Het bericht ‘Politie maakt einde aan blokkade sluizen IJmuiden door XR’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie maakt einde aan blokkade sluizen IJmuiden door XR»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over een dergelijke blokkade? Is dit volgens u een vreedzame demonstratie? Zo ja, waarom?
De burgemeester is verantwoordelijk voor het faciliteren van demonstraties en daarmee ook voor de beoordeling of er sprake is van een vreedzame demonstratie. Hierover legt de burgemeester desgevraagd verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om te oordelen over specifieke demonstraties.
In het algemeen – los van deze demonstratie in IJmuiden – is voor dit kabinet belangrijk dat scherper onderscheid wordt gemaakt tussen (vreedzaam) demonstreren en orde verstorende acties, zoals aangegeven in het regeerprogramma. Demonstreren is een grondrecht, en daarbij wordt van autoriteiten een zekere mate van tolerantie gevraagd. Maar wanordelijkheden, bedreigingen tegen anderen of openbaar geweld waarbij demonstranten over de grenzen van het strafrecht heen gaan is onacceptabel.
Kunt u aangeven wat de economische schade is van deze drie blokkades in korte tijd, nu een dergelijke blokkade voor langere tijd alle scheepvaart van en naar het Noordzeekanaal en dus de haven van Amsterdam ernstig heeft gehinderd?
Het is duidelijk dat deze blokkades hebben gezorgd voor hinder voor het scheepvaartverkeer. Wat hiervan precies de economische schade is, is niet te zeggen.
Wat is het juridisch kader geweest op basis waarvan de politie de blokkade heeft beëindigd? Waarom trad de politie niet eerder op?
Ik heb begrepen dat de burgemeester van de gemeente Velzen de blokkade heeft beëindigd op grond van artikel 7 van de Wet openbare manifestaties. Dit is gebeurd in het belang van het verkeer, in dit geval het scheepvaartverkeer, aangezien de vaarweg volledig geblokkeerd werd door het bezetten van de Noordersluis en de Zeesluis IJmuiden. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid of aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te oordelen over de wijze waarop er is ingegrepen en waarom dat niet eerder of later is gedaan.
Heeft het bevoegd gezag in uw ogen voldoende juridische kaders om op te treden tegen ordeverstorende acties bij kritische infrastructuur met grote maatschappelijke en economische schade als gevolg? Zo nee, welke actie wordt er ondernomen om ervoor te zorgen dat de lijn tussen demonstratierecht en ordeverstorende acties beter wordt bewaakt?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, wordt de Wet openbare manifestaties over het algemeen als toereikend ervaren.2 Wel is daarbij benoemd dat het in goede banen leiden van demonstraties steeds meer een uitdaging vormt voor gemeenten, politie en Openbaar Ministerie vanwege het toenemend aantal demonstraties en nieuwe protestvormen waarbij soms bewust de grenzen van het recht worden gezocht en overschreden. Dit leidt onder andere tot een groot beslag op schaarse politiecapaciteit, waardoor de politie minder toekomt aan andere basistaken.
In de Kamerbrief van 19 april jl. heeft het vorige kabinet uw Kamer laten weten dat in de gebeurtenissen van de voorafgaande periode aanleiding is gezien om mogelijkheden te onderzoeken voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en voor de bestendigheid van het wettelijke kader.3 Bij beantwoording van vragen 14, 15 en 16 ga ik nader in op dit onderzoek.
Ook wordt u verwezen naar het regeerprogramma dat op 13 september 2024 naar de Kamer is gestuurd. De invulling zal in belangrijke mate gebaseerd worden op de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek dat via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal worden uitgezet (zie verder vraag 13, 15 en 16). Het is in de tussentijd belangrijk dat we wel al op korte termijn tot een brede dialoog komen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij. Welke spanningen ervaren verschillende betrokkenen? Wat vinden we als maatschappij wenselijk en acceptabel? En hoe waarborgen we tegelijkertijd het demonstratierecht, als fundamenteel onderdeel van onze democratische rechtsstaat?
Hoeveel politiecapaciteit was nodig bij deze blokkade?
Bij de blokkade van 18 augustus 2024 zijn 22 politiefunctionarissen ingezet.
Waren er bij de beëindiging van de blokkade knelpunten ten aanzien van de identificatie van degenen die de sluizen blokkeerden? Zo ja, welke stappen onderneemt u om de identificatie en registratie van mensen die de openbare orde verstoren te bevorderen?
Politiefunctionarissen zijn bevoegd om inzage van een identiteitsbewijs te vorderen voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak. Dit houdt in dat er een concrete aanleiding moet zijn en er een afweging gemaakt moet worden op basis van de omstandigheden van de betreffende demonstratie, met inachtneming van de aanwijzingen van het lokaal gezag. Zie de nadere toelichting in de Kamerbrief van 12 december 2023.4
Ik heb begrepen dat in dit geval geen sprake is geweest van knelpunten maar van een bewuste afweging door het lokaal gezag om – gegeven het bovengenoemde kader – geen gebruik te maken van deze bevoegdheid.
Klopt het dat er bij de blokkades van afgelopen zondag niemand is aangehouden? Zo ja, waarom is er niemand aangehouden?
Ja. Ik heb begrepen dat, in lijn met de vooraf door de lokale driehoek vastgestelde beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen, de demonstranten na het beëindigen van de demonstratie bestuurlijk zijn opgehouden en vervolgens zijn verplaatst naar treinstation Driehuis.
In hoeverre zijn er mogelijkheden voor partijen die schade hebben geleden als gevolg van de blokkade om die te verhalen op degenen die deelnamen aan de blokkade?
Partijen die schade hebben geleden als gevolg van de blokkade kunnen zich wenden tot de burgerlijke rechter met een civiele vordering.
Kunt u bevestigen dat er in 2024 en komende jaren vanuit de Rijksoverheid geen subsidies worden verstrekt aan organisaties die grootschalige ordeverstorende acties organiseren of financieren?
In antwoord op eerdere vragen van de Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen subsidie verstrekt aan Extinction Rebellion. Blijkens het openbare overzicht van het Ministerie van Financiën heeft Extinction Rebellion ook geen middelen ontvangen uit de Rijksbegroting.5 Het voert te ver om in ruimere zin uitspraken te doen over toekomstige subsidieverlening vanuit de Rijksoverheid aan organisaties die betrokken zijn bij grootschalige orde verstorende acties. Naast het feit dat op voorhand niet te objectiveren valt bij wat voor soort protestacties en welke mate van betrokkenheid dit aan de orde zou zijn, moeten subsidieverzoeken binnen het kader van de desbetreffende regelingen worden beoordeeld door het verantwoordelijke bestuursorgaan. Daar kan ik als Minister van Justitie en Veiligheid niet in treden.
Hoe gaat u invulling geven aan de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord «er wordt scherper onderscheid gemaakt tussen (vreedzaam) demonstreren en ordeverstorende acties»?
Bij het antwoord op vraag 5 bent u al gewezen op het regeerprogramma dat op 13 september 2024 naar de Kamer is gestuurd. De invulling zal in belangrijke mate gebaseerd worden op de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek dat via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal worden uitgezet (zie verder vraag 13, 15 en 16). Het is in de tussentijd belangrijk dat we wel al op korte termijn tot een brede dialoog komen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij.
Kunt u in gesprek gaan met politie, Openbaar Ministerie (OM) en burgemeesters om te bezien hoe de politie in de toekomst slagvaardiger kan optreden bij grootschalige ordeverstorende acties?
Zie antwoord vraag 11.
Wat is de stand van zaken van het door het vorige kabinet aangekondigde onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) naar de grenzen van het demonstratierecht (onderzoek naar mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en voor de bestendigheid van het wettelijke kader)?
De gunning van het onderzoek vindt dit najaar plaats. Vervolgens zal met het onderzoek worden gestart. Het streven is dat het onderzoek in de zomer van 2025 gereed is.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar de verwachtingen van politieoptreden bij demonstraties?
De Inspectie Justitie en Veiligheid is nog bezig met het onderzoek naar demonstraties. In het onderzoek verzamelt de Inspectie informatie vanuit verschillende perspectieven op de functie van de politie bij demonstraties. Naast interviews met de politie worden bijvoorbeeld ook actiegroepen gesproken, burgerpanel geraadpleegd en stakeholders betrokken. Op dit moment is de Inspectie bezig met het analyseren van de informatie en schrijven van de rapportage.
Bent u ermee bekend dat in het Verenigd Koninkrijk, waar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geldt en de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bindend zijn, wél een onderscheid wordt gemaakt tussen demonstraties en openbare-ordeverstoringen door invoering van de Public Order Act?2 Bent u bereid dergelijke wetgeving voor te bereiden voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
In opvolging van de Kamerbrief van 19 april jl.8 is het voornemen om een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek onderdeel uit te laten maken van het WODC-onderzoek. Hierbij is het voornemen om specifiek te kijken naar het stelsel in het Verenigd Koninkrijk en andere ander Europese landen, waarbij het onderzoeksopzet van Duitsland als voorbeeld is genoemd.
Bent u ermee bekend dat in Duitsland, waar het EVRM geldt en de uitspraken van het EHRM bindend zijn, wél een onderscheid wordt gemaakt tussen demonstraties en openbare-ordeverstoringen door blokkades op vliegvelden apart strafbaar te stellen?3 Bent u bereid dergelijke wetgeving voor te bereiden voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
De nog steeds openbare bangalijsten |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() |
Kent u het bericht «Telegram blijft verwijderverzoeken bangalijsten negeren, Offlimits eist toezichthouders in te grijpen»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Deelt u de mening dat het voor slachtoffers van bangalijsten onverteerbaar is dat hun namen nog steeds op Telegram te vinden zijn en dat daardoor nog steeds schade wordt veroorzaakt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. Ik vind het onverteerbaar voor slachtoffers en maak mij grote zorgen hierover. Het heeft enorme impact op deze vrouwen en dit raakt mij diep.
Deelt u de mening van Offlimits dat het «uitblijven van actie vanuit de overheid [tegen Bangalijsten op Telegram] onbegrijpelijk en onacceptabel» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en welke actie is dan tot nu toe wel door toezichthouders ondernomen?
Ik begrijp dat het voortbestaan van de bangalijsten verschrikkelijk is voor de betrokkenen en dat zij hier ernstig last van kunnen hebben en ik betreur dan ook de houding van Telegram. Daarom volg ik met interesse de afwegingen die de organisaties maken die mogelijk actie kunnen ondernemen, te weten het Openbaar Ministerie, de Autoriteit Persoonsgegevens en de Autoriteit Consument en Markt. Zij hebben verregaande zelfstandigheid en het is uiteindelijk aan hen om per geval een afweging te maken over de eventuele toepassing van beschikbare bevoegdheden en instrumenten.
Het Openbaar Ministerie doet samen met de politie momenteel breder onderzoek naar de mate waarin Telegram meewerkt aan Notice and Action-verzoeken, waartoe zij zelf via hun eigen website oproepen. Vooralsnog is uit het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar voren gekomen dat Telegram Notice and Action-verzoeken niet honoreert, waarbij het gaat om het verzoek tot het verwijderen van divers strafbaar materiaal, waaronder bangalijsten. Daarnaast wordt door het Openbaar Ministerie onderzocht of en in hoeverre Telegram (inmiddels) wel meewerkt aan bevelen tot het ontoegankelijk maken van content op basis van rechterlijke machtigingen. Dit omvat onder andere bevelen op basis van artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering waarbij, na machtiging van de rechter-commissaris, een online aanbieder kan worden bevolen om inhoud ontoegankelijk te maken wanneer er sprake is van strafbare inhoud. Het onderzoek beslaat een breed scala aan verdenkingen van strafbare feiten, zoals de online handel in drugs en wapens, terreur en online materiaal van seksueel kindermisbruik. Afhankelijk van hoe het Openbaar Ministerie de uitkomsten van het onderzoek beoordeelt, worden vervolgacties overwogen. Het Openbaar Ministerie maakt per geval een afweging over vervolgstappen, rekening houdend met de beschikbare capaciteit en de omstandigheden van het geval.
Ten aanzien van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is in een eerdere beantwoording van Kamervragen aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris Rechtsbescherming en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingegaan op de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden die de AP heeft.2 Eén van de mogelijkheden die daarbij wordt genoemd, is dat belanghebbenden om handhaving kunnen vragen door middel van een handhavingsverzoek. Op basis van het bericht van Offlimits stel ik vast dat deze stap nu is gezet. Het is aan de AP om eventuele vervolgstappen te bepalen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen daaromtrent met interesse blijven volgen.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de (beoogd) toezichthouder op de digitaledienstenverordening3 (Digital Services Act – DSA) in Nederland. Telegram is echter wettelijk vertegenwoordigd in België. Daarom is het primair aan de Belgische toezichthouder te besluiten over handhaving ten aanzien van Telegram op grond van de DSA. Uit het feit dat het handhavingsverzoek tevens aan de beoogd toezichthouder op de DSA in België is verzonden blijkt dat de verzoekers dit aspect in overweging hebben genomen. Net als in Nederland moet de uitvoeringswet in België echter nog door het parlement worden behandeld alvorens er toezicht kan worden gehouden.
Belangrijk om op te merken is dat de reikwijdte van de DSA op de verschillende functies van Telegram nog niet geheel duidelijk is. Het is waarschijnlijk dat de openbare chatgroepen op Telegram voldoen aan de definitie van online platform onder de DSA, waardoor dat onderdeel van de dienst aan de daarvoor geldende verplichtingen zal moeten voldoen. Besloten (groeps)gesprekken vallen niet onder de definitie van online platform van de DSA, net zoals vergelijkbare interpersoonlijke communicatiediensten zoals WhatsApp, Signal, en Facebook Messenger er niet onder vallen.
Over welke juridische instrumenten beschikken de in het bericht genoemde toezichthouders, te weten de Autoriteit Persoonsgegevens, de Autoriteit Consument en Markt, de Belgische toezichthouders en de Europese Commissie, om handhavend tegen Telegram te kunnen optreden? Zijn deze instrumenten effectief om er voor te kunnen zorgen dat de bangalijsten van Telegram verdwijnen? Zo ja, waarom is daar dan nog geen gebruik van gemaakt? Zo nee, waarom niet en welke instrumenten zijn nog wel beschikbaar om handhavend te kunnen optreden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft de AP diverse onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden. Zo kan de AP onderzoek instellen naar de naleving van de gegevensbeschermingswetgeving en in het kader daarvan audits uitvoeren en gegevensverwerkingen inzien. Wanneer de AP een overtreding constateert, kan de AP een boete of dwangsom opleggen, en bevelen tot het stopzeten van gegevensverwerkingen.4 Het is aan de AP om te beoordelen of in het geval van de bangalijsten sprake is van een schending van de gegevensbeschermingswetgeving en of zij tot handhaving overgaat en zo ja, in welke vorm dat gebeurt. Belanghebbenden kunnen hier ook om vragen door middel van een handhavingsverzoek, waarin de AP wordt verzocht om van haar bevoegdheden gebruik te maken. Nu dit laatste in gang is gezet, kijk ik met belangstelling uit naar de afweging van de AP.
Telegram valt onder toezicht van de Belgische toezichthouders (zie voor toelichting onder vraag 3). Zowel de Belgische toezichthouders als de ACM zijn nog niet bevoegd, omdat de betreffende uitvoeringswetgeving nog niet is aangenomen. Zodra dat wel het geval is, en voor zover Telegram onder de DSA valt, biedt de DSA diverse bevoegdheden die de nationale toezichthouders en de Europese Commissie in staat stellen om onderzoeks- en sanctiemaatregelen te nemen. Bij een vermoeden van niet-naleving van bepalingen uit de DSA door online aanbieders kunnen bijvoorbeeld informatieverzoeken worden gedaan, inspecties worden uitgevoerd of gesprekken worden afgenomen. Voor wat betreft de sanctionering is er in een opbouw van handhavingsmogelijkheden voorzien. De DSA biedt ruimte om geldboeten en dwangsommen op te leggen en in uiterste gevallen en onder bepaalde stringente voorwaarden kan de toezichthouder de rechter verzoeken om de toegang tot een dienst tijdelijk te beperken.5 De ACM kan – na inwerkingtreding van de uitvoeringswet – als Nederlandse toezichthouder gebruik maken van de mogelijkheden die de DSA biedt om de Belgische toezichthouders te verzoeken om onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen.6 Ook gezamenlijk onderzoek met de Belgische toezichthouders op hun initiatief of op aanbeveling van de digitaledienstenraad behoort tot de mogelijkheden. Meldingen die bij toezichthouders onder de DSA worden gedaan gelden als signalen die helpen bij het uitvoeren van het toezicht en de handhaving op de naleving van de DSA. De toezichthouders hebben geen instrumenten om verwijdering van specifieke content af te dwingen. Wel is het zo dat onder de DSA de aansprakelijkheidsvrijstelling wegvalt op het moment dat Telegram op de hoogte is van bepaalde illegale content en niet prompt handelt om die inhoud te verwijderen of anderszins ontoegankelijk te maken. Hiermee voorziet de DSA in een prikkel om illegale content te verwijderen.
De AP kan in individuele gevallen handhavend optreden als er sprake is van schending van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Wanneer de AP een overtreding constateert, kan de AP een boete of dwangsom opleggen, en bevelen tot het stopzeten van gegevensverwerkingen. Weigert een partij, dan kan de AP aanvullende maatregelen nemen of een gerechtelijke procedure starten.7
Voor de beoogde toezichthouders onder de DSA geldt dat, zodra zij bevoegd zijn, het aan hen is om te bepalen of en op welke wijze zij opvolging geven aan een handhavingsverzoek.
Deelt u de mening dat als er niet handhavend tegen Telegram kan worden opgetreden dat dan betekent dat Telegram en vergelijkbare berichtendiensten en internetsites voortaan vrij spel hebben om strafbare content te verspreiden waaronder «wapens, drugs, beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik en dus ook bangalijsten» en dat dan het grondrecht op een persoonlijke levenssfeer niet meer gewaarborgd kan worden? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit onaanvaardbaar is en wat gaat u doen om er voor te zorgen dat er wel handhavend kan worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het onaanvaardbaar is als online omgevingen verworden tot een vrijhaven voor illegale content en strafbare activiteiten. De DSA stelt dan ook dat openbare sociale media gehouden zijn op te treden tegen het openbaar maken en verspreiden van illegale content als zij er weet van hebben dat dit via hun platformen plaatsvindt. Bij berichtendiensten, zoals WhatsApp, Signal, maar dus ook Telegram, is de wetgever terughoudender om het belang van opsporing en handhaving te faciliteren, omdat daarbij grondrechten van gebruikers in het geding kunnen komen, zoals het recht op privacy en het recht op communicatie- en briefgeheim.
De aanhoudende inzet van rechtshandhavingsautoriteiten samen met relatief recente ontwikkelingen zoals de introductie van de Verordening Terroristische Online Inhoud8 en de DSA, en de oprichting van de Autoriteit Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) versterken de handhavingsmogelijkheden ten aanzien van online aanbieders. Daarnaast blijft het kabinet zich inspannen voor aanvullende wetgevende instrumenten waar nodig, zoals de Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik waarover nog wordt onderhandeld.
Bent u van mening dat statelijke actoren belang kunnen hebben bij het beïnvloeden van de Nederlandse binnenlandse politiek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Veel landen, ook Nederland, hebben beleid en organiseren activiteiten om hun eigen belangen in het buitenland te behartigen en zichzelf in een goed daglicht te zetten. Denk aan publieke diplomatie, lobbyactiviteiten, reclame, promotie-evenementen en netwerkgesprekken. Het staat landen vrij dergelijk beleid te voeren.
Invloed van statelijke actoren wordt onwenselijk zodra het de nationale veiligheidsbelangen van Nederland raakt. Dergelijke ongewenste beïnvloeding is vaak onzichtbaar voor de samenleving, maar kan grote schade toebrengen aan onze open manier van samenleven. Het ondermijnt de democratie en vormt een bedreiging voor de nationale veiligheid. Onze inlichtingendiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.1
De Minister van BZK ziet het als haar taak en verantwoordelijkheid om de democratische rechtsstaat en het vrije en open publieke debat te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding. Zij vindt het van groot belang dat we ons verder wapenen tegen ongewenste beïnvloeding en het publieke debat versterken, bijvoorbeeld met de recent aangekondigde nieuwe maatregelen tegen de verspreiding van desinformatie.2
Welke vormen van buitenlandse beïnvloeding worden door de Nederlandse staat erkend en in kaart gebracht? Vallen hieronder ook buitenlandse financiering, het verspreiden van desinformatie, het uitreiken van onderscheidingen aan Nederlandse politici door buitenlandse statelijke actoren en het besturen van denktanks met een specifiek buitenlands landsbelang?
Openlijke vormen van beïnvloeding die binnen de grenzen van onze wet- en regelgeving vallen, zoals genoemd in de eerste alinea van het antwoord op vraag 1, worden door de overheid niet in kaart gebracht.
Het is aan de AIVD en de MIVD om onderzoek te doen naar statelijke actoren en de mate waarin zij een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Daarbij staan spionage, heimelijke beïnvloeding en ongewenste inmenging centraal. Zie verder ook het antwoord op vraag 1.3
Het kabinet heeft daarnaast speciale aandacht voor de ondermijnende impact van heimelijke beïnvloeding van de democratische rechtsstaat. Hier is sprake van wanneer heimelijke beïnvloeding is gericht op het beïnvloeden van verkiezingen, het partijstelsel en volksvertegenwoordiging, het publiek debat, of bestuurders.4 Met wet- en regelgeving heeft de overheid daarom waarborgen ingebouwd om beïnvloeding transparant te maken of tegen te gaan. Een voorbeeld is dat in de Wet financiering politieke partijen is vastgelegd dat giften van niet-Nederlanders aan politieke partijen vanaf 1 januari 2023 niet meer zijn toegestaan. Ook is er een maximumdonatie ingesteld van € 100.000 en dienen giften boven de € 10.000 binnen drie werkdagen gemeld te worden bij het Ministerie van BZK.
Tot slot is toezicht op fracties in de Tweede Kamer of op individuele Kamerleden geregeld in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Dit reglement bevat ook afspraken ten behoeve van de transparantie van beïnvloeding, zoals het register nevenactiviteiten en belangen.
Welke statelijke actoren kunnen volgens de Nederlandse staat mogelijk proberen de Nederlandse binnenlandse politiek te beïnvloeden en waarom? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vormen van ongewenste en heimelijke vormen van buitenlandse beïnvloeding staan genoemd in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 en de jaarverslagen van de AIVD en MIVD.5
Zo benoemt de AIVD in het jaarverslag 2023 dat is vastgesteld dat met name Rusland en China gebruikmaken van spionage. Zo ontdekte de AIVD samen met de MIVD dat Russische inlichtingendiensten onopgemerkt toegang probeerden te krijgen tot informatiesystemen van de toeleveringsindustrie van Defensie. De Nederlandse krijgsmacht is interessant voor Russische diensten, mede vanwege de militaire steun die Nederland aan Oekraïne levert sinds de Russische inval in Oekraïne. De Russische inlichtingendiensten zijn ook geïnteresseerd in het Nederlandse overheidsbeleid over Rusland en Oekraïne, en in informatie over de NAVO, de EU en de Nederlandse hightechsector. China probeerde het afgelopen jaar in Nederland aan technologische- en bedrijfsgeheimen te komen die het land kunnen helpen de eigen hoogwaardige kennisindustrie verder te ontwikkelen.
Waar het gaat om heimelijke beïnvloeding heeft de AIVD vastgesteld dat Rusland in 2023 voortdurend probeerde westerse landen in een kwaad daglicht te stellen, onderlinge eenheid te ondermijnen en de sfeer in samenlevingen te beïnvloeden. Zo had Rusland de hand in demonstraties tegen westerse steun aan Oekraïne, die plaatsvonden in Nederland en andere westerse landen. Het doel ervan leek vooral Russen (en sympathisanten) het idee te geven dat er in het Westen veel kritiek is op steun aan Oekraïne. Ook de inlichtingendiensten van enkele andere landen waren in Nederland actief om politieke besluitvorming te beïnvloeden in hun eigen belang.
Bent u van mening dat Rusland belang kan hebben bij het beïnvloeden van de Nederlandse binnenlandse politiek? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 1 en 3.
Bent u van mening dat de Verenigde Staten belang kunnen hebben bij het beïnvloeden van de Nederlandse binnenlandse politiek? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 1 en 3.
Bent u van mening dat Oekraïne belang kan hebben bij het beïnvloeden van de Nederlandse binnenlandse politiek? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 1 en 3.
Bent u van mening dat in Nederland desinformatie is verspreid over het opblazen van de Nord Stream-pijpleiding, aangezien op 14 augustus jl. openbaar is geworden dat Oekraïners – met ten minste het medeweten van de Oekraïense president Zelensky – achter deze daad van agressie zitten, terwijl – vanaf het eerste moment na de aanslag tot 14 augustus jl. – door vrijwel alle westerse politici, academici en media het narratief werd verspreid dat Rusland de dader zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Bent u op de hoogte van het feit dat voormalig D66-Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma een presidentiële onderscheiding heeft gekregen van de Oekraïense autoriteiten – voor zijn «onwrikbare steun» aan Oekraïne in een periode dat zijn partij in de Nederlandse regering zat?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat VVD-Minister en voormalig VVD-Kamerlid, Ruben Brekelmans, en CDA-Kamerlid, Derk Boswijk, lid zijn of waren van de Atlantische Commissie – in elk geval in de periode dat zij Kamerlid waren namens een partij die in de Nederlandse regering zat?2 Bent u op de hoogte van het feit dat de Atlantische Commissie de Nederlandse tak is van de Amerikaanse Atlantic Council – een entiteit die naar eigen zeggen het Amerikaanse wereldwijde leiderschap poogt te versterken?
Ten aanzien van het eerste deel van de vraag: ja, daarvan ben ik op de hoogte. De heer Boswijk maakt nog steeds deel uit van het bestuur van de Atlantische Commissie. De heer Brekelmans heeft zijn bestuurslidmaatschap opgezegd bij zijn aantreden als Minister.
Ten aanzien van het tweede deel van de vraag: de Nederlandse Atlantische Commissie is een stichting onder Nederlands recht en heeft dientengevolge een zelfstandig bestuur. De Atlantische Commissie is niet de Nederlandse tak van de Atlantic Council. Er is ook geen operationele relatie. Beide organisaties zijn, net als onder andere de overige nationale Atlantische Commissies, lid van de Atlantic Treaty Association (ATA), een onafhankelijke internationale organisatie die als doel heeft het bevorderen van de Euro-Atlantische waarden en het belang van de NAVO voor het behoud van vrede en stabiliteit.
Is het in uw ogen wenselijk dat Nederlandse (voormalige) regeringspartijen of politici verbonden aan (voormalige) regeringspartijen desinformatie verspreiden over de motieven achter buitenlandse daden van agressie met enorme internationale gevolgen – in dit geval over de motieven achter het opblazen van de Nord Stream-pijpleiding; dat zij worden onderscheiden door buitenlandse statelijke actoren voor hun «onwrikbare steun» aan die statelijke actor – in dit geval door Oekraïne; of dat zij deel uitmaken van het bestuur van denktanks met een specifiek buitenlands landsbelang – in dit geval dat van de Verenigde Staten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van het eerste deel van de vraag: Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Ten aanzien van het tweede deel van de vraag: Het staat politici vrij contacten te leggen met buitenlandse statelijke actoren en denktanks, zolang dit gebeurt binnen de grenzen van onze wet- en regelgeving en de onderling gemaakte afspraken, zoals het reglement van orde van de Tweede Kamer en de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Zie verder het antwoord op vragen 1 en 2.
Bent u bereid om op korte termijn de Algemene Rekenkamer te vragen om te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze (voormalige) regeringspartijen en politici verbonden aan (voormalige) regeringspartijen in Nederland vanaf 2014 – mede door middel van buitenlandse financiering (financieel of in natura) – zijn beïnvloed door Oekraïne of de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet zal geen onderzoek vragen aan de Algemene Rekenkamer over de gevraagde periode. Sinds 1 januari 2023 is het politieke partijen niet toegestaan giften te ontvangen van niet-Nederlanders.8 Het overzicht van giften en schulden van politieke partijen wordt jaarlijks gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.9 Voor verkozen politici geldt dat het volksvertegenwoordigende orgaan zelf bepaalt welke regels er gelden t.a.v. de transparantie van financiering. Zo bepalen het reglement van orde van de Tweede Kamer en de gedragscode leden van de Tweede Kamer der staten generaal bijvoorbeeld dat leden van de Tweede Kamer opgave dienen te doen van inkomsten uit nevenactiviteiten en de ontvangst van giften met een waarde boven de € 50. Ook heeft het Kabinet n.a.v. de motie Timmermans c.s. de afdeling advisering van de Raad van State verzocht om advies over de (on)mogelijkheden van onafhankelijk toezicht op verkozen volksvertegenwoordigers en fracties in de Staten-Generaal.10
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De nog uit te werken plannen om het capaciteitstekort in het gevangeniswezen op te lossen. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Hoe groot is de voorraad nog op te roepen zelfmelders op dit moment?
Op 1 september jl. is er een voorraad van 3.445 mannelijke nog op te roepen zelfmelders.
Hoeveel veroordeelden binnen deze groep zijn veroordeeld voor een ernstig gewelds-en zedendelict?
Deze cijfers zijn niet op het gevraagde niveau beschikbaar, met name omdat «ernstig» een kwalificatie betreft die onvoldoende gedefinieerd is om in systemen vast te leggen. Het toekennen van deze kwalificatie vergt een individuele beoordeling per zaak. Wat wel kan worden aangegeven is dat voor veel ernstige gewelds- en zedendelicten een harde uitsluitingsgrond geldt: veroordeelden voor dergelijke delicten kunnen niet in aanmerking komen voor de zelfmeldstatus. Veroordeelden voor een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer op staat, zijn uitgesloten van de zelfmeldstatus. Zij kunnen géén zelfmeldstatus krijgen, dus ook niet als diegene tot een kortere straf wordt veroordeeld. Ook voor specifiek genoemde zedenmisdrijven ten aanzien van minderjarigen geldt dat een veroordeelde in ieder geval niet de zelfmeldstatus krijgt.1
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) beoordeelt voor iedere zaak zorgvuldig en persoonsgericht of de zelfmeldstatus wordt toegekend. Daarbij worden de uitsluitingsgronden en contra-indicatoren zoals genoemd in de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Regeling USB) gehanteerd. Ook betrekt het CJIB slachtofferbelangen in de beoordeling. In een brief van 13 mei jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over het zelfmeldbeleid.2
Hoeveel gedetineerden zijn op dit moment met capaciteitsverlof gestuurd?
In totaal zijn er 44 individuele gedetineerden met capaciteitsverlof gegaan sinds de start van de maatregel op 1 juni 2024 tot begin september. Op peildatum 1 september zaten er 24 gedetineerden hun strafrestant met enkelband thuis uit.
Wat bedoelt u in uw Kamerbrief van 13 augustus jl. (Kamerstuk 24 587, nr. 967) met «plaatsing van gedetineerden met beperktere risico’s in een omgeving die bij die risico’s past»?
Ik bedoel daarmee dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om gedetineerden die beperktere risico’s met zich meebrengen te plaatsen in een detentieconcept met een beveiligingsniveau op maat, dat past bij die risico’s.
Waarom schrijft u in voornoemde Kamerbrief dat «plaatsing van gedetineerden met beperktere risico’s in een omgeving die bij die risico’s past» een vorm van versobering is?
Er wordt verkend of in eerdergenoemd detentieconcept (zie het antwoord op vraag 4) sprake kan zijn van een sober dagprogramma met beperkte activiteiten.
Ik geef hierop een verdere toelichting in de voortgangsrapportage die ik gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer heb gestuurd.
Welk veiligheidsniveau heeft een dergelijke omgeving? In hoeverre voldoet een dergelijke omgeving aan het karakter van een vrijheidsstraf? In hoeverre past een dergelijke omgeving binnen bestaande wet- en regelgeving en wanneer zou een dergelijke omgeving gerealiseerd kunnen zijn?
Dit detentieconcept valt onder de categorie beperkt beveiligd. Volgens de penitentiaire beginselenwet is de mate van beveiliging te onderscheiden in vier categorieën: beperkt, normaal, uitgebreid en extra beveiligd. Daarmee is het juridisch mogelijk en is het ook de bedoeling geweest van de wetgever om dit onderscheid te maken.
Zelfmelders zijn veroordeelden waarbij geen sprake is van een voorlopige hechtenis, bevel tot gevangenneming of detentie op een andere titel, waarvan het CJIB namens mij bepaalt of ze de zelfmeldstatus krijgen en dus zichzelf mogen melden bij een penitentiaire inrichting (PI). Er volgt alleen zelfmeldstatus als geen sprake is van een uitsluitingsgrond of contra-indicatie zoals vermeld in artikel 2:1 Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB). Door deze beoordeling wordt het passend geacht om deze doelgroep te detineren in de speciale zelfmeldlocaties met een beperkter beveiligde omgeving waarbij sprake is van een dagprogramma met een minimum aan rechtactiviteiten.
De verkenning is in volle gang en heeft alvast geleid tot een concreet resultaat. In de PI Veenhuizen komen vanaf het eerste kwartaal van 2025 gefaseerd 40 extra plaatsen beschikbaar voor zelfmelders met straffen tot twee weken. Daarnaast worden er nog een aantal concrete locaties onderzocht. Ik zal uw Kamer over de verdere resultaten van de verkenning geïnformeerd houden via de volgende voortgangsrapportages.
Hoe kansrijk zijn de vijf andere alternatieven waartoe de Kamer heeft opgeroepen in de motie van het lid Ellian over binnen drie maanden een alternatief uitwerken om het grote capaciteitstekort in het gevangeniswezen tegen te gaan (Kamerstuk 24 587, nr. 949)?
Ik verwijs hiervoor naar de eerste voortgangsrapportage capaciteit van 26 juni jl. Daar is ingegaan op deze vijf alternatieven om het capaciteitstekort bij DJI tegen te gaan3.
Naar welke landen en welke categorie gedetineerden kijkt u voor de plaatsing van Nederlandse gedetineerden?
Ik heb de afgelopen periode verkend wat de mogelijkheden zijn van het tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen van bepaalde groepen in het buitenland. Zoals ik op 23 september jl. aan uw Kamer heb gemeld, heb ik op 26 september jl. een bezoek gebracht aan Estland. Ik heb daar een gevangenis bezocht en met mijn collega gesproken. Er is afgesproken om serieus te onderzoeken of het mogelijk is voor Nederland om Estse cellen te huren. Er zijn financiële, juridische en praktische vragen die beantwoord moeten worden. De categorieën gedetineerden die mogelijk in het buitenland geplaatst zouden kunnen worden is een van de juridische punten die nog verder uitgewerkt moeten worden.
Wat zijn de mogelijke financiële consequenties van plaatsing in het buitenland voor de Dienst Justitiële Inrichtingen?
De gesprekken met Estland bevinden zich in een verkennende fase. In die fase zal onder meer gekeken worden naar de financiële consequenties en de dekking daarvan. Ik informeer uw Kamer hierover via de voortgangsbrieven capaciteit.
Waar baseert u de stelling op dat plaatsing in het buitenland kansrijk zou zijn?
Nederland heeft eerder buitenlandse gedetineerden ontvangen, omdat in de landen waar de gedetineerden vandaan kwamen sprake was van een tekort aan cellen. Die samenwerking was succesvol. Gesprekken met andere landen hebben laten zien dat er een mogelijkheid bestaat om Nederlandse gedetineerden te plaatsen in een buitenlandse gevangenis. Tegelijk spelen er ook nog onzekerheden, zoals andere landen waarmee Estland in gesprek is.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voorafgaand aan de eerstvolgende voortgangsrapportage van september a.s. beantwoorden?
Deze vragen zijn afzonderlijk beantwoord en tegelijk verzonden met de voortgangsrapportage capaciteit.
De situatie in de Oostvaarderskliniek. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente berichtgeving over de Oostvaarderskliniek, zoals «Problemen in tbs-kliniek stapelen zich op, opnieuw relatie tussen patiënt en medewerker ontdekt»1 en «Laten ontstaan van incidenten zit in DNA van Oostvaarderskliniek»2?
Ja.
Wat vindt u ervan dat sinds april 2024 drie medewerkers van de Oostvaarderskliniek zijn ontslagen vanwege een niet-professionele relatie met een patiënt?
Vooropgesteld, relaties tussen tbs-gestelden en personeel zijn absoluut niet toegestaan. In de praktijk komt het desondanks soms voor. Het is mijn inzet dat klinieken hier scherp op zijn en maatregelen nemen zodat relaties tussen medewerkers en patiënten worden voorkomen. Dat de Oostvaarderskliniek recent een relatie heeft opgemerkt en het dienstverband heeft beëindigd, is voor mij een teken dat ze hier bovenop zitten.
Op welke wijze zijn de aanbevelingen uit het kritische externe rapport «Analyse werkklimaat en sociale veiligheid Oostvaarderskliniek» uit januari 2024 opgevolgd, en kunt u per aanbeveling een stand van zaken geven hoe de betreffende aanbeveling wordt opgevolgd?
De aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen en verwerkt in een verbeterplan. Het gaat om structurele verbeteringen, die zowel op korte termijn veranderingen teweegbrengen als op lange termijn deze aanpak borgen. Dit is een overzicht van de maatregelen:
Met deze aanpak wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport. Hierbij geldt dat sommige maatregelen betrekking hebben op meerdere aanbevelingen.
Hoe beoordeelt u de conclusie in het rapport dat zwakten in de fysieke beveiliging van de Oostvaarderskliniek langzamerhand zijn genormaliseerd en de forensische scherpte in de ogen van de medewerkers zou moeten worden verbeterd?
Fysieke beveiliging én forensische scherpte zijn van groot belang voor de veiligheid van de samenleving, van het personeel en van de tbs-gestelden zelf. Daarom was het noodzakelijk dat er maatregelen zijn getroffen. Er zijn verbeterplannen opgesteld en de zwakke plekken in de beveiliging zijn aangepakt. Gezien de situatie in de Oostvaarderskliniek is monitoring van de verbetermaatregelen en toezicht op de kliniek van groot belang. In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de manier waarop dit geregeld is. Zie voor de ondernomen acties ten aanzien van onder andere de fysieke beveiliging en de forensische scherpte het antwoord bij vraag 3.
Op welke wijze wordt nu toezicht gehouden op de naleving van de aanbevelingen uit dit rapport waarin structurele beheersingsproblemen zijn benoemd en specifieke omstandigheden die de sociale veiligheid vergroten?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) monitort de uitvoering van het verbeterplan van de Oostvaarderskliniek intensief. Daarnaast houden de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd toezicht op de kliniek. De inspecties hebben de afgelopen weken meerdere gesprekken gevoerd met de directie, onder meer naar aanleiding van de verschillende incidenten in de kliniek van de afgelopen maanden. Daarnaast hebben de inspecties rapportages ontvangen over de voortgang van de verbetermaatregelen en hebben zij een onaangekondigd bezoek gebracht aan de kliniek. Tijdens dat bezoek hebben de inspecties gesproken met meerdere medewerkers en patiënten. De inspecties zijn op dit moment bezig de opgehaalde informatie te analyseren. Zij zullen hun bevindingen op een later moment publiceren en ik zal het rapport met uw Kamer delen en daarbij aangeven op welke wijze aanbevelingen worden opgevolgd.
In hoeverre is volgens u op dit moment sprake van een veilig werk- en leefklimaat in de Oostvaarderskliniek?
Als een kliniek niet veilig is voor patiënten of personeel, dan worden er geen patiënten geplaatst en mag er geen personeel aan het werk. Tegelijkertijd zijn verbeteringen in de Oostvaarderskliniek noodzakelijk, dat blijkt glashelder uit het rapport.
Waar kunnen medewerkers van de Oostvaarderskliniek terecht als zij hun zorgen willen uiten over het gebrek aan een veilig werk- en leefklimaat?
Het is voor DJI van het grootste belang dat werknemers zorgen over hun werk of de werkomgeving kunnen melden. Er is veel aandacht voor het wegnemen van eventuele drempels om de bereidheid om te melden te verhogen. Als een personeelslid melding wil maken van een misstand, dan is de eerste stap meestal een gesprek met de leidinggevende. Dat kan lastig zijn en daarom kan een vertrouwenspersoon daarbij helpen. Ook kan de werknemer bij interne of externe meldkanalen terecht, waaronder de Integriteitscommissie Justitie en Veiligheid. Hier wordt dan ook beoordeeld of er onderzoek nodig is.
Als er een redelijk vermoeden van integriteitsschending bestaat, dan zal de directeur altijd melding doen bij Bureau Integriteit van DJI. Zij kunnen onderzoek doen naar de melding. Hier wordt dan ook onderzocht of er onderzoek nodig is.
Is volgens u in de Oostvaarderskliniek voldoende penitentiaire en forensische scherpte aanwezig? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze scherpte zo snel mogelijk aanwezig is?
Er is binnen de Oostvaarderskliniek forensische scherpte aanwezig. Het is wel gebleken dat het meer aandacht verdient. In het antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven wat er inmiddels in gang is gezet aan verbetermaatregelen.
Het bericht over online video’s die in de trein worden gemaakt voor pornoplatforms. |
|
Ingrid Michon (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
David van Weel (minister ) , Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Zeker honderd video's van «treinrukkers» op pornoplatforms: «Walgelijk en onacceptabel»»1?
Ja.
Hoe beoordeelt u deze trend, gezien de impact die dit heeft op reizigers en op veilig reizen?
Het is zorgelijk dat er video’s met een seksuele aard worden opgenomen in treinen. Dit is ongepast, strafbaar en kan gevolgen hebben voor het veiligheidsgevoel van reizigers en OV-personeel. Het veiligheidsgevoel in het OV is een van de prioriteiten voor dit kabinet. Reizigers en personeel moeten met een veilig gevoel gebruik kunnen maken van en werken in ons openbaar vervoer.
Bent u ervan op de hoogte dat hier sprake is van een trend, zoals in het artikel en in het item van het NOS-journaal hierover wordt gemeld?
De NS geeft aan dat het aantal meldingen van seksueel niet-fysiek intimiderend gedrag, waaronder meldingen van mensen die masturberen, de afgelopen jaren stabiel is gebleven en dat daaruit dus geen toenemende trend is af te lezen. De omvang en ontwikkeling van dit probleem is echter niet altijd gemakkelijk vast te stellen. Indien er op het moment zelf (gelukkig) geen reizigers of OV-personeel aanwezig zijn in het bewuste treinstel, kan er dus ook geen melding van worden gemaakt. Wanneer de video online geplaatst wordt, kan hiervan melding of aangifte worden gedaan bij de politie.
Deelt u de mening dat dit onacceptabel is, ook omdat nietsvermoedende treinreizigers een rol spelen in pornografisch materiaal?
Ja.
Deelt u de mening dat met de huidige bepalingen in het Wetboek van Strafrecht de daders zijn aan te pakken en zo ja, deelt u de mening dat hiertegen opgetreden moet worden?
Ja, met de huidige strafbaarstellingen van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kunnen daders worden aangepakt. Het verrichten van seksuele handelingen met jezelf in het openbaar vervoer, zoals in een treincoupé, zal in het algemeen strafbaar zijn op grond van het delict dat is strafbaar gesteld in artikel 254b Sr. Dit misdrijf strekt zich uit tot het opzettelijk in het openbaar – waaronder begrepen voor het publiek, tegen betaling, op toegankelijke plaatsen2 – verrichten van handelingen die aanstootgevend zijn voor de eerbaarheid. Bij seksuele benadering van andere treinreizigers kan, afhankelijk van de aard van de precieze gedraging, bijvoorbeeld sprake zijn van seksuele intimidatie (strafbaar gesteld in artikel 429ter Sr) of een vorm van aanranding (strafbaar gesteld in artikel 241 Sr).
Vanzelfsprekend wordt eveneens de mening gedeeld dat tegen het genoemde gedrag, dat gevolgen heeft voor de veiligheidsgevoelens van reizigers en NS-personeel, moet worden opgetreden. Hiervoor is inzet vanuit verschillende bij de sociale veiligheid in het OV betrokken partijen, met ieder zijn eigen rol en verantwoordelijkheden, benodigd.
Wat is de inzet van politie hierop, al dan niet in samenwerking met de boa's van de Nederlandse Spoorwegen (NS)?
De NS kent als vervoersbedrijf een primaire verantwoordelijkheid ten aanzien van het bevorderen van de veiligheid in het OV. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het nemen van preventieve maatregelen of het in gesprek treden met partijen als de politie en het OM om te komen tot een effectieve aanpak ten behoeve van de veiligheid.
De boa’s van de NS, en boa’s in het algemeen, kennen een beperkte opsporingsbevoegdheid. In de domeinlijsten van het betreffende domein waartoe de boa behoort, domein IV in dit geval, zijn (maximale) bevoegdheden en taken waarover de boa kan beschikken, opgenomen. De handhaving van strafrechtelijke gedragingen zoals in artikel 254b Sr3 benoemd, valt hier onder. Voor strafrechtelijk optreden bij meldingen van seksuele intimidatie of aanstootgevend gedrag dat niet valt onder het genoemde artikel moet de politie worden ingelicht.
De NS laat weten dat op het moment dat het personeel, breder dan de boa’s, een dergelijke situatie op heterdaad constateert, hij dit gedrag altijd bij de politie meldt. De politie kan vervolgens onderzoek doen naar het incident. Hetzelfde gebeurt als reizigers een melding maken bij het personeel van de NS. De overtredende reiziger wordt daarnaast door de NS een reis- of verblijfsverbod opgelegd. De NS geeft aan dat er een goede samenwerking is met de politie en dat er waar nodig ook gebruik wordt gemaakt van camerabeelden uit de trein. Als blijkt dat er sprake is van toenemende overlast op bepaalde trajecten of tijdstippen zal de NS gebruik maken van live cameratoezicht.
Het optreden tegen online video’s is lastig. Als de NS een online video constateert met strafbare of onrechtmatige inhoud, dan treedt zij in overleg met de politie over de mogelijkheden van handhaving en opsporing. In het geval er in de video’s opsporingsindicaties worden gevonden kan er tegen de persoon worden opgetreden. Dit is bijvoorbeeld twee jaar geleden gebeurd in Hoorn, waar een man meermaals in het bijzijn van vrouwelijke en minderjarige reizigers masturbeerde.4 De ervaring leert echter dat de filmpjes doorgaans weinig aanknopingspunten bevatten om de identiteit van de dader te achterhalen.
Wat is de inzet van het Openbaar Ministerie (OM) hierop?
Het is aan de NS om aangifte te doen. Mocht hiertoe worden overgegaan, dan zal het OM deze aangifte beoordelen om te bezien of al dan niet tot vervolging kan worden overgegaan.
Hoe vaak heeft de NS hiervan aangifte gedaan in 2023 en tot nu toe in 2024? En klopt het dat de NS het beleid heeft altijd aangifte te doen?
De NS laat weten dat het als bedrijf zelden aangifte doet van online video’s, omdat het in de regel aan het slachtoffer (de reiziger of de medewerker) is om aangifte te doen bij de politie. De NS stimuleert reizigers en haar personeel om bij strafbare incidenten altijd aangifte te doen. Het personeel van de NS wordt hierbij ondersteund en kan de aangifte onder werktijd doen. De NS heeft van 2023 tot nu geen aangifte gedaan van dergelijke incidenten. Voor zedengerelateerde feiten werd enkele keren aangifte gedaan door NS-personeel, maar deze feiten betreffen een breder begrip dan het maken van online video’s in treinen.
Wat doet de NS om de daders aan te pakken?
De NS is primair verantwoordelijk voor de veiligheid in het OV en neemt in dat kader preventieve- en handhavingsmaatregelen, zoals de serviceronde door NS-personeel, een whatsappnummer voor reizigers en de mogelijkheid tot live meekijken via de camera’s. Zie ook het antwoord op vraag 14. De NS treedt vanuit deze primaire verantwoordelijkheid, indien benodigd, in overleg met partijen zoals de politie en het OM om te komen tot een effectieve aanpak. Wanneer iemand op heterdaad betrapt wordt bij seksuele handelingen, dan schakelt de NS altijd de politie in. Vanuit de NS kunnen daders die gepakt worden tevens rekenen op een reis- of verblijfsverbod. Bij constatering van dergelijke gedragingen buiten heterdaad, bijvoorbeeld in een video op het internet, hebben de NS en diens boa’s formeel geen rol.
Zorgt de NS ervoor dat de daders een treinreisverbod opgelegd krijgen, en zo ja, hoe vaak is in 2023 en tot nu toe in 2024 een treinreisverbod opgelegd?
De NS heeft in 2023 in totaal 318 reis- of verblijfsverboden opgelegd. Slechts incidenteel was onzedelijk gedrag de aanleiding voor een verbod; veruit de meeste verboden werden uitgereikt voor bespugen of (fysiek) geweld tegen NS-personeel of naar aanleiding van veelvuldig reizen zonder vervoersbewijs. Voor 2024 is dat op dit moment nog niet te zeggen.
Wat is de rol van platforms die deze beelden online zetten en hoe ziet u hun verantwoordelijkheid, gezien het feit dat er strafbare zaken op deze platforms staan?
De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van online platforms is uitgewerkt in de digitaledienstenverordening (Digital Services Act – DSA). Deze verordening bevat diverse zorgvuldigheidsverplichtingen die onder meer moeten helpen om illegale content te bestrijden. Op grond van de DSA zijn platforms in beginsel niet aansprakelijk voor de informatie die gebruikers via hun diensten verspreiden. Dat zijn de gebruikers zelf. Echter, de DSA bepaalt ook dat platforms het mogelijk moeten maken om illegale inhoud bij hen te melden. Wanneer ze een dergelijke melding ontvangen dan worden zij geacht om prompt actie te ondernemen en ingeval er sprake is van illegale inhoud om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Doen zij dat niet, dan kunnen zij zich niet beroepen op de aansprakelijkheidsvrijstelling.
Hoewel seksuele handelingen in de trein strafbaar kunnen zijn, betekent dit niet dat een video van seksuele aard van of met een meerderjarige op zichzelf strafbaar is. Dit verandert wanneer het gaat om een minderjarige; in dat geval is de content wel strafbaar en dus illegale inhoud in de zin van de DSA. Hiervan kan ook sprake zijn indien op het beeldmateriaal seksuele gedragingen van personen zichtbaar zijn die zelf geen toestemming hebben gegeven om die opnamen te maken dan wel te verspreiden (artikel 254ba Sr). Seksueel beeldmateriaal van een meerderjarige kan ook onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer medereizigers zonder expliciete toestemming in beeld worden gebracht, wat kan leiden tot schending van hun privacy. Ook dergelijk onrechtmatige content is illegale inhoud in de zin van de DSA. Wanneer platforms op de hoogte zijn van de aanwezigheid van strafbare of onrechtmatige content op hun dienst, dan zijn zij dus gehouden om daar actie tegen te ondernemen. Anders riskeren ze aansprakelijkheid.
Overig legaal pornografisch materiaal kan daarnaast in strijd zijn met de algemene voorwaarden van een platform. Platformen zijn namelijk op grond van de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest van de EU) en de contractsvrijheid in beginsel vrij om hun eigen algemene voorwaarden vast te stellen. Deze algemene voorwaarden kunnen voor platformen eveneens een basis zijn om content te verwijderen.
In hoeverre kan de Europese Digital Services Act (DSA), die vanaf 17 februari 2024 strenge regels stelt aan alle online platforms, bijdragen aan het voorkomen dat deze beelden online komen?
Zoals toegelicht onder vraag 11 bevat de DSA diverse regels die bijdragen aan de bestrijding van illegale inhoud. Zo kunnen online platforms zich enkel op de aansprakelijkheidsvrijstelling beroepen als zij actie ondernemen wanneer zij ervan op de hoogte zijn of worden gesteld dat zij illegale inhoud hosten of verspreiden. Voorkomen dat dit soort beelden online komen, zou vereisen dat alle beelden die gebruikers op online platforms willen plaatsen vooraf gecontroleerd worden. Een dergelijke algemene monitoringsverplichting is op grond van de DSA verboden (artikel 8 DSA). Het zou overigens ook op gespannen voet staan met het censuurverbod van artikel 7, derde lid, Grondwet, waarin wordt bepaald dat «voor het openbaren van gedachten of gevoelens (...) niemand (...) voorafgaand verlof nodig heeft wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet».
Bent u bereid om in overleg te gaan met de Politie, boa’s, de NS en andere vervoerders om de daders te kunnen achterhalen en straffen?
Het achterhalen en straffen van daders buiten heterdaad is de verantwoordelijkheid van veiligheidspartijen, waarbij de OV-sector en diens boa's formeel geen rol hebben. De OV-sector heeft wel een belangrijke primaire verantwoordelijkheid in het veilig houden van het OV. Hierbij kan worden gedacht aan het nemen van preventieve maatregelen of het voeren van het gesprek met het OM en politie om gezamenlijk tot een effectieve aanpak te komen. Zoals ik reeds in de beantwoording van vraag 6 heb vermeld, verloopt de samenwerking ten behoeve van de aanpak van strafrechtelijke gedragingen tussen de NS en de politie goed. Ik zie daarom ook geen noodzaak om nader in overleg te gaan.
Welke acties bent u bereid verder te nemen om te voorkomen dat deze videomakers actief zijn in het OV?
De NS en andere vervoerders maken gebruik van cameratoezicht op stations en in de treinen. Dit vormt een belangrijk hulpmiddel bij het voorkomen, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, zoals het maken van seksueel getinte video’s in treinen. OV-boa’s en ander NS-personeel maken ook regelmatig servicerondes. Ten slotte kijkt de NS live mee op trajecten waar het aantal overlastmeldingen toeneemt.
Het bericht “Groeiend verzet tegen vrij rond laten lopen van veroordeelden: ’Onaanvaardbaar’” |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Coenradie |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Groeiend verzet tegen vrij rond laten lopen van veroordeelden: «Onaanvaardbaar»»?1
Ja.
Vindt u het laten rondlopen van zo’n 2000 veroordeelden eveneens onaanvaardbaar?
Vanwege capaciteitsgebrek moeten zelfmelders langer wachten voordat zij worden opgeroepen om hun straf uit te zitten. Zelfmelders zijn veroordeelden waarvan het Centraal Justitieel Incassobureau heeft bepaald dat zij, op basis van een risicoafweging, hun straf in vrijheid mogen afwachten. De huidige maatregel betekent niet dat deze straffen niet ten uitvoer worden gelegd, maar dat de veroordeelde langer moeten wachten voordat hij wordt opgeroepen om de straf uit te zitten. Dat is geen wenselijke situatie, vooral niet voor slachtoffers. Ik vind het cruciaal dat daders hun straf niet ontlopen. Het eerlijke verhaal is echter ook dat de capaciteitsproblematiek een taai en ingewikkeld vraagstuk is. Vanuit mijn ministerie en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt alles op alles gezet om de capaciteit – zowel in termen van personeel als cellen – verder te vergroten, zodat veroordeelden die hun straf nog niet hebben uitgezeten zo snel mogelijk kunnen worden geplaatst.
Over het actuele cijferbeeld en ontwikkelingen informeer ik uw Kamer iedere drie maanden. De eerstvolgende voortgangsbrief verwacht ik eind september, voor het commissiedebat Gevangeniswezen en TBS op 2 oktober a.s., te verzenden.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk en grootschalig meerpersoonscellen te gaan realiseren?
Daar waar mogelijk wordt maximaal gebruik gemaakt van meerspersoonscellen. Nog meer meerpersoonscellen is geen oplossing voor de capaciteitsproblematiek. Redenen daarvoor zijn dat veel gedetineerden op een eenpersoonscel geplaatst moeten worden vanwege zorg- en veiligheidsrisico’s. Meer gedetineerden op een cel betekent ook dat er meer personeel benodigd is. Daarnaast zijn de inrichtingen fysiek niet ingericht op meer meerpersoonscellen,
In hoeverre verhoogt de zoveelste oproep van politiebonden, slachtofferorganisaties, het Openbaar Ministerie en het College van procureurs-generaal bij u de noodzaak om tot een zeer snelle oplossing te komen om veroordeelden hun gevangenisstraffen voortaan wel uit te laten zitten?
De noodzaak om te komen tot oplossingen voor het capaciteitsprobleem bij DJI wordt door DJI en mijn ministerie voortdurend gevoeld en heeft de hoogste prioriteit. Snelle oplossingen zijn er niet, maar samen met DJI en andere belangrijke ketenpartners zoek ik naar tijdelijke en structurele oplossingen. Mijn prioriteit is vrijheidsbenemende straffen die door de rechter zijn opgelegd zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen. Het belang van slachtoffers en de veiligheid van de maatschappij en personeel van DJI staan daarbij telkens voorop.
In hoeverre bent u bezig met een «masterplan» om ex-bewaarders weer in te zetten bij het beveiligen van gevangenissen en huizen van bewaring, waartoe de politiebond NPB pleit?
DJI richt zich met de werving op de gehele arbeidsmarkt. Daarbij is voormalig DJI-personeel uiteraard zeer welkom, gelet op de ervaring die zij met zich meebrengen. In de periode 2013–2018 zijn meerdere inrichtingen gesloten. Een fors deel van de personeelsreductie is toen gerealiseerd door vervroegde pensionering. Bij de sluitingen van gevangenissen in 2018 is het executieve personeel verplaatst naar andere gevangenissen.
Tegelijk blijkt bij de werving voor de jeugdgevangenis in Veenhuizen ook voormalig en daarmee ervaren personeel uit de recent gesloten particuliere jeugdgevangenis te solliciteren.
Kunt u aangeven in hoeverre er op dit moment (gedeelten) van gevangenisgebouwen leegstaan? Kunt u aangeven of het gebruik van deze leegstaande gebouwen mogelijk is?
In diverse inrichtingen staan afdelingen leeg in verband met noodzakelijke verbouwings- en verduurzamingswerkzaamheden of vanwege personeelstekort. Deze afdelingen zijn niet inzetbaar. Op een aantal locaties staan nog leegstaande gebouwen. Ik bezie wat er benodigd is om dat soort leegstaande gebouwen weer inzetbaar te maken, naast de problematiek van het personeelstekort.
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is om veroordeelden indien er voor hen geen cel beschikbaar is per direct werk te laten doen voor de gemeenschap? Deelt u de mening dat alles beter is dan ze zonder straf thuis te laten zitten?
In Nederland bepaalt de rechter welke straf iemand krijgt en is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van die straf. Het is mijn prioriteit om straffen zeker en snel ten uitvoer te leggen, omdat dit de effectiviteit van straffen in het realiseren van de strafdoelen (vergelding, genoegdoening en preventie) vergroot. Dat sommige veroordeelden langer dan gebruikelijk op hun gevangenisstraf moeten wachten vind ik onwenselijk. Zoals in bovenstaande antwoorden toegelicht doe ik er daarom alles aan om de wachttijden voor zelfmelders te verkorten. Het is echter niet mogelijk om een zelfmelder in afwachting van zijn of haar gevangenisstraf werk voor de gemeenschap te laten doen. Dit zou een aanvulling op de door de rechter opgelegde straf inhouden, waarvoor de wet geen ruimte biedt.
Het bericht 'Ban op boa-hoofddoek voorlopig in ijskast gezet' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister ) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ban op boa-hoofddoek voorlopig in ijskast gezet» in De Telegraaf van vanochtend?1
Ja.
Klopt het dat de door uw voorganger aangekondigde wetgeving voor een neutrale uitstraling van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's), waaronder het hoofddoekverbod, waarvan eerder de verwachting was dat deze vóór de zomer gereed zou zijn vertraagd is en dat er inmiddels niet eens meer sprake zou zijn van een duidelijk tijdspad?
Nee, zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van de Kamerleden Lahlah en Chakor aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid van 16 mei 20242 worden de mogelijkheden voor het vastleggen van de neutraliteit momenteel uitgewerkt. Nu het vastleggen van de neutraliteit ook in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen, wordt voor het verdere proces daarop aangesloten. Dit is in lijn met hetgeen mijn voorganger tijdens het Commissiedebat Politie van 21 december 20233 als tijdpad aan uw Kamer heeft meegegeven.
Waardoor is deze vertraging ontstaan? Is er actie ondernomen om deze alsnog in te lopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie en waarom heeft deze kennelijk geen effect gesorteerd?
Zoals bij de vorige vraag vermeld is in communicatie met uw Kamer naar mijn weten geen sprake geweest van een regeling voor de zomer. Omdat het verbieden van religieuze uitingen een goede grondslag vereist wordt dit traject zorgvuldig voorbereid. Met de overgang naar het nieuwe kabinet en de opname van het onderwerp in het Hoofdlijnenakkoord heb ik besloten het aan de uitwerking van dit akkoord te koppelen. Uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk door mij geïnformeerd over het verdere traject.
Waarom verwijst uw ministerie op vragen van De Telegraaf naar de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord, terwijl deze wetgeving reeds eerder was aangekondigd, op een ruime meerderheid in de Kamer kon rekenen en dus geen moment langer op zich hoeft te laten wachten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat pas na de totstandkoming van het regeerprogramma verder gewerkt gaat worden aan deze eerder aangekondigde wetgeving? Zo nee, kunt u de Kamer voorzien van een tijdpad waaruit duidelijk wordt wanneer we deze dan wel kunnen verwachten?
Ja dat klopt, uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk door mij geïnformeerd over het verdere traject.
Ziet u ook het risico dat gemeenten als gevolg van het op de lange baan schuiven van deze wetgeving alsnog gaan besluiten om hoofddoeken bij boa's toe te staan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom neemt u dit risico?
Net als mijn voorganger hecht ik waarde aan de neutraliteit van opsporingsambtenaren bij hun taakuitvoering en in contact met het publiek. De legitimiteit en neutraliteit van het handelen van politie en de boa worden onder meer benadrukt door bij hun taakuitoefening geen uitdrukking te geven aan geloofs- of levensovertuigingen. Personen die zijn aangesteld in een functie waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de sterke arm en gebruik maakt van dwangmiddelen, oefenen een bijzondere overheidstaak uit. Politieambtenaren en boa’s dienen daarom, in contact met het publiek, in ieder geval afstand te nemen van zichtbare uitingen die afbreuk (kunnen) doen aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de functie. Dit geldt voor alle boa’s en niet alleen voor boa’s in dienst van gemeenten.
Ten aanzien van de boa’s is in eerste instantie deze wens van uw Kamer uitgevoerd door middel van het opstellen van de Richtlijn lifestyle-neutraliteit boa4. Deze richtlijn is niet bindend en boa-werkgevers kunnen hier dus van afwijken. Een aantal gemeenten heeft dat reeds gedaan, hetgeen aanleiding was om, conform de toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Politie van 21 december 2023, met de VNG in gesprek te gaan over de neutraliteit van het boa-uniform. Uit dit gesprek is naar voren gekomen dat de VNG geen tegenstander is van een neutraal boa-uniform.
Het feit dat enkele gemeenten de afgelopen periode hebben aangegeven de richtlijn niet meer te zullen handhaven, heeft mijn voorgangster doen besluiten nader te bezien waar en op welke wijze de bepalingen uit de richtlijn vastgelegd zullen worden in wet- en regelgeving. Dat wordt momenteel uitgewerkt en moet gelet op de impact zorgvuldig gebeuren. Tot die tijd geldt de Richtlijn lifestyle-neutraliteit boa en bestaat de mogelijkheid om daarvan af te wijken.
Bent u bereid om alsnog ogenblikkelijk en parallel aan de uitwerking van het regeerprogramma werk te maken van deze wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 2, 3 en 4 heb ik wegens de overgang naar een nieuwe kabinet en de opname van het onderwerp in het Hoofdlijnenakkoord besloten dit aan de uitwerking van het akkoord te koppelen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat gemeenten in de tussentijd hoofddoeken bij boa's gaan toestaan?
Momenteel geldt de Richtlijn lifestyle-neutraliteit boa. Ik roep boa-werkgevers op zich aan deze richtlijn te houden. De richtlijn is echter niet bindend waardoor werkgevers er van kunnen afwijken.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Nee, het uitgangspunt is dat ik deze vragen binnen de termijn van drie weken beantwoord, en in het zomerreces binnen zes weken. In sommige gevallen, waarbij afstemming tussen veel betrokkenen plaatsvindt, kan dit helaas langer duren.
Het bericht dat de Fiod een nieuwe " Bulgarenfraude" heeft ontdekt |
|
Edgar Mulder (PVV) |
|
Achahbar |
|
![]() |
Bent u bekent met het bericht ««Bulgarenfraude» lijkt weer terug; FIOD stuit na jaren van stilte bij nieuw onderzoek meteen op grootschalig netwerk»?1
Ja.
Hoe lang weet u al dat er opnieuw signalen van fraude door Bulgaren waren?
Tussen januari 2024 en april 2024 heeft de Dienst Toeslagen externe signalen ontvangen die leken te duiden op een breder fenomeen. In april 2024 heeft mijn ambtsvoorganger besloten dat deze van een dusdanige aard waren dat het aangewezen was uw Kamer in te lichten. Dit is gebeurd in de brief van 12 april jongstleden waarin een update Stand van zaken Dienst Toeslagen is opgenomen.2 Hierbij moet opgemerkt worden dat slechts een deel van de signalen een verband had met personen van Bulgaarse afkomst.
Waarom heeft u niet eerder ingegrepen?
Op dit soort signalen wordt uiteraard in het proces van Toeslagen wel ingegrepen. Toeslagen houdt toezicht, waarin beoordeeld wordt of iemand recht heeft op de toeslag. Dit gebeurt niet alleen bij de definitieve toekenning, maar ook in de voorschotfase. In de bovengenoemde brief is vermeld dat de meeste van de betreffende signalen in het reguliere toezicht al zijn onderkend. In die situatie wordt de toeslag stopgezet en onterecht uitbetaalde toeslag wordt teruggevorderd. Dit reguliere toezicht, dat kan leiden tot correcties en terugvorderingen van toeslagen is nooit stilgelegd.
Daarnaast is er intensief toezicht (ITO-proces) waarin verwijtbaar gedrag, met name opzettelijk foutief toeslagen aanvragen, kan worden aangepakt. Dit type toezicht kan in aanvulling op een eventuele terugvordering ook leiden tot een bestuurlijke boete. Dit proces heeft wél lang stilgelegen, en is pas recent deels opnieuw opgestart. Die stillegging, zo is ook in eerder genoemde brief vermeld, brengt risico’s met zich mee. De mogelijkheid signalen over te dragen naar de FIOD bestaat wel en is in dit geval benut.
Hoeveel Nederlands belastinggeld hebben deze criminelen kunnen stelen?
De signalen van mogelijk misbruik zijn aan uw Kamer gemeld in de bovengenoemde brief van 12 april 2024. Dit is mondeling met uw Kamer besproken op 17 april 2024. Daarbij heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat alle individuele mogelijk foutieve aanvragen op rechtmatigheid getoetst worden, waarna er zo nodig een terugvordering volgt. Ook heeft zij aangegeven dat er hier sprake is van een lopend onderzoek door de FIOD en dat het vanwege het opsporingsbelang niet mogelijk is hierover uitspraken te doen. Op de vragen 4 en 5 kan ik dan ook niet nader ingaan.
Wat gaat u doen om dit geld terug te krijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er momenteel nog meer signalen van fraude?
Dienst Toeslagen en externe partners zoals Logius en gemeenten genereren signalen van mogelijk oneigenlijk gebruik van bijvoorbeeld adressen of DigiD. Dit is inherent aan het lopende proces. De uitvoering van Toeslagen is immers afhankelijk van gegevens uit basisregistraties en van externe partners. Een signaal kan zijn dat er twijfel is over een juiste adresinschrijving, bijvoorbeeld als post retour komt. Bij Logius kan in de data zichtbaar zijn dat een DigiD door een derde is gebruikt. Toeslagen beoordeelt deze signalen om te kijken of er sprake is van foutieve toeslag, wat lang niet altijd zo hoeft te zijn. Deze toeslagen worden zo nodig gecorrigeerd. Daarna kunnen de signalen worden opgepakt in het inmiddels deels opgestarte ITO-proces, waar een met waarborgen omgeven signaalregistratie is ingericht. De externe signalen waar het hier om gaat duiden echter op een breder fenomeen en zijn om die reden in april 2024 aan uw Kamer gemeld. De Dienst Toeslagen heeft van recente signalen van mogelijk oneigenlijk gebruik van adressen een beschrijving aan de Rijksdienst voor identiteitsgegevens (RvIG) gestuurd.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Het is niet gelukt de vragen binnen deze termijn te beantwoorden.
De toelating tot de re-integratiefase van de levenslanggestrafte heer Baybasin |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het advies d.d. 23 januari 2023 van het Adviescollege levenslanggestraften (ACL) omtrent de zaak Baybasin? Zo ja, hoe beoordeelt u dat advies?
Ja, ik ben bekend met dit advies. Over de specifieke omstandigheden van een individueel geval, waaronder de inhoud van dit advies, doe ik geen uitspraken. Dat uitgangspunt geldt voor de gehele beantwoording op de gestelde vragen. De heer Baybasin (hierna: betrokkene) en diens advocaat hebben het advies en het daaropvolgende besluit zoals genomen door mijn ambtsvoorganger ontvangen.
Bent u bekend met het besluit d.d. 14 juli 2023 van uw voorganger naar aanleiding van het voornoemde advies? Zo ja, hoe beoordeelt u dat besluit?
Ja, ik ben bekend met dit besluit. Zoals gezegd hebben betrokkene en diens advocaat het besluit inclusief onderbouwing daarbij ontvangen.
Erkent u dat de verplichting om naar aanleiding van het voornoemde besluit re-integratiedoelen op te stellen en deze vast te leggen in een geactualiseerd detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) primair rust op de vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting waar betrokkene verblijft? Heeft de vestigingsdirecteur reeds aan deze verplichting voldaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u het geactualiseerde D&R-plan?1
In zijn algemeenheid kan ik bevestigen dat in het ketenwerkproces levenslanggestraften is opgenomen dat wanneer de verantwoordelijk bewindspersoon besluit tot toelating tot de re-integratiefase van een levenslanggestrafte, door de vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting re-integratiedoelen worden opgesteld en vastgelegd in het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan). Er worden afspraken gemaakt over welke activiteiten de gedetineerde onderneemt, met als doel de veroordeelde voor te bereiden op een mogelijke terugkeer in de samenleving. De re-integratieactiviteiten zijn in lijn met het advies van het ACL en het besluit van de verantwoordelijk bewindspersoon.
Kunt u nagaan wat de voortgang is van de re-integratiefase? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u de voortgang?
Als verantwoordelijk bewindspersoon geldt dat ik waar nodig op de hoogte word gehouden van de voortgang van de eventuele re-integratiefase van levenslanggestraften. Ik kan niet ingaan op dit individuele geval.
Bent u bekend met de «Rapportage Mentor PIW» d.d. 7 november 2023 inzake betrokkene? Zo ja, hoe beoordeelt u de inhoud van deze rapportage?
Zoals gezegd doe ik geen uitspraken over individuele gevallen.
Klopt het dat betrokkene tot op heden niet is gestart met de activiteit «leren omgaan met de toegenomen digitalisering in de samenleving, zoals internet, digitaal betalingsverkeer, en de daarbij behorende vaardigheden»? Klopt het dat betrokkene zelf uitsluitend gewenst gedrag vertoont en zich welwillend opstelt om te starten met de re-integratiefase, maar dat hem de mogelijkheden en middelen daartoe onthouden worden? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de voornoemde rapportage? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat betrokkene zo spoedig mogelijk de beschikking krijgt over de mogelijkheden en middelen om te starten met de re-integratieactiviteit(en)?
Ik herhaal nogmaals dat ik over de specifieke omstandigheden van een individueel geval geen uitspraken doe.
Hoe beoordeelt u dat betrokkene overeenstemming heeft bereikt met een ander Europees land, over rechtmatig en veilig verblijf in dat andere land? Heeft u er begrip voor dat dat andere land aan deze afspraak de voorwaarde heeft verbonden, dat betrokkene de naam van dat land pas bekend zal maken nadat hij daar gearriveerd is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bekend met de brief d.d. 28 november 2023 van uw voorganger aan de raadsvrouw van betrokkene, waarin hij laat weten het concrete voorstel van betrokkene tot een snel vertrek naar een ander land niet te aanvaarden? Hoe is uw voorganger tot de conclusie gekomen dat het voorstel «in deze fase van de tenuitvoerlegging van de detentie te vroeg komt»? Hoe verhoudt zich dit tot het besluit d.d. 14 juli 2023, waarin betrokkene juist wordt opgeroepen om te komen tot een concreet voorstel ten aanzien van zijn vertrek? In welke fase zou een dergelijk voorstel naar uw oordeel wel opportuun zijn? Zijn er behalve het tijdstip, nog andere bezwaren tegen het concrete voorstel?
De herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf vindt voor alle levenslanggestraften na 28 jaar detentie plaats via een ambtshalve gratieprocedure. Tot het moment van een eventueel positief gratiebesluit wordt de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf voortgezet. Van terugkeer van een levenslanggestrafte in de samenleving, of dat nu in het binnen- of buitenland is, kan pas sprake kan zijn als op de herbeoordeling een positief besluit wordt genomen en gratie is verleend.
Bent u het eens met de opvatting van het ACL «dat het ontbreken van rechtmatig verblijf geen beletsel kan en mag zijn voor toelating tot de re-integratiefase en effectieve deelname aan re-integratieactiviteiten, waaronder (begeleid) verlof» en «dat betrokkene vanuit detentie zou kunnen starten met (begeleid) verlof, mits er geen sprake is van contra-indicaties anders dan zijn verblijfstatus»?
In zijn algemeenheid geldt dat het ontbreken van rechtmatig verblijf geen beletsel is voor toelating tot de re-integratiefase en deelname aan re-integratieactiviteiten, waaronder (begeleid) verlof. Ook zaken als werk, inkomen, huisvesting, zorg, een identeitsbewijs en een steunend netwerk zijn onderdeel van de re-integratie. Duidelijkheid over het land waar iemand zich bij eventuele invrijheidsstelling zou vestigen is van belang om re-integratieactiviteiten toe te spitsen op de individuele context. Bij het aanvangen van concrete re-integratieactiviteiten, waaronder verlof, wordt overigens nog naar meer zaken gekeken. Zo speelt bijvoorbeeld het veiligheidsaspect een rol bij het al dan niet toekennen of uitbreiden van re-integratieactiviteiten.
Erkent u dat het enkele feit dat betrokkene gehouden is aan de afspraak om de naam van het andere land pas op een later moment bekend te maken, geen reden mag zijn om de toelating tot de re-integratiefase op te schorten of te beperken? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot artikel 3 van het EVRM, nu dat zou betekenen dat «the prospect of release» voor betrokkene feitelijk ontbreekt?
Zie antwoord vraag 9.
Nu een hoge functionaris uit een ander (voor Nederland betrouwbaar) Europees land heeft toegezegd betrokkene bij zijn vertrek uit Nederland te kunnen begeleiden naar het land van bestemming en daar zijn rechtmatige en veilige verblijf te kunnen garanderen, waarom hecht u er dan zo aan om op voorhand al te weten welk land dit precies is? In welke mate zouden de re-integratiedoelen die gericht zijn op Nederland, wezenlijk verschillen van de re-integratiedoelen die gericht zijn op een ander Europees land? Is het «leren omgaan met de toegenomen digitalisering in de samenleving, zoals internet, digitaal betalingsverkeer en de daarbij behorende vaardigheden», wezenlijk anders ten aanzien van verschillende Europese landen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u bevestigen dat uit een eerste onderzoek is gebleken dat er geen indicaties zijn voor mogelijke veiligheidsrisico’s tijdens een verlofsituatie? Zo ja, waarom heeft u het advies om betrokkene verlof te verlenen als re-integratieactiviteit niet opgevolgd?
Ik herhaal nogmaals dat ik over de specifieke omstandigheden van een individueel geval geen uitspraken doe. Verder verwijs ik terug naar het antwoord op vraag 8, waarin is aangegeven dat van terugkeer van een levenslanggestrafte in de samenleving, of dat nu in het binnen- of buitenland is, pas sprake kan zijn als op de herbeoordeling een positief besluit wordt genomen en gratie is verleend.
Erkent u dat, door de onwil van uw ministerie om medewerking te verlenen aan vertrek naar een voor Nederland betrouwbaar land van opvang dat heeft toegezegd alles daaromtrent te zullen faciliteren, alsook de door uw ministerie erkende onmogelijkheid voor de heer Baybasin om zonder gevaar voor eigen leven terug te keren naar zijn land van herkomst, te weten Turkije, u de heer Baybasin hiermee in een patstelling plaatst?
Zie antwoord vraag 12.
Is er tussen de Nederlandse overheid en de Turkse overheid contact geweest omtrent de zaak Baybasin in het algemeen, of de re-integratie in het bijzonder? Zo ja, kunt u een overzicht verstrekken van alle contacten die hierover hebben plaatsgevonden, de aard en inhoud van die contacten en de personen of organisaties die bij deze contacten betrokken zijn geweest? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoord.
Het bericht omtrent de opheffing van commissie Schneiders die de Landelijke Eenheid onderzocht en zou monitoren |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Klopt het dat het eindrapport van commissie-Schneiders is opgeleverd conform het instellingsbesluit en dat de commissie nu is opgeheven? Bent u bereid om dat rapport per omgaande naar de Kamer te sturen?1
Ja.
Wat vindt u van de kritiek van politiebond NPB, de Centrale Ondernemingsraad (COR), de voorzitter van de commissie en politiemensen dat dit een onverstandig besluit is en de timing een slechte en dat dit zal leiden tot voortzetting van de omstreden cultuur waaronder de vriendjespolitiek en het structureel wantrouwen richting leidinggevenden?
Ik zie deze transitie, net als alle vergelijkbare trajecten gericht op cultuurverandering en doorontwikkeling, als een meerjarige inspanning en niet als een afgeronde zaak. De transitie bij de Landelijke Eenheden (LE-en) gaat een volgende fase in. Om de voortgang te volgen zijn de volgende afspraken gemaakt. Toezicht op en sturing geven aan de opvolging van de gedane aanbevelingen is een verantwoordelijkheid van de korpsleiding en in het verlengde daarvan de leidingen van de Landelijke Eenheden. Met de korpschef is afgesproken dat er een intern monitoringsproces wordt ingericht waarbij de uitkomsten door de korpsleiding worden gevolgd. De commissie Schneiders heeft ook naar deze aanpak gekeken. De korpschef heeft daarbij de heer Schneiders gevraagd om formeel als adviseur bij dit proces betrokken te blijven. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft daarnaast gesprekken gevoerd met de commissie Schneiders om tot een goede overdracht van taken te komen. De Inspectie zal haar toezicht op de LE-en in lijn met de bevindingen van de commissie Schneiders en de aanbevelingen in haar eerdere rapporten oppakken. Het toezicht van de Inspectie richt zich in ieder geval op de kwaliteit van de taakuitvoering. Het departement houdt vanuit haar reguliere rol toezicht op de beheersaspecten.
De korpschef heeft bij mij aangegeven dat de korpsleiding en eenheidsleidingen periodiek blijven reflecteren met vertegenwoordigers van de medezeggenschap en de vakbonden op het transitieproces. De korpsleiding en ik zijn ervan overtuigd dat er dankzij de grote inspanningen van alle medewerkers van de Landelijke Eenheden nu een gedegen fundament ligt waarop de Landelijke Eenheden verder kunnen bouwen en de veranderingen verder kunnen worden geborgd.
Klopt het dat de focus op de transitie van de Landelijke Eenheid de afgelopen tijd is afgenomen en de structuur meer aandacht heeft gekregen dan de cultuur? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Nee, ik herken het beeld niet dat de focus op de transitie van de Landelijke Eenheid de afgelopen tijd is afgenomen. In het afgelopen jaar zijn grote stappen gezet, de Landelijke Eenheid is gesplitst in twee eenheden per 1 januari 2024. Dit was een complexe exercitie waarvoor veel medewerkers van de Landelijke Eenheid heel hard hebben gewerkt. Deze splitsing per 1 januari is zonder grote problemen verlopen en dat verdient een groot compliment.
De administratieve splitsing van de Landelijke Eenheid heeft in de eerste periode van de transitie relatief veel aandacht gevraagd. Dit is conform de transitieplannen die vooraf zijn gemaakt, en die door de commissie Schneiders zijn getoetst.2
Tegelijk is er niet stilgezeten op het vlak van cultuur en leiderschap. Met inbreng van medewerkers is een passend leiderschapsprofiel opgesteld. Volgens dit profiel zijn de nieuwe eenheidsleidingen samengesteld. Er is gestart met besturing door middel van meerdere Hoofden Operatiën in plaats van twee Hoofden Operatiën per eenheid, waardoor er binnen de eenheidsleiding meer aandacht is voor vakontwikkeling. Daarnaast is het traject gestart van het schouwen van alle leidinggevenden van de Landelijke Eenheden. In de schouwcommissies, die met alle leidinggevenden in gesprek gaan, zijn ook medewerkers van de werkvloer vertegenwoordigd. Ook op het gebied van cultuur zijn stappen gezet, zo is het instrumentarium voor het voeren van «Dialoog in Teams» ontwikkeld en zijn de eerste teams uitgekozen om te starten met deze dialoogsessies. Samen met medewerkers zijn er handreikingen ontwikkeld over (on)gewenst gedrag. Urgente situaties in teams, die raken aan ongewenst gedrag en ongewenste omgangsvormen, worden met voorrang aangepakt. Momenteel is men bezig met een inventarisatie langs de teams om behoeftes op te halen en op basis daarvan de aanpak te prioriteren. Er vindt voortdurend, actief en transparant, informatievoorziening en communicatie plaats naar de medewerkers, onder andere in interactieve medewerkersbijeenkomsten en met eigen flitspeilingen over de transitie. Tot slot is in beide eenheden met medewerkers hard gewerkt aan de nieuwe identiteit van de eenheden.
Hoe beoordeelt u in dat geval de hoofdbevindingen van de commissie over de stand van zaken transitie waarin onder andere is opgenomen dat de opgestelde aanpak van de korpsleiding voor de werkcultuur in de praktijk nog vorm en kleur moet krijgen? Hoe beoordeelt u de kritiek van de commissie hierop?2
Cultuurverandering is een complex traject en dient zorgvuldig te worden aangepakt. Ik heb er begrip voor dat de politie ervoor heeft gekozen om eerst een programmatische aanpak neer te zetten met input vanuit onder andere medewerkers, de Ondernemingsraden (OR) en de commissie Schneiders. Dit heeft tijd gekost. Het is van belang dat de aanpak op teamniveau wordt toegespitst en niet slechts een uniforme aanpak wordt nagestreefd. Als gevolg van deze aanpak kunnen positieve cultuurelementen op teamniveau worden behouden en versterkt.
Hoe gaat u garanderen dat de vijf hoofdbevindingen van de commissie (afronding spoor 1 en 2a, het werkcultuur, basis op orde, overzicht stand van zaken teams, medewerkersparticipatie) daadwerkelijk worden opgepakt? Hoe gaat de Inspectie hierop toezicht houden gelet op hun onafhankelijke rol?
De uitvoering van de transitie gebeurt volgens het korpstransitieplan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is hiervoor een intern sturings- en monitoringsproces ingericht. De heer Schneiders zal betrokken blijven en de korpsleiding van advies voorzien. De Inspectie Justitie en Veiligheid zal haar toezicht op de LE-en in lijn met de bevindingen van de commissie Schneiders en de aanbevelingen in haar eerdere rapporten oppakken. De Inspectie houdt primair toezicht op de kwaliteit van de taakuitvoering. Vanuit haar onafhankelijke positie als toezichthouder staat het de Inspectie vrij om haar werkwijze te kiezen en dat kan ook zijn het monitoren van de taakuitvoering. Daarmee heeft de Inspectie eerder ruimschoots ervaring opgedaan. Het departement houdt vanuit haar reguliere rol toezicht op beheersaspecten.
Welke concrete zichtbare veranderingen op het gebied van de cultuur zijn de afgelopen jaren wel doorgevoerd in relatie tot de reorganisatie van de Landelijke Eenheid?
Zie hiervoor het laatste deel van antwoord 3.
In hoeverre wordt de COR hierbij structureel betrokken?
Voorafgaand aan de splitsing van de Landelijke Eenheid was de OR nauw betrokken bij de transitie. Voor de eenheidsleidingen van LX en LO zijn de nieuwe OR-en belangrijke gesprekspartners in deze transitie. Op korpsniveau wordt ook de COR structureel betrokken, evenals overige stakeholders. De COR is sinds de start uitgenodigd en aanwezig geweest bij dit stakeholdersoverleg. De korpschef heeft bij mij aangegeven dat de korpsleiding periodiek blijft reflecteren met vertegenwoordigers van de medezeggenschap en de vakbonden op het transitieproces.
Specifiek, welke concrete acties zijn ondernomen ter vervanging van leidinggevenden zonder kennis? Zijn de leidinggevenden inmiddels geschouwd, en is er een rapport over de uitkomsten hiervan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 worden de leidinggevenden in alle lagen van de LX en LO geschouwd. Inmiddels is van meer dan de helft van de leidinggevenden deze ontwikkelingsgerichte schouw afgerond, naar verwachting is dit traject eind dit jaar volledig afgerond. De uitkomsten worden vertaald in individuele en collectieve ontwikkeltrajecten. Deze trajecten zijn daarna structureel onderdeel van de Resultaat en & Ontwikkelingscyclus van de leidinggevenden binnen de Landelijke Eenheden.
Welke concrete acties zijn ondernomen ten aanzien van de aanpak van de vriendjespolitiek en betere medewerkersparticipatie en met welke zichtbare resultaten zijn daaromtrent geboekt volgens u? Graag elk onderdeel apart en uitgebreid beantwoorden.
Ik herken mij niet in het gebruik van de term vriendjespolitiek. Ook de commissie Schneiders heeft niet in dergelijke termen gerapporteerd. Wel signaleert de commissie in haar eindrapportage dat er op het gebied van verbetering van het leiderschap inmiddels aanzienlijke stappen zijn gezet. Naar het oordeel van de commissie heeft de transitie, en dan specifiek de leiderschapsschouw, bijgedragen aan bewustzijn bij leidinggevenden over de gewenste stijl van leiderschap en het omgaan met elkaar. Voorts heeft de korpschef mij aangegeven dat bij de vervulling van vacatures stringent wordt gewerkt volgens het korpsbrede werving- en selectiebeleid en dat ook de medezeggenschap hierop zeer alert is.
Ten aanzien van betere medewerkersparticipatie: enkele concrete acties die zijn ondernomen met behulp van medewerkersparticipatie zijn eerder aan de orde gekomen in deze antwoorden, bijvoorbeeld het opstellen van het gewenste leiderschapsprofiel, de participatie in de schouwcommissies en handreikingen over (on)gewenst gedrag. Ook hebben medewerkers, onder meer ten tijde van de splitsing, geparticipeerd in klankbordgroepen en ontwikkelgroepen. Daarnaast is een start gemaakt met diverse ontwerpvraagstukken. Bij deze ontwerpvraagstukken staat het vak centraal, iets waar medewerkers vanuit hun rol als expert bij uitstek de toekomst van hun vakgebied mede kunnen vormen. Dit gebeurt in ontwerpteams waarin de werknemers kunnen deelnemen. Leidinggevenden worden gestimuleerd om hun medewerkers hier actief aan deel te laten nemen.
Is de reorganisatie van de Landelijke Eenheid wat u betreft af? Zo nee, heeft u er vertrouwen in dat dit op een goede wijze wordt opgepakt? Zo ja waar baseert u dat op? En hoe beoordeelt u dat?
De transitie is niet af, dit is een complex traject dat meerjarige inspanning vraagt. De medewerkers en de leiding van de Landelijke Eenheden hebben een enorme prestatie neergezet de afgelopen jaren. De splitsing van de Landelijke Eenheid is goed verlopen en de basis voor verandering is gelegd. De transitie gaat nu een nieuwe fase in. De leidingen van de Landelijke Eenheden en de korpschef moeten zelf invulling en sturing geven aan dit proces. Via een stevige interne monitoring van de voortgang en het toezicht door de Inspectie kan de voortgang goed worden gevolgd. Zoals eerder aangegeven zal de heer Schneiders formeel als adviseur van de korpschef betrokken blijven.
Bent u ondanks het instellingsbesluit en gelet op de geuite kritiek bereid om met de commissie-Schneiders, de politieleiding en de bonden in gesprek te gaan om te bezien op welke wijze het werk van de commissie zeker in het licht van de gewenste cultuurverandering nog wel zou kunnen gecontinueerd? Zo nee, waarom niet?
Nee. De transitie zal een proces van jaren zijn en op dit moment gaat de transitie een nieuwe fase in. De leidingen van de Landelijke Eenheden en de korpschef moeten zelf invulling en sturing geven aan dit proces. Via een stevige interne monitoring van de voortgang en het toezicht door de Inspectie kan de voortgang goed worden gevolgd. Zoals eerder aangegeven zal de heer Schneiders formeel als adviseur van de korpschef betrokken blijven. Daarmee heb ik er vertrouwen in dat het toezicht op het proces, en de mogelijkheid om het proces kritisch te kunnen blijven volgen ook voor de komende periode voldoende is ingericht.
Blijven in lijn met de aanbevelingen van commissie-Schneiders financiële middelen voor de transitie beschikbaar? Zo nee, kan daarmee de transitie dan wel optimaal verlopen?
De middelen die vanuit mijn departement en vanuit de politiebegroting beschikbaar zijn gesteld voor de transitie van de Landelijke Eenheid blijven daarvoor structureel beschikbaar. Ook voor het zetten van een betekenisvolle eerste stap voor de ambities op het gebied van doorontwikkeling van het vak zijn middelen beschikbaar gesteld, deze blijven beschikbaar voor dat doel.4
Antisemitische bezetting en veiligheid op de Gerrit Rietveld Academie |
|
Reinder Blaauw (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Is het waar dat er al maanden een «kat-en-muisspel» gaande is tussen het bestuur van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en activistische kunststudenten?1
Van de Gerrit Rietveld Academie heb ik begrepen dat het College van Bestuur (CvB) en de Raad van Toezicht zich niet herkennen in de term «kat-en-muisspel» zoals die door de Telegraaf is geformuleerd. Het CvB spreekt zelf van een maandenlang proces van dialoog binnen de academiegemeenschap, waarbij het bestuur vanaf het begin een open houding heeft gehad in de vele gesprekken met de activistische studenten. Daarbij is steeds aangegeven wat wel en niet toegelaten is op de academie. Protesten zijn toegestaan zolang die geweldloos, respectvol en binnen de regels van de academie plaatsvinden. Bij ontoelaatbare uitingen is ingegrepen.
Is het tevens waar dat deze activistische studenten al bijna zes weken een deel van het gebouw bezet houden? Zo ja, hoe beoordeelt u de handelwijze van het bestuur van de Gerrit Rietveld Academie?
Onder strikte voorwaarden heeft een kleine groep van zo'n 10 studenten, ruim zes weken in een afgesloten ruimte op de academie geslapen. De studenten, die het recht hebben om te demonstreren, hebben zich daarbij gehouden aan de regels die door de Gerrit Rietveld Academie worden gehanteerd. Hun verblijf is om die reden gedoogd. De studenten zijn vrijwillig weer vertrokken toen de academie daar in het kader van de zomersluiting om vroeg.
Binnen het hbo en wo geldt dat instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor het borgen van een veilige werk- en leeromgeving. Zij hebben daarvoor hun eigen regels, zoals huisregels en gedragscodes. Specifiek voor de omgang met protesten hebben UNL en de Vereniging Hogescholen een gezamenlijke «richtlijn protesten» opgesteld die dient als handvat voor individuele instellingen voor het opstellen van de eigen huisregels. Het is aan het bestuur om per specifieke lokale situatie te bezien wat er nodig is om de veiligheid te waarborgen. Daarbij kan het bijvoorbeeld voorkomen dat het naar het oordeel van het bestuur beter is om van de «richtlijn protesten» af te wijken, zoals aan de orde was in het geval van de Gerrit Rietveld Academie. Zo staat in de «richtlijn protesten» dat het bezetten van een gebouw niet wordt toegestaan, maar het bestuur van de Gerrit Rietveld Academie oordeelde dat het beter was deze vreedzame vorm van protest tijdelijk te gedogen. In deze afweging speelde onder andere mee dat het beëindigen van demonstraties op andere instellingen, en het geweld dat daarbij in sommige gevallen ontstond, diepe indruk achterliet bij de gemeenschap. Ik treed niet in dit oordeel. Wel merk ik op dat ook instellingen zelf er in algemene zin voorstander van zijn dat de gezamenlijke richtlijn zo eenduidig mogelijk wordt toegepast en dit via onderling overleg ook bevorderen.
Bent u op de hoogte van de inhoud van de brief van bezorgde medewerkers en (oud)studenten aan het bestuur, waarin zij waarschuwen voor de «giftige en vijandige atmosfeer» op de Gerrit Rietveld Academie? Zo ja, deelt u de zorgen van de medewerkers en studenten?
Ik heb de Gerrit Rietveld Academie benaderd met de vraag of zij de brief waar u aan refereert zouden kunnen delen met mij. Zij hebben aangegeven dat het gaat om een brief van 2 medewerkers en 25 alumni, en dat deze bezwaar hebben tegen het delen en openbaren van de brief. Derhalve ben ik niet op de hoogte van de inhoud van de brief en kan ik verder niet ingaan op uw vragen.
Is het waar dat er spandoeken op en in het gebouw hangen met oproepen tot intifada en de leus «From the river to the sea, Palestine will be free»? Zo ja, deelt u de mening dat deze oproepen en leuzen, zeker gezien de context van het protest en de eerder verspreide Hamasfolder in de kantine, antisemitisch zijn en oproepen tot geweld?
Uit contact met de Gerrit Rietveld Academie blijkt dat het klopt dat dergelijke spandoeken op en in het gebouw hingen. Deze zijn inmiddels verwijderd. Voor zover het bestuur weet, is er geen Hamasfolder in de kantine verspreid. Pro-Hamas uitingen tolereert de academie niet en uitingen die oproepen tot geweld of in strijd zijn met de Grondwet, de gedragsregels of huisregels van de academie evenmin. Dat type uitingen heeft de academie steeds verwijderd.
Het woord Intifada of de leus «From the river to the sea, Palestine will be free» heeft voor velen binnen en buiten de Joodse gemeenschap een diepe lading en kan daarmee zeer intimiderend zijn. In Nederland geldt dat het afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval is of deze uitspraak als strafbaar kan worden aangemerkt. Deze afweging is aan het Openbaar Ministerie en de rechter.
Wat vindt u van de opstelling van het bestuur van de Gerrit Rietveld Academie betreffende de beoordeling en het toestaan van deze antisemitische leuzen en oproepen tot geweld?
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het borgen van een veilige werk- en leeromgeving. Ik verwacht van haar dat zij daarbij handelt conform wet- en regelgeving en aangifte doet bij strafbare feiten. Er is, zo verzekert het bestuur, geen plaats voor antisemitisme of welke vorm van discriminatie of uitsluiting op de academie en oproepen tot geweld worden niet getolereerd. Tegen dergelijke vormen van onveiligheid zal de academie altijd optreden, waar nodig middels stappen in de strafrechtketen.
Bent u bereid om zo snel mogelijk met het bestuur in gesprek te gaan om deze spandoeken te laten verwijderen en aangifte te doen tegen de makers?
De spandoeken zijn inmiddels verwijderd. Van een ander geval waarbij sprake was van een strafbaar feit, heeft de Gerrit Rietveld Academie aangifte gedaan.
Deelt u de mening dat studenten zich vanwege deze leuzen niet veilig kunnen voelen? Bent u bereid om het ook voor deze studenten op te nemen in het gesprek met het bestuur? En wat kunt u, naast het gesprek met het bestuur, nog meer betekenen voor deze studenten?
Ik kan mij goed voorstellen dat studenten zich onveilig voelen door het gebruik van deze leuzen. Dat betreur ik ten zeerste. Zoals eerder genoemd ligt de verantwoordelijkheid voor een veilige werk- en leeromgeving bij de instelling zelf. Vanuit die verantwoordelijkheid verwacht ik van het bestuur dat zij de studenten ondersteunt waar nodig.
Via de integrale aanpak sociale veiligheid werk ik ook, samen met de sector, aan het versterken van de sociale veiligheid binnen het hoger onderwijs en de wetenschap. Mijn ambtsvoorganger heeft reeds enkele toezeggingen gedaan om in het kader van deze aanpak aanvullend in te zetten op het borgen van de sociale veiligheid voor Joodse studenten en medewerkers2. Zo is toegezegd dat met vertrouwenspersonen, en andere functionarissen voor sociale veiligheid, in gesprek wordt getreden over wat zij verder nodig hebben om antisemitisme te herkennen en welke acties hierop kunnen worden genomen. Daarnaast is toegezegd dat in het lopende onderzoek naar meld- en klachtvoorzieningen aanvullend zal worden gekeken naar het handelingsperspectief in de omgang met klachten en meldingen over antisemitisme, bijvoorbeeld bij het doorverwijzen naar de strafrechtketen. Deze plannen zet ik onverminderd voort.
Ernstig dierenleed bij de training en inzet van politiehonden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Agent schiet op politiehond tijdens arrestatie van verwarde man» en «Politiehond die zich tegen arrestatieteam in Dalfsen keerde overleden»?1 2
Ja.
Wat ging er door u heen toen u vernam dat een politiehond is overleden nadat die is neergeschoten door een politieagent?
Het is een tragisch incident en heel pijnlijk dat een politiehond bij een inzet om het leven komt.
Kunt u bevestigen dat met de nieuwe «Koers voor Politiehonden» juist werd ingezet op honden die minder snel bijten?
Ja.
Hoe verklaart u dan dat deze politiehond zelfs een van de eigen agenten heeft gebeten?
De politiehond heeft tijdens de inzet geen politiemedewerker gebeten.
Kunt u aangegeven of de hond is neergeschoten door de begeleider of door een andere agent?
De politiehond is door een andere agent neergeschoten en niet door de hondengeleider.
Kunt u aangeven welke stappen zijn ondernomen vlak nadat de hond werd neergeschoten?
Nadat de hondengeleider kennis kreeg van het feit dat zijn hond was neergeschoten, is de hond zo veel mogelijk medisch gestabiliseerd. Hierna is de hond direct met een dienstvoertuig overgebracht naar de dichtstbijzijnde dierenarts. In het veterinair hospitaal heeft verdere behandeling plaatsgevonden.
Is er een onderzoek ingesteld naar de inzet van de hond in deze casus, wat er mis is gegaan, waarom de hond zich «tegen de leden van het arrestatieteam keerde» en of de hond niet overhaast is neergeschoten? Zo ja, kunt u deze resultaten met de Kamer delen? Zo nee, bent u alsnog bereid om een dergelijk onderzoek te starten?
Conform het beleid is het gebruik van geweld en/of een geweldsmiddel door de politie bij deze inzet onderzocht en beoordeeld door de hulpofficier van justitie. Ook is de betreffende actie direct en uitgebreid geëvalueerd, zoals bij iedere inzet van de Dienst Speciale Interventies gebeurt. Op dit moment wordt nog onderzocht welke omstandigheden hebben geleid tot het neerschieten van de politiehond. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om uitlatingen te doen over individuele gevallen en evenmin over uiteindelijke resultaten van intern politieonderzoek naar een concreet incident.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar politiehonden gewond zijn geraakt bij de inzet?
Hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar politiehonden gewond zijn geraakt bij de inzet wordt niet centraal geregistreerd. Van elke politiehond wordt in iedere politie-eenheid een apart medisch dossier bijgehouden. De politie kan hier derhalve geen betrouwbare gegevens over aanleveren.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar agenten, arrestanten of omstanders gewond zijn geraakt door de inzet van politiehonden?
De politie registreert niet het aantal politiemedewerkers, arrestanten of omstanders dat gewond is geraakt door een inzet van politiehonden. Hierover kan de politie geen betrouwbare gegevens aanleveren.
Kunt u bevestigen dat er op 25 maart 2024 een hondentraining van GHSV Schiedam is stilgelegd door de politie na meldingen van dierenmishandeling en gebruik van illegale trainingsmiddelen?3
Het klopt dat de politie op die dag bij een hondenvereniging in Schiedam een training heeft stilgelegd. Dit was niet bij GHSV Schiedam, maar bij een andere hondenvereniging die gebruik maakte van het terrein van GHSV Schiedam. Er zijn voorwerpen inbeslaggenomen die nader worden onderzocht.
Deelt u de mening dat hondenscholen een voorbeeldfunctie hebben en dat het zeer ernstig is dat bij hondentrainingen dieren worden mishandeld?
Laat ik vooropstellen dat elke vorm van dierenmishandeling onaanvaardbaar is. Dierenmishandeling betreft dan ook een misdrijf waartegen door de overheid strafrechtelijk kan worden opgetreden (artikel 2.1 en artikel 8.11 van de Wet dieren). Op dit moment is er een opsporingsonderzoek gaande en er worden meerdere verdachten gehoord. Het is uiteindelijk aan een rechter om in een concreet geval te beoordelen of sprake is geweest van strafbare gedragingen en of daarop een sanctie moet volgen. Een eventuele beslissing tot het sluiten van een pand of lokaal komt toe aan de burgemeester.
Deelt u de mening dat een hondenschool waar ernstige dierenmishandeling heeft plaatsgevonden, vanwege deze voorbeeldfunctie, permanent moet worden gesloten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven welke stappen zijn ondernomen tegen deze betreffende hondenschool?
Zie antwoord vraag 11.
Is of was deze trainingsschool aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV)?
Het is mij niet bekend of de betreffende hondenvereniging op het terrein van GHSV Schiedam is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV). Hierbij wil ik benadrukken dat de KNPV een zelfstandige, private vereniging is die niet gelieerd is aan de politie.
Kunt u uitsluiten dat er door de politie, douane, Dienst Justitiële Inrichtingen, Defensie of Koninklijke Marechaussee honden zijn aangekocht die zijn getraind bij deze trainingsschool? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hiervoor aangaf vond het incident weliswaar plaats op het terrein van GSHV Schiedam, maar deze hondenvereniging was niet betrokken bij het voorval. Uit het opsporingsonderzoek dat op dit moment loopt, zal moeten blijken of sprake is geweest van strafbare gedragingen en welke individuen en eventueel vereniging hierbij betrokken zijn geweest.
Voor de aankoop van honden doet de politie geen zaken met verenigingen, maar met particuliere verkopers. Bovendien stelt de politie daarbij als voorwaarde dat de aan te kopen politiehond niet getraind mag zijn met ongeoorloofde («aversieve») middelen.
Kunt u zich de aflevering van Rambam van 18 januari 2018 herinneren, waarin te zien was dat bij een tiental hondenscholen op grote schaal honden werden mishandeld, waar attributen als slipkettingen, prik- en stroombanden werden gebruikt, en waar honden werden geslagen met flessen die met grind waren gevuld?
Ja.
Wat vindt u ervan dat er ruim zes jaar later nog steeds hondenscholen zijn waar honden ernstig worden mishandeld?
Iedere vorm van dierenmishandeling is er een te veel. Als er signalen zijn dat honden ernstig worden mishandeld op hondenscholen, zal dit uiteraard worden onderzocht. Indien daarvoor aanwijzingen zijn, kan dit leiden tot strafrechtelijk onderzoek en uiteindelijk sanctionering.
Bent u bereid het toezicht op en handhaving bij hondenscholen te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
De afweging aangaande nut en noodzaak voor het organiseren en al dan niet intensiveren van toezicht en handhaving vindt vooral lokaal plaats op basis van de signalen die de politie bereiken. Ik moedig iedereen die getuige is van dierenmishandeling aan dit te melden, ongeacht of dit hondentrainers, politiemensen of anderen zijn. Dit kan bij het meldpunt 144 voor dierenleed.
Bent u bereid hondentrainer (kynologisch instructeur) een erkend beroep te maken en regels op te stellen voor de wijze waarop honden getraind worden? Zo nee, waarom niet?
Het beroep van kynologisch instructeur is weliswaar geen erkend beroep, maar er is daarvoor wel een opleiding voorhanden. Daarnaast geldt dat ook voor het trainen van honden alleen die methoden toegepast mogen worden die voldoen aan artikel 2.1 van de Wet dieren en is een aantal handelingen expliciet opgenomen als verboden handeling in artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren. Op het moment dat er sprake lijkt te zijn van het uitvoeren van een verboden handeling, is er mogelijk sprake van dierenmishandeling en dus van een strafbaar feit. Bij een melding of aangifte van dierenmishandeling kan de politie een onderzoek starten.
Bent u bereid toe te werken naar een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden, zodat de honden niet meer hoeven te worden aangekocht bij particuliere trainingsscholen waar geen of weinig toezicht op is? Zo nee, waarom niet?
De politie en Defensie zijn actief bezig met dit onderwerp. Een samenwerking in de vorm van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden is echter nog niet gerealiseerd. Wel hebben er gesprekken tussen Defensie, politie en Douane plaatsgevonden om tot andere vormen van samenwerking te komen, bijvoorbeeld over aanschaf en huisvesting van werkhonden4. De politie werkt bovendien aan landelijke uniformering van opleiding en training. Ook wordt gewerkt aan het herontwerpen van het leerlandschap, waarbij opleidingen worden vastgesteld voor hondengeleider, instructeur en leidinggevende.
Erkent u dat de inzet van politiehonden altijd gepaard zal blijven gaan met dierenleed of -mishandeling? Zo nee, op welke manier kunt u dit uitsluiten?
Aandacht voor dierenwelzijn is één van de drie pijlers van de Koers Politiehonden.
Dit thema komt integraal terug in de onderwerpen verwerving van honden,
selectie van geleiders en binnen het nieuwe leerlandschap voor hondengeleiders5.
Dierenwelzijn staat dan ook voorop tijdens de training en verzorging van politiehonden. Tijdens operationele inzetten wordt zo veilig mogelijk gewerkt. Indien inzet van de politiehond niet verantwoord is, worden andere tactische keuzes gemaakt. Tegelijkertijd kan dierenleed nooit volledig worden uitgesloten. Net als medewerkers van de politie lopen politiehonden en hun geleiders bij een inzet risico om blootgesteld te worden aan geweld.
Bent u bereid om vanwege dit leed met een plan te komen voor de afbouw en uitfasering van het gebruik van politiehonden? Zo nee, waarom niet?
Politiehonden leveren een onvervangbare bijdrage aan het politiewerk, zowel in de opsporing als in de handhaving van de openbare orde. Uitfasering van het gebruik van politiehonden is vooralsnog niet aan de orde. Vanuit de Koers Politiehonden wordt, samen met wetenschappelijke instituten als de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Aeres, enerzijds gewerkt aan het optimaliseren van het dierenwelzijn en anderzijds aan het professionaliseren van de operationele inzetten middels landelijke standaarden. Dit alles met als doel om het gebruik van de politiehond toekomstbestendig te maken.
De oproep van Extinction Rebellion om de A12 te bezetten op 6 juli 2024 |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister ) |
|
|
Bent u ermee bekend met het feit dat Extinction Rebellion (hierna: XR) 2 juli jl. de A12 heeft geblokkeerd om te «demonstreren» en dat zij dreigen om op 6 juli aanstaande de A12 weer te bezetten?
Ja.
Deelt u de mening dat een blokkade van XR op de A12, de dag dat het Nederlands elftal tegen Turkije speelt (6 juli 2024), een extra veiligheidsrisico met zich meebrengt?
Het is niet aan mij om dat te beoordelen. De lokale driehoek is verantwoordelijk voor de veiligheid rond demonstraties en acties waarbij de wet wordt overtreden.
Kunt u aangeven hoe vaak XR het afgelopen jaar en dit jaar de A12 heeft bezet? Kunt u tevens aangeven, desnoods via een schatting, hoeveel agenten hierbij zijn ingezet? Kunt u tevens aangeven hoeveel «demonstranten» hierbij zijn opgepakt?
De A12 is ongeveer 35 keer onrechtmatig bezet geweest. Gemiddeld zijn er per demonstratie bij een blokkade van de A12 vanuit de politieorganisatie 450 functionarissen ingezet. Hieronder vallen meerdere pelotons ME, Politie Netwerk Team (onderhoudt contact met demonstranten), motoragenten, verkeersregelaars, functionarissen meldkamer en functionarissen Staf GrootSchalig en Bijzonder Optreden (SGBO). In 2023 en 2024 zijn tot nu toe in totaal ruim 10.000 aanhoudingen verricht bij deze demonstraties.
In hoeverre bent u voornemens de personen die nu al oproepen een snelweg te blokkeren, preventief op te pakken?
Het is niet aan mij om zoiets te besluiten. Het eventueel aanhouden van mensen is aan de politie onder gezag van het Openbaar Ministerie.
Welke mogelijkheden zijn er om olievaten, die later gevuld worden met cement en ingezet zijn op de demonstratie op 2 juli jl., preventief in beslag te nemen om zodoende de duur van politie inzet enigszins te beperken?
In het algemeen geldt dat de politie bij de openbare-ordehandhaving bevoegd is tot tijdelijke inbeslagneming van goederen die de openbare orde verstoren.1
Specifiek voor wat betreft demonstraties geldt dat demonstranten zelf kunnen bepalen welke voorwerpen of objecten zij bij een demonstratie gebruiken. De burgemeester kan het dragen van voorwerpen wel beperken of verbieden op grond van de Wet openbare manifestaties als dit noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of om wanordelijkheden te voorkomen. Het handelen in strijd met een door de burgemeester opgelegde beperking of verbod levert een strafbaar feit op waarbij door de politie kan worden opgetreden. Het is aan het lokale gezag om toepassing te geven aan deze bevoegdheden in een concrete situatie. Dat geldt ook voor het in beslag nemen van voorwerpen.
Steeds vaker lijmen relschoppers van XR zich vast aan het wegdek, het verwijderen van de relschoppers vergt hierdoor niet alleen extra tijd, maar brengt ook een risico met zich mee qua verwondingen van de relschoppers, in hoeverre zijn er mogelijkheden om vooraf te fouilleren op dergelijke stoffen? Wie kan voor dergelijk letsel aansprakelijk worden gesteld?
Preventief fouilleren is mogelijk als door de raad of door de burgemeester een veiligheidsrisicogebied is aangewezen. Dit kan uitsluitend bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. In dat geval kan door de politie in opdracht van de officier van justitie gefouilleerd worden op het bezit van wapens of munitie. Onder wapens vallen tevens voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bestemd zijn om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Er kan dus niet preventief worden gefouilleerd op lijm.
Wat betreft aansprakelijkheid voor letsel geldt dat verwondingen die demonstranten hebben opgelopen als gevolg van hun eigen handelen voor hun eigen rekening komen. Ook de kosten voor eventuele schade die zij hebben geleden door hun eigen toedoen, zullen zij zelf moeten dragen. Indien een betrokken demonstrant van mening is dat (letsel)schade is ontstaan door toedoen van onrechtmatig handelen van de politie, kan hij of zij een schadeclaim indienen bij de politie. Het is in voorkomende gevallen aan een rechter om zich daarover uit te laten.
In hoeverre hindert het preventief fouilleren op materialen, zoals speciale lijmsoorten, het demonstratierecht van de relschoppers van XR?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre classificeert u de oproep van XR, om «iedereen» naar Den Haag te laten komen op 6 juli, om de snelweg A12 te blokkeren, als opruiing?
Ik kan als Minister geen uitspraken doen over of een oproep wel of niet als opruiing classificeert. Dit is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen.
Bent u ermee bekend dat Extinction Rebellion (Stichting Vrienden van XR) over een algemeen nut beogende instelling (ANBI)-status beschikt, zoals onder andere op de website en in de jaarverslagen van de organisatie zelf wordt vermeld?
Ja, in het ANBI-register op de website van de Belastingdienst zijn drie stichtingen vermeld met de naam Stichting vrienden van XR evenals de ingangsdata waarop de stichtingen als ANBI kwalificeren.
Deelt u de conclusie dat onder andere het illegaal betreden van verboden terrein op Eindhoven Airport, het continu bezetten van de A12, het bekladden van het Havenbedrijf Rotterdam en het dreigen met kantoorsluitingen van Rabobank-filialen verwerpelijke acties zijn die geenszins van «algemeen nut» getuigen? Zo nee, waarom?
Zoals uiteengezet in de beantwoording van Kamervragen van 12 december 2023 over de ANBI-status van Extinction Rebellion,2 is het beoordelen van de ANBI-status aan de Belastingdienst. De Belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en kan daarom geen nadere informatie verstrekken over individuele instellingen.
In het algemeen kan worden gesteld dat om door de Belastingdienst als ANBI te kunnen worden aangemerkt een instelling onder andere het algemeen nut moet beogen en daarnaast uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut dienen. Het begrip «algemeen nut» is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving, maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het neutrale karakter van de ANBI-regelgeving.
De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets binnen de ANBI-regeling in beeld komt) of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. Indien de instelling, een bestuurder, feitelijk leidinggevende of gezichtsbepalend persoon van de instelling zich in relatie tot de ANBI schuldig heeft gemaakt aan een in de ANBI-regeling genoemd misdrijf, kan de inspecteur – onder bepaalde voorwaarden – de ANBI-status niet verlenen of intrekken. Het gaat hierbij om misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Verdenkingen, niet-vervolgbare activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen om een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Deelt u de mening dat het richting de samenleving niet te verantwoorden is dat een club die zich schuldig maakt aan dergelijke onwettige en vandalistische acties belastingvoordelen krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de conclusie dat de ANBI-status van Extinction Rebellion (Stichting Vrienden van XR) kan worden ingetrokken op basis van een veroordeling voor een misdrijf door één of meerdere betrokkenen bij acties van Extinction Rebellion? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid om over te gaan tot het intrekken van de ANBI-status van XR? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen voor 6 juli 2024 beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de reguliere termijn te beantwoorden.
De voorgenomen sluiting van het politiebureau in Wolvega |
|
Derk Boswijk (CDA), Lilian Helder (PVV), Songül Mutluer (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u de berichten «Weststellingwerf wil politiebureau overnemen» (Leeuwarder Courant 4 juli 2024) en «Als politie zich terugtrekt, grijpen criminelen hun kans» (Stellingwerf 4 juli 2024)?
Ja.
Deelt u de mening dat het voor de veiligheid van belang is dat de politie zichtbaar aanwezig is in wijken, buurten en regio’s? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De politie speelt een belangrijke rol in het bevorderen van de veiligheid in wijken, buurten en regio’s. Daarbij speelt zichtbare aanwezigheid een belangrijke rol. De politie is op verschillende manieren zichtbaar en bereikbaar in wijken, buurten en regio’s. De zichtbare aanwezigheid van politie wordt primair verzorgd door de wijkagent en zijn of haar collega’s van het basisteam. Contact met de politie kan fysiek plaatsvinden (op een teambureau, politiepost of op straat), maar ook online of telefonisch.
Deelt u de mening dat de sluiting van het politiebureau in Wolvega niet in lijn is met het voornemen zoals verwoord in uw eigen Hooflijnenakkoord te weten: «Er komt zichtbare aanwezigheid en meer politie en politieposten in wijken, in buurten, in de regio»? Zo nee, waarom niet?
Het hoofdlijnenakkoord zal in de komende periode verder uitgewerkt worden in een regeerprogramma. De uitwerking van de doelstelling om zichtbare aanwezigheid van de politie te behouden wordt daarin meegenomen.
Deelt u de mening dat met de sluiting van het politiebureau in Wolvega er minder tijd voor politiezorg in die plaats komt, de informatiepositie van de politie daar verslechtert en agenten minder aandacht voor Wolvega kunnen gaan hebben?
De politiepost groot in Wolvega wordt in 2025 vervangen door een politiepost klein. Dit is een nieuwe kleinere politiepost, passend bij de werkzaamheden en dienstverlening. De nieuwe politiepost komt op een goed toegankelijke plaats in een gebouw bij een ketenpartner. Hier kunnen inwoners aangifte doen en de politie bereiken, waarbij openingstijden en aanwezigheid in nauw overleg met het lokaal bestuur worden vastgesteld. Kleinere politieposten zijn op afspraak (tijdens kantoortijden) geopend. Burgers hoeven dus niet verder te reizen naar een politielocatie. De politie blijft voor hen op dezelfde manier bereikbaar.
Een kleinere politiepost kan daarnaast fungeren als uitvalsbasis voor de wijkagent en aanloopplek voor de diender op straat (noodhulp en handhavingstaken). De tijd voor politiezorg en de informatiepositie van de politie is daarnaast niet afhankelijk van een fysieke locatie.
Transformatie naar een nieuwe kleinere politiepost in Wolvega zorgt er voor dat capaciteit kan worden vrijgemaakt voor meer «blauw» op straat. Dit draagt bij aan de politiezorg ter plaatse en behoud van de informatiepositie van de politie. De agenten blijven werkzaam in het gebied van basisteam Zuidoost-Fryslân en werken vanuit het teambureau in Heerenveen, de politiepost groot in Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en de nieuwe kleinere politiepost in Wolvega (gemeente Weststellingwerf).
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de voorgenomen sluiting van het politiebureau?
In 2014 zijn in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie afspraken gemaakt over een meerjarig huisvestingsplan. In het kader van de vorming van de Nationale Politie is besloten tot een transformatie naar een kleiner aantal politiebureaus, ondersteund door een operationeel netwerk van politieposten. In de huisvestingsvisie 2040 van de politie is het uitgangspunt van één teambureau per basisteam en ondersteuning met politieposten daar waar nodig opnieuw opgenomen.
Keuzes over welke politiebureaus of posten die worden toegevoegd, geopend blijven of sluiten is een verantwoordelijkheid van de politie. De politie overlegt hierover met het betrokken lokaal gezag. Het is aan de politie om binnen het gestelde financiële kader te bepalen hoe zij de huisvesting van de politie het beste kan inrichten. Het is tevens aan de politie om voorgenomen wijzigingen hierin af te stemmen in overleg met het betrokken lokaal gezag. Daarbij spelen naast de veiligheidssituatie en aanrijtijden, overwegingen van doeltreffendheid en doelmatigheid alsook overwegingen over kwaliteit van het politiewerk en de kwaliteit van de dienstverlening een rol. De huisvestingsaanpak wordt steeds besproken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP).
In overleg met het lokaal gezag is naast het teambureau in Heerenveen een politiepost aanwezig in Oosterwolde en een politiepost in Wolvega. De politiepost groot in Wolvega wordt in 2025 vervangen door een politiepost klein, passend bij de werkzaamheden en dienstverlening.
Ik heb er vertrouwen in dat de politie de keuze voor sluiting van het politiebureau Wolvega weloverwogen maakt en de genoemde zorgen heeft betrokken en zal blijven betrekken in haar afwegingen.
Deelt u de mening dat indien de gemeente Weststellingwerf het genoemde politiebureau overneemt dat er daarmee nauwelijks nog sprake van kan zijn dat bezuinigingen een reden voor sluiting zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De keuze voor huisvesting in een nieuwe kleinere politiepost in het gebouw van een ketenpartner in Wolvega past bij de werkzaamheden en de dienstverlening van de politie ter plaatse. Het verkopen aan en weer terug huren van de grotere bestaande politiepost van de gemeente Weststellingwerf past niet binnen deze opzet, de organisatieontwikkeling van de politie en het financieel kader dat daarvoor is.
Bent u op de hoogte van de gesprekken tussen de gemeente Weststellingwerf en het politiebestuur van het district Zuidoost-Friesland? Zo ja, kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de voortgang van deze gesprekken? Zo nee, kunt u zich alsnog laten informeren en de Kamer op de hoogte stellen van de voortgang van deze gesprekken?
Team, districts- en eenheidsleiding van de politie zijn sinds juni 2023 intensief in gesprek en overleg met de burgemeester van Weststellingwerf over de dienstverlening door de politie in Wolvega en de (ontwikkelingen in de) nieuwe huisvesting van de politie in Wolvega. Op 11 juni jl. was er een gesprek en dat wordt vervolgd. In eerste instantie was er sprake van een verhuizing van agenten van Wolvega naar Oosterwolde. In overleg met de burgemeester is afgesproken dat een deel van de agenten verhuizen naar het teambureau in Heerenveen. Dit levert een verbetering op van de bereikbaarheid van Wolvega met een reistijd van een kwartier.
Hoe gaat u in het algemeen er voor zorgen dat er zichtbare aanwezigheid en meer politie en politieposten in wijken, in buurten en de regio komt en in het bijzonder in de gemeente Weststellingwerf?
Zie antwoord vraag 3.
De vertraging in de versterking, problemen bij de schadeafhandeling en de ongelijkheid in Groningen en Noord-Drenthe |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
van Marum |
|
![]() |
Kent u het bericht «NCG haalt doel niet: duizenden Groningers weten pas volgend jaar of huis veilig is»?1
Ja, ik ken dit bericht. In de brief van 27 juni jl.2 heeft mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer gemeld dat circa 1.280 beoordelingen na 1 juli 2024 zullen worden afgerond. Ik ontvang deze maand de rapportage van NCG over de beoordelingen, daaruit zal blijken wat het tempo is van de resterende beoordelingen.
Herkent u dat het, een jaar na de grote beloftes over het inlossen van een ereschuld, niet te verkroppen is dat de versterkingsoperatie nog steeds zo slecht verloopt?
Afgelopen jaren zie ik een dat er goede stappen zijn gezet in de wijze waarop de versterking wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd zie ik ruimte voor verbetering. Er zijn belangrijke stappen gezet in het milder, makkelijker en menselijker maken van de versterking. Daarmee sluit de versterking beter aan bij de behoefte van de bewoners. Dat is ook nodig om te zorgen dat de ereschuld wordt ingelost. Ik ga daarom door op de ingeslagen weg, en werk aan een betere samenwerking tussen de verschillende overheden én een nauwere samenwerking tussen en met de uitvoeringsorganisaties.
Deelt u de mening dat de aanpak van de nog steeds groeiende ongelijkheid in dorpen en wijken prioriteit moet zijn?
Ja, de ongelijkheid die in dorpen en wijken is ontstaan, is een van de meest complexe problemen in het aardbevingsgebied. Dit is ook door mijn ambtsvoorganger onderkend.3, 4 Ik zal het werk van mijn ambtsvoorganger voortzetten om verschillen zoveel mogelijk te verkleinen.
Hoe moeten we de tekst die u op 2 juli op X plaatste «Iedereen in de regio moet in een veilig, schadevrij en geïsoleerd huis kunnen wonen met een goed perspectief op de toekomst» duiden?
Hieruit kunt u opmaken dat ik mij committeer aan het doel dat uiteindelijk iedereen in de regio een veilig, schadevrij en geïsoleerd huis heeft. Ik zal mij inzetten voor het verder uitwerken en tot uitvoering brengen van de maatregelen zoals die zijn geformuleerd in Nij Begun.
Dit doel – elke woning veilig schadevrij en duurzaam – komt rechtstreeks uit het rapport van Geel, het vorige kabinet heeft echter niet het geld vrijgemaakt om dit gehele doel te behalen, ook in het hoofdlijnenakkoord is dit niet gedaan, betekent uw tweet dat dit geld alsnog wordt vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Mijn bericht op X betekent dat ik mij – in overleg en samen met de regio – zal inzetten voor het verder uitwerken en tot uitvoering brengen van de maatregelen zoals die zijn geformuleerd in «Nij Begun». Dit zal ik in ieder geval doen binnen de bestaande kaders en met de door het vorige kabinet beschikbaar gestelde financiële middelen. De mogelijkheid voor extra beschikbaarheid van middelen voor volledige uitvoering van het advies van Geel onderzoek ik, rekening houdend met haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Een besluit hierover is uiteindelijk aan het kabinet en wordt meegewogen ten opzichte van overige keuzes in het kader van het hoofdlijnenakkoord.
Is het u bekend dat bewoners die soms al jaren in onzekerheid zitten over de veiligheid van hun woning de afgelopen maanden «flutrapportjes» hebben ontvangen over hun woning? Wat gaat u voor bewoners die zo’n slecht rapport hebben gekregen doen? Wat is uw advies aan hen?2
Ik herken niet dat er rapporten van slechte kwaliteit met bewoners zijn gedeeld. De kwaliteit en betrouwbaarheid van rapporten staat voorop. Daarom heeft NCG verleden jaar verbeteracties uitgevoerd. Bewoners die twijfelen over de onderbouwing van hun beoordeling kunnen dit aangeven bij hun bewonersbegeleider. De bewonersbegeleider belt bij een besluit op norm doorgaans binnen twee weken met de bewoner. Tijdens dit gesprek kan met de bewoners worden besproken hoe eventuele zorgen weggenomen kunnen worden. Aanvullend kan de eigenaar bijvoorbeeld een toelichting van het ingenieursbureau krijgen. Mochten de antwoorden voor de bewoners niet bevredigend zijn, dan kunnen zij in bezwaar en eventueel in beroep gaan tegen het besluit. Hiervoor kunnen bewoners financiële, juridische en bouwkundige bijstand krijgen.
Herkent u dat wanneer bewoners op basis van een slecht rapport uit de versterkingsoperatie worden gezet zij van voren af aan moeten beginnen en zelf schade moeten gaan melden en de verduurzaming van hun woning zelf moeten gaan regelen? Herkent u voorts dat deze flutrapportjes zorgen voor meer ongelijkheid omdat bewoners zien dat in hun straat, wijk of dorp andere, niet zelden zeer vergelijkbare woningen, wel versterkt worden of sloop-nieuwbouw krijgen?
Ik herken dit niet. Uit een opname en de daaropvolgende beoordeling kan blijken dat versterking niet noodzakelijk is, omdat het gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm. In dat geval is er geen versterking nodig en kan er dus geen sprake meer zijn van samenloop met het schadeherstel en verduurzaming. Voor de isolatie komen deze adressen in het versterkingsgebied, net als adressen met een lichte versterking in het gebied, in aanmerking voor 100% subsidie.
Voor wat betreft uw vraag over verschillen herken ik dat er onder andere verschillen zijn ontstaan door actualisering van de beoordelingsmethode voor veiligheid. Om deze verschillen weg te nemen hebben mijn ambtsvoorgangers in november 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt, is op 6 maart een verduurzamingspakket gepresenteerd en is in Nij Begun meer maatwerk mogelijk gemaakt om verschillen tegen te gaan (maatregel 12). Ik zal mij de komende periode inzetten om verschillen zoveel mogelijk te voorkomen en te verkleinen.
Heeft u gezien dat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) aangeeft dat de vertraging én het versturen van kwalitatief ondermaatse rapporten komt door een tekort aan ingenieurs en «verschil van inzicht» met een ingenieursbureau?3
Ja, ik herken dat de vertraging onder meer is ontstaan door het tekort aan ingenieurs en een verschil van inzicht over de op te leveren beoordelingen. Dit heeft mijn ambtsvoorganger ook gemeld in de Kamerbrief van 12 december 20237 en in de Kamerbrief van 27 juni jl.8 NCG stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Als uit de controle van NCG blijkt dat een rapport niet aan de eisen voldoet, dan wordt het ingenieursbureau gevraagd het rapport te verbeteren. De NCG werkt niet meer samen met de ingenieursbureaus die niet in staat waren te voldoen aan deze eisen. Daarmee wordt bewoners meer zekerheid geboden over de uitkomst van de beoordeling.
Herkent u dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) eerder aangaf dat het doel van de NCG om de versterkingsoperatie af te ronden in 2028 berust op aannames en er potentiële kritieke knelpunten zijn die roet in het eten kunnen gooien, «er is eigenlijk geen ruimte meer voor tegenslagen»? Herkent u voorts dat er nu alweer sprake is van een tegenslag en we als Kamer onvoldoende inzicht hebben hoe het staat met andere kritieke knelpunten? Kunt u per knelpunt (KCG), waaronder het aantal tijdelijke woningen en personele uitvoeringscapaciteit, aangeven of er voldoende en kwalitatief goede capaciteit is?4, 5
Ja, ik herken het signaal van het SodM. Dat is ook één van de redenen dat mijn ambtsvoorganger aan NCG de opdracht heeft gegeven om een diepteanalyse te doen naar de haalbaarheid van de afronding van de versterking in 2028. Uit die diepteanalyse komt ook naar voren welke kritieke knelpunten gesignaleerd worden met de daarbij behorende mogelijke mitigerende maatregelen. Deze analyse zal ik na de zomer met uw Kamer delen. In de Kamerbrief van 26 juni jl.11 is mijn ambtsvoorganger ingegaan op de voortgang van de versterking en heeft hij aangegeven hoe de randvoorwaarden die van belang zijn voor deze voortgang onderdeel kunnen zijn van de jaarlijkse Staat van Groningen. Ik zal onderzoeken of en hoe deze randvoorwaarden daarin zo goed mogelijk (kwalitatief) inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Door opname in de jaarlijks terugkerende Staat van Groningen komen deze inzichten ook structureel beschikbaar.
Is de deadline van 2028 nog haalbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ambtsvoorganger heeft onderzoek laten doen naar de haalbaarheid van de afronding van de versterking in 2028. Ik zal de uitkomsten van dat onderzoek na de zomer aan uw Kamer sturen.
Ziet het kabinet een rol voor zichzelf in het organiseren van voldoende capaciteit op alle kritieke punten om te zorgen dat de zorg voor veilige, herstelde en verduurzaamde woningen voor Groningers en Noord-Drenthe prioriteit krijgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, het kabinet heeft een rol in het goed functioneren van de uitvoering en het beschikbaar stellen van voldoende middelen daarvoor. Daarnaast hebben andere partijen ook een belangrijke rol. De gemeenten hebben bijvoorbeeld een grote rol op het gebied van vergunningen voor tijdelijke huisvesting, de ingenieursbureaus hebben een verantwoordelijkheid voor de capaciteit en kwaliteit die zij leveren. Ook zijn nutsbedrijven bijvoorbeeld bepalend voor de noodzakelijke netverzwaring. De versterkingsoperatie en het schadeherstel legt daarnaast een beslag op de bouwcapaciteit in Nederland, maar zeker in Groningen. Om deze bouwcapaciteit voor Groningen zo goed mogelijk te benutten wordt regelmatig met bouwbedrijven overlegd en worden afspraken gemaakt om zo de beschikbare capaciteit maximaal te benutten. Een goede samenwerking tussen al deze betrokken organisaties en bedrijven is van belang voor een goede voortgang van de versterkingsoperatie.
Deelt u de oproep van de Groninger Bodem Beweging om de nadruk van de maatregelen op de kern van het gebied en de meest gedupeerden te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten? Herkent u dat dit nu niet altijd het geval is?
De focus van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie moet liggen bij de mensen die de hulp het hardst nodig hebben. Dit concentreert zich over het algemeen in de kern van het effectgebied, en daarom wordt bij nieuwe schademaatregelen gestart in deze kern. Maar ik herken dat ook buiten de kern bewoners hulp van de overheid hard nodig hebben. Ook voor deze bewoners zet ik mij in.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer waarmee de regering onder andere is verzocht om onterecht afgewezen schades, zoals B- en C-schades van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), alsnog te vergoeden?6
Zoals door mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 22 januari jl. (Kamerstuk 33529–1209) is toegelicht, is het niet mogelijk alle door NAM/CVW genomen besluiten te laten herzien. Dat zou een enorme belasting betekenen voor de uitvoering. Maatregelen die bedoeld zijn ter vereenvoudiging van de schadeafhandeling zouden dan zorgen voor lange procedures voor bewoners. De Tijdelijke wet Groningen staat het op dit moment ook niet toe dat het IMG schades die de NAM heeft afgehandeld generiek gaat herbeoordelen.
Tegelijkertijd ben ik zeer gemotiveerd om te kijken naar wat wel kan. Er zijn reeds grote en betekenisvolle stappen gezet om bewoners met afgewezen schades alsnog te compenseren. Voor bewoners die in het verleden geen of een geringe schadevergoeding ontvingen en nooit de mogelijkheid hebben gehad om te kiezen voor de eenmalige vaste vergoeding, heeft het IMG de aanvullende vaste vergoeding (AVV) ontwikkeld. Deze wordt verhoogd naar € 10.000. Ook bewoners van wie schades zijn afgewezen door de NAM komen hiervoor in aanmerking.
De AVV zal niet voor iedereen uitkomst bieden. Bewoners met omvangrijkere schades die eerder door de NAM of het CVW zijn behandeld en (gedeeltelijk) afgewezen, zullen hier mogelijk onvoldoende oplossing in zien. Momenteel wordt verkend of hier aanvullend perspectief gecreëerd kan worden. Dit is echter complex, zowel met het oog op uitvoerbaarheid als met het oog op de wens om geen nieuwe, moeilijk uitlegbare verschillen te creëren. Hierbij betrek ik naast het IMG ook de regio en maatschappelijke organisaties. Ik verwacht uw Kamer dit najaar over de uitkomst van deze verkenning te kunnen informeren.
Herkent u dat een deel van de gedupeerden nog steeds een ongelijke strijd moeten voeren?
Ik ben me ervan bewust dat dit door een deel van de gedupeerden nog zo wordt ervaren. Het IMG en NCG werken hard om de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterking milder, makkelijker en menselijker te maken en daarmee juridische procedures te voorkomen. Er zijn al flinke stappen gezet. Zo kunnen bewoners sinds Nij Begun kiezen om schades tot € 60.000 te laten herstellen zonder onderzoek naar de oorzaak of voor een vaste vergoeding van € 10.000. Tevens zijn de immateriële schadevergoedingen binnen huishoudens gelijkgetrokken en wordt de Landsadvocaat niet meer ingezet tegen bewoners. Bij NCG hebben bewonersbegeleiders een ruim mandaat gekregen om direct in te kunnen spelen op problemen die bij bewoners spelen en die de voortgang van de versterking belemmeren.
Mochten bewoners er toch niet uitkomen, dan kunnen eigenaren juridische, financiële en bouwkundige bijstand krijgen in hun versterkings- en/of schadevergoedingstraject.
Waarom krijgen bewoners die een rapport hebben waarin hun huis op norm wordt verklaard geen ondersteuning, een onafhankelijk bouwadviseur, kunnen krijgen terwijl bewoners van wie het huis niet op norm is dit wel kunnen aanvragen? Zeker gezien de NCG zelf aangeeft dat niet alle rapporten van voldoende kwaliteit zijn is het toch logisch alle bewoners ondersteuning te bieden?
Eigenaren die van NCG een besluit krijgen dat hun gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet, kunnen net als eigenaren wier gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet, kosteloos juridische bijstand inschakelen via de Raad voor Rechtsbijstand. De advocaat, die de eigenaar bijstaat, kan daarbij kosteloos een onafhankelijke bouwadviseur inschakelen.
Hekelt u dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor elke euro die ze uitgeeft aan schadeafhandeling 0,78 euro aan extra kosten maakt? Herkent u dat deze kosten deels voortkomen uit gestold wantrouwen richting gedupeerden? Herkent u voorts dat het IMG elk jaar opnieuw belooft dat het volgende jaar beter zal worden, maar dat het jaar op jaar vooral erger wordt? Welke stappen wilt u zetten om deze uitvoeringskosten echt te laten dalen en te zorgen dat de schadeafhandeling voor gedupeerden?
Bewoners moeten milder, makkelijker en menselijker worden geholpen met de schade aan hun huis. Daarbij is het ook van belang dat de uitvoeringskosten naar beneden gaan, tegelijk wil ik benadrukken dat lagere uitvoeringskosten geen doel op zich zijn. Verder is mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 12 april 2024 (Kamerstuk 33529–1231) ingegaan op de uitvoeringskosten van het IMG. Hier is aangegeven dat de verwachting is dat de uitvoeringskosten op termijn zullen dalen omdat bij de nieuwe schademaatregelen de kosten lager zullen liggen dan de kosten voor maatwerk. De exacte uitvoeringskosten zullen duidelijk worden wanneer de nieuwe schadeafhandeling is geïmplementeerd en ervaringscijfers bekend zijn.
De toename van de uitvoeringskosten voor fysieke schade in 2023 wordt voor een belangrijk deel verklaard door de mogelijkheid die bewoners is geboden om de afhandeling van hun schademelding aan te houden in afwachting van gunstiger beleid. De voorbereidende werkzaamheden om te komen tot een besluit, zoals uitvoeren van schadeopnames, gingen wel door. Met als logisch gevolg dat in 2023 minder besluiten zijn genomen, minder schadevergoeding is uitgekeerd maar wel de reguliere kosten zijn gemaakt.
De ontwikkeling van de uitvoeringskosten zal ik monitoren onder andere door hierover jaarlijks te rapporteren in de Staat van Groningen.
Herkent u dat het goed is dat het vorige kabinet, na Kamervragen, heeft toegezegd dat er in principe geen hoger beroepszaken meer aangespannen worden door het IMG, maar bewoners nadat ze gelijk hebben gekregen van de rechter soms alsnog strijd moeten voeren met IMG? Wat kunt u voor deze bewoners die hierdoor weer moeten wachten doen?
Niemand zit te wachten op een rechtszaak, dit zorgt vaak voor extra spanning bij bewoners. Het is goed dat het IMG sinds maart 2023 geen hoger beroep meer instelt als de rechtbank de bewoner gelijk heeft gegeven, want de overheid hoort naast en niet tegenover de bewoner te staan. De bewoner kan wel in beroep bij de rechtbank tegen een besluit van het IMG en eventueel in hoger beroep. Het spreekt voor zich dat het IMG uitspraken van de rechter respecteert en uitvoert. De rechter geeft soms de bewoner gelijk maar geeft daarbij dan ook aanwijzingen aan het IMG, bijvoorbeeld dat het IMG aanvullend onderzoek moet uitvoeren om de schadevergoeding vast te stellen. In dergelijke situaties zal het IMG deze werkzaamheden met prioriteit oppakken.
Daarnaast streeft het IMG ernaar om bezwaar- en beroepszaken zoveel als mogelijk te voorkomen. Door bijvoorbeeld eerder al met aanvragers om tafel te gaan om tot een passende oplossing te komen of het besluit nader toe te lichten.
Bent u bereid om het gebruik van de trillingstool helemaal te stoppen?
Op dit moment lijkt dat geen verstandige keuze. Ik vind het belangrijk dat alle bewoners met schade aan hun woning, door te kiezen voor de vaste eenmalige schadevergoeding of daadwerkelijk herstel, hun schade kunnen laten afhandelen zonder onderzoek naar de oorzaak van de schade en aldus gebruik van de trillingstool. Zoals ook mijn voorganger heeft aangegeven tijdens het debat van 6 maart jl. over de beëindiging van de gaswinning, wordt de trillingstool bij de beoordeling van schades alleen nog gebruikt wanneer de bewoner kiest voor een maatwerkprocedure. Voor het meten van de impact van aardbevingen bij maatwerkbeoordelingen is er nog geen goed alternatief.
De trillingstool wordt bij maatwerkbeoordelingen ingezet om te beoordelen of schade, met een andere oorzaak, toch door aardbevingen kan zijn ontstaan over verergerd. Dit leidt tot hogere vergoedingen en minder afwijzingen in de gebieden waar de meeste aardbevingen zijn voorgekomen. Verkende technische alternatieven, zoals KNMI Shakemaps, zouden nadeliger uitvallen voor bewoners. Nu stoppen met het gebruik van de trillingstool zou daarmee leiden tot minder toekenningen en willekeur in de beoordelingen. Ik ga in lijn met de motie Beckerman (Kamerstuk 36 441, nr. 24) wel in gesprek met het IMG om te kijken naar de prominente plek van de trillingstool.
Deelt u de zorgen over de inzet van AI bij de beoordeling van aardbevingsscheuren en problemen met de constructieve veiligheid? Zeker na alle problemen met algoritmen door de overheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze zorgen niet. Voor het uitvoeren van de opnames en het opstellen van opnamerapporten en beoordelingsrapporten (versterkingsadviezen) wordt door de NCG geen gebruik gemaakt van AI. Ook het reviewen van deze stukken wordt door medewerkers van NCG gedaan. Het IMG maakt op dit moment gebruik van één AI-toepassing, met als doel om schade-experts te ondersteunen. Foto’s van eerdere schades op hetzelfde adres kunnen zo snel worden gevonden. Hierbij wordt AI dus enkel ondersteunend gebruikt; de uiteindelijke beoordeling wordt door de deskundige gedaan.
Net als bij andere organisaties wordt er door het IMG en NCG wel naar de mogelijkheden van de inzet van AI gekeken om processen te verbeteren en hebben zij tevens oog voor de noodzakelijke waarborgen die daarbij horen.
Herkent u, ook vanuit uw werk als contra-expert, het belang van het bewijsvermoeden (in de volksmond omgekeerde bewijslast)? Deelt u de mening dat het bewijsvermoeden voor alle mijnbouw moet gelden? Gaat u alsnog de aangenomen motie van de leden Beckerman en Bushoff geheel uitvoeren?7
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven, wordt er over de uitvoering van deze motie voorlichting gevraagd aan de afdeling advisering van de Raad van State (TK 33 529, nr. 1233). Zo wordt meer duidelijkheid verkregen over de mate waarin de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland gerechtvaardigd en proportioneel is en daarmee juridisch houdbaar is.
Als Staatssecretaris Herstel Groningen ben ik verantwoordelijk voor de schadeafhandeling van schade veroorzaakt door het Groningenveld en de gasopslagen Grijpskerk en Norg. De Minister van Klimaat en Groene Groei is dit voor de schadeafhandeling van andere mijnbouw in Nederland en daarmee ook voor de uitvoering van deze motie. Natuurlijk werken we nauw samen daar waar beide elkaar raken.
In Groningen zijn nog zeventien kleine gasvelden open, is er gasopslag, afvalwaterinjectie en zoutwinning die voor problemen zorgen, vallen deze nu wel of niet onder de portefeuille «Herstel Groningen»? Wat is de visie van het kabinet op deze mijnbouwactiviteiten die direct van invloed zijn op het herstel van vertrouwen in Groningen?
Het kabinet staat achter de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, zoals ook in het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat de gaswinning op de Noordzee wordt opgeschaald. Over overige mijnbouwactiviteiten zijn in het Hoofdlijnenakkoord geen specifieke afspraken gemaakt. Het is belangrijk om daarbij aan te geven dat de veiligheid van bewoners in Groningen en in de rest van Nederland natuurlijk voorop staat.
Zoals aangeven in mijn antwoord op vraag 20 ben ik verantwoordelijk voor de schadeafhandeling van schade veroorzaakt door het Groningenveld, Norg en Grijpskerk. De Minister van Klimaat en Groene Groei is verantwoordelijk voor de mijnbouw in Nederland waaronder de inzet van de gasopslagen in Groningen en de kleine gasvelden.
Erkent u dat de samenwerking tussen IMG en NCG nog niet altijd goed genoeg gaat en dit voor problemen zorgt? Wat wilt u hieraan doen?
De afgelopen periode zijn er belangrijke stappen gezet in de samenwerking tussen het IMG en NCG bij samenloop tussen schadeafhandeling en versterking. Zo is per 1 juli 2023 wettelijk geborgd dat bewoners die met zowel schade als versterking te maken hebben, kunnen kiezen voor een gecoördineerde afhandeling onder begeleiding van één aanspreekpunt namens beide organisaties. Een bewoner kan kiezen of het IMG of NCG de vergoeding van schade en de versterking van zijn gebouw coördineert. Het uitgangspunt daarbij is één huis, één loket, één plan, in lijn met de wens van uw Kamer.14
Ook in de dagelijkse praktijk zoeken het IMG en NCG doorlopend naar verbeteringen in de samenwerking. Het IMG en NCG werken bijvoorbeeld nauw samen bij woningen die zowel in aanmerking komen voor versterking, als voor duurzaam herstel. Bewoners krijgen waar mogelijk de keuze om beide opgaves in één verbouwing op te laten lossen, onder coördinatie van de NCG. Ook in de dorpenaanpak worden schade en versterken zo veel mogelijk in samenhang opgepakt.
Daarmee zijn praktische belemmeringen echter niet uitgesloten. Bewoners mogen hier niet de dupe van worden. Het is daarom noodzakelijk om te blijven zoeken naar ruimte voor verbetering. De komende tijd ga ik in gesprek met het IMG en NCG om te bepalen wat er op dit gebied mogelijk en wenselijk is, teneinde de samenwerking bij samenloop van schadeherstel en versterken verder te verbeteren.
Wat vindt u van de uitspraak van uw voorganger hij bepaalde zaken niet kon veranderen, want «ik ben ook geen baas van de NCG»? Deelt u de mening dat het problematisch is wanneer de overheid beloftes doet aan bewoners maar deze vervolgens niet kan waarmaken vanwege het gebrek aan mogelijkheden om sturing te geven aan de NCG?8
NCG is een uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid. Als Staatssecretaris Herstel Groningen ben ik politiek verantwoordelijk voor het goed functioneren van deze organisatie. Tegelijkertijd is het voor een uitvoeringsorganisatie van belang dat er voldoende ruimte is. Om die reden is een zekere balans van belang tussen directe sturing en ruimte voor een organisatie om haar werk zo goed mogelijk en naar eigen vermogen uit te voeren. Waar nodig kan ik de NCG een opdracht geven.
Eerder heeft de Kamer middels een amendement van het lid Beckerman gezorgd dat het kabinet de mogelijkheid heeft het IMG een aanwijzing te geven, is het wenselijk om ook bij de NCG een vorm te vinden om aanwijzingen te kunnen geven zodat politieke beloften kunnen worden waargemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u hier vorm aan geven?9
Het IMG is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Bij de oprichting van het IMG is er bewust voor gekozen om het instituut uit te zonderen van de wettelijke aanwijzingsbevoegdheid op grond van de Kaderwet ZBO’s, om zeker te stellen dat het IMG volledig onafhankelijk kon opereren. Naar aanleiding van het amendement Beckerman is deze bevoegdheid per 1 juli 2023 wel van toepassing. Voor NCG is een dergelijke bepaling niet aan de orde omdat NCG onder directe verantwoordelijkheid van de Minister valt. Dit betekent dat ik al opdrachten aan NCG kan geven. Hier ga ik zoals benoemd in het antwoord op vraag 23 terughoudend mee om.
Op dit moment is zowel de functie van directeur van het IMG als van de NCG vacant, ziet u er meerwaarde in als één persoon directeur wordt van beide instituten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het betreft twee functies die niet goed vergelijkbaar zijn en beide een fulltime invulling vereisen. De veeleisendheid en het inhoudelijke verschil tussen de twee functies maakt het niet wenselijk en ook niet mogelijk om één persoon te benoemen voor beide functies.
Daarnaast zijn het IMG en NCG anders gestructureerd en is ook de positie van een directeur verschillend. Het IMG is een ZBO waarbij de directeur wordt aangestuurd door het bestuur van het IMG. Bij de NCG legt de directeur geen verantwoording af aan een bestuur, maar valt onder directe verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris.
Een van de vacatures is inmiddels ingevuld: per 1 oktober a.s. start de heer Ronald Koch als algemeen directeur van het IMG.
Kunt u deze vragen binnen de in het Reglement van Orde vastgelegde termijn van drie weken beantwoorden?
In verband met de gewenste zorgvuldigheid en kwaliteit van de beantwoording en de recesperiode heeft dit meer tijd gekost.
Het bericht ‘Groeiende groep mensen kijkt naar seksueel misbruik van minderjarigen, ook jongeren ‘voor de kick’’ |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groeiende groep mensen kijkt naar seksueel misbruik van minderjarigen, ook jongeren «voor de kick»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Deelt u de mening dat het afschuwelijk en onwijs treurig is dat onder andere Whatsappstickers van kinderporno door jongeren achteloos worden doorgestuurd, waardoor het slachtoffer van kinderporno elke keer weer opnieuw slachtoffer wordt?
Deze mening deel ik. De achteloosheid waarmee dergelijk materiaal doorgestuurd wordt is verschrikkelijk en werkt herhaald slachtofferschap van de afgebeelde personen in de hand. In mijn beleid zet ik dan ook volop in op het voorkomen hiervan.
Welke maatregelen gaat u nemen om de toename en de verspreiding van kinderpornografische beelden via kanalen zoals Whatsapp en Snapchat te stoppen om te voorkomen dat (nog meer) kinderlevens worden verwoest?
Om de productie en de verspreiding van online seksueel kindermisbruik te voorkomen, wordt ingezet op een sterke strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak en worden preventieve acties ondernomen en gestimuleerd. Voor een update over alle maatregelen die mijn ministerie neemt en gaat nemen om de toename en verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik te voorkomen, verwijs ik graag naar de voortgangsbrief over de aanpak seksuele misdrijven die mijn ambtsvoorganger uw Kamer heeft doen toekomen op 19 juni 2024.2 Op basis van het hoofdlijnenakkoord zal de aanpak van kindermisbruik worden geïntensiveerd.
In Europees verband wordt al enkele jaren onderhandeld over een verordening die ziet op het voorkomen van het verspreiden van online materiaal van seksueel kindermisbruik. De maatregelen in deze ontwerpverordening zien nadrukkelijk ook op interpersoonlijke communicatiediensten, zoals Whatsapp en Signal.
Op welke manier hindert end-to-end-encryptie bij Whatsapp de opsporing van de makers en verspreiders van kinderporno?
In groepsgesprekken en 1-op-1 gesprekken via Whatsapp (en veel andere interpersoonlijke communicatiediensten) is de onderlinge communicatie end-to-end versleuteld en wordt door Whatsapp geen inzicht verschaft in de inhoud van berichten – dus ook niet in afbeeldingen of stickers. Het bedrijf geeft daarbij aan geen toegang te hebben tot de inhoud van deze berichten. Dit betekent overigens niet dat diensten als Whatsapp geen mogelijkheden hebben om makers en verspreiders van kinderpornografisch materiaal op hun applicatie te traceren of te verwijderen.3
In de praktijk is het voor opsporingsinstanties om bovengenoemde redenen moeilijk om zicht te krijgen op illegale activiteiten die zich afspelen op end-to-end versleutelde chatapplicaties zoals Whatsapp. Het vergt voor opsporingsinstanties daarom de inzet van zwaardere bijzondere opsporingsbevoegdheden om de inhoud van Whatsappgesprekken te verkrijgen. Zo kan soms de bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk – de «hackbevoegdheid» – worden ingezet om een deel van de inhoud op het apparaat zelf te ontsluiten. Dit is echter een zwaar middel dat in de praktijk in een beperkt aantal gevallen kan worden ingezet, en ook dan is er geen garantie op succes. Het kabinet zet zich ervoor in dat beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik effectief kan worden bestreden, maar dat inperking van grondrechten alleen plaatsvindt wanneer dit strikt noodzakelijk en proportioneel is, en omkleed met passende waarborgen. In Europees verband wordt deze problematiek ook besproken in de High Level Group (HLG) on lawful access to data. Eind mei 2024 heeft de HLG mede namens de vele experts die hieraan hebben gewerkt een concept eindrapport gepresenteerd met daarin 42 aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van EU-beleid en -regelgeving voor het verbeteren van de toegang tot digitaal bewijs voor de rechtshandhaving.4 Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben het werk en de aanbevelingen van de (HLG) verwelkomd en gesteund in de JBZ-Raad.5 De JBZ-Raad heeft verzocht om een gecoördineerde aanpak op basis van een routekaart waarin de voorstellen van HLG worden uitgewerkt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er meer bewustwording komt bij de personen die deze beelden verspreiden, aangezien het lijkt alsof het gevoel van ernst van de kinderpornografische beelden naar de achtergrond aan het verdwijnen is?
Er mag geen twijfel bestaan over de ernst van kinderpornografische beelden. Het doorsturen van materiaal van seksueel kindermisbruik is een probleem dat niet enkel op repressieve wijze dient te worden aangepakt. Goede voorlichting over de schadelijke gevolgen van het doorsturen van dit materiaal is in dit kader van groot belang. Op deze wijze wordt meer bewustwording bij jongeren gecreëerd over de schadelijke effecten voor het slachtoffer bij het doorsturen van dit materiaal. Ouders en het onderwijs kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Aan bewustwording wordt in het onderwijs al veel aandacht besteed. Bijvoorbeeld in de lessen relationele en seksuele vorming of bij digitale geletterdheid. Daarnaast bestaan er de wegwijzers «Seksualiteit online». Hierin staat advies, stappenplannen en meldpunten om ongewenste sexting of shame sexting aan te pakken. Momenteel wordt bezien door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of, in het kader van de actualisatie van de wegwijzers die in het onderwijs worden aangeboden, passende aandacht kan worden besteed aan dit probleem. Hier is mijn ministerie bij aangesloten. Voor verdere toelichting op de inzet van onderwijs op dit vlak verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 6.
Voor maatregelen om het kijken naar of verspreiden van materiaal van seksueel kindermisbruik te voorkomen, zou ik willen verwijzen naar de voortgangsbrief over de aanpak van seksuele misdrijven, die mijn ambtsvoorganger u op 19 juni 2024 deed toekomen.6 Zo is de capaciteit van de Teams ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme recent uitgebreid en is op 1 juli jl. de Wet Bestuursrechtelijke Aanpak Kinderpornografisch Materiaal in werking getreden waarmee de Autoriteit Kinderpornografisch en Terroristisch Materiaal bestuursrechtelijke bevoegdheden verkregen heeft om online materiaal ontoegankelijk te maken. Daarnaast wordt er momenteel onderhandeld over de Child Sexual Abuse(CSA)-richtlijn die zich richt op de strafbaarstelling van seksueel misbruik, de opsporing en vervolging daarvan door de rechtshandhavingsautoriteiten en een versterking van preventie en ondersteuning aan slachtoffers. Deze richtlijn is, net als de CSAM-verordening, onderdeel van de EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.7
Aanvullend heeft mijn departement recent een subsidie aan Offlimits verstrekt om het plaatsen van banners op pornowebsites door het programma «Stop it Now» uit te breiden. Bij Stop it Now kunnen mensen anoniem hulp krijgen wanneer zij zich zorgen maken over hun kijkgedrag of pedofiele gevoelens. Deze banners worden getoond wanneer iemand zorgwekkende zoektermen gebruikt met de boodschap dat iemand mogelijk zoekt naar strafbaar materiaal en dat het mogelijk is om hulp te zoeken voor verontrustend kijkgedrag bij Stop it Now. Ik zou willen benadrukken dat aanbieders van pornowebsites hier ook een eigen verantwoordelijkheid in zouden moeten nemen door zelf proactief naar Stop it Now te verwijzen wanneer mensen zoekresultaten gebruiken die mogelijk verwijzen naar strafrechtelijk verboden materiaal. Google verwijst naar het Meldpunt Kinderporno, en bij doorklikken op «meer informatie» naar Stop it Now, indien een internetgebruiker zoekt op «kinderporno». Dergelijke sectorinitiatieven onderschrijf ik ten zeerste.
Ook draagt het initiatief hetstoptbijjou.nl van Offlimits bij aan het opsporen van schadelijke content, het stoppen van verspreiding van deze beelden en het voorkomen van online grensoverschrijdend gedrag. Op de website hetstoptbijjou.nl kunnen ontvangers bij het ontvangen van ongewenste beelden zelf een melding maken waarna het materiaal wordt geanalyseerd en indien nodig gemeld aan de politie.
Op welke manier krijgen jongeren voorlichting over zowel de gevaren van het verspreiden van kinderporno als de gevolgen die dit heeft voor het slachtoffer?
Zoals ook in vraag 5 genoemd wordt in het kader van de actualisatie van de wegwijzers «Seksualiteit online» bezien of passende aandacht kan worden besteed aan deze thematiek. Daarnaast financiert het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het kader van digitale weerbaarheid het programma «Mijn Cyberrijbewijs».8 Ook in dit initiatief is er specifieke aandacht voor sexting en het online delen van beeldmateriaal.
Tevens speelt het onderwijs ook een rol in de juiste voorlichting. Aandacht voor de gevaren en gevolgen van het verspreiden van materiaal van seksueel kindermisbruik en veiligheid online in het algemeen is belangrijk, zeker in de huidige maatschappij. Er mag immers geen discussie bestaan over dat het verspreiden van materiaal van seksueel misbruik echt niet kan en dat de gevaren voor de slachtoffers groot zijn. Aandacht voor deze thema’s sluit op diverse manieren aan bij de huidige kerndoelen voor het funderend onderwijs. In landelijke, wettelijke, kerndoelen staat wat kinderen aan het eind van de basisschoolperiode moeten kennen en kunnen. Op dit moment worden landelijke kerndoelen voor het funderend onderwijs geactualiseerd. Voor een aantal leergebieden zijn er al conceptkerndoelen opgeleverd, zo ook voor het nieuwe leergebied digitale geletterdheid.
Digitaal geletterd zijn betekent dat iemand bewust, verantwoordelijk, kritisch en creatief gebruik kan maken van digitale technologie, digitale media en andere technologieën. Jongeren zijn vaardig in het bedienen van apparaten als tablets en smartphones, maar zijn zich vaak niet bewust van de werking, mogelijkheden, beperkingen en risico's van de technologie erachter. Behalve dat leerlingen leren nadenken over de kansen en risico’s van de digitale wereld, denken ze ook na over de betekenis van digitale technologie voor hun eigen leven en voor de vorming van hun eigen identiteit.9 Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het Expertisepunt digitale geletterdheid opgericht om scholen wegwijs te maken in het nieuwe leergebied digitale geletterdheid door te verbinden, te inspireren en te informeren. Scholen kunnen daarnaast kiezen uit diverse lespakketten (van verschillende aanbieders) gericht op aandacht voor thema’s als relaties, seksualiteit en (digitale) weerbaarheid.
Heeft volgens u het nieuwe Hongaarse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie gevolgen voor de onderhandelingen omtrent de Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (de CSAM-verordening)? Zo ja, welke gevolgen?
Het Hongaars voorzitterschap heeft een nieuw voorstel gedaan waarmee ze tegemoet lijkt te komen aan zorgen geuit door het vorige kabinet. Het kabinet beraadt zich momenteel over een standpunt over het nieuwe voorstel.
Wat is volgens u de reden dat jongeren steeds extremere (van onthoofdingsfilmpjes tot misbruik van baby’s) vormen van kinderpornografisch materiaal bekijken?
Voorheen dienden mensen zeer specifiek op zoek te gaan naar online materiaal middels websites of zoekmachines. Er lijkt een trend te zijn waarbij jongeren en kinderen zich in online groepsgesprekken of chatomgevingen begeven met veel deelnemers waarin ze niet iedereen kennen, maar er wel veel materiaal gedeeld wordt. Daarbij wordt niet alleen materiaal van seksueel kindermisbruik gedeeld, maar ook filmpjes van mishandeling, vernedering of met een extremistische inhoud.10
Onderzoeken suggereren dat kijkers van legale pornografie de neiging hebben om in de loop van de tijd extremere content te gaan bekijken.11 Dit wordt toegeschreven aan een vermindering van het opwindingsniveau met betrekking tot dezelfde stimuli bij herhaaldelijke blootstelling aan deze stimuli.
Deelt u de zorgen van het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme dat kinderpornografisch materiaal makkelijk bereikbaar is en de vraag alleen maar aan het toenemen is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ja, ik deel de zorgen dat het materiaal makkelijk bereikbaar is. Uiteraard neem ik het signaal van de politie serieus dat de meldingen van materiaal van seksueel kindermisbruik toenemen. Daarom zet mijn ministerie zich onvermoeid in op de aanpak hiervan. Met betrekking tot de maatregelen die mijn ministerie neemt tegen de verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik en het voorkomen daarvan, verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 3.
Heeft u een overzicht van het aantal gevallen van grooming en online sadistische dwang van minderjarigen van de afgelopen vijf jaren?
De politie geeft aan dat er voor 2024, tot en met juni 2024, 24 gevallen van grooming als misdrijf geregistreerd zijn. In 2023 waren dat er 88 en in 2022 registreerde de politie 97 gevallen van grooming.
De politie beschikt niet over cijfers van online sadistische dwang van minderjarigen. Hiervoor bestaat geen aparte categorisering in de politie-registratiesystemen en deze kunnen daardoor in verschillende categorieën worden geregistreerd.
Is er volgens u voldoende psychische hulp beschikbaar voor de hulp- en opsporingsdiensten die zich elke dag inzetten om kinderporno tegen te gaan en slachtoffers te helpen?
Vanuit de nationale overheid zijn er twee partijen die veelvuldig te maken hebben met het moeten bekijken van materiaal van seksueel kindermisbruik: de Autoriteit Kinderpornografisch en Terroristisch Materiaal en het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme van de politie. Bij beide organisaties is er ondersteuning voor werknemers die blootstelling aan heftig materiaal ervaren tijdens hun werkzaamheden. Het betreft onder meer verplichte psychologische ondersteuningsgesprekken, ondersteuning binnen het veelal hechte teamverband en een breed gedragen coulance wanneer iemand aangeeft behoefte te hebben aan tijdelijk andere werkzaamheden of een pauze. Vergelijkbare ondersteuning vindt plaats bij Offlimits, de organisatie waar het Meldpunt Kinderporno is ondergebracht en waar medewerkers eveneens beeldmateriaal dienen te beoordelen.
Bovengenoemde diensten geven aan dat de ondersteuning die door hen wordt geboden in principe als afdoende wordt ervaren. Dit neemt niet weg dat ik wel signalen krijg dat de toename in heftigheid van het materiaal een toenemend effect op werknemers heeft. Dergelijke signalen worden altijd serieus genomen en met hen wordt meegedacht over eventuele verbetermogelijkheden van de ondersteuning indien daar behoefte aan is.
Bent u bekend met het volgende artikel in de Volkskrant «AIVD en MIVD rekruteerden journalisten als agent, «ondermijning geloofwaardigheid» van het vak»?1
Ja.
Is de bewering in de Volkskrant, dat de AIVD en MIVD journalisten rekruteerden als agent, correct? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 41 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) hebben de diensten de mogelijkheid tot het inzetten van agenten. Een agent is een natuurlijk persoon die weloverwogen door de diensten wordt ingezet en aangestuurd om gericht informatie te verzamelen die voor de taakuitvoering van de diensten van belang is. De diensten kunnen hiervoor in beginsel eenieder benaderen, dus ook journalisten. Het kan namelijk zijn dat alleen een journalist over informatie beschikt of kan beschikken die van belang is voor een onderzoek van de diensten en derhalve van belang is voor de bescherming van de nationale veiligheid. Er zal vanwege de positie van de journalist (geheimhouder) altijd worden afgewogen of deze informatie niet op een andere wijze verkregen kan worden. Zo wordt bezien of dat noodzakelijk, subsidiair, proportioneel en zo gericht mogelijk is.
Voor journalisten wordt – net als voor een aantal andere maatschappelijke functies en verschoningsgerechtigden – apart beleid met extra waarborgen gehanteerd. De bevindingen in de CTIVD-rapporten laten zien dat de diensten aandacht hebben voor de specifieke omstandigheden en bijbehorende extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van journalisten als agent. De aanbevelingen die de CTIVD heeft gedaan worden overgenomen.
Worden er, op dit moment, nog steeds journalisten gerekruteerd door de AIVD of MIVD?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel journalisten worden er, gemiddeld, op jaarbasis gerekruteerd door de AIVD?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de bronnen, het actuele kennisniveau en de modus operandi van de diensten.
Bronbescherming is een van de hoogste prioriteiten van de diensten, en is ook van toepassing op de inzet van agenten. Voor de veiligheid van agenten doen wij geen uitspraken over aantallen. De diensten kunnen hun wettelijke taak uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief uitoefenen. Het geven van inzicht daarin gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid.
Hoeveel journalisten worden er, gemiddeld, op jaarbasis gerekruteerd door de MIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel journalisten werken op dit moment (deels) voor de AIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel journalisten werken op dit moment (deels) voor de MIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel van de door Nederlandse inlichtingendiensten gerekruteerde journalisten werken in het buitenland?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel van de door Nederlandse inlichtingendiensten gerekruteerde journalisten werken in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom rekruteren Nederlandse inlichtingendiensten journalisten in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de bewering van Thomas Bruning, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, dat het inzetten van verslaggevers door geheime diensten «zeer kwalijk» is? Zo nee, waarom niet?
Het kan noodzakelijk zijn voor de bescherming van de nationale veiligheid om een journalist op grond van artikel 41 van de Wiv 2017 in te zetten als agent.
De bevindingen in de rapporten laten zien dat de diensten aandacht hebben voor de specifieke omstandigheden en bijbehorende extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van journalisten als agent. Wij achten het daarnaast van belang te benadrukken dat agenten altijd op basis van vrijwilligheid samen met de diensten werken. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft in haar onderzoeken ook geen aanleiding gevonden om te veronderstellen dat de inzet van de betreffende journalisten niet vrijwillig heeft plaatsgevonden.
Bent u van mening dat het in het publiek belang is te weten welke journalisten in Nederland (deels) werken voor Nederlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Nee. De diensthoofden zijn, conform artikel 23 van de Wiv 2017, verantwoordelijk voor de geheimhouding van hun bronnen en de veiligheid van agenten. Het delen van een dergelijke lijst zou die geheimhouding schenden en de veiligheid van de agent in gevaar kunnen brengen. Daarnaast is bronbescherming een van de hoogste prioriteiten van de diensten. Dit is intrinsiek ingebed in de gehele organisatie. Dit is daarom ook in de praktijk van toepassing op alle agenten binnen de AIVD en MIVD, waaronder journalisten. De CTIVD bevestigt in beide rapporten dat de werkwijze van de diensten is gericht op geheimhouding van de identiteit van de (journalist als) agent door middel van interne maatregelen.
Kunt u de Tweede Kamer een lijst doen toekomen met de namen van journalisten die werkzaam zijn in Nederland en (deels) werken voor Nederlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord. Gelet op de aard van de vragen zijn sommige vragen gezamenlijk beantwoord.
Fraude met hotelkamers voor asielopvang |
|
Michiel van Nispen |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Van der Valk-keten claimt € 55 mln schade om «corrupte» asielopvang»?1
Ik heb kennisgenomen van dit artikel. Ik kan u bevestigen dat het OM en FIOD een strafrechtelijk onderzoek uitvoeren. Vooruitlopend daarop zal ik geen verdere uitspraken doen over deze zaak. Het Rijk werkt onder andere met hotels en derden (tussenpersonen) samen om voldoende opvangplekken te realiseren. Uitgangspunt van het beleid is om de instroom te beperken en de doorstroom te bevorderen, zodat de inzet van dure crisisopvang (waaronder hotels en cruiseschepen en daarmee ook inzet tussenpersonen) niet langer noodzakelijk is.
Klopt het dat voor miljoenen euro’s is gefraudeerd door een commerciële tussenpersoon die bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hotelkamers declareerde die in werkelijkheid helemaal niet werden afgenomen bij Van der Valk hotel en dat hier ook sprake was van corruptie of in ieder geval betrokkenheid van medewerkers van hotels?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1.
Hoe kan dit zo lang voortduren en niet direct gesignaleerd worden? Waarom wordt er überhaupt gebruik gemaakt van commerciële tussenpersonen, die er ook aan zullen moeten verdienen terwijl dit soort opvang toch al schreeuwend duur is?
De kosten voor de opvang van asielzoekers zijn hoog. Dit geldt ook voor de kosten die gemoeid zijn met de opvang van asielzoekers dan wel statushouders in hotels. Het is daarom dat ik de instroom wil beperken en andere opties voor de opvang van asielzoekers verken.
Echter, de huidige opvangsituatie is dusdanig kritiek dat het nu nog noodzakelijk is te kijken naar opvangcapaciteit buiten de reguliere opvang om ervoor te zorgen dat niemand in het gras moet slapen. Daarom zijn er, naast andere maatregelen, zoals noodopvang en het inzetten op doorstroomlocaties, ook private partijen aangezocht om opvangplekken te realiseren. Ik werk eraan in de toekomst te voorkomen dat dergelijke maatregelen nodig zijn.
De inzet van hotelkamers is arbeidsintensief en vraagt om een ander netwerk en kennis dan momenteel bij het COA voorhanden is. Gelet hierop is ervoor gekozen een in tijdelijke huisvesting gespecialiseerde partij in te zetten die zich kan richten op het uitvragen, contracteren, continu monitoren van beschikbare hotelcapaciteit en wijzigingen in gebruik. Bij het afsluiten van nieuwe contracten met hotels wordt momenteel zoveel mogelijk gewerkt zonder de inzet van externe partijen. Ik wil voorkomen dat wij nieuwe hotels moeten benutten. Zo gauw er minder opvangplekken nodig zijn, zullen de duurste opvanglocaties zo snel als mogelijk worden afgestoten.
Is hier eigenlijk een aanbestedingsprocedure gevolgd voor deze hotelkamers? En voor deze tussenpersoon? Zo nee, waarom niet? Hoe is de samenwerking met deze tussenpersoon tot stand gekomen?
Het COA heeft met LCHD een (raam)huurovereenkomst gesloten voor de huur van (delen van) hotels als tijdelijke opvanglocaties. Het gaat hier om de huur van bestaand onroerend goed, waarvoor geen aanbestedingsplicht geldt op grond van art. 2.24 sub b Aanbestedingswet. Er is geen aanbestedingsprocedure gevolgd voor deze overeenkomst.
Er wordt momenteel nader onderzoek gedaan naar de samenwerking met LCHD en de precieze rol van LCHD bij de totstandkoming van de (raam)huurovereenkomst. De afspraken tussen het COA en LCHD zijn over een langere periode tot stand gekomen en daarbij hebben de nodige aanpassingen plaatsgevonden. Pas als hierover duidelijkheid bestaat, kan ook worden beoordeeld hoe de samenwerking aanbestedingsrechtelijk gekwalificeerd moet worden.
Bij het aangaan van het contract met deze tussenpersoon was de druk op de opvang dusdanig hoog dat iedere mogelijkheid om versneld capaciteit te werven is aangegrepen. LCHD is toen in beeld gekomen. Het COA heeft een BiBob onderzoek laten uitvoeren, waar geen bijzonderheden uit zijn gekomen.
Zijn er naast de commerciële tussenpersoon/intermediair die nu onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek nog meer tussenpersonen/intermediairs waar het COA zaken mee doet? Hoeveel zijn dat er, en welke partijen zijn dit? Zitten hier ook partijen bij die gelieerd zijn aan de partijen waar dit artikel over gaat? Zo ja, hoeveel en welke zijn dat?
Zonder in te gaan op details of specifieke namen van partijen kan ik zeggen dat het COA vaker samenwerkt met tussenpersonen. Dit gebeurt niet alleen voor het zoeken van locaties, maar bijvoorbeeld ook voor het aanvragen van vergunningen bij gemeenten.
Welke (juridische) acties zijn er inmiddels ondernomen om deze fraude en corruptie aan te pakken en het ten onrechte betaalde bedrag terug te vorderen bij partijen die hieraan «verdiend» (gestolen) hebben? Welke onderzoeken lopen er?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1. Het strafrechtelijk onderzoek loopt. Er worden op dit moment geen aanvullende stappen gezet. Uiteraard houd ik dit onderzoek wel nauwlettend in de gaten.
Het COA loopt zowel relevante interne procedures alsmede bestaande contracten en afspraken waarin deze partij een aandeel had, zorgvuldig na en scherpt deze waar nodig aan.
Wordt er nu nog steeds gebruik gemaakt van Van der Valk hotels, of van andere partijen, waarbij vermoedens of zelfs bewijzen zijn van fraude en corruptie waardoor de overheid is benadeeld? Zou het niet verstandiger zijn hiermee te stoppen zo lang de onderzoeken lopen?
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 3 is de opvangsituatie vooralsnog kritiek. Het is daarom nog steeds noodzaak om gebruik te maken van Van der Valk hotels. Wel bekijk ik in het licht van de bredere opvangopgave hoe het gebruik van hotels voor de opvang van asielzoekers dan wel statushouders zo snel mogelijk kan worden afgebouwd. Wanneer er vermoedens zijn van fraude of corruptie wordt er uiteraard direct ingegrepen.
Is het mogelijk om opvangcontracten met partijen vroegtijdig te beëindigen, omdat ze onderwerp zijn van (strafrechtelijk) onderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom gebeurt dat dan (vooralsnog) niet?
Het is niet mogelijk om enkel op basis van een lopend strafrechtelijk onderzoek een overeenkomst te ontbinden. In Nederland geldt de onschuldpresumptie. Een lopend (strafrechtelijk) onderzoek is op zichzelf geen grond voor ontbinding of vernietiging van een overeenkomst.
Hoe wordt dit soort fraude en corruptie nu in de toekomst voorkomen? Wat gaat er veranderen of aangescherpt worden? Is het onderzoek van Openbaar Ministerie/Fiod aanleiding voor het COA en/of de accountant van het COA om de boekhouding (opnieuw) te onderzoeken?
Zoals eerder aangegeven wacht ik eerst de uitkomsten van de onderzoeken af. In algemene zin geldt verder dat fraude en corruptie helaas nooit volledig te voorkomen is. Ik heb het COA gevraagd naar aanleiding van deze zaak extra alert te zijn op (prijs)afspraken die gemaakt worden en het belang van het inbouwen van voldoende checks and balances om mogelijke onregelmatigheden tijdig te onderkennen. Ook verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Het jaarverslag en de financiële verantwoording over 2023 is afgerond en reeds verzonden aan de Tweede Kamer.
Wat zegt dit nou volgens u over het door dit soort private partijen laten opvangen van asielzoekers? Erkent u dat er behalve dat er al sprake is van enorme geldverspilling omdat opvang in hotels veel duurder is dan reguliere opvang ook sprake is van (risico’s op) fraude en corruptie?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op de huidige druk op de opvang en de beperkte beschikbaarheid van reguliere opvanglocaties, ben ik op dit moment genoodzaakt ook gebruik te maken van samenwerking met private partijen. Vanzelfsprekend horen daar goede afspraken bij om eventuele fraude te voorkomen en ervoor te zorgen dat de opvang zo doelmatig mogelijk plaatsvindt. Uiteraard wil ik voorkomen dat samenwerking met hotels in de toekomst nodig is door onder andere stevig in te zetten op het verlagen van de instroom van asielzoekers.
Klopt het dat de prijzen van hotelkamers opliepen tot meer dan 300 euro per nacht? Erkent u nu wel dat commerciële partijen handig gebruik maken van de opvangcrisis die we hebben en dat publiek geld in de zakken van commerciële partijen verdwijnt, zoals eerder door dit lid aangegeven?
Bij de start van de overeenkomst lagen de prijzen inderdaad boven de 300 euro, na heronderhandeling zijn deze prijzen echter gezakt en is een staffel opgesteld, afhankelijk van de duur van het verblijf.
Uiteraard gaat mijn voorkeur uit naar reguliere opvanglocaties. Het is echter een gegeven dat op dit moment ook samenwerking met andere partijen nodig is. De kosten voor noodopvang vele malen hoger dan die van reguliere opvangplaatsen. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 wil ik de inzet van noodopvang en hotels stopzetten als er minder plekken nodig zijn.
Wanneer kunnen we de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen verwachten die vraagt in kaart te brengen wat de bedragen zijn die momenteel worden betaald aan crisisnoodopvang, zoals aan de eigenaren van cruiseschepen en hotels die momenteel opvang bieden aan asielzoekers?2
In reactie op de Motie van Nispen (kamerstuknummer 35 650 VI, nr. 18) zal ik de Tweede Kamer de informatie over de kosten noodopvang en crisisnoodopvang in 2024 tot dusver vervolgens in oktober a.s. doen toekomen per Kamerbrief.
Het voorkomen van een moordaanslag op een Iraanse dissident in Nederland |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vrees voor Iraans doodseskader in Nederland: «Huurmoordenaars ingezet om critici te executeren»1 en «Aanslag op Iraanse acitiviteits in Nederland mogelijk voorkomen»?2
Ja.
Waarom schreef u in antwoord op schriftelijke vragen op 22 maart 2024 dat Nederland niet betrokken is bij het opsporingsonderzoek naar de moordaanslag op de Spaanse politicus van Iraanse origine Alejo Vidal-Quadra, terwijl de hoofdverdachte Mehrez A. inmiddels in Nederland is aangehouden?3
Zoals aangegeven in de antwoorden op uw schriftelijke vragen op 22 maart 2024 waren de Nederlandse opsporingsautoriteiten niet betrokken bij het onderzoek naar de aanslag op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra.
Zoals het Openbaar Ministerie bekend heeft gemaakt op 26 juni 2024 zijn op 6 juni 2024 twee mannen aangehouden die worden verdacht van het voorbereiden van de liquidatie van een in Nederland verblijvende Iraanse activist en journalist. Het Openbaar Ministerie is toen een strafrechtelijk onderzoek gestart. Een van de twee aangehouden mannen bleek vervolgens eveneens te worden verdacht van een poging tot liquidatie op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra.
In hoeverre wordt actief ingezet op het blootleggen van de rol van het Iraanse regime in zowel de mislukte moordaanslag in Spanje op Alejo Vidal-Quadra als de verijdelde moordaanslag in Nederland op Siamak Tadayon Tahmasbi?
Ik kan niet verder ingaan op de details van een lopend strafrechtelijk onderzoek omdat dit het lopende onderzoek zou kunnen schaden.
Wat vindt u van de samenwerking die het Iraanse regime aangaat met criminelen in diverse landen, waaronder Nederland, om dissidenten te vermoorden?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging in onze vrije en open maatschappij volstrekt onwenselijk en niet acceptabel. Burgers in Nederland moeten in vrijheid kunnen leven en hun eigen keuzes maken, zonder door autoriteiten van derde landen in die keuzes te worden beperkt. Sinds 2018 hanteert het kabinet daarom een aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging, bestaande uit drie sporen: te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor.4
Voor zover de conclusie zou kunnen worden getrokken dat een statelijke actor de samenwerking aangaat met criminelen in diverse landen, ziet het kabinet dergelijke vijandige acties als een onacceptabele schending van de Nederlandse soevereiniteit en/of de soevereiniteit van derde landen.
Welke risico’s lopen Iraanse dissidenten op dit moment in Nederland?
Het kabinet is zich terdege bewust van de dreiging tegen Iraanse dissidenten. Zoals ook in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 en het jaarverslag van AIVD 2023 is geconstateerd, ontplooit Iran uiteenlopende inlichtingen- en beïnvloedingsactiviteiten, onder meer gericht op hun diaspora in Nederland. In hetzelfde Dreigingsbeeld Statelijke Actoren is beschreven dat opposanten van autoritaire regimes, bijvoorbeeld dissidenten en critici, een verhoogd risico lopen om geïntimideerd, bedreigd, gearresteerd of vervolgd te worden. Daarnaast is opgemerkt dat sommige statelijke actoren eveneens bereid zijn om opposanten in het buitenland te ontvoeren of om geweld tegen hen te gebruiken, of in het uiterste geval liquidaties uit te voeren.
In algemene zin kan ik zeggen dat waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft en nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie, beveiligingsmaatregelen kunnen worden getroffen. Ook hier geldt dat het kabinet zich niet in het openbaar uitspreekt over dergelijke informatie.
Is de aanhouding van Mehrez A. en het voorkomen van een moordaanslag in Nederland, nu eindelijk voldoende om de Iraanse Revolutionaire Garde op de Europese terreurlijst te plaatsen? Zo ja/nee, waarom?
Ik kan niet ingaan op een lopend strafrechtelijk onderzoek. Wel kan ik zeggen, zoals uw Kamer bekend, dat het kabinet voorstander is van het plaatsen van het IRGC op de EU terrorisme-sanctielijst. Nederland staat hierover in nauw contact met andere lidstaten. Hierover is in Europees verband echter (nog) geen consensus.