Het bericht ‘Kweekschool voor criminelen’ |
|
Peter Oskam (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de inhoud van het artikel «Kweekschool voor criminelen», waaruit blijkt dat een jeugdgevangenis met te weinig therapie een kweekschool is voor harde criminaliteit, mede in het licht van uw eerdere beoordeling dat «we anno 2014 er gewoon veel beter voorstaan met de kwaliteit»?1 2
Ik vind het artikel een onevenwichtig beeld schetsen van hetgeen in de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) gebeurt. Er is wel degelijk sprake van begeleiding en behandeling. In antwoord op vragen van het lid Kooiman (SP) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2983) eerder deze maand, over dit artikel, geef ik aan dat er de afgelopen jaren juist talrijke maatregelen zijn genomen om de behandeling en begeleiding in de JJI’s te verbeteren. Voorbeelden zijn de verkleining van de groepen, de hogere opleidingseisen voor pedagogische medewerkers en de gedragsinterventies.
In het artikel wordt expliciet verwezen naar JJI De Hartelborgt. De personeelsbezetting is bij deze JJI een aandachtpunt geweest. In antwoord op recente vragen van het lid Marcouch (PvdA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 49) ben ik ingegaan op de personeelsbezetting bij JJI Hartelborgt naar aanleiding van doorlichtingsonderzoeken van de gezamenlijke inspecties3. In de brief van het Hoofd van de Inspectie Veiligheid en Justitie mede namens de Hoofdinspecteur van de Inspectie Jeugdzorg d.d. 7 april 2014 (www.ivenj.nl) staat benoemd dat het personeelstekort bij De Hartelborgt per 1 maart 2014 structureel is opgelost.
Kunt u aangeven wat de redenen zijn achter het veronderstelde hoge ziekteverzuim van medewerkers binnen de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's)?
Executieve functies binnen DJI (en dus ook binnen JJI) worden gezien als substantieel bezwarende functies. In de JJI’s verblijft de zwaarste doelgroep jongeren in Nederland die veelal zware strafbare feiten hebben gepleegd. Het gaat hier om een groep jongeren met ernstige en meervoudige (gedrags)problematiek. Het merendeel van de JJI populatie heeft licht verstandelijke beperkingen, een slecht ontwikkeld probleembesef en geweten, psychische problemen en/of weinig sociale vaardigheden. Dat maakt dat de begeleiding van deze groep jongen een uitdaging en intensieve taak is voor begeleiders.
Door de beperkte instroom van jongeren in de afgelopen jaren is een groot aantal inrichtingen dan wel locaties van inrichtingen gesloten. Dit heeft bij het personeel tot onrust geleid. Ik heb echter geen aanwijzingen dat hierdoor het ziekteverzuim recent is toegenomen en evenmin dat de jeugdigen hierdoor te weinig behandeling of begeleiding krijgen.
Kunt u meer inzicht geven in de gemiddelde ziekteverzuimpercentages binnen de JJI's in de periode tot en met juli 2014, uitgesplitst per JJI?
Hieronder staan de verzuimcijfers over de eerste acht maanden van 2014.
Er is een dalende lijn te zien in het ziekteverzuim over 2014. In de eerste vier maanden van 2014 lag het gemiddelde op 7,8%. Dit gemiddelde is gedaald naar 7,2%.
Amsterbaken
8,6%
De Hartelborgt
8,7%
De Heuvelrug
9,5%
De Hunnerberg
4,9%
Den Hey-Acker
10,0%
Het Keerpunt
5,6%
Lelystad
6,2%
Juvaid*
7,5%
Teylingereind
4,1%
* exclusief ondersteunende diensten
De verzuimcijfers lopen per inrichting redelijk uiteen. Dit heeft onder meer te maken met lokale omstandigheden waaronder de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand en de diversiteit in kort, midden en lang ziekteverzuim. Daarbij komt dat de sluiting van JJI’s, het afstoten van locaties van inrichtingen en de reorganisatie tot onrust heeft geleid bij het JJI personeel.
De aanpak van het ziekteverzuim is binnen DJI een belangrijk aandachtspunt waarbij de focus ligt op preventief handelen. Oftewel niet pas in actie komen op het moment dat medewerkers zich ziek melden, maar kijken of dit voorkomen kan worden door binnen DJI te werken aan een zo gezond en veilig mogelijke werkplek voor iedereen. Hiervoor staan veel instrumenten ter beschikking, variërend van het functioneringsgesprek tot het frequent verzuimgesprek, van de fysieke vaardigheidstoets (FVT) tot het werken aan dossiervorming.
Vanaf voorjaar 2012 is ook gebruik gemaakt van verzuimcoaches en re-integratieadviseurs bij rijksinstellingen. Vanuit de sectordirectie JJI is in de vier maandelijkse P&C gesprekken de aanpak van het ziekteverzuim een terugkerend bespreekpunt.
Klopt het dat de ziekteverzuim-streefnorm voor 2014 nog steeds 4,5% bedraagt? Hoe verhouden de resultaten uit de beantwoording op de vorige vraag zich tot deze streefnorm?3
Ja, de genoemde 4,5% is de Verbaannorm. Dit is een algemene norm die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) hanteert waarbij slechts beperkt rekening gehouden is met substantiële bezwarende functies. Het is dan ook niet reëel om onderdelen waar veel executief personeel werkt strikt langs de Verbaannorm te meten. De sectorale streefnorm voor het ziekteverzuim ligt voor 2014 op 6,5%. Hierin zijn de substantieel bezwarende functies verdisconteerd. De hiervoor gepresenteerde tabel laat zien dat een aantal inrichtingen nog niet op het niveau van de sectorale streefnorm zit.
Klopt het dat het gemiddelde ziekteverzuimpercentage 10,6% bedroeg in 2012 in plaats van de gestelde 8,5% en in 2013 tot en met juli van dat jaar 9,7% in plaats van de gestelde 7,5%?4
In het jaarplan 2012 was de streefnorm 8,5%. Het feitelijke verzuimpercentage in 2012 bedroeg 10,4%. In het jaarplan 2013 was de streefnorm 7,5%. Het feitelijke verzuimpercentage in 2013 bedroeg 8,9%. Medio 2013 is een tussenbalans opgemaakt en bedroeg het verzuimpercentage 9,7%. Het ziekteverzuim bij de JJI’s vertoont sinds 2012 een dalende lijn. De streefnorm voor 2014 ligt op 6,5%. In de eerste vier maanden van 2014 lag het verzuim gemiddeld op 7,8%, dit is gedaald naar gemiddeld 7,2% tot en met augustus 2014.
Kunt u aangeven wat de ziekteverzuimpercentages bedragen van de overige organisatieonderdelen binnen DJI (Gevangeniswezen, Directie Forensische Zorg, Directie Bijzondere Voorzieningen, Landelijke Diensten, Hoofdkantoor DJI) tot en met juli 2014?
Informatie over de afgelopen jaren staan in de DJI jaarverslagen op www.dji.nl.
Hieronder staan de verzuimcijfers over de eerste acht maanden van 2014.
JJI
7,2%
DBV
6,1%
Forzo*
6,0%
GW
7,2%
Landelijke diensten
5,0%
Hoofdkantoor DJI
5,3%
* exclusief particuliere instellingen
Klopt het dat bij De Hartelborght in Spijkernisse één op de vijf groepsleiders thuis zit en soms hele teams tegelijkertijd zijn uitgeschakeld? Deelt u de mening dat dit niet alleen heel vervelend is voor de medewerkers zelf, maar dat dergelijke situaties ook nadelig zijn voor de behandeling van de jongeren en daarmee samenhangend een negatieve invloed kunnen hebben op de veiligheid van de samenleving als geheel?
Nee, de beweringen over De Hartelborgt herken ik niet. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1 voor wat betreft JJI De Hartelborgt. De re-integratie activiteiten (zoals verlof) en het activiteiten/dagprogramma zijn vaste onderdelen in het toetsingskader van de Inspecties. De recente doorlichtingen van de Inspecties tonen aan dat het kwaliteitsniveau van de sanctietoepassing in de JJI’s op orde is.
Kunt u, als het Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) binnen DJI voor 2014 al heeft plaatsgevonden, de resultaten hiervan doen toekomen aan de Kamer? Kunt u voorts in de beantwoording van deze vragen aangeven wat de uitkomsten zijn van de beoordeling van medewerkers ten aanzien van het gevoerde ziekteverzuimbeleid binnen de JJI’s?
Het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) van DJI vindt plaats in de periode april 2014 tot en met het voorjaar van 2015. Voor de rijks JJI’s is de afname van het MTO gepland in het voorjaar van 2015. De bevindingen zijn voor intern gebruik en leiden indien nog tot aanpassingen van het gevoerde ziekteverzuimbeleid binnen de JJI’s.
Kunt u meer inzicht geven waarom de afgelopen jaar de gestelde normen ten aanzien van het ziekteverzuimpercentage binnen de JJI's niet gehaald zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe beoordeelt u de werking van het «Eigen Regiemodel» dat ziekteverzuim moet terugdringen en hoe wordt dit programma ervaren door leidinggevenden zelf?
Het «Eigen Regiemodel» betreft een vorm die in de praktijk zijn meerwaarde bewijst op het moment dat leidinggevenden de rol van «casemanager» op de juiste manier oppakken. Aandacht en sturing in combinatie met de benodigde begeleiding heeft ook geleid tot een daling van het verzuim in de periode 2012–2013.
Welke instrumenten, behalve de Fysieke Vaardigheids Toets en functioneringsgesprekken, zijn er nog meer voorhanden binnen de JJI’s om preventieve maatregelen te nemen tegen ziekteverzuim?
Zie het antwoord op vraag 3.
In hoeverre heeft onrust over reorganisaties binnen DJI (sluitingen en reductie van personeel) zijn weerslag op het ziekteverzuim binnen het gevangeniswezen in het algemeen en meer specifiek op de jeugdgevangenissen?
Door de beperkte instroom van jongeren in de afgelopen jaren moest een groot aantal JJI’s dan wel locaties van inrichtingen gesloten worden. Dit heeft bij het JJI personeel tot onrust geleid. Dankzij een goede begeleiding en veel eigen initiatief heeft het merendeel van de medewerkers een andere baan kunnen vinden. Afgaande op de verschillende rapporten, die de inspecties in de afgelopen jaren over de JJI’s hebben gepubliceerd, heeft de sluiting niet tot kwaliteitsverlies geleid. Zie verder het antwoord op vraag 2 en 4.
Op welke onderdelen en streefnormen werd gedoeld met de opmerking in het jaarplan 2014 dat DJI door de reorganisaties verwacht dat «de gestelde norm niet op alle onderdelen wordt gehaald?»5
Deze opmerking is in het algemeen gemaakt voor DJI. Er wordt gedoeld op die onderdelen die rechtstreeks te maken hebben met reorganisatie/sluiting en er wordt gedoeld op de Verbaannorm.
In hoeverre is de verwachting zoals beschreven in de vorige vraag tot nu toe realiteit geworden, gemeten tot en met juli 2014?
Deze verwachting is bij een aantal inrichtingen realiteit geworden, gemeten tot en met juli 2014. Bij een aantal inrichtingen DJI breed, die gesloten of gereorganiseerd wordt, is de Verbaannorm niet gerealiseerd.
De angst van joodse burgers in de Haagse Schilderswijk |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Kent u het bericht «Deel van joden in Schilderswijk wil vertrekken na rellen»?1
Ja.
Bent u bekend met de onrust en de angst die er bestaat onder joodse burgers, zeker ook bij de groep die woont in de Haagse Schilderswijk, als gevolg van de recente golf van het islamitisch antisemitisme die over ons land trekt?
Het kabinet deelt de zorgen over de antisemitische incidenten die recent in Nederland hebben plaatsgevonden. Om die reden nemen we het initiatief om met betrokken partijen de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Iedereen moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat, en wordt hard aangepakt door het kabinet.
De burgemeester van Den Haag is in zijn verantwoording aan de gemeenteraad op 14 augustus 2014 ingegaan op de situatie in de Schilderswijk.
Zijn er, naast stappen om joodse instellingen te beschermen, ook extra veiligheidsmaatregelen getroffen teneinde joodse burgers te beschermen, vooral op plekken met een verhoogd risico? Zo nee, waarom niet?
Momenteel worden aanvullende maatregelen genomen bij diverse joodse instellingen. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan locaties met een verhoogd risico. Deze maatregelen zijn primair genomen om de aanwezige joodse burgers binnen deze instellingen te beschermen. Over de aard en omvang van de maatregelen kan ik geen uitspraken doen.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de groep joodse burgers die plannen heeft Nederland te verlaten als gevolg van het groeiende antisemitisme?
Het kabinet blijft in gesprek met de joodse gemeenschap, gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties om te peilen wat er binnen de gemeenschappen leeft. Dit zal onder meer gebeuren in de eerstvolgende Ronde Tafel antisemitisme bijeenkomst op 24 september a.s. Wij zijn niet voornemens tevens een onderzoek zoals in de vraag wordt gesuggereerd te verrichten.
In hoeverre erkent u dat het overheidsbeleid ten aanzien van de bestrijding van het opkomend islamitisch antisemitisme faalt?
Het kabinet stemt de bestrijding van discriminatie af op de omstandigheden in de samenleving. In aanvulling op de ingezette maatregelen ter bestrijding van discriminatie, waarover uw Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd middels de voortgangsbrief, neemt het kabinet extra stappen zoals in het antwoord op vragen 2 en 4 beschreven. Verder zal op de sporen educatie, opvoeding en rolmodellen (peer education) een impuls worden gegeven aan de preventie en bestrijding van discriminatie en antisemitisme. In dat kader zijn de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met het Centraal Joods Overleg overeengekomen om op korte termijn op lokaal niveau rondetafelgesprekken met gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te organiseren.
Iedereen in Nederland draagt een eigen verantwoordelijkheid om elkaar met wederzijds respect tegemoet te treden. We juichen initiatieven van burgers en instellingen om dat te bevorderen dan ook toe, zoals het initiatief van de Raad van Moskeeën en de Unie van Marokkaanse Moskeeën Nederland om in moskeeën op te roepen tot tolerantie. Er is geen eenvoudige maatregel te nemen die zorgt dat discriminatie definitief tot het verleden behoort. Grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en recht van demonstreren, vormen een groot goed in ons land en verdienen zowel een krachtige als zorgvuldige bescherming. Deze grondrechten zijn begrensd als ze uitmonden in geweld, haatzaaien of discriminatie.
Het bericht ‘Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild» en klopt hetgeen hierin wordt vermeld?1
Ja, het bericht ken ik. Ervaringen van diverse onderzoekers in Nederland en in het buitenland leren dat van de totale omvang van fraude hoogstens een zeer globale inschatting gemaakt kan worden en dat deze inschattingen zeer uiteenlopen. Het onderzoek waar het artikel naar verwijst, bestaat uit een optelsom van allerlei nationale en internationale onderzoeken die soms zeer grove schattingen en grote bandbreedtes geven. Het bedrag van 30 miljard kan ik dan ook niet bevestigen.
Deelt u de mening dat fraude, in welke vorm dan ook, nooit mag lonen en altijd keihard aangepakt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het voorkomen en bestrijden van fraude van groot belang, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Het kabinet zet daarom in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Het actieplan van het Kabinet tegen fraude heb ik uw Kamer gestuurd bij brief van 20 december 20132 en is aan de orde geweest tijdens het debat met uw Kamer over fraude in Nederland op 15 mei jongstleden. De aanpak richt zich onder meer op het fraudebestendiger maken van wet- en regelgeving en systemen, een krachtdadige aanpak van fraudeurs, het verhogen van de pakkans en het afpakken van frauduleus verkregen gelden. Het kabinet zal uw Kamer voor het einde van dit jaar een voortgangsrapportage sturen over de rijksbrede aanpak van fraude.
Bent u bereid maatregelen te treffen teneinde ervoor te zorgen dat fraude nooit zal lonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de pakkans van fraudeurs omhoog moet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te treffen om de pakkans van fraudeurs te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat indien de in het betreffende artikel vermelde vormen van fraude keihard aangepakt zouden worden, in één klap alle andere bezuinigen op veiligheid onnodig zouden worden en er juist geïnvesteerd zou kunnen worden in veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1. De aanpak van fraude brengt kosten en baten met zich mee. De baten vallen niet vanzelfsprekend toe aan dezelfde partijen die de kosten maken. Baten zoals versterking van het vertrouwen in de overheid, het handelsverkeer en financiële instellingen zijn bovendien lang niet altijd te kwantificeren in financiële zin. Om deze redenen kan een kosten-batenbenadering niet doorslaggevend zijn bij het vormgeven van de fraude-aanpak. Het voorkomen en bestrijden van fraude dient een breder doel, namelijk het handhaven van de norm dat fraude niet acceptabel is en het optreden tegen personen die zich niet aan de gestelde normen houden. Dit is van groot belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat en om het draagvlak bij burgers voor collectieve voorzieningen te behouden.
Een kogel voor een allochtoon gezin |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Kogel voor allochtone familie: jihad niet in onze straat»?1
Ja.
In hoeverre zijn er al verdachten opgepakt voor de trieste bedreiging van dit gezin met kleine kinderen?
De politie heeft meerdere keren contact gehad met het gezin. Alleen ten aanzien van de bezorging van een kogel is aangifte gedaan. Het onderzoek naar aanleiding van deze aangifte loopt. Over de stand van zaken van dit opsporingsonderzoek kan ik u geen mededelingen doen.
Op welke wijze wordt de veiligheid van het betreffende gezin gewaarborgd nu blijkt dat na de bekrassing van de auto, dreigbrieven met hakenkruizen en een steen door het raam er zelfs een kogel is bezorgd?
Over eventuele beveiligingsmaatregelen ten aanzien van dit gezin kan ik u geen mededelingen doen.
In hoeverre ziet u de multiculturele spanning in onze samenleving groeien en welke maatregelen bent u voornemens te treffen om het tij te keren?
De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door een grote diversiteit aan (godsdienstige) levensbeschouwingen, opvattingen en levensstijlen. Dit is een groot goed. Vrijheid en openheid van de samenleving, verankerd in de Grondwet en in mensenrechtenverdragen, maken deze pluriformiteit mogelijk. Dit neemt niet weg dat er ook spanningen aanwezig kunnen zijn tussen de verschillende uitgangspunten. Ik onderken de maatschappelijke spanningen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan. Mede om die reden heeft het kabinet in het recent aangeboden actieprogramma integrale aanpak jihadisme een breed pakket aan maatregelen aan uw Kamer gepresenteerd. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op het tegengaan van radicalisering en maatschappelijke spanningen.
Verder treedt de lokale driehoek op indien er sprake is van dreiging voor de veiligheid en openbare orde. Indien een dergelijke dreigende situatie ontstaat, zal onder regie van de burgemeester een casus-gericht interventieplan worden opgesteld.
De 'mogelijke genocide' in Irak en de maatregelen die Nederland verplicht is te nemen, zoals het onmiddellijk stoppen van alle jihad reizen van Nederlanders en het voornemen tot een jihad reis strafbaar maken |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u aan de Kamer geschreven heeft: «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.» en verder « Het verschil tussen deze drie misdrijven is relevant voor opsporing en vervolging. Maar in de huidige situatie gaat het allereerst om preventie, en het staken en voorkomen van deze misdrijven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat nu u het vermoeden heeft uitgesproken van genocide, Nederland zich in deze situatie dient te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het «Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide»?
Als partij bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is Nederland verplicht de bepalingen ervan te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Deze verplichting geldt ongeacht de kwalificatie van een situatie door het kabinet.
Deelt u de mening dat uit dit verdrag, waarvan artikel 1 expliciet stelt: « De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.», concrete verplichtingen voortvloeien?
De partijen bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide hebben zich gecommitteerd al het mogelijke te doen, in overeenstemming met het internationaal recht, om genocide te voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat het internationaal hof van justitie in haar uitspraak in de zaak van Bosnië – Herzegovina tegen Servië – Montenegro van 26/2/2007 over de toepassing van deze conventie (de zaak over de genocide in Srebrenica) expliciet stelt dat:
Ja. Het kabinet wijst in dit verband in het bijzonder op de uitleg die door het Internationaal Gerechtshof is gegeven aan de verplichting genocide te voorkomen, in paragraaf 430 van bovengenoemde uitspraak van het Hof van 26 februari 2007.
Deelt u de mening dat Nederland zowel moreel als juridisch verplicht is om alles te doen om mensen met een Nederlands paspoort die genocide plegen en/of medeplichtig zijn aan genocide voor de rechter te krijgen en dat voorkomen moet worden dat meer jihadisten zich aansluiten bij de terroristische organisatie IS(IS) om misdaden – waaronder genocide – te plegen of daaraan medeplichtig te zijn, mede in het licht van artikel 3 van het verdrag dat ook medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en openbaar oproepen, evenals het samenspannen voor genocide strafbaar stelt?
Het is noodzakelijk om in overeenstemming met het internationaal recht al het mogelijke te doen om ernstige internationale misdrijven te voorkomen en te berechten.
Welke acties onderneemt u op dit moment om personen op wie Nederland invloed kan uitoefenen, zoals mensen met een Nederlands paspoort, te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat zij niet langer genocide plegen of niet afreizen om genocide te plegen of daaraan medeplichtig zijn door zich aan te sluiten bij het genocide plegende IS(IS)?
Het kabinet wendt alle beschikbare middelen aan om een uitreis met als doel aansluiting te vinden bij IS(IS) te belemmeren. De dreiging die voor Nederland uitgaat van IS(IS) vraagt om een krachtige aanpak. Momenteel vindt er een intensieve informatie-uitwisseling en samenwerking plaats tussen internationale en nationale partners waarbij reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld. Daarnaast worden uitreizen ontmoedigd en belemmerd middels SIS-signalering, het bevriezen van tegoeden en het signaleren van paspoorten. Bij de aanpak om een uitreis te voorkomen wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld.
Het kabinet heeft uw Kamer inmiddels het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme toegestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen die het kabinet neemt om de jihadistische beweging in Nederland en uitreis te bestrijden.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Veiligheid en Justitie al vele malen zijn grote zorgen heeft uitgesproken over het feit dat jongeren afreizen naar Syrië en dat hij in mei 2013 zou gaan onderzoeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden voor een jihadreis?
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlandse paspoort hebben zich naar schatting van de Nederlandse veiligheidsdiensten aangesloten bij IS(IS), voor mei 2013 en daarna?
Het is bekend dat circa 130 Nederlanders zijn uitgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië en Irak. Een aantal hiervan heeft zich aangesloten bij IS(IS). Verder kan het kabinet hierover in het openbaar geen uitspraken doen.
Bent u bereid het wetsvoorstel – dat op 11 juli 2014 is goedgekeurd door de rijksministerraad3 – waarin onder meer is opgenomen dat deelname aan een terroristisch trainingskamp verlies van dubbele nationaliteit betekent, voor het eind van het zomerreces aan de Kamer te sturen, inclusief een spoedadvies van de Raad van State, een repliek en mogelijk een nota van wijziging die ook het voornemen voor een jihadreis strafbaar stelt?
Het wetsvoorstel zal dezer dagen bij de Kamer worden ingediend.
Welke maatregelen kunt en zult u nemen om ervoor te zorgen dat het (bijna) onmogelijk wordt voor iemand met een Nederlands paspoort om zich aan te sluiten bij IS(IS)?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u intern of extern juridisch advies gevraagd over de gevolgen van de uitspraken die u gedaan heeft, zoals vermeld in de eerste vraag? Zo ja, bij wie en kunt u dat advies openbaar maken?
Over deze kwestie heeft het Kabinet verschillende malen intern juridisch advies ontvangen. Dat advies is meegenomen in de beantwoording van de verschillende vragen van uw Kamer. Het kabinet verwijst in dat verband naar de beantwoording van de Kamervragen over IS(IS) en de situatie in Irak van 11 augustus 2014 en naar de Kamerstukken 23 432, nr. 389 en 21 501-02, nr. 1410.
Bent u bereid de extern volkenrechtelijk adviseur te vragen een spoedadvies uit te brengen over de consequenties van de uitspraak «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid», de verplichtingen die daaruit voorvloeien voor Nederland en dat advies openbaar te maken?
Ja. De externe volkenrechtelijk adviseur is om advies gevraagd.
Kunt u deze vragen voor het eind van het zomerreces beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De groep wetsondermijnende uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers blijven gemeente tergen»?1
Ja.
Klopt het dat de uitgeprocedeerde asielzoekers van «We are here» doorgaan met hun wetsondermijnende gedrag en opnieuw een pand hebben gekraakt? Zo ja, kunt u aangeven hoe dit gegeven zich dit verhoudt tot de anti-kraakwet?
Het is juist dat al langere tijd een (mogelijk wisselende) groep niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen panden kraakt in de gemeente Amsterdam. Ik heb uw Kamer al eerder geïnformeerd over het beleid dat de gemeente Amsterdam met betrekking tot kraakpanden hanteert. Nog recentelijk op 20 augustus 2014 heeft burgemeester Van der Laan in een brief uiteengezet dat Amsterdam niet ontruimt voor leegstand en dat de eigenaar van een gekraakt pand daarom moet aangeven hoe het pand na ontruiming direct in gebruik wordt genomen. Het pand waarnaar het bericht uit vraag 1 van deze set verwijst betrof een pand waarvoor de eigenaar een duidelijke bestemming had en de krakers is ingevolge het Amsterdamse beleid dan ook het vertrek uit het pand aangezegd. Hieraan is door deze groep uiteindelijk gehoor gegeven.
In hoeverre deelt u de visie dat deze groep op geen enkele manier opvang dient te krijgen, waar mogelijk vastgezet moet worden en ten slotte uitgezet dient te worden?
Niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen hebben een wettelijke vertrekplicht en dienen daaraan gehoor te geven. Het rijk voert een beleid waarbij in beginsel geen onderdak wordt geboden aan (uitgeprocedeerde) niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen die geen invulling geven aan die vertrekplicht. Daar waar zicht op uitzetting bestaat wordt in voorkomende gevallen overgegaan tot vreemdelingenbewaring, om vanuit bewaring het vertrek te realiseren. Als geen zicht op uitzetting bestaat, bijvoorbeeld omdat een herkomstland niet meewerkt aan gedwongen vertrek, kan het instrument vreemdelingenbewaring niet worden toegepast.
Bent u bereid om steden als Amsterdam, die de structurele ondermijning van de wet door uitgeprocedeerde asielzoekers blijft faciliteren, een strafkorting te geven op de uitkering uit het gemeentefonds? Zo nee, hoe gaat u dit soort gemeenten dan tot de orde roepen?
Ik meen dat het hiervoor beschreven uitgangspunt van de gemeente Amsterdam niet kan worden geduid als structurele ondermijning van de wet door het faciliteren van asielzoekers. Er is enkel al om die reden geen aanleiding om over te gaan tot maatregelen zoals in de vraag voorgesteld. Dat neemt niet weg dat ik het van belang vind een open dialoog met gemeenten te houden over problemen waarvoor gemeenten zich gesteld zien. Recent heb ik in dat verband ook gesproken met burgemeester Van der Laan.
Ziet u in dat het Nederlands asielsysteem totaal faalt als het gaat om het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen ten einde dit probleem op te lossen?
Het is juist dat het in meerdere gevallen complex blijkt om personen die niet-rechtmatig in Nederland verblijven tot vertrek te bewegen. Dit is met name aan de orde indien het land van herkomst van de betreffende vreemdelingen niet of onvoldoende meewerkt aan eventueel gedwongen vertrek. Het kabinet zet zich ertoe in om meer herkomstlanden ertoe te bewegen eigen onderdanen terug te nemen, ook waar het gaat om gedwongen terugkeer. Nederland heeft dit onderwerp op de Europese agenda gezet. Dit is van belang omdat een EU-brede inzet kan bijdragen aan de oplossing van dit probleem waar niet enkel Nederland zich mee geconfronteerd ziet, maar ook alle andere lidstaten. Overigens werken de meeste herkomstlanden wel mee aan (gedwongen) vertrek. Ik meen ook dat de kwalificatie van een falend Nederlandse asielbeleid niet op zijn plaats is. In de eerstvolgende rapportage vreemdelingenketen zal ik uw Kamer zoals gebruikelijk informeren over de recente terugkeercijfers.
Wanneer wordt er in Brussel nu eens met de vuist op tafel geslagen en geëist dat Nederland een opt-out krijgt op immigratie omdat anders de constructieve opstelling van Nederland zal wijzigen?
Nog los van de feitelijke mogelijkheden daartoe en de overige consequenties daarvan, zie ik daartoe op grond van de inhoud van het migratiedossier geen aanleiding. Het migratiedossier, en ook het terugkeerdossier daarbinnen, is bij uitstek een dossier dat niet goed binnen de eigen landsgrenzen kan worden opgelost of vormgegeven. Juist een gezamenlijke Europese inzet is essentieel om tot (deel)oplossingen te komen.
De zorgen van de gemeente Raalte over de beperkte dekking van het C2000-netwerk |
|
Peter Oskam (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de gemeente Raalte over de beperkte dekking van het C2000-netwerk?1
Ja.
Klopt het dat er rondom Heeten sprake is van een witte vlek waar de dekking van het netwerk ontbreekt? Kunt u aangeven wat hiervan concreet de consequenties zijn voor de communicatie tussen de hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance) in geval van een calamiteit in het gebied?
De mate van dekking voor C2000 is geen statisch gegeven. Zo worden er door de hulpdiensten nog jaarlijks enkele witte vlekken van (zeer) beperkte omvang gemeld. Door de bouw van woonwijken, industriegebieden en flatgebouwen kunnen ook nieuwe dekkingsproblemen ontstaan. Op dit moment zijn er 24 openstaande dekkingsproblemen, waaronder Heeten. Acht dekkingsproblemen zijn in behandeling.
De prioriteit voor het wegwerken van dekkingsproblemen wordt bepaald door jaarlijks een ordening naar urgentie aan te brengen aan de hand van twee met de hulpdiensten overeengekomen, criteria: het aantal geregistreerde incidenten in het betreffende gebied over het afgelopen jaar en de aanwezigheid van risico-objecten zoals opgenomen in de provinciale risicokaarten. Jaarlijks worden de acht meest urgente dekkingsproblemen opgelost door het bijplaatsen van extra antennemasten.
De oorspronkelijke doelstelling, zoals afgesproken bij de start van C2000, was om in Nederland een dekkingsgraad van 95% te realiseren. Op dit moment is de dekkingsgraad voor C2000 97,7%. Dit percentage neemt geleidelijk toe naarmate er meer antennemasten worden bijgeplaatst.
In de gebieden waar tijdelijke dekkingsproblemen aan de orde zijn kunnen hulpverleners ter plaatse met elkaar communiceren door middel van rechtstreeks « portofoon – portofoonverkeer» waarbij geen gebruik wordt gemaakt van het C2000-netwerk. Voor de communicatie met de meldkamer kan gebruik worden gemaakt van mobiele telefonie.
Kunt u aangeven hoeveel witte vlekken het netwerk C2000 op dit moment over het hele land nog kent? Is het uw voornemen om te komen tot een volledige dekking? Zo ja, in welk tempo worden de dekkingsproblemen weggewerkt en hoe worden daarbij de prioriteiten bepaald?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van de gemeente Raalte over het dekkingsprobleem van het C2000-netwerk bij Heeten? Bent u bereid om het probleem aan te pakken? Zo ja, wanneer?
Ik deel de zorg van de gemeente Raalte. Op basis van mijn huidige inzichten voorzie ik dat het probleem in Heeten in 2015 kan worden opgelost. Aan de hand van het geactualiseerde overzicht van openstaande dekkingsproblemen kan ik hierover in januari 2015 een definitieve beslissing nemen.
Het bericht dat jonge criminelen in jeugdgevangenissen vaak niet worden behandeld |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op berichtgeving dat de begeleiding in jeugdgevangenissen faalt?1
Ik vind het artikel een onevenwichtig beeld schetsen van hetgeen in de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) gebeurt. Er is wel degelijk sprake van begeleiding en behandeling van jongeren. Feit is dat in de JJI’s de zwaarste doelgroep jongeren in Nederland verblijft. Het gaat hier om een groep jongeren met ernstige en meervoudige (gedrags)problematiek. Jongeren die zware strafbare feiten hebben gepleegd. Veelal is er sprake van verwaarlozing, mishandeling, alcohol en/of drugsgebruik in de sociale omgeving van deze jongeren. Daarnaast heeft het merendeel van de JJI populatie verstandelijke beperkingen, een slecht ontwikkeld probleembesef en geweten, psychiatrische problematiek en weinig sociale vaardigheden. Dit alles bij elkaar maakt dat de begeleiding van deze groep jongeren een uitdaging en intensieve taak is voor begeleiders.
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren genomen en/of zullen worden genomen om het ziekteverzuim terug te dringen? In hoeverre kunnen deze maatregelen ondanks de bezuinigingen op het gevangeniswezen genomen worden?
De aanpak van het ziekteverzuim is binnen DJI een belangrijk aandachtspunt waarbij de focus nu meer ligt op preventief handelen. Niet pas in actie komen op het moment dat medewerkers zich ziek melden, maar kijken of je dat kunt voorkomen door binnen DJI te werken aan een zo gezond en veilig mogelijke werkplek voor iedereen.
Hiervoor staan veel instrumenten ter beschikking, variërend van het functioneringsgesprek tot het frequent verzuimgesprek, van de fysieke vaardigheidstoets (FVT) tot het werken aan dossiervorming. Vanaf voorjaar 2012 is ook gebruik gemaakt van verzuimcoaches en re-integratieadviseurs bij rijksinstellingen. Vanuit de sectordirectie JJI is in de 4 maandelijkse P&C gesprekken met alle inrichtingen de aanpak van het ziekteverzuim een belangrijk aandachtspunt. Juist in een periode van bezuinigingen is het van belang om een gezonde en veilige werkplek voor eenieder te behouden.
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren genomen en/of zullen worden genomen om te zorgen dat de behandeling en begeleiding voldoet? In hoeverre kunnen deze maatregelen ondanks de bezuinigingen op het gevangeniswezen genomen worden?
Zoals bekend zijn er in de afgelopen jaren talrijke maatregelen genomen om de behandeling en begeleiding in de JJI’s te verbeteren. Ik noem hierbij de verkleining van de groepen (voor kortverblijvers van 12 naar 10 jongeren en voor langverblijvers van 10 naar 8 jongeren), de hogere eisen die worden gesteld aan de opleiding van de pedagogisch medewerkers, de invoering van de basismethodiek YOUTURN en de hantering van door de Erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie erkende gedragsinterventies voor jongeren. Op 8 mei jl.2 heb ik u geïnformeerd over het lopende onderzoekstraject gericht op het verder verbeteren van het leef- leer en werkklimaat in de JJI’s. Het leefklimaat is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van behandeling in een JJI.
Zorg en kwaliteit staan en blijven, ook in deze tijd van krimp, hoog in het vaandel staan. De re-integratie activiteiten (zoals verlof) en het activiteiten/dagprogramma zijn vaste onderdelen in het toetsingskader van de Inspecties. De recente doorlichtingen van de Inspecties tonen aan dat het kwaliteitsniveau van de sanctietoepassing in de JJI’s op orde is.
Kunt u toelichten hoe het dagprogramma eruit ziet voor deze jongeren?
Het dagprogramma is gebaseerd op de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. Hierin staat benoemd dat de jongere recht heeft op minimaal 77 uur per week buiten zijn kamer. Het merendeel van de dag brengt de jongere door op de groep met de andere jongeren en op school.
In de praktijk begint de dag op de groep, waarna de jongere vervolgens naar school gaat. In de middag wordt het onderwijs voortgezet. Daarnaast is er ruimte voor andere zaken als behandeling (gedragsinterventies en/of individuele gesprekken) zoals recreatie, sport enz.
Welke wijzigingen hebben er de afgelopen jaren danwel weken plaatsgevonden in het dagprogramma? Wat zijn doorgaans de redenen om af te wijken van eerder vastgestelde dagprogramma’s?
Er hebben zich geen wijzigingen in het dagprogramma voorgedaan. Het is incidenteel mogelijk dat het dagprogramma niet integraal kan worden ingevuld. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met het feit dat de jongere een reprimande heeft gekregen naar aanleiding van een incident dat zich heeft voorgedaan of door ziekteverzuim (zie verder vraag 6).
Welke effecten heeft ziekteverzuim op de invulling van het dagprogramma?
Over het algemeen heeft het ziekteverzuim geen effect op het dagprogramma. Er wordt alles aan gedaan om het dagprogramma door te laten gaan, waarbij eventueel gebruik wordt gemaakt van inhuur van personeel.
In hoeverre zal het sluiten van het aantal jeugdgevangenissen en het daarbij behorende ontslag van personeel direct effect hebben op het ziekteverzuim, de begeleiding en behandeling?
Door de beperkte instroom van jongeren in de afgelopen jaren moest een aantal inrichtingen dan wel locaties van inrichtingen gesloten worden. Dit heeft bij het personeel tot onrust geleid. Het ziekteverzuim in 2012 en 2013 is gestegen t.a.v. 2011. In 2014 zitten de JJI’s weer rond het ziektepercentage van 2011, te weten 7,8%. Niet bekend is of dit direct te relateren is aan de krimpende sector. Dankzij een goede begeleiding en veel eigen initiatief heeft het merendeel van de medewerkers een andere baan kunnen vinden. Afgaande op de verschillende rapporten, die de inspecties in de afgelopen jaren over de JJI’s hebben gepubliceerd, heeft de reductie in JJI capaciteit de afgelopen jaren niet tot kwaliteitsverlies geleid bij de JJI’s die bezocht zijn.
Bent u bereid om de jaarverslagen van de justitiële jeugdinrichtingen met uw reactie aan de Kamer te doen toekomen?
De jaarverslagen van de JJI’s zijn openbaar. De jaarverslagen van de particuliere JJI’s staan op de sites van de desbetreffende instellingen. De jaarverslagen van de rijks JJI’s worden verwerkt in het jaarverslag van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De rapportages worden door de sectordirectie van DJI met de directeuren van de inrichtingen besproken. Mocht er sprake zijn van ingrijpende maatregelen dan wordt uw Kamer hierover vanzelfsprekend geïnformeerd. Tevens is in de schriftelijke jaarverantwoording van het ministerie een afzonderlijk deel voor DJI opgenomen.
Het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Michiel van Nispen , Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding?1
Ja.
Kunt u in aanvulling hierop reageren op de noodkreet van de praktijk over de kwaliteit van lijkschouwing?2
Er bestaat in het kader van het kwaliteitsbeleid betreffende het medisch handelen een richtlijn lijkschouw, die is opgesteld door de Vakgroep Forensische geneeskunde van GGD NL, het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Een lijkschouw is een vorm van «maatwerk». Wanneer het feitelijk handelen afwijkt van de handelingsinstructies van de bedoelde richtlijn dient degene die afwijkt van de richtlijn, de gevolgde werkwijze en de motivatie voor het afwijken registreert. Er is ook ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk. In deze gevallen zullen de afwijkende afspraken, als aanvulling op de standaard-richtlijnen, in de uitvoeringsorganisatie moeten worden vastgelegd. Het registeren van afwijkingen is een vereiste in het kader van de HKZ-certificatie (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).
Erkent u dat er niet alleen sprake is van een Amsterdams probleem, maar van een landelijk probleem, aangezien het Forensisch Medisch Genootschap (FMG), de Vakgroep Forensische Geneeskunde en de Gezondheidsraad in adviezen letterlijk stellen dat vervolgopleidingen ontoereikend zijn en dit niet alleen gevolgen heeft voor de kwaliteit maar ook voor de kwantiteit? Zo ja, kunt u hierop aanvullend op uw eerdere antwoorden reageren?3 Zo nee, waarom niet?
Sinds de wijziging in de Wet op de lijkbezorging van januari 2010 mogen uitsluitend artsen die adequaat geschoold zijn en ingeschreven in een register, benoemd worden tot gemeentelijk lijkschouwer. Tot januari 2013 gold een overgangsregeling. Tot dat moment konden (forensisch) artsen die niet waren ingeschreven in een register benoemd zijn als gemeentelijk lijkschouwer. Nu deze overgangsperiode is verstreken, worden de forensisch artsen die ingeschreven staan in het register van het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) bekwaam geacht en wordt de kwaliteit voldoende geborgd volgens de normen van de beroepsvereniging.
Indien de FMG van mening is dat de huidige eisen onvoldoende zijn, kan de FMG zelf de eisen tot registratie verhogen en daarmee de kwaliteit van de beroepsgroep naar een nog hoger niveau tillen. Ik zag en zie daarom geen aanleiding om op korte termijn maatregelen te nemen.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 7.
Hoe verhoudt uw interpretatie van het rapport van de Gezondheidsraad, namelijk dat de verwachte uitstroom uit de beroepsgroep gecompenseerd zal kunnen worden, zich tot de conclusie van de Gezondheidsraad dat «de verwachte uitstroom uit de beroepsgroep deels gecompenseerd zal kunnen worden» maar «de instroom een punt van zorg blijft» en «het te verwachten tekort een ernstige bedreiging inhoudt voor de forensisch-medische beroepsuitoefening»?4 Waarom lopen uw conclusie en die van de Gezondheidsraad zo uiteen?
Klopt het dat inmiddels zowel het FMG als het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) deskundige forensische artsen registreren? Hoe verhouden de inschrijvingseisen zich tot elkaar en welke voorwaarden hanteren beide? Waarom is inschrijving in het FMG blijkbaar niet voldoende?
Het FMG-register is een register van artsen in de forensische geneeskunde. Uitsluitend artsen die als forensisch arts in dit register zijn ingeschreven, kunnen worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer. Het NRGD-register heeft ten doel de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken, die voldoen aan de door het College gestelde kwaliteitseisen, te bevorderen. In het NRGD-register worden aan de geregistreerde deskundigen op het gebied van de forensische pathologie nadere eisen gesteld met betrekking tot onder meer de kennis van het strafrecht en de rol van de deskundige daarin; de onderzoekvaardigheden en het vermogen om onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer op te treden. De functies van de twee registers zijn zodoende verschillend. Waar het register bij het FMG ziet op de kwaliteit van de beroepsbeoefenaar als zodanig, heeft het NRGD tot doel de kwaliteit van deskundigen in strafzaken te borgen.
Klopt het dat u de opleiding tot forensisch arts niet wil financieren omdat hiervoor geen wettelijke basis is en omdat volgens u een register het bewijs is dat er voldoende kwaliteit aanwezig is?5
Gezien de kwaliteitsborging via de registers en de jaarlijkse instroom in de basisopleiding tot forensisch arts zie ik vooralsnog geen aanleiding om overheidsfinanciering te overwegen.
Deelt u de mening dat het bestaan van een register niet direct betekent dat het niveau van de opleiding op peil is? Zo ja, kunt u dit dan uitgebreid toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het bestaan van een register houdt in dat er over inhoud, duur en niveau van de gevolgde opleiding openbare afspraken zijn gemaakt waaraan de opleiding worden getoetst.
Het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) respectievelijk het College Geneeskundige Specialismen (CGS) bij de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft de kwaliteitseisen vastgesteld voor de opleiding tot forensisch arts FMG, respectievelijk de opleiding tot forensisch arts KNMG. Het register van het FMG bevat de forensisch artsen, die de 1-jarige basisopleiding tot forensisch geneeskundige hebben gevolgd en worden geregistreerd als forensisch arts FMG. Het register van de KNMG bevat de artsen die de 2-jarige profielopleiding forensische geneeskunde hebben gevolgd en worden geregistreerd als forensisch arts KNMG.
Daarmee leveren de registers een waarborg voor de kwaliteit van (de opleiding van) deze groepen forensisch artsen.
Kunt u alsnog uitgebreid reageren op de aanbeveling van de Gezondheidsraad om de vervolgopleiding forensische geneeskunde op dezelfde manier te financieren als andere medische vakgebieden en een leerstoel in te stellen met een bijbehorende onderzoeksgroep?6 Indien hier een wettelijke grondslag voor nodig is, bent u dan bereid om hiervoor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
In aanvulling op het antwoord op vraag 6 merk ik op dat de medische vervolgopleidingen die nu in aanmerking komen voor publieke financiering van overheidswege via VWS, opleiden voor de zorg die voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of Wet publieke gezondheid. Voor de opleiding tot forensisch arts is dit niet het geval. Gelet op het voorgaande, meen ik dat hiervoor thans onvoldoende aanleiding bestaat.
Deelt u de mening van de Gezondheidsraad dat het voor de hand zou liggen als de kosten van de financiering voor rekening komt van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, omdat forensisch artsen werken ten behoeve van de veiligheid en rechtspraak?7 Zo ja, waarom slaat u deze aanbeveling in de wind? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betrokken Ministeries hebben elk hun eigen verantwoordelijkheid voor een deel van het beleid dat raakvlakken heeft met de forensische geneeskunde. Dat laat onverlet dat de ontwikkelingen worden gevolgd. Dit is ook in lijn met de toezegging die gedaan is tijdens het Algemeen Overleg Wet op de lijkbezorging. Tijdens dit AO is met uw Kamer over de kwaliteit van de lijkschouw gesproken. Recente signalen vanuit het veld en uw Kamer zijn aanleiding om na te gaan of de kwaliteit van de lijkschouw dient te worden aangescherpt. U wordt over de uitwerking van deze toezegging medio 2015 nader geïnformeerd.
Het bericht ‘Reclassering in de knel door bezuinigingen’ |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zorgen die de bestuursvoorzitter van Reclassering Nederland heeft geuit over de mogelijke consequenties van de aangekondigde bezuinigingen op het werk van de reclasseringsorganisaties?1
Ja.
Kunt u cijfermatig diens stelling onderbouwen dat als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet Bijzondere Voorwaarden de instroom de laatste twee jaar bij de reclassering is toegenomen?
Het is lastig te onderbouwen welke effecten de inwerkingtreding van de Wet Bijzondere Voorwaarden precies heeft gehad op de instroom bij de reclassering. Dit is mede gelegen in het feit dat de afgelopen jaren ook een aantal andere beleidswijzigingen en veranderingen heeft plaatsgevonden waardoor de reclassering een grotere rol heeft gekregen in de strafrechtsketen. Voorbeelden hiervan zijn, naast het stimuleren van een toename van straffen met bijzondere voorwaarden met het reclasseringstoezicht op de naleving daarvan, de participatie van de reclassering in ZSM en de Veiligheidshuizen, het meer betekenisvol straffen waardoor bijvoorbeeld vaker een taakstraf wordt opgelegd in plaats een geldboete, en het vaker toepassen van een persoonsgerichte aanpak. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen is de vraag naar reclasseringsproducten de afgelopen jaren sterk toegenomen.
Klopt het dat in de begroting Veiligheid en Justitie voor 2015 de ureninzet in de subsidieverlening aan de drie reclasseringsorganisaties niet volledig ongemoeid zal blijven?
Ja, dit klopt. Zoals ik in mijn brief van 30 juni heb aangegeven, kan ik de inzet vanaf 2015 bij de verschillende producten niet volledig ongemoeid laten. Concreet houdt dit in dat ik voornemens ben het aantal beschikbare uren voor het reclasseringstoezicht niveau 1 en 2 te verminderen met gemiddeld 6 uren (een urenreductie van gemiddeld ca. 8%). Daarnaast ben ik voornemens het aantal uren, dat thans beschikbaar is voor het reclasseringsadvies gebaseerd op de RISC, met 1 uur te verminderen.
Kunt u meer inzicht verschaffen in de lengte van de wachttijden waarmee de reclasseringsorganisaties op dit moment te maken hebben?
In het artikel staat inderdaad vermeld dat de reclassering op dit moment te maken heeft met wachtlijsten voor de uitvoering van de werkstraffen. Dit is te verklaren doordat de instroom van werkstraffen sinds 2012 is toegenomen. Reclassering Nederland heeft in samenspraak met mij al verschillende maatregelen getroffen om te voorkomen dat de wachttijden onacceptabel hoog oplopen. Zo is onder andere tijdelijk personeel van DJI en Raad voor de Kinderbescherming ingezet om de instroom te verwerken. Daarnaast heeft Reclassering Nederland de capaciteit van projecten tijdelijk verhoogd zodat meer werkstraffen uitgevoerd kunnen worden. Desondanks is de instroom dermate hoog dat wachttijden oplopen. Zo vond de intake voor een werkstraf in 2013 gemiddeld na 65 dagen plaats. Nu, in 2014 is dat gemiddeld 87 dagen.
Kunt u aangeven welke gevolgen extra bezuinigingen op de reclasseringsorganisaties hebben voor de lengte van de bestaande wachttijden?
De neerwaartse bijstelling van de ureninzet op de bovengenoemde producten levert gezamenlijk een bedrag op van ruim € 15 miljoen. In combinatie met de door de reclasseringsorganisaties reeds aangekondigde maatregelen, zal dit naar mijn verwachting voldoende zijn om de stijgende vraag aan reclasseringsproducten (inclusief het stijgend aantal taakstraffen dat het gevolg is van het ingezette beleid) en de door mij opgelegde taakstelling te kunnen opvangen binnen het beschikbare kader. Met deze maatregel verwacht ik het (verder) oplopen van wachtlijsten te voorkomen.
Kunt u aangeven of deze subsidievermindering als gevolg heeft dat vanaf 2015 minder intensief toezicht wordt gehouden dan volgens het risicoprofiel van cliënten eigenlijk nodig zou zijn?
Er bestaan drie niveaus van toezicht, met een oplopende intensiteit van controle en begeleidingsinzet. De reclassering bepaalt op grond van de diagnose hoe zwaar het toezicht ingezet moet worden. Dit recidiverisico wordt onder andere vastgesteld met behulp van het diagnose-instrument RISc. Hoe hoger het risico, des te intensiever het toezicht.
Deze neerwaartse bijstelling van de uren voor onder andere het toezicht wordt niet beoogd om een onder toezicht gestelde te plaatsen in een ander niveau dan volgens het risicoprofiel geïndiceerd is (in de zin van afschalen naar een lager niveau). Het heeft wel als gevolg dat de reclasseringsorganisaties binnen een toezicht minder activiteiten kunnen verrichten dan thans het geval is. Het toezicht van de reclassering zal echter nog steeds de eerdergenoemde effectieve elementen voor een toezichtprogramma bevatten. Ik verwacht derhalve dat de toezichten, ongeacht een bijstelling van de beschikbare uren, nog op een aanvaardbaar niveau kunnen worden uitgevoerd en dat daarmee het risico voor de veiligheid van de samenleving in het kader van resocialisatie en begeleiding van ex-gedetineerden en veroordeelden niet zal wijzigen.
Welke veiligheidsrisico’s brengt minder intensief toezicht met zich mee voor de samenleving in het kader van de resocialisatie en de begeleiding van ex-gedetineerden en veroordeelden?
Zie antwoord vraag 6.
Welke gevolgen hebben de extra bezuinigingen op de reclasseringsorganisaties voor de samenwerking met ketenpartners alsmede op de doorloop en werkdruk in de strafrechtketen?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 3, ben ik voornemens om het aantal beschikbare uren bij de producten toezicht en advies te verminderen. Dit om de stijgende vraag naar reclasseringsproducten en de door mij opgelegde taakstelling te kunnen opvangen binnen het beschikbare kader. Voor zover hier effecten van uitgaan waar de vraag op doelt, zal naar mijn verwachting juist sprake zijn van het voorkomen van het (verder) oplopen van wachtlijsten en dus versnelling van de doorloop.
Welke mogelijkheden overweegt u voor de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2015 nog meer teneinde het dreigende tekort van zes miljoen euro op te vangen voor de reclassering?2
Naar mijn verwachting zal de neerwaartse bijstelling van de ureninzet op de producten toezicht en advies in combinatie met de door de reclasseringsorganisaties zelf aangekondigde maatregelen voldoende zijn om de stijgende vraag naar reclasseringsproducten en de door mij opgelegde taakstelling te kunnen opvangen binnen het beschikbare kader.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanvraag van de stichting «Info-Excellente» als erkende reclasseringsorganisatie?3
Een definitieve beoordeling van de aanvraag van Info-Excellente zal plaatsvinden in het licht van de uitkomsten van de verkenning naar het stelsel van de volwassenenreclassering die op dit moment wordt uitgevoerd, waarbij ook alternatieven voor het huidige systeem in ogenschouw worden genomen. Ik zal de Tweede Kamer hier vóór de begrotingsbehandeling nader over informeren.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot uw voornemen alternatieven te onderzoeken voor het huidige systeem van verwerving van reclasseringsproducten?4
Zie antwoord vraag 10.
Zijn de (extra) aankondigde bezuinigingen vanaf 2015 op de bestaande reclasseringsorganisaties van invloed op dit proces teneinde een alternatief systeem te onderzoeken voor reclasseringsproducten?
De bezuiniging die aan de reclasseringsorganisaties is opgelegd, is niet de aanleiding voor de stelselverkenning die momenteel wordt uitgevoerd. In het licht van de taakstelling is de efficiency van het stelsel echter wel een actueel thema dat in de verkenning wordt meegenomen.
Hoog ziekteverzuim en gebrek aan begeleiding van jonge criminelen in jeugdgevangenissen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kweekschool voor zware criminelen»?1
Ja.
Is het in bericht gestelde waar dat vanwege een hoog ziekteverzuim onder het personeel van de jeugdgevangenissen jonge delinquenten te weinig behandeling of begeleiding krijgen? Zo nee, wat is er niet waar?
Ik onderschrijf niet de strekking van het artikel dat jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting (JJI) te weinig behandeling of begeleiding zouden krijgen vanwege een hoog ziekteverzuim onder het personeel. De kwaliteit van de geleverde zorg staat niet ter discussie. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van de JJI’s. Dit heeft tot een significante verbetering geleid, zoals ook uit de rapporten van de gezamenlijke inspecties blijkt. Uw Kamer is over de ontwikkeling van de JJI’s regelmatig op de hoogte gesteld naar aanleiding van rapporten van de inspecties en de Algemene Rekenkamer en in antwoord op Kamervragen. Ik verwijs hierbij onder meer naar mijn brieven van 16 november 2010 (Kamerstuk 24 587, nr. 402), 20 juni 2014 (Kamerstuk 24 587, nr. 586) en 25 juni 2014 (Kamerstuk 24 587, nr. 592) en tevens naar het Algemeen Overleg dat ik op 2 juli 2014 (kamerstuk 24 587, nr. 600) met uw Kamer mocht hebben.
Door de beperkte instroom van jongeren in de afgelopen jaren moest een groot aantal inrichtingen dan wel locaties van inrichtingen gesloten worden. Deze ontwikkelingen, enerzijds kwaliteitsverbetering en anderzijds afbouw van capaciteit, vragen veel van het personeel. Ik heb echter geen aanwijzingen dat hierdoor het ziekteverzuim recent is toegenomen en evenmin dat de jeugdigen hierdoor te weinig behandeling of begeleiding krijgen.
Hoe hoog is het ziekteverzuim onder het personeel van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s)?
In de eerste vier maanden van 2014 lag het ziekteverzuim in de JJI’s op 7,8%.
Hoe heeft het ziekteverzuim onder het personeel van de JJI’s zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? Ziet ook u een spanning tussen het in het artikel gestelde ten aanzien van een stijging van het ziekteverzuim en de mededeling van een woordvoerder van uw ministerie dat het ziekteverzuim juist aan het dalen is?
Het ziekteverzuim over de afgelopen 5 jaar laat het volgende beeld zien.
Zoals u kunt zien in bovenstaande tabel, vertoont het ziekteverzuim een dalende trend. De norm van het ziekteverzuim in een zware sector zoals de JJI’s wordt mede bepaald door type werkzaamheden, leeftijdsopbouw, opleidingsniveau en ligt daarmee dus hoger dan die in andere sectoren waar bureauwerk meer kenmerkend is. In het ziekteverzuim bij de JJI’s is sinds 2012 een dalende lijn te zien. De aanpak van het ziekteverzuim is binnen DJI een belangrijk aandachtspunt waarbij de focus nu meer ligt op preventief handelen. Hiervoor staan veel instrumenten ter beschikking, variërend van het functioneringsgesprek tot het frequent verzuimgesprek, van de fysieke vaardigheidstoets (FVT) tot het werken aan dossiervorming. Vanaf voorjaar 2012 is ook gebruik gemaakt van verzuimcoaches en re-integratieadviseur bij rijksinstellingen.
Vanuit de sectordirectie JJI is in de 4 maandelijkse P&C gesprekken met alle inrichtingen de aanpak van het ziekteverzuim een belangrijk aandachtspunt. Mijn indruk is dat deze aanpak aansluit zoals de cijfers over de eerste maanden van 2014 laten zien. De in 2013 ingezette positieve trend wordt voortgezet.
Is het waar dat vanwege het ziekteverzuim in de JJI De Hartelborgt «hele groepen jongeren (...) amper hun kamers» uitkomen of dat vanwege ziekteverzuim dagprogramma’s worden versoberd? Zo ja, deelt u de mening dat dit ongewenst is en zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan voor de jonge gedetineerden en voor hun resocialisatie? Zo nee, wat is er niet waar aan het gestelde?
Nee, het klopt niet dat hele groepen jongeren amper hun kamers uitkomen. In het kader van de periodieke doorlichtingen heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie, in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Jeugdzorg en de Inspectie voor het Onderwijs in 2012 een doorlichtingsonderzoek uitgevoerd in JJI De Hartelborgt. Hierover heb ik u in januari 2013 schriftelijk geïnformeerd.2 Hierin kwam de continuïteit van het dagprogramma in de locatie Spijkenisse als aandachtspunt naar voren. In het rapport staan twee factoren benoemd die van invloed zijn op de continuïteit van het dagprogramma. De eerste is de stabiliteit van de personeelsbezetting. De tweede factor de samenwerking tussen de school en de inrichting. De inspecties hebben verbeterpunten benoemd. Deze verbeterpunten hebben betrekking op een stabiele personeelsbezetting, training van de medewerkers in de-escalerend en fysiek optreden bij agressie en geweld en de controle op contrabande alsmede personeelstekort. In augustus 2013 is een tussentijds toezicht uitgevoerd bij JJI De Hartelborgt om te bezien in hoeverre de verbeterpunten ook gerealiseerd zijn. In de brief van het Hoofd van de Inspectie Veiligheid en Justitie mede namens de Hoofdinspecteur van de Inspectie Jeugdzorg d.d. 7 april 2014 (www.ivenj.nl) oordelen de Inspecties positief over de inspanningen die De Hartelborgt heeft gepleegd om de geconstateerde verbeterpunten op te lossen. De inspecties benoemen expliciet dat het personeelstekort bij De Hartelborgt per 1 maart 2014 structureel is opgelost.
Is het waar dat bij gebrek aan begeleiding jonge gedetineerden niet op verlof kunnen? Zo ja, hoe vaak komt dat voor en wat betekent dat voor de resocialisatie van deze jongeren? Zo nee, wat is er niet waar?
Het toekennen van verlof is een instrument om de jongere geleidelijk weer terug te laten keren in de maatschappij. Aan de effectuering van dit verlof wordt door de JJI’s dan ook veel belang gehecht. Ik sluit niet uit dat in een enkel geval een verlof geen doorgang gevonden heeft omdat er onvoldoende begeleiding beschikbaar was. Er zijn ook andere redenen waarom een verlof geen doorgang kan vinden. Zo komt het in een enkel geval voor dat de inrichting vindt dat er bij het verlof extra beveiligingsmedewerkers aanwezig moeten zijn vanwege het risico op ontvluchting, terwijl de betrokken jongere het verlof onder die condities niet door wil laten gaan. Voorts kan het zijn dat de situatie op het door de jongere opgegeven verlofadres te onveilig is en het verlof om die reden geen doorgang kan vinden. Ook het niet houden aan de gestelde verlofvoorwaarden of betrokkenheid bij een incident kan als gevolg hebben dat een eerstvolgend verlof geen doorgang kan vinden. De redenen waarom verlof geen doorgang kan vinden worden niet per geval geregistreerd.
Hoe heeft het aantal klachten van deze jonge gedetineerden zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? Hoeveel van deze klachten zijn gegrond verklaard? Hoeveel van die klachten hebben een gebrek aan dagbesteding, begeleiding of verlof als onderwerp?
1.057
1.196
1.301
1.014
1.316
75
112
73
94
186
0
0
5
30
30
1
2
1
4
14
Eén jongere kan verantwoordelijk zijn voor het indienen van een veelvoud van klachten. Jeugdigen kunnen geen officieel beklag indien over de feitelijke begeleiding. Wel staat daar de mogelijkheid van bemiddeling via de maandcommissaris van de Commissie van Toezicht voor open. Dit wordt niet centraal geregistreerd. De gegronde klachten over dagbesteding zijn bijna allemaal afkomstig van JJI De Hartelborgt, namelijk 28 in 2012 en 25 in 2013. Het aantal klachten over dagbesteding is bij deze inrichting nu drastisch verminderd doordat de inrichting maatregelen heeft genomen. Dit mede naar aanleiding van de eerder genoemde onderzoeken van de gezamenlijke inspecties. Zie het antwoord op vraag 5.
Is er sprake van incidenten waarbij jonge gedetineerden uit boosheid over de versobering van hun dagprogramma agressief gedrag vertonen? Zo ja, wat is de aard en omvang van die incidenten?
In 2013 was het niet doorgaan van het dagprogramma aanleiding voor het in het artikel genoemde incident waarbij een aantal jongeren in opstand kwamen in De Hartelborgt. Hiervan is aangifte gedaan en de betrokken jongeren zijn disciplinair gestraft. Mij zijn geen andere incidenten gemeld die gerelateerd zijn aan boosheid over de versobering van het dagprogramma. Uw Kamer heb ik bij verschillende gelegenheden geïnformeerd over incidenten in de JJI’s. Ik verwijs hierbij onder meer naar mijn brieven van 25 oktober 2011 (Kamerstuk 24 587, nr. 441) en 18 maart 2013 (Kamerstuk 24 587, nr. 489).
Deelt u de zorgen van jeugdrechtadvocaten, kinderrechters en hoogleraren dat bij gebrek aan begeleiding de kans op recidive grote wordt? Zo ja, wat gaat u doen om die zorgen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het belang dat deze professionals hechten aan een goede begeleiding om de kans op recidive van jeugdigen te verminderen. Vandaar ook dat ik belang hecht aan een goed functionerende jeugd(straf)keten waarbij ketenpartners adequaat samenwerken. Voor de sanctionering van jeugdigen staat een groot palet aan interventies en vormen van begeleiding beschikbaar. Gerealiseerd moet worden dat verreweg de meeste jeugdigen slechts een relatief korte periode in een JJI verblijft en ook de extramurale sancties van beperkte duur zijn. Deze jeugdigen kampen vaak op veel gebieden met (gedrags)problematiek. Het verkleinen van de kans op recidive kan daarmee niet alleen in bestraffing gevonden worden. Andere factoren zoals nazorg, onderwijs en de sociale context waarin de jongere zich ontwikkeld zijn hierbij minstens zo relevant.
Is het waar dat «deskundigen nu al vaker een voorwaardelijke gevangenisstraf adviseren, zodat deze jonge delinquenten ambulant kunnen worden behandeld. Dan krijgen ze een betere behandeling dan wanneer ze in de gevangenis komen.»? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Bij de aanpak van jeugdcriminaliteit is het pedagogisch element van groot belang. Het beleid is erop gericht om begeleiding en behandeling in eerste instantie ambulant invulling te geven. Detentie van jeugdigen is het ultimum remedium. Uit onderzoek blijkt dat behandeling in de sociale context van de jeugdige, waarbij ouders en anderen die dichtbij de jeugdige staan, de voorkeur heeft. Ook is bekend dat het bij elkaar plaatsen van deze groep jongeren kan leiden tot negatief beïnvloeding. Het vormgeven van detentie in voorwaardelijke sanctie biedt een stok achter de deur om de jeugdige gemotiveerd te houden.
Dit is overigens niet hetzelfde als «een betere behandeling dan tijdens detentie», een stelling die ik niet onderschrijf.
De berichten ‘Ouders top-25 geven niet thuis’ en ‘Aanpak top-24 zaak van lange adem’ waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ouders top-25 geven niet thuis» en «Aanpak top-24 zaak van lange adem» waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag van criminelen hier volledig bij de overheid en de belastingbetaler wordt gelegd in plaats van daar waar deze hoort, namelijk bij de criminelen en hun ouders? Zo neen, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag ligt bij de delictpleger zelf. Criminelen worden opgespoord, vervolgd en berecht. Ouders kunnen worden vervolgd indien zij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van een misdrijf of daarbij behulpzaam zijn (artikel 48 Wetboek van Strafrecht). De burger mag verwachten dat de overheid tegen criminaliteit optreedt, hetgeen ook gebeurt.
Bent u bereid deze Marokkaanse criminelen en hun familie de Nederlandse nationaliteit af te nemen en hen zo snel mogelijk het land uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit en uitzetting wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Op grond van de rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap wel worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens staatsondermijnende activiteiten, die strafbaar zijn gesteld in Boek II, titels I tot en met IV, Wetboek van Strafrecht, en waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Betrokkene mag door de intrekking van de Nederlandse nationaliteit echter niet staatloos worden.
Ik verwijs in dit kader naar de brief van 29 augustus 2014 waarin ik u samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb geïnformeerd over het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. In het actieprogramma zijn onder meer maatregelen opgenomen om de mogelijkheden te verruimen het Nederlanderschap te ontnemen van onderkende uitreizigers die zich aansluiten bij een terroristische groepering.
Bent u bereid de buurtregisseurs en andere betrokkenen uit de softe sector aan te moedigen hun werkzaamheden duurzaam te verplaatsen naar Marokko, uiteraard volledig op kosten van de Marokkaanse samenleving? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik ben daar niet toe bereid. De doelstelling is Nederland veiliger te maken. Het kabinet, het lokaal bestuur, politie en openbaar ministerie blijven onverminderd stevig inzetten op de aanpak van overlast en criminaliteit in Nederland, ongeacht de afkomst van degenen die overlast en criminaliteit veroorzaken. De keuze om daarbij buurtregisseurs en welzijnsmedewerkers in te zetten is aan het lokaal bestuur.
Het bericht ‘Geen politie: geen strafzaken in Almere’ |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat vanaf september 2014 geen straf- en familiezaken meer worden behandeld bij de rechtbank Almere omdat de Nationale Politie heeft besloten geen structurele politiecapaciteit meer vrij te maken voor de rechtbank Almere?1
Dit had te maken met het feit dat het gerechtsbestuur en de leiding van de politie-eenheid Midden-Nederland nog in gesprek waren over de concrete afspraken met betrekking tot de inzet van de politie voor parkettaken in de locatie Almere. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar antwoord 2 op de Kamervragen van het lid Helder (PVV) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 201).
Klopt het dat de reden geen politiecapaciteit vrij te maken gelegen is in de brede capaciteitsproblemen bij de Nationale politie waardoor niet direct kan worden ingespeeld op de reorganisaties bij de rechterlijke macht?2 Zo nee, wat is dan de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven met welke capaciteitsproblemen de Nationale Politie momenteel kampt?
De Nationale Politie heeft voldoende capaciteit beschikbaar voor de uitvoering van parkettaken.
Waarom is alleen besloten bij de rechtbank Almere geen parketpolitie meer in te delen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het een verstandige beslissing van de rechtbank Midden-Nederland is geen straf-en familiezaken te houden in Almere, omdat dit zonder parketpolitie mogelijk te onveilig is voor procespartijen?
Het gerechtsbestuur kan beslissen om zittingen binnen het eigen arrondissement te verplaatsen indien de veiligheid ter zitting niet voldoende kan worden gegarandeerd. Als het gerechtsbestuur van de rechtbank Midden-Nederland van mening is dat vanwege onvoldoende beschikbare politie-inzet voor de zittingsplaats Almere de veiligheid ter zitting onvoldoende gewaarborgd is, is het een verstandige beslissing om de zittingen te verplaatsen.
Is de Nationale Politie voornemens op meer rechtbanken geen parketpolitie meer in te zetten?
Nee.
Wat betekent de verschuiving van straf-en familiezaken van Almere naar Lelystad voor de werkdruk op de rechtbank Midden-Nederland vestiging Lelystad?
De verschuiving leidt niet tot extra werkdruk voor de vestiging Utrecht, behoudens enige extra reistijd voor de rechters en ondersteuning.
Kunt u in de beantwoording van deze vragen aangeven wat de uitkomsten van het geplande overleg zullen zijn op 3 september 2014 tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Raad voor de Rechtspraak en de Nationale Politie?
Zie het antwoord 5 op de Kamervragen van het lid Helder (PVV).
Nederlands geld voor terreurorganisaties |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Geld uit Nederland naar terreurgroepen»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er de afgelopen anderhalf jaar verschillende malen melding is gemaakt bij de Financial Intelligence Unit (FIU) van mogelijke financiële transacties vanuit Nederland richting terreurorganisaties?
In 2013 werden in totaal 108 terrorismedossiers (die meerdere meldingen van ongebruikelijke transacties kunnen omvatten van diverse financiële instellingen (niet alleen wisselkantoren)) doorgemeld. Uit het verdere (opsporings-)onderzoek moet vervolgens blijken of inderdaad sprake is (geweest) van terrorismefinanciering of dat, zoals veelal het geval lijkt te zijn, ze informatie bevatten waarmee inzicht verkregen kan worden in terroristische netwerken.
Het verdachte karakter van een transactie is gebaseerd op de ongebruikelijkheid van de transactie; door dat enkele feit is een verdachte transactie nog niet in verband gebracht met een strafbaar feit. Juist het in kaart brengen van een mogelijk verband met een strafbaar feit vergt in de praktijk substantieel onderzoek van opsporingsinstanties. Ik kan over de inhoud van de meldingen geen mededelingen doen.
Kunt u aangeven om hoeveel meldingen het gaat, om welk totaalbedrag, aan welke organisaties er geld is overgemaakt en hoeveel verdachten er zijn aangehouden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ook van mening dat een ieder die geld overmaakt naar een terreurorganisatie ook als lid van die terroristische organisatie dient te worden beschouwd en dus als zodanig vervolgd en gestraft dient te worden? Zo neen, waarom niet?
Financiële steun verlenen aan het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristische misdrijf is strafbaar. Het Openbaar Ministerie (OM) besluit per geval of tot vervolging wordt overgegaan. Daarbij betrekt het OM de bij de Landelijke Eenheid en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikbare informatie. Naast deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr) is ook de financiering van terrorisme strafbaar gesteld (art 421 Sr). Ik zie geen aanleiding om het onderscheid tussen beide wetsartikelen weg te nemen. Na een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling wegens onder andere terroristische misdrijven, zoals deelname aan een terroristische organisatie, kan momenteel het Nederlanderschap worden ontnomen. Zoals aangekondigd in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme wordt deze mogelijkheid uitgebreid.
Het bericht 'Grote fouten bij de hulpverlening bij het dodelijk rallyongeluk op 1 september 2013 in Amsterdam' |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving waaruit blijkt dat er grote fouten zijn gemaakt bij de hulpverlening naar aanleiding van het rallyongeluk waarbij verschillende gewonden vielen, en twee mensen zijn overleden?1
Ja
Wat is uw reactie op het feit dat een ongediplomeerde ambulancechauffeur van een particuliere ambulancedienst op, volgens aanwezige collega’s, onzorgvuldige wijze een 11-jarige jongen met een gebroken nek uit een greppel heeft getild?
Deze casus is onderdeel van een onderzoek van de IGZ. Lopende dit onderzoek kan ik daarover geen uitspraak doen.
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving waaruit blijkt dat er gebrekkige controle is op particuliere ambulancediensten, en dat deze de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond schieten? Klopt deze berichtgeving? Wat is de landelijke trend? Hoe garandeert u voldoende controle?2
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 van de vragen van het lid Bouwmeester over ditzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 109).
Bent u ook van mening dat een toename van particuliere ambulancediensten met winstoogmerk ten koste gaat van de kwaliteit van de ambulancezorg en het opleidingsniveau? Kunt u uw antwoord toelichten?
Opnieuw moet hier het onderscheid gemaakt worden tussen reguliere ambulancediensten en zorgaanbieders die zorg verlenen bij een evenement. Er vindt geen toename plaats van particuliere of private reguliere ambulancediensten, deze zijn door mij aangewezen. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 5 van de vragen van het lid Bouwmeester over hetzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 109).
Bent u ook van mening dat er met acute zorg geen geld moet worden verdiend, en dat ambulancezorg beter publiek kan worden georganiseerd via de reguliere ambulancevoorzieningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen van het lid Bouwmeester over ditzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 109) heb toegelicht is met de Tijdelijke wet ambulancezorg geregeld dat het aanbieden van ambulancezorg in Nederland is voorbehouden aan de door mij aangewezen Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV). Voor deze RAV’s gelden strikte randvoorwaarden en eisen ten aanzien van de kwaliteit van zorg die zij aanbieden. Binnen de bestaande constellatie zijn daarbij overigens publieke partijen en private partijen als RAV aangewezen.
Daarnaast zijn binnen de evenementenbranche ook organisaties actief die andere vormen van zorg of EHBO diensten aanbieden. Deze vorm van hulpverlening behoort primair tot de verantwoordelijkheid van de organisator van het evenement en de gemeente die de vergunning verleent.
Ik zal in overleg treden met de partijen die zijn betrokken bij evenementenhulpverlening om beter zicht krijgen op de ernst en omvang van de gesignaleerde verwarring bij burgers over de taken, bevoegdheden en de herkenbaarheid van de verschillende hulpverleners. Afhankelijk van de uitkomsten van dat overleg zal ik bepalen of, en zo ja welke, actie op dit terrein noodzakelijk is.
Bent u ook van mening dat, wanneer er een ambulance voorrijdt, mensen er op moeten kunnen vertrouwen dat daar mensen in zitten die goede acute zorg kunnen verlenen? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiervoor treffen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Welke maatregelen gaat u treffen om de wildgroei aan particuliere ambulancediensten terug te dringen en de kwaliteit van de ambulancezorg te garanderen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het bericht ‘Terrorisme wordt vanuit Nederland gesteund met geld’ |
|
Teun van Dijck (PVV), Geert Wilders (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat terreurgroepen in het grensgebied van Pakistan en Afghanistan meer dan 100 keer geld gestort hebben gekregen uit Nederland?1
Het krantenartikel waar in deze vraag op gedoeld wordt wekt de suggestie dat internationale wisselkantoren afgelopen anderhalf jaar 108 keer aan de FIU-Nederland melding hebben gedaan van het overmaken van geld aan terroristen. Deze voorstelling van zaken is onjuist.
Financiële instellingen, waaronder wisselkantoren, zijn op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (Wwft) verplicht ongebruikelijke transacties aan de FIU-Nederland te melden. Er zijn twee soorten ongebruikelijke transacties die gemeld moeten worden:
Om de meldingen van de laatste categorie te ondersteunen heeft de FIU-Nederland met de financiële instellingen diverse (financiële) profielen gedeeld, waaronder een overzicht van de relevante jihadistische strijdgebieden en de plekken waar geld opgehaald kan worden. Tevens heeft de FIU-Nederland met de Nederlandse Vereniging voor Banken (NVB) het Terrorismefinanciering Platform opgezet dat als doel heeft de financiële instellingen beter te informeren over gesignaleerde trends en ontwikkelingen in de financiering van terrorisme.
Alle meldingen die worden ontvangen worden vervolgens door de FIU-Nederland geanalyseerd. De meldingen die te relateren zijn aan (potentiële) uitreizigers en terroristische groeperingen worden doorgemeld naar de opsporings- en inlichtingendiensten. In 2013 werden in totaal 108 dossiers (die meerdere meldingen van ongebruikelijke transacties kunnen omvatten van diverse financiële instellingen) op die wijze doorgemeld. Uit het verdere (opsporings)onderzoek moet vervolgens blijken of er inderdaad sprake is (geweest) van terrorismefinanciering of dat de melding informatie bevat waarmee inzicht verkregen kan worden in terroristische netwerken.
Over de inhoud daarvan kan in het kader van het lopende onderzoek geen uitspraak worden gedaan. Uit hoofde van de wettelijke geheimhoudingsplicht kunnen geen nadere gegevens vermeld worden omtrent de in het geding zijnde bedragen.
Is het waar dat de afgelopen anderhalf jaar verschillende internationale wisselkantoren aan de bel trokken met het vermoeden dat geld werd overgemaakt aan terroristen? Waarom werd dit niet per direct onmogelijk gemaakt toen de eerste melding binnenkwam?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel meldingen en/of transacties zijn er geweest en om welke bedragen ging het?
Zie antwoord vraag 1.
Welke acties bent u van plan te ondernemen om de transacties stop te zetten en het geld terug te halen?
Zoals in de beantwoording van de eerste drie vragen aangegeven is, is vooralsnog in geen van de 108 dossiers aangetoond dat er sprake is van geld dat vanuit Nederland ter beschikking is gesteld aan terroristische groeperingen of personen en zijn alle 108 dossiers doorgemeld naar de opsporings- en inlichtingendiensten. Uit het verdere (opsporings-)onderzoek moet vervolgens blijken of inderdaad sprake is (geweest) van terrorismefinanciering of dat, zoals veelal het geval lijkt te zijn, ze informatie bevatten waarmee inzicht verkregen kan worden in terroristische netwerken.
Financiële steun verlenen aan het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristische misdrijf is strafbaar. Het Openbaar Ministerie (OM) besluit per geval of tot vervolging wordt overgegaan. Daarbij betrekt het OM de bij de Landelijke Eenheid en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikbare informatie. Naast deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr) is ook de financiering van terrorisme strafbaar gesteld (art 421 Sr). Na een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling wegens onder andere terroristische misdrijven, zoals deelname aan een terroristische organisatie, kan momenteel het Nederlanderschap worden ontnomen.
Werd er een onderzoek ingesteld tegen de mensen die deze financiële transacties deden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het er mee eens dat de mensen die deze transacties deden en terrorisme met geld steunden zwaar gestraft moeten worden en, indien ze een dubbele nationaliteit hebben, gedenaturaliseerd moeten worden en het land uitgezet?
Zie antwoord vraag 4.
Controle op kwalificaties ambulancepersoneel |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichten «Grote fouten bij hulpverlening dodelijk rally-ongeluk» en «Grote zorg om gebrek aan controle op particuliere ambulancediensten»?1 2
Ja
Herkent u de signalen van de Academie voor Ambulancezorg dat er in toenemende mate private ambulancediensten op de markt komen met onvoldoende gekwalificeerd personeel? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Er is door de berichtgeving in de media verwarring ontstaan over de term particuliere/private ambulancediensten. Op grond van de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) is het aanbieden van ambulancezorg in Nederland voorbehouden aan de door mij aangewezen Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV) waaronder private en publieke ambulancediensten. Per veiligheidsregio is één RAV aangewezen, er is geen sprake van groei van het aantal RAV’s. Deze RAV’s zijn zorgaanbieders en vallen onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. Zorgaanbieders dienen verantwoorde zorg aan te bieden. De IGZ ziet daar op toe.
De evenementenhulpverleners waar in deze berichtgeving op wordt gedoeld zijn geen (private) ambulancediensten maar partijen die, al dan niet privaat georganiseerd, zelfstandig ondermeer EHBO diensten leveren. Deze partijen zijn dus geen ambulancediensten en mogen niet zelfstandig reguliere ambulancezorg aanbieden. Deze partijen mogen ook geen gebruik maken van voertuigen met de uiterlijke kenmerken van ambulances zoals gebruikt door de door mij aangewezen RAV’s. Deze uiterlijke kenmerken zijn auteursrechtelijk beschermd, waarbij de Staat der Nederlanden eigenaar is van het auteursrecht. Het gebruik van deze uiterlijke kenmerken is voorbehouden aan voertuigen van de RAV’s ten behoeve van het uitvoeren van ambulancezorg en aan voertuigen die in opdracht van de Meldkamer Ambulancezorg worden ingezet voor spoedeisende medische hulpverlening. Het Instituut Fysieke Veiligheid houdt hier in opdracht van de Minister van Veiligheid en Justitie toezicht op en treedt handhavend op bij verkeerd en/of oneigenlijk gebruik.
Er vindt geen registratie plaats van aanbieders van evenementenzorg. Het belang van voldoende gekwalificeerd personeel, welke binnen de evenementenzorgverlening ook vrijwillige EHBO-ers kan betreffen, is één van de voorwaarden voor een verantwoorde evenementenzorgverlening. De organisatie van het evenement en de gemeente zijn hiervoor verantwoordelijk.
Ik zal in overleg treden met de partijen die zijn betrokken bij evenementenhulpverlening om beter zicht krijgen op de ernst en omvang van de gesignaleerde verwarring bij burgers over de taken, bevoegdheden en de herkenbaarheid van de verschillende hulpverleners. Afhankelijk van de uitkomsten van dat overleg zal ik bepalen of, en zo ja welke, actie op dit terrein noodzakelijk is.
Vindt u het van groot belang dat hulpbehoevenden er altijd op moeten kunnen vertrouwen dat zij zorg krijgen van gekwalificeerd ambulancepersoneel, en dat het niet mag uitmaken of de hulpbehoevende door een publieke of private ambulancedienst geholpen wordt?
Bij evenementenzorgverlening is in de gemeentelijke vergunning vastgelegd welk niveau van zorgverlening door de organisator van het evenement gerealiseerd moet worden. Dit kan reguliere ambulancezorg zijn, maar ook andere vormen van zorg of EHBO-hulpverlening. Zoals in het antwoord op vraag 1 toegelicht is dit laatste dus geen reguliere ambulancezorg. De reguliere ambulancezorg is strikt gereguleerd en moet voldoen aan de vastgestelde wet- en regelgeving en aan de bestaande veldnormen. Het onderscheid tussen private of publieke ambulancediensten is mijns inziens niet relevant bij deze vraag.
In hoeverre herkent u signalen dat er pas getoetst wordt of ambulancepersoneel voldoende gekwalificeerd is nadat zich een incident heeft voorgedaan? Vindt u dit wenselijk?
Het is de verantwoordelijkheid van bestuurders van de zorgaanbieders om voldoende gekwalificeerde medewerkers in te zetten. De kwalificaties van de zorgverleners moeten passen bij de zorg waarvoor de zorgverleners ingezet worden. De randvoorwaarden voor de reguliere ambulancezorg zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en in door de sector zelf opgestelde kwaliteitsnormen. De IGZ ziet toe op naleving van deze eisen en randvoorwaarden. De inspectie toetst dit binnen de kaders van het breed gehanteerde risicogestuurde toezicht. Soms is dit op basis van een incident, soms op basis van andere signalen of analyses. Deze werkwijze wordt overigens niet alleen binnen de ambulancezorg toegepast, maar in alle sectoren van de Nederlandse gezondheidszorg. Vooraf toetsen van de kwalificaties van iedere zorgverlener door de overheid is niet uitvoerbaar, deze verantwoordelijkheid is belegd bij de voor de kwaliteit verantwoordelijke zorgaanbieder.
Bent u bereid publiek én privaat ambulancepersoneel op gelijke wijze vooraf te toetsen op voldoende kwalificaties? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Het onderscheid tussen publiek en privaat ambulancepersoneel is mijns inziens bij deze vraag niet relevant. Al het ambulancepersoneel dat in dienst is bij een door mij aangewezen publieke of private regionale ambulancevoorziening dient te voldoen aan de kwaliteitseisen.
De berichten dat een TBS’er uit de Rooyse Wissel Oostrum is verdwenen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met deze berichten en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1 2
Ja, deze berichten kloppen.
Deelt u de mening dat met het niet openbaar maken van een signalement van TBS’ers die de benen hebben genomen de veiligheid van de samenleving in het geding is? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie en de politie beschikken over verschillende middelen die bij een ongeoorloofde afwezigheid ingezet kunnen worden voor de opsporing. Verspreiding van een signalement kán bijdragen aan spoedige opsporing, maar kan soms ook juist een averechts effect hebben. Elke ongeoorloofde afwezigheid is uniek en dient dan ook op basis van de specifieke omstandigheden passend te worden aangepakt. Politie en OM moeten zelf, op basis van hun deskundigheid en ervaring, per casus kunnen beslissen over de wenselijkheid van de inzet van bepaalde opsporingsmiddelen, daarbij inbegrepen het moment waarop die middelen worden ingezet.
Waarom is deze vermissing niet openbaar gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel TBS’ers zijn er in 2014 in totaal geweest die minimaal één keer verlof toegekend hebben gekregen en hoeveel van deze TBS’ers zijn hiervan ongeoorloofd afwezig geweest (waarbij het hier expliciet niet gaat om het aantal verlofbewegingen)?
In 2014 zijn tot 28 augustus circa 825 verlofmachtigingen verleend. Incidentele verloven op humanitaire gronden (bezoek aan zieke of overleden familieleden met beveiligd vervoer verzorgd door DV&O) zijn daarbij niet meegerekend. Het aantal machtigingen betreft echter niet het totale aantal personen dat in 2014 verlof heeft gehad. Er kunnen namelijk meerdere verlofmachtigingen aan dezelfde persoon worden verleend, bijvoorbeeld eerst voor begeleid verlof en daarna voor onbegeleid verlof. Ook ging een deel van de tbs-gestelden in 2014 op verlof op basis van een verlofmachtiging die in 2013 was verleend. Verlofmachtigingen worden immers verleend voor de duur van een jaar. Voorts kan ik uw Kamer melden van hoeveel lopende verlofmachtigingen er gemiddeld sprake is geweest op jaarbasis. Dit betreft dus het aantal personen dat gemiddeld genomen tegelijkertijd over een verlofmachtiging beschikte. Het ging in 2013 om 1087 gemiddeld lopende verlofmachtigingen. Het cijfer is nog niet beschikbaar voor het jaar 2014.
Vanaf 1 januari 2014 tot 28 augustus 2014 hebben 27 tbs-gestelden zich niet gehouden aan de voorwaarden die gesteld zijn aan het verlof door zich voor kortere of langere tijd te onttrekken aan het toezicht.
Bent u bereid dit beleid, van het bewust geheim houden van het signalement van TBS’ers die het op een lopen hebben gezet, per direct te veranderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer komt u tot het heldere inzicht dat het onverantwoord is om verknipte criminelen uit TBS-klinieken los te laten op de maatschappij en dat niet het belang van deze criminelen om met hun vrijheid om te leren gaan, maar de veiligheid van de maatschappij en de bescherming van de bevolking voorop staan?
Verlof maakt onderdeel uit van de behandeling van tbs-gestelden en is een voorwaarde voor een goede resocialisatie. Als onderdeel van de tbs-behandeling draagt het verlof juist bij aan de veiligheid van de maatschappij. Het verlof wordt gefaseerd en gecontroleerd opgebouwd en onder meer gebaseerd op gestandaardiseerde risicotaxatie en risicomanagement. De verlofverlening is een zorgvuldige procedure waarin veiligheid voorop staat. Over een verlofaanvraag adviseert het Adviescollege Verloftoetsing tbs aan de Minister van Veiligheid en Justitie, die een besluit neemt over het verlenen van een verlofmachtiging.
Bent u eindelijk bereid bij elk verlof van een TBS’er een signalement af te geven aan de politie? Zo nee, hoeveel slachtoffers moeten er vallen en hoe vaak moet het nog misgaan met TBS’ers op verlof tot u wèl tot dit inzicht komt?
Nee, ik acht het niet gewenst om in alle gevallen een signalement af te geven aan de politie. Per jaar vinden circa 70.000 verlofbewegingen plaats, waarbij er in de overgrote meerderheid van de gevallen niets mis gaat.
Bent u bereid een einde te maken aan de onbegeleid verlofregeling van TBS’ers waarbij de samenleving als proeftuin wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht "PvdAer: ISIS is complot." |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat deze ambtenaar in dienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met haar racistische en radicale uitingen op Twitter een (ernstig) gevaar vormt voor de veiligheid, zeker nu zij nadrukkelijk geen afstand heeft genomen van haar opvattingen?1 Zo nee, waarom niet?
Ik neem volledig afstand van deze persoonlijke uitlatingen op Twitter. Omdat de uitlatingen van betrokkene betrekking hebben op het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), is zij op 13 augustus 2014 geïnformeerd dat haar detachering bij de NCTV per direct is beëindigd. Haar is ook gemeld dat een nader onderzoek is ingesteld en dat naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal worden beoordeeld of aanleiding bestaat voor nadere rechtspositionele maatregelen. Inmiddels is betrokkene geïnformeerd over de voorgenomen rechtspositionele gevolgen. Gedurende deze periode is betrokkene geschorst en is haar de toegang tot de gebouwen en het netwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontzegd. Omwille van een zorgvuldig besluitvormingsproces kan niet vooruit worden gelopen op de uitkomsten daarvan.
Bent u bereid deze ambtenaar per direct te ontslaan en ervoor te zorgen dat zij nooit meer in dienst mag worden genomen bij de overheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De tweet waarin een ambtenaar van het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat ‘Islamitische Staat (IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tweet waarin een ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat «IS(IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken?»
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stelling, mede in het licht van de uitspraak van de Minister van Veiligheid en Justitie (12-08-2014) dat» openlijke geweldpleging en opruiing onaanvaardbaar is»?
Ik neem volledig afstand van de inhoud van de tweet.
Wordt IS nadrukkelijk meegenomen in onderzoeken en monitoring van het nationaal Cyber Security Centrum, aangezien de organisatie zich online sterk profileert?
Het Nationaal Cyber Security Centrum is onderdeel van de organisatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De NCTV beschermt Nederland tegen bedreigingen die de maatschappij kunnen ontwrichten. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) onderzoekt en monitort de digitale veiligheid. Hierbij is het uitgangspunt dat veilige en betrouwbare ICT van fundamenteel belang is voor onze samenleving. De onderzoeken en monitoring richten zich dan ook op (signalen over) verstoringen in het digitale domein. Uitingen die via het digitale domein worden gedaan, maar geen risico vormen voor de veilige werking van ICT vallen niet binnen de scope van het NCSC. Uiteraard is er binnen de NCTV als geheel wel ruime aandacht voor de ontwikkelingen rond en uitingen van de IS.
Wat is het beleid bij de rijksoverheid met betrekking tot ambtenaren die de terreurorganisatie IS steunen, hun daden bagatelliseren of anderen de schuld geven?
Ik beantwoord de vraag in algemene zin en gericht op de ruimte voor ambtenaren tot openbare meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting is voor ambtenaren begrensd door artikel 125a van de Ambtenarenwet, dat luidt:
De norm dient dus altijd in relatie tot de functie van de ambtenaar te worden bezien. Of deze bij de meningsuiting is overschreden is ter beoordeling van het bevoegd gezag.
Indien normoverschrijding wordt vastgesteld, heeft de ambtenaar zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en kan hem of haar door het bevoegd gezag een disciplinaire straf worden opgelegd.
De mogelijke disciplinaire straffen variëren van schriftelijke berisping tot ontslag. Op grond van artikel 82a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dient het bevoegd gezag alvorens hiertoe over te gaan advies in te winnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren.