De beloningen bij de Amsterdamse politietop |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht over de beloningen bij de Amsterdamse politietop?1
Ja.
Kloppen de bedragen die in het bericht worden genoemd?
Ja, de bedragen zijn conform de opgave die het korps Amsterdam-Amstelland op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) in mei van dit jaar bij BZK heeft gedaan. De norm op basis van de WOPT is een optelsom van salaris, toelagen, premies en pensioenbijdragen. De WOPT-norm bevat de volgende elementen:
Indien de optelsom boven het normbedrag uitkomt, dient ingevolge de WOPT openbaarmaking plaats te vinden. De overschrijdingen kunnen geheel rechtmatig zijn, maar moeten wel door de betreffende organisaties uit de (semi-)publieke sector ieder jaar aan BZK worden gemeld. BZK stuurt jaarlijks in december aan de Tweede Kamer een lijst van alle overschrijdingen in de
(semi-)publieke sector. Ook wordt deze informatie op de website van BZK openbaar gemaakt. Voor 2009 is de WOPT-norm vastgesteld op € 188 000,= (2008 : € 181 000,= 2010 : nog niet bekend).
Voor de goede orde merk ik op dat de koppeling van de in De Telegraaf genoemde bedragen aan de WOPT-norm én tegelijkertijd aan de «Balkenende-norm» niet correct is en verwarring wekt. Mijn ambtsvoorgangster heeft steeds afstand genomen van de term «Balkenende-norm». De door haar gebezigde juiste term is «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Het gaat hier om een andere inkomensnorm dan de WOPT-norm. De «voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm» bevat alleen zuivere beloningselementen zoals salaris, eindejaarsuitkering, vakantie-uitkering en toelagen voor werving, behoud en voor goed functioneren. Voor 2009 lag de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm op € 181 337,-. (2008 : € 176 008, 2010 : € 187 340)
Herinnert u zich de toezeggingen van uw ambtsvoorganger die in een algemeen overleg van 16 december 2009 heeft toegezegd dat de toelagen en declaraties zouden worden versoberd en dat voor het salaris de Balkenendenorm als maximum zou gelden?
Ja.
Deze toezeggingen betreffen het nieuw tot stand te brengen arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop. Dit zal geen effect kunnen hebben op reeds verworven rechten van individuen, zoals mijn ambtvoorgangster ook al heeft aangegeven in het Algemeen overleg van 16 december 2009.
Hoe verhouden deze toezeggingen zich met de salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u dat de (waarnemend) korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland – de Amstelveense burgemeester Van Zanen – de te hoge salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden wel heeft gemeld bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en waarom heeft de voormalige korpsbeheerder Cohen dit klaarblijkelijk nagelaten?
Zowel de voormalig waarnemend korpsbeheerder (over het jaar 2009) als de vorige korpsbeheerder (over 2008 en de jaren daarvoor) heeft geheel conform de WOPT melding gemaakt van de inkomens van functionarissen die boven de WOPT-norm uitkomen.
De toenmalige waarnemend korpsbeheerder heeft recentelijk bij BZK melding gemaakt van functionarissen van wie het inkomen in 2009 uitgaat boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm. In december 2010 ontvangt de Tweede Kamer, conform de WOPT, van BZK een lijst van alle functionarissen in de (semi-)publieke sector waarvan in 2009 sprake was van overschrijding van de voor 2009 vastgestelde WOPT-norm. In 2008 heeft de toenmalige korpsbeheerder, eveneens conform de WOPT, twee functionarissen van het betreffende korps bij BZK gemeld, van wie het inkomen boven de voor dat jaar geldende WOPT-norm uit kwam. Hiervan is de Tweede Kamer december 2009 (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 30 111, nr. 50) door mijn ambtsvoorgangster op de hoogte gesteld.
Zijn er nog andere personen in korpsleidingen die met hun salarissen boven de Balkenendenorm uitkomen? Zo ja, welke zijn dat?
In de beantwoording van vraag 2 zijn de verschillen tussen de twee inkomensnormen («WOPT-norm» en «Balkenende-norm») beschreven.
De bedragen die in het Telegraaf-artikel staan vermeld, zijn gebaseerd op de wettelijk verplichte melding in het kader van de WOPT. Deze gaan dus niet over het overschrijden van de «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm».
Het inkomen van de korpschef Amsterdam Amstelland was in 2009, op basis van de in 2004 gemaakte arbeidsvoorwaardelijke afspraken, hoger dan «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum-inkomensnorm». Over de met betrokkene gemaakte afspraken zijn in 2004 Kamervragen gesteld. Die zijn door mijn toenmalige ambtvoorganger beantwoord (vergaderjaar 2003–2004, aanhangsel van de handelingen, nr. 1646, 1 juni 2004).
Uit de door de korpsen aangeleverde gegevens in het kader van het onderzoek door de Rijksauditdienst is gebleken, dat er verder nog één functionaris is, die gerekend wordt tot de korpsleiding, van wie het inkomen in 2009 uitging boven de voor «de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm». Dit was de plaatsvervangend algemeen directeur bij de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (vtsPN), met wie in 2003 arbeidsvoorwaardelijke afspraken zijn gemaakt. Er waren derhalve in 2009 twee functionarissen behorende tot de korpsleidingen van wie het inkomen uitging boven «de voor de (semi-) publieke sector geldende maximum inkomensnorm.»
Bent u bereid, nu blijkt dat de beloningsafspraken met de Kamer niet worden nageleefd, met een aanwijzing te komen? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtsvoorgangster heeft toegezegd geen onomkeerbare besluiten te nemen over het nog tot stand te brengen nieuwe arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, voordat het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop en het beloningsvergelijkingsonderzoek is afgerond. Het onderzoek naar de beloningen, toelagen en declaraties van de politietop van de Rijksauditdienst heb ik bij brief van 21 mei jl. (vergaderjaar 2009–2010, kamerstuk 29 628, nr. 209) aan de Tweede Kamer aangeboden. Nadat ook de uitkomsten van het beloningsvergelijkingsonderzoek beschikbaar zijn zal met de politievakorganisaties worden overlegd over een nieuw arbeidsvoorwaardenbeleid voor de politietop.
Ik heb de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad verzocht uit te dragen dat korpsbeheerders bij toekomstige benoemingen zoveel mogelijk handelen in de geest van het eerste conceptvoorstel arbeidsvoorwaarden politietop, dat in november 2009 met het korpsbeheerdersberaad is besproken.
Daarnaast kan ik u melden dat sinds enkele maanden arbeidsvoorwaardelijke afspraken met leden van de korpsleiding bij benoeming, tussentijdse wijzigingen en bij ontslag door Bureau ABD van het Ministerie van BZK vooraf worden getoetst op overschrijding van de inkomensnormen. Ik heb u hierover geïnformeerd in bovengenoemde brief.
Het inzetten van lokagenten ter bestrijding van discriminatie |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Ban kwaad van discriminatie uit, zet lokagent met joodse keppel in»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bestaande opsporingsmiddelen niet afdoende zijn om geweld tegen en discriminatie van bepaalde groepen, waaronder joden, homo’s of moslims, tegen te gaan? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
Bestaande opsporingsmiddelen zijn op zichzelf toereikend om op te treden tegen belediging, discriminatie en geweld tegen bepaalde groepen. Dat neemt niet weg dat ik – ook op het gebied van opsporing – de inzet van lokagenten niet uitsluit, voor zover deze methode in verhouding tot de methoden die thans worden toegepast nodig en effectief blijkt te zijn. Van geval tot geval zal moeten worden bezien of de inzet van dit instrument proportioneel is.
Deelt u de mening dat zolang vrijheden van bovengenoemde groepen niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn en zolang andere opsporingsmethoden tekortschieten andere, innovatieve methoden nodig zijn? Zo ja, welke methoden overweegt u in te voeren? Zo nee, waaruit leidt u af dat bestaande methoden afdoende zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het dragen een keppel door een lokagent in juridische zin geen uitlokking van geweld of discriminatie tegen joden betekent en evenmin in de praktijk zo mag worden opgevat? Zo ja, gaat u met het middel van lokagenten deze vorm of andere vormen van discriminatie bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Voor de toelaatbaarheid van een middel is het van belang dat het geen intentie tot het plegen van strafbare feiten doet ontstaan, anders dan al bij betrokkenen aanwezig was. Het zou naar mijn oordeel onjuist zijn het dragen van een keppeltje als zodanige uitlokking te beschouwen. De legitimiteit van de inzet in een individueel geval staat uiteraard ter beoordeling aan de strafrechter. Zie verder het antwoord op vragen 2 en 3.
Welke ervaringen zijn er in andere landen, bijvoorbeeld binnen de Europese Unie, met het inzetten van lokagenten?
Op mijn departement is geen gedetailleerde informatie beschikbaar over het gebruik van en de juridische mogelijkheden rondom dit specifieke opsporingsmiddel in andere EU-Lidstaten.
Zijn er lidstaten van de Europese Unie waar de juridische mogelijkheden tot het inzetten van lokagenten of lokmiddelen ruimer zijn dan in Nederland? Zo ja, waaruit bestaan die mogelijkheden?
Zie antwoord vraag 5.
De berichten over fraude in de champignonteelt |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fraude is wijder verbreid dan de champignonteelt»?1
Ja.
Welke andere overheidsdiensten waren naast de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst betrokken bij deze interdisciplinaire controles? Was bijvoorbeeld de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ook aanwezig? Zo nee, waarom niet?
Het Interventieteam Champignons is actief geweest onder verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie. Naast de Belastingdienst, waren ook de SIOD, de (vreemdelingen)politie, Regionale Coördinatiepunten Fraudebestrijding, gemeenten en het Openbaar Ministerie betrokken bij het interventieteam.
Worden de overige champignontelers ook nog gecontroleerd gelet op het percentage frauderende bedrijven in deze sector? Zo nee, waarom niet?
De inspecties zijn uitgevoerd in de regio’s oostelijk Noord-Brabant, Limburg en Gelderland-Zuid. Deze gebieden zijn bewust gekozen omdat hier sprake is van een zeer grote concentratie van bedrijven in de champignonteelt.
De activiteiten van het interventieteam krijgen een vervolg op grond van de uitgevoerde inspecties. De aanpak in samenwerking met andere diensten zal daarmee worden voortgezet. Het interventieteam bepaalt op basis van risicoanalyses en signalen (waaronder meldingen) vooraf of, en welke ondernemingen worden geïnspecteerd en welke instrumenten worden ingezet.
Op welke wijze wordt er invulling gegeven aan het ontnemen van onrechtmatig verkregen voordeel opdat het lucratieve karakter van deze oneerlijke handelspraktijken wordt ontnomen?
Naar aanleiding van inspecties wordt door de Belastingdienst voor een totaal bedrag van
€ 651.482 aan naheffingen en voor een totaal bedrag van € 120.335 aan boetes opgelegd. Daarnaast is door de Arbeidsinspectie voor een bedrag van € 784.500 aan boetes opgelegd. Verschillende onderzoeken zijn nog niet afgerond, de verwachting is dat de op te leggen correcties en boetes nog verder zullen oplopen.
Indien onderbetaling onder het wettelijk minimumloon is geconstateerd en de werkgever het loon niet nabetaalt, wordt aan de werkgever een last onder dwangsom opgelegd om alsnog het verschuldigde loon aan de werknemer uit te betalen.
Met de naheffingen door de Belastingdienst krijgt deze dienst binnen waar «zij recht op heeft». Door de ondernemingen daarnaast ook te beboeten wordt het «lucratieve karakter» teniet gedaan.
Ziet u aanleiding voor soortgelijke acties in de fruitteelt en vollegrondsteelt waar ook sprake zou zijn van malafide opererende bedrijven? Zo nee, waarom niet?
In alle sectoren van de land- en tuinbouw zijn handhavingspartners actief en worden ondernemingen geïnspecteerd. Zowel door de Arbeidsinspectie als door de Belastingdienst en andere interventieteamdeelnemers. Met de continue handhavingsdruk is het overtredingenpercentage de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Naast de reguliere inspecties heeft de Arbeidsinspectie in 2005–2006 het interventieteamproject Teelten (fruit & vollegrondsteelt) geleid. De bevindingen gaven geen aanleiding om de interventieteamactiviteiten voort te zetten. Handhaving geschiedt thans door middel van reguliere inspecties.
Indien risicoanalyses en/of signalen vanuit de branche daartoe aanleiding geven, wordt een interventieteam opgericht, zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw in en om het Westland. Daarnaast wordt met de brancheorganisatie LTO Nederland met regelmaat overleg gevoerd om te bezien op welke wijze malafiditeit en fraude voorkomen kan worden.
Heeft u een indicatie van de omvang van deze fraude en in hoeverre bonafide bedrijven hierdoor in hun gezonde bedrijfsvoering worden geraakt?
Op basis van de uitgevoerde inspecties blijkt dat bij relatief veel bedrijven overtredingen zijn geconstateerd (bij 27 telers van de 98 onderzochte bedrijven) binnen de champignonbranche. De inspecties bij de champignonkwekers leveren een afwijkend beeld op ten opzichte van de inspecties in de gehele branche van de land- en tuinbouw (LTB). Bij de in 2005 in de LTB geïnspecteerde ondernemingen werd bij 17,5% een overtreding geconstateerd. In 2006 en 2007 daalde dit tot 13%, om in 2008 verder te dalen tot 11%. In 2009 constateerde de Arbeidsinspectie 10% overtredingen. De Arbeidsinspectie inspecteert risicogericht, zodat de bevindingen niet representatief zijn voor de gehele sector. Het is evident dat fraude tot concurrentieverstoring leidt, maar het is niet bekend in welke mate bonafide bedrijven daardoor geraakt worden.
Heeft u een verklaring voor het feit dat de misstanden onopgemerkt tot deze omvang hebben kunnen uitgroeien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Wat heeft u uiteindelijk doen besluiten om juist in dit stadium tot deze interdisciplinaire controles over te gaan?
Voorafgaande aan de start en inzet van het interventieteam hebben de diensten in de reguliere activiteiten geconstateerd dat in champignonteelt illegaal personeel werd ingezet en dat steeds vaker bijzondere constructies bij het verrichten van arbeid werden toegepast (zoals «schijn-zelfstandigen»). Ook andere diensten (dan Arbeidsinspectie en SIOD) werden geconfronteerd met signalen over ontduiking van wetgeving. Dit heeft ertoe geleid dat in 2007 een interventieteam is ingesteld, mede op basis van de door de Arbeidsinspectie en SIOD uitgevoerde risicoanalyses. Het interventieteam, met de deelnemers zoals omschreven in antwoord 2, heeft van september 2007 tot en met september 2009 inspecties uitgevoerd, de activiteiten van het team zullen op grond van de inspectieresultaten worden voortgezet.
Bent u voornemens om het toezicht dusdanig in te richten dat dergelijke grootschalige misstanden in een willekeurige sector in de toekomst wordt voorkomen? Zo ja, op welke wijze gaat u hieraan invulling geven? Zo nee, waarom niet?
De inspanningen van de SIOD en de Arbeidsinspectie om arbeidsmarktfraude tegen te gaan zullen ook in de komende jaren onverminderd worden voortgezet. Zo zal de SIOD voor de Arbeidsinspectie in steeds meer branches risicoanalyses uitvoeren en zal waar nodig strafrechtelijke handhaving worden toegepast (OM en SIOD) in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.
Ook door de Belastingdienst worden signalen uit branches, zoals deze, meegenomen in risicoanalyses. Hierop worden toekomstige interventies gebaseerd.
Indien daartoe aanleiding is wordt in interventieteams multidisciplinair met andere diensten samengewerkt om «uitwassen» vanuit verschillende invalshoeken tegen te gaan. Op dit moment zijn in verschillende sectoren (zoals schoonmaak, champignons, glastuinbouw en uitzendbureaus) interventieteams actief. Met de brancheorganisaties uit de zgn.»risico-sectoren» vindt regelmatig overleg plaats over mogelijke misstanden en hoe die gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Sociale partners zijn immers verantwoordelijk voor de handhaving van CAO-bepalingen.
Het gebruik van het kentekenregistratiesysteem ANPR voor strafrechtelijk onderzoek |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Camerabeelden A28 niet toegestaan als bewijs»?1
Ja.
Op grond waarvan heeft het gerechtshof Leeuwarden de eerdere uitspraak van de rechtbank in Zwolle tegengesproken?
Het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden heeft geoordeeld dat bevraging van het ANPR-systeem heeft plaatsgevonden zonder dat de gegevens van de door verdachte(n) gebruikte voertuigen in een vergelijkingsbestand waren opgenomen. Met gebruikmaking van bewaarde gegevens – die op het moment van observatie geen hit opleverden, en dus in beginsel niet bewaard mochten worden – is achteraf een vergelijking gemaakt met nadien verstrekte of ingevoerde gegevens. Gegevens die een «no hit» opleveren in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak dienen, ingevolge de huidige wettelijke regeling, te worden vernietigd, omdat in een dergelijk geval het bewaren van deze gegevens niet noodzakelijk is voor het doel van de ANPR-registratie.
Bent u van mening dat de door het voornoemd hof getrokken grenzen gevolgd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Vanzelfsprekend dient ieder rechterlijk oordeel in acht te worden genomen. Al eerder is, naar aanleiding van de bevindingen van het College bescherming persoonsgegevens, besloten dat de politiekorpsen de zogenaamde «no hits» bij de toepassing van ANPR niet meer bewaren. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 2 februari 2010 is vermeld, ben ik echter van mening dat in de toekomst bij de opsporing van strafbare feiten het geboden kan zijn de gescande kentekengegevens een bepaalde termijn te bewaren, ook als ze niet onmiddellijk een hit opleveren (Kamerstukken II 2009/2010, 31 051, nr. 6). Voorrang wordt nu gegeven aan het opstellen van een wettelijke regeling voor het gebruik van ANPR voor de strafrechtelijke handhaving. Deze wettelijke regeling die de bewaring van de no hits gedurende beperkte tijd mogelijk moet maken, zal worden toegesneden op de werkwijze zoals die door het regiokorps IJsselland werd toegepast. De precieze vormgeving van de regeling wordt momenteel nader uitgewerkt. Ik streef er naar dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het zomerreces bij de Tweede Kamer in te dienen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wettelijke regeling die het bewaren en gebruiken van zogenaamde «no hits» uit het kentekenregistratiesysteem wel mogelijk moet maken? Op welke termijn kan dit wetsvoorstel worden verwacht?2
Zie antwoord vraag 3.
Wordt het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) nauw betrokken bij de aangekondigde wetgeving? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Conform het bepaalde in art. 51 lid 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens zal het Cbp om advies gevraagd worden over dit wetsvoorstel.
De voortgang van de invoering van de Rijkspas |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Dure Rijkspas niet in trek» op de website van Binnenlands Bestuur?1
Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
Herkent u zich in de conclusie dat de kosten die de ministeries zelf maken voor de invoering van de Rijkspas een veelvoud bedragen van de aankoopkosten van ruim 20 miljoen euro? Hoe verhoudt deze inschatting van de kosten zich tot de eerdere indicatie die u heeft gegeven in uw brief van 27 april 2009?
Nee, in deze conclusie herken ik mij niet.
Is het waar dat de implementatie van de Rijkspas verdere vertraging heeft opgelopen? Zo ja, wat is daarvan de oorzaak? Wat is de meest recente planning en hoe groot is het risico dat ook deze planning niet gehaald zal worden?
Op 28 april 2009 heeft minister Ter Horst symbolisch de eerste Rijkspas in ontvangst genomen. Bij die gelegenheid is gemeld dat in 2009 alle kerndepartementen (op Defensie na) over zouden gaan op de Rijkspas. De snelheid van implementatie heeft vertraging opgelopen door connectiviteitsproblemen van de diverse technische systemen (toegangscontrolesystemen en card managementsystemen) en het opschonen van de bronbestanden bij de kerndepartementen. Na genomen maatregelen is begin 2010 deze planning herzien en vastgesteld en hebben alle kerndepartementen (op Defensie na) zich gecommitteerd aan implementatie van de Rijkspas in 2010. De departementen van AZ en BZ hebben de Rijkspas in januari reeds geïmplementeerd, V&W en BZK in juni en begin juli volgt SZW. De overige departementen volgen in de loop van het jaar conform aangepaste planning.
Deelt u de verwachting dat de levensduur van de beveiligingschip ongeveer 4 tot 5 jaar is, door de voortdurende wedloop tussen computerbeveiligers en krakers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe oordeelt u in het licht van deze levensduur over de vertragingen en de duurzaamheid van de gedane investeringen?
Nee, die verwachting deel ik niet. Er is een voortdurende wedloop gaande om te kijken of deze techniek gekraakt kan worden, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de chip maar 5 jaar meegaat. Dit proces wordt nauwlettend gevolgd vanuit het programma Rijkspas en – later dit jaar – door de beheerorganisatie om te voorkomen dat er met eventueel verouderde technieken zou worden gewerkt.
Deelt u de mening dat de potentie van de Rijkspas alleen benut wordt als alle ministeries deelnemen en de secundaire contactchip benut wordt voor bijvoorbeeld computertoegang? Welke plannen hebben ministeries om gebruik te maken van de volledige functionaliteit van de Rijkspas?
Alle ministeries hebben zich gecommitteerd de Rijkspas te implementeren en toe te passen.
De potentie van de Rijkspas is gelegen in het feit dat deze pas een uniform en veilige toegangscontrole binnen de Rijksoverheid faciliteert. Een smartchip op de Rijkspas maakt het mogelijk met een hoog beveiligingsniveau plaats- en tijdonafhankelijk te werken. Naast de kerndepartementen zijn ook al succesvolle deelnames aan de Rijkspas door agentschappen en ZBO’s te melden. De Raad voor de Rechtspraak bijvoorbeeld past de functionaliteit van logische toegang al naar tevredenheid toe.
De rijkspas is een randvoorwaardelijke voorziening waardoor verder vorm kan worden gegeven aan het vergroten van de flexibiliteit binnen de rijksdienst. Bijvoorbeeld gemeenschappelijk huisvesten van rijksdiensten, samenwerkingsprojecten over departementale grenzen en het verminderen van de benodigde kantoorruimte door tijd en plaats onafhankelijk te werken.
Staat de ruimte van de ministeries om zelf keuzes te maken ten aanzien van de functionaliteit van de Rijkspas een goede en snelle implementatie in de weg? Bent u van mening dat dergelijke bedrijfsmatige beslissingen in de toekomst op een andere, centralere, manier genomen moeten worden?
Nee, dit staat een goede en snelle implementatie niet in de weg. Primair wordt de Rijkspas in 2010 geïmplementeerd binnen de kerndepartementen om de huidige toegangspas te vervangen. Daarna wordt interdepartementale toegang mogelijk gemaakt en kunnen departementen gebruik maken van de mogelijkheid die de Rijkspas biedt om plaats- en tijdonafhankelijk te werken. Dit laatste kan al geïmplementeerd worden zodra de Rijkspas binnen een departement in gebruik is genomen.
Op centraal niveau zijn de Normenkaders Rijkspas (normen ten aanzien van bijvoorbeeld pasuitgifte, pasinname en buitenwerkingstelling) opgesteld, gebaseerd op best practices op het gebied van veiligheid en flexibele toegang (zowel fysiek als logisch). Alle departementen hebben zich hieraan gecommitteerd. Een wat centralere regie op dergelijke bedrijfsmatige beslissingen zou in de toekomst wellicht te overwegen zijn.
Wat voor stappen onderneemt u om te komen tot oplossing van uw conflict met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over het gebruik van het BSN bij de bedrijfsvoering van het Rijk? Hoe oordeelt u over het beeld dat van dit conflict tussen rijksoverheid en toezichthouder uitgaat?
Het CBP heeft op 26 januari 2009 aangegeven dat het gebruik van het BSN in de bedrijfsvoering binnen de rijksdienst niet rechtmatig is.
Het verschil van mening met het CBP spitst zich m.i. toe op de interpretatie van het begrip «taak» (artikel 10, Wet algemene bepalingen burgerservicenummer). Mijns inziens heeft de overheid alleen publiekrechtelijke taken. De bedrijfsvoering is daarvan een onlosmakelijk en integraal onderdeel. Daaronder valt dan ook de fysieke toegangsbewaking van de overheidsgebouwen, gericht op het zo goed mogelijk het beveiligen van departementen, medewerkers en overheidsinformatie.
Naar aanleiding van de brief van 29 januari 2009 heeft het Ministerie van BZK contact opgenomen met het CBP, met het verzoek dit verschil van mening te bespreken en op te lossen. Het CBP was hiervoor niet ontvankelijk. Voorafgaand aan de publicatie van het rapport inzake «Onderzoek CBP naar Rijkspas bij ministerie van Verkeer en Waterstaat» heb ik recentelijk telefonisch contact gehad met de voorzitter van het CBP, de heer Kohnstamm in een uiterste poging het verschil van mening op te lossen, echter zonder resultaat. In formele zin bepaalt het CBP nu eventuele verdere stappen, waarop BZK zich dan zal beraden.
Ik betreur het dat er een verschil van mening bestaat met het CBP.
Ten slotte: voor private werkgevers heeft de Wabb geen grondslag gecreëerd voor het gebruik van het BSN in de bedrijfsvoering.
Op welke overwegingen bent u van mening dat de rijksoverheid het BSN mag gebruiken voor de bedrijfsvoering en hoe oordeelt u over de bezwaren van het CBP? Wat betekent dit voor de mogelijkheid van private werkgevers om het BSN te gebruiken voor hun bedrijfsvoering?
Zie antwoord vraag 7.
De advertentie van de politie Drenthe, Fryslân en Groningen waarin kandidaten worden opgeroepen te solliciteren naar de functie van Divisiechef |
|
Ed Anker (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de advertentie van de politie Drenthe, Fryslân en Groningen waarin kandidaten worden opgeroepen te solliciteren naar de functie van Divisiechef Beheersondersteuning?1
Ja.
Deelt u de opvatting van de Commissie Gelijke Behandeling dat deze advertentie in strijd is met de vigerende wetgeving?
Ja, ik deel de opvatting van de Commissie gelijke behandeling dat het in strijd is met de vigerende wetgeving.
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat het wervingsbeleid van de politie past binnen de wetgeving en ook recht doet aan de diversiteit?
Om in de toekomst een herhaling te voorkomen, zullen de juiste procedures bij het gericht werven op diversiteit opnieuw onder de aandacht van de Raad van Korpschefs i.o. worden gebracht.
Bent u bereid om er bij het korps op aan te dringen dat deze advertentie wordt ingetrokken en dat een werving wordt gestart waarbij mensen niet worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht?
Het is onwenselijk dat personen worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht. De korpsbeheerders van de betreffende regiokorpsen hebben inmiddels laten weten dat zij de vacature op zodanige wijze opnieuw open zullen stellen dat adequaat rekening wordt gehouden met de vigerende wetgeving.
Deelt u de mening dat op deze manier kwalitatief goede kandidaten worden uitgesloten voor deze functie en dat het gevoerde voorkeursbeleid afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de politieorganisatie en het draagvlak binnen de organisatie?
Door de manier waarop de vacature is opgesteld worden kandidaten uitgesloten. Zoals hierboven reeds aangegeven, is een dergelijk voorkeursbeleid in strijd met de vigerende wetgeving. De kwaliteit van kandidaten staat altijd centraal. Ik heb waardering voor het feit dat de korpsen Drenthe, Fryslân en Groningen een actief diversiteitsbeleid voeren en daarbij ook kritisch kijken naar de samenstelling van managementteams. Echter hierbij moet wel adequaat rekening worden gehouden met de vigerende wetgeving.
Zijn er binnen de sollicitatieprocedures voor functies binnen de politie meer gevallen bekend waarbij kandidaten op grond van hun ras of geslacht worden uitgesloten?
Er zijn mij binnen de politie geen gevallen bekend waarbij kandidaten op grond van ras of geslacht worden uitgesloten.
Zijn de procedures voor klachten hierover binnen de politie afdoende en op welke wijze draagt u zorg voor een goede procedure om te voorkomen dat mensen op grond van afkomst of geslacht worden uitgesloten?
De politieorganisatie is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van procedures met betrekking tot klachten over sollicitatieprocedures. De politieorganisatie draagt tevens zelf de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diversiteitbeleid. Voor de kroonbenoemingen worden korpsen hierbij ondersteund door Politietop Divers. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van expertise en instrumenten vanuit de korpsen en het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit.
Het niet langer ten uitvoer leggen van elektronische detentie |
|
Krista van Velzen (SP) |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken van het ten uitvoer leggen van Elektronische Detentie? Is het waar dat de huidige vorm van Elektronische Detentie per 1 september 2010 zal worden beëindigd, zodat er per die datum niemand meer thuisdetentie zal uitzitten met een enkelband?
De toepassing van elektronische detentie wordt gefaseerd beëindigd. Er worden geen nieuwe veroordeelden meer toegelaten tot elektronische detentie. Ik streef ernaar dat de toepassing van elektronische detentie volledig beëindigd is bij indiening van het wetsvoorstel thuisdetentie bij de Tweede Kamer.
Bent u nog steeds van mening dat elektronische detentie een nuttig instrument is gebleken om de kortdurende detentie als gevolg van een korte vrijheidsstraf terug te dringen omdat een korte vrijheidsstraf niet effectief is in het terugdringen van recidive? Bent u nog steeds van mening dat met elektronische detentie detentieschade kan worden voorkomen?1
Ja. Zoals aangegeven in de brief van 8 december 2009 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VI, nr. 75) zijn de met elektronische detentie opgedane ervaringen positief en voor mij reden om elektronische detentie een wettelijke basis te geven in de vorm van het wetsvoorstel thuisdetentie.
Waarom is gekozen voor het uitfaseren van elektronische detentie nog voordat het door u toegezegde wetsvoorstel thuisdetentie2 in werking is getreden? Wanneer zal dit wetsvoorstel naar verwachting de Kamer bereiken? Wanneer zal naar uw verwachting dit wetsvoorstel in werking treden?
Elektronische detentie heeft tot dusver, in de praktijk als noodmaatregel en proef, op basis van een circulaire plaatsgevonden. Ik acht dat niet langer wenselijk en daarom is een wettelijke regeling aangewezen. Ik ben van mening dat het nu aan de wetgever is om zich een oordeel te vormen over de vormgeving en toepassing van deze modaliteit. De verdere ontwikkeling van thuisdetentie kan dan binnen wettelijke kaders geschieden.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin september bij uw Kamer worden ingediend en zal zo snel mogelijk nadat de beide Kamers der Staten-Generaal het hebben aanvaard, in werking kunnen treden.
Welke gevolgen heeft dit voor het personeel dat te maken heeft met Elektronische Detentie?
Het uitfaseren van elektronische detentie heeft negatieve consequenties voor het personeel bij de vijf Penitentiaire Inrichtingen Administratief (PIA’s). Voor deze personen is het Sociaal Flankerend Beleid van toepassing. Er wordt getracht om deze personen elders binnen het gevangeniswezen passend werk aan te bieden. Het uitfaseren van elektronische detentie heeft daarnaast ook positieve personele consequenties, doordat er sprake is van een toename van de behoefte aan detentiecapaciteit en daardoor ook aan personeel.
Het bericht dat de politie discrimineert in een personeelsadvertentie |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politie discrimineert in personeelsadvertentie?»1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de politie Groningen in een personeelsadvertentie een functie exclusief opengesteld heeft voor «vrouwelijke kandidaten met een allochtone achtergrond» en autochtone mannen niet hoeven te solliciteren op de functie Divisiechef Beheersondersteuning Drenthe, Fryslân en Groningen?
Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de regionale politiekorpsen Drenthe, Fryslân en Groningen.
Deelt u de mening dat hier sprake is van pure discriminatie van de autochtone man en dat er altijd moet worden gekozen voor de kandidaat met de meeste kwaliteit, ongeacht geslacht of afkomst?
Ik acht het onwenselijk is om personen op grond van geslacht, afkomst of religie uit te sluiten. De kwaliteit van politiepersoneel staat altijd centraal bij het werven van kandidaten: van mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen. Ik heb waardering voor het feit dat de korpsen Drenthe, Fryslân en Groningen een actief diversiteitsbeleid voeren en daarbij ook kritisch kijken naar de samenstelling van managementteams. Echter hierbij moet wel adequaat rekening worden gehouden met de vigerende wetgeving.
Is het waar dat dit wervingsbeleid met u is afgesproken? Betekent dit dat u toestemming heeft verleend voor dit abjecte wervingsbeleid, dat zelfs door de Commissie Gelijke Behandeling is bekritiseerd?
Het opstellen van de vacaturetekst is in dit geval de verantwoordelijkheid van het korps.
Ik constateer evenwel in het debat een misvatting tussen enerzijds gelijke behandeling en anderzijds het diversiteitsbeleid.
Bent u bereid het korps te benaderen zodat deze vacature voor iedereen opengesteld gaat worden? Zo nee, waarom niet?
Het is onwenselijk dat personen worden uitgesloten op basis van afkomst of geslacht. De Korpsbeheerders van de betreffende regiokorpsen hebben inmiddels laten weten dat zij de vacature op zodanige wijze opnieuw open zullen stellen dat adequaat rekening wordt gehouden met de vigerende wetgeving.
Het wegpesten van een homostel uit hun huis |
|
Attje Kuiken (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Homostel in Leidsche Rijn weggetreiterd»?1
Ja.
Deelt u de mening dat homogeweld en intimidatie, maar ook woonoverlast in zijn algemeenheid, strenger moet worden aangepakt? Zo ja, in hoeverre is het bestaande juridische instrumentarium daarvoor afdoende? Zo nee, waarom niet?
Woonoverlast en intimidatie in een wijk kunnen diep ingrijpen in het dagelijks bestaan van de bewoners. De gedragingen van personen en groepen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zeker als het gaat om treiteren, nemen echter niet noodzakelijkerwijs de vorm aan van strafbare feiten die door politie en justitie opgespoord en vervolgd kunnen worden. Voor gemeenten ligt er een taak om de ontstane situatie aan te pakken vanuit de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor de openbare orde en veiligheid en de rol van de gemeente als beheerder van de openbare ruimte en de leefbaarheid.
Om het samenstel van belastend gedrag en strafbare feiten dat leidt tot betreurenswaardige situaties zoals in Utrecht effectief aan te kunnen pakken, is de gezamenlijke inzet van de lokale autoriteiten noodzakelijk. Politie, justitie en de gemeente in de wijk Leidsche Rijn in Utrecht zetten intensief erop in om het intimiderende [treiterende] gedrag jegens het homostel aan te pakken. Dit gedrag vindt echter plaats in het geniep waardoor het moeilijk is op te treden en in het geval van strafbare feiten voldoende bewijs te verzamelen, er daders aan te koppelen en getuigen te vinden die hier iets over willen en kunnen verklaren. Het is te betreuren dat het zo hoog is opgelopen dat de gedupeerden zich genoodzaakt voelen te gaan verhuizen.
De onlangs tot stand gekomen Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast zal het instrumentarium voor de aanpak van ernstige overlast verder uitbreiden, onder andere door burgemeesters de mogelijkheid te geven een langerdurend gebieds- of groepsverbod op te leggen. Om gemeenten te informeren over de mogelijkheden die zij tot hun beschikking hebben om woonoverlast aan te pakken, is de handreiking «Aanpak woonoverlast en verloedering» begin juli naar alle gemeenten gestuurd. Het instrumentarium loopt uiteen van niet-juridische instrumenten zoals buurtbemiddeling tot vergaande bevoegdheden als uithuisplaatsing en onteigening.
De handreiking die is opgesteld door de VROM-Inspectie in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en voor Wonen, Wijken en Integratie, is op 23 juni 2010 aan uw Kamer toegestuurd (TK 2009–2010, 28 684, nr. 278).
Is het waar dat de gemeente Utrecht te weinig kan doen om de «treiteraars» aan te pakken? Zo ja waar ligt dat aan?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen heeft de gemeente ondernomen en welke aanvullende instrumenten kan de gemeente Utrecht nog inzetten om de overlast aan te pakken?
De burgemeester van Utrecht heeft mij geïnformeerd over de maatregelen die genomen zijn. Om een volledig beeld van de problematiek te krijgen, zijn er verschillende huisbezoeken afgelegd bij de gedupeerden, zowel door de gemeente als door de politie. De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de daders van de vernielingen. Dit onderzoek loopt nog. De wijkagent heeft met een aantal ouders van jongeren gesproken die vermoedelijk betrokken waren bij het belastende gedrag, zoals het op straat naroepen van het homostel. De locatie is opgenomen in de rondes van de straatcoaches, die sinds februari 2010 in de wijk actief zijn. Ook het jongerenwerk en het opbouwwerk zijn actief in de buurt.
Naast het voortzetten van de opsporing van strafbare feiten door politie en justitie worden door de gemeente Utrecht meerdere acties ondernomen. De welzijnsstichting gaat extra kinderwerk in de buurt inzetten, omdat kinderen uit de buurt veel gebruik maken van de openbare ruimte achter en naast het huis van de gedupeerden en er klachten zijn van overlast. Ook wordt een buurtpreventieproject mogelijk gemaakt waarbij ouders uit de wijk de straat op gaan om jongeren aan te spreken op overlastgevend gedrag. Voor de woonomgeving van de gedupeerden wordt een buurtaanpak opgesteld. De woningcorporatie wordt hier bij betrokken.
In de wijk worden ieder jaar jongerengroepen in beeld gebracht. Er zijn aanwijzingen dat enkele jongeren in een jeugdgroep zich schuldig maken aan het schelden en andere overlast veroorzaken. Deze groep krijgt in de aanpak de eerste prioriteit. Het Veiligheidshuis is, in samenwerking met de gemeente, een gebiedsgerichte aanpak gestart.
Voor de gedupeerden is er een vaste contactpersoon van zowel de gemeente als de politie. Er is regelmatig contact met de gedupeerden. Indien nodig wordt een huisbezoek bij hen afgelegd.
Wanneer komt de handreiking woonoverlast beschikbaar?
Zie antwoord vraag 2.
Het stemmen vanuit gevangenissen en tbs-klinieken |
|
Krista van Velzen (SP) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de mogelijkheden voor gedetineerden en tbs-gestelden om van hun stemrecht gebruik te maken?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat nog steeds veel gedetineerden en tbs-gestelden geen of slechts zeer moeizaam gebruik kunnen maken van hun stemrecht, bijvoorbeeld omdat er problemen zijn met het tijdig ontvangen van hun stempas of omdat zij geen volmacht kunnen verlenen aan iemand in de gemeente waar zij zijn ingeschreven?
Ja. Dat een gedetineerde of tbs-gestelde praktische problemen ondervindt, is onvermijdelijk. De problemen die zij ondervinden zijn echter niet wezenlijk anders dan de problemen van andere groepen kiezers die op de dag van de stemming niet in persoon hun stem kunnen uitbrengen.
De regels die voor gedetineerden en tbs-gestelden gelden om bij volmacht te stemmen zijn gelijk aan de regels die voor een ieder gelden om bij volmacht te stemmen. Iedere stemgerechtigde ontvangt de stempas uiterlijk twee weken voor de dag van de stemming en heeft de mogelijkheid een onderhandse volmacht te verlenen. In veel gemeenten worden de stempassen overigens al eerder toegezonden. Ook kan men een schriftelijke volmacht verlenen. Dat kan ruim voor de verkiezing tot uiterlijk veertien dagen voor de dag van de stemming. Zie ook het antwoord op de vragen van het toenmalige lid Van Velzen (Kamerstukken 2007–2008, nr. 736 d.d. 11 oktober 2007).
Waarom heeft u tot dusver geweigerd mobiele stembureaus te laten plaatsen in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken?
Zoals in eerdere antwoorden op kamervragen is bericht (Kamerstukken 2006–2007, nr. 1013, d.d. 15 maart 2006), stuit het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek op het principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers. Een ander argument is dat het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of in een tbs-kliniek een inbreuk kan betekenen op de reguliere gang van zaken daarbinnen en een extra personele inspanning kan vergen.
Het aanwijzen van stemlokalen dan wel mobiele stembureaus is een bevoegdheid van de burgemeester en niet van mij. Ik wijs erop dat de Kieswet vermeldt dat kiesgerechtigden aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, hun kiesrecht uitoefenen door bij volmacht te stemmen. De wet zegt echter ook dat deze beperking niet geldt voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen. Het is mogelijk om een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek in te richten als voldaan is aan de randvoorwaarden die de Kieswet stelt aan het inrichten van een stemlokaal (in casu de openbaarheid en de toegankelijkheid) en er daarnaast vanuit de optiek van de inrichting evenmin bezwaren zijn.
De gemeente Albrandswaard heeft de Staatssecretaris van BZK van tevoren ingelicht over het voornemen om een mobiel stembureau in de tbs-kliniek de Kijvelanden zitting te laten houden. De Staatssecretaris heeft, in overleg met het Ministerie van Justitie, nagegaan of in deze kliniek aan de bepalingen van de Kieswet zou kunnen worden voldaan. Toen dat het geval bleek (zie ook het antwoord op vraag 4) is de gemeente bericht dat er vanuit de Kieswet geen belemmeringen waren.
Hoe is de proef in tbs-kliniek de Kijvelanden verlopen, waar voor het eerst een mobiel stembureau is geplaatst?1 Hebben zich hier problemen voorgedaan? Zo niet, geeft dit experiment u aanleiding om dit uit te breiden en bij de eerstvolgende verkiezingen in alle gevangenissen en tbs-klinieken mobiele stembureaus te plaatsen? Zo niet, waarom niet?
De proef in FPC De Kijvelanden is goed verlopen. Zulks valt ook op te maken uit het krantenartikel van 9 juni jl., waarnaar u in de voetnoot van deze vraag verwijst. Er hebben 55 patiënten gestemd bij het mobiele stembureau en 14 personen van buiten de kliniek.
In weerwil van het in antwoord 3 genoemde principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers, blijkt het gebouw waarin FPC De Kijvelanden is gevestigd wel geschikt voor het inrichten van een stemlokaal. De transparante entree met grote glazen puien helpt mee om te voldoen aan de eisen van de Kieswet. Te weten, dat kiezers gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt zich kunnen bevinden in het stemlokaal en dat de toegang van de stemhokjes en de tafel zodanig zijn geplaatst dat deze zichtbaar zijn voor het publiek. Door het aanbrengen van technische voorzieningen is het stemproces zowel visueel als hoorbaar te volgen geweest.
Het staat gemeenten in beginsel vrij om in overleg met de desbetreffende directies in gevangenissen en tbs-klinieken een stemlokaal aan te wijzen, dan wel een mobiel stembureau in te stellen indien dit openbaar en toegankelijk is voor alle kiezers en onder de voorwaarde dat de directie van mening is dat de aanwijzing de inbreuk in de dagelijkse gang van zaken in de instelling rechtvaardigt. De mogelijkheid om al dan niet een stemlokaal of mobiel stembureau in te richten in een penitentiaire inrichting of een forensisch psychiatrisch centrum is dus sterk afhankelijk van de concrete mogelijkheden die de desbetreffende instelling biedt.
Fraude met creditcards |
|
Arda Gerkens |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de creditcardfraude online enorm groot is?1
Met het oog op een veilig betalingsverkeer moet creditcardfraude zo veel mogelijk worden voorkomen. Ondanks de genomen maatregelen gericht op het voorkomen en bestrijden van creditcardfraude worden criminelen steeds ingenieuzer in het ontwikkelen van aanvalstechnieken. Ik kan geen indicatie geven van de omvang van de fraude. De invoering van 3DSecure door de banken en creditcardmaatschappijen is echter een belangrijke stap om online fraude te voorkomen. Het overgrote deel van de online transacties maakt inmiddels gebruik van deze extra veiligheidsmaatregel.
Kunt u enige indicatie geven van de omvang van de fraude?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over het feit dat webwinkels zelf opdraaien voor de schade? Deelt u de mening dat dit het aanbod van digitale diensten kan doen stagneren?
Ik deel in algemene zin de zorgen over het effect van creditcardfraude op de ontwikkeling van het aanbod van digitale diensten. Er is echter op dit moment geen sprake van stagnatie. Het aantal webwinkels en de omzet van internetverkoop stijgt jaarlijks nog aanzienlijk.
Het is overigens geen vaststaand feit dat webwinkels opdraaien voor de schade die ontstaat door creditcardfraude. Hierover zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Wel constateer ik dat er in toenemende mate sprake is van een «liability shift», waarbij de verantwoordelijkheid voor fraudetransacties wordt verschoven naar die partij die een sterkere authenticatiemethode niet ondersteunt of toepast. De meeste webwinkeliers in Nederland ondersteunen 3DSecure evenals nagenoeg alle in Nederland uitgegeven creditcards.
Vindt u dat de creditcardmaatschappij zelf moet zorgen voor een veilig systeem en hier niet de webwinkelier mee moet belasten, zoals dat tot voor enige jaren ook zo was? Zo nee, waarom niet?
Alle betrokken partijen zijn gebaat bij de bevordering van een veilig betalingsverkeer, waardoor de kans op en de omvang van fraude zo klein mogelijk blijft. Zowel creditcardmaatschappijen als webwinkels hebben daarom een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het betalingsverkeer. Webwinkels kunnen kiezen uit verschillende veilige betalingsmethoden. Zo hebben sommige webwinkels besloten geen betalingen met creditcards meer te accepteren en over te gaan op een betaalsysteem zoals iDEAL. Ook kiezen sommige webwinkels voor een afleveringsvorm waarbij bewijs geleverd kan worden van het daadwerkelijke in ontvangst nemen van de goederen door de klant. Creditcardmaatschappijen hebben de authenticatiemethode 3DSecure ontwikkeld voor betalingen waarbij de creditcard niet fysiek aanwezig is en deze met ondersteuning van andere marktpartijen en het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) succesvol ingevoerd.
Acht u de kans aanwezig dat de creditcardmaatschappij straks ook de klant verantwoordelijk zal stellen voor fraude via digitale diensten? Zo nee, waarom niet?
Indien klanten zich houden aan de Algemene Voorwaarden van de creditcardmaatschappijen en voldoende zorgvuldigheid betrachten verwacht ik niet dat zij verantwoordelijk gesteld kunnen of zullen worden. Immers, in zijn algemeenheid zijn creditcardmaatschappijen gebaat bij vertrouwen in de digitale betaaldienst die zij aanbieden.
Bent u bereid een onderzoek naar creditcardfraude op het internet te initiëren, zoals de directeur van Thuiswinkel.org bepleit?2
De Minister van Economische Zaken en ik zijn van mening dat een dergelijk onderzoek in eerste instantie door bedrijven binnen de sector gedaan moet worden, aangezien deze zelf over de benodigde cijfers beschikken.
Wat gaat u doen om de webwinkelier en klant beter te beschermen tegen creditcardfraude?
Het onderwerp van fraude in het betalingsverkeer komt regelmatig aan de orde in het MOB. Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Financiën participeren als waarnemer in het MOB, dat onder voorzitterschap staat van De Nederlandsche Bank. Het MOB zet zich onder meer in voor het veiliger maken van betalingen met de creditcard en voor het gebruik en de ontwikkeling van alternatieve veilige betalingsmethoden zoals iDEAL.
De gang van zaken rond de dood van Marianne Vaatstra |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Is het landelijk Cold Case Team nog actief met het oplossen van de moord op Marianne Vaatstra? Is er een ander rechercheteam nog actief?1
De zaak Vaatstra is nog steeds in behandeling bij het Cold Case team van de Noordelijke Recherche Eenheid. Door dit team worden tips inzake de moord op Marianne Vaatstra afgehandeld.
Daarnaast is er vanaf oktober 2007 ook nog een ander team van de Noordelijke Recherche Eenheid actief dat onderzoekt welke onderzoeksmogelijkheden er redelijkerwijs nog zijn om meer duidelijkheid te krijgen inzake dit misdrijf.
Is het waar dat op 3 mei 1999 een persoon genaamd F. M. is overgeplaatst vanuit het asielzoekerscentum (AZC) Kollumerland? Zo ja, waarom heeft u die informatie op 27 september 2007 op antwoorden op Kamervragen2 niet aan de Kamer verstrekt?
In 2007 heeft de politie Fryslân onderzoek verricht naar aanleiding van een anonieme brief waarin werd vermeld dat er op 3 mei 1999 een bewoner van het azc in Kollum heimelijk uit het land zou zijn verwijderd. Het onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet het geval was.
De persoon F.M. is op 27 mei 1999 overgeplaatst vanuit het azc in Kollum naar het azc in Drachten. De overplaatsing van F.M. had geen relatie met de moord op Marianne Vaatstra. F.M. werd verdacht van een zedenmisdrijf (zie ook het antwoord op vraag 4).
Gelet op de gespannen situatie rondom het azc in Kollum werd besloten om F.M. over te plaatsen naar het azc te Drachten. Van daaruit is F.M. op 2 juni 1999 overgeplaatst naar het azc Alphen aan den Rijn. Als verblijfsvergunninghouder is hij, in mei 2000, vervolgens regulier gehuisvest.
In antwoord op de schriftelijke vragen (nummer 100, ingezonden 13 juni 2007) van het lid Teeven heeft de toenmalige Staatssecretaris op 27 september 2007 meegedeeld dat er op 3 mei geen asielzoeker is overgeplaatst van azc Kollumerland naar azc Musselkanaal. Overigens werd toen niet specifiek gevraagd naar F.M. Ik verwijs u hieromtrent naar het antwoord op vraag 3 van de genoemde vragen.
Is het waar dat de toenmalige (plv.) directeur van het AZC Musselkanaal op de hoogte was van de verwijdering van deze F. M.? Is het waar dat deze verwijdering door de directeur is gemeld aan derden?
Zoals volgt uit het antwoord op vraag 2 is de persoon genaamd F.M. niet op of omstreeks 3 mei 1999 overgeplaatst c.q. verwijderd.
Is het waar dat deze F. M. (tezamen met een andere asielzoeker A. H.) Marianne Vaatstra enkele weken voor haar dood zou hebben bedreigd in een horecagelegenheid in Friesland? Is het waar dat F. M. ook verdachte was van een ander strafbaar feit in 1999? Wat was dat voor een feit en wat is er met die zaak gebeurd? Is die (andere) zaak tegen F. M. op 15 juli 1999 geseponeerd?
F.M. is enkele maanden voor de dood van Marianne betrokken is geweest bij een ruzie met (vrienden van) Marianne in een horecagelegenheid. F.M. is daarover gehoord en zei dat juist hij en zijn vriend werden bedreigd en niet andersom.
F.M. was toen niet in het bijzijn van A.H. maar van een andere persoon. De identiteit van die persoon is bekend. Deze persoon was ten tijde van de moord op Marianne Vaatstra gedetineerd. Van F.M. is biologisch materiaal afgenomen. Zijn DNA komt niet overeen met het DNA-materiaal dat is aangetroffen bij het lichaam van Marianne.
Er was aangifte gedaan tegen F.M. inzake een zedenmisdrijf gepleegd op 30 april 1999. Daarnaar is onderzoek gedaan door de plaatselijke politie. F.M. is daarvoor ook aangehouden en heeft enkele dagen in verzekering gezeten. Er werd onvoldoende bewijs gevonden om F.M. te vervolgen. De zaak is daarom op 9 augustus 1999 geseponeerd.
Is de op enig moment in Istanbul aangehouden A. H. dezelfde persoon als de A. H. die F. M. vergezelde kort voor de dood van Marianne Vaatstra? Zo ja, waar baseert u dat op?
Er is één getuige die stelt F.M. op 30 april overdag gezien te hebben in het gezelschap van een onbekende andere man. Het signalement van deze man luidde klein en gezet. De getuige herkende vervolgens de onbekende man van een opsporingsfoto als zijnde A.H.. A.H. is echter in het geheel niet klein en gezet.
Er wordt wel gesuggereerd dat F.M. en A.H. op de avond van 30 april in elkaars gezelschap het azc hebben verlaten. Uit de destijds afgelegde verklaringen door de (die avond) dienstdoende bewakers blijkt dat echter niet. Zij stellen dat A.H. het terrein verliet in het bijzijn van anderen, maar het niet is bekend met wie.
Zowel A.H. als F.M. zijn uitgesloten als dader van het misdrijf. Van beiden werd biologisch materiaal afgenomen en dat bleek niet overeen te komen met het DNA-materiaal dat is aangetroffen bij het lichaam van Marianne.
Indien de antwoorden op de vragen 3 tot en met 6 bevestigend luiden, waarom is die informatie niet reeds eerder ter kennis gebracht van de Kamer?
Het antwoord op de vragen 3 t/m 6 luidt niet bevestigend. De reden dat de aldaar weergegeven informatie niet eerder ter kennis is gebracht aan de Kamer is dat daarvoor eerder geen aanleiding bestond.
Er is zijdens de Kamer niet eerder naar gevraagd en actieve openbaarmaking van deze gegevens lag niet in de rede, omdat het geen ander licht werpt op de vraag wie Marianne Vaatstra van het leven beroofde.
Wat is de reden dat F. M. uit het AZC Kollumerland is verwijderd in mei 1999? Bent u bekend met zijn huidige verblijfplaats?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen wilt u nemen om er zorg voor te dragen dat er duidelijkheid komt in de zaak van Marianne Vaatstra?
Zie het antwoord op vraag 1.
De illegale hondensmokkel uit het Oostblok |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van «Undercover in Nederland» van 6 juni 2010, waarin de malafide hondenhandel in Nederland belicht wordt?1
Acht u het toelaatbaar dat Nederland een spin in het web is van de illegale hondensmokkel? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze wilt u hiertegen optreden?
Deelt u de mening dat de misstanden in de hondenhandel, zoals getoond in de uitzending van «Undercover in Nederland", de noodzaak onderstrepen van een effectievere handhaving? Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen, naast het al bestaande plan van aanpak, om deze handel daadwerkelijk te gaan bestrijden? Zo nee, hoe verklaart u dan de beelden in de uitzending waarin één handelaar aangeeft 150 puppies per week illegaal te verhandelen?
Kunt u inzicht geven in de doelstellingen van het in 2009 opgestelde plan van aanpak en hoeveel handelaren er hierdoor reeds zijn opgespoord? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de getoonde illegale hondenhandelaar de bevoegdheid moet worden ontnomen om honden te houden? Zo ja, op welke wijze maakt u hier werk van? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke andere stappen zullen worden ondernomen om de malafide hondenhandelaar aan te pakken?
De brandveiligheid in Limburg-Zuid |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de veiligheid van brandweerpersoneel en inwoners van Limburg-Zuid mogelijk in gevaar komt?1
De veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft mij gemeld dat de brandweer voldoet aan de wettelijke kaders die staan voor de veiligheid van haar medewerkers en de inwoners van Zuid-Limburg. Momenteel wordt bij de brandweer Zuid-Limburg actie gevoerd met als inzet de uitgangspunten voor het nieuwe dienstrooster. Deze acties hebben geen invloed op de veiligheid. De vakbonden en de actiecomités nemen hun verantwoordelijkheid. Er worden telkens weer goede afspraken gemaakt tussen de directie en de vakbonden over de te voeren acties. Het standpunt van de veiligheidsregio Zuid-Limburg, de werkgever, is dat de uitgangspunten voor de nieuwe dienstroosters voldoen aan de wettelijke kaders, zodat ook in die zin de veiligheid is geborgd.
Bent u op de hoogte van de overtredingen van de Arbeidstijdenwet? Waar bestaan deze overtredingen uit en wat is de oorzaak? Wat gaat u doen om deze overtredingen in de toekomst te voorkomen?
De Brandweer Zuid-Limburg is een per 1-1-2009 opgerichte fusieorganisatie. Ruim vijf maanden na de oprichting is door de Arbeidsinspectie geconstateerd dat op enkele punten de Arbeidstijdenwet werd overschreden. Hierover heeft de Arbeidsinspectie de regio per brief van 19 juni 2009 een Waarschuwing Arbeidstijdenwet gegeven. De navolgende overschrijdingen zijn geconstateerd:
Volgens de veiligheidsregio Zuid-Limburg zijn de eerste drie overtredingen inmiddels verholpen. De Arbeidsinspectie voert momenteel een controle uit op alle in de brief van 19 juni 2009 genoemde overtredingen.
De vierde overtreding heeft volgens de veiligheidsregio Zuid-Limburg te maken met medewerkers die zowel een beroeps als een vrijwillige aanstelling bij de Brandweer Zuid-Limburg hebben. Deze combinatie kan namelijk leiden tot het overschrijden van de voorgeschreven rusttijden. De regio meent dat de combinatie vóór de fusie geen aanleiding gaf tot problemen.
De Arbeidsinspectie staat op het standpunt dat ook vóór de fusie, ingeval van meerdere werkgevers, beide werkgevers verantwoordelijk waren voor naleving van de regels van de Arbeidstijdenwet. Nu de combinatie beroeps- en vrijwillige brandweer onder gezag van dezelfde werkgever plaatsvindt, is het totaal van arbeids- en rusttijden volgens de Arbeidsinspectie directer zichtbaar.
De veiligheidsregio Zuid-Limburg sluit een gang naar de rechter over deze kwestie niet uit.
Het voldoen aan de Arbeidstijdenwet is een verantwoordelijkheid van de werkgever, waarbij de Arbeidsinspectie handhavend optreedt. Verdere handhaving na de waarschuwing is afhankelijk van de bevindingen bij de controle.
Wat is uw mening over het voornemen om de brandweer 200 uur meer te laten werken – voor hetzelfde geld? Acht u dit haalbaar?
Het betreft een lokaalbestuurlijke aangelegenheid, alsmede een zaak tussen werkgevers en werknemers. Daarom past het mij terughoudendheid te betrachten bij het geven van een oordeel.
Wat is uw mening over de bezuiniging van de gemeenten in de veiligheidsregio Zuid-Limburg?
De bijdragen aan de gemeenten voor de brandbestrijding zijn onderdeel van de algemene uitkering die de gemeenten uit het gemeentefonds ontvangen. Over de omvang van het gemeentefonds zijn bestuurlijke afspraken gemaakt door middel van de normeringsystematiek. Deze wordt wel aangeduid als het principe van «gelijk de trap, gelijk de trap af». Dit betekent dat ontwikkeling van het gemeentefonds is gekoppeld aan de totale netto uitgaven van het Rijk. Stijgen die uitgaven, dan neemt de omvang van het gemeentefonds toe, dalen de uitgaven dan neemt de omvang van het gemeentefonds af. Deze systematiek kan ertoe leiden dat gemeenten de komende jaren vanwege het slechte economische klimaat en de maatregelen die het Rijk zal moeten nemen over minder middelen beschikken. In hoeverre de brandweer en brandbestrijding hiervan eveneens de gevolgen ondervinden is een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur.
Gaat u bezuinigen op de bijdragen aan gemeenten ten behoeve van de brandbestrijding? Zo ja, hoeveel?
Zie antwoord vraag 4.
In welke veiligheidregio’s is sprake van vergelijkbare problemen met tekorten aan brandweerlieden en overtredingen van de Arbeidstijdenwet?
Zowel de personeelsvoorziening bij de brandweer als het voldoen aan de Arbeidstijdenwet betreffen lokaalbestuurlijke verantwoordelijkheden. Ik heb geen berichten ontvangen over tekorten aan brandweerpersoneel en vergelijkbare overtredingen van de Arbeidstijdenwet.
Welke andere veiligheidregio’s bezuinigen de komende jaren op de brandweer? Om welke bedragen gaat het?
Het is mij informeel bekend dat ook in andere veiligheidsregio’s wordt nagedacht over terreinen waarop bezuinigingen doorgevoerd zouden kunnen worden en op welk vlak verdere efficiencywinst te behalen zou kunnen zijn. Dit proces is gestart door de deelnemende gemeenten casu quo het algemeen bestuur van de veiligheidsregio. Ook in andere regio’s dan de veiligheidsregio Zuid-Limburg is de slechte economische situatie veelal en mede de aanleiding. Het bepalen van beleidskeuzes in relatie tot het (meerjarig) begrotingsproces en het financiële beheer is een verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio.
Het bericht "Eenderde aangiften blijft op de plank" |
|
Raymond de Roon (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Eenderde aangiften blijft op de plank»?1
Ja.
Is het waar dat dertig procent van de serieuze aangiften bij de Nederlandse politie op de plank blijft liggen zonder dat er actie wordt ondernomen?
Het signaal dat er aangiften bij de Nederlandse politie op de plank blijven liggen neem ik vanzelfsprekend serieus. Ik heb het Openbaar Ministerie en het Korpsbeheerdersberaad gevraagd om mij bericht uit te brengen ter onderbouwing van de genoemde aantallen, zodat ik mij kan beraden over de vraag of en welke maatregelen nodig zijn.
Bij de keuze welke zaken als eerste worden opgepakt is de Aanwijzing voor de opsporing van het Openbaar Ministerie (Staatscourant, jaargang 2003, nr. 41) leidend. De aanwijzing bepaalt dat het in principe zo moet zijn dat aan ieder delict zo veel aandacht wordt gegeven als nodig is om tot opheldering te komen, maar dat het in de praktijk zo kan zijn dat opsporing in een bepaalde zaak achterwege moet blijven omdat opsporingscapaciteit nodig is voor (nog) ernstigere kwesties.
De afgelopen periode is een gestage daling van veel vormen van criminaliteit ingezet. In de voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen, die ik op 23 april 2010 aan uw Kamer zond, worden de resultaten van de afgelopen drie jaar, waarin in samenwerking met vele partners goede resultaten zijn geboekt, geschetst. Zo is het aantal vermogensdelicten ten opzichte van 2006 met 25% gedaald en is het aantal geweldsdelicten ten opzichte van 2006 met 19% gedaald. Het aantal veelplegers is met 7% gedaald en het aantal fietsdiefstallen is met maar liefst 222.000 teruggebracht.
Is het niet oppakken van deze, zowel serieuze als lichtere aangiften, het gevolg een gebrek aan capaciteit zoals de politie in het bericht aangeeft? Zo nee, wat is dan de reden voor het niet oppakken van deze aangiftes?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat met 150 duizend van de jaarlijks 500 duizend serieuze aangiften niets gebeurd en er ook nog eens 700 duizend aangiften opzij worden gelegd omdat ze te licht zijn? Deelt u de mening dat dit het vertrouwen in politie en justitie enorm schaadt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat deze aangiftes alsnog per direct worden opgepakt? Welke acties gaat u ondernemen richting de slachtoffers?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de procedure voor het opnemen van aangiftes thans te veel kostbare tijd in beslag neemt, welke de agent beter kan gebruiken voor het vangen van boeven? Bent u bereid om deze procedure te vereenvoudigen en om 10 duizend extra banen te creëren bij de politie? Zo nee, waarom niet?
Het opnemen van aangiftes door de politie kan soms veel tijd in beslag nemen. Dit is een van de problemen die de politie momenteel in kaart brengt, waarbij een versoepeling van het aangifteproces nadrukkelijk een van de mogelijke oplossingen is. Daarnaast wordt door diverse korpsen geëxperimenteerd met internetaangifte.
Wat betreft de 10 duizend extra banen wijs ik erop dat er met de korpsen en uw Kamer afspraken zijn gemaakt over de capaciteit waarmee de politie haar taken moet uitvoeren. De huidige politiecapaciteit gaat de afgesproken capaciteit reeds te boven.
Het bericht dat de politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) niet reageren op dreigementen van Iraniërs aan het adres van een Nederlandse ondernemer |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederlandse ondernemer in tang Iraanse zakenmensen»?1
Ja.
Zijn Nederlandse zakenlieden wel vaker benaderd en gechanteerd of bedreigd door Iraniërs om dodelijke chemische stoffen te leveren? Hoe vaak is dit de afgelopen vijf jaren bekend geworden? Hebben dergelijke leveranties ook plaatsgevonden? Welke stoffen betrof het?
Mij zijn geen gevallen uit het verleden bekend van het chanteren en/of bedreigen van Nederlandse ondernemers door Iraniërs in verband met het leveren van chemische stoffen.
Is het waar dat een Nederlandse ondernemer die weigert gevaarlijke chemicaliën aan een Iraniër te leveren en daarom bedreigd wordt, zowel bij de politie als de AIVD bot ving toen hij zijn ervaringen bij deze instanties aankaartte?
Ik vind het van belang dat adequaat gereageerd wordt als een ondernemer zijn ervaringen bij overheidsinstanties aankaart.
In het kader van de uitvoering van zijn wettelijke veiligheidstaak levert de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een bijdrage aan de naleving van de exportregelingen zoals die op dual-use goederen van toepassing zijn. In dit kader heeft de AIVD de melding van de Nederlandse ondernemer onderzocht. De melding gaf echter geen aanleiding tot nader onderzoek door de AIVD, hetgeen de AIVD aan de Nederlandse ondernemer heeft medegedeeld. De AIVD heeft na uitvoering van het onderzoek de Nederlandse ondernemer aangeraden zich voor wat betreft de bedreiging te wenden tot de politie.
Betrokkene heeft zich bij de politie gemeld. De politie heeft aan de hand van de melding bezien of sprake was van een vermoeden van een gepleegd strafbaar feit. Betrokkene is toen evenwel niet meteen uitgenodigd om aangifte te doen. Daartoe is hij inmiddels wel uitgenodigd. Betrokkene is nog niet overgegaan tot het doen van aangifte
Verder onderzoekt de douane in haar hoedanigheid van toezichthouder op het gebied van exportcontrole op strategische goederen naar aanleiding van de berichten of er sprake was van (een voornemen tot) ongeoorloofde export.
Meerdere diensten hebben zodoende de melding van betrokkene beoordeeld of zijn daar nog mee bezig.
Hebben de politie en de AIVD geweigerd om hier iets mee te doen? Zo ja, waarom? Zo nee, wordt dan onderzocht of er sprake is van een beoogde levering van gevaarlijke chemicaliën aan Iran of een andere schurkenstaat dan wel aan een terroristische organisatie?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze waarschuwt u Nederlandse ondernemers voor de mogelijkheid dat zij onder druk worden gezet om gevaarlijke stoffen te leveren aan mogelijk terroristische organisaties/landen?
De regering stimuleert het veiligheidsbewustzijn van bedrijven en instellingen die werkzaam zijn in vitale onderdelen van de samenleving. Dit betreft zowel de bedrijven die aangesloten zijn bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb), waaronder bedrijven in de chemiesector, als instellingen die werken met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN) middelen. De NCTb biedt deze bedrijven en instellingen de helpende hand om alertheid onder de eigen medewerkers te stimuleren. De nadruk ligt hierbij op het menselijke gedrag als aanvulling op (fysieke) beveiligingsmaatregelen. Dit betreft handreikingen aan publieke instellingen en bedrijven. Het bedrijf of de instelling zelf blijft verantwoordelijk voor de eigen veiligheid en beveiliging.
Indien daar aanleiding toe bestaat binnen het kader van hun wettelijke veiligheidstaken, informeren ook de AIVD en de MIVD bedrijven en instanties over de risico’s van kennisoverdracht en de overdracht van goederen waarop exportregelingen van kracht zijn naar landen van zorg.
Is er in deze zaak aanleiding om met de desbetreffende ondernemer te bespreken of en zo ja, welke maatregelen getroffen kunnen worden voor de beveiliging van hem en zijn gezin?
Uit veiligheidsoverwegingen doe ik in het openbaar geen uitspraken over eventuele dreiging en beveiligingsmaatregelen in individuele gevallen.
Geweld tegen deelnemers aan een anti-Israëldemonstratie |
|
Attje Kuiken (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «De vlag brandt, de klappen vallen»?1
Ja.
Welke afspraken zijn er tussen de organisatoren van de demonstratie en de gemeente Den Haag gemaakt? Zijn deze afspraken door beide partijen nagekomen en zo nee, in hoeverre niet?
Vanwege de korte tijd tussen de kennisgeving en de demonstratie zelf (ongeveer 5 uur, terwijl in de APV wordt uitgegaan van een kennisgevingtermijn van minimaal 4 x 24 uur) is uitsluitend telefonisch contact geweest met de organisatoren. In dit gesprek is een aantal afspraken gemaakt. Zo mocht, in gevolge de Wet openbare manifestaties de ambassade van Israël niet worden gehinderd in haar werkzaamheden en werd daarom als locatie voor de demonstratie overeengekomen het trottoir voor de ingang van het Binnenhof, tegenover het Buitenhof (bij het Willem Drees-monument). De organisator is gewezen op zijn verantwoordelijkheid voor het goede verloop van de demonstratie en het voorkomen van ordeverstoringen. Daartoe zou de organisator een ordedienst instellen. De organisator gaf wel aan dat de emoties bij de demonstranten naar verwachting hoog op zouden kunnen lopen en dat de organisator niet zonder meer kon instaan voor een ordelijk verloop. De burgemeester heeft, gehoord de driehoek, besloten de demonstratie, mede gelet op de actualiteit en de mogelijkheden om deze te faciliteren, desondanks doorgang te laten vinden. Daarbij is de inschatting gemaakt dat robuuste en adequate politiemaatregelen tijdens de demonstratie benodigd zouden zijn.
Met de organisator zijn ook enkele algemene richtlijnen doorgenomen die tot doel hebben om demonstraties ordelijk te doen verlopen:
De demonstratie is niet geheel conform de gemaakte afspraken en gegeven richtlijnen verlopen. Zo trachtten demonstranten toch dichter bij de Israëlische ambassade te komen gedurende de demonstratie. Voorts werd een vlag verbrand en werden wegen geblokkeerd. De organisatie had voorzien in een ordedienst die slechts bestond uit enkele personen. Deze kon niet voorkomen dat demonstranten trachtten de Israëlische ambassade te bestormen.
Is het verslag van de demonstratie zoals dat in het genoemde krantenartikel staat feitelijk juist? Zo nee, wat klopt er dan niet?
De grote lijnen van het geschetste verloop van de gebeurtenissen worden herkend. Het aantal demonstranten lag overigens wel hoger (naar schatting zo’n 700) en o.a. is onvermeld gebleven dat, anders dan afgesproken, na de confrontatie op het Buitenhof nog door zo’n 200 personen een demonstratieve optocht is gehouden door de Haagse binnenstad, eindigend op het Plein. Daar is de demonstratie uiteindelijk ontbonden.
Was de dreiging die van de demonstranten uitging zo ernstig dat het gebruikmaken van geweld tegen de demonstranten noodzakelijk was? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom is er dan toch gebruik gemaakt van geweld?
Ja, naarmate de demonstratie vorderde werd de sfeer dreigender. Zo trachtten diverse demonstranten hun identiteit te verbergen door hun gezicht te bedekken met sjaals, werden dreigende teksten gescandeerd, werd een vlag verbrand en probeerden uiteindelijk de demonstranten het Buitenhof op te trekken in de richting van de Israëlische ambassade. Daarbij werd opgeroepen om de ambassade te bestormen. De politie heeft diverse malen de demonstranten gevorderd niet verder het Buitenhof op te lopen, maar toch trachtten demonstranten een ME-linie te doorbreken. Hierdoor werd de ME genoodzaakt geweld te gebruiken.
Is het in het genoemde artikel gestelde, dat er een moslima of als moslima verklede vrouw door een groep mannen is geslagen, waar? Is u bekend wie de daders waren en zijn deze aangehouden?
Een toevallig passerende vrijwilligster van Slachtofferhulp Haaglanden (welke organisatie is ondergebracht bij Bureau Vrijwilligers van Politie Haaglanden) bood tijdens de demonstratie aan de opererende politiefunctionarissen haar hulp aan als tolk. Zij was gekleed als moslima en was niet in functie. Een vijftal demonstranten zag dat zij zich bij een politiebiker legitimeerde als werknemer van de politie en die groep liep met foto- en filmcamera’s naar het tweetal. De biker heeft daarop de opdringerige demonstranten weggestuurd, maar toen steeds meer demonstranten op de groep afkwamen, heeft de biker samen met de vrijwilligster getracht weg te lopen. Daarbij moest de biker enkele demonstranten wegduwen. Toen de biker en de vrijwilligster van de groep waren weggelopen, bleek een deel van de demonstranten het tweetal te zijn gevolgd. Eén van hen heeft op een gegeven moment een trap tegen het achterwiel van de biker gegeven, kennelijk in een poging hem ten val te brengen. Dit mislukte. Even later kreeg de biker een harde klap op zijn onderrug. Hij raakte daardoor gewond. De vrijwilligster is niet geslagen. De biker wist de vrijwilligster nog in veiligheid te brengen en heeft zich daarna onder behandeling laten stellen van een arts. Een aanhoudingseenheid van de politie heeft opdracht gekregen de groep betrokken demonstranten aan te houden, maar de betrokkenen waren inmiddels verdwenen. De politie doet nog onderzoek naar de mogelijke dader van de mishandeling van de biker.
Is het waar dat deze vrouw wel bij de Haagse politie werkt maar niet in de uitvoerende dienst? Zo ja, wat was de rol van deze vrouw tijdens de demonstratie? Werd zij in deze rol adequaat beschermd, tijdens en na de demonstratie?
Zie antwoord vraag 5.
Mogelijke fraude en omkoping bij het uitdelen van een Koninklijke onderscheiding via het ministerie van VROM |
|
Paulus Jansen |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Cees vond dat het tijd werd voor een lintje, dus dat werd geregeld»?1 Kloppen de beschreven feiten?
Het klopt dat betrokkene op 29 april 1998 is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De Koninklijke onderscheiding is volgens de standaardprocedure beoordeeld door het Kapittel voor de Civiele Ordes (het Kapittel).
Na de beoordeling heeft het Kapittel advies uitgebracht. Vervolgens is op voordracht van de minister van VROM en de minister van BZK, bij Koninklijk Besluit van 3 april 1998 besloten om betrokkene bij Algemene gelegenheid (29 april 1998) te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Na de benoeming van betrokkene tot ridder in de Orde van Oranje- Nassau is een drietal verzoeken gedaan om hem te bevorderen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Het Kapittel heeft deze drie verzoeken tot bevordering beoordeeld en afgewezen.
Het Openbaar Ministerie ziet op basis van de thans beschikbare informatie geen aanleiding tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Daarom is evenmin aan te geven op welke delictsomschrijving(en) een eventuele vervolging zou kunnen worden gestoeld en tot welke maximumstraffen een veroordeling zou kunnen leiden.
Als de beschreven feiten kloppen: waarvoor zouden betrokkenen (ambtenaar en Cees H). vervolgd kunnen worden en welke maximale straffen staan op deze vergrijpen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe lang heeft de genoemde gepensioneerde kabinetchef van het ministerie van VROM deze functie bekleed?
De betreffende ambtenaar heeft de functie, chef kabinetszaken, bijna 18 jaar bekleed.
Hoeveel personen zijn in deze periode met diens bemoeienis gedecoreerd?
Vanaf 1995 zijn de gegevens met betrekking tot aanvragen van Koninklijke onderscheidingen digitaal beschikbaar. Vanaf 1995 zijn er door het Kapittel 820 adviezen over Koninklijke onderscheidingen gedaan waarbij sprake was van bemoeienis van het ministerie van VROM. Van deze 820 adviezen waren er 731 positief.
Zijn de ministers van VROM en Justitie van plan om systematisch na te gaan of – en zo ja, welke – nog meer personen uit deze groep via fraude en omkoping een Koninklijke onderscheiding bemachtigd hebben?
Gezien het antwoord op vraag 1 bestaat er geen aanleiding om een dergelijk onderzoek te verrichten.
Herinnert de minister van Justitie zich zijn brief aan de Kamer over de mogelijke fraude bij de aankoop van Bouwfonds door ABN-AMRO?2 Kan een bewezen maar verjaard strafbaar feit van invloed zijn op de strafmaat die de rechter vaststelt, indien andere strafbare feiten met betrekking tot dezelfde persoon/personen bewezen en niet verjaard zijn? Zo ja, erkent de minister van Justitie dat nader onderzoek naar de mogelijke fraude bij de verkoop van Bouwfonds aan ABN-AMRO in dat geval wel degelijk relevant kan zijn in relatie tot het lopend onderzoek naar verweven zaken?
Indien er sprake is van een verjaard strafbaar feit ontbreekt voor het Openbaar Ministerie op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht het recht tot vervolging. Dit heeft tot gevolg dat bij een vervolging van een dergelijk feit, de rechtbank het Openbaar Ministerie ten aanzien van dat feit niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging. Aangezien een verjaard feit niet aan de rechter kan worden voorgelegd, kan het ook niet bewezen worden verklaard en daardoor evenmin worden meegewogen bij de straftoemeting.
Aangezien de feiten waarover de minister van Justitie uw Kamer per brief van 27 april 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009-2010, 32 123 VI, nr. 98) heeft geïnformeerd zijn verjaard, zal het Openbaar Ministerie naar deze feiten geen onderzoek instellen.
Het feit dat gestolen documenten op internet zijn gepubliceerd |
|
Sybrand van Haersma Buma (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat linkse activisten een grote hoeveelheid uiterst gevoelige documenten zouden hebben buitgemaakt en gepubliceerd?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht?
Het Bureau Integriteit & Veiligheid (BI&V) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verricht op dit moment onderzoek naar het incident. Indien er sprake is van (vermoedelijk) strafbare feiten zal, conform de daarvoor geldende procedures, aangifte worden gedaan. Of die aangifte zal leiden tot vervolging, zal het mogelijk daarop volgende strafrechtelijk onderzoek moeten uitwijzen.
Is inmiddels bekend hoe de activisten aan de informatie gekomen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de procedures omtrent het vervaardigen, delen en bewaren van dergelijke gevoelige informatie voldoende gewaarborgd? Zouden deze procedures moeten worden aangescherpt?
Binnen DJI gelden voorschriften voor het vervaardigen, delen en bewaren van informatie. Deze voorschriften worden periodiek getoetst. Deze voorschriften hebben ook betrekking op de afvoer en vernietiging van gevoelige documenten. Of de procedures en/of de controles verder dienen te worden aangescherpt, moet blijken uit het lopende onderzoek van BI&V.
Zijn de medewerkers (en hun families) wier identiteit is onthuld voldoende beschermd?
Er is direct na de constatering dat het document met personeelsvertrouwelijke informatie op internet was gepubliceerd, in samenwerking met de politie en het Openbaar Ministerie, actie ondernomen om de veiligheid van deze medewerkers te borgen. Over de aard van de ondernomen acties zal ik, mede in het belang van de medewerkers, geen verdere melding doen.
Zijn er voldoende mogelijkheden om de activisten strafrechtelijk aan te pakken en te (doen) vervolgen?
Zie antwoord vraag 2.
De bedreigde getuige in Culemborg |
|
Sadet Karabulut |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Molukse vrouw bedreigd na verklaring Culemborg»?1
Op 28 april 2010 is geconstateerd dat er pamfletten met een portretfoto van een getuige in de wijk Terweijde werden verspreid. Achter het pamflet was een kopie bevestigd van de verklaring die de getuige had afgelegd bij de politie, naar aanleiding van de gebeurtenissen in de wijk Terweijde. Ik vind het vanzelfsprekend onaanvaardbaar dat een getuige op deze manier vrees wordt aangejaagd.
Hoe kan het gebeuren dat een volledige politieverklaring, afgelegd over de rellen in Culemborg, grootschalig huis aan huis en per email is verspreid? Is dit toegestaan? Zo nee, hoe wordt hier tegen opgetreden?
Door het Openbaar Ministerie (OM) is naar aanleiding van de gang van zaken een strafrechtelijk onderzoek ingesteld in verband met overtreding van de artikelen 261 en/of 262 van het Wetboek van Strafrecht (smaadschrift en/of laster). Aan de hand van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek zullen de mogelijkheden voor strafvervolging worden bezien. De resultaten van het onderzoek dienen te worden afgewacht.
Waarom is hierbij niet van de mogelijkheden gebruik gemaakt om de getuigeverklaring anoniem af te leggen en de identiteit van de getuige anoniem te houden? Onder welke voorwaarden is dit toegestaan?
In beginsel worden getuigenverklaringen op naam afgelegd. Voor een beschrijving van de voorwaarden waaronder het mogelijk is een getuigenverklaring anoniem af te leggen verwijs ik u naar de brief die ik op 25 februari 2010 samen met mijn toenmalige ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009-2010, 28684, nr. 266). Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat er in deze zaak op voorhand geen aanleiding was om aan een (beperkte) afscherming van de identiteit van de getuige te denken.
Welke sancties gelden er voor degenen die de verklaringen openbaar hebben gemaakt? Worden de personen die de bedreigingen hebben geuit opgespoord?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan in de toekomst voorkomen worden dat volledige politieverklaringen op straat komen te liggen? Welke maatregelen gaat u hiertoe nemen?
Er zijn diverse wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de verstrekking van informatie uit een strafdossier. Deze voorschriften regelen aan wie en onder welke voorwaarden de kennisneming van processtukken kan worden toegestaan. Voor de verdachte geldt in beginsel een ruime bevoegdheid tot kennisneming; uitsluitend in het belang van het onderzoek kan hem tijdelijk de kennisneming van bepaalde stukken worden onthouden. Voor de manier waarop de advocaat van een verdachte dient om te gaan met stukken uit het strafdossier, is met name regel 10 van Gedragsregels 1992 van de Nederlandse Orde van Advocaten relevant. Daaruit volgt bijvoorbeeld dat een advocaat pas na een evenwichtige belangenafweging mag beslissen tot informatieverstrekking aan derden en dat hij hierbij terughoudendheid en uiterste zorgvuldigheid dient te betrachten. Verder ligt er een wetsvoorstel bij de Raad van State ter advisering waarin onder meer wordt geregeld dat de verstrekking van afschriften van processtukken aan de verdediging kan worden beperkt indien zwaarwegende belangen daartoe aanleiding geven.
Is het waar dat de bedreigde vrouw niet direct bescherming heeft gekregen van de politie? Hoe kan dit? Krijgt de bedreigde vrouw nu wel adequate (politie)bescherming?
De pamfletten zijn verspreid op 28 april 2010 in de avond. De dag daarna is er direct contact geweest met betrokkene en heeft de politie een inschatting gemaakt van de mate van dreiging. Sindsdien is er tussen betrokkene en politie geregeld contact en wordt de noodzaak van beveiligingsmaatregelen periodiek opnieuw beoordeeld. Ik ben van mening dat grote terughoudendheid dient te worden betracht met het geven van informatie over de (wijze van) beveiliging in een concrete zaak. Mede in het belang van betrokkene doe ik hierover dan ook geen mededelingen.
Is het waar dat de rust nog steeds niet is teruggekeerd in Culemborg? Wat is uw reactie op het verwijt dat het bij praten blijft, maar dat er geen actie komt van gemeente of jongerenwerk?1
In februari 2010 heeft de gemeente Culemborg aangekondigd een plan te ontwikkelen voor de aanpak van de problemen in de wijk Terweijde. Op 3 juni 2010 is na uitvoerige consultaties met bewoners en betrokken instellingen een breed gedragen plan van aanpak in de gemeenteraad besproken. Het plan bevat een integrale en persoonsgerichte aanpak met een tweeledige doelstelling: op de korte termijn (binnen een half jaar) moeten de problemen met de openbare orde zijn verholpen, terwijl op de langere termijn een normalisering van de situatie in Terweijde wordt nagestreefd. Voor de concrete maatregelen die zijn voorzien voor 2010, 2011 en 2012 verwijs ik u naar het plan van aanpak. In het plan wordt ook aangegeven welke acties al in gang gezet zijn. In de tussenliggende tijd wordt de openbare orde in Terweijde nauwzettend in de gaten gehouden door de lokale driehoek. Momenteel is er geen sprake meer van een onrustige situatie.
Hoe staat het met de toegezegde acties en maatregelen die naar aanleiding van de onrust in Culemborg zouden worden ondernomen? Wat is er allemaal gebeurd? Zijn er al resultaten geboekt om de rust in Culemborg te laten terugkeren?
Zie antwoord vraag 7.