De Rutte-doctrine inzake het Granulietdossier |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven waarom mijn eerdere schriftelijke vragen over granuliet van 25 mei 2021 (2021Z09219) na verzoek om uitstel op 17 juni (2021D24044) nog altijd niet beantwoord zijn?1, 2
Naar aanleiding van de berichtgeving over het mogelijk vrijkomen van granuliet in de Moleneindse Waard heb ik Arcadis gevraagd naar de feitelijke situatie te kijken en het reviewrapport indien nodig hierop aan te passen. De voorbereiding daarvan kostte meer tijd dan verwacht. De beantwoording van uw vragen van 28 mei jl. is bijgevoegd.
Kunt u aangeven waarom mijn eerdere schriftelijke vragen over granuliet van 8 juni 2021 (2021Z10107) zonder bericht van uitstel nog altijd niet beantwoord zijn?3
Ik bied mijn excuses aan voor het feit dat de uitstelbrief te laat is verzonden aan uw Kamer. De beantwoording van de vragen heeft langer geduurd omdat nadere afstemming noodzakelijk was. De beantwoording van uw vragen van 8 juni jl. is bijgevoegd.4
Kunt u beter onderbouwen waarom u weigert inhoudelijk te reageren op het verzoek ten aanzien van granuliet van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat van 18 mei 2021 (Kamerstuk 30 015, nr. 100)?
Aan de Kamer is in de in de vraag aangehaalde brief gemeld dat beide stukken onderdeel zijn van een lopende rechtszaak. Een inhoudelijke reactie naar uw Kamer is, zoals te doen gebruikelijk met stukken «die onder de rechter zijn», daarom nu niet gepast. Ik stuur u als bijlage bij deze brief wel de antwoordbrief die ik gelijktijdig met deze brief verzonden heb aan het Burgercollectief Dreumelse en waarin een reactie is opgenomen op relevante punten die geen onderdeel uitmaken van de rechtszaak. Uiteraard zal ik de Kamer na afloop van de rechtszaak informeren over de uitkomst.
Klopt het dat uw verweer (namelijk: «de stukken zijn onder de rechter en daarom kan ik niet inhoudelijk reageren») geen stand houdt, aangezien de genoemde stukken niet zijn aangedragen in de aangehaalde rechtszaken?
Beide stukken zijn ingebracht door de gemeente West Maas en Waal op 12 mei 2021 en daarmee vormen deze onderdeel van het dossier voor de rechter.
Indien de stukken wel blijken te zijn aangedragen in de aangehaalde rechtszaken, klopt het dan dat u daar al inhoudelijk op heeft gereageerd tijdens de zitting die op 2 juni 2021 heeft plaatsgevonden?
Inhoudelijk is er tijdens de zitting op 2 juni 2021 niet specifiek op de twee stukken gereageerd.
Waarom kunt u die geleverde reactie of een update danwel een aanvulling daarbij niet delen met de Kamer?
Zie antwoord 5.
Kunt u alsnog op de kortst mogelijke termijn voldoen aan het verzoek van de commissie Infrastructuur en Waterstaat? Zo nee, waarom besluit u een meerderheidsverzoek naast u neer te leggen?
Zie antwoord 3.
Kunt u de genoemde verzoeken, schriftelijke vragen en de voorliggende vragen binnen één week beantwoorden? Zo nee, kunt u dan dan op de kortst mogelijke termijn de Kamer informeren waarom u dat niet kunt?
Het is helaas niet mogelijk gebleken om aan dit verzoek te voldoen. De Kamer is hier op 16 juli 2021 over geïnformeerd5.
Het bericht dat slechts 10 plastic producten 75% van het zwerfafval in de oceanen domineren |
|
Bouchallikh |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Takeaway food and drink litter dominates ocean plastic, study shows»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het verschil in de lijst van tien plastic producten die 75% van het zwerfafval in de oceanen domineren met de lijst van tien producten die door de Single Use Plastics-richtlijn (SUPD) worden verboden?
Het artikel in the Guardian verwijst naar wetenschappelijk onderzoek dat naar plastic zwerfafval wereldwijd en naar verschillende waterecosystemen kijkt. De maatregelen uit de Single-Use Plastics (SUP)-richtlijn zijn gebaseerd op onderzoek naar plastic zwerfafval op Europese stranden. Het is dus te verklaren dat er een andere top 10 uit komt. In de Europese richtlijn is daarbij per productcategorie bekeken wat de meest optimale maatregelen zijn. Niet voor alle producten geldt een handelsverbod, omdat nog niet voor alle producten een goed toegankelijk alternatief beschikbaar is. Daarom zijn ook andere maatregelen opgenomen zoals uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, productvereisten en consumptiereductie. Hiermee zetten we belangrijke stappen in het tegengaan van zwerfafval in zee en op land.
Bent u van mening dat er voldoende gebeurt om het gebruik van deze tien producten terug te dringen (in orde van grootte): plastic tassen, plastic flessen, voedselverpakkingen en -bestek, wikkels, synthetisch touw, vistuig, plastic doppen, industriële verpakkingen, glazen, flessen en blikjes? Kunt u per productcategorie aangeven waarom wel of niet?
De strijd tegen plasticvervuiling op land (in zwerfafval) en in water (bv de plastic soep) is een enorme uitdaging die met urgentie wordt opgepakt. De uitvoering van de SUP-richtlijn is een belangrijke bouwsteen in deze aanpak, maar niet het enige instrument. Voor alle in uw vraag genoemde producten is of wordt beleid ontwikkeld om de milieu-impact ervan terug te dringen. Hieronder volgt per product een korte beschrijving daarvan.
Plastic tassen: De evaluatie van het verbod op gratis verstrekking van plastic tassen laat zien dat deze maatregel zeer effectief is. Op basis van vergelijking met eerdere onderzoeken naar het gebruik van plastic draagtassen komt de evaluatie uit op 80% minder plastic draagtassen ten opzichte van 2015, toen het verbod nog niet van kracht was. Uit de cijfers van Rijkswaterstaat blijkt dat sinds 2015 het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval met ongeveer 60% is gedaald.
Plastic flessen: Vanaf 1 juli 2021 geldt statiegeld voor alle plastic flessen, m.u.v. sap en zuivel. Er geldt een inzameldoelstelling van 90% van de op de markt gebrachte flessen, wat tot een significante reductie van flessen in het zwerfafval zal leiden.
Voedselverpakkingen: In het kader van de implementatie van de SUP-richtlijn worden maatregelen voorbereid die moeten leiden tot een substantiële vermindering van voedselverpakkingen, waaronder de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ten aanzien van zwerfafval. Daar zal zoals toegezegd later dit jaar in een brief aan uw Kamer nader op in worden gegaan.
Plastic bestek: Plastic bestek voor eenmalig gebruik mag sinds 3 juli dit jaar niet meer in de handel worden gebracht en zal dus niet meer in het zwerfafval terecht komen.
Wikkels: Voor wikkels zal vanaf 5 januari 2023 een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gelden in het kader van de SUP-richtlijn, wat betekent dat producenten mee gaan betalen aan het opruimen van wikkels in zwerfafval. Dit zorgt voor minder impact op het milieu en de plastic soep, maar is nog geen preventiemaatregel. Deze categorie is een uitdaging, omdat wikkels voor repen en snoep zich lastig laten vervangen door bijvoorbeeld herbruikbare varianten. In het kader van de aankomende herziening van de Verpakkingenrichtlijn zal Nederland er bij de Europese Commissie op aandringen om voor deze categorie met aanvullende maatregelen te komen.
Synthetisch touw en vistuig: Voor synthetisch touw (als onderdeel van vistuig) en vistuig zal vanaf eind 2024 producentenverantwoordelijkheid gelden die is gericht op het inzamelen en recyclen van vistuig. Bovendien geldt vanaf 2022 een wettelijke inzameldoelstelling die jaarlijks wordt verhoogd. En er wordt gewerkt aan de uitfasering van het gebruik van conventioneel pluis in de visserij. In het programma Visserij voor een Schone Zee neemt de visserijsector samen met andere partijen actie voor minder visserijafval in zee en voor meer recycling.
Plastic doppen: Vanaf medio 2024 moeten doppen tijdens het gebruik vast blijven zitten aan de fles. Je ziet nu al voorbeelden van producenten die daarop vooruitlopen. Dit zal leiden tot minder doppen in het zwerfafval.
Industriële verpakkingen: Uit het artikel blijkt niet om wat voor type industriële verpakkingen het gaat. Als het gaat om afval en verpakkingen afkomstig van schepen, zoals jerrycans, dan gelden daarvoor in de Europese Unie regels omtrent de havenontvangstvoorziening, waarbij havens verplicht zijn om voorzieningen te hebben om scheepsafval aan land en op het water in te nemen. Dit voorkomt dat schepen genoodzaakt zijn om afval op zee te lozen door gebrek aan voorzieningen. Ook doet een deel van de Nederlandse vissers op vrijwillige basis mee aan het «fishing for litter» programma, waarbij afval dat zij tijdens visvangst van de bodem opvissen gratis kan worden afgeleverd.
Glazen: Glas kent in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid een doelstelling van 86% voor hergebruik en recycling. Daarmee wordt in Nederland ten minste 86% van de glazen verpakkingen via de glasbak en statiegeldsystemen ingenomen en opnieuw gebruikt.
Blikjes: Vanaf eind 2022 geldt er een statiegeldverplichting voor blikjes. Het verplichte inzamelpercentage voor dit systeem is net als bij flesjes 90% van de op de markt gebrachte blikjes.
Ziet u mogelijkheid om producenten van blikjes ook te laten betalen voor de opruimkosten voor zwerfafval door middel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid?
Voor blikjes gaat per 31 december 2022 een statiegeldsysteem van start. Daarmee zijn producenten verplicht 90% van de blikjes in te zamelen. Ik heb er vertrouwen in dat met deze aan producenten opgelegde maatregel de hoeveelheid blikjes in het zwerfafval drastisch zal afnemen. Ik zie nu dan ook nog geen reden voor aanvullende beleidsmaatregelen. Het effect van statiegeld op het aantal blikjes dat in het zwerfafval belandt, wordt gemonitord door Rijkswaterstaat. Indien uit de monitoring blijkt dat statiegeld onvoldoende effect sorteert, zal ik nadere beleidsmaatregelen overwegen.
Ziet u mogelijkheden om de gescheiden inzameling en hergebruik van glazen flessen te verhogen?
Glas kent in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid een doelstelling van 86% voor hergebruik en recycling. Daarmee wordt in Nederland ten minste 86% van de glazen verpakkingen via de glasbak en statiegeldsystemen ingenomen en opnieuw gebruikt. Met name voor kleine horecazaken is het vaak lastig om glas gescheiden in te leveren, de glasbakken zijn er nu nog specifiek voor huishoudens. Vanaf 2023 wordt de producentenverantwoordelijkheid verbreed en zijn producenten van glazen flessen er ook voor verantwoordelijk om een systeem te organiseren voor bedrijfsmatig verpakkingsafval. Ik wil in gesprek met producenten en andere ketenactoren bekijken of inzameling van glas van kleine bedrijven kan plaatsvinden via de glasbak.
Deelt u de mening van de wetenschappers dat de maatregelen die voortkomen uit de Single Use Plastics-richtlijn, zoals het verbieden van plastic rietjes en wattenstaafjes, momenteel onvoldoende zijn en het probleem bij de bron moet worden aangepakt om de Europese bijdrage aan de plastic soep terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
De eerste maatregelen die volgen uit de SUP richtlijn zijn dit jaar in werking getreden en de volgende maatregelen volgen vanaf 2023 en 2024. Het is daarom op dit moment nog te vroeg om te oordelen of de richtlijn voldoende effect sorteert. Bovendien is de SUP richtlijn maar één onderdeel (zij het een belangrijke) in een bredere aanpak van de wegwerpplastics problematiek, zoals in antwoord op vraag 2 is uiteengezet.
In 2026 wordt de richtlijn door de Europese Commissie geëvalueerd. Op grond daarvan kunnen dan conclusies worden getrokken over de effectiviteit van de maatregelen op grond van deze richtlijn en de noodzaak tot verdere maatregelen. Het doel van SUP richtlijn is duidelijk: een vermindering van het zwerfafval op zee en land. Ook in Nederland zal ik de ontwikkelingen in het zwerfafval nauwlettend in de gaten houden, om te kunnen bijsturen wanneer dat nodig is en gerichte inbreng te kunnen geven voor de herziening in 2026.
Ziet u ons eerdere voorstel2 om het gratis verstrekken van alle wegwerptassen (inclusief zeer lichte plastic tasjes en papieren tassen) en drinkbekers te verbieden als een manier om het gebruik van deze producten terug te dringen en hergebruik te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de wens om te voorkomen dat wegwerpplastic producten worden vervangen door wegwerpproducten van ander materiaal. We zien reeds een verschuiving van wegwerptasjes naar het meenemen van een eigen tas of herbruikbare groente- en fruitnetjes. Op dit moment zie ik geen noodzaak om het gratis verstrekken van alle wegwerptassen te verbieden. Voor wegwerpbekers worden in het kader van de implementatie van de SUP-richtlijn maatregelen voorbereid die moeten leiden tot een substantiële vermindering van wegwerpbekers en het bevorderen van het gebruik van herbruikbare drinkbekers. Daar zal zoals toegezegd later dit jaar in een brief aan uw Kamer nader op in worden gegaan.
Bent u van mening dat het nodig is om ambitieuze reductiedoelstellingen voor take-away verpakkingen vast te stellen, van minimaal 80% in 2030 voor wegwerpdrinkbekers, en 50% voor maaltijdcontainers in 2030?
Ik ben voorstander van ambitieus beleid om de milieudruk ten gevolge van wegwerpplastics drastisch te reduceren. Ik kies daarbij echter niet voor algemene reductiedoelstellingen, mede omdat deze niet goed te handhaven zijn. Ik geef daarom de voorkeur aan het nemen van gerichte maatregelen die direct bijdragen aan reductie. Zoals aangekondigd in de brief aan uw Kamer worden over de concrete reductiemaatregelen gesprekken gevoerd met stakeholders en is een ministeriële regeling in voorbereiding. Ik laat daarnaast doorrekenen tot welke reductie de voorgestelde maatregelen voor bekers en take-away verpakkingen in de praktijk in potentie zouden kunnen leiden, zodat een richtinggevend doel kan worden vastgesteld. Daar zal zoals toegezegd later dit jaar in een brief aan uw Kamer nader op worden ingegaan.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om – naast recyclingdoelstellingen en reductiedoelstellingen – ook hergebruikdoelstellingen in te voeren voor kunststof drinkbekers en maaltijdcontainers voor eenmalig gebruik, om materiaalsubstitutie te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het van belang is hergebruik te bevorderen en bij de uitwerking van de reductiemaatregelen van de SUP-richtlijn ernaar te streven materiaalsubstitutie te voorkomen. Dit is dan ook mijn inzet bij de nadere implementatie van de richtlijn. Ik vind het daarbij van belang dat de te nemen concrete maatregelen leiden tot het in de praktijk vaker hergebruiken van verpakkingen in plaats van het vervangen van kunststof wegwerpverpakkingen door wegwerpverpakkingen van alternatieve materialen. Ik zal later dit jaar in een brief aan uw Kamer hier nader op ingaan.
Ziet u mogelijkheden om wegwerpverpakkingen te verbieden bij overheidsinstellingen, onderwijsinstellingen, festivals, evenementen en bij «on site» consumptie in de horeca? Kunt u dit nader toelichten?
Zoals aangekondigd in de brief van 10 februari 2021 aan de Kamer worden over de concrete reductiemaatregelen gesprekken gevoerd met stakeholders. Daar zal ik zoals toegezegd later dit jaar in een brief aan uw Kamer nader op ingaan.
Bent u bereid om een verkenning uit te voeren naar ambitieuze reductie- en hergebruikdoelstellingen en concrete maatregelen voor andere drank- en voedselverpakkingen (zoals flessen en blikjes) voor eenmalig gebruik én industriële verpakkingen? Zo nee, waarom niet?
Voor flesjes en blikjes is met het invoeren van statiegeld een concrete en doeltreffende maatregel genomen. Zoals hierboven uiteengezet worden voor drinkbekers en voedselcontainers in de ministeriële regeling in het kader van de SUP-maatregelen concrete reductie- en hergebruikmaatregelen opgenomen. Daarnaast zijn op 1 juli jl. nieuwe algemene doelen voor hergebruik en recycling van verpakkingen gepubliceerd. De Europese Commissie bereidt bovendien nog een nadere aanscherping van de Verpakkingenrichtlijn voor, die zich onder andere speciaal zal richten op recyclebaarheid en hergebruik. De voorstellen van de Commissie worden begin 2022 verwacht. In afwachting daarvan zie ik geen reden voor een nadere verkenning van aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
Bent u ook bekend met de resultaten van het voorjaarsonderzoek van Schone Rivieren3 waarin de top vijftien meest gevonden zwerfafvalitems langs de Nederlandse rivieren zijn gepubliceerd?
Ja.
Deelt u onze mening en die van Schone Rivieren dat de lijst van verboden producten – in de SUPD of Nederlandse wetgeving – stevig moet worden uitgebreid met plastics die veel in het milieu terechtkomen, zoals vuurwerk en vochtige doekjes die plastic bevatten? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Met de invoering van de wegwerpplastics regelgeving is gestart met het aanpakken van de top 10 meest voorkomende zwerfafval items op de Europese stranden. Voor producten waar een goed alternatief voor is, is een handelsverbod ingevoerd. Zoals ik ook in antwoord 6 heb aangegeven, is het te vroeg om te oordelen of de huidige aanpak tekortschiet. Als op termijn blijkt dat meer nodig is, kunnen verdere maatregelen overwogen worden. Dit zou ook een uitbreiding kunnen inhouden van de groep producten waarvoor een handelsverbod geldt. Vanwege de interne markt zou dit dan op Europees niveau moeten gebeuren. Dit kan aan de orde komen wanneer in 2026 de SUP-richtlijn op Europees niveau wordt geëvalueerd. Bij de opvolging van de evaluatie en een eventuele herziening van de richtlijn kunnen onze ervaringen en de effecten die bij onze monitoring zijn waargenomen worden meegenomen en als nuttige input dienen.
Lozingen in de Maas |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u de uitzending «troebele wateren» van het KRO-NRCV programma De Vuilnisman?1
Ja.
Is het op uw ministerie bekend dat Chemelot jaarlijks 15.000 kilo microplastics mag lozen in het water? Zo ja, acht u dit verantwoord? Zo nee, hoe komt het dat deze informatie niet bekend was bij uw ministerie?
Ja, het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een emissie verantwoord kan worden toegestaan na toepassing van de BBT. In de door het Waterschap Limburg verleende vergunning aan Sitech is sprake van een jaarlijks geloosde vracht van 14.040 kg aan plastics (polymeren). In de vergunning is een onderzoeksverplichting opgenomen voor de reductie van lozing van polymeren.
Hoe kan het dat opkomende stoffen geloosd mogen worden in het Nederlandse water, terwijl er met een voorlopige drempelwaarde gewerkt wordt en schadelijke milieueffecten dus onbekend zijn?
Zie antwoord op vraag 2 van het lid Boswijk (CDA).
Acht u, de in vraag 2 en 3 beschreven praktijken, verstandig vanuit het voorzorgsprincipe? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom is dit dan toegestaan en welke stappen gaat u nemen om dit te verbieden?
Ja, het is aan het bevoegd gezag om kritisch te beoordelen of een emissie in voldoende mate is beperkt door de toepassing van BBT en of de emissie geen nadelige effecten op oppervlaktewater zal veroorzaken. Het voorzorgsprincipe is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
Herkent u het geschetste beeld in De Vuilnisman dat economische belangen, bij het lozen van stoffen, doorslaggevend zijn boven milieubelangen? Zo ja, hoe wilt u dit in de toekomst voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik herken het geschetste beeld niet. Zie vraag 6 van het lid Boswijk (CDA), waarin ik beschrijf hoe wordt omgegaan met de technische en economische afweging.
Hoe duidt u het dat er op een zijtak van de Ur wordt geloosd, terwijl deze zijtak de pijp van Chemelot zelf blijkt te zijn en uitkomt op de Maas? Ziet u hierin een manier van Chemelot om de vergunning provinciaal aan te vragen in plaats van deze bij het Rijk aan te vragen?
Nee, ik zie dat niet zo. Voor mijn duiding in deze grijp ik terug op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 1985 (ECLI:NL:HR 1985:AC8821)2, waarin de Raad zich heeft uitgesproken over de vraag of het ondergrondse traject van de zijtak van de Ur gezien moet worden als een werk met behulp waarvan afvalstoffen in de Maas gebracht worden, of dat dit als oppervlaktewater gezien moet worden. Uit die zaak is gebleken dat de zijtak Ur als oppervlaktewater aangemerkt dient te worden en derhalve het bevoegd gezag bij het Waterschap Limburg ligt. De watervergunning van Sitech is afgegeven door Waterschap Limburg.
Denkt u dat lokale/regionale economische belangen een wegingsfactor vormen voor de vergunningsaanvraag op lokaal/regionaal niveau? Zo ja, moet dit dan niet voorkomen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord op vraag 6 van het lid Boswijk (CDA).
Kunt u uiteenzetten waarom het, zoals De Vuilnisman illustreerde, onoverzichtelijk blijft welke bedrijven mogen lozen in het oppervlaktewater?
Zie antwoord op vraag 3 van het lid Boswijk (CDA).
Is dit een gevolg van decentralisatieprocessen en zou het werkbaarder zijn als de vergunningverlening weer op centraal niveau gaat plaatsvinden? Zo ja, hoe gaan we dat dan regelen? Zo nee, waarom bent u van mening dat het huidige vergunningsstelsel voldoet?
Er is geen aanleiding om veranderingen aan te brengen in de bevoegdheidsverdeling tussen overheden.
Het bericht ’De asbestberg groeit, en niemand durft zich te branden aan een oplossing’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «De asbestberg groeit, en niemand durft zich te branden aan een oplossing»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u ook van mening dat er voor asbest een toekomstbestendige oplossing nodig is waarmee het risico op gezondheidsschade wordt geminimaliseerd?
De noodzaak voor een toekomstbestendige oplossing waarmee het risico op gezondheidsschade wordt geminimaliseerd onderschrijf ik. Hoewel het storten van afval niet de voorkeur heeft, is dit voor asbesthoudend afval (met uitzondering van asbesthoudend staalschroot) vooralsnog de enige optie. Door de wettelijke eisen aan het storten van asbesthoudend afval is sprake van een veilige afvalverwerking. Met name de stringente eisen aan onder- en bovenafdichtingen voorkomen dat stoffen zich verspreiden via instromend regenwater. Voor asbest geldt aanvullend dat deze (dubbel) verpakt worden aangeleverd en er veelal sprake is van enige hechtgebondenheid (bijv. in asbestcement).
Stortplaatsen worden, ook na het sluiten, zorgvuldig beheerd en het is uiteraard niet de bedoeling deze ongecontroleerd te openen. In het antwoord op vraag 4 ga ik in op toekomstige ontwikkelingen.
Kunt u aangeven hoeveel ton asbest er jaarlijks wordt gestort in Nederland en hoeveel ton asbest er al opgeslagen ligt in de Nederlandse bodem?
Tussen 2005 en 2019 werd er jaarlijks ongeveer 274 kiloton aan asbesthoudend afval, zowel asbestcementplaten van daken als ander met asbest verontreinigd afval, gestort2.
Hoeveel asbest er in totaal is gestort op alle Nederlandse stortplaatsen is onbekend. Het storten van asbest wordt pas sinds 1994 geregistreerd. Sinds die tijd is ruim 6,5 miljoen ton asbesthoudend afval gestort3.
Vindt u dat asbestafval voor altijd in de grond dient te blijven?
Het storten van asbesthoudend afval heeft met het oog op toekomstbestendigheid niet de voorkeur, maar is (met uitzondering van asbesthoudend staalschroot) momenteel de enige optie. Het Landelijk Afvalbeheerplan biedt de mogelijkheid om asbest(houdend) afval anders te verwerken dan storten, maar uitsluitend wanneer bij de bewerking de gevaarlijke vezelstructuur geheel wordt vernietigd. Wanneer niet zeker is dat aan deze eis kan worden voldaan, dan wordt vanuit het beperken van risico’s voor de volksgezondheid de voorkeur gegeven aan storten boven vormen van nuttige toepassing. Asbest moet in de huidige situatie conform wettelijk voorgeschreven verpakkingen worden aangeboden om het risico dat asbestvezels vrijkomen te minimaliseren. Voor zover bekend is er nu slechts één bedrijf dat vergund is om asbesthoudend afval anders te verwerken dan storten. Dit bedrijf richt zich uitsluitend op metaal met aanhangend asbest en niet op bijvoorbeeld asbestcementplaten zoals die op daken liggen. Er zijn geen reeds vergunde en operationele initiatieven bekend waarbij asbest onschadelijk wordt gemaakt en wordt gerecycled als bouwstof.
Tevens wijs ik u op de ontwikkelingen om in de toekomst grondstoffen terug te winnen uit stortplaatsen. In het kader van COCOON (Consortium for a coherent European Landfill Management Strategy) zijn in het Landelijk Afvalbeheerplan meerdere wijzigingen geïmplementeerd die een duurzaam stortbeheer voorstaan. Met duurzaam stortbeheer wordt een transitie beoogd van eindpunt voor afval naar een duurzaam beheer van afvalstoffen. Daarbij wordt ook afval-«mining» bezien. Hierbij worden de mogelijkheden verkend tot het ontginnen van voormalige stortplaatsen waarbij gestimuleerd wordt dat de grondstoffen van de voormalige stortplaatsen terug in de circulaire economie komen.
Het is op dit moment nog niet duidelijk of de geschetste ontwikkelingen ook voor asbesthoudend afval van toepassing kunnen zijn. Dat zal afhankelijk zijn van verwerkingstechnieken voor asbesthoudend afval en mogelijkheden deze veilig uit een stortplaats te verwijderen.
Bent u het eens met de uitspraak van de emeritus hoogleraar milieukunde in het artikel dat «vroeg of laat alles gaat lekken»? Zo nee, waaruit blijkt dat gestort asbest permanent onschadelijk blijft?
Zie beantwoording vraag 2 en 4.
Erkent u het belang om asbestafval niet te storten maar onschadelijk te maken en liefst te hergebruiken (bijvoorbeeld als grondstof voor bouwmateriaal)? In welke mate is hier momenteel sprake van?
In een circulaire economie is het van belang dat stromen zo lang mogelijk in de economie blijven. Voor alle stromen, dus ook voor asbest, geldt dat we die bij voorkeur willen hergebruiken (bij asbest dus alleen na vernietiging van de vezels) of op een andere circulaire manier willen inzetten, met bescherming van mens en milieu. Via verschillende pilots en projecten wil ik in kaart brengen wat de mogelijkheden zijn voor hergebruik van asbesthoudende stromen, hiervoor verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 4.
Bent u bereid initiatieven die verwerking en hergebruik van asbest mogelijk maken te ondersteunen? Zo ja, in welke vorm?
Het initiatief om verwerkingsmethoden te ontwikkelen ligt bij de markt. Bedrijven kunnen hierbij gebruik maken van de reeds beschikbare mogelijkheden tot ondersteuning zoals bestaande subsidiemogelijkheden, mits zij uiteraard aan de voorwaarden hiervoor voldoen. Ook is voor bedrijven die circulair willen ondernemen in 2019 het Versnellingshuis Nederland Circulair! opgericht. Dit samenwerkingsverband helpt ondernemers (kosteloos) met vragen over financiering, kennis, netwerkpartners en wet en regelgeving. Het versnellingshuis is op meerdere manieren te bereiken, onder andere via de website www.versnellingshuisce.nl. Daar is ook een tool te vinden voor bedrijven die circulair willen ondernemen en financiering zoeken, zij kunnen beschikbare instrumenten en partners vinden in deze tool (www.financiering.versnellingshuisce.nl).
Het bericht 'Schip verliest containers bij Ameland' |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schip verliest containers bij Ameland»?1
Ja.
Klopt het dat er vijf containers van het containerschip Baltic Tern in de Waddenzee zijn beland?
Er zijn vijf containers van het containerschip Baltic Tern in de Noordzee beland, ten noorden van Ameland.
Wat was de route van dit schip? Wat is de inhoud van de containers die overboord zijn geslagen? Klopt het dat een container de gevaarlijke stof aceton bevat?
Het schip was onderweg van Sint-Petersburg naar Rotterdam. Eén van de containers betrof een tankcontainer met aceton, een tweede tankcontainer bevatte gebruikte bakolie, twee containers bevatten houtvezels (kraftliner) en de vijfde container was geladen met houtpellets.
Is dit schip door de Kustwacht geadviseerd om de noordelijke route te varen? Heeft de kapitein dit advies opgevolgd?
De Baltic Tern naderde vanuit Duitse wateren. Containerschepen die uit die richting komen, worden niet door de Nederlandse Kustwacht gewaarschuwd. Schepen kunnen kennisnemen van de waarschuwingen aan Nederlandse zijde, zoals deze via de reguliere communicatiekanalen aan de scheepvaart bekend worden gemaakt. De Kustwacht waarschuwt in voorkomende gevallen actief containerschepen die in oostelijke richting varen. Navraag bij de Duitse autoriteiten heeft uitgewezen dat de Duitse Kustwacht de Baltic Tern niet actief heeft gewaarschuwd.
Welk risico bestaat er dat de inhoud van de containers opnieuw op de stranden van de Waddeneilanden belanden?
De beide tankcontainers en de daarin aanwezige lading zijn succesvol geborgen. Ook de drie andere containers en alle daaruit afkomstige houtvezels en houtpellets die bij de opsporings- en bergingsoperatie zijn aangetroffen, zijn uit zee gehaald. Er zijn geen containerresten of ladingrestanten van de Baltic Tern aangespoeld op de Waddeneilanden.
Heeft u, of de Kustwacht, al contact gezocht met de burgemeesters van de Waddeneilanden, en dan specifiek Ameland, om klaar te staan indien er spullen van de containers op de stranden aanspoelen?
Door Rijkswaterstaat is voortdurend contact onderhouden met coördinerend burgemeester Stoel van Ameland over de opsporings- en bergingsoperatie.
Klopt het bovendien dat er op 5 april 2021, ondanks de stormachtige omstandigheden met hoge golven, er nog een groot containerschip, via de zuidelijke route boven de Waddeneilanden, op een zeer korte afstand van de Waddeneilanden voer?2
De Kustwacht geeft aan dat op maandag 5 april de CSCL Jupiter, met een lengte van 366 meter, de zuidelijke route gebruikte op weg naar Bremen.
Heeft de Kustwacht dit schip, en andere containerschepen, geadviseerd om vanwege de storm niet de zuidelijke vaarroute te nemen?
Grote containerschepen (Panamax en ULCS) die in oostelijke richting varen, wordt door de Kustwacht geadviseerd om bij een golfhoogte van meer dan 4,5 meter de noordelijke route te nemen. Dat is ook bij de CSCL Jupiter gebeurd. Het blijft echter aan de kapitein van het betreffende schip, in het kader van goed zeemanschap, om alles afwegende de juiste keuzes te maken en zodoende het risico op ongevallen te beperken.
Hoeveel schepen hebben geen gehoor gegeven aan het dringende advies van de Kustwacht om niet de zuidelijke vaarroute te nemen?
Tijdens de afgelopen periode met hogere golven zijn er 14 grote containerschepen opgeroepen die voornemens waren de zuidelijke route te nemen. Deze schepen is gevraagd de noordelijke route te nemen. 12 Schepen hebben het advies opgevolgd, twee schepen hebben het advies niet opgevolgd.
Bent u het eens dat het elke stormachtige dag dat containerschepen het dringende advies van Kustwacht in de wind kunnen slaan er het risico bestaat dat er opnieuw een ramp zoals met de Msc Zoe kan plaatsvinden?
Containerverlies op zee kan nooit volledig worden uitgebannen. Het ongeval met de Baltic Tern benadrukt het belang van de maatregelen waartoe ik heb besloten na de eerdere ongevallen waarbij containers in zee terechtkwamen. Ik blijf me daarom met kracht inzetten om die maatregelen uit te voeren en zodoende de veiligheid van de containerscheepvaart boven de Wadden te verbeteren.
Hoe staat het met de, door u, beloofde inzet om zich samen met Duitsland en Denemarken in te spannen voor meer restricties voor de vaarroute boven de Waddeneilanden als er sprake is van stormachtige omstandigheden?
Zoals toegezegd tijdens het AO Maritiem van 3 december 2020 is er opnieuw overleg geweest met Duitsland en Denemarken. Daarbij zijn de zorgen van uw Kamer overgebracht. Ik heb ook zelf met mijn Duitse en Deense collega gesproken. In de voortgangsrapportage over de Aanbevelingen uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over de MSC Zoe, die ik voorafgaand aan het AO Maritiem van 2 juni a.s. zal sturen, zal ik hier nader op ingaan.
Bent u het eens dat dit ongeluk met de Baltic Tern laat zien dat we niet meer kunnen wachten op afspraken met Duitsland en Denemarken of via de International Maritime Organization (IMO), maar dat u nu moet ingrijpen door bijvoorbeeld de Kustwacht meer bevoegdheden te geven om in te grijpen?
In mijn brief van 23 januari 20203 heb ik u toegelicht waarom ik niet eenzijdig kan besluiten om de zuidelijke vaarroute te sluiten, dan wel anderszins verplichtende maatregelen ten aanzien van het gebruik ervan aan het internationale scheepvaartverkeer kan opleggen. Een dergelijke maatregel kan, zoals ook de OvV in zijn rapport constateerde, alleen bij consensus in IMO genomen worden. In de kabinetsreactie op het rapport van de OvV over de MSC Zoe4 heb ik meerdere paden geschetst om de veiligheid van de containervaart boven de Wadden te verbeteren. Een daarvan betreft de gesprekken met Duitsland en Denemarken om tot een gezamenlijk voorstel in IMO te komen. Een ander pad is het onderzoek naar de mogelijkheden van verkeersbegeleiding van containerschepen, waarbij ik onder andere de Kustwacht, Rijkswaterstaat en andere Noordzeelanden betrek. Maar ik werk ook aan het verbeteren van de informatiepositie van de bemanning, door bijvoorbeeld samen met Duitsland een voorstel in te dienen in IMO voor de verplichting van een zogenaamde elektronische inclinometer op containerschepen, die exact de slingerhoek van het schip meet en registreert.
Hoe staat het daarom met uw onderzoek om de interventiebevoegdheid van de Kustwacht vaker in te kunnen zetten?
In mijn brief van 26 oktober 20205 heb ik u bericht over de interventiebevoegdheid uit de Wet bestrijding maritieme ongevallen (Wbmo). Ik heb daarin aangegeven dat het, onder zeer strenge voorwaarden, mogelijk is om in situaties waarin sprake is van een concrete en ernstige dreiging op grond van de interventiebevoegdheid uit de Wbmo maatregelen te treffen in het kader van de scheepvaartveiligheid en de bescherming van het mariene milieu. Daarbij heb ik aangegeven dat ik samen met de Kustwacht en met Rijkswaterstaat zal bezien hoe de interventiebevoegdheid in de praktijk ingezet kan worden. In de voortgangsrapportage over de Aanbevelingen uit het OvV-rapport over de MSC Zoe, die ik voorafgaand aan het AO Maritiem van 2 juni a.s. zal sturen, zal ik hier nader op ingaan.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, zodat Waddenbewoners niet in onzekerheid hoeven te zitten wat hen te wachten staat en dat zij bovendien voorbereidingen kunnen treffen indien er opnieuw spullen op de stranden aanspoelen?
Ja.
Recht op reparatie van apparatuur |
|
Carla Dik-Faber (CU), Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Recht op reparatie van apparatuur komt steeds dichterbij»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de aanschaf van «spullen»,conform onderzoek van CE Delft, op nummer één staat in de klimaatimpact van de gemiddelde consument? Deelt u het standpunt dat reparatie een veel prominentere plek moet krijgen in de circulaire economie en de trits «reduce-reuse-recycle» altijd moet worden aangevuld met «repair»?
Ik ben mij bewust van de impact van de aanschaf, het gebruik en het wegwerpen van producten op klimaat en milieu, in termen van CO2-emissies, verbruik van materiaal en energie, en afvalproductie. Gebruiksduurverlenging door goed onderhoud en reparatie van producten is dan ook een belangrijke schakel in een circulaire economie en reparatie is een belangrijke sport op de zogenaamde R-ladder2.
Deelt u het beeld van reparateurs van het Repair Café dat repareren duur en onaantrekkelijk blijft, ondanks de verschillende aanpassingen in de op 1 maart 2021 van kracht geworden Europese verordening uit de Ecodesign-richtlijn?
De uitvoeringsverordeningen onder de Ecodesign-richtlijn die op 1 maart jl. van kracht zijn geworden, zijn een grote stap in de goede richting voor de producten die ze betreffen. Maar er is in bredere zin werk aan de winkel om reparatie aantrekkelijker te maken. Zoals aangegeven in mijn antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp3 blijkt uit het PBL-rapport «Circulaire Economie in Kaart» (2019) dat er op het gebied van reparatie al het nodige gebeurt, maar ook dat reparatie in de hoek van consumentenelektronica minder ontwikkeld is ten opzichte van diverse andere productgroepen. Dit wordt meegenomen in een lopend breder onderzoek naar de verdere professionalisering van de reparatiesector, dat binnenkort wordt afgerond. Over de resultaten van het onderzoek zal ik uw Kamer informeren.
Klopt het dat vrijwillige reparateurs minder toegang hebben tot informatie en reserveonderdelen om apparaten te repareren? Bent u bereid om vrijwillige reparateurs niet te beperken in informatievoorziening en toegang tot reserveonderdelen om de door u genoemde onevenredige belemmeringen te voorkomen?2
In de Europese uitvoeringsverordeningen wordt inderdaad onderscheid gemaakt tussen onderdelen en informatie die voor alle consumenten beschikbaar moeten worden gemaakt (voor relatief eenvoudige reparaties) en onderdelen en informatie die alleen aan professionele reparateurs beschikbaar hoeven te worden gesteld (voor complexere en mogelijk gevaarlijke reparaties). Zoals in mijn eerdere antwoorden aangegeven, ben ik van mening dat onevenredige belemmeringen voor reparateurs moeten worden voorkomen. Als onderdeel van bovengenoemd onderzoek (zie antwoord 3) kijk ik of reparateurs bijvoorbeeld laagdrempelig als «professioneel» kunnen worden geregistreerd om toegang tot onderdelen te krijgen. Wel ben ik gebonden aan de beperkingen die volgen uit de Europese regels.
Klopt het dat de stichting Repair Café, ondanks het aangenomen amendement-Dik-Faber/Van Eijs (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 10) waarin gehint wordt op langjarige, structurele financiering, niet jaarlijks gefinancierd wordt?
De stichting Repair Café heeft in 2020 en 2021 een incidentele subsidie ontvangen voor onder andere het ondersteunen van bestaande en nieuwe repair cafés, brede promotie van repareren en het bijdragen aan de uitrol van circulaire ambachtscentra met een structurele repareercomponent. Daarmee zijn de grenzen bereikt waarbinnen conform het toepasselijke Europese staatssteunkader (en het nationale recht) incidentele of structurele subsidie verleend kan worden aan een individuele stichting zoals deze. Voor specifieke projecten kan uiteraard een beroep worden gedaan op bestaande subsidieregelingen die open staan voor alle partijen, mits deze projecten aan de eisen van die regelingen voldoen.
Ik merk op dat de reparatie-infrastructuur volop in ontwikkeling is. Het eerdergenoemd onderzoek (zie antwoord 3) naar de kansen en belemmeringen als het gaat om het stimuleren van het repareren van producten zal ik ook in Europees kader onder de aandacht brengen en ik zal blijven pleiten voor prioriteit voor reparatie en repareerbaarheid van producten.
Kunt u onderzoeken hoe de reparatiecafés als onderdeel van de essentiële reparatie-infrastructuur kunnen worden ondersteund zonder dat Europese regels betreffende staatssteun worden overtreden? Zo nee, kunt u in overleg treden met de Europese instanties om ervoor te zorgen dat stichtingen ten behoeve van reparatie blijvend ondersteund kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Het artikel ‘Milieuramp in de Berkel: Friesland Campina vervuilde, het waterschap betaalde’ |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Milieuramp in de Berkel: Friesland Campina vervuilde, het waterschap betaalde»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Waterschap Rijn en IJssel ruim twee derde van de kosten van de schade van ernstige vervuiling door FrieslandCampina heeft betaald, ondanks dat het waterschap er zelf geen schuld aan had? Bent u het eens dat dat de kostenverdeling in het nadeel van het waterschap opmerkelijk is?
Het waterschap heeft de autonome bevoegdheid om zelf een afweging te maken over de kostenverdeling. Waterschap Rijn en IJssel heeft inderdaad twee derde van de kosten betaald. Als eigenaar van de persleiding en het afvalwater ligt de verantwoordelijkheid voor de persleidingbreuk primair bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor de beheerkosten van de persleiding en de risico’s die daarbij horen.
Bent u het ermee eens dat volgens het uitgangspunt «de vervuiler betaalt» in het milieurecht FrieslandCampina het grootste deel van de schade had moeten betalen? Kunt u dit toelichten?
TNO heeft in opdracht van betrokken partijen (waterschap, Friesland Campina en de aannemer) een onafhankelijk onderzoek gedaan naar de oorzaak van de persleidingbreuk. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft TNO geconcludeerd dat de lekkage drie mogelijke oorzaken kan hebben of een combinatie van deze drie oorzaken. De mogelijke oorzaken die zijn aangewezen zijn aan alle partijen (deels) toe te rekenen. Daarmee kan niet één vervuiler worden aangewezen.
Wat vindt u van het beeld dat ontstaat dat het waterschap een groot aandeel heeft betaald omdat FrieslandCampina «een belangrijke en gewaardeerde partner» is en het waterschap «belang heeft bij een goede verstandhouding»? Wat is uw mening over dergelijke belangenverstrengeling?
Van het Waterschap Rijn en IJssel heb ik begrepen dat de verstandhouding geen rol heeft gespeeld. Het waterschap is de verantwoordelijk eigenaar van de persleiding en bijbehorende risico’s.
In hoeverre denkt u dat de agrarische belangen in het waterschap, onder andere vertegenwoordigd middels geborgde zetels, een rol hebben gespeeld bij de beslissing om FrieslandCampina te ontzien in deze kosten?
In vervolg op mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 heb ik geen aanleiding te denken dat agrarische belangen in het bijzonder een rol hebben gespeeld. Het waterschap is hier als eigenaar opgetreden.
Deelt u de opvatting dat het afschaffen van de geborgde zetels in waterschapsbesturen de kans op dergelijke belangenverstrengeling zal verminderen? Zo nee, waarom niet?
Ieder bestuur dient in zijn optreden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te hanteren.
Het gebruik van bouwpuin vervuild met plastic voor wandelpaden |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Staatsbosbeheer stort met plastic vervuild bouwpuin in natuurgebieden»?1
Ja.
Hoeveel ton recyclingsgranulaat wordt er jaarlijks in Nederlandse natuur- of bospaden verwerkt en hoeveel ton plastic, ijzerdraad, rubber, gips of andere vormen van verontreiniging bevat dit?
Op landelijk niveau bestaat hierin geen inzicht. Op het toepassen van recyclinggranulaat als bouwstof rust geen meldingsplicht.
Kunt u garanderen dat er geen schadelijke stoffen, zoals asbest of lood, in het bouwmateriaal (recyclingsgranulaat) zitten?
Een producent dient middels een NL-SBS certificaat aan te tonen dat wordt voldaan aan de gestelde milieueisen uit de Bodemregelgeving. Hier zijn ook normen voor asbest en lood opgenomen. De wijze van systeemtoezicht is beschreven in de inleiding.
Kunt u bevestigen dat het storten (in de natuur) van vermalen bouwafval met daarin plastic en andere soorten verontreiniging geen onderdeel is van de circulaire economie?
In een circulaire economie willen we materialen zo lang mogelijk in de materiaalkringloop houden. Daar is het beleid ook op gericht. Kunststof materialen worden zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt. De verontreinigingen met plastic in recyclinggranulaat is inherent aanwezig in het bouw- en sloopafval. Denk bijvoorbeeld aan ingefreesde leidingen. Dit is niet vooraf te scheiden en hoogwaardig te verwerken. Verwerkende bedrijven maken deze stroom na vermalen zo schoon mogelijk, zodat het recyclinggranulaat aan de gestelde normen voldoet. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil daarbij wel kijken of ik voor recyclinggranulaat de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug.
Wat is de stand van zaken en de mogelijke uitkomst van het onderzoek naar microplastics in de natuur en bosgebieden?
Er is mij geen onderzoek bekend naar microplastics in natuur- en bosgebieden. Wel laat ik het RIVM onderzoek doen naar microplastics in de bodem. De bevindingen van dit onderzoek verwacht ik in het eerste kwartaal van 2022.
Deelt u de mening dat elke vorm van plasticvervuiling in de natuur voorkomen moet worden?
Ja, waar mogelijk moet plasticvervuiling zoveel mogelijk voorkomen worden.
Daar zet het kabinet vol op in, bijvoorbeeld door het verbod op gratis plastic tasjes, de implementatie van de Single Use Plastics richtlijn en het invoeren van statiegeld op kleine flesjes en blikjes.
Onderschrijft u dat het maken van strengere afspraken met aannemers, zoals Staatsbosbeheer voorstelt, niet de gewenste route is, omdat vervuilende stoffen dan nog steeds in ons leefmilieu komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van recyclingsgranulaat met vervuilende stoffen voor paden in natuurgebieden en open landschappen te verbieden?2
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Omdat hier enige tijd overheen zal gaan en er nu juist door Staatsbosbeheer initiatieven worden ontplooid om met andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken, wil ik dat initiatief ondersteunen en bezien of we met deze partijen tot afspraken kunnen komen.
Beaamt u dat de overheid en andere terreinbeheerders, zoals waterschappen, gemeentes, provincies en natuurbeschermingsorganisaties een voorbeeldfunctie hebben om (zwerf)afval en de verspreiding van microplastics te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken welke lokale en natuurvriendelijke materialen ingezet kunnen worden voor natuurpaden?
Zie antwoord vraag 7.
Het afwijzen van gesprekken over de SUP-richtlijn op grond van artikel 5, derde lid van het WHO-kaderverdrag |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van uw ministerie1 over het afwijzen van gesprekken over de Europese richtlijn voor minder wegwerpplastic in zee (hierna: SUP-richtlijn) op grond van artikel 5, derde lid van het Kaderverdrag van de World Health Organization (hierna: WHO-kaderverdrag)?
Ja, in deze brief is het standpunt van het ministerie aangaande contacten met de tabaksindustrie kenbaar gemaakt.2
Wat is volgens u het beoogde doel van artikel 5, derde lid van het WHO-kaderverdrag?
Het doel van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging is om huidige en toekomstige generaties te beschermen tegen de, zoals in het verdrag beschreven, verwoestende gezondheidseffecten en sociale, milieukundige en economische gevolgen van tabaksconsumptie en blootstelling aan tabaksrook. Dit verdrag beoogt een kader te bieden voor maatregelen ten behoeve van tabaksontmoediging die door de verdragspartijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau moeten worden uitgevoerd om tabaksgebruik en blootstelling aan tabaksrook permanent en substantieel te verminderen. Tabaksontmoedigingsbeleid is van evident belang.
Artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Op grond van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag, is de Nederlandse overheid en daarmee het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zeer terughoudend in contacten met de tabaksindustrie. Dit om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het beleid. Voor alle soorten van contacten tussen de (Rijks)overheid en de tabaksindustrie die wel nodig zijn staan transparantie en zakelijkheid voorop.
Wat is de juridische onderbouwing voor het weigeren van gesprekken met betreffende organisaties over de uitvoeringstechnische implementatie van de SUP-richtlijn op grond van artikel 5, derde lid van het WHO-kaderverdrag, terwijl het geen volksgezondheidsbeleid betreft?
De onderbouwing volgt uit artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Voor Nederland is dit verdrag op 27 april 2005 in werking getreden. Het betreffende artikel heeft betrekking op al het beleid dat overheden voeren t.a.v. tabak. Nederland heeft een verduidelijking van de invulling van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag opgesteld die van toepassing is op het gehele overheidsbeleid.3 Deze verduidelijking is ook van toepassing op het voorliggende onderwerp. En in dit geval is er ook een duidelijk verband met het tabaksontmoedigingsbeleid van de overheid, zie verder het antwoord op vraag 4.
Deelt u de opvatting dat het voeren van gesprekken met betreffende organisaties over uitvoeringstechnische kwesties is toegestaan op grond van het Nederlandse artikel 5 lid 3 protocol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom bent u niet in gesprek gegaan?
Sigarettenfilters komen veel voor in het zwerfafval en bevatten plastics en andere schadelijke stoffen. De Single-Use-Plastic-richtlijn verplicht daarom om voor filters van tabaksproducten o.a. een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) in te voeren die de kosten dekt van o.a. het opruimen en een specifieke inzamelstructuur voor de openbare ruimte. Deze UPV wordt vormgegeven via een ministeriële regeling die uiterlijk 5 januari 2022 wordt gepubliceerd en volgens de richtlijn op 5 januari 2023 in werking moet treden. Deze ministeriële regeling wordt in nauwe afstemming met VWS opgesteld, teneinde de conformiteit met het tabaksontmoedigingsbeleid te waarborgen. Indien er na het opstellen van de ministeriële regeling uitvoeringskwesties zijn waarvoor contacten met de sector noodzakelijk zijn, dan zullen die gesprekken te zijner tijd worden gevoerd binnen de genoemde kaders van zakelijkheid en transparantie.
Deelt u de opvatting dat voor een juiste implementatie van de SUP-richtlijn met alle relevante partijen de benodigde informatie moet worden uitgewisseld om organisaties de kans te bieden om aan de wet- en regelgeving te kunnen voldoen die voortvloeit uit de SUP-richtlijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om alsnog in gesprek te gaan met de betreffende organisaties?
De tabaksindustrie is, in lijn met het WHO-kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, een uitzondering op deze regel.
Hoe waarborgt u de juiste implementatie van de SUP-richtlijn als het gaat om sigarettenfilters, indien u niet bereid bent om gesprekken te voeren met de betreffende organisaties?
De UPV wordt vormgegeven via een ministeriële regeling die uiterlijk 5 januari 2022 wordt gepubliceerd en volgens de richtlijn op 5 januari 2023 in werking moet treden. Deze ministeriële regeling zal ook ter consultatie worden voorgelegd. Het staat de tabaksindustrie dan vrij een reactie in te sturen. Zie in aanvulling het antwoord op vraag 4.
Hoe gaat u de vragen beantwoorden van de betreffende organisaties die noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van wet- en regelgeving die voortvloeit uit de SUP-richtlijn?
Indien er na het opstellen van de ministeriële regeling uitvoeringskwesties zijn waarvoor contacten met de sector noodzakelijk zijn, dan zullen die gesprekken t.z.t. worden gevoerd binnen de genoemde kaders van zakelijkheid en transparantie.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Bij deze heb ik aan uw verzoek voldaan.
Worteldoeken in Nederlandse rivieren |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Rijkswaterstaat moet niet-functionele worteldoeken opruimen»1 en «Langs Nederlandse oevers ligt meer plastic afval dan in het meest vervuilde stuk oceaan»?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat door Rijkswaterstaat aangebracht worteldoek (geotextiel) de komende decennia in kleine stukjes zal fragmenteren en in het milieu terechtkomt? Deelt u de zorgen daarover?
In algemene zin deel ik uw zorgen over plastic dat in het milieu terecht komt, of dit nu gaat om geotextiel of andere vormen van plastic.
In oeverbeschermingsconstructies worden sterke vormen van geotextiel gebruikt, omdat voor oeverbescherming een lange levensduur belangrijk is (50–100 jaar). Hiermee wordt voorkomen dat de onderliggende grond uitspoelt, zodat de beschermingsconstructie op zijn plaats blijft liggen. Worteldoek, waar de berichtgeving naar verwijst, is een geotextiel dat wordt gebruikt tegen onkruidbestrijding, bijvoorbeeld in tuinen of langs wegen. Er bestaan verschillende varianten van worteldoek. De biologisch afbreekbare variant is ontworpen om binnen 3–5 jaar af te breken. Deze is daarom niet geschikt voor oeverbeschermingsconstructies.
Omdat geotextiel in oeverbeschermingsconstructies wordt afgedekt met steen is de kans beperkt dat het losraakt en gefragmenteerd in het milieu terecht komt. De toplaag van stenen kan in extreme situaties door het water worden weggeslagen, waardoor het geotextiel bloot komt te liggen. Dit geotextiel is – als het nog vast zit – nog steeds een functioneel deel van de oeverbeschermingsconstructie. Het hoeft dan niet te worden verwijderd, maar moet opnieuw worden bedekt met stenen.
Het kan evenwel niet helemaal worden uitgesloten dat er sprake is van losliggend geotextiel, dat niet meer vast zit en dus geen functioneel onderdeel meer is van de oeverbeschermingsconstructie. Bijvoorbeeld door losraken bij extreme weersomstandigheden of het onnauwkeurig bijsnijden van geotextiel bij onderhoudswerkzaamheden. Dat is uiteraard niet wenselijk.
Opdrachtnemers van Rijkswaterstaat inspecteren de oevers, conform de gemaakte afspraken. De opdrachtnemers hebben de verplichting om afval op te ruimen na herstelwerkzaamheden en de algemene verplichting om zwerfafval op te ruimen. Ook medewerkers van Rijkswaterstaat zijn regelmatig aanwezig bij de rivieroevers en melden onregelmatigheden bij de opdrachtnemers.
Bent u zich ervan bewust dat niet-opgeruimd worteldoek op den duur fragmenteert, en daarmee (micro)plastics in het milieu achterlaat?
Ik ben me ervan bewust dat alle vormen van rondzwervend plastic op den duur fragmenteren tot microplastics. Daarom wordt dit zoveel mogelijk opgeruimd en doet Rijkswaterstaat, in het kader van het beleidsprogramma microplastics, momenteel onderzoek naar het vóórkomen van en de samenstelling van (macro en micro) kunststof in de rivieren en ontwikkelt daartoe in samenwerking met buitenlandse partners een monitoringssystematiek microplastics. Dat geeft ons meer informatie over de samenstelling van het totale zwerfafval langs en in rivieren; mogelijk levert dit ook informatie op over het aandeel geotextiel hierin. Ook stimuleert en faciliteert Rijkswaterstaat innovatieve oplossingen om afval uit het water te vangen of op te ruimen.
Hoeveel worteldoek in/rondom Nederlandse rivieren heeft op dit moment geen functie/is afgeschreven?
Geotextiel is onderdeel van oeverbeschermingsconstructies. Rijkswaterstaat beheert ruim 1.200 km aan rivieroevers, die grotendeels met dergelijke constructies beschermd zijn. Er zijn geen cijfers voorhanden over het geotextiel dat geen functie meer heeft.
Kan worteldoek dat geen functie meer vervult, wat u betreft beschouwd worden als afval? Bent u het met ermee eens dat worteldoek zonder functie, net als afval, opgeruimd moet worden?
Losliggend geotextiel – dat derhalve geen functie meer vervult – wordt in opdracht van Rijkswaterstaat door aannemers opgeruimd en verwerkt als afval, conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
Wat is de stand van zaken van de invoering van het door Rijkswaterstaat gesuggereerde alternatief voor plastic worteldoek, dat biologisch afbreekbaar zou zijn?
Biobased worteldoek heeft een gemiddelde levensduur van 3–5 jaar en is daarom niet geschikt voor toepassing in oeverbeschermingsconstructies langs rivieren. Voor langdurige oeverbescherming is het belangrijk dat geotextiel een lange levensduur heeft: 50–100 jaar. Daarom wordt geotextiel als onderdeel van de oeverbeschermingsconstructies toegepast.
Voor de toepassing van geotextiel in oeverbeschermingsconstructies, is het geotextiel dat op dit moment wordt toegepast door Rijkswaterstaat de meest duurzame methode; dit is vastgesteld op basis van de Milieu Kosten Indicator (MKI)-score. Rijkswaterstaat blijft ook andere bouwmethoden en materialen onderzoeken, omdat de overheid in 2050 volledig duurzaam en circulair wil werken. Verder stimuleert Rijkswaterstaat opdrachtnemers en leveranciers in de aanbestedingseisen om duurzame bouwmethoden en materialen te gebruiken. Ook wordt er een CROW-commissie opgezet om het verduurzamen van geotextielen te onderzoeken.
Vervult deze biodegradeerbare versie (biodoek) van worteldoek dezelfde functie(s) als het door Rijkswaterstaat veelvuldig gebruikte worteldoek in de Nederlandse rivieren?
Nee, ik verwijs naar de beantwoording van vraag 2 en vraag 6.
Kunt u bevestigen dat het door Rijkswaterstaat genoemde «bioworteldoek» alleen wordt afgebroken in industriële composteerinstallaties, en dus niet in het milieu vergaat tot humus, zoals Rijkswaterstaat stelt?
Biobased worteldoek wordt, zoals bij vraag 6 toegelicht, niet in opdracht van Rijkswaterstaat toegepast in oeverbeschermingsconstructies langs rivieren.
Dit materiaal is niet geschikt voor deze toepassing.
Bent u het ermee eens dat het zogenoemde biodoek geen verbeteringen oplevert met betrekking tot zwerfafval ten opzichte van het huidige worteldoek, en dat ook biodoek opgeruimd moet worden wanneer het niet langer de beoogde functie vervult?
In algemene zin geldt dat alle losliggende materialen moeten worden opgeruimd. Biobased worteldoek wordt niet in opdracht van Rijkswaterstaat toegepast bij oeverbeschermingsconstructies langs rivieren.
Klopt het dat dit soort geotextielen, wanneer door Rijkswaterstaat en samenwerkende aannemers aanpassingen worden gedaan in riviergebied, niet worden opgeruimd wanneer het geen functie meer vervult?
De werkwijze is, dat zowel zwerfafval, als materialen die geen nuttige toepassing meer hebben – waaronder losliggend geotextiel – worden opgeruimd en afgevoerd conform vigerende wet- en regelgeving (zie ook de beantwoording van de vragen 4 en 6).
Klopt het dat Rijkswaterstaat en zijn partners het grootschalig aanbrengen van plastic in rivieren niet registreren (op tekeningen), in tegenstelling tot wat met bijvoorbeeld kabels en leidingen gebeurt in het Nationaal Georegister?
Rijkswaterstaat registreert voor eigen gebruik bouwtekeningen van constructies, in zijn eigen systemen. Geotextiel dat wordt toegepast als onderdeel van oeverbeschermingsconstructies, wordt op deze bouwtekeningen geregistreerd.
Bent u bereid een project op te starten waarbij worteldoek zonder functie om/nabij de Nederlandse rivieren grootschalig wordt opgeruimd?
Het signaleren en opruimen van losliggende materialen is reeds onderdeel van de afspraken tussen de opdrachtnemers en Rijkswaterstaat voor het beheer en onderhoud van de rivieren en uiterwaarden. Daarom zie ik nu geen aanleiding om een specifiek opruimproject op te starten.
Bent u bereid om het opruimen van worteldoek mee te nemen in aanbestedingen bij projecten in/rondom rivieren?
Het signaleren en opruimen van losliggende materialen is reeds onderdeel van de afspraken tussen de opdrachtnemers en Rijkswaterstaat voor het beheer en onderhoud van de rivieren en uiterwaarden. Onderdeel daarvan is ook de verplichting om afvalstoffen conform geldende wet- en regelgeving te verwijderen.
Bent u bereid het aanbrengen van plastic (worteldoek) in de grond nabij rivieren in de toekomst in beeld te laten brengen op tekeningen via een toegankelijk register, beginnende met nieuwe projecten?
Zie de beantwoording van vraag 11. Rijkswaterstaat registreert bouwtekeningen voor de eigen beheerwerkzaamheden. Geotextiel wordt (vrijwel) overal langs rivieren toegepast waar sprake is van oeverbeschermingsconstructies.
De petitie ‘Terug naar schoner gft-afval voor nog schonere compost’. |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de petitie «Terug naar schoner gft-afval voor nog schonere compost»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat schoner groente-, fruit- en tuinafval (gft) cruciaal is voor het kunnen hergebruiken van deze afvalstroom?
Ja, schoon gft-afval zonder vervuiling is cruciaal voor de recycling ervan als hoogwaardige gft-compost.
Hoe helpen het Aanvalsplan kwaliteit gft en textiel en de aan gemeentes aangeboden stappenplannen en interventiestrategieën bij het verbeteren van de kwaliteit van het ingezamelde gft-afval?
In het Aanvalsplan gft-afval en textiel zijn aanknopingspunten benoemd om samen met de gemeenten, inzamelaars en verwerkers een beter inzicht te krijgen in de omvang van mogelijke problemen, een indicatie van de herkomst daarvan en aangrijpingspunten voor oplossingen. In de handreiking Aanpak vervuiling gft-afval en textiel worden gemeenten stappenplannen en interventiestrategieën geboden. De handreiking Kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten ondersteunt gemeenten en inzamelaars die verwerking in de markt gaan zetten om kwaliteit mee te nemen in aanbestedingen. De Wel/niet lijst gft-afval met bijbehorend communicatiemateriaal is gericht op de consument om duidelijkheid te geven over wat er wel of niet in de gft-bak mag. Voor nadere informatie verwijs ik naar de website www.vang-hha.nl.
Zijn deze vanuit het Rijk aangeboden hulpmiddelen voldoende om de kwaliteit zo te verhogen dat van dit gft ook compost kan worden geproduceerd dat aan de steeds strengere eisen voor compost voor bodemverbetering voor landbouw voldoet?
De aangeboden hulpmiddelen grijpen aan op alle schakels in de keten, van consument tot verwerker. Het borgen van de kwaliteit vraagt inzet van al deze schakels. Daarnaast is het van belang dat deze schakels ook daadwerkelijk samenwerken om de gewenste kwaliteit van zowel gft-afval als de compost te realiseren. Ik heb inmiddels kunnen constateren dat de wil daartoe aanwezig is, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Aanvalsplan, dat is opgesteld samen met NVRD en de Vereniging Afvalbedrijven. De focus op kwaliteit wordt voortgezet in het Uitvoeringsprogramma VANG-huishoudelijk afval 2021–2025. Ik verwacht dat deze inzet zal leiden tot een nog betere samenwerking in de keten, een hogere transparantie en daarmee tot het verder verhogen van de kwaliteit van het ingezamelde gft-afval. Door monitoring van de kwaliteit en de communicatie daarover tussen gemeenten en verwerkers zal blijken waar eventueel aanvullende interventies nodig zijn. Daartoe onderhoud ik intensief contact met de ketenpartners.
Wat vindt u van de oproep in deze petitie om samen met gemeenten een kwaliteitsnorm voor ingezameld gft-afval in te voeren van maximaal 2% vervuiling?
Gemeenten en verwerkers zijn vrij om eisen voor maximale verontreiniging van gft-afval op te nemen in hun onderlinge contracten en ik waardeer het positief als zij dit daadwerkelijk doen. Ook hierbij geef ik ondersteuning, namelijk via de handreiking Kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten. Inmiddels blijkt dat deze eisen reeds in een aantal aanbestedingscontracten zijn opgenomen.
Denkt u dat het afspreken van recycledoelstellingen in aanvulling op of ter vervanging van de Van Afval Naar Grondstof (VANG)-doelstelling voor gemeenten kan bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van gescheiden inzameling van afvalstromen? En zo ja, bent u bereid om deze mogelijkheid verder te onderzoeken?
Een recycledoelstelling voor gemeenten is een indirecte en daarmee moeilijk stuurbare doelstelling. Gemeenten zijn immers niet zelf de partij die recyclet. De verwachting is dan ook dat een dergelijke doelstelling voor gemeenten tot ingewikkelde administratieve systemen en een stijging van de administratieve lasten leidt. Een recycledoelstelling voor gemeenten acht ik dan ook niet het middel om de kwaliteit van de afvalscheiding te bevorderen. Een motie van het lid Wassenberg hieromtrent2 is eerder door de Kamer verworpen. Ook ben ik in mijn brief aan de Kamer van 9 oktober 2019 «Voortgang diverse initiatieven circulaire economie»3 ingegaan op dit onderwerp.
Ik onderschrijf dat de kwaliteit van afvalscheiding moet worden verhoogd. Hier zet ik samen met de NVRD en de VA ook op in via meerdere sporen. Ik verwacht dat de ingezette acties zullen leiden tot een betere kwaliteit.
In het kader van het nieuwe Uitvoeringsprogramma huishoudelijk afval 2021–2025 zal het realiseren van hoogwaardige recycling centraal staan. Vanuit deze gezamenlijke ambitie worden alle schakels in de keten aangespoord om te werken aan de kwaliteit van de deelstromen van afvalscheiding, het ingeslagen pad tot kwaliteitsverbetering te bestendigen en hoogwaardige recycling te realiseren.
Welke andere mogelijkheden onderzoekt u om de kwaliteit van gft-afval te verhogen?
Bent u het eens met de stelling dat wegwerplogo’s op verpakkingen voor gft-afval in lijn moeten zijn met de weggooiwijzers (zogenaamde wel/niet-lijsten) van Rijkswaterstaat?
Ja. Ik vind eenduidige communicatie naar de consument van belang. Verpakkingen horen niet in het gft. De wegwerpwijzer van Milieucentraal en de Wel/niet-lijst gft-afval van Rijkswaterstaat zijn daar duidelijk over.
Bent u bereid een verbod in te stellen op logo's op verpakkingen die onterecht aangeven dat de verpakking bij het gft-afval mag worden gegooid?
Logo’s op verpakkingen die onterecht aangeven dat deze bij het gft zouden mogen leiden bij de burger tot misverstanden over het scheiden van het afval. Ik zal onderzoeken welke maatregelen, inclusief wettelijke, mogelijk zijn.
Het bericht ‘Doorgeschoten overheidsbeleid leidt tot vervuiling in plastic afval’ |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Doorgeschoten overheidsbeleid leidt tot vervuiling in plastic afval»?1
Ja
Bent u bekend met de conclusies van meerdere onderzoeken dat sturen op restafvalreductie een averechts effect heeft op afvalscheiding? Wat vindt u van deze conclusies? Erkent u dat sturen op restafvalreductie averechts werkt?
De afgelopen jaren is gestuurd op kwalitatief goede afvalscheiding, naast vermindering van de hoeveelheid restafval, zodat er deelstromen ontstaan die geschikt zijn voor hoogwaardige recycling. Dit beleid heeft succes: de hoeveelheid restafval vermindert gestaag zo blijkt uit gegevens van het CBS. Er is niet gebleken van een eenduidige relatie tussen sturen op restafval en een vermindering van de kwaliteit van de reststromen van afvalscheiding. Wel is gebleken dat het te ver verlagen van de service op de inzameling van restafval kan leiden tot een slechtere kwaliteit PMD als deze aanpassing van de service niet tezamen gaat met de juiste en voldoende communicatie en handhaving. Zo heeft onderzoek van het Learning Centre Kunststof Verpakkingsafval2 naar voren gebracht dat vervuiling in het PMD niet het gevolg is van de keuze voor PMD, maar het gevolg van de andere karakteristieken van het afvalinzamelsysteem, zoals de inzamelfrequentie, de hoogte van tarieven voor restafval of het al dan niet toepassen van omgekeerd inzamelen.
Afhankelijk van de lokale situatie moet hierin door de gemeente de juiste balans worden gevonden. Het rapport PMD: Handvatten voor kwaliteitsverbetering3, dat werd opgesteld in opdracht van het Platform Keten Optimalisatie, biedt hiervoor aangrijpingspunten.
Klopt het dat het percentage plastic dat wordt afgekeurd, landelijk steeds groter wordt en dat in Twente de afgelopen vijf maanden zelfs 90% van de plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons (pmd) is afgekeurd? Hoe verklaart u deze ontwikkeling en wat gaat u hiertegen doen?
Er zijn geen aanwijzingen dat het percentage plastic dat wordt afgekeurd landelijk steeds groter wordt. Recentelijk is door gemeenten en het verpakkende bedrijfsleven afgesproken de kwaliteit van het ingezamelde pmd te verbeteren, hetgeen resulteert in scherpere kwaliteitseisen. Als het ingezamelde pmd niet voldoet aan de afgesproken kwaliteitseisen wordt dit afgekeurd en beschouwd als restafval. In dit nieuwe kader wordt naar individuele gemeenten gerapporteerd over afzonderlijke partijen ingezameld pmd, hetgeen leidt tot meer meldingen, aangezien in het oude kader afzonderlijke partijen pmd werden samengevoegd tot één geheel waardoor deze elkaar onderling compenseerden.
Gebleken is dat bij de betrokken Twentse gemeenten de kwaliteit van de betreffende ingezamelde pmd-partijen niet voldeed aan de afgesproken kwaliteitseisen. Dit is een specifieke situatie waarin momenteel door betrokkenen naar een oplossing wordt gezocht.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen afvalbeleid en hoe zij dit inrichten, rekening houdend met de specifieke omstandigheden. Ik ondersteun hen op verschillende manieren bij het realiseren van een goede afvalscheiding, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 4 en 6. Daarnaast streef ik ernaar om samen met de ketenpartners uit het Platform Ketenoptimalisatie de komende jaren de dataset te vergroten zodat inzicht en sturingsmogelijkheden met betrekking tot de kwaliteit van de pmd-fractiestroom worden versterkt.
Klopt het dat het pmd-afval dat wordt afgekeurd, moet worden verbrand en zorgt dat voor hogere kosten voor gemeenten? Klopt het dat deze hogere kosten middels de afvalstoffenheffing vaak door de burger worden betaald? Welke maatregelen gaat u aanbevelen aan gemeenten om de verbranding van afval te reduceren?
Ja, dit is correct. Als de pmd-fractie te veel verontreiniging bevat, is het plastic daaruit niet geschikt voor recycling en dient dit te worden beschouwd als restafval dat tegen kosten wordt verbrand. Gemeenten ontvangen voor deze niet te recyclen stroom geen vergoeding van het verpakkend bedrijfsleven en dragen derhalve deze kosten. Ik ondersteun gemeenten bij hun inzet om hun afval beter te scheiden en zo de hoeveelheid restafval die moet worden verbrand te verminderen en daarmee de kosten voor de burger te verlagen. Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten, zoals financiële prikkels, communicatie met hun inwoners, goede dienstverlening, controles van gescheiden afvalstromen, feedback geven aan hun inwoners, handhaving en monitoring van de kwaliteit. Ik ondersteun hen bij hun inzet, onder meer via communicatiemiddelen, bijeenkomsten voor verwerven en delen van kennis, ondersteuning bij het opnemen van kwaliteit in afvalcontracten, benchmarking, de Zelfbeoordelingstool pmd-inzameling en via ondersteuning ter plaatse.
Klopt het dat mensen die afval scheiden in sommige gemeenten meer moeten betalen dan mensen die dat niet doen, zoals in de gemeente Bunschoten? Deelt u de opvatting uit het artikel dat er in dergelijke gevallen sprake is van een boete op goed gedrag? Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke situaties in gemeenten te ontmoedigen?
Verschillen tussen gemeenten met betrekking tot de afvalstoffenheffing kunnen verschillende lokale oorzaken hebben. Algemeen geldt dat bronscheiding leidt tot minder reststromen die verbrand moeten worden, daarmee worden ook de kosten van verbranden vermeden. Gemeenten die bronscheiding hebben ingevoerd in combinatie met gedifferentieerde tarieven voor afvalinzameling (diftar) hebben gemiddeld nog lagere afvalbeheerkosten. In 2020 bedragen de kosten in gemeenten met diftar gemiddeld 237 euro per huishouden. In gemeenten waar een vast tarief wordt geheven ongeacht de grootte van het huishouden bedragen de kosten 309 euro per huishouden. Een analyse bij 25 gemeenten die overschakelden naar diftar laat zien dat de kosten veelal direct met 20–30% daalden.
Het naleven van de gemeentelijke regels voor afval scheiden kan door de gemeente worden bevorderd door een goede dienstverlening voor het inzamelen van restafval, communicatie met haar inwoners en door handhaving. Ik ondersteun gemeenten hierbij op verschillende manieren, zoals aangegeven bij de antwoorden op vraag 4 en 6.
Klopt het dat het afvalbeleid van gemeenten erg verschillend kan zijn? In welke mate bent u bereid om de kennisdeling tussen gemeenten te bevorderen? Zouden bijvoorbeeld de «best practices» in Nederland op het gebied van afvalbeleid met alle gemeenten gedeeld kunnen worden?
De uitvoering van het afvalbeleid kan verschillen tussen gemeenten. Gemeenten kunnen zelf het beste afwegen hoe zij hun afvalbeleid wensen vorm te geven, rekening houdend met de specifieke eigenschappen van de individuele gemeente.
Ik ondersteun de gemeenten al intensief met kennis en bij het onderling delen van ervaringen. Dat doe ik onder meer met kennisbijeenkomsten, de Benchmark Huishoudelijk Afval waaraan jaarlijks ca. 200 gemeenten deelnemen en het project Afvalscheiding in de hoogbouw dat heeft geresulteerd in het Netwerk Innovatie Stedelijke Afvalinzameling, waaraan ca. 20 grote steden deelnemen.
Klopt het dat u tijdens de begrotingsbehandeling aangaf dat tussen 2015 en 2019 de hoeveelheid restafval per persoon met 25% is gedaald? In welke mate is in dit percentage rekening gehouden met de gestegen vervuiling in pmd-afval? Kunt u een uitgebreide berekening verstrekken van de door u genoemde 25% daling?
Bij de start van het uitvoeringsprogramma Van Afval naar Grondstof (VANG) in 2015 was de hoeveelheid restafval ca. 240 kg per persoon per jaar. In 2019 is deze hoeveelheid 180 kg, zo blijkt uit gegevens van het CBS. Dit komt neer op een daling van 25% ((240–180)/240=0,25=25%).
De aangegeven afname van 25% heeft alleen betrekking op de afname van de hoeveelheid restafval bij de inzameling door gemeenten en/of het nagescheiden restafval. Ik merk hierbij op dat de vermindering van de hoeveelheid restafval maar in beperkte mate is gerealiseerd door de pmd-fractie. Immers, deze fractie heeft vooral veel volume, terwijl de gft-fractie juist een belangrijke bijdrage levert op gewichtsbasis.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er wederom honderden containers overboord zijn geslagen in de Noordzee |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er wederom honderden containers overboord zijn geslagen in de Noordzee?1
Ja dat heb ik. Daags na dit bericht werd bekend, dat er geen containers zijn aangetroffen. Nederlandse vissersschepen hebben op 8 december melding gemaakt bij de Nederlandse Kustwacht en via twitter, dat zij containers hebben waargenomen op de zeebodem in Duitse wateren. De vissers wijzen naar containerschip Munich Maersk als vermoedelijke oorsprong van het containerverlies. De Munich Maersk was op weg van Bremerhaven naar Göteborg.
De Duitse Kustwacht heeft na onderzoek geen containers of drijvende lading aangetroffen. De reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren.
Welke route voer het betreffende schip dat de containers verloor?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de verwachte milieuschade in Duitse en Nederlandse wateren?
Er is geen milieuschade.
Was er sprake van stormachtige weersomstandigheden?
Tijdens de zeereis van de Munich Maersk op 2 en 3 december van Bremerhaven naar Göteborg waren de weersomstandigheden goed met maximum golfhoogten van 3 tot 3,5m. Er was geen sprake van storm en het schip voer niet op de noordelijke of zuidelijke route boven de Wadden. Er is daarom ook geen waarschuwing afgegeven door de Nederlandse of Duitse Kustwacht.
Heeft de Nederlandse of Duitse kustwacht het schip geadviseerd een andere route te nemen, en zo ja, heeft de kapitein van het schip dit advies opgevolgd?
Zie antwoord vraag 4.
Zou het varen van een andere route de potentiële milieuschade hebben verminderd?
Zie mijn antwoord op vragen 3, 4 en 5.
Hoe groot acht u de kans op verder containerverlies langs het waddengebied, aangezien het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) betreffende de MSC Zoe concludeerde dat een dergelijke ramp «morgen weer kan gebeuren» en het gisteren opnieuw is gebeurd? Hoeveel kosten (zowel financieel als op het gebied van natuur en vervuiling) brengt dit met zich mee? Wat gaat u op korte termijn doen om dit tegen te gaan?
Containers horen niet overboord te vallen, en ik doe er alles aan om dit zoveel mogelijk te voorkomen. In mijn kabinetsreactie op het OvV rapport heb ik aangegeven wat ik al heb gedaan om containerverlies tegen te gaan en wat ik nog meer ga doen, zoals het verbreden van de advisering en de informatievoorziening aan containerschepen door de Kustwacht, acties in IMO en vervolgonderzoek.
Bent u het eens met de stelling dat het écht klaar moet zijn met containerverlies op routes langs het kwetsbare waddengebied?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid zo snel mogelijk een trilaterale top te organiseren met Duitsland en Denemarken om te spreken over het sluiten van de zuidelijke Waddenroute?
Er heeft op 7 december jl. opnieuw overleg plaatsgevonden met Duitsland en Denemarken over de mogelijkheid van het sluiten van de zuidelijke route via het IMO-traject. Daarbij zijn de zorgen van de Kamer overgebracht. Dit overleg heeft nog niet tot nieuwe inzichten geleid. Ik ben van harte bereid zelf contact op te nemen met mijn Duitse en Deense collega, maar ik herhaal mijn waarschuwing uit het AO Maritiem van 3 december jl. voor al te hoog gespannen verwachtingen.
Kunt u toelichten wat voor maatregelen u, in samenwerking met Duitse overheden, treft tegenover het bedrijf dat eigenaar is van het betreffende containerschip?
Zie antwoord 1 en 2. Er zijn geen containers aangetroffen en er is dus geen reden om maatregelen tegen de scheepseigenaar te treffen of kosten te vorderen.
Bent u bereid de maatschappelijke kosten terug te voeren op de eigenaar van dit containerschip?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het VAO Maritiem?
Met deze beantwoording heb ik aan dit verzoek voldaan.
Berichten dat opnieuw een containerramp heeft plaatsgevonden bij de Waddenzee |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichten «Containers slaan 100 mijl boven Schiermonnikoog van boord in Duits deel Waddenzee»1 en «Mogelijk tot 200 containers overboord in Noordzee»?2
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Klopt het dat een nieuwe scheepsramp heeft plaatsgevonden ten noorden van de Waddeneilanden? Kunt u bevestigen dat het mogelijk zelfs om 200 containers zou gaan, waarmee de ramp bijna dezelfde omvang heeft als de ramp met de MSC Zoë?
Nederlandse vissersschepen hebben op 8 december melding gemaakt bij de Nederlandse Kustwacht en via twitter, dat zij containers hebben waargenomen op de zeebodem in Duitse wateren. De vissers wijzen naar containerschip Munich Maersk als vermoedelijke oorsprong van het containerverlies. De Duitse Kustwacht heeft na onderzoek geen containers of drijvende lading aangetroffen. De reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren.
Kunt u aangeven of deze ramp plaatsgevonden heeft op de noordelijke of de zuidelijke vaarroute door de Waddenzee?
Zie mijn antwoord op vraag 2: er zijn geen containers aangetroffen. De Munich Maersk heeft een vaarroute gevaren tussen Bremerhaven en Göteborg.
Klopt het dat de Duitse Kustwacht inmiddels een onderzoek in gang heeft gezet om de oorzaak van deze ramp te achterhalen? Wanneer is Nederland hiervan door Duitsland op de hoogte gesteld? Welke rol zal Nederland spelen bij dit onderzoek?
De Duitse Kustwacht heeft op 9 december het kustwachtvaartuig ms «Neuwerk» naar de door de vissers opgegeven locatie gestuurd. Hiervan is de Nederlandse Kustwacht gelijk op de hoogte gesteld. Op 10 december meldde de Duitse Kustwacht dat er op en rond de gemelde positie géén containers op de zeebodem zijn aangetroffen en ook geen drijvende lading. De Nederlandse Kustwacht heeft op 9 december een vliegtuig ingezet. Ook deze heeft geen drijvende lading aangetroffen.
Weet u of door het betreffende containerschip een melding is gedaan over het verlies van containers aan Nederlandse of Duitse Kustwacht?
Er is geen melding gedaan, aangezien de reder van de Munich Maersk aangeeft geen containers te zijn verloren.
Klopt het dat reders verplicht zijn om verloren containers te melden? Wanneer heeft de Kustwacht de eerste melding van het incident precies binnengekregen? Is hiermee aan de meldplicht voldaan? Zo nee, wat zijn hiervan de consequenties?
Ingeval lading wordt verloren moet de veroorzaker dit melden aan de betreffende kuststaat. Zie verder antwoord 5.
Heeft Nederland of Duitsland stappen gezet om te voorkomen dat andere schepen met de drijvende containers in aanvaring kunnen komen met alle mogelijke gevolgen van dien?
De Duitse Kustwacht heeft na melding van de vissersschepen op 8 december een Bericht aan Zeevarenden uitgedaan om de scheepvaart en visserij voor gevaar te waarschuwen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Bent u, om welke route het ook gaat, bereid om zo spoedig mogelijk opnieuw samen met Duitsland tegen het licht te houden of de toegang tot de routes bij stormachtige omstandigheden beperkt moet worden? Zo nee, waarom niet en welke andere maatregelen denkt u te kunnen nemen om herhaling van een dergelijke ramp dit stormseizoen te voorkomen?
Er heeft op 7 december jl. opnieuw overleg plaatsgevonden met Duitsland en Denemarken over de mogelijkheid van het sluiten van de zuidelijke route via het IMO-traject. Daarbij zijn de zorgen van de Kamer overgebracht. Dit overleg heeft nog niet tot nieuwe inzichten geleid. Ik ben van harte bereid zelf contact op te nemen met mijn Duitse en Deense collega, maar ik herhaal mijn waarschuwing uit het AO Maritiem van 3 december jl. voor al te hoog gespannen verwachtingen.
Kunt u aangeven of deze ramp aanleiding geeft om versneld te kijken hoe de Kustwacht aanvullende bevoegdheden kan krijgen in actieve verkeersbegeleiding zoals opgeroepen in de recent aangenomen motie Schonis/Postma?3 Bent u bereid deze maatregel ook aan te kaarten bij Duitsland?
In de kabinetsreactie op het OvV-rapport over de MSC Zoe heb ik aangegeven dat ik de komende periode met onder andere de Kustwacht en RWS, en in overleg met andere Noordzeelanden, de mogelijkheden voor verkeersbegeleiding van containerschepen in bepaalde gebieden op de Noordzee zal onderzoeken, inclusief wat er nodig is om de komende jaren daarnaartoe te werken. Ik doe dit zo snel mogelijk, waarbij ik ook de zorgvuldigheid in het oog wil houden. Zoals toegezegd tijdens het AO Maritiem van 3 december jl. zal ik hierop terugkomen in de eerstvolgende voortgangsrapportage over de MSC Zoe.
Klopt het dat de ramp al op 2 december 2020 heeft plaatsgevonden, maar pas vandaag (9 december 2020) is ontdekt en openbaar is gemaakt toen vissers alarm sloegen over wat zij aantroffen? Zo ja, bent u het eens dat dit extreme urgentie achter het voorstel richting de International Maritime Organization (IMO) om detectiemateriaal aan boord te eisen zet? Zo ja, kunt u aangeven wanneer u precies naar de IMO zal gaan om dit op de agenda te zetten en wanneer u daar de Kamer nader over kan informeren? Zo nee, waarom niet?
De melding van de vissers van 8 december was de eerste informatie op basis waarvan actie kon worden ondernomen. Er zijn vervolgens geen containers aangetroffen en de reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren. Zoals aangegeven in mijn kabinetsreactie op het OvV-rapport zal ik mij samen met andere EU-lidstaten in IMO inspannen om de ontwikkeling van maatregelen voor de detectie en rapportage van verloren containers op de agenda te krijgen, teneinde containers die overboord slaan beter te kunnen opsporen. Daarbij zal ik het TNO-rapport over het monitoren en volgen van containers betrekken. Vanwege de COVID-maatregelen binnen IMO is het nog onzeker wanneer de behandeling van dergelijke voorstellen kan plaatsvinden.
Geeft deze ramp voor u extra urgentie om de rampenplannen, waarvan u in het algemeen overleg Maritiem op 3 december 2020 aangaf dat deze rampenplannen worden geactualiseerd, voor zowel de Noordzee in zijn geheel als voor specifiek de Waddenzee versneld te actualiseren (het beheersen van een ramp met een containerschip zou onderdeel zijn van die actualisatie)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u een rampenplan klaar te kunnen hebben voor de Noordzee én de Waddenzee waarin het beheersbaar houden van een ramp met een containerschip deel van uitmaakt? Wanneer kunt u de Kamer hierover nader informeren?
De actualisatie van de incidentbestrijdingsplannen voor de Noordzee en de Waddenzee is bijna gereed en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 worden vastgesteld. Ik zal uw Kamer daar over informeren.
Op welke manier vindt nu het overleg plaats met Duitsland en Denemarken over de nasleep van deze containerramp?
Aangezien er geen containers zijn aangetroffen, vindt geen overleg plaats.
Op welke manier zal de reder van het schip verantwoordelijk worden gehouden voor het opruimen van de containers en de inhoud ervan?
Aangezien er geen containers zijn aangetroffen is er geen reden om iemand verantwoordelijk te houden.
Bent u het eens dat deze ramp nieuwe urgentie geeft aan het zo snel mogelijk agenderen van dit onderwerp bij het IMO en in Europa bij de Transportraad of direct bij het de European Maritime Safety Agency (EMSA)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer zal dit onderwerp zowel bij het IMO als in de Europese Unie ter sprake komen?
Zoals aangegeven tijdens het AO Maritiem van 3 december jl., vind ik het een goede suggestie om dit onderwerp te agenderen tijdens de volgende Transportraad, die in Portugal zal plaatsvinden. In de kabinetsreactie heb ik diverse acties in IMO aangekondigd. Ik zal deze acties zo snel mogelijk in gang zetten, maar ben daarbij afhankelijk van de besluitvorming in IMO die vertraagd is ten gevolge van de coronapandemie.
Kunt u aangeven wanneer u, zoals door u toegezegd tijdens het algemeen overleg Maritiem op 3 december 2020, met het Verbond van Verzekeraars om de tafel zal gaan om dit onderwerp ook in de verzekeringswereld groots op de kaart te zetten? Bent u het eens dat de ramp bij Hawaii4 en deze ramp hier extra urgentie voor hebben gecreëerd? Wanneer kan de Kamer verwachten over de uitkomsten van het overleg te worden geïnformeerd?
Ik zal spoedig met het Verbond van Verzekeraars in overleg treden. Ik kom hierop terug in de eerstvolgende voortgangsrapportage over de MSC Zoe.
Kunt u deze vragen, gezien de urgentie van het probleem, elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Met deze beantwoording heb ik aan uw verzoek voldaan.
Containers overboord in Duitse deel van de Noordzee |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat 200 containers overboord geslagen zouden zijn in een Duitse deel Noordzee?1
Ja, dat bericht ken ik.
Klopt het dat van een schip dat in Duitse wateren voer meer dan 200 containers overboord geslagen zijn? Kunt u de Kamer spoedig meer informatie verstrekken over aard en omvang van dit ongeval en specifiek wat de gevolgen (kunnen) zijn voor de Nederlandse Waddeneilanden?
Nederlandse vissersschepen hebben op 8 december melding gemaakt bij de Nederlandse Kustwacht en via twitter, dat zij containers hebben waargenomen op de zeebodem in Duitse wateren. De vissers wijzen naar containerschip Munich Maersk als vermoedelijke oorsprong van het containerverlies. De Duitse Kustwacht heeft na onderzoek geen containers of drijvende lading aangetroffen. De reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren. Er zijn dus geen gevolgen voor de Nederlandse Waddeneilanden.
Is reeds bekend wat de inhoud van de overboord geslagen containers is? Wilt u die informatie verstrekken zodra dat bekend is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u navraag gedaan bij uw Duitse ambtsgenoot zodat afstemming van de aanpak van de ramp gecoördineerd kan plaatsvinden?
De Duitse Kustwacht heeft onderzoek uitgevoerd. De Nederlandse Kuswacht voerde een patrouillevlucht uit. Er is afstemming geweest tussen de Nederlandse en de Duitse Kustwacht.
Wordt de Nederlandse aanpak vanuit de betrokken veiligheidsregio gecoördineerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, aangezien er geen containers zijn aangetroffen hoefde er geen aanpak te worden gecoördineerd. Wel heeft de Nederlandse Kustwacht de veiligheidsregio geïnformeerd over de melding van de vissers.
Is bekend welke vaarroute het betrokken schip gevaren heeft? Waren de Nederlandse autoriteiten op de hoogte van die route?
De Munich Maersk was op weg van Bremerhaven naar Göteborg. Het schip heeft daarbij niet in Nederlandse wateren gevaren.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de vaarveiligheid van met name de beroepsvissers? Liggen de containers die opgemerkt zijn door vissers op de zeebodem in het Nederlandse deel van de Waddenzee? Zijn de coördinaten, als ze in het Duitse deel liggen, al voldoende bekend voor de vissers en de beroepsvaart? Gaat de samenwerking met Duitsland op dit gebied goed? Wanneer is een compleet beeld van alle containers op de zeebodem beschikbaar?
Er zijn geen gevolgen voor de vaarveiligheid.
Opnieuw containers in de Waddenzee |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Containers slaan 100 mijl boven Schiermonnikoog van boord in Duits deel Waddenzee»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Klopt het dat er mogelijk 200 containers, ditmaal van het megacontainerschip Munch Maersk, in de Waddenzee zijn beland?
Nederlandse vissersschepen hebben op 8 december melding gemaakt bij de Nederlandse Kustwacht en via twitter, dat zij containers hebben waargenomen op de zeebodem in Duitse wateren. De vissers wijzen naar containerschip Munich Maersk als vermoedelijke oorsprong van het containerverlies. De Munich Maersk was op weg van Bremerhaven naar Göteborg. De Duitse Kustwacht heeft na onderzoek geen containers of drijvende lading aangetroffen. De reder van de Munich Maersk heeft aangegeven geen containers te zijn verloren.
Wat was de route van dit schip? Wat is de inhoud van de containers die overboord zijn geslagen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de Munich Maersk een recordaantal containers en gewicht op het schip heeft geladen?2
Aangezien het schip niet in Nederlandse wateren heeft gevaren, heb ik geen informatie over de belading van het schip.
Welk risico bestaat er dat de inhoud van de containers opnieuw op de stranden van de Waddeneilanden belanden?
Er was geen reden voor het informeren van de Kustwacht en er was geen risico voor de Waddeneilanden. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Is de Kustwacht door de rederij geïnformeerd over het verlies van containers?
Zie antwoord vraag 5.
Is er al contact geweest met de Duitse autoriteiten, vanwege het feit dat naar alle waarschijnlijkheid het overgrote deel van de containers in het Duitse deel van de Waddenzee ligt?
Na melding door Nederlandse vissersschepen bij de Nederlandse Kustwacht, heeft laatstgenoemde direct contact opgenomen met de Duitse Kustwacht.
Heeft u bovendien contact gezocht met de burgemeesters van de Waddeneilanden, en dan specifiek Schiermonnikoog, om klaar te staan indien er spullen van de containers op de stranden aanspoelen?
De Kustwacht heeft via de veiligheidsregio de bestuurders geïnformeerd over de melding van de vissers. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat rechtstreeks contact opgenomen met de bestuurders.
Is er tevens al een waarschuwing aan de vissers, die in deze omgeving vissen, uitgestuurd, vanwege het gevaar dat zij tegen een container opvaren of een container opvissen?
Ja, de Duitse Kustwacht heeft op 8 december een Bericht aan Zeevarenden uitgedaan om de scheepvaart en visserij voor gevaar te waarschuwen.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, zodat Waddenbewoners niet in onzekerheid hoeven te zitten wat hen te wachten staat en dat zij bovendien voorbereidingen kunnen treffen indien er opnieuw spullen op de stranden aanspoelen?
Met deze beantwoording heb ik aan uw verzoek voldaan.
De export van plasticafval en gesjoemel met recyclingdoelstellingen |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Plasticafval: hoe een Nederlands dropzakje kon eindigen in een Turkse berm»?1
Ja.
Hoeveel kilo plasticafval is er in 2019 naar Turkije geëxporteerd en hoeveel procent was dat ten opzichte van de totale hoeveelheid Nederlands plasticafval?
Volgens de voorlopige cijfers van het CBS is in 2019 34 kton plastic afval uit Nederland naar Turkije geëxporteerd. Dat was ongeveer 2% van de totale hoeveelheid plasticafval in Nederland.
Klopt het dat export van plasticafval naar Turkije verzesvoudigd is in de laatste twee jaar? Klopt het ook dat de ILT geen zicht heeft op de hoeveelheid plasticafval die via Duitsland en België wordt geëxporteerd? Deelt u de mening dat het van groot belang is om zicht te hebben op wat er met ons plasticafval gebeurt? Zo nee, waarom niet?
De berichtgeving van de NRC toont het belang van goed zicht op de hele verwerkingsketen van ons afval. In onderstaande tabel ziet u de bij het CBS beschikbare gegevens over de Nederlandse export van plastic afval naar Turkije.
Totale hoeveelheid export plastic afval van Nederland naar Turkije:
2016
2017
2018
2019
Export plastic afval naar Turkije (in kton)
1,5
5
16
34
Voor het plastic afval, dat op de OESO groene lijst staat, is geen EVOA-kennisgeving vereist en dit ongevaarlijk afval mag zonder registratie de EU-binnengrenzen passeren. Voor België en Duitsland gelden dezelfde EVOA-regels als voor Nederland als het gaat om de export. Pas op het moment dat de EU-buitengrens wordt gepasseerd, is aangifte bij de douane vereist. Het is aan de douane van de betreffende lidstaat om bij deze buitengrens toezicht te houden.
Mag plasticafval niet alleen geëxporteerd worden als het op een milieuverantwoorde wijze verwerkt kan worden in het land van bestemming? Hoe is het mogelijk dat de export van niet-recyclebaar plastic dan toch plaatsvindt en dat hierdoor de Turkse vuilnisbelten en natuur vol liggen met Nederlands plasticafval?
Zoals in de antwoorden aan de leden Ziengs (VVD) en Von Martels (CDA) uiteen is gezet, is export van plastic afval naar Turkije uitsluitend toegestaan ten behoeve van een «handeling van nuttige toepassing», zijnde recycling of verbranding met energieterugwinning. De ILT verifieert risicogericht bij de autoriteit in het land van bestemming of de ontvanger/verwerker over de vereiste vergunningen beschikt. Nederland heeft echter geen mogelijkheden in Turkije toezicht te houden op de daadwerkelijke nuttige toepassing ter plaatse. Tevens is er contact tussen de ILT en de Turkse autoriteiten om in samenwerking te bezien hoe risico’s kunnen worden teruggedrongen. Ook in Turkije scherpt men de regels aan. Uiteraard betreur ik de door de NRC in beeld gebrachte situatie zeer en is het onacceptabel dat Nederlands plastic eindigt in een Turkse berm.
Op welke wijze wordt er op dit moment gecontroleerd of er niet-recyclebaar plastic wordt geëxporteerd naar landen buiten de EU? Waar liggen de knelpunten en wat doet u om die knelpunten op te lossen?
Zie het antwoord bij vraag 4.
Hoe kan het dat er weinig zicht is op de afvalstromen van bedrijven, kantoren, supermarkten en fabrieken die buiten het vergoedingensysteem van het Afvalfonds vallen? Op welke wijze wordt er toezicht gehouden door de ILT op deze afvalstromen? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat de afvalmarkt nauwelijks wordt gereguleerd? Zo nee, waarom niet?
Bij de export van plastic afval en het toezicht daarop wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsafval en via gemeentes ingezameld afval.
Plastic verpakkingen die vrijkomen bij bedrijven, vallen op dit moment nog buiten de vergoedingenstructuur van de producentenverantwoordelijkheid. Zoals ik aan heb gegeven in de Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) ga ik de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van verpakkingen verbreden met verpakkingen die bij bedrijven vrijkomen. Daarmee wordt het de verantwoordelijkheid van de producenten om een gesloten en transparante keten te organiseren en jaarlijks verslag te doen over de wijze waarop de verpakkingen gerecycled of hergebruikt zijn. Ook voor deze afvalstromen spreek ik met het Afvalfonds en andere ketenpartijen af dat deze binnen de EU worden gerecycled en niet naar buiten de EU worden geëxporteerd. Ik zal dit ook in de verslagleggingsregelgeving opnemen. Ik zie het verbreden van de producentenverantwoordelijkheid als een deel van de oplossing om deze bedrijfsmatige afvalstroom beter in het zicht te krijgen.
Wat vindt u ervan dat Nederland eraan bijdraagt dat de kustlijn bij Adana met een dagelijkse vervuiling van 31 kilo plasticafval per kilometer volgens het Wereld Natuur Fonds momenteel de meest verontreinigde kustlijn van het mediterrane gebied is? Deelt u de mening dat hier zo snel mogelijk iets aan moet gebeuren?
Uiteraard betreur ik de door de NRC in beeld gebrachte situatie zeer. Zoals in voorgaande antwoorden uiteen is gezet, is het exporteren van recyclebaar plastic afval naar Turkije toegestaan, maar het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat hierdoor elders milieuproblemen ontstaan. Ik ben van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. De berichtgeving van de NRC over de zeer onwenselijke situatie in Turkije sterkt mij hierin.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat landen buiten de EU worden opgezadeld met ons plasticafval en daar vervolgens niet meer vanaf komen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken.
Ik hecht er wel aan te benadrukken dat Nederland afhankelijk is van internationale regelgeving en verdragen, zoals de EVOA en het Verdrag van Bazel en dat Nederland deze afspraken niet eenzijdig kan aanscherpen. Echter, wanneer de export van een afvalstroom binnen geldende internationale regels is toegestaan, en een ontvangend land, zoals in dit geval Turkije, aangeeft de afvalstroom te willen ontvangen met het beoogde doel deze te recyclen, dan is er geen mogelijkheid dit transport tegen te houden. Zoals in bovenstaande antwoorden is uiteengezet, maakt Nederland zich hard voor aanscherping van de internationale regels en neemt het daartoe initiatief.
Deelt u de mening dat u verantwoordelijk bent voor de optimale verwerking van onze afvalstromen in zowel het binnenland als het buitenland en dat u deze rol op dit moment onvoldoende vervult? Zo nee, waarom niet?
Ik ben verantwoordelijk voor het stellen van de nationale wettelijke kaders voor afvalverwerking, zoals die zijn opgenomen in de Wet Milieubeheer, het Landelijke Afvalbeheerplan en verschillende regelingen voor uitgebreide producenten-verantwoordelijkheid, en het toezicht daarop. Tevens ben ik verantwoordelijk voor de Nederlandse inbreng in internationale regelgeving en voor het Nederlandse toezicht op die internationale regelgeving. Wanneer de verwerking van Nederlandse afvalstromen plaatsvindt op manieren die maatschappelijk als onwenselijk worden gezien, mag van mij worden verwacht dat ik alle mogelijkheden die ik heb benut om de nationale en internationale wettelijke kaders aan te scherpen dan wel het toezicht daarop te verbeteren. In het antwoord op voorgaande vragen heb ik mijn nationale en internationale inzet voor bijvoorbeeld de verdere aanscherping van de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid, van de EVOA en van het Verdrag van Bazel uiteengezet.
Deelt u de mening dat er een Europees exportverbod moet komen op plastic afval om te voorkomen dat er steeds nieuwe wegen worden gezocht om afval buiten Europa te dumpen en om de recycling binnen Europa te stimuleren?
Zoals in de antwoorden op bovenstaande vragen uiteengezet ben ik van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Ik zet mij ervoor in om internationale regelgeving en verdragen, zoals de EVOA en het Verdrag van Bazel aan te scherpen. Nederland heeft zich hard gemaakt voor de aanscherping van de regels voor internationale transporten van plastic afval onder het Verdrag van Bazel, zodat vanaf 2021 alleen nog schoon en eenvoudig te recyclen plastic afval als groene lijst afval, dus zonder EVOA-kennisgeving, uit de EU mag worden geëxporteerd. Ik hecht er wel aan te benadrukken dat Nederland internationale regelgeving en verdragen niet eenzijdig verder kan aanscherpen. Een volledig exportverbod voor plastic afval is op dit moment niet haalbaar.
Bent bekend met het bericht «Verstoppertje spelen met gerecycled plastic»?2
Ja.
Klopt het dat Nederlands plasticafval dat in het buitenland gestort of verbrand wordt – de meest laagwaardige vormen van verwerking – meetelt in de recyclingstatistieken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe lang was u zich hier al van bewust en hoe rijmt u dat met uw circulaire ambities?
Nee, alleen plastic afval dat bij een recycler voor recycling wordt aangeboden telt op dit moment mee als gerecycled. Deze manier van het meten van recycling is op EU-niveau vastgelegd. Deze meetmethode voor recycling wordt met ingang van 2021 aangescherpt, mede op aandringen van Nederland. Ik heb uw Kamer hierover in mijn kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) geïnformeerd. Daarbij heb ik ook inzicht gegeven in de uitval na het huidige meetpunt. Uw Kamer heeft naar aanleiding van deze brief op 9 oktober 2020 vragen gesteld in een schriftelijk overleg (Kamerstuk 28 694, nr. 136). Ik zal u de antwoorden op deze vragen parallel doen toekomen.
Klopt het dat de Nederlandse recyclingstatistieken zijn gebaseerd op het gewicht van het gesorteerde plasticafval voordat het gerecycled is en dat er na die eerste stap nog verder gesorteerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Nederlands plastic afval wordt na inzameling gesorteerd. Bij deze sortering wordt restafval verwijderd. Voor de recyclingstatistieken worden balen gesorteerd plastic geteld die voor recycling worden aangeboden. Daarbij wordt gecorrigeerd voor nog in de balen aanwezig vocht en vuil. Dit huidige meetpunt voor recycling is vastgelegd in Europese regelgeving.
Het is bekend dat er na dit meetpunt nog uitval van plastic is. Daarom heeft Nederland ook aangedrongen op het aanscherpen van de EU-meetmethode. In de nieuwe door de EU aangescherpte manier van meten moet het recyclingpercentage aanvullend gecorrigeerd worden voor verliezen die er in voorbereiding op het recyclingproces bij de recycler optreden. Deze nieuwe meetmethode gaat vanaf 2021 in. Ik heb uw Kamer in de Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) geïnformeerd over het aanscherpen van de meetmethode. Daarbij heb ik transparant onderbouwd dat gemeten volgens de nieuwe meetmethode het Nederlandse recycling percentage voor kunststofverpakkingen tussen de 35 en 39 procent bedraagt.
Klopt het ook dat er in de gesorteerde balen plastic nog veel vocht en vuil zit, waardoor het gewicht van gerecycled plastic wordt overschat? Zo nee, waarom niet?
In Nederland wordt ook in de huidige manier van meten gecorrigeerd voor in de balen aanwezig vocht en vuil.
Klopt het ook dat Nederland plasticafval exporteert zonder te corrigeren voor alles wat in het buitenland niet gerecycled wordt? Klopt het dat het geëxporteerde plasticafval dus altijd als gerecycled materiaal telt, omdat in theorie plasticafval enkel geëxporteerd mag worden indien het in het land van bestemming gerecycled wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is het mogelijk dat dit wordt meegerekend als er dusdanig weinig zicht is op wat er met het plasticafval gebeurt in het land van bestemming, zoals de Turkse casus laat zien?
Nederland rapporteert conform de EU-meetmethode plastic afval dat bij een recycler wordt aangeboden. Ik kan niet toezien op daadwerkelijke recycling in andere landen, dat is aan de autoriteiten van die landen. Wel verifieert de ILT risicogericht bij de autoriteit in het land van bestemming of de ontvanger/verwerker over de vereiste vergunningen beschikt. Ik ben van mening dat het belangrijk is om goed zicht te hebben op de hele verwerkingsketen van afval en dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. Dit was een belangrijke reden om in te zetten op het aanscherpen van de bestaande indeling van plastic afval op de groene lijst van de OESO, overeenkomstig de recente aanscherping binnen het Verdrag van Bazel. De berichtgeving van de NRC over de zeer onwenselijke situatie in Turkije sterkt mij hierin.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat er op deze wijze gesjoemeld wordt met de recyclingcijfers? Zo nee, waarom niet? Brengen de nieuwe Europese rekenregels voor plastic verpakkingen hier verandering in of blijft deze praktijk in stand?
Het beeld dat er gesjoemeld wordt met recyclingcijfers deel ik niet: de vastgelegde meetmethode wordt gevolgd. Dat er na het huidige meetpunt nog uitval plaatsvindt, is al langer bekend. Daarom heb ik er ook in Europa voor gepleit dat de recyclingcijfers rekening moeten houden met uitval na het huidige meetpunt en een reëel beeld moeten geven van de hoeveelheid gerecycled plastic die daadwerkelijk in nieuwe producten wordt toegepast. De aangescherpte nieuwe Europese rekenregels bieden hiervoor een oplossing.
Hoe lang wist u al dat er valse claims werden gemaakt en wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de plasticrecyclingcijfers op orde zijn?
De formulering dat er valse claims worden gemaakt, deel ik niet: de vastgelegde meetmethode wordt gevolgd. Nederland rapporteert conform de EU-meetmethode plastic afval dat bij een recycler wordt aangeboden. Het is bekend dat er na dit meetpunt nog uitval van plastic is. Daarom heeft Nederland ook aangedrongen op het aanscherpen van de EU-meetmethode. In de nieuwe door de EU aangescherpte manier van meten moet het recyclingpercentage aanvullend gecorrigeerd worden voor verliezen die er in voorbereiding op het recyclingproces bij de recycler optreden. Deze nieuwe meetmethode gaat vanaf 2021 in. Ik heb uw Kamer in de Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) geïnformeerd over het aanscherpen van de meetmethode. Daarbij heb ik transparant onderbouwd dat gemeten volgens de nieuwe meetmethode het Nederlandse recycling percentage voor kunststofverpakkingen tussen de 35 en 39 procent bedraagt.
Hoe kan men vertrouwen hebben in het recyclingbeleid als de cijfers én het toezicht niet op orde zijn? Op welke wijze gaat u het maatschappelijk draagvlak voor plastic scheiden – en de circulaire economie in het algemeen – vergroten nu het wantrouwen groeit?
Het kabinet heeft de ambitie dat Nederland in 2050 volledig circulair is. Nederland zet zich ervoor in op een goede wijze plastic te recyclen en daarover te rapporteren. Ik ben daarbij ook open over de uitdagingen die de plastic keten nog kent. Ik heb uw Kamer daar onlangs nog over geïnformeerd in de Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136). Het beeld dat de recyclingcijfers en het toezicht niet op orde zijn, herken ik niet. Nederland rapporteert conform de EU-meetmethode plastic afval dat bij een recycler wordt aangeboden. Het is bekend dat er na dit meetpunt nog uitval van plastic is. Daarom heeft Nederland ook aangedrongen op het aanscherpen van de EU-meetmethode.
Naar aanleiding van de NRC-berichtgeving hecht ik er waarde aan te benadrukken dat in de nieuwe manier van meten alleen de hoeveelheid gerecycled plastic die daadwerkelijk in nieuwe producten wordt toegepast, meetelt. Plastic granulaat dat ongebruikt opgeslagen wordt, telt in tegenstelling tot wat in de NRC wordt gesteld, in de nieuwe meetmethode niet mee. Ik zal daarop toezien.
Wat is uw oordeel over het feit dat het Afvalfonds valse claims maakt over de hoeveelheid gerecyclede plastic verpakkingen? Bevestigt dat het oordeel van velen dat het fonds van u te veel vrijheid geniet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Zoals hierboven uiteengezet rapporteert het Afvalfonds conform de bestaande EU-brede meetmethode. Het beeld dat er valse claims worden gemaakt door het Afvalfonds herken ik niet en doet mijn inziens ook geen recht aan de inzet van het Afvalfonds om conform geldende meetmethode, een zo volledig mogelijke rapportage op te stellen. De cijfers van het Afvalfonds worden door de ILT getoetst. De ILT heeft de afgelopen jaren geen opmerkingen gemaakt bij de rapportages van het Afvalfonds. Ook Rijkswaterstaat checkt en gebruikt de cijfers van het Afvalfonds voor de Nederlandse rapportage aan Brussel.
Alhoewel de overheid (of het Afvalfonds) nooit ieder stuk plastic afval tot in detail kan volgen, is het belangrijk is dat de recyclingcijfers een reëel beeld geven van de hoeveelheid daadwerkelijk gerecycled plastic. Ik heb in Europa voor gepleit dat de recyclingcijfers rekening moeten houden met uitval na het huidige meetpunt en een reëel beeld moeten geven van de hoeveelheid gerecycled plastic die daadwerkelijk in nieuwe producten wordt toegepast. De aangescherpte nieuwe Europese rekenregels bieden hiervoor een oplossing.
Nu deze nieuwe meetmethode er ook daadwerkelijk is gekomen, wil dat zeggen dat het Afvalfonds vanaf 2021 in hun rapportages zal moeten corrigeren voor de verliezen die na het huidige meetpunt nog plaatsvinden. Ik heb de ministeriële regeling hiervoor in voorbereiding.
Klopt het dat een kwart tot de helft van het plasticafval van Nederlandse huishoudens moeilijk te verwerken is en dat ruwweg een derde de verbrandingsoven in gaat?
Al het bij Nederlandse huishoudens ingezamelde plastic verpakkingsafval wordt naar de sorteerders gebracht waar vocht, vuil en niet recyclebaar restafval worden verwijderd. Daarna wordt het voor recycling aangeboden. Uit onderzoek naar de nieuwe methode blijkt dat er daarbij 22 tot 30 procent uitval is.
In EU-verband wordt in het kader van het nieuwe circulaire economie actieplan ingezet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn. Aanvullend daarop heb ik afspraken over de beperking van het gebruik van plastic gemaakt in het Nederlandse en Europese Plastic Pact.
Heeft u actie ondernomen sinds onderzoekers van de Wageningen Universiteit in december 2019 concludeerden dat de daadwerkelijke recycling van verpakkingen een kwart lager ligt dan wat er gerapporteerd wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Het rapport van de Wageningen Universiteit is in opdracht van het ministerie gemaakt om de gevolgen van de reeds in EU-regels opgenomen nieuwe meetmethode voor Nederland in kaart te brengen. Ik heb uw Kamer het rapport doen toekomen, als bijlage bij mijn Kamerbrief (Kamerstuk 28 694, nr. 136).
Heeft u actie ondernomen sinds de Algemene Rekenkamer vorig jaar concludeerde dat het beleid voor preventie en hergebruik van plastics grotendeels ontbreekt en dat te veel bruikbaar plastic wordt verbrand, omdat alleen verpakkingen worden gerecycled? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten en bent u voornemens om de plasticrecyclingdoelen breder te trekken dan alleen verpakkingen?
Op dit moment vindt 40 procent van het plastic dat gebruikt wordt in Nederland zijn toepassing in verpakkingen en andere eenmalige kunststofproducten. Gezien dit eenmalig gebruik is de levenscyclus van dit plastic kort en daarmee vormt deze stroom een belangrijk aandeel van het plastic afval. Mijn beleid is erop gericht preventie en hergebruik te stimuleren en producenten verantwoordelijk te houden voor de verwerking van het plastic afval dat ontstaat. In mijn Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen ben ik ingegaan op het beleid om hergebruik van plastic verpakkingen verder te stimuleren. Daarnaast volgen uit de Single-Use Plasticsrichtlijn maatregelen om het gebruik van plastic aan de voorkant af te remmen. Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn vooral inzetten op preventie en het stimuleren van hergebruik. In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten. Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere inzet op het terugdringen van wegwerpplastic.
De overige 60 procent van het plastic wordt met name toegepast in de auto-industrie, in de elektrotechnische industrie, in de textiel en in de bouw. Voor deze sectoren wordt ingezet op sector gerichte circulaire beleidsmaatregelen, waaronder ook regelingen voor uitgebreide producenten verantwoordelijkheid, waarin wordt voorzien in doelstellingen voor deze stromen.
Deelt u de mening dat er veel meer moet gebeuren om deze grote problemen bij de bron aan te pakken door de plasticproductie en -consumptie drastisch omlaag te brengen en door verplicht te stellen dat alle overige plastic verpakkingen en producten altijd recyclebaar zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn gaat u hier echt werk van maken?
In mijn Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen, ben ik ingegaan op het beleid om hergebruik van plastic verpakkingen verder te stimuleren. Daarnaast volgen uit de Single-Use Plastics richtlijn maatregelen om het gebruik van plastic aan de voorkant af te remmen. In EU-verband wordt in het kader van het nieuwe circulaire economie actieplan ingezet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn. Aanvullend daarop heb ik afspraken over de beperking van het gebruik van plastic gemaakt in het Nederlandse en Europese Plastic Pact.
Ben u voorstander van een fundamentele aanpassing van de essentiële eisen in de Europese PPWD-richtlijn om ervoor te zorgen dat circulair ontwerp van verpakkingen de norm wordt?
Ja. Daarover heb ik uw Kamer geïnformeerd in de Kamerbrief (Kamerstuk 28 694, nr. 136). Nederland sluit zich tevens aan bij de EU inzet de essentiële eisen zo aan te scherpen dat uiterlijk in 2030 alle verpakkingen recyclebaar of herbruikbaar zijn.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat?
Bij deze heb ik aan uw verzoek voldaan.
De berichten 'Plasticafval: hoe een Nederlands dropzakje kon eindigen in een Turkse berm?' en 'Nederlands plastic illegaal gestort in Turkije' |
|
Maurits von Martels (CDA), Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten Plasticafval: hoe een Nederlands dropzakje kon eindigen in een Turkse berm1 en Nederlands plastic illegaal gestort in Turkije?2
Ja. Uiteraard betreur ik de door de NRC in beeld gebrachte situatie zeer en vind ik het onacceptabel dat Nederlands plastic eindigt in een Turkse berm. De berichtgeving van de NRC toont het belang van minder plastic gebruiken, het beter ontwerpen van verpakkingen en het zoveel mogelijk hergebruiken en recyclen van ons eigen afval. Daar werkt dit kabinet hard aan middels het Nederlandse en Europese Plastic Pact, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen en de verbreding daarvan naar bedrijfsafval vanaf 2023 en het invoeren van statiegeld. Ik ga daar ook mee door. Totdat het een gewoonte is dat ons plastic weer in nieuwe producten komt of hergebruikt kan worden. Ik ben van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. De berichtgeving van de NRC over de zeer onwenselijke situatie in Turkije sterkt mij hierin.
Is het bij u bekend dat de export van plastic naar Turkije enorm is toegenomen (in de laatste twee jaar verzesvoudigd) nadat China in 2018 zijn grenzen voor westers afval heeft gesloten en hoe verhoudt zich dat met de huidige importheffing die wij opleggen voor afval vanuit het buitenland om verantwoordelijkheden bij de vervuiler zelf te leggen?
De toename van de export van plastic naar Turkije is mij bekend en is bijvoorbeeld opgenomen in de Kamerbrief van 9 oktober 20193. Deze toename was voor Nederland een belangrijke reden om in te zetten op het aanscherpen van de bestaande indeling van plastic afval op de groene lijst 4 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de OESO, overeenkomstig de recente aanscherping binnen het Verdrag van Bazel. Ik heb me samen met andere EU-Lidstaten ingezet om deze aanscherping voor elkaar te krijgen en ik ben verheugd u te kunnen berichten dat ook de OESO-regels per 1 januari 2021 worden aangescherpt. Mijn inzet is om ons eigen afval zelf zo hoogwaardig mogelijk te verwerken. Door de aanscherping van het Verdrag van Bazel wordt verder voorkomen dat plastic afval uit de EU gedumpt wordt in ontwikkelingslanden.
In de vraagstelling wordt tevens verwezen naar een bestaande importheffing op afval, waarbij ik er van uit ga dat hier wordt gedoeld op de afvalstoffenbelasting waar sinds 2020 ook het verbranden en storten van buitenlands afval in Nederland in de heffing wordt betrokken, net zoals dat voor Nederlands afval al het geval was. Deze maatregel is genomen naar aanleiding van het Urgenda-vonnis en heeft als doel CO2 besparing in Nederland. De afvalstoffenbelasting stuurt op het duurder maken van verbranden en storten van afval ten opzichte van recycling. De afvalstoffenbelasting zorgt daarmee voor een prikkel om afval zoveel mogelijk te recyclen en voorkomt dat afval dat eigenlijk kan worden gerecycled, in de verbrandingsoven eindigt.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat Nederlands niet-recyclebaar plastic afval in grote hoeveelheden wordt geëxporteerd naar Turkije?
Van de gestegen omvang van de export van plastic afval naar Turkije ben ik op de hoogte en dit is opgenomen in de Kamerbrief van 9 oktober 20195. De groeiende export naar Turkije is een gevolg van de Chinese importbeperkingen die gelden sinds 1 januari 2018. De geconstateerde toename van de export naar Turkije was voor Nederland een belangrijke reden om in te zetten op het aanscherpen van de bestaande definitie van plastic afval op de groene-lijst van de OESO, zodat we zoveel mogelijk grip krijgen op de export uit de EU van plastic afval, ook naar Turkije.
Totale hoeveelheid export plastic afval van Nederland naar Turkije:
2016
2017
2018
2019
Export plastic afval naar Turkije (kton)
1,5
5
16
34
De in de vraagstelling gebruikte term «niet-recyclebaar afval» is echter onvoldoende specifiek om daar vanuit de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, de EVOA, conclusies aan te kunnen verbinden. De wijze waarop het afval verwerkt zal worden, is binnen de EVOA een belangrijk gegeven bij het bepalen welk grensoverschrijdend afvaltransport wel en welk transport niet is toegestaan. De EVOA volgt daarbij een tweedeling tussen verwijderingshandeling en nuttige toepassing. Storten is ingedeeld als een «verwijderingshandeling», net als verbranding zonder energieterugwinning. Voor verwijderingshandelingen kent de bestaande EVOA nu al een expliciet exportverbod naar «derde landen». «Derde landen» zijn landen buiten de EU plus de Europese Vrijhandelsassociatie, waaronder Turkije.
Turkije is een lid van de OESO en dat betekent dat vanuit de EU transport van plastic afval uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een «handeling van nuttige toepassing», zijnde recycling of verbranding met energieterugwinning. Ongevaarlijke afvaltransport van schoon, goed verwerkbaar, ongevaarlijk plastic afval dat bestemd is voor «nuttige toepassing» mogen zonder EVOA-kennisgeving de grens over. Voor deze transporten is dan vooraf geen toestemming vereist. Wel moet bij deze transporten een internationaal gestandaardiseerd «EVOA Bijlage 7»-formulier aanwezig zijn met daarop o.a. gegevens van verzender, ontvanger en wijze waarop het afval door de ontvanger zal worden verwerkt. Voor deze transporten wordt in principe alleen bij de Douane aangifte gedaan. Voor gevaarlijke of vervuilde stromen is wel een EVOA-kennisgeving vereist. Dit houdt o.a. in dat de bevoegde gezagen van alle betrokken landen vooraf in moeten stemmen met dit transport. De gegevens voor EVOA- kennisgevingsplichtigafval zijn daarmee bij de ILT bekend.
Het overgrote gedeelte van het plastic dat naar Turkije is vervoerd is niet EVOA-kennisgevingsplichtig. De hoeveelheid plastic die met een EVOA-kennisgeving naar Turkije is verscheept, is zeer beperkt en de ILT zal voor beide stromen de export naar Turkije nader in kaart brengen. Tevens is er contact tussen de ILT en de Turkse autoriteiten om in samenwerking te bezien hoe risico’s kunnen worden teruggedrongen. Ook in Turkije scherpt men de regels aan. Zo is recent door de Turkse overheid het percentage afval dat een bedrijf mag importeren ter recycling verlaagd van 80% naar 50% en moeten bedrijven een geschikte afvalvergunning hebben.
De NRC heeft Nederlands plastic in Turkije in beeld gebracht dat daar overduidelijk niet gerecycled wordt noch op een andere manier nuttig wordt toepast. Uiteraard betreur ik de door de NRC in beeld gebrachte situatie zeer en vind ik het onacceptabel dat Nederlands plastic eindigt in een Turkse berm. Zoals uit bovenstaande volgt is de export van plastic naar Turkije enkel toegestaan als het daar nuttig wordt toegepast. De ILT verifieert risicogericht bij de autoriteit in het land van bestemming of de ontvanger/verwerker over de vereiste vergunningen beschikt. Nederland heeft echter geen mogelijkheden in Turkije toezicht te houden op de daadwerkelijke nuttige toepassing.
Wat vindt u van de geschetste situatie over de export en verwerking van Nederlands niet-recyclebaar plastic afval naar en in Turkije?
Uiteraard betreur ik de door de NRC in beeld gebrachte situatie zeer en vind ik het onacceptabel dat Nederlands plastic eindigt in een Turkse berm. De berichtgeving van de NRC toont het belang van minder plastic gebruiken, het beter ontwerpen van verpakkingen en het zoveel mogelijk hergebruiken en recyclen van ons eigen afval. Daar werkt dit kabinet hard aan middels het Nederlandse en Europese Plastic Pact, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen en de verbreding daarvan naar bedrijfsafval vanaf 2023 en het invoeren van statiegeld. Ik ga daar ook mee door. Totdat het een gewoonte is dat ons plastic weer in nieuwe producten komt of hergebruikt kan worden. Ik ben van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. De berichtgeving van de NRC over de zeer onwenselijke situatie in Turkije sterkt mij hierin.
Klopt het dat uit de productiecijfers van de Turkse plasticverwerkingsindustrie niet blijkt dat er sprake is van een enorme toename, terwijl de export van plastic vanuit EU-landen naar Turkije in de laatste drie jaar is vertwaalfvoudigd? Hoe is dat te verklaren?
De Nederlandse overheid monitort niet de productiecijfers van de Turkse plasticverwerkingsindustrie, noch heeft het daar de bevoegdheid of mogelijkheden voor.
Gaat het hier om bedrijfsafval of gaat het hier ook om afval dat via gemeentes wordt ingezameld?
Bij de export van plastic afval en het toezicht daarop wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsafval en via gemeentes ingezameld afval.
De NRC heeft getracht de herkomst van het materiaal te achterhalen en is daarbij tot de conclusie gekomen dat het waarschijnlijk om bedrijfsmatig afval gaat. Op basis van de beschikbare informatie, deel ik die analyse.
Welke mogelijkheden zijn er om de Inspectie Leefomgeving en Transport meer overzicht te laten krijgen over de uitvoer van plastic afval?
Voor internationale transporten van gevaarlijk afval stelt de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, de EVOA, een kennisgeving verplicht. Voordat een dergelijk transport mag vertrekken, moeten de bevoegde gezagen van het land van vertrek, van de doorvoerlanden en van het land van bestemming dit transport hebben goedgekeurd. De gevaarlijke afvaltransporten zijn bij de bevoegde gezagen dus al bekend en de EVOA biedt aan het bevoegd gezag ook de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze transporten.
Ongevaarlijke afvaltransporten die zijn bestemd voor een zogenaamde «nuttige toepassing» – zijnde recycling of verbranding met energieterugwinning – mogen zonder EVOA-kennisgeving de grens over. Wel moet er een internationaal gestandaardiseerd «EVOA Bijlage 7»-formulier bij deze transporten aanwezig zijn met daarop o.a. gegevens van verzender, ontvanger en wijze waarop het afval door de ontvanger zal worden verwerkt. De ILT en Douane werken goed samen in het toezicht op deze ongevaarlijke afvaltransporten. Een verplichting om dit «Bijlage 7»-formulier, dat toch al moet worden ingevuld, meteen ook (digitaal) op te sturen naar het bevoegd gezag van het land van verzending zou het zicht houden op deze transporten aanzienlijk vergemakkelijken. Nederland heeft dit ingebracht in de nu lopende voorbereiding voor de herziening van de EVOA.
Het toezicht op deze stromen geschiedt risicogericht. Daarbij werkt de ILT samen met de inspectiediensten van de betreffende landen en binnen de EU worden ervaringen gedeeld via platforms als het European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law, IMPEL. Primair controleren de Douane en de ILT de aard van de lading en of de partij voldoet aan de eisen die aan schoon, goed verwerkbaar, ongevaarlijk afval worden gesteld. Daarnaast verifieert de ILT risicogericht bij de autoriteit in het land van bestemming of de ontvanger/verwerker over de vereiste vergunningen beschikt. Momenteel onderzoekt de ILT de export van kunststof en heeft met de bestemmingslanden Turkije, Maleisië en Vietnam hiervoor gegevens uitgewisseld. Ik verwacht de uitkomsten hiervan begin 2021.
Is er tussen import- en exportlanden ook een controle om te verifiëren dat het materiaal conform opgave is?
Primair controleren de Douane en de ILT de aard van de lading en of de partij voldoet aan de eisen die aan schoon, goed verwerkbaar, ongevaarlijk groene lijst afval worden gesteld. Daarnaast verifieert de ILT risicogericht bij de autoriteit in het land van bestemming of de ontvanger/verwerker over de vereiste vergunningen beschikt. Momenteel onderzoekt de ILT de export van kunststof en heeft met de bestemmingslanden Turkije, Maleisië en Vietnam hiervoor gegevens uitgewisseld.
In dit kader kan ook worden genoemd dat de Europese bevoegde gezagen in het kader van de EVOA op dit moment onderling al veel informatie uitwisselen over hun ervaringen, ook met de verwerking van afval in niet-EU-landen. Naar aanleiding van de komende herziening van de EVOA is binnen Europa een discussie gestart om deze samenwerking te intensiveren.
Zijn er ook mogelijkheden om overzicht te creëren die niet direct zien op het invoeren van een Europese meldplicht?
In het NRC-artikel wordt dat ontbreken van een meldplicht genoemd bij de uitvoer van niet-schadelijk plastic binnen Europa. Waarschijnlijk wordt het ontbreken van een verplichting voor het doen van een EVOA-kennisgeving bedoeld.
Ongevaarlijke afvaltransporten die zijn bestemd voor een zogenaamde «nuttige toepassing», mogen inderdaad zonder EVOA-kennisgeving de grens over, ook de EU-buitengrens, tenzij het ontvangende land het expliciet heeft verboden. Wel moet er een internationaal gestandaardiseerd «EVOA Bijlage 7»-formulier bij deze transporten aanwezig zijn met daarop o.a. gegevens van verzender, ontvanger en wijze waarop het afval door de ontvanger zal worden verwerkt. Een verplichting om dit «Bijlage 7»-formulier, dat toch al moet worden ingevuld, meteen ook (digitaal) op te sturen naar bevoegd gezag van het land van verzending zou het zicht houden op deze transporten aanzienlijk vereenvoudigen. Nederland heeft dit ingebracht in de nu lopende voorbereiding voor de herziening van de EVOA.
Verder geldt in Nederland nu al een producentenverantwoordelijkheid voor (plastic) verpakkingen. In dit systeem organiseren en betalen bedrijven die verpakkingen op de Nederlandse markt brengen, een vergoeding voor het inzamelen, sorteren en verwerken van deze verpakkingen die bij huishoudens worden afgedankt. Daarover wordt jaarlijks verslag gedaan. Voor de verwerking van plastic verpakkingen uit Nederlandse huishoudens is met het Afvalfonds en andere ketenpartijen afgesproken dat deze binnen de EU worden gerecycled en niet naar buiten de EU worden geëxporteerd.
Plastic verpakkingen die vrijkomen bij bedrijven, vallen op dit moment nog buiten de vergoedingenstructuur van de producentenverantwoordelijkheid. Ik ga de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van verpakkingen met ingang van 2023 verbreden met verpakkingen die bij bedrijven vrijkomen. Daarmee wordt het de verantwoordelijkheid van de producenten om een gesloten en transparante keten te organiseren en jaarlijks verslag te doen over de wijze waarop de verpakkingen gerecycled of hergebruikt zijn. Ook voor deze afvalstromen spreek ik met het Afvalfonds en andere ketenpartijen af dat deze binnen de EU worden gerecycled en niet naar buiten de EU worden geëxporteerd. Ik zal dit ook in de verslagleggingsregelgeving opnemen. Ik zie het verbreden van de producentenverantwoordelijkheid als een deel van de oplossing om deze bedrijfsmatige afvalstroom beter in het zicht te krijgen.
Welke betaalbare alternatieven zijn er voor het verwerken van het Nederlandse niet-recyclebare plastic afval dat nu naar Turkije geëxporteerd wordt?
Zoals in het antwoord op vraag 3 uiteengezet is alleen het exporteren van recyclebaar plastic afval toegestaan met bestemming «nuttige toepassing». Niet-recyclebaar afval kan efficiënt en met energieterugwinning in Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties worden verbrand.
Welke maatregelen gaat u nemen om nieuwe exportladingen met Nederlands niet-recyclebaar plastic afval naar Turkije te voorkomen?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 2 zal per 1 januari 2021 als gevolg van de implementatie binnen de OESO van de aanscherping van de regels voor internationale transporten van plastic afval onder het Verdrag van Bazel, alleen nog schoon en eenvoudig te recyclen plastic afval als groene lijst afval, dus zonder EVOA-kennisgeving, uit de EU mogen worden geëxporteerd. Voor al het plastic afval dat niet op de OESO groene lijst staat, is een EVOA-kennisgeving verplicht, wat betekent dat bevoegd gezag van het land van verzending daar bezwaar tegen kan maken.
In het antwoord bij vraag 3 ben ik ingegaan op het bijbehorende toezicht.
Wat gaat u eraan doen om voldoende capaciteit in Europa te creëren om plastic te recyclen?
Producenten zijn verantwoordelijk om de inzameling en recycling van verpakkingen te organiseren en de kosten daarvan te dekken. Onrendabele toppen in de recycling van plastic verpakkingen komen daarmee voor rekening van diegenen die de verpakkingen op de markt brengen en daarmee worden investeringen gestimuleerd. Met producenten zet ik erop in om de verpakkingen binnen de EU te kunnen recyclen. Dat vraagt om een stevige uitbreiding van de capaciteit de komende jaren. Ik roep in EU-verband op tot de noodzaak om hierin gezamenlijk te investeren.
Daarnaast heeft het kabinet de afgelopen jaren investeringen in hoogwaardige recyclingcapaciteit voor plastics ondersteund via onder meer de subsidieregeling DEI+ en de MIA/Vamil. Hierdoor wordt op dit moment op meerdere plekken in Nederland mechanische en chemische plasticrecyclingcapaciteit gerealiseerd.
Wat vindt u van de uitspraak uit het artikel Plasticafval: hoe een Nederlands dropzakje kon eindigen in een Turkse berm: «Mocht het nut tegenvallen, dan is dat in de praktijk vooral een probleem van de Turken»?
Zoals in voorgaande antwoorden uiteen is gezet, is het exporteren van recyclebaar plastic afval naar Turkije toegestaan, maar het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat hierdoor elders milieuproblemen ontstaan. Ik ben van mening dat wij binnen de EU zelf in staat moeten zijn ons eigen afval op een hoogwaardige manier te verwerken. De berichtgeving van de NRC over de zeer onwenselijke situatie in Turkije sterkt mij hierin. Daarom werk ik in de breedte aan het aanpakken van de plastic soep, door minder plastic te gebruiken, het beter ontwerpen van verpakkingen en het zoveel mogelijk hergebruiken en recyclen van ons eigen afval. Daar werkt dit kabinet hard aan middels het Nederlandse en Europese Plastic Pact, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen en de verbreding daarvan naar bedrijfsafval vanaf 2023 en het invoeren van statiegeld. Ik ga daar ook mee door. Totdat het een gewoonte is dat ons plastic weer in nieuwe producten komt of hergebruikt kan worden.
Waarom kent Nederland geen rekenregels als het gaat om het minimale percentage dat gerecycled moet worden om iets als «nuttige toepassing' aan te kunnen merken? Vindt er wel controle op plaats?
De export van afval uit de EU is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een «handeling van nuttige toepassing». Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 2 zal per 1 januari 2021 als gevolg van de implementatie binnen de OESO van de aanscherping van de regels voor internationale transporten van plastic afval onder het Verdrag van Bazel, alleen nog schoon en eenvoudig te recyclen plastic afval als groene lijst afval uit de EU mogen worden geëxporteerd.
Export uit de EU voor een «verwijderingshandeling» is verboden. In het verleden was een dergelijke rekenregel opgenomen in het Landelijk afvalbeheerplan, het LAP. In een rechterlijke uitspraak is deze benadering verworpen en op basis daarvan is Nederland afgestapt van het voor dit doel gebruiken van rekenregels.
Is de Harmonized System(HS)-code 3915 te algemeen en leidt dit tot misbruik? Zou het een optie kunnen zijn om meerdere codes in te stellen? Zijn er gevallen van misbruik bekend? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?
De HS-code 3915 is de code die binnen de geharmoniseerde systematiek van de World Customs Organization (WCO) wordt gebruikt voor het declareren van grensoverschrijdende transporten en het bepalen van verschuldigde heffingen. Deze codes worden zo goed mogelijk gesynchroniseerd met de codes die binnen het Verdrag van Bazel worden vastgesteld voor het classificeren van afval. De HS-codes zijn dus niet primair bedoeld om afval te sturen naar een zo verantwoord mogelijke verwerking.
De afspraken binnen het Verdrag van Bazel en de implementatie daarvan in de EVOA bepalen of een afvaltransport wel of niet is toegestaan. Een vracht die onder HS 3915 uit de EU wordt geëxporteerd, moet daarom altijd ook vergezeld gaan van òf een EVOA-kennisgeving voor «gevaarlijk afval» òf een «EVOA Bijlage 7»-formulier voor «groene lijst afval».
Hoe wordt voorkomen dat plastic «per ongeluk de verkeerde afslag neemt»?
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat, als gevolg van de aanscherping van de regels voor internationale transporten van plastic afval, per 1 januari 2021 alleen nog schoon en eenvoudig te recyclen plastic afval zonder toestemming vooraf uit de EU mag worden geëxporteerd. In het antwoord op vraag 3 zijn het toezicht op de export beschreven. Ook zal de ILT de export naar Turkije nader in kaart te brengen. In het antwoord op vraag 9 heb ik aangegeven dat ik de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van verpakkingen ga verbreden met verpakkingen die bij bedrijven vrijkomen.
Hoe denkt u de stroom plastic verpakkingen, metalen verpakkingen, drankkartons (pmd-stroom) en «de meest ongrijpbare afvalstroom' bedrijfsafval te kunnen reguleren zonder onevenredige lastenverzwaring voor bedrijven en huishoudens?
Zoals ik aan heb gegeven in de Kamerbrief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) ga ik de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van verpakkingen verbreden met verpakkingen die bij bedrijven vrijkomen. Daarmee wordt het de verantwoordelijkheid van de producenten om een gesloten en transparante keten te organiseren en jaarlijks verslag te doen over de wijze waarop de verpakkingen gerecycled of hergebruikt zijn. Ik zie het verbreden van de producentenverantwoordelijkheid als een deel van de oplossing om deze bedrijfsmatige afvalstroom beter in het zicht te krijgen.
Daarnaast worden de regels voor internationale transporten van plastic afval, per 1 januari 2021 aangescherpt zodat alleen nog schoon en eenvoudig te recyclen plastic afval zonder toestemming vooraf uit de EU mag worden geëxporteerd.
Wilt u deze vragen één voor één en voor het algemeen overleg (AO) Circulaire Economie van 2 december 2020 beantwoorden?
Bij deze heb ik aan uw verzoek voldaan.
Het exporteren van Nederlands schroot |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlands schroot reist de hele wereld rond – waarom?»?1
Ja.
Bent u bekend met de signalen uit dit bericht dat iedere dag 150 vrachtwagens vol metaalafval naar landen buiten Europa wordt vervoerd voor recycling onder vaak slechte milieuomstandigheden en daarna deels wordt teruggekocht?
Deze signalen ken ik uit het in vraag 1 genoemde bericht.
Deelt u de mening dat binnen een circulaire economie afval zoveel mogelijk moet worden voorkomen, hergebruikt en daarna pas zo duurzaam mogelijk gerecycled moet worden?
Preventie van afval is een belangrijke strategie in mijn beleid voor de transitie naar een circulaire economie. Hoewel in de reeks «R-strategieën» hergebruik («reuse») hoger staat dan recycling, kan dat niet in alle gevallen strikt gehanteerd worden. Hergebruik kan in bepaalde situaties technisch onverantwoord zijn, bijvoorbeeld onveilig of relatief milieubelastend ten opzichte van een nieuw product. Recycling heeft in die gevallen de voorkeur.
In een circulaire economie wordt ervoor gezorgd dat de materialen die in producten zitten niet verloren gaan, in de kringloop blijven, met een minimale milieuvoetafdruk. Binnen die randvoorwaarde zullen producenten moeten bezien in hoeverre hergebruik van producten of onderdelen daarvan technisch mogelijk en economisch voordelig is.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval te voorkomen?
Producenten passen over het algemeen al zo min mogelijk metaal toe in hun producten. Metaal is relatief duur en zwaar ten opzichte van kunststof, waardoor men waar mogelijk kiest voor kunststof. Het grootste deel van het metaalafval is afkomstig van objecten en bouwwerken die niet meer in de behoefte voorzien of vanwege corrosie niet meer aan de (veiligheids-)eisen voldoen. Corrosiewerende maatregelen, om de levensduur te maximaliseren, zijn al gangbare praktijk.
Wat betreft preventie van metaalafval door inzet op hergebruik is er een lang bestaande markt, bijvoorbeeld in de sector van de autoreparatie. Een impuls wordt gegeven met een beslisboom voor hergebruik van bouwelementen waaraan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt, samen met SGS Search. Hiermee krijgen vergunningverleners en bouwers handvatten voor toepassing van tweedehands elementen mede in verband met constructieve en brandveiligheidseisen. Deze beslisboom komt in de eerste helft van 2021 beschikbaar. Verder valt er nog winst te behalen in verlenging van de levensduur van metaal bevattende kleinere (consumenten-) producten, maar de hoeveelheid metaalafval die hier uit voortkomt is klein ten opzichte van het totaal van het metaalafval dat in Nederland ontstaat.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval te hergebruiken?
Hergebruik van metaalproducten gebeurt al en er lopen initiatieven voor meer hergebruik, zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven. Veel metaalproducten zijn echter niet herbruikbaar, omdat ze een specifieke vorm hebben, die niet de juiste vorm is voor een andere toepassing. Bovendien wordt metaal vaak afval omdat het is aangetast door corrosie of haarscheurtjes, zodat voortgezet gebruik of hergebruik niet verantwoord is of niet aan de wensen van de gebruiker voldoet (roestkleur). Metaalafval is technisch goed te recyclen, met weinig of geen materiaalverlies. Speciale aandacht is nodig voor veilige verwerking van metaalafval dat gevaarlijke stoffen bevat, zoals asbest of chroom-6. Een belangrijke innovatie op dit punt is gerealiseerd door het bedrijf Purified Metal Company (PMC), waar ik op 24 september jl. met Zijne Majesteit de Koning op bezoek ben geweest ter gelegenheid van de officiële opening van het bedrijf.
Denkt u dat een materialenpaspoort voor metaal in de bouw kan helpen om metaal vaker te hergebruiken in plaats van te recyclen?
De mogelijkheden voor hergebruik van metaalproducten zijn beperkt en metaal leent zich juist goed voor recycling. Naar de merites van een materialenpaspoort voor bouwwerken loopt onderzoek waarover uw Kamer op 29 september jl. is geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 32 852, nr. 131). In algemene zin kan een materialenpaspoort een middel zijn om zowel hergebruik als recycling te bevorderen als het (onder meer) de samenstelling van een materiaal kenbaar maakt. Staal bijvoorbeeld bestaat uit ijzer gemengd met kleine, variërende hoeveelheden andere metalen. Kennis van de samenstelling is een voorwaarde om geschikte toepassingen te bepalen voor hergebruik en om bij recycling de juiste maatregelen te treffen ter voorkoming van emissies van metalen (veelal schadelijk voor de gezondheid en het milieu), om alle aanwezige metalen in de kringloop te kunnen houden en om gerecycled metaal met de benodigde technische kwaliteit te verkrijgen.
De Europese Commissie heeft in het Circular Economy Action Plan aangekondigd met een voorstel te komen voor nieuwe productwetgeving, waarbij zij ook de mogelijkheden van een verplicht productpaspoort zal onderzoeken. Ik zie de voorstellen van de Commissie op dit punt met belangstelling tegemoet.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval in Nederland te recyclen?
Er vindt al metaalrecycling in Nederland plaats. Volgens de brancheorganisatie van metaalrecyclers, de Metaal Recycling Federatie, wordt 20% van de 3 miljoen ton schroot die jaarlijks in Nederland wordt ingezameld in Nederlandse smelterijen verwerkt. Het merendeel van het metaalafval wordt nu echter geëxporteerd, voornamelijk naar landen buiten de EU. Als door extra transportafstand sprake is van veel extra CO2-uitstoot en helemaal als recycling buiten de EU gepaard gaat met extra milieuvervuiling, is de export ongewenst.
Het hierboven genoemde bedrijf PMC geeft een impuls aan de milieuverantwoorde verwerking van metaalafval met gevaarlijke stoffen. Nu deze nieuwe verwerkingsmethode in Nederland beschikbaar is, heb ik besloten een stortverbod in te voeren voor asbesthoudend staalschroot, via een wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
Voorts zal ik in het kader van de komende herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) wijzigingen steunen die een zo hoogwaardig mogelijke verwerking van afval binnen de EU bevorderen, waarbij export van afval uit de EU alleen blijft toegestaan als duidelijk wordt aangetoond dat milieuverantwoorde verwerking goed is geborgd. Export van afval wordt daarmee de facto gekoppeld aan Europese eisen voor milieuverantwoorde verwerking. Deze inzet is verwoord in de reactie van het kabinet op de openbare raadpleging die de Europese Commissie heeft gehouden ter voorbereiding van de herziening van de EVOA. Uw Kamer heeft op 17 juli jl. een afschrift van deze reactie ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2899).
Wordt de CO2-uitstoot, gemoeid met het vervoeren en recyclen van metaalafval in landen buiten Europa, meegenomen in de Nederlandse CO2-doelstellingen? Zo niet, wat zijn methodes om deze wel mee te laten wegen in de beslissing om afval te exporteren?
De Nederlandse CO2-doelstellingen sluiten aan bij de internationale richtlijnen rondom de registratie van emissies en zijn gekoppeld aan de uitstoot op Nederlands grondgebied. De CO2-uitstoot gemoeid met het vervoeren en recyclen van metaalafval in landen buiten Europa wordt niet meegenomen in de Nederlandse CO2-doelstellingen omdat deze emissie niet in Nederland plaatsvindt.
De beslissing om te exporteren wordt genomen door de eigenaar van het metaalschroot, veelal een inzamelaar. Het land waar het schroot wordt verwerkt kent zijn eigen klimaatbeleid waar het plaatselijke bedrijf dat het metaalschroot verwerkt zich aan moet houden en wat mede bepalend is voor diens bedrijfsproces en daarmee voor de prijs die hij de Nederlandse metaalschroot inzamelaar kan bieden.
Worden in de beslissing om afval te exporteren ook niet-financiële aspecten meegenomen, zoals de arbeidsomstandigheden en milieu-impact ter plaatse? En zo niet, ziet u mogelijkheden om deze factoren wel mee te nemen?
De beslissing over export is doorgaans aan de eigenaar van het metaalschroot. Deze heeft te maken met beperkte recyclingcapaciteit in Nederland en in de EU als geheel. Het gros van de beschikbare recyclingcapaciteit zit buiten de EU. Ik zet mij in voor een herziening van de EVOA die de mogelijkheid geeft om aan export van metaalschroot de voorwaarde van milieuverantwoorde verwerking te verbinden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
De bovenstaande beantwoording komt aan dit verzoek tegemoet.
Het bericht 'Rijkswaterstaat maakt cruciale rekenfout bij omstreden granulietstort' |
|
Cem Laçin , Corrie van Brenk (PvdA), van Esch , Suzanne Kröger (GL), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rijkswaterstaat maakt cruciale rekenfout bij omstreden granulietstort?»1
Bent u bereid per direct de stort van granuliet landelijk stil te leggen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven wanneer u te horen kreeg dat er een ernstige rekenfout was gemaakt?
Kunt u aangeven waarom u niet zelfstandig de Tweede Kamer heeft geïnformeerd over deze rekenfout?
Hoe heeft deze rekenfout kunnen gebeuren?
Deelt u de mening dat (na de correctie van de rekenfout) geconstateerd moet worden dat de daadwerkelijke waarde de risicogrens ruim overschrijdt?
Kunt u aangeven op welke momenten en waar deze rekensom (of de uitkomst ervan) is aangehaald of gebruikt?
Klopt het dat deze cijfers ter verdediging zijn gebruikt in de rechtszaak die was aangespannen door de gemeente West Maas en Waal?
Zou de vergunning voor de stort in Over de Maas zijn verstrekt wanneer deze rekenfout niet was gemaakt?
Is er door belanghebbende partijen, die op enige wijze betrokken zijn bij de granulietstort, invloed uitgeoefend op deze rekensom? Zo ja, door wie?
Bent u bereid om te onderzoeken of deze rekenfout opzettelijk is gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Waarom werd dit worstcasescenario niet opgesteld voordat er toestemming werd gegeven voor de granulietstort bij Over de Maas?
Kunt u zich herinneren dat meerdere fracties (zoals de Partij voor de Dieren, GroenLinks, SP en 50PLUS) u meermaals hebben opgeroepen om, op basis van het voorzorgsbeginsel, de stort van granuliet stil te leggen?
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het notaoverleg Bodem op 12 mei 2020 in de Tweede Kamer over de granulietstort zei: «Ecologisch gezien is er dus geen probleem»?2 Staat u nog altijd achter die uitspraak? Zo ja, waarom?
Bent u er bekend mee dat stroomafwaarts Maaswater wordt ingenomen door Evides en Dunea voor de productie van drinkwater?
Meten deze drinkwaterbedrijven ook op acrylamide en wordt deze stof ook gezuiverd in het productieproces?
Wat gaat u doen om mogelijke natuurschade die is ontstaan door deze rekenfout te herstellen?
Kunt u, indien u niet besluit om de stort per direct stil te leggen, dan per ommegaande de Kamer daarover informeren zodat de leden zich kunnen beraden op vervolgstappen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ingaan op de reactie van Rijkswaterstaat?3