Het bericht dat drie passagiers zijn opgepakt in vliegtuig na protest tegen de uitzetting van vluchteling |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Drie passagiers opgepakt in vliegtuig na «staan-actie» tegen uitzetting vluchteling»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat passagiers op de betreffende vlucht door de Koninklijke Marechaussee (KMar) zijn bevolen videobeelden van de arrestaties van hun telefoon te verwijderen onder bedreiging anders te worden opgepakt? Zo ja, kunt u aangeven op basis van welke wet- en regelgeving de KMar in dit geval gerechtigd was te dreigen met arrestatie?
Ik herken mij in het beeld dat wordt geschetst in het artikel niet. De bemanning van het vliegtuig heeft passagiers op basis van het huisreglement van de vliegmaatschappij verzocht te stoppen met filmen. De dienstdoende marechaussees hebben passagiers niet gevorderd door hen gemaakte beelden te verwijderen en hebben niet gedreigd met arrestatie. Wel heeft een marechaussee met een passagier gesproken over wat het filmen doet met mensen die met hun werk bezig zijn. Na dit gesprek heeft de passagier de door hem gemaakte beelden uit eigen beweging verwijderd.
Hoe verklaart u de communicatie van de KMar dat passagiers gemaakte videobeelden van de arrestaties vrijwillig zouden hebben verwijderd, terwijl hen is gedreigd dat ze anders in handboeien zouden worden afgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke geweldsmiddelen zijn ingezet door de KMar bij de arrestatie van protesterende reizigers op het vliegtuig? Klopt het dat bijvoorbeeld een jonge vrouw in een hoofdklem is weggesleept uit het vliegtuig? Kunt u beargumenteren waarom de inzet van dit type geweld subsidiair en proportioneel was?
Het voorbeeld dat u aanhaalt is geen correcte weergave van de gang van zaken. Er zijn drie passagiers aangehouden. Eén aangehouden vrouw is onder lichte dwang van de marechaussee uit het vliegtuig geëscorteerd. De lichte dwang bestond uit het uitoefenen van geringe kracht op de bovenrug om de passagier uit het nauwe gangpad van het vliegtuig te begeleiden. Dit was op dat moment passend gelet op de situatie.
Het gebruik van pepperspray in het Turkse consulaat in Rotterdam en het feit dat niemand daarvoor vervolgd wordt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Turkije trekt beveiliger consulaat Rotterdam die pepperspray gebruikte terug», waarin een woordvoerder van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zegt dat de kwestie in overleg met Turkije is opgelost, doordat de Turkse autoriteiten zelf hebben besloten de beveiliger terug te trekken?1
Ja.
Kunt u een beschrijving geven van wat er zich heeft voorgedaan in het Turkse consulaat in Rotterdam in mei 2018?
In het Turkse consulaat-generaal in Rotterdam heeft zich een incident voorgedaan, waarbij een medewerker van het consulaat-generaal pepperspray heeft gebruikt tegen een bezoeker.
Klopt de bewering van burgemeester Aboutaleb dat beveiligers [meervoud] geen vergunning hadden pepperspray te gebruiken en dat de beveiligers strafbaar zijn?2
Geen van de medewerkers van het Turkse consulaat-generaal in Rotterdam beschikt over een vergunning voor het bezit of gebruik van pepperspray. Conform de bepalingen van het verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen beschikken de medewerkers over functionele immuniteit. Zij kunnen derhalve niet vervolgd worden voor overtredingen begaan in het kader van hun functie, tenzij de zendstaat hun immuniteit opheft.
Hoeveel mensen van het Turkse consulaat hebben peperspray gebruikt in het Turkse consulaat?
Uit informatie van de politie en het Openbaar Ministerie blijkt dat er door één persoon pepperspray is gebruikt in het consulaat-generaal.
Hoeveel mensen die in dienst waren van het Turkse consulaat, waren in het bezit van pepperspray?
Er is van één persoon bekend dat hij in het bezit was van pepperspray.
Hoeveel van de mensen die pepperspray gebruikt hebben, hadden volledige diplomatieke immuniteit?
De persoon die pepperspray gebruikte beschikt over functionele immuniteit, conform de bepalingen van het verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen. Hij kan derhalve niet vervolgd worden voor overtredingen begaan in het kader van zijn functie, tenzij de zendstaat de immuniteit opheft.
Hoeveel van de mensen die pepperspray in bezit hadden, hadden volledige diplomatieke immuniteit?
Zie de antwoorden op vraag 5 en vraag 6.
Wie heeft besloten om af te zien van vervolging van betrokkenen die geen diplomatieke immuniteit genieten?
Afgezien van het in het bezit hebben en het gebruik van pepperspray door de in het antwoord op vraag 4 genoemde persoon, die over functionele immuniteit beschikte, zijn voor zover bekend geen overtredingen of misdrijven begaan. Er is derhalve ook geen sprake geweest van vervolging van andere personen of van het afzien daarvan.
Heeft iemand in Nederland aan Turkije toegezegd om bepaalde mensen die geen diplomaat zijn (maar bijvoorbeeld lokaal medewerker), niet te onderzoeken of niet te vervolgen voor betrokkenheid bij dit incident?
Afgezien van het in het bezit hebben en het gebruik van pepperspray door de in het antwoord op vraag 4 genoemde persoon, die over functionele immuniteit beschikte, zijn voor zover bekend geen overtredingen of misdrijven begaan. Er is derhalve ook geen sprake geweest van het niet onderzoeken of niet vervolgen van bepaalde mensen die geen diplomaat zijn voor betrokkenheid bij dit incident.
Is er overleg geweest met Turkse autoriteiten over het al dan niet vervolgen van mensen? Zo ja, kunt u dan meedelen waarom dat overleg plaatsvond, wie eraan deelnamen en wat de uitkomst was?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft overlegd met de Turkse autoriteiten over het incident. De Turkse autoriteiten hebben besloten de betrokken persoon uit Nederland terug te trekken.
Kunt u de landelijke werkafspraken die uw ambtsvoorganger in zijn brief aan de Kamer van 23 april 2014 aankondigde te maken als Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en in overleg met het Openbaar Ministerie, aan de Kamer doen toekomen?3
Met het oog op de noodzakelijke afstemming over omgang met delicten gepleegd door personen met een diplomatieke immuniteit zijn werkafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze houden in dat:
Is naar aanleiding van het incident met pepperspray (en mogelijk mishandeling) in Rotterdam gevraagd om opheffing van de diplomatieke immuniteit, zoals uw ambtsvoorganger in zijn brief aan de Kamer van 23 april 2014 als beleid aankondigde?4
Nee, zie het antwoord op vraag 10.
Kunt u het jaarlijkse overzicht van gegevens over diplomatieke vertegenwoordigingen en organisaties die boetes of heffingen niet betalen, aan de Kamer doen toekomen, zoals u eerder toezegde? Wanneer is dit overzicht voor het laatst aan de Kamer gestuurd?
Zie de Kamerbrief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 maart 2018 (Kamerstuk 34 775 V no 68).
Herinnert u zich dat u bij ernstige incidenten de tankpassen (gemakkelijk belastingvrij tanken voor diplomaten) zou intrekken?
Ja. Zie de Kamerbrief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 maart 2018 (Kamerstuk 34 775 V no 68.
Bij hoeveel diplomatieke vertegenwoordigingen is de tankpas ingetrokken, zoals eerder aangekondigd?
Op dit moment is bij vier diplomatieke vertegenwoordigingen op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken de tankpas ingetrokken naar aanleiding van het niet voldoen aan de verplichting om sociale premies af te dragen voor lokaal in dienst genomen personeel.
Is het IT-systeem om notificaties te sturen aan diplomatieke missies in gebruik genomen?5 Zo nee, wanneer is het dan eindelijk klaar?
De Eerste Kamer is op 22 januari 2019 akkoord gegaan met de voor dit systeem benodigde wetswijziging. Het systeem zal meteen nadat de wetswijziging in werking is getreden in gebruik genomen worden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De rol van instanties rond het langdurig misbruikschandaal in de atletiekwereld |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het dat zowel in 2000 als in 2009 meldingen zijn gedaan bij de politie over misbruik van jonge atletes, gepleegd door een Rotterdamse atletiektrainer?1
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het OM zoveel mogelijk alle relevante informatie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken.
Waarom is het Openbaar Ministerie (OM) pas na de publicatie over deze zaak een onderzoek gestart?2
Zie antwoord vraag 1.
Is de betreffende atletiektrainer opgenomen in het door NOC*NSF bijgehouden centrale registratiesysteem van plegers van seksuele intimidatie? Zo ja, per wanneer is hij hierin opgenomen? Zo nee, waarom is hij hierin niet opgenomen?«
Ja. Nadat de sanctie door het Instituut Sportrechtspraak is opgelegd, is deze na het verstrijken van de beroepstermijn, in september 2018 verwerkt in het register ontuchtplegers.
Welke mogelijkheden bestaan er onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voor het opstellen van een register waarin personen met een veroordeling voor zedenmisdrijven worden opgenomen, welke de sportbonden kunnen raadplegen? Bent u bekend met belangstelling van sportverenigingen naar een dergelijk register? Zijn er obstakels ten aanzien van het inrichten van een dergelijk register en kunt u deze wegnemen?
Tuchtrechtelijke veroordelingen worden geregistreerd via het register ontuchtplegers. Alle sportverenigingen kunnen via NOC*NSF dit register raadplegen om een tuchtrechtelijk gesanctioneerde ontuchtpleger te identificeren en te weren van de sportclub. Strafrechtelijke veroordelingen worden geregistreerd in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Aan de hand van dat JDS vindt de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) screening plaats. Met de VOG-screening worden personen met een relevant justitieel verleden geweerd uit kwetsbare sectoren. Met het aanvragen van een VOG wordt daarnaast de privacy van veroordeelden beschermd en de re-integratie bevorderd. Ik acht het onwenselijk om een separaat register voor zedenmisdrijven op te richten. De VOG-screening en het register voor ontuchtplegers werken conform de Algemene verordening gegevensbescherming en bieden voldoende mogelijkheden om ontuchtplegers te weren van sportclubs.
Klopt het dat NOC*NSF samen met de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) aan een voorstel werkt voor een nieuw register voor mensen die in strafrecht veroordeeld zijn of een ordemaatregel opgelegd hebben gekregen?3
De betreffende atletiektrainer is opgenomen in het register ontuchtplegers dat in de sport wordt gebruikt om ontuchtplegers te weren. De sportsector en de vrijwilligerssector hebben hun tuchtrecht de afgelopen jaren volledig op elkaar afgestemd en het afgelopen jaar ondergebracht bij één tuchtrechtorgaan: het Instituut Sportrechtspraak. Beide sectoren werken dit jaar, na toestemming van de Autoriteit Persoonsgegevens, aan één gezamenlijk register ontuchtplegers voor de gehele vrijwilligerssector (dus breder dan alleen sport). De betreffende atletiektrainer zal dan ook in dit nieuwe register worden opgenomen. Ik ben van mening dat het register meer geraadpleegd zou moeten worden. Daarom is het goed dat er daarnaast acties worden ondernomen om het gebruik van dit register voor de sport- en vrijwilligerssector te vergroten en te vergemakkelijken.
Kunt u aangeven of een (tucht)zaak zoals die van de eerdergenoemde atletiektrainer opgenomen zou worden in een dergelijk nieuw register? Bent u van mening dat hiermee voldoende geborgd is dat in een dergelijk geval een tuchtrechtelijk veroordeelde trainer niet zomaar meer aan de slag kan bij een andere sportvereniging (ook buiten de eigen sportbond)? Zo nee, wat is hier dan nog aanvullend voor nodig?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de stand van zaken van het door NOC*NSF in juni 2017 aangekondigde werkdocument waarin samenwerkingsafspraken tussen de sport enerzijds en politie en het OM anderzijds worden vastgelegd?4
In het werkdocument tussen de sport, de politie en het OM is opgenomen dat wanneer er in de sport een melding binnenkomt waarbij vermoedens zijn van een strafbaar feit, altijd contact wordt opgenomen met de front-office van de zedenpolitie in de betreffende regio. Ook als er twijfels of vermoedens zijn, wordt contact opgenomen met de politie. Overleg over een zaak kan op dat moment ook anoniem. Het is daarbij van groot belang dat zo vroeg mogelijk contact wordt gelegd met de politie. De sport werkt momenteel al volgens deze werkwijze. Bovendien is in dit werkdocument opgenomen dat, bij een tuchtrechtelijke procedure, afstemming plaatsvindt over tuchtrechtelijk onderzoek zodat voorkomen kan worden dat tuchtrechtelijk onderzoek eventueel strafrechtelijk onderzoek doorkruist. De verwachting is dat het werkdocument binnen afzienbare tijd wordt afgerond en door de betrokken partijen openbaar wordt gemaakt.
Welke samenwerkingsafspraken worden in het werkdocument tussen de sport en het OM en politie vastgelegd met betrekking tot het uitwisselen van informatie? Wordt hierin bijvoorbeeld vastgelegd dat een tuchtzaak met betrekking tot seksuele intimidatie en misbruik te allen tijde ook bij het OM gemeld moet worden, ook al is de zaak inmiddels verjaard?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u inmiddels – naar aanleiding van uw toezegging tijdens het debat over het rapport van de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport – met NOC*NSF gesproken over de wenselijkheid en mogelijkheid van verplichte continue screening voor mensen die bij een sportvereniging werken?5 Zo ja, wat is er uit dit gesprek gekomen?
Ja. Uit dit gesprek is gekomen dat de gezamenlijke prioriteit eerst ligt bij de opvolging van de aanbevelingen van commissie De Vries, zodat bekeken kan worden of met deze maatregelen seksuele intimidatie en misbruik in de sport voldoende wordt aangepakt.
Worden tuchtrechtelijke uitspraken in de sport inmiddels (geanonimiseerd) openbaar gemaakt, zoals de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport heeft aanbevolen?6 Zo ja, op welke wijze wordt dit openbaar gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ja, alle uitspraken die door het Instituut Sportrechtspraak (ISR) worden gedaan, worden op hun website openbaar gemaakt. Sportbonden die hun eigen tuchtcommissie hebben, doen veelal hetzelfde met hun uitspraken. Het ISR past bij publicatie de anonimiseringsrichtlijnen toe die binnen de rechtspraak gebruikelijk zijn, teneinde slachtoffers te beschermen.
Een misbruikdrama in de atletiekwereld |
|
John Kerstens (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het gruwelijke bericht van het misbruikdrama in de atletiekwereld?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat er al in 2009 een melding van grensoverschrijdend gedrag, zoals ongewenste aanrakingen en intieme massages, bij de Atletiekunie is gedaan maar dat er geen onderzoek is gedaan?
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, bijvoorbeeld een mogelijke melding van grensoverschrijdend gedrag in 2009, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) zoveel mogelijk relevante informatie. Het is bekend dat de Atletiekunie in maart 2018 een melding heeft gedaan bij het Instituut Sportrechtspraak. Het Instituut Sportrechtspraak heeft vervolgens een onderzoek gestart dat heeft geleid tot het royement van Jerry M. in augustus 2018. Tijdens dat onderzoek heeft het Instituut Sportrechtspraak contact gelegd met de politie. Deze melding zal onderdeel uitmaken van het bovengenoemde onderzoek van politie onder leiding van het OM. Ik kan daar daarom nu niet nader op ingaan.
Het is onacceptabel dat het gedrag van deze man zo lang heeft kunnen voortduren. De sportsector is aan de slag om de aanpak van seksuele intimidatie in de sport te verbeteren door het implementeren van de aanbevelingen van commissie De Vries met ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hieronder vallen onder andere het verlagen van de drempel voor het doen van meldingen en het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van sportverenigingen.
Is er in de afgelopen jaren aangifte bij de politie gedaan tegen de genoemde atletiekcoach? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan?
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, vergaart het onderzoeksteam van politie onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) zoveel mogelijk relevante informatie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken.
Deelt u de mening dat alleen tuchtrecht in zulke ernstige zaken nooit afdoende mag zijn? Zo ja, waarom en welke mogelijkheden bestaan er alsnog strafrechtelijk onderzoek te doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja. De sportsector werkt al enige tijd intensiever samen met de politie en het OM, met als doel een effectievere aanpak van seksueel misbruik in de sport. Dit is vastgelegd in een convenant tussen NOC*NSF, de politie en het OM op 28 juni 2017. Het tuchtrecht heeft een ander uitgangspunt dan het strafrecht. Het tuchtrecht beoogt de professionaliteit van een beroepsgroep te waarborgen en heeft zodoende disciplinaire maatregelen. Het tuchtrecht en het strafrecht bestaan dan ook naast elkaar; een tuchtrechtelijke veroordeling vormt geen belemmering voor het starten van een strafrechtelijk onderzoek. Of er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart, wordt in de meeste gevallen bepaald door het slachtoffer. Het slachtoffer bepaalt immers of er aangifte wordt gedaan. Alleen als de veiligheid van het slachtoffer (of toekomstige slachtoffers) in het geding is, de geestelijke of lichamelijk integriteit van betrokkene is/wordt bedreigd, of wanneer sprake is van een afhankelijkheidspositie, geeft de officier van justitie in sommige gevallen aan de politie opdracht om verder onderzoek te doen en kan worden besloten om ambtshalve te vervolgen. Dit kan ook wanneer het maatschappelijk belang dit om andere redenen vereist.
Deelt u de mening dat in geval van vermoedens van een misdrijf het onmogelijk zou moeten zijn dat een tuchtrechter zich over een dergelijke zaak buigt? Zo ja, wat gaat u doen om te zorgen dat dit niet meer kan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Nee. Het is in de sport een standaard procedure om daar waar sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit, contact te leggen met de politie. Ook worden slachtoffers aangemoedigd om melding te doen bij de politie zodat strafrechtelijk onderzoek gestart kan worden. Strafrechtelijk onderzoek heeft daarbij altijd voorrang op het tuchtrecht. Daarnaast is het zeer wenselijk dat het grensoverschrijdende gedrag ook tuchtrechtelijk wordt aangepakt. Het tuchtrecht van de sport gaat qua werkingssfeer verder dan het strafrecht doordat ook grensoverschrijdende gedragingen worden aangepakt die niet strafbaar zijn, maar wel een aantrekkelijke en veilige sportomgeving bedreigen. Bovendien kan via het tuchtrecht een ontuchtpleger worden opgenomen in het register van ontuchtplegers. Alle sportverenigingen kunnen via NOC*NSF dit register raadplegen om een tuchtrechtelijk gesanctioneerde ontuchtpleger te identificeren en te weren van de sportclub.
Bent u van mening dat de Atletiekunie ook namens de slachtoffers melding dan wel aangifte had kunnen of moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Lopen er momenteel meer tuchtrechtonderzoeken in vergelijkbare ernstige zaken?
Ja. Het Instituut Sportrechtspraak heeft in totaal 25 zaken binnen het kader van seksuele intimidatie binnen gekregen waarvan er op dit moment 12 nog in behandeling zijn. De ernst van deze zaken varieert van ongewenste opmerkingen tot en met seksueel misbruik.
Bent u bereid het Centrum Seksueel Geweld in contact te brengen met mogelijke slachtoffers om ze te wijzen op de mogelijkheid van aangifte en ze te helpen?
Het is aan de slachtoffers zelf om te bepalen of zij hulp en ondersteuning wensen. Het Centrum Seksueel Geweld (CSG) helpt met name slachtoffers van voorvallen die kortgeleden hebben plaatsgevonden. Het Vertrouwenspunt Sport (vanaf begin april 2019 wordt dit Centrum Veilige Sport) staat, in samenwerking met professionele hulporganisaties, klaar om hulp te bieden aan slachtoffers, bijvoorbeeld bij het doen van aangifte. Daarnaast heeft Slachtofferhulp Nederland een contactpersoon beschikbaar voor hulp aan de slachtoffers in deze zaak. Daarbij werkt Slachtofferhulp Nederland ook samen met de CSG’s.
Acht u het wenselijk dat justitiële autoriteiten inzage in tuchtrechtelijke uitspraken moeten krijgen en op basis daarvan vervolgstappen moeten kunnen nemen waaronder ambtshalve vervolging of weigering van een VOG? Zo ja, wat gaat u doen om dit mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik acht het koppelen van zwarte lijsten en tuchtrechtinformatie aan de Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen (VOG) niet wenselijk. De VOG is een verklaring over het relevante justitiële verleden van iemand en wordt afgegeven op basis van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Hierin staan onder meer onherroepelijke veroordelingen, lopende strafzaken en geseponeerde zaken opgenomen. Het toevoegen van additionele informatie van buiten het justitiedomein acht ik onwenselijk. Bovendien is hier geen wettelijke basis voor aanwezig.
De verantwoordelijkheid voor samenstellen, beheren, controleren en gebruiken van sectoreigen bronnen, zoals tuchtrecht en «zwarte lijsten» ligt bij sectoren zelf. Het beoordelen van deze eigen informatie is een afweging die sectoren alleen zelf kunnen maken. In deze afweging zal de rijksoverheid niet kunnen treden. Het blijft overigens wel van groot belang dat slachtoffers aangifte doen zodat plegers van deze misdrijven strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld kunnen worden. Bovendien wordt deze informatie dan opgenomen in het JDS, om vervolgens te kunnen worden gebruikt in de VOG-screening. Het kabinet stimuleert het aanvragen van een VOG doordat vrijwilligers gratis een VOG aan kunnen vragen. Uiteraard geldt dit ook voor begeleiders bij sportclubs. NOC*NSF brengt dit in het kader van de opvolging van de aanbevelingen van Commissie De Vries ook bij sportbonden onder de aandacht.
De aanpak van een Algerijn die bijna een Groningse held doodstak en over criminele Dublinclaimanten |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Bijna dood door asieldief: Ter Apel bezorgd over stelende Algerijn»?1
Ja.
Kunt u garanderen dat de betreffende Algerijnse crimineel direct na zijn gevangenisstraf uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Over individuele gevallen doe ik in beginsel geen uitspraken. In het algemeen geldt dat er wordt ingezet op vertrek direct aansluitend op de strafrechtelijke detentie. Bij uitzetting wordt er in sommige gevallen strafonderbreking toegepast, onder voorwaarde dat de vreemdeling uit Nederland vertrekt en niet in Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling toch terugkeert wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat.
Kunt u eveneens garanderen dat, indien hij als Dublinclaimant naar Frankrijk wordt uitgezet, hij niet wederom naar Nederland kan reizen maar na aankomst in Frankrijk direct naar Algerije wordt teruggestuurd? Bent u bereid hier, vóór de overdracht van deze laffe misdadiger, bij de Franse autoriteiten op aan te dringen? Zo nee, waarom niet?
Over individuele gevallen doe ik in beginsel geen uitspraken. In zijn algemeenheid geldt dat indien de asielaanvraag in de verantwoordelijke lidstaat bij definitieve beslissing is afgewezen, uitzetting door de verantwoordelijke lidstaat in principe aan de orde is. Indien de aanvraag nog niet inhoudelijk is behandeld in de verantwoordelijke lidstaat, zal de asielaanvraag aldaar in behandeling worden genomen. Indien dit leidt tot een afwijzing zal terugkeer in principe aan de orde zijn. Hierbij wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In dergelijke gevallen wordt dan ook niet aangedrongen bij de autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat. Indien een eerder overgedragen persoon toch wordt aangetroffen in Nederland zou er een grond kunnen zijn voor vreemdelingrechtelijke bewaring vanuit waar de persoon overgedragen kan worden aan de verantwoordelijke lidstaat. Ook kan Nederland in bepaalde situaties, ofwel door omstandigheden ofwel door hiervoor te kiezen, een persoon voor wie een andere lidstaat eerst verantwoordelijk was zelf uitzetten naar het land van herkomst.
Tevens heeft Nederland bij de onderhandelingen over de herziening van de Dublinverordening voorgesteld op te nemen dat voorafgaande aan de overdracht de verantwoordelijke lidstaat wordt geïnformeerd over indicaties waaruit redelijkerwijs geconcludeerd kan worden dat de betreffende persoon een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Realiseert u zich dat u een grote verantwoordelijkheid hebt richting het in het artikel genoemde slachtoffer, die door deze misdaad voor het leven is getekend, omdat Nederland helaas ook een asielprocedure en asielopvang heeft geboden aan dit soort geweldplegers waar werkelijk niemand op zit te wachten? Deelt u de mening dat u er in dat licht zorg voor dient te dragen dat de dader nimmer meer voet op Nederlandse bodem kan zetten en dat hij, zoals hierboven wordt gevraagd, geen kans krijgt om bijvoorbeeld vanuit Frankrijk weer naar Nederland te reizen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat doet u in zijn algemeenheid teneinde zich er van te vergewissen dat uitgezette (criminele) Dublinclaimanten niet meer naar Nederland kunnen reizen maar teruggaan naar het land van herkomst of in ieder geval vast worden gezet voor die terugzending?
Zie antwoord vraag 3.
Realiseert u zich dat het niet standaard toepassen van vreemdelingenbewaring bij (criminele) asielzoekers / Dublinclaimanten een groot veiligheidsprobleem oplevert voor de Nederlandse bevolking? Kunt u toezeggen dat deze vreemdelingen voortaan niet meer vrij spel krijgen in onze dorpen en steden maar worden uitgezet en indien uitzetting niet direct kan, worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Het indienen van een asielaanvraag of het vallen onder de Dublinverordening alleen is geen reden om vreemdelingenbewaring toe te passen. Bij een afwijzing op de asielaanvraag kan de overheid overgaan tot gedwongen vertrek indien de betreffende persoon niet bereid is actief medewerking te verlenen aan terugkeer. Teneinde gedwongen vertrek te bewerkstelligen beschikt de overheid tot verschillende maatregelen, waarvan vreemdelingenbewaring de uiterste maatregel is. Vreemdelingenbewaring kan alleen toegepast worden als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting. In geval van overlast wordt eerder overgegaan tot vreemdelingenbewaring.
Indien er een significant risico op onttrekking bestaat kan vreemdelingenbewaring aan de orde zijn. Het kabinet zet in op het versoepelen van de gronden voor vreemdelingenbewaring van Dublinclaimanten bij de herziening van het GEAS. Ook wordt in het voorstel tot herziening van de terugkeerrichtlijn voorgesteld om het mogelijk te maken om onrechtmatige vreemdelingen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid in bewaring te stellen teneinde hun uitzetting voor te bereiden. Ingevolge dat voorstel zullen strafbare feiten ook een rol gaan spelen bij het bepalen van het risico op onttrekken aan het toezicht.
Bent u bereid een totale asielstop in te stellen nu steeds weer blijkt dat het onverantwoord is iedereen hier op te vangen die het woordje «asiel» uit kan spreken, inclusief criminelen die met grof geweld de Nederlandse bevolking tot last zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Uitzendbureaus die aanzetten tot fraude met de werkloosheidsuitkering (WW-fraude) |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Uitzendbureaus pompen Polen rond om kosten te besparen»?1
Het UWV en de Inspectie SZW, alsmede bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), geven aan dat zij het beeld dat in dit bericht naar voren komt – namelijk dat veel uitzendbureaus structureel na 26 weken uitzendkrachten ontslaan om kosten te besparen – niet herkennen.
Desondanks neem ik de signalen van de vakbeweging op dit punt wel serieus. Bovendien is mij wel bekend dat sommige uitzendbureaus hun bedrijfsvoering zo inrichten dat uitzendkrachten langdurig in fase A blijven en niet doorstromen naar fase B. Het belang dat uitzendbureaus daarbij hebben, is ook aanmerkelijk groter.
Zulke constructies, ongeacht of het ontslag na 26 weken of na 78 weken plaatsvindt, vind ik onwenselijk. Zulke constructies gaan ten koste van werknemers en zijn niet waar het bijzondere arbeidsrechtelijk regime voor uitzendkrachten voor bedoeld is. Ook de WW is niet bedoeld om werkgevers, louter om financiële redenen, werknemers te laten ontslaan om vervolgens voor datzelfde werk een nieuwe werknemer aan te nemen. In de evaluatie van het uitzendregime in Nederland die ik ga opstarten, zal ik draaideurconstructies in de uitzendsector dan ook meenemen. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik daar verder op in.
Is het waar dat uitzendbureaus Poolse arbeidsmigranten met «WW-vakantie» sturen om kosten op de pensioenpremie te besparen? Op welke schaal komt dit probleem voor?
Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom toetst het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) niet of een werknemer terecht wordt ontslagen?
Na de ontvangst van de aanvraag van een werkloze werknemer beoordeelt het UWV of een aanvrager recht heeft op een WW-uitkering. Onderdeel van deze toets is of de aanvrager verwijtbaar werkloos is geworden. De reden van het ontslag van een werknemer is daarbij van belang, bijvoorbeeld als de werknemer op staande voet is ontslagen of als de werknemer op eigen initiatief ontslag heeft genomen. Als vaststaat dat geen sprake is van verwijtbare werkloosheid, speelt de wijze waarop de betreffende werkgever na het onvrijwillige vertrek van de werknemer het werk invult geen rol bij de toets inzake het recht op een WW-uitkering of het geldend maken daarvan.
In de brief van 10 oktober 20182 is aangegeven op welke manier het UWV controleert op verwijtbaarheid. Wanneer iemand een WW-aanvraag doet, dient hij aan te geven op basis van wat voor soort contract hij werkzaam was. Bij een uitzendcontract wordt bijvoorbeeld ook gevraagd of het contract eerder is beëindigd en zo ja, welke reden daaraan ten grondslag ligt. Daarnaast wordt gevraagd of de uitzendwerkgever een ander contract of ander werk heeft aangeboden. Geven de antwoorden op de (vervolg)vragen aanleiding om nader onderzoek te doen, dan doet UWW dat. Ook heb ik reeds aangegeven dat ik het UWV opdracht heb gegeven strenger te gaan controleren of sprake is van verwijtbare werkloosheid. Daartoe worden risicoprofielen ontwikkeld, die onder andere zien op verwijtbare werkloosheid, en is een pilot opgestart in samenwerking met de uitzendbranche. Voor de stand van zaken hiervan verwijs ik naar de brief over WW-uitkeringsfraude die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer stuur.
Deelt u de mening dat deze werkwijze ontoelaatbaar is? Wat gaat u doen aan de flexverslaving van uitzendbureaus?
Ik vind het onwenselijk als werkgevers, louter om financiële redenen, werknemers ontslaan om vervolgens voor datzelfde werk een nieuwe werknemer aan te nemen. Zelfs als dat op zich niet frauduleus is.
Waarom heeft u deze werkwijze van uitzendbureaus niet gemeld in uw brieven inzake de WW-fraude door Poolse arbeidsmigranten?
Uw vragen gaan over een draaideurconstructie van uitzendbureaus waarbij, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, op zichzelf geen sprake is van een frauduleus beroep op de WW. Om situaties aan te pakken waarin wel sprake is van fraude door uitzendkrachten, doordat zij een beroep doen op de WW terwijl zij niet onvrijwillig werkloos zijn, heb ik in mijn brief van 10 oktober 2018 maatregelen aangekondigd.
Wordt dit aspect betrokken bij het onderzoek dat u momenteel uitvoert naar de WW-fraude? Zo nee, bent u bereid om de exacte omvang van dit probleem te onderzoeken?
Bij de lopende onderzoeken naar WW-uitkeringsfraude wordt niet specifiek gekeken naar het fenomeen dat uitzendkrachten na 26 weken zouden worden ontslagen om pensioenpremies te besparen. Wel heeft het UWV data-analyses gedaan naar arbeidspatronen, waaronder herhaaldelijk beroep op de WW, die kunnen wijzen op mogelijke fraude. Voor de stand van zaken hiervan verwijs ik naar de brief daarover die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer stuur.
Ook wordt in 2020 artikel 1 (arbeidsmarkt) van de SZW-begroting geëvalueerd. Zoals ik gisteren bij de behandeling van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) reeds heb aangegeven, ben ik voornemens om hierbij ook het uitzendregime te evalueren. Hier is reden toe, omdat de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), die het uitzenden in Nederland voor een belangrijk deel reguleert, voor het laatst in 2001 is geëvalueerd. Daarnaast is het uitzendregime in het Burgerlijk Wetboek voor het laatst rond 2007 geëvalueerd. Er wordt nog gewerkt aan een precieze uitwerking van dit onderzoek, dat later dit jaar zal starten. Ik zal uw Kamer daar deze zomer nader over informeren. Bij de uitwerking zullen de vragen van uw Kamer over draaideurconstructies worden meegenomen.
Gaat u de onterecht verstrekte WW-uitkeringen terugvorderen en de betrokken uitzendbureaus aanpakken? Zo ja, op welke manier?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3, speelt de wijze waarop de betreffende werkgever na het onvrijwillige vertrek van de werknemer het werk invult geen rol bij de toets inzake het recht op een WW-uitkering of het geldend maken daarvan. Daar waar sprake is van onterecht verstrekte WW-uitkeringen – door verwijtbare werkloosheid als gevolg van verwijtbaar gedrag door de werknemer of om andere redenen – zal het UWV de ten onrechte betaalde WW-uitkering terugvorderen. In mijn brief over de voortgang van de maatregelen om WW-uitkeringsfraude aan te pakken, die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer stuur, ga ik daar verder op in.
Het bericht ‘Werkgevers pompen Polen rond om kosten te besparen’ |
|
Pieter Heerma (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Werkgevers pompen Polen rond om kosten te besparen»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat werknemers in de uitzendsector op vakantie van de Werkloosheidswet (WW) worden gestuurd om kosten te besparen, zoals eerder ook naar voren kwam in berichtgeving over de vleesverwerkingssector?2
Het UWV en de Inspectie SZW, alsmede bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), geven aan dat zij dit beeld – namelijk dat veel uitzendbureaus structureel na 26 weken uitzendkrachten ontslaan om kosten te besparen – niet herkennen.
Desondanks neem ik de signalen van de vakbeweging op dit punt wel serieus. Bovendien is mij wel bekend dat sommige uitzendbureaus hun bedrijfsvoering zo inrichten dat uitzendkrachten langdurig in fase A blijven en niet doorstromen naar fase B. Het belang dat uitzendbureaus daarbij hebben, is ook aanmerkelijk groter.
Zulke constructies, ongeacht of het ontslag na 26 weken of na 78 weken plaatsvindt, vind ik onwenselijk. Zulke constructies gaan ten koste van werknemers en zijn niet waar het bijzondere arbeidsrechtelijk regime voor uitzendkrachten voor bedoeld is. In de evaluatie van het uitzendregime in Nederland die ik ga opstarten, zal ik draaideurconstructies in de uitzendsector dan ook meenemen. In mijn antwoord op vraag 9 ga ik daar verder op in.
Wat vindt u ervan dat uitzendbureaus de WW gebruiken als route om kosten te besparen?
De WW is bedoeld om mensen die hun baan verliezen een vervangend inkomen te bieden ter overbrugging naar een nieuwe baan. De WW is dus niet bedoeld om werkgevers, louter om financiële redenen, werknemers te laten ontslaan om vervolgens voor datzelfde werk een nieuwe werknemer aan te nemen. In gevallen waarin werkgevers dat wel doen, vind ik dat dan ook onwenselijk.
Heeft u er enigszins zicht op bij welke sectoren of bedrijven dergelijke constructies worden gebruikt? Gebeurt het bij uitzendbureaus die lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) of juist bij uitzendbureaus die hier geen lid van zijn? Zijn er signalen van dergelijke constructies bekend bij de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU)?
Zoals gezegd geven UWV, Inspectie SZW, ABU en de NBBU aan dat ze deze constructie niet herkennen. Ik kan dus ook geen uitspraken doen over sectoren, bedrijven of leden van brancheorganisaties waar deze constructies zouden kunnen voorkomen.
De SNCU heeft mij laten weten dat haar controles zich richten op de periode dat uitzendkrachten in dienst zijn van een uitzendbureau om vast te stellen of de cao correct wordt toegepast. De constructies in kwestie vallen daardoor niet binnen de reikwijdte van de onderzoeken van de SNCU. Informatie waaruit het bestaan van deze constructies zou kunnen blijken, is ook niet bij de SNCU beschikbaar.
Ook over het gebruik van draaideurconstructies in bredere zin heb ik geen nadere cijfers. Deze vragen neem ik mee in de evaluatie van het uitzendregime in Nederland.
Hebben uitzendkrachten wettelijk recht op een WW-uitkering als hun oude werkgever nog voldoende werk heeft en bijvoorbeeld een nieuwe medewerker in dienst neemt om het werk te doen?
Zolang de werkloosheid van een uitzendkracht niet aan hem of haar zelf te wijten is, is er sprake van onvrijwillige werkloosheid. Op welke wijze een werkgever na het onvrijwillige vertrek van een werknemer het werk invult, speelt geen rol bij de toets inzake het recht op een WW-uitkering of het geldend maken daarvan. UWV controleert dit daarom niet. Als de werkloze werknemer voldoet aan de overige voorwaarden voor het recht op een WW-uitkering en tevens alle verplichtingen van de WW naleeft, wordt de WW-uitkering betaald.
Wat is voor een uitzendwerkgever precies het verschil in kosten voor een werknemer die nog geen zes maanden in dienst is en een werknemer die meer dan zes maanden in dienst is? Hoe groot is het verschil bij arbeidsmigranten? Zijn er andere factoren in de wetgeving die mee kunnen spelen bij het beperken van de duur van het dienstverband?
In de eerste 26 weken dat een uitzendkracht voor een uitzendbureau werkt, bouwt de uitzendkracht nog geen pensioen op. Na de wachttijd van 26 gewerkte weken komt de uitzendkracht in de Basisregeling van het pensioenfonds StiPP, waarvoor de werkgever een premie van 2,6% van het brutoloon afdraagt. Dit is, in algemene zin, het enige kostenverschil dat zich na zes maanden voordoet. Dit verschil is voor arbeidsmigranten in dienst van Nederlandse uitzendbureaus niet anders dan voor Nederlandse uitzendkrachten.
De ABU en de NBBU hebben aangegeven dat sociale partners in de uitzendsector laten onderzoeken hoe de wachttijd voor de pensioenregeling van StiPP3 verkort kan worden. Daarbij worden effecten op de pensioenopbouw, de kosten, en de administratie onderzocht. In mijn antwoorden op vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Van Kent (SP), die ik op 22 januari jl. aan uw Kamer heb gezonden, ben ik hier dieper op ingegaan.
Het kostenverschil is groter als de uitzendkracht langer in dienst is dan 78 gewerkte weken. Als de uitzendkracht 52 weken deelneemt aan de Basisregeling, komt de uitzendkracht in de Plusregeling van StiPP, waarbij een werkgeversbijdrage geldt van 8% van de pensioengrondslag4 en een werknemersbijdrage van 4%. Naast het kostenverschil voor pensioen veranderen er na 78 gewerkte weken nog meer zaken. Na deze periode kan er geen uitzendbeding meer van toepassing zijn, treedt de ketenbepaling in werking, en kan de loondoorbetalingsplicht niet meer worden uitgesloten. Ten slotte krijgen werknemers na 24 maanden recht op een transitievergoeding van, in de eerste tien jaar, één zesde maandsalaris per half dienstjaar.
Wat is het verschil in kosten voor en na zes maanden als de Wet arbeidsmarkt in balans in werking zou treden, bijvoorbeeld rekening houdend met de transitievergoeding vanaf dag één?
Na inwerkingtreding van de WAB krijgen alle werknemers, waaronder uitzendkrachten, inderdaad recht op een transitievergoeding vanaf de eerste dag dat zij in dienst treden. De hoogte van de transitievergoeding is één derde maandsalaris per dienstjaar, omgerekend naar de precieze lengte van het dienstverband. Dit verkleint het kostenverschil tussen werknemers die korter, respectievelijk langer dan twee jaar in dienst zijn.
Bovendien verandert de pensioenopbouw van payrollkrachten. Thans zijn de reguliere regels voor uitzendkrachten op hen van toepassing. Vanaf de inwerkingtreding van de WAB krijgen payrollkrachten die werken in een bedrijf of sector waar een pensioenregeling geldt, recht op een adequate pensioenregeling. Daarmee is er geen kostenonderscheid tussen payrollkrachten die korter in dienst zijn dan 26 weken dan wel payrollkrachten die langer dan 26 gewerkte weken in dienst zijn.
Zijn specifieke sectoren aan te wijzen waar vaak sprake is van herhaalwerkloosheid? Zijn er sectoren waar veel WW-instroom is terwijl er tegelijkertijd nieuwe dienstverbanden ontstaan? Is zicht op de doorstroom van fase A naar fase B in specifieke sectoren? Wanneer is de data-analyse beschikbaar zoals aangekondigd bij de beantwoording van de Kamervragen over de WW-uitkeringsfraude?3
De meest recente cijfers over herhaalwerkloosheid per sector zijn hieronder weergegeven. Voor deze cijfers is specifiek gekeken naar de WW (en dus niet naar werkloosheid waarbij geen beroep werd gedaan op de WW) en is herhaalwerkloosheid gedefinieerd als herhaaldelijk beroep op de WW met een tussenpoos van maximaal een jaar. Deze cijfers zijn afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag bij de WAB.6
Er zijn geen cijfers beschikbaar over sectoren waar veel WW-instroom is terwijl er tegelijkertijd nieuwe dienstverbanden ontstaan, dan wel de mate waarin uitzendkrachten per sector doorstromen van fase A naar fase B.
In het kader van de aanpak van WW-uitkeringsfraude heeft het UWV data-analyses gedaan naar arbeidspatronen, waaronder herhaaldelijk beroep op de WW, die kunnen wijzen op mogelijke fraude. Voor de stand van zaken hiervan verwijs ik naar de bief daarover die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer stuur.
Bent u bereid om uitgebreid onderzoek te doen naar de gang van zaken in de uitzendsector, naast het aangekondigde brede externe onderzoek naar misbruikrisico’s in de WW? Bent u bereid om niet alleen naar de administratieve kant te kijken van beëindigen van uitzendcontracten, maar ook te kijken naar wat in de praktijk achter de voordeur gebeurt en wat in de praktijk gebeurt aan handhaving?4
In 2020 wordt artikel 1 (arbeidsmarkt) van de SZW-begroting geëvalueerd. Zoals ik gisteren bij de behandeling van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) reeds heb aangegeven, ben ik voornemens om hierbij ook het uitzendregime te evalueren. Hier is reden toe, omdat de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), die het uitzenden in Nederland voor een belangrijk deel reguleert, voor het laatst in 2001 is geëvalueerd. Daarnaast is het uitzendregime in het Burgerlijk Wetboek voor het laatst rond 2007 geëvalueerd. Er wordt nog gewerkt aan een precieze uitwerking van dit onderzoek, dat later dit jaar zal starten. Ik zal uw Kamer daar deze zomer nader over informeren. Bij de uitwerking zullen de vragen van uw Kamer over draaideurconstructies worden meegenomen.
Het bericht ‘Fraudeverdachte verdient aan villa' en het bericht 'Beslag gelegd op huizen Erik Staal om miljoenenfraude' |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Fraudeverdachte verdient aan villa»1 en het bericht «Beslag gelegd op huizen Erik Staal om miljoenenfraude»?2 Wat is uw reactie hierop?
Ja, deze berichten zijn mij bekend. De verhuur van een in beslag genomen onroerende zaak is in beginsel toegestaan. Wel kent beslag een blokkerende werking vanaf de inschrijving in de openbare registers (het Kadaster). Als de onroerende zaak na de inschrijving van het beslag in de openbare registers wordt verhuurd, moet de beslaglegger zijn rechten kunnen blijven uitoefenen. De beslaglegger moet de onroerende zaak bijvoorbeeld vrij van huur executoriaal kunnen verkopen. De huurder kan dan een vordering instellen tot schadevergoeding wegens niet-nakoming van de huurovereenkomst jegens de verhuurder. Overigens is op het beslag van onroerende zaken op Bonaire het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van toepassing (zie de artikelen 726 jo. 505, lid3. De daarin opgenomen regeling stemt grotendeels overeen met de regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ik zie geen reden tot aanpassing van de regeling, omdat de beslaglegger geen hinder ondervindt van de verhuur.
Is het wettelijk toegestaan onroerend goed waar beslag op is gelegd te verhuren, zoals de heer Staal doet? Zo ja, op grond van welke wetgeving? Als het wettelijk is toegestaan, vindt u dat dan een wenselijke situatie? Zo nee, bent u bereid om te onderzoeken of en hoe deze wetgeving aangepast kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u voorbeelden van andere situaties waarbij beslag is gelegd op onroerend goed en dit onroerend goed vervolgens wordt verhuurd aan andere partijen? Zo ja, welke voorbeelden zijn dit en bent u bereid om enkele voorbeelden naar de Kamer te sturen?
Een proces-verbaal van inbeslagneming van onroerende goederen wordt in de openbare registers ingeschreven en is daarom te raadplegen in deze registers. Dit geldt niet voor huurovereenkomsten. Hierdoor is niet te achterhalen welke beslagen onroerende goederen worden verhuurd.
Is in dit voorbeeld sprake van een woningonttrekking in de zin van de Huisvestingswet 2014?3 Zo nee, waarom niet?
Daarvan is geen sprake, aangezien op de BES-eilanden niet de Huisvestingswet 2014, maar de Wet volkshuisvesting ruimtelijke ordening en milieubeheer BES van toepassing is. De laatstgenoemde wet biedt de eilandsraad de mogelijkheid om in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte een huisvestingsverordening vast te stellen op grond waarvan het gebruik van bepaalde woonruimte aan vergunningsvereisten is gebonden. De eilandsraad heeft vooralsnog geen verordening vastgesteld.
Is het waar dat de villa op Bonaire van de heer Staal nog steeds te huur is op Qvillas?4 Heeft de heer Staal een vergunning om zijn villa te verhuren? Zo ja, kan deze vergunning worden ingetrokken door het openbaar lichaam Bonaire, en op grond waarvan?
Ik heb begrepen dat de betreffende villa inmiddels niet meer voor verhuur wordt aangeboden door Qvillas. Voor wat betreft uw vraag naar handhaving van een vergunning door het openbaar lichaam Bonaire merk ik, met verwijzing naar het antwoord op vraag 4, op dat voor verhuur geen vergunning is vereist. Handhaving is daarom ook niet aan de orde.
Is het openbaar lichaam Bonaire van plan om handhavend op te treden, en heeft het daarvoor voldoende bevoegdheden en capaciteiten? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat dit een risico geeft op meer overtredingen van de Huisvestingswet 2014? Bent u in dat geval bereid om te onderzoeken of en hoe bevoegdheden en capaciteiten uitgebreid kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Een onzichtbaar cyberleger |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Het cyberleger is er wel, maar mag weinig»?1
Ja.
Klopt het dat het Defensie Cyber Commando (DCC) in plaats van de nagestreefde 200 militairen slechts met 80 tot 100 militairen gevuld is? Zo ja, vindt u hiervan en wat gaat u hieraan doen?
Een formatie van 200 personen is geen specifiek streven van het DCC. Het kabinet heeft 95 miljoen euro extra geïnvesteerd in cybersecurity, waarvan 20 miljoen voor Defensie. Van dit bedrag wordt een aanzienlijk deel geïnvesteerd in personele versterking van het DCC.
In hoeverre bestaat er onduidelijkheid over wat het commando precies kan, mag en wil? Zo ja, op welke onderwerpen bestaat die onduidelijkheid?
Over de inzet van het DCC is geen onduidelijkheid. Net als de offensieve inzet van elk militair middel, geldt dat daarvoor een politiek besluit tot inzet nodig is, waarbij een mandaat en «rules of engagement» worden vastgesteld. Dit kan in het kader van expeditionaire inzet van de krijgsmacht, alsook in geval van verdediging van ons land of ons bondgenootschappelijk grondgebied, in overeenstemming met het internationaal recht.
Herkent u zich in de kritiek van onderzoekers dat het vermogen om hoogwaardige doelen uit te schakelen nog niet aanwezig is en dat de budgetten tekortschieten?
De bruikbaarheid van onze cybercapaciteiten is, zoals voor al onze capaciteiten geldt, volledig afhankelijk van de context waarin de krijgsmacht wordt ingezet. Om op voorhand te stellen dat het DCC per definitie niet in staat is hoogwaardige doelen aan te grijpen, is ongefundeerd.
Klopt het dat het Amerikaanse cybercommando websites van terreurorganisatie ISIS met propagandamateriaal weg heeft gehaald en het de toegang van cyberpropagandisten van ISIS tot social media accounts heeft geblokkeerd?
In openbare bronnen, zoals de verslagen van gesprekken van de Amerikaanse Senaat met de commandant van het USCYBERCOM, wordt uitgebreid verslag gedaan van de bijdrage van het Amerikaanse cyber commando aan de strijd tegen ISIS. Hierin valt te lezen dat dit onder andere de vernietiging van de online propaganda-infrastructuur van ISIS behelst.
Mag het DCC soortgelijke operaties uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Het mandaat voor de inzet van digitale middelen door de krijgsmacht wordt per militaire missie of operatie vastgesteld. De bestaande volkenrechtelijke regels inzake het gebruik van geweld zijn van toepassing op digitale aanvallen.
Is het waar dat cybersoldaten van het DCC elders worden gedetacheerd? Hoe vaak gebeurt dit? Wat is de reden hiervan?
Ja, dit gebeurt met enige regelmaat, met name bij de MIVD. Zoals uitgelegd in onder andere de Defensie Cyber Strategie, komen de benodigde kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van offensieve cyberoperaties sterk overeen met die voor het uitvoeren van digitale inlichtingenoperaties. Door middel van detacheringen over en weer tussen verschillende defensieonderdelen die in het cyberdomein opereren, versterken we defensiebreed onze cybervaardigheden.
Klopt het dat de vorige commandant van het DCC de strijd verloor om het cybercommando een rol te laten spelen bij de bescherming van de Rotterdamse haven, de digitale bescherming van kerncentrales en andere mogelijke doelwitten? Zo ja, wat is de reden hiervan?
Van strijd om de verdediging van vitale infrastructuur is geen sprake. Om Nederland digitaal veilig te houden wordt op gecoördineerde wijze samengewerkt door zowel publieke als private organisaties. In het regeerakkoord is vastgelegd dat Defensie een grotere rol gaat spelen bij de digitale beveiliging en bewaking van Nederland. In de Defensie Cyber Strategie heb ik uitgelegd dat Defensie zich hierbij, onder coördinatie van de NCTV, specifiek gaat richten op de vitale infrastructuur.
Welke bijdrage levert het DCC aan het bereiken van de doelstellingen in de recent uitgebrachte Defensie Cyber Strategie 2018? Waarom wordt het DCC nauwelijks in de Defensie Cyber Strategie 2018 genoemd?
Het DCC levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de Defensie Cyber Strategie. Het kabinet heeft 95 miljoen euro extra geïnvesteerd in cybersecurity, waarvan 20 miljoen voor Defensie. Van dit bedrag wordt een aanzienlijk deel geïnvesteerd in personele versterking van het DCC. Door te investeren in de capaciteiten van het DCC werken we aan een krijgsmacht die effectief inzetbaar is in het digitale domein. Ook wordt door het ontwikkelen van geloofwaardige, offensieve digitale capaciteiten van het DCC, bijgedragen aan de afschrikkingsfunctie van de krijgsmacht. Nederland heeft zich bereid verklaard om waar nodig en mogelijk met digitale capaciteiten bij te dragen aan NAVO-missies en -operaties.
Tot slot gaat Defensie de uitvoering van de derde hoofdtaak in het digitale domein versterken door een grotere bijdrage te leveren aan bestaande civiele structuren. Vraag en aanbod van cybercapaciteiten van Defensie worden in overleg met de civiele autoriteiten en betrokken publieke en private partners in kaart gebracht. Gezien de aard van de dreigingen richt Defensie zich daarbij met name op de vitale infrastructuur door intensievere samenwerking met de daartoe bij wet aangewezen organisaties, met name het Nationaal Cyber Security Centre.
Hoe verhoudt zich een en ander tot de doelstelling in de Defensienota om één defensieve en/of offensieve cyberoperatie uit te voeren, alsmede de motie Bruins Slot c.s.2 over investeringen in cyber als volwaardig vijfde militair domein en een grotere rol voor Defensie in het kader van de derde hoofdtaak en de motie Diks3 over de capaciteit van het Defensie Cyber Commando en de inzet van cybercapaciteiten in het kader van de internationale rechtsorde?
Zie antwoord vraag 9.
De berichten inzake Bekir A. de vermoedelijke moordenaar van een 16-jarig meisje |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u deze berichten?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat Bekir E. ondanks het contactverbod en het toezicht van de reclassering, toch in de buurt kon komen van het 16-jarige slachtoffer?
De gewelddadige dood van de 16-jarige scholiere is een zeer schokkende gebeurtenis. Ik leef zeer mee met de nabestaanden.
In het belang van het strafrechtelijk onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd naar deze zaak, kan ik niet op al uw vragen ingaan. Blijkens het persbericht van het Openbaar Ministerie van 21 december 2018, heeft het slachtoffer een eerste aangifte gedaan in mei 2018. Naar aanleiding van deze aangifte is de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met onder meer reclasseringstoezicht en een contactverbod. Omdat de verdachte in hoger beroep is gegaan, kon de gevangenisstraf nog niet worden geëxecuteerd. Het reclasseringstoezicht en het contactverbod zijn wel direct ingegaan.
Naar aanleiding van de aangifte van het slachtoffer op 11 december 2018 is de politie een nader onderzoek gestart.
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft aangekondigd onderzoek te doen naar het handelen van betrokken instanties. Ik wacht de uitkomsten hiervan af.
Hoe is het mogelijk dat Bekir E. de beschikking had over vuurwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer heeft het slachtoffer voor het eerst een melding gedaan (van stalking en/of bedreiging) en wat was op dat moment de justitiële status van deze verdachte in verband met een eerdere veroordeling?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het slachtoffer ondanks het contactverbod toch een melding van stalking heeft moeten doen? Wat hebben de betreffende instanties met deze melding gedaan? Is hier adequaat op gehandeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het contactverbod en het toezicht van de reclassering blijkbaar niets voorstelt en dat de reclassering hier kennelijk compleet gefaald heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze chronische stalker en kille moordenaar voor zijn eerder gepleegde misdrijf een veel langere celstraf opgelegd had moeten krijgen, aangezien dan het 16-jarige slachtoffer nog had geleefd? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet in het oordeel van de rechter in individuele strafzaken treden. De rechter oordeelt in individuele gevallen, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden.
Een voorwaardelijke straf kan alleen worden opgelegd door de rechter, niet door het openbaar ministerie. De rechtspraak is onafhankelijk. Het is aan de rechter om te oordelen in individuele gevallen, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden. Een (deels) voorwaardelijke sanctie in combinatie met strikte voorwaarden en toezicht kan in bepaalde gevallen een meer passende en effectieve sanctie zijn dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alleen via een voorwaardelijk strafdeel kunnen immers bijzondere voorwaarden worden afgedwongen zoals een locatieverbod of contactverbod, eventueel met elektronisch toezicht, of een behandeling om achterliggende problematiek aan te pakken.
Deelt u de mening dat de rechters hier compleet hebben gefaald en deze gevaarlijke gek totaal verkeerd ingeschat hebben door alleen een slappe voorwaardelijke straf en een contactverbod op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid het openbaar ministerie te instrueren voortaan geen voorwaardelijke straffen meer uit te delen aan criminelen die eerder veroordeeld zijn voor ernstige geweldsmisdrijven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Schimmige handel in Uber-accounts |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Kent u de reportage «Weet jij wie jouw chauffeur is? De schimmige handel in Uber-accounts»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de levendige handel in Uber-accounts zeer ongewenst is? Wat is uw oordeel ten aanzien van het feit dat Uber opnieuw geen verantwoordelijkheid neemt wat betreft de handel in Uber-accounts?
Ja, het is onwenselijk dat accounts van Uber-chauffeurs worden verhandeld. Dit kan leiden tot taxivervoer door ondernemers en chauffeurs die niet aan de wettelijke vereisten voldoen. Die eisen zijn er om de reiziger te beschermen. Het is daarom illegaal en strafbaar om taxivervoer aan te bieden zonder een ondernemersvergunning, zonder chauffeurskaart of met een auto die niet als taxi is goedgekeurd. Het is in eerste instantie aan Uber om ervoor te zorgen dat de accounts niet gebruikt worden door personen die niet voldoen aan de wettelijke eisen. Ik verwacht ook van Uber dat zij er alles aan doet om dit soort misstanden te voorkomen en op te sporen.
Ziet u ook het risico dat door deze handel in Uber-accounts passagiers in gevaar kunnen komen doordat er Uber-chauffeurs rondrijden zonder boordcomputer en chauffeurspas? Bent u niet bevreesd dat de onveiligheid voor passagiers hierdoor is toegenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het zijn de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bekend is met het verpachten van Uber-accounts maar tot nu toe niet heeft opgetreden hiertegen? Hoe beoordeelt u de opmerkingen vanuit de Amsterdamse gemeenteraad dat de ILT «echt veel meer capaciteit [moet] vrijmaken om de misstanden op de taximarkt in Amsterdam aan te pakken»?2 Bent u bereid om meer capaciteit beschikbaar te stellen en de ILT veel actiever te laten handhaven op Uber?
Naar aanleiding van de reportage heeft de ILT bij Uber de gegevens gevorderd op grond waarvan vastgesteld kan worden welke accounts misbruikt worden en of daarmee wettelijke normen worden geschonden. Door bestanden te vergelijken wordt ook gecontroleerd of de chauffeurskaarten van chauffeurs die via het Uber-platform werken niet zijn geschorst of zijn ingetrokken. Daarnaast heeft de ILT met Uber besproken hoe Uber zelf bijdraagt aan de naleving van de regels voor taxivervoer, bijvoorbeeld door «mystery guest»-ritten door medewerkers van Uber.
De ILT kan handhaven bij overtreding van de landelijke, publiekrechtelijke regels voor taxivervoer. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het aanbieden of verrichten van illegaal taxivervoer. Het pachten of verpachten van Uber-accounts is in principe een privaatrechtelijke kwestie tussen Uber en de accounthouder. Zoals ik in antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, verwacht ik van Uber dat zij er alles aan doet om misstanden te voorkomen en op te sporen
De capaciteit van een inspectiedienst is per definitie schaars. De inzet ervan wordt bepaald op basis van risicoanalyse. De ILT zet daarom al relatief veel capaciteit in voor de handhaving in Amsterdam, en doet specifiek onderzoek naar Uber. Ik volg de ontwikkelingen en de daarbij behorende veranderingen in risico’s aandachtig in afstemming met de gemeente Amsterdam.
Bent u bereid om in overeenstemming met de al vaker door de gemeente Amsterdam geuite wens, de regels rondom beltaxi’s (zoals Uber) op te trekken naar die van de (strengere) regels voor opstaptaxi’s en daarnaast gemeenten de mogelijkheid te geven om het aantal taxi’s in een stad te beperken?
Ik vind het van belang te benadrukken dat alle taxichauffeurs en -ondernemers aan dezelfde landelijke eisen moeten voldoen. Dit betreft onder meer bezit van een ondernemersvergunning taxi, de chauffeurskaart (waarvoor onder meer een rijbewijs, geneeskundige verklaring, verklaring omtrent het gedrag en een vakbekwaamheidsdiploma van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen nodig zijn), een gekeurd taxivoertuig voorzien van een boordcomputer taxi en regelgeving met betrekking tot arbeids- en rusttijden.
In aanvulling op de landelijke regels mogen gemeenten op de zogeheten opstapmarkt (taxivervoer vanaf de taxistandplaats of na het aanhouden op straat) extra eisen stellen aan de herkenbaarheid van taxivoertuigen, aan bijvoorbeeld de lokale stratenkennis van taxichauffeurs en over het indienen en behandelen van klachten3. Een aantal gemeenten, waaronder Amsterdam, kan taxiondernemers die actief zijn op de opstapmarkt ook dwingen zich in groepen te organiseren. Dit houdt in dat een taxichauffeur aangesloten moet zijn bij een Toegelaten Taxi Organisatie (TTO).
Vanuit het gezamenlijke belang om de kwaliteit van het taxivervoer te borgen heb ik met de gemeente Amsterdam afgesproken de problematiek op de Amsterdamse taximarkt nader te analyseren. Ik acht het van belang om op basis daarvan te bezien welke vervolgstappen nodig zijn. Ik voer dit overleg in aanvulling op het overleg met gemeenten over de meest effectieve mix van bevoegdheden en instrumenten (van Rijk en gemeenten) om integraal problemen aan te pakken die met het taxivervoer verband houden. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 30 augustus jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 31 521, nr. 105).
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Gijs van Dijk/Lacin3 om in gesprek te gaan met Uber over hoe fraude en het overtreden van de regels voorkomen kan worden en daarbij zo mogelijk afspraken te maken over aanpassingen aan de app die daarbij kunnen helpen? Zijn hier al vorderingen gemaakt? Zo nee, bent u bereid om dit gesprek zo snel mogelijk in te plannen, aangezien de misstanden rond Uber alleen maar toenemen?
Ter uitvoering van deze motie is in november jl. met Uber gesproken. Uber heeft nadat het gesprek heeft plaatsgevonden de app voor chauffeurs zodanig aangepast dat nadat een chauffeur in totaal twaalf uur heeft gereden de app tien uur offline gaat. Ik acht dit een betekenisvolle aanvulling op de registratie van en handhaving op de arbeids- en rusttijden die plaatsvindt met de boordcomputer taxi en door de ILT. In lijn met de motie heb ik naar aanleiding van de AT5-reportage ook met Uber gesproken over een systeem van gezichtsverificatie in de app voor chauffeurs. Dit systeem heeft Uber eerder buiten Europa uitgerold. Ik heb aangegeven dat ik het van belang vind dat Uber ook in Nederland gebruik maakt van de mogelijkheden die technologische ontwikkelingen bieden. Uber heeft aangegeven zich te beraden op de mogelijkheden om een dergelijk systeem binnen de grenzen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in te zetten. Voor zover dit lopende juridische procedures niet doorkruist, blijf ik bereid om met de sector te spreken over manieren om het overtreden van regels te voorkomen. Daarnaast hebben de Minister en ik er bij Uber op aangedrongen zich aan te sluiten bij het convenant «Veilig gebruik smartfuncties in het verkeer».
Het bericht ‘Veel gedetineerden gaan in de cel door met drugshandel, smokkel of afpersing’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Veel gedetineerden gaan in de cel door met drugshandel, smokkel of afpersing»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er iets goed mis is in het gevangeniswezen en dat de maatregelen die u tot nu toe genomen heeft aantoonbaar onvoldoende zijn, nu blijkt dat gevangenen dagelijks door kunnen gaan met hun criminele activiteiten in de gevangenis? Zo nee, waarom niet?
Het voortzetten van criminele activiteiten in en vanuit detentie is onacceptabel. Het levert risico’s op voor de orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting en voor de maatschappij. Elk geval is dan ook een geval te veel. Hoewel voortgezet crimineel handelen in detentie (VCHD) nooit volledig kan worden voorkomen, is mijn beleid erop gericht de aanpak zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin te verbeteren. De afgelopen periode zijn door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Openbaar Ministerie (OM) en de politie stappen gezet om VCHD aan te pakken en het bewustzijn bij het personeel in de gevangenis te vergroten. Onder andere door een uitbreiding van de personele capaciteit van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) en door trainingen aan het personeel van DJI om signalen te herkennen en deze te melden aan het GRIP. Het onderzoek laat zien dat het van groot belang is om de ketenbrede aanpak te continueren en te intensiveren. Ik ga daartoe op korte termijn met DJI, OM en politie in gesprek.
Een belangrijk onderdeel van de aanpak is het tegengaan van contrabande als telefoons en drugs in de Penitentiaire Inrichtingen (PI’s). Naar aanleiding van de recente incidenten intensiveert DJI de aanpak. Spitacties en celinspecties worden uitgebreid, luchtplaatsen worden beter gecontroleerd en beveiligd en personeel wordt getraind op penitentiaire scherpte.
Hoe is het mogelijk dat er niets wordt gedaan met de meldingen van crimineel gedrag van gevangenen die bij het Gedetineerden Recherche- en Informatiepunt (GRIP) binnenkomen? Welke maatregelen gaat u nemen om dit per direct te veranderen?
Het onderzoek van de DSP-groep2 signaleert knelpunten bij zowel het melden van signalen bij het GRIP, als bij het opvolgen van deze meldingen. Ik neem deze knelpunten mee in mijn gesprekken met de DJI, het OM en de politie. Om tezamen meer gespecificeerd te onderzoeken in welke mate de door de DSP-groep gesignaleerde knelpunten zich voordoen en vervolgens te bezien welke maatregelen het meest adequaat zouden zijn. In mijn inhoudelijke reactie op het onderzoek van de DSP-groep kom ik hier op terug.
Deelt u de mening dat zolang u de cijfers van criminaliteit in de gevangenis niet registreert u tegen dit criminele gedrag ook niet hard kunt optreden? Zo ja, wanneer gaat u eens beginnen met het registreren van alle strafbare feiten gepleegd door gevangenen in de gevangenis? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van VCHD is een continue uitdaging waarbij politie, OM en DJI, en de justitiabelen proberen elkaar telkens voor te blijven. Een succesvolle aanpak begint bij bewustzijn en scherpte van het DJI-personeel om signalen te herkennen, hier melding van te doen, en er op te reageren. Ook politie en OM moeten relevante informatie herkennen, onderzoeken en delen. De aangepaste handreiking «penitentiaire scherpte» en het Informatie Punt Veiligheid bieden informatie over de aanpak van crimineel gedrag in de gevangenis en het bijbehorende handelingsperspectief voor het personeel. Het met elkaar in verband brengen van signalen van crimineel gedrag helpt daarnaast inderdaad bij het bestrijden van VCHD. Daarom is er een proef «relatiemonitor gedetineerden» gaande, waarin geëxperimenteerd wordt met een database om gedragingen van gedetineerden beter te volgen en relevante signalen met elkaar in verband te brengen (denk aan wie er op bezoek komt, met wie gebeld wordt en van wie geld ontvangen wordt op de rekening courant). Per 1 januari 2019 is ook gestart met de registratie van contrabande. Deze registratie kan gebruikt worden om de aanpak van contrabande te sturen, bijvoorbeeld door het gerichter uitvoeren van celinspecties of de inzet van speurhonden. Omdat contrabande zowel een middel kan zijn voor crimineel handelen tijdens detentie, als een gevolg van dit handelen helpt een gerichtere aanpak van contrabande ook bij het optreden tegen VCHD.
Bent u bereid extra personeel te werven en de capaciteit van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) aanzienlijk uit te breiden om daar gevangenen te plaatsen die in de gevangenis doorgaan met hun criminele activiteiten zoals het smokkelen van drugs of afpersing? Zo nee, waarom niet?
Gedetineerden die zich bezighouden met VCHD kunnen reeds in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) worden geplaatst. De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is daartoe aangepast. De eerste gedetineerde is op deze grond al geplaatst in de EBI. De huidige capaciteit op de EBI volstaat. Uiteraard blijf ik de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Onderzoek naar fraude bij Vestia |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen (ingezonden 15 november 2018) over het bericht «Onderzoek naar fraude door medewerkers Vestia»?1
Ja.
Wanneer is het onderzoek van het forensisch bureau gestart? Wanneer is dit naar verwachting afgerond?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw), die door Vestia op de hoogte wordt gehouden over deze kwestie, heeft mij desgevraagd gemeld dat het forensisch onderzoek 19 november 2018 is gestart. Het onderzoek kent verschillende fasen, te starten met een inventariserend onderzoek en vervolgens een verdiepend onderzoek. De uiteindelijke doorlooptijd van het onderzoek is afhankelijk van de tussentijdse bevindingen, maar ook van de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek en de toestemming van het OM aan Vestia om de informatie die daaruit voort komt te kunnen gebruiken. De Aw zal over de voortgang en de uitkomsten van het onderzoek worden geïnformeerd.
Bent u bereid de uitkomst van dit onderzoek naar de Kamer te sturen, zodra het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het vertrouwelijk karakter daarvan is het niet gebruikelijk dat de Aw rapportages naar aanleiding van forensisch onderzoek waarover zij komt te beschikken openbaar maakt. Ook het onderhavige rapport zal daarvoor te veel vertrouwelijke informatie bevatten. De Aw zal wel, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, op hoofdlijnen kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Deze hoofdlijnen zal ik te zijner tijd met de Kamer delen.
Het RST op Curaçao |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u uitsluiten dat door de interne managementproblemen in het Recherche Samenwerkingsteam (RST) op de Antillen belangrijke onderzoeken naar de verbodenheid tussen criminelen en de politiek, in het bijzonder naar de moord op politicus Helmin Wiels, zijn vertraagd of anderszins zijn beïnvloed?1
De samenwerking met partners van RST en TBO, nationaal en internationaal, verloopt naar behoren. Het RST en ook het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) hebben succesvolle jaren achter de rug in de bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Overigens heeft de korpschef van het politiekorps Curaçao naar aanleiding van de berichtgeving in de media laten weten dat de samenwerking met het RST goed verloopt en dat het onderzoek naar de moord op de heer Wiels in het geheel niet is gefrustreerd.2
Waarom is zo lang gewacht met ingrijpen toen duidelijk werd dat de toenmalige teamleider van het RST niet goed functioneerde? Waarom is niet eerder geluisterd naar signalen van interne klokkenluiders? Kunt u toezeggen dat deze klokkenluiders als gevolg van hun melding, niet zullen worden benadeeld?
Op het moment dat het ministerie en de politie signalen hebben ontvangen, is er vanuit goed werkgeverschap waaraan ik zeer hecht, opvolging aan gegeven. De signalen die zijn ontvangen, waren niet eenduidig en niet terug te voeren op één enkele oorzaak. Ze zijn direct bespreekbaar gemaakt met de leiding van het RST en hebben geleid tot verschillende acties. Er zijn vanuit het ministerie en de politie gesprekken gevoerd met de leiding van het RST, ook ter plaatse. Ook zijn gesprekken gevoerd met medewerkers en is een teamcoach voor de leiding van het RST aangesteld. Verder wordt gewerkt aan harmonisatie en verduidelijking van de toepasselijke arbeidsvoorwaardelijke regelgeving, omdat deze regelgeving als onduidelijk werd ervaren.
Klopt het, dat het slechte topmanagement van het RST ook van negatieve invloed is geweest op het optreden van het anti-corruptie team TBO en ook op de samenwerking met lokale partners op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en met de internationale partners in onder meer Italië en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is de Tweede Kamer pas op de hoogte gebracht van de problemen bij het RST nadat klokkenluiders hulp bij de Nederlandse politiebond NPB hebben gezocht en het Algemeen Dagblad over de zaak heeft geschreven? Waarom hebt u niet eerder zelf de Tweede Kamer over deze zaak geïnformeerd?
Over relevante ontwikkelingen met betrekking tot het functioneren van het RST zal ik uw Kamer uiteraard blijven informeren. Zo wordt op basis van een opdracht van de ministers van Justitie van de landen gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe visie op de recherchesamenwerking, die onder andere leidt tot een andere positionering van het RST. Voorzien is dat tijdens het volgende Justitieel Vierpartijenoverleg eind januari 2019 besluiten worden genomen over doorontwikkeling en positionering van het RST. Ik zal u over deze besluitvorming informeren.
Waarom is gekozen voor het aanstellen van een interim--chef teneinde de verstoorde relaties te herstellen? Zijn de verstoorde verhoudingen binnen het RST en is de samenwerking met de lokale en internationale partners ondertussen volledig hersteld? Zo nee, hoeveel tijd denkt u daarvoor nog nodig te hebben?
De vorige teamchef van het RST heeft besloten, na tien jaar betrokkenheid bij het Caribisch gebied, de in het antwoord op de vorige vraag genoemde doorontwikkeling van het RST over te laten aan een opvolger. Gezien de vele partijen betrokken bij de aanstelling van een teamchef van het RST is dit een langdurig proces. Daarop is besloten een al in het gebied werkzame functionaris met kennis van zaken van het RST en de lokale situatie, afkomstig van de Nederlandse politie, als interim--teamchef te benoemen. De samenwerking met de lokale korpsen is goed.
ABN medewerkers die de bonuswet omzeilen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich nog de antwoorden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het vragenuur op 30 november 2018 in uw afwezigheid gaf over de berichtgeving dat medewerkers van ABN Amro de bonuswet omzeilen?1
Ja, waarbij ik ervan uit ga dat u doelt op het vragenuur van 4 december 2018.
Moet de bank openbaar rapporteren over ABN Amro Participaties over 2018? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om alsnog aan ABN Amro te vragen te rapporteren over dit belang in 2018?
De winst van ABN AMRO Participaties2 (AAP) over 2018 kan nog niet worden vastgesteld aangezien het boekjaar 2018 nog niet is afgerond. Ook na afloop van het boekjaar zal ABN AMRO niet openbaar maken wat de winst van AAP was. ABN AMRO maakt op dit niveau van de organisatie geen specifieke gegevens openbaar en hiervoor geldt geen rapportageverplichting.
In het jaarverslag van ABN AMRO wordt het belang opgenomen dat derden hebben in de activiteiten van ABN AMRO. Het belang van de medewerkers in de private-equityfondsen van AAP valt hieronder. De belangen van derden zullen ook in het jaarverslag over 2018 worden opgenomen.3
Hoe hoog was de winst van ABN Amro Participaties over 2018, en hoeveel is daarvan uitgekeerd als dividend of terugbetaling van kapitaal?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel natuurlijke personen hadden belangen in ABN Amro Participaties in 2017 en 2018, en hoeveel dividend werd uitgekeerd aan deze natuurlijke personen?
ABN AMRO heeft bevestigd dat 16 huidige en voormalige medewerkers van AAP een belang hebben in één of meerdere fondsen van AAP. Bij de oprichting van dergelijke fondsen worden afspraken gemaakt over rechten en investeringen van de deelnemers. Op basis van deze vooraf gemaakte afspraken wordt, na verrekening van de oorspronkelijke investering, inclusief rente aan ABN AMRO, de meeropbrengst (dividend) conform de afspraken verdeeld onder ABN AMRO en de deelnemers. Bij tegenvallende resultaten kan de medewerker de inleg verliezen.
Informatie over de inleg en uitkering per persoon kan niet gegeven worden in verband met het persoonsvertrouwelijke karakter van deze informatie. Het is ook niet gebruikelijk dergelijke informatie over individuele medewerkers te publiceren. Wel wordt, zoals ik hiervoor onder de beantwoording van de vragen 2 en 3 heb aangegeven, het belang van de medewerkers in de private-equityfondsen van AAP in het jaarverslag over 2018 opgenomen.
Kregen alle 16 betrokkenen een gelijk deel van de te verdelen 10 miljoen euro? Zo nee, hoe werd dit bedrag verdeeld en wat was de hoogste uitkering?
Zie antwoord vraag 4.
Aangezien bij de beantwoording werd gesteld dat de bonuswetgeving niet van toepassing was omdat de betrokkenen participeerden, een aandelenbelang hadden, hoe hoog was deze inleg in ABN Amro Participaties? Staat deze in verhouding tot de verkregen beloningen? Hoeveel risico liepen de betrokken medewerkers en in hoeverre is dit te herleiden tot de ontvangen bedragen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt de gang van zaken zich tot de cao van ABN Amro? Vielen deze personen onder de cao? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre zijn deelnemingen in dochters acceptabel onder de cao?
Medewerkers van AAP vielen tot het moment van verzelfstandiging onder de cao van ABN AMRO. Uitgezonderd het hoofd van de private-equityactiviteiten, wiens functie buiten de cao viel. De betreffende regeling viel niet onder de cao.
Bent u het ermee eens dat met deze constructie tegen de geest van de bonuswet is gehandeld, omdat medewerkers van een bank op deze manier alsnog een hoge variabele beloning konden krijgen en het juist de bedoeling was deze te maximeren op 20 procent van het jaarsalaris?
Zoals ik in mijn brief van 17 december 20184 heb aangegeven is een participatie waarbij medewerkers investeren met hun eigen vermogen wezenlijk anders dan een beloning die een medewerker ontvangt voor geleverde prestaties voor de onderneming. Bij een dergelijke participatie verkrijgt de medewerker – in geval van een rendement van de investering – dividend; in geval van een negatief investeringsresultaat, verliest de medewerker (een deel van) zijn inleg. In algemene zin worden dividenduitkeringen en andere uitkeringen die partners, deelnemers, leden, eigenaren en dergelijke ontvangen dan ook – in lijn met richtsnoeren van de Europese toezichthouders, zoals de Europese Banken Autoriteit – niet aangemerkt als vaste of variabele beloningen in de zin van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). Dit ligt anders indien een dergelijke dividenduitkering aangemerkt kan worden als ontwijkingsconstructie in de zin van de Wbfo. DNB en de AFM zien hierop toe en zullen – indien daartoe aanleiding bestaat – maatregelen treffen.
ABN AMRO heeft mij laten weten dat de regeling geldt voor huidige en voormalige medewerkers van AAP. De uitkeringen die hieruit voortvloeien aan medewerkers zijn hoger dan de bank wenselijk vindt en sluiten niet aan bij de bank die ABN AMRO wil zijn. Ik kan me vinden in dit standpunt van ABN AMRO en begrijp van ABN AMRO dat dit een belangrijke rol heeft gespeeld bij de beslissing van om AAP te verzelfstandigen.
Websites die sjoemelen met kaartverkoop |
|
Peter Kwint (SP) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat secundaire tickethandelaar Topticketshop kaarten aanbiedt voor een lezing van Michelle Obama en claimt deze beschikbaar te hebben, terwijl de ticketverkoop nog niet is begonnen en de ticketverkoop op naam is?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat deze website 100% ticketgarantie biedt, waarbij ze garanderen «dat u uw tickets op tijd in huis heeft en dat u hiermee gegarandeerd toegang krijgt tot het evenement», terwijl er tegelijkertijd wordt vermeld in de voorwaarden dat de organisator doorverkochte tickets kan «annuleren en de toegang tot het evenement weigeren. In dat geval wordt 100% van de overeengekomen prijs inclusief verzendkosten vergoed.»?2 3
Ja.
Deelt u de mening dat dit voor consumenten ondoorzichtig en misleidend is? Zo nee, waarom niet?
Het is voorstelbaar dat er sprake kan zijn van misleiding krachtens titel 3 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvan is o.m. sprake wanneer informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de consument misleidt. Te denken valt aan informatie over de voornaamste kenmerken van het product, de prijs, de risico’s, de verplichtingen van de handelaar of de rechten van de consument etc. Op grond van deze wettelijke regeling is het aan de betreffende handelaar om aannemelijk te maken en zo nodig te bewijzen dat hij de consument juist heeft geïnformeerd en dat er derhalve geen sprake is van misleiding. Slaagt een handelaar niet om dit bewijs te leveren, dan is de gesloten overeenkomst vernietigbaar door de consument. Het is echter niet aan mij om daar in individuele gevallen een oordeel over te vellen.
Bent u bereid de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te vragen hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
De ACM is een onafhankelijk toezichthouder. Zij vervult daarom haar taken onafhankelijk van de politiek en het bedrijfsleven. Wel kunnen wij de ACM op de hoogte brengen van deze praktijk en zullen dit ook doen.
Bent u bereid alsnog met een wetsvoorstel te komen om deze praktijken aan banden te leggen?
Ik verwijs hierbij graag naar mijn brief «Voortgang Cultuur in een open samenleving4» en de beantwoording van uw vragen over «het bericht dat kaarten voor Rammstein binnen enkele minuten waren uitverkocht5» en «aanvullende vragen over het bericht dat kaarten voor Rammstein binnen enkele minuten waren uitverkocht6». Hierin schrijf ik dat mijn collega van EZK en ik het afgelopen jaar met verschillende partijen hebben gesproken en dat ik naar aanleiding daarvan een aantal opties heb overwogen om uitvoering te geven aan de motie. Zoals aangegeven kies ik voor een voorlichtingscampagne om de consument bewuster te maken van doorverkoop. Ten tweede ga ik bezien wat ik kan doen om initiatieven uit het veld die de doorverkoop tegen woekerprijzen voorkomen, te ondersteunen. En, tot slot heb ik het onderwerp in Brussel aangekaart, omdat een Europese aanpak effectiever zal zijn.
Het bericht ‘ING-top niet getoetst op witwaszaak’ |
|
Erik Ronnes (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «ING top niet getoetst op witwaszaak»?1
Ja.
Is het waar dat ING schuld bekende aan het structureel overtreden van de regels tegen het faciliteren van corruptie, witwassen en terrorismefinanciering in Nederland en dat ING strafvervolging heeft afgekocht voor het recordbedrag van 775 miljoen euro?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft ING NL N.V. (ING) een transactie van € 775 mln. aangeboden vanwege jarenlange en structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en schuldwitwassen uit het Wetboek van Strafrecht (Sr). ING heeft de gemaakte fouten publiekelijk erkend en betreurd. In dit verband verwijs ik naar het persbericht en feitenrelaas, zoals gepubliceerd op de website van het OM.2 Bij brief van 11 september jl. is uw Kamer over de transactieovereenkomst geïnformeerd.3 Door het betalen van een aangeboden transactie wordt verdere strafvervolging en bestraffing voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte waarom de toezichthouder niet zelf besluit tot hertoetsing?
Geschiktheid en betrouwbaarheid zijn doorlopende verplichtingen. Het is uitsluitend aan de onafhankelijke toezichthouder om tot hertoetsing over te gaan, wanneer de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een hertoetsingsonderzoek kan betrekking hebben op zowel de vereiste geschiktheid als betrouwbaarheid. In het geval van bestuurders en commissarissen bij ING ligt de bevoegdheid tot hertoetsing bij de Europese Centrale Bank (ECB). DNB kan de ECB hierover adviseren, maar de ECB kan een hertoetsing ook uit eigen beweging starten, zonder voorafgaand advies van de nationale toezichthouder.
Is het waar dat de regels van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) voorschrijven dat er in ieder geval een beoordeling van bestuurders en commissarissen plaatsvindt (ook wel vooronderzoek genoemd) bij een redelijke aanleiding?2
Twijfels over de geschiktheid en/of betrouwbaarheid kunnen zowel ontstaan door handelen of nalaten van de persoon in kwestie, als door relevante ontwikkelingen ten aanzien van de instelling. De toezichthouders spreken in deze gevallen van een «redelijke aanleiding» tot een hertoetsing. Het «vooronderzoek» kan worden gelijkgesteld aan de beoordeling of er sprake is van een redelijke aanleiding. Dit onderzoek gaat vooraf aan het eigenlijke hertoetsingsonderzoek.
Het vooronderzoek vindt geïndividualiseerd plaats. Wanneer de feiten en omstandigheden betrekking hebben op de instelling, rechtvaardigt dit niet per definitie een hertoetsing van alle bestuurders en commissarissen. Tijdens het vooronderzoek wordt bekeken in hoeverre de feiten en omstandigheden ook daadwerkelijk iets (kunnen) zeggen over de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van ieder individu. Daarmee wordt voor ieder individu de eventuele redelijke aanleiding vastgesteld.
Is het waar dat (herhaaldelijke) overtreding van wet- en regelgeving door de AFM genoemd wordt als een redelijke aanleiding?
De AFM noemt op haar website bij mogelijke voorbeelden van een redelijke aanleiding bij geschiktheid inderdaad (herhaaldelijke) overtreding van wet- en regelgeving. De AFM vermeldt hierbij ook dat de vraag of sprake is van een redelijke aanleiding, afhangt van de omstandigheden van het geval en dat er in ieder individueel geval een beoordeling plaatsvindt.
Heeft die beoordeling door de toezichthouder plaatsgevonden voor de leden van de Raad van Bestuur en de leden van de Raad van Commissarissen van ING bank?
In verband met de toezichtsvertrouwelijkheid kan en mag de bevoegde toezichthouder geen uitspraken doen, ook niet naar mij als Minister, over de vraag of hertoetsing in individuele gevallen is overwogen, plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, en wat mogelijk de uitkomst hiervan zou zijn. Het gaat hier om de beoordeling van personen door een bestuursorgaan, en de wet schrijft strikte geheimhouding voor. De inzet van het instrument van (her)toetsing verloopt daarom uiterst zorgvuldig, bij zowel de AFM en DNB als de ECB.
Is het waar dat de Raad van Commissarissen van ING bank – die in dit geval zeker voor hertoetsing in aanmerking zou komen – zelf een onderzoek liet instellen door Stibbe en dat dat als basis diende om helemaal niets te doen aan hertoetsing bij deze grote witwaszaak?
Of hertoetsing in dit geval is overwogen en dus ook welke rol het onderzoek van Stibbe in de besluitvorming heeft gespeeld, is toezichtsvertrouwelijke informatie. Wel heeft de heer Elderson (DNB) tijdens de rondetafelbijeenkomst die uw Kamer op 12 december jl. organiseerde over de stand van zaken in de financiële sector, aangegeven dat de kans nul is dat DNB zich alleen zou baseren op een rapport dat in opdracht van een instelling is opgesteld. In algemene zin geldt daarnaast dat bij de vraag of gewijzigde feiten of omstandigheden in een concreet geval aanleiding geven tot een nieuwe beoordeling, de toezichthouder zich baseert op eigen onderzoek en alle relevante informatie, waaronder informatie van andere toezichthouders en opsporingsinstanties.
Is het vanaf nu mogelijk om als bank te faciliteren dat miljarden worden witgewassen en als bestuurder niet eens onafhankelijk getoetst te worden?
Banken dienen op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) een integere bedrijfsvoering te waarborgen en op grond van de Wwft op effectieve wijze hun poortwachtersfunctie te vervullen. Met de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn is in de Wwft de verplichting opgenomen om een dagelijks beleidsbepaler aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de naleving van de Wwft (artikel 2d, eerste lid). Integriteitstoezicht is een speerpunt van DNB. Zij houdt intensief integriteitstoezicht via thematische en instellingsspecifieke onderzoeken. Tegen overtredingen wordt opgetreden: naast informele interventies heeft DNB sinds 2014 in de bancaire sector achttien integriteitsgerelateerde formele maatregelen opgelegd, waaronder tien boetes. Verder kan het OM (onder meer door inschakeling van de FIOD) via haar brede opsporingstaak naar strafbare feiten ten aanzien van natuurlijke of rechtspersonen stuiten op informatie die duidt op mogelijke betrokkenheid van financiële instellingen en op basis daarvan besluiten om een strafrechtelijk onderzoek te starten, zoals in het geval van ING ook is gebeurd. Ten aanzien van hertoetsing staat onverkort overeind dat de bevoegde toezichthouder tot hertoetsing overgaat, als sprake is van een redelijke aanleiding om een al getoetste persoon opnieuw te beoordelen.
Deelt u de mening dat het zeer wenselijk is dat de onafhankelijke toezichthouders in dit geval zelf de boordeling uitvoeren?
Ja. Dat is ook hoe het wettelijk geregeld is, in Europees en nationaal verband.
Deelt u de mening dat, als er een extern onderzoek gedaan moet worden, onder geen beding de partij die herbeoordeeld zou moeten worden (de commissarissen in dit geval) de opdrachtgever zou moeten zijn?
Ik vind het niet bezwaarlijk dat een financiële instelling in een geval als het onderhavige ook zelf extern onderzoek laat uitvoeren naar bijvoorbeeld de positie en rol van topbestuurders. De governance van een financiële instelling is primair een verantwoordelijkheid van de instelling zelf. De onafhankelijke toezichthouder maakt een zelfstandige afweging, op basis van eigen oordeelsvorming, om in een concreet geval al of niet tot hertoetsing over te gaan.
Bent u bereid de gang van zaken met de toezichthouders aan de orde te stellen en aan te dringen op een onafhankelijke beoordeling en daarna een hertoetsing, uitgevoerd door de toezichthouder zelf?
De vraag impliceert dat de bevoegde toezichthouder (in dit geval: de ECB) heeft besloten om niet te hertoetsen. Dat weet ik niet. De wetgever, zowel nationaal als in Europees verband, heeft ervoor gekozen om toezichtsbevoegdheden neer te leggen bij onafhankelijke toezichthouders op de financiële markten. Ik heb geen bevoegdheden om de inzet van het hertoetsingsinstrument af te dwingen en ben dus niet in de positie om aanwijzingen aan de ECB te geven.
Wilt u nagaan of de volgende paragraaf in het genoemde artikel op waarheid berust: «Volgens bronnen toonde DNB-toezichtdirecteur Frank Elderson zich tevreden over het Stibbe-onderzoek en de belofte van topman Ralph Hamers om naleving van wet- en regelgeving voortaan onderdeel van de strategie van zijn bank te laten zijn. «We moeten verder met elkaar», zou hij de ING-top bovendien hebben laten weten»? Wat is uw oordeel daarover?
Het artikel tracht de gang van zaken rond de totstandkoming van de transactie met het OM en de vervolgactiviteiten van DNB te reconstrueren. DNB heeft geen commentaar gegeven op het artikel. Dit behoort tot het toezichtsvertrouwelijke domein waarover de toezichthouder ook richting mij zich niet mag uitlaten.
Bent u bereid om deze vragen en de antwoorden daarop ook in afschrift aan de Europese Centrale Bank en de Europese Bankenautoriteit te sturen?
Ja.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden, dus voor het debat in de Kamer over het faciliteren van witwassen door Nederlandse banken?
Ja.
Deals met kroongetuigen waarbij zij crimineel geld mogen houden |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Hoe vaak zijn er de afgelopen jaren deals met kroongetuigen gesloten?
Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar de periode van 2006 tot 2018. In deze periode zijn tien uitgevoerde toezeggingen aan getuigen bekend.
Wat zijn de totale kosten van deze deals, inclusief de kosten om een nieuw leven te beginnen?
Met betrekking tot het verminderen van het aan de Staat te betalen bedrag wegens wederrechtelijk verkregen voordeel als onderdeel van een toezegging aan een getuige verwijs ik naar het antwoord op vraag 3. Voor zover de vraag doelt op de eventuele kosten van beschermingsmaatregelen die worden getroffen ten aanzien van getuigen aan wie een toezegging wordt gedaan, betreffen dit kosten die geen onderdeel uitmaken van de toezegging en worden over deze kosten uit veiligheidsoverwegingen geen mededelingen gedaan.
In hoeveel gevallen daarvan zijn toezeggingen gedaan rondom het mogen houden van wederrechtelijk verkregen vermogen, zoals bijvoorbeeld het halveren van het ontnemingsbedrag waardoor de helft van het misdaadgeld niet terugbetaald hoeft te worden?1
Het OM heeft mij bericht dat er geen toezeggingen worden gedaan over het mogen houden van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar over het verminderen van het aan de Staat te betalen bedrag. Daarbij moet worden bedacht dat in veel gevallen het wederrechtelijk verkregen voordeel deels niet meer in het bezit is van de verdachte en feitelijk niet (geheel) geïnd zal kunnen worden.
Het OM heeft in één zaak een toezegging gedaan tot vermindering van het aan de Staat te betalen bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In één andere zaak waarin een toezegging aan een getuige is gedaan heeft het OM daarnaast om opportuniteitsredenen afgezien van het indienen van een vordering tot betaling aan de Staat wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. Het ontbreken van reële verhaalsmogelijkheden was daarbij een belangrijke factor. Dit is door de rechter ter terechtzitting getoetst, waarbij de rechter heeft geoordeeld dat op dit punt geen sprake was van een toezegging aan de getuige.
Hoeveel geld is de staat in totaal misgelopen als gevolg van het niet afpakken van misdaadgeld?
Deze vraag is niet exact te beantwoorden. Bij het doen van een toezegging tot het verminderen van een ontnemingsvordering of -maatregel speelt voor het OM een rol in welke mate de ontnemingsvordering ook daadwerkelijk verhaald kan worden op de veroordeelde, aangezien in veel gevallen dat vermogen of een deel ervan niet meer in zijn of haar bezit is. Het verminderen van de vordering betekent dus niet het (in dezelfde mate) mislopen van geld.
Sinds wanneer is het toegestaan criminelen hun misdaadgeld te laten houden? Wanneer is de Kamer precies over deze beleidswijziging geïnformeerd?
De OM-Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken sluit aan op de gelijknamige wet en schetst de kaders van -toelaatbare en niet-toelaatbare- toezeggingen van het OM aan verdachten van een strafbaar feit, die strekken tot toezeggingen tot strafvermindering in ruil voor het afleggen van een getuigenverklaring in een strafzaak tegen een andere verdachte. Onder de categorie «overige toelaatbare toezeggingen» is in deze aanwijzing de mogelijkheid opgenomen tot het doen van de toezegging tot het verminderen van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met ten hoogste de helft. Het OM heeft deze mogelijkheid ook in het kader van de schikking op grond van artikel 511c Sv.
Deze mogelijkheid is in 2006 geïntroduceerd in de OM-aanwijzing. Dit betrof een uitbreiding van de toenmalige mogelijkheden voor toezeggingen aan getuigen, welke is doorgevoerd op advies van het College van procureurs-generaal over wenselijke verruiming van de regeling.2 Dit advies was gebaseerd op de praktijkervaringen met toezeggingen tot dat moment, waaruit bleek dat de toen als toelaatbaar geldende toezeggingen niet goed werkbaar waren en onvoldoende ruimte lieten voor de opsporing en vervolging van ernstige criminaliteit. De toenmalige Minister van Justitie heeft uw Kamer op 1 juli 2004 geïnformeerd over dit advies van het College van procureurs-generaal met betrekking tot de wenselijkheid van onder andere deze verruiming, waarbij hij zijn begrip uitsprak voor deze wens.3 Bij brief van 12 april 2005 is de toenmalig Minister van Justitie nader ingegaan op vanuit uw Kamer gestelde vragen die betrekking hadden op de brief van 1 juli 2004.4
Nog los van de overige mogelijke bezwaren tegen de deals met kroongetuigen (zoals vragen rondom de betrouwbaarheid van de verklaringen, de legitimiteit van de overheid die deals sluit met criminelen, het belonen van berouw na strafbare feiten met halvering van de straf), bent u bereid nog eens kritisch na te denken over het gebruik van de mogelijkheid om criminelen hun door misdaad verkregen vermogen te laten houden? Deelt u de mening dat dit dusdanig immoreel is dat dit niet langer onderdeel van dergelijke deals uit zou moeten maken? Zo nee, op grond waarvan acht u het rechtvaardig dat criminelen hun misdaadgeld mogen houden?
Ik acht de argumenten die de toenmalige Minister van Justitie in zijn brief van 12 april 2005 uiteen heeft gezet ter onderbouwing van de uitbreiding van toelaatbare toezeggingen met de mogelijkheid tot het doen van de toezegging tot het verminderen van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ook nu nog valide.5 Zo heeft het OM ook binnen het huidige wettelijke systeem op grond van artikel 511c SV reeds een ruime schikkingsbevoegdheid. Gezien de praktijkervaringen, waaruit blijkt dat deze toevoeging bij kan dragen aan de mogelijkheden om met succes tot een overeenkomst te komen over strafvermindering in ruil voor het afleggen van een getuigenverklaring in een strafzaak tegen een andere verdachte, zie ik geen reden de toelaatbaarheid van deze toezegging te heroverwegen.
Criminele asielzoekers in Leerssum |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat (school)meisjes en buschauffeurs worden bedreigd, bespot en geïntimideerd door mannelijke asielzoekers uit het asielzoekerscentrum in Leersum?1
Ja.
Waarom laat u op kosten van de belastingbetaler zo’n crimineel broeinest, vol met overlastgevende gelukszoekers, bestaan?
Zoals ik meermaals aan uw Kamer heb geschreven staat voorop dat overlastgevend gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een beperkte groep asielzoekers, volstrekt onacceptabel is.2 Deze overlast vraagt dan ook om een gerichte aanpak, waar op wordt ingezet middels het brede palet aan strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en vreemdelingenrechtelijke maatregelen dat hiervoor ter beschikking staat en waar uw Kamer diverse keren over is geïnformeerd. Bij deze aanpak moet scherp in de gaten gehouden worden wanneer overlastgevend gedrag overgaat in crimineel gedrag. In die gevallen zal – net zoals voor iedereen in ons land – de aanpak primair via het strafrecht moeten verlopen.
Hoe is het mogelijk dat de daders dag in dag uit rustig hun gang kunnen gaan met het terroriseren van de Nederlandse burger, zonder dat u ingrijpt door hen vast te zetten en uit Nederland te verwijderen?
Zie antwoord vraag 2.
Realiseert u zich dat uw beloften hen aan te pakken helemaal niets waard zijn en dat de veiligheid in Nederland meer verdient dan loze woorden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat moet er nog meer gebeuren voordat u inziet dat wij niet iedereen op moeten vangen die het woordje « asiel» uit kan spreken en Nederland eindelijk de broodnodige asielstop krijgt?
Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Hetgeen u voorstelt zou in strijd zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Ik tref verder gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
Het bericht 'Zorginstelling omzeilt winstverbod' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Erik Ronnes (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Zorginstelling omzeilt winstverbod»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van het artikel «Loek Winter omzeilt winstverbod zorg»?2
Ja.
Klopt het dat heren Winter, De Boer, Flach en Lensselink de vier aandeelhouders zijn van DeSeizoenen BV en tevens ook de vier aandeelhouders zijn van Vastgoed BV (bestuurders: de heren Winter en Flach) en Care Shared Services BV (bestuurders: de heren Trouw en Lensselink)?
Openbare informatie uit het KvK wijst uit dat WW Zorg Groep BV enig aandeelhouder is van onder andere DeSeizoenen B.V., Vastgoed DeSeizoenen B.V. en Care Shared Services B.V.
In het eind december openbaar gemaakte «Onderzoeksverslag inzake DeSeizoenen B.V. – Enquêteonderzoek ex art. 2:345 lid 1 BW krachtens beschikking van de Ondernemingskamer van 30 april 2018 (200.229.574/01)», dd. 21 december 2018, is vermeld dat de heren Winter 40%, De Boer 40%, Flach 10% en Lensselink 10% over de aandelen in WW Zorggroep BV beschikken.
Klopt het dat DeSeizoenen BV haar twee belangrijkste contracten heeft met Vastgoed BV en Care Shares Services BV, te weten een huurcontract (2,36 euro miljoen per jaar) en een dienstencontract (tenminste 3,6 miljoen euro per jaar)?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de inspectie) doet samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: de NZa) onderzoek naar De Seizoenen BV. Zij nemen daarbij het in mijn antwoord op vraag 3 genoemde onderzoeksverslag van de Ondernemingskamer mee. De inspectie en de NZa hebben aangegeven om in het belang van hun onderzoek op dit moment geen nadere informatie te verstrekken. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.
Klopt het dat deze constructies bestaan sinds het voorjaar 2014, toen de heren Lensselink en Flach bestuurders en de heren Winter en De Boer commissaris waren van DeSeizoenen BV?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn deze vastgoed- en dienstenconstructies van DeSeizoenen BV niet in strijd met deze governance codes?3
Zie antwoord vraag 4.
Waarom hebben de toenmalige Staatssecretaris van Vplksgezondheid, Welzijn en Sport, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in 2016 wel een onderzoek ingesteld naar soortgelijke diensten- en vastgoedconstructies bij thuiszorginstelling Alliade en deze constructies ontoelaatbaar geoordeeld?
De toezichthouders zijn onafhankelijk, ook in hun afwegingen om ergens nader onderzoek naar te doen. Hierbij wordt in de scope en inrichting van het onderzoek een afweging gemaakt per individuele casus. Inmiddels zijn de IGJ en NZa hun gezamenlijke onderzoek naar de De Seizoenen BV gestart. De inspectie en de NZa hebben aangegeven om in het belang van hun onderzoek op dit moment geen nadere informatie te verstrekken. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.
Klopt het dat de heren Winter, De Boer, Lensselink en Flach de financiële lasten en risico’s van de vastgoedtransactie, zoals de huur van 13% van de aanschafprijs, een achtergestelde lening van 3,25 miljoen euro en verpanding van zorggelden, bij DeSeizoenen BV hebben gelegd?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vragen 4, 5 en 6 doet de IGJ samen met de NZa onderzoek naar De Seizoenen BV. Zij nemen daarin het in mijn antwoord op vraag 3 genoemde onderzoeksverslag van de Ondernemingskamer mee. De inspectie en de NZa hebben aangegeven om in het belang van hun onderzoek op dit moment geen nadere informatie te verstrekken. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.
Klopt het dat het eigendom vastgoed, huurpenningen en dividenden Vastgoed BV aan de heren Winter, De Boer, Lensselink en Flach privé toevalt, terwijl zij slechts 100 euro hebben «geïnvesteerd» in Vastgoed BV?
Zie antwoord vraag 8.
Is hier niet sprake van een disproportionele ongunstige transactie voor DeSeizoenen BV en een disproportioneel gunstige transactie voor Vastgoed BV? Zo ja, rechtvaardigt deze vastgoedtransactie niet een onderzoek?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat Cash Cure BV jaarlijks circa EUR 800.000 heeft gedeclareerd aan MC Slotervaart en MC IJsselmeerziekenhuizen voor bepaalde financiële diensten? Klopt het dat Peter Lensselink full time bestuurder is van DeSeizoenen BV (en Care Shared Services BV) met een maximum salaris van 180.000 euro en tevens (indirect) bestuurder van CashCure BV?
De informatie waarover ik beschik is dat de heer Lensselink bestuurder is van DeSeizoenen B.V., Care Shared B.V. en in 2017 ook (indirect) bestuurder was van CashCure B.V. Het is mij niet bekend of de heer Lensselink fulltime is aangesteld noch wat de hoogte van zijn salaris is. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 4, 5 en 6.
Kent u de bedragen die CashCure BV sinds haar oprichting medio 2014 aan aan MC Slotervaart en MC IJsselmeerziekenhuizen heeft gedeclareerd? Klopt het dat er volgens de uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK) geen personen werkzaam zijn bij CashCure BV?
Openbare informatie uit het KvK wijst inderdaad uit dat er geen personen werkzaam zijn bij CashCure BV. Daarnaast beschik ik niet over de andere informatie waar u naar vraagt.
Is het in lijn met zowel de letter als de geest van de Wet normering topinkomens Zorg (WNTZorg) dat de heer Lensselink naast zijn full time functie en maximale vergoeding bij DeSeizoenen BV leiding geeft aan een onderneming die per jaar tenminste 800.000 euro omzet genereert en bij CashCure BV een additioneel salaris en/of dividend ontvangt?
CashCure BV is een privaatbedrijf en valt om die reden niet onder de WNT. De WNT is van toepassing op de (semi-)publieke sector. DeSeizoenen BV heeft een WTZi-toelating en bevindt zich daardoor in de publieke sector en valt daarom wel onder de WNT. DeSeizoenen BV heeft ieder jaar een WNT-verantwoording met controleverklaring openbaar gemaakt.
Wilt u deze vragen elk afzonderlijk en binnen twee weken beantwoorden?
Op 20 december jl. heb ik uw Kamer met mijn brief4 geïnformeerd over de uitstel van de beantwoording. Met deze brief heb ik voor zover mogelijk uw vragen beantwoord.