidsadviseur voor ouderen, ingediend tijdens de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015?3
Ja.
Bent u het ermee eens dat het van belang is dat de veiligheid van thuiswonende ouderen zo goed mogelijk wordt geborgd, zeker nu steeds meer ouderen met een zorgvraag langer thuis (moeten) blijven wonen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in verschillende overleggen met uw Kamer heb aangegeven, gaat de veiligheid van ouderen mij zeer ter harte. Daarom zet ik in op de aanpak van ouderenmishandeling door het Actieplan «Ouderen in veilige handen» dat ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) uitvoer. Dit plan richt zich op mishandeling in huiselijke kring of in de professionele setting.
Waar het gaat om misbruik of mishandeling door onbekenden (zoals babbeltrucs of woningovervallen) – de situaties die in de (verworpen) motie Baay-Timmerman worden genoemd – heeft de Minister van VenJ het voortouw. Het Ministerie van VenJ heeft diverse acties op touw gezet om ouderen in hun eigen omgeving voor te lichten over de risico’s met betrekking tot een babbeltruc, overval of inbraak. Daarvoor wordt onder andere samengewerkt met de Unie KBO. Ook wordt samengewerkt met een groot aantal gemeentes en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Er worden dus verschillende instrumenten ingezet om de veiligheid van ouderen te bevorderen. Daarbij spelen, onder regie van de gemeente, verschillende partijen een rol, zoals de sociale wijkteams, de wijkverpleegkundige, de wijkagent en de ouderenbonden. Het gaat dan om een integrale aanpak, met expliciet aandacht voor veiligheid. Het biedt geen meerwaarde om daar bovenop een aparte functionaris voor veiligheid te benoemen.
Bent u het ermee eens dat een veiligheidsadviseur voor ouderen in hoge mate kan bijdragen aan de veiligheid van ouderen thuis, en daarmee aan de maatschappelijke veiligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het ermee eens dat een dergelijke veiligheidsadviseur een belangrijke coördinerende rol kan spelen hierin? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u in het licht van dit nieuwsbericht inmiddels wel bereid om gemeenten expliciet te wijzen op instrumenten die de veiligheid en weerbaarheid van thuiswonende ouderen vergroten, bijvoorbeeld een veiligheidsadviseur voor ouderen, zoals in genoemde motie werd voorgesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
De berichten ‘Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht’ en ‘Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht» en «Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe»?1
Ja.
Hoeveel personen met een dubbel (Nederlands en Marokkaans) paspoort zitten in Nederland en Marokko vast op verdenking van (zware) misdrijven? Hoeveel daarvan ontvangen een uitkering van de Nederlandse staat, ondanks het feit dat een uitkering behoort te worden ingetrokken bij het uitzitten van een gevangenisstraf?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft mij bericht dat eind juli 2014 ruim 150 personen, waarvan geregistreerd is dat zij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten, in Nederland gedetineerd waren vanwege (zware) misdrijven. Verder waren eind juli 2014 minstens ruim 150 personen met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit gedetineerd in Marokko vanwege (zware) misdrijven. Dit zijn personen die bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend zijn omdat zij consulaire bijstand hebben gevraagd. Het totaal aantal in Marokko gedetineerden met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit kan dus groter zijn.
Indien een persoon in detentie verblijft en een uitkering van de Nederlandse staat ontvangt, wordt deze uitkering beëindigd. Met betrekking tot personen van wie bekend is dat zij of in Nederland of in het buitenland in detentie verblijven vindt gegevensuitwisseling plaats tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Sociale Verzekeringsbank, UWV en gemeenten. Op basis van deze gegevensuitwisseling beëindigen de uitvoeringsorganen bij samenloop tussen detentie en het ontvangen van een uitkering in voorkomende gevallen de uitkering. Voor het beëindigen van de uitkering zijn gegevens over de nationaliteit of plaats van detentie niet van belang en deze maken dan ook geen deel uit van de eerder genoemde gegevensuitwisseling.
Deelt u de mening dat het in het artikel genoemde aantal van honderden schrikbarend is? Passen deze aantallen in het beeld van de culturele verrijking die de islamitische massa-immigratie ons land volgens overheidsrapporten heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het arrondissementsparket Amsterdam heeft op de dag van het verschijnen van het in vraag 1 aangehaalde bericht via een persbericht2 laten weten dat het onjuist is dat honderden Nederlands-Marokkaanse jongeren betrokken zouden zijn geweest bij liquidaties. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes van uw Kamer (kenmerk 2014Z13817, ingezonden 1 augustus 2014).
Bent u bereid criminelen met een dubbel paspoort, in Nederland of in het buitenland berecht, financieel kaal te plukken, te denaturaliseren en ervoor te zorgen dat ze de toegang tot Nederland voortaan wordt ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Als in Nederlandse strafzaken de mogelijkheden tot het afpakken van criminele winsten benut kunnen worden, zal dat gebeuren. Ook de Marokkaanse wetgeving kent de mogelijkheid van het afpakken van criminele winsten in strafprocedures. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de samenwerking met Marokko meteen te gebruiken voor intensieve controles op bezit van vastgoed van uitkeringstrekkers? Zo nee, waarom niet?
Controles op het bezit van vastgoed in Marokko zijn reeds mogelijk in het kader van de controle op de rechtmatigheid van in Nederland verstrekte bijstandsuitkeringen. Deze controles vinden plaats op grond van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko en het daarbij behorende Administratief Akkoord. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer op 3 juni jl.3 geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot controles in Marokko.
Deelt u de mening dat het goed voor Nederland zou zijn als hier minder Marokkanen zouden wonen, door vrijwillige remigratie te stimuleren, Nederlandse paspoorten van veroordeelde criminelen af te pakken, hen verplicht uit te zetten en pas uitkeringen toe te staan als er een arbeidsverleden van minimaal tien jaar in Nederland is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinetsbeleid is erop gericht mensen in de Nederlandse samenleving te laten integreren en participeren, niet om teweeg te brengen dat mensen die hier rechtmatig verblijven terugkeren naar het land van herkomst of vertrekken naar het land van herkomst van hun voorouders.
Als sprake is van het begaan van een strafbaar feit is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is. Het in vraag 1 aangehaalde bericht gaat over liquidaties, overvallen en drugsdelicten. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor dergelijke commune misdrijven is niet mogelijk. Verder laat het gelijkheidsbeginsel uit artikel 1 van de Grondwet niet toe dat bij uitkeringen een onderscheid wordt gemaakt op basis van het arbeidsverleden.
Het bericht ‘Nu al even veel drugsafval gedumpt als in heel 2014’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Van hoeveel burgemeesters in Brabant en Limburg heeft u inmiddels het verzoek gekregen om extra capaciteit beschikbaar te stellen voor de aanpak van drugscriminaliteit?1
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn grote zorgen hierover geuit. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Deelt u de analyse dat de georganiseerde drugscriminaliteit zich lijkt te verplaatsen naar Zuid-Nederland? Zo ja, waarom volhardt u dan in uw weigering om extra capaciteit voor deze regio’s beschikbaar te stellen?2
Zie antwoord vraag 1.
Welke inzichten heeft u opgedaan en welke boodschappen zijn u meegegeven tijdens uw meest recente bezoek aan Brabant in het kader van de aanpak van drugscriminaliteit?
Op 15 juli jl. heb ik een werkbezoek gebracht aan de gemeente Gilze en Rijen waarbij ook de burgemeesters van Heusden en Tilburg aanwezig waren. Ik heb daar met de burgemeesters gesproken over de aanpak van georganiseerde criminaliteit, waaronder drugscriminaliteit. Zij gaven aan zorgen te hebben over de aanpak hiervan in de kleinere gemeenten in Brabant. Ik heb richting de burgemeesters het belang van de samenwerking in de TaskForce Brabant Zeeland (voorheen: TaskForce B5) onderstreept. Reden voor de uitbreiding van het werkterrein van deze TaskForce sinds begin dit jaar naar heel Brabant en Zeeland is juist gelegen in het feit dat het niet zo mag zijn dat door de gezamenlijke aanpak in de grote steden criminelen uitwijken naar kleinere gemeenten. De kleinere gemeenten hebben dan ook de volle aandacht van de TaskForce BZ. Zoals eerder aangegeven heeft het bevoegd gezag inmiddels besloten tot een intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Deze intensivering vindt in de regio’s Brabant en Zeeland plaats binnen de gezamenlijke strategie van de TaskForce BZ. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Kunt u deze vragen gezamenlijk beantwoorden met de eerdere vragen van 14 juli 2014?3
Ik heb er de voorkeur aan gegeven om deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden.
Het bericht dat er geen extra capaciteit ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de aanpak van zware criminaliteit in Zuid-Nederland |
|
Ard van der Steur (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u geen extra capaciteit ter beschikking stelt voor de strijd tegen de zware criminaliteit in Zuid-Nederland?1 2 Is het waar dat onder meer de burgemeesters van een aantal gemeenten daar om hebben gevraagd?
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen geuit. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Hoe verklaart u het gevoel bij onder andere de betreffende burgemeesters dat extra capaciteit noodzakelijk zou zijn? Voor welke vormen van criminaliteit achten deze burgemeesters extra capaciteit gewenst?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de bestaande capaciteit van het Openbaar Ministerie en de politie in Zuid-Nederland? Wat is de omvang van de ingestelde taskforce en wat is de omvang van de extra inzet die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden? Wat zijn de resultaten van de extra inzet?
De bestaande capaciteit op het gebied van «Ondermijning» in Zuid-Nederland omvat naast de drie zuidelijke parketten ook de inzet van het landelijk parket en het functioneel parket in die regio. Daarbij geldt steeds dat indien nodig ook OM-capaciteit die voorzien was voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt ingezet elders in het land of op andere criminaliteitsgebieden. Zo geven ondermijningsofficieren tevens leiding aan Teams Grootschalige Opsporing (TGO’s) die (onder meer) onderzoek doen naar liquidaties met geweld die (vaak) met de georganiseerde misdaad samenhangen.
De capaciteit van de arrondissementsparketten Limburg, Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant, het Landelijk Parket en het Functioneel Parket, die is toe te rekenen aan de aanpak van «Ondermijning» in Zuid-Nederland was in 2013 in totaal 57 fte, waarvan 22 fte officieren van justitie.
De totale operationele politiesterkte van de drie zuidelijke eenheden is 9.644 fte.3 De eenheden hebben daarin de volgende operationele sterkte tot hun beschikking: Oost Brabant 3.320 fte, Limburg, 2.860 fte en Zeeland-West Brabant 3.464 fte.
Eind 2010 is door mij, op verzoek van enkele bestuurders uit Brabant, de TaskForce B5 opgericht. In deze TaskForce zaten, naast de burgemeesters van de vijf grote Brabantse steden en de Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van mijn departement, de top van OM, politie, Belastingdienst en van de Koninklijke Marechaussee uit die regio. Deze organisaties bepalen de prioriteiten binnen de gezamenlijke aanpak en plegen de inzet die daarvoor nodig is. Dit heeft in de periode 2010–2013 ervoor gezorgd dat er meer criminele organisaties werden aangepakt, meer beslag werd gelegd op crimineel vermogen en dat de bestuurlijke weerbaarheid van gemeenten werd verbeterd. Juist omdat de problematiek in Brabant ernstig is en het niet zo mag zijn dat door de gezamenlijke aanpak in de grote steden criminelen uitwijken naar kleinere gemeenten, wordt deze aanpak de komende jaren krachtig voortgezet en is de aanpak uitgebreid naar heel Brabant en Zeeland. Recent is besloten tot een extra inzet van OM en politie in de integrale aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Onder welke omstandigheden bent u bereid tegemoet te komen aan het verzoek om extra capaciteit?
Zie antwoord vraag 1.
Herkent u zich in de opmerking van korpschef Bouman van de nationale politie dat de georganiseerde misdaad zich van de Randstad naar de grensstreken Brabant en Limburg verplaatst? Deelt u zijn mening dat als gevolg hiervan geweld, bedreiging van burgers en gezagsdragers, afpersing, witwassen, drugshandel, en liquidaties toenemen?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de observaties van deze korpschef voor u aanleiding uw besluit ten aanzien van extra capaciteit te herzien?
Zie antwoord vraag 1.
De toenemende georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Marith Volp (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de bijna onbeheersbare georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland en de reactie van de politievakbond hierop?1
Ja.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat meerdere burgemeesters worden bedreigd? Welke acties heeft u ondernomen teneinde deze burgemeesters bij te staan? Weet u wat de aard van de bedreigingen zijn en van wie ze afkomstig zijn?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat het geen mededelingen doet over eventuele bedreigingen van openbaar bestuurders. Het bedreigen van openbaar bestuurders is volstrekt onaanvaardbaar en kan altijd rekenen op een stevige aanpak. Indien sprake is van bedreiging van openbaar bestuurders wordt opgetreden conform de Aanwijzing beveiliging van personen, objecten en diensten van het College van Procureurs-generaal. Dat betekent dat er een dreigingsinschatting wordt gemaakt en dat eventueel beveiligingsmaatregelen worden getroffen, onder verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie. Daarnaast wordt onder leiding van het OM een strafrechtelijk opsporingsonderzoek ingesteld naar de herkomst van de bedreiging.
Is het waar dat de grootste zorg met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit, de drugsgerelateerde criminaliteit betreft? Zo nee, welke criminaliteit betreft het nog meer?
Eén van de prioritaire aandachtsgebieden bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit betreft de handel in en de productie van drugs. Tevens krijgen mensenhandel, witwassen, zware milieucriminaliteit en financieel-economische criminaliteit meer dan bijzondere aandacht van OM en politie en van andere organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, zoals gemeenten en de Belastingdienst. De noodzaak om deze thema’s met prioriteit aan te pakken wordt bevestigd door het meest recente Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 (verder te noemen: NDB). Ik berichtte uw Kamer hier eerder over per brief d.d. 13 maart 2013.2 In deze brief heb ik tevens aangegeven dat er geen enkele twijfel over bestaat dat de illegale drugsmarkten onverminderd prioriteit moeten krijgen, ook na 2014.
Het wordt bovendien steeds duidelijker dat veel criminele samenwerkingsverbanden niet statisch zijn, maar bestaan uit individuen die flexibel opereren en dat de verbanden van samenstelling, rolverdeling én van werkterrein veranderen. Zij houden zich vaak bezig met diverse soorten van (georganiseerde) criminaliteit, waaronder de handel in of productie van drugs.
Deelt u de constatering van de burgemeesters dat de georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland (Noord-Brabant en Limburg) onbeheersbaar dreigt te worden? Zo ja, was het u bekend voordat de berichten hierover in de media kwamen en wat heeft u vervolgens gedaan met deze kennis?
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Het OM en de politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Wat is uw mening over deze constatering van de burgemeesters? Deelt u de mening dat er snel actie ondernomen moet worden?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van de wensen van de burgemeesters, politie en het Openbaar Ministerie (OM) dat zij meer geld nodig hebben voor opsporing, meer mogelijkheden voor de aanpak van eigenaren van panden waarin drugslaboratoria zijn aangetroffen en een nationaal coördinator misdaadbestrijding? Zo ja, in hoeverre gaat u tegemoetkomen aan deze wensen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 4 en 5 voor wat betreft de intensivering van de aanpak van ondermijning in Zuid-Nederland. Zoals ik in mijn brief van 4 september 2014 aan uw Kamer aangeef, wordt voor deze intensivering aangesloten op de regionale structuur en strategie bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Dat betekent dat de intensivering in Brabant en Zeeland vorm krijgt via de TaskForce BZ en in Limburg via het RIEC.
De keuze voor een regionale structuur voor de aanpak is een hele bewuste: op die manier kan het beste worden aangesloten bij de regionale en lokale problematiek. De problematiek is immers niet in iedere regio hetzelfde en is het leveren van maatwerk een voorwaarde voor een effectieve aanpak. Sturing op die samenwerking door het (lokale) gezag is daarbij cruciaal. In aanvulling hierop is de landelijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit (die regio overstijgend is) belegd bij het Landelijk Parket, het Functioneel Parket en de Landelijk Eenheid van de Nationale Politie. Deze werken ook nauw samen met andere partners zoals gemeenten en de Belastingdienst. Ik kan, gelet op het vorenstaande, niet anders dan concluderen dat bovenop hetgeen al is ingericht en plaatsvindt, de suggestie van een nationaal coördinator misdaadbestrijding geen toegevoegde waarde heeft.
Voor de aanpak van eigenaren van panden waarin drugslaboratoria zijn aangetroffen bestaan diverse wettelijke instrumenten waar gemeenten gebruik van kunnen maken. Voor een uiteenzetting hierover verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 20 mei 2014 stuurde.3
Als u hieraan niet kunt tegemoetkomen: wat is daarvan dan de reden?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier moeten betrokken overheidsdiensten beter gaan samenwerken, daar waar dat nu nog niet gebeurt? Hoe gaat u deze samenwerking bevorderen?
Het optreden als één overheid bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit wordt ook de komende jaren met kracht voortgezet via de RIEC’s en in Brabant en Zeeland met de inzet van de TaskForce BZ. Hierbij kijken alle betrokken partners en ik continue naar mogelijkheden voor verdere verbetering en aanscherping. Een sprekend voorbeeld hiervan is de aangekondigde intensivering van de aanpak in Zuid-Nederland.
Heeft u de overtuiging dat, door deze verbeterde samenwerking, de bedreigingen richting de burgemeesters zullen afnemen en dat tevens de georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland zal afnemen? Waar baseert u deze overtuiging op?
Dat is uitdrukkelijk de bedoeling. Het optreden als één overheid, hetgeen extra kracht wordt bijgezet door de intensivering van de aanpak in Zuid-Nederland door meer inzet van OM en politie, kan van invloed zijn op het gedrag van de criminelen jegens individuele personen, waaronder burgemeesters. Immers, de crimineel zal zich realiseren dat het niet van één persoon afhankelijk is dat hij of zij wordt aangepakt: deze bijzondere aandacht krijgt hij namelijk van alle overheidsdiensten die hij of zij op zijn (criminele) pad tegenkomt.
De huidige ervaringen en cijfers leren ons dat samenwerking bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit loont. Dit blijkt uit mijn brief aan uw Kamer van 16 juli jl., waarin ik uw Kamer het Jaarverslag RIEC-LIEC 2013 en de Verantwoordingsrapportage georganiseerde criminaliteit 2013 heb aangeboden.4
Heeft u kennisgenomen van de opmerkingen van de voorzitter van de politievakbond ACP?2
Ja.
Deelt u zijn mening dat er te veel opsporingsdiensten zijn waardoor er veel tijd en energie verloren gaan aan afstemming tussen de diensten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat voor het vervolg van uw beleid?
Ik deel die mening niet. We kennen in Nederland vier bijzondere opsporingsdiensten. Deze diensten hebben allen een eigen takenpakket en verantwoordelijkheid. Over de afbakening zijn duidelijke afspraken gemaakt. Zoals aangegeven is samenwerking en afstemming bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit cruciaal. Dit geldt ook voor de betrokken opsporingsdiensten. De Nationale Politie, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn om die reden aangesloten bij de samenwerking in de RIEC’s.
Wat moet er nog meer gebeuren alvorens u constateert dat de huidige aanpak met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit en met name de druggerelateerde criminaliteit in Zuid-Nederland niet werkt?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 4, 5 en 9.
Piraterijbestrijding in de Golf van Guinee |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het beleidsdocument van het Witte Huis inzake piraterijbestrijding in de Golf van Guinee?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze beleidsvoornemens, in het bijzonder voor wat betreft de inzet van gewapende private beveiligers en het gebruik maken van maritieme patrouilles en beschermde konvooien? Welke bijdrage kunnen Nederland en de Nederlandse marine leveren aan de realisering van deze concepten?
Aan de beleidsvoornemens van de Verenigde Staten liggen aanzienlijke nationale belangen ten grondslag, zoals de aanwezigheid in de regio van aanzienlijke aantallen Amerikaanse staatsburgers in de olie-industrie. De Amerikaanse beleidsvoornemens richten zich op het monitoren van de regels van regionale staten met betrekking tot gewapende particuliere beveiligers, het bevorderen van het in acht nemen van internationale standaarden door lokale gewapende beveiligers, de capaciteitsversterking van regionale maritieme patrouilles en het pleiten voor de inzet van beschermde regionale konvooien. De Amerikaanse militaire presentie in de regio staat in het teken van lokale en regionale capaciteitsopbouw; de strategie maakt geen melding van zelfstandig militair optreden.
Het kabinet is voorstander van een regionale oplossing voor het probleem van maritieme criminaliteit in de Golf van Guinee, door middel van regionale preventie, vervolging en maritieme capaciteitsopbouw. De Nederlandse bijdrage strookt met de (relatief bescheiden) nationale belangen (zie beantwoording vraag 4).
Nederland is voorstander van een aanpak van de problematiek in EU-verband. In maart 2014 nam de EU een maritieme strategie voor de Golf van Guinee aan. De strategie omvat een analyse van de omvang van de dreiging, de risico's waaraan de kuststaten en de EU zijn blootgesteld en de maatregelen die de EU samen met de regionale partners kan nemen om regionale actoren te helpen bij de bestrijding van dreigingen.2
Klopt het naar uw mening dat veel aanvallen van piraten in de Golf van Guinee plaatsvinden «buiten de twaalfmijlszone en buiten het bereik van de marine’s in de regio»?2 Zo nee, waarom niet?
Het aantal incidenten in de regio is moeilijk te schatten, omdat deze veelal niet worden gerapporteerd. Er zijn aanvallen buiten de territoriale wateren, maar zoals ook wordt bevestigd in het Amerikaanse actieplan, worden de meeste aanvallen uitgevoerd binnen de territoriale wateren van West-Afrikaanse kuststaten, met name Nigeria.
Zo ja, ziet u dan aanleiding om de Nederlandse marine in die internationale wateren een actievere rol te laten spelen ter bescherming van Nederlandse belangen? Zo nee, waarom niet?
In november 2013 heeft de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders haar leden gevraagd de problematiek van piraterij aan de westkust van Afrika inzichtelijk te maken. Uit de zes ontvangen reacties komt geen helder beeld naar voren. Wel bevestigen de reacties dat het veelal gaat om gewapende overvallen in de territoriale wateren (TTW) van de kuststaten. Binnen de TTW zijn kuststaten exclusief bevoegd tot en verantwoordelijk voor de bescherming van koopvaardijschepen. Binnen deze wateren is het op grond van internationale verdragen niet toegestaan VPD’s of gewapende particuliere beveiligers in te zetten zonder toestemming van de kuststaat.
Door capaciteitsgebrek, gebrek aan samenwerking met buurlanden en corruptie zijn regionale marines en kustwachten niet volledig in staat piraterij en maritieme criminaliteit het hoofd te bieden. Nederland richt zich in de Golf van Guinee dan ook op maritieme capaciteitsopbouw. Zo neemt de Nederlandse marine jaarlijks deel aan de Amerikaanse oefening Obangame Express. De oefening versterkt de samenwerking tussen regionale deelnemende landen en bevordert de maritieme veiligheid in de Golf van Guinee. Daarnaast heeft Zr.Ms. Rotterdam in het kader van African Winds in 2013 verschillende West-Afrikaanse marine-eenheden getraind en levert Nederland financiële steun aan het Maritime Trade Information Sharing Centre in Ghana, dat informatie over maritieme criminaliteit deelt met scheepvaart en autoriteiten.
Piraterijbestrijding bij Somalië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «the protector’s choice; an application of protector’s theory to Somali piracy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de suggestie om de beschermheren van de piraten tot lucratiever economisch gedrag aan te zetten en de piraten geen vrijplaats meer te verschaffen?
In Somalië is een effectieve staat al jarenlang afwezig. Dit heeft ertoe geleid dat, wanneer dit voor henzelf of hun gemeenschap voordelen kan opleveren, lokale leiders voor veiligheid, basale dienstverlening en de ontwikkeling van lokale economie soms banden aangaan met andere clans, criminele netwerken, of zelfs met terreurgroepen zoals Al-Shabaab. Het optreden van lokale leiders als beschermheren van piraterij is vaak passief; men tolereert de activiteiten, uit vrees voor negatieve gevolgen.
De internationale maritieme missies EU Atalanta en Navo Ocean Shield, waaraan Nederland meedoet, leveren een doeltreffende en doelmatige bijdrage aan piraterijbestrijding op zee. Deze operaties, alsmede de zelfbeschermingsmaatregelen door de scheepvaartbranche en het gebruik van militaire en private beveiligers (in het geval van buitenlandse schepen), hebben het aantal kapingen en aanvallen op koopvaardijschepen sterk verminderd. Sinds 2012 zijn er geen schepen meer gekaapt. Deze trend is echter nog steeds omkeerbaar. Piratenleiders zijn in veel gevallen overgegaan op andersoortige activiteiten, sommige legaal, andere illegaal. Wanneer de controle op zee wegvalt, is de verwachting dat zij, vanwege het hoge rendement van piraterij, hun oude activiteiten weer zullen hervatten. De internationale gemeenschap beseft dat de onderliggende oorzaken van piraterij moeten worden aangepakt, zodat piraterij uiteindelijk een minder lucratieve bezigheid zal vormen dan deelneming aan de reguliere economie.
De wederopbouw van Somalië is een proces van lange adem. Nederland levert daar bijdragen aan, onder andere in het kader van de New Deal (zie Kamerstuk 22 831, nr. 93). Voor de in dat kader uitgevoerde concrete activiteiten verwijs ik naar het Meerjarig Strategisch Plan voor de Hoorn van Afrika 2014–2017 (bijlage bij Kamerstuk 33 625, nr. 71). Daarnaast levert Nederland bijdragen aan de bevordering van veiligheid op land door middel van bijdragen aan de EU-trainingsmissie in Somalië (EUTM Somalië) en de regionale maritieme capaciteitsopbouwmissie EUCAP Nestor.
Een geïntegreerde aanpak van piraterij is essentieel, de aanpak van oorzaken op land wordt hierbij steeds belangrijker. Op termijn zullen aard en omvang van de maritieme bijdrage aan antipiraterijmissies wijzigen. Dit geldt ook voor de Nederlandse maritieme bijdrage. Om de reductie van de maritieme presentie in de Hoorn van Afrika voor te bereiden, werkt de internationale gemeenschap aan een transitiestrategie. Het ontwikkelen van de federale structuur, de voltooiing van de Grondwet en de vaststelling van politieke partijwetten zijn onderdeel van het transitieproces.
Ziet u hierin mogelijkheden voor een beleid dat de Nederlandse belastingbetaler en Nederlandse ondernemers minder geld kost? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen beschermheren die weigeren om over te gaan op lucratiever economisch gedrag, onder druk worden gezet door hun aanlandingsfaciliteiten te verstoren en te vernietigen?2 Zo nee, waarom niet?
In 2012 is eenmalig een aanval uitgevoerd op een logistieke opslagplaats van piraten op de Somalische kust. Sindsdien zijn er geen specifieke aanlandingsfaciliteiten meer die exclusief door piraten worden gebruikt. Piraten vertrekken in de meeste gevallen vanaf het strand en soms vanuit havens. Het geciteerde artikel stelt overigens dat de bouw van maritieme infrastructuur de piraterij juist zal doen afnemen, omdat een gemeenschap die de beschikking heeft over bijvoorbeeld een haven daarmee reguliere handelsinkomsten kan genereren. Piraterij wordt daarmee een bedreiging voor die reguliere inkomsten en lokale elites zullen overgaan tot acties om piraterij te ontmoedigen, aldus de auteurs. Dit is consistent met hun bredere bevinding dat staatsopbouw uiteindelijk de beste strategie tegen piraterij is.