Het bericht 'Telegram treedt niet effectief op tegen op grote schaal delen van contactgegevens en naaktfoto’s van vrouwen' |
|
Anne Kuik (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Telegram treedt niet effectief op tegen op grote schaal delen van contactgegevens en naaktfoto’s van vrouwen»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Hoe ernstig neemt u het feit dat per dag meer dan 10.000 berichten verschijnen op het platform Telegram waarin met name sprake is van vrouwenhaat?
Dit feit neem ik heel serieus. Het ongevraagd delen van naaktbeelden en privégegevens via deze groepen, waarbij vaak jongeren betrokken zijn, is onaanvaardbaar. Uit slachtofferverhalen, zoals van vrouwen die hierover in de media hun verhaal durven te vertellen, is bekend dat de impact van dit «exposen» enorm kan zijn. Slachtoffers ondervinden gevoelens van schaamte en machteloosheid, komen in sociaal isolement terecht en ontwikkelen in het ergste geval suïcidale gedachten.2 De doorwerking van online gebeurtenissen op de offline leefwereld dient daarom niet te worden onderschat. Het baart mij dan ook zorgen welke sociale omgangsvormen en opvattingen deelnemers aan deze groepen kennelijk voorstaan. De schaal en snelheid waarop gelijkgestemden elkaar via Telegram weten te vinden in het delen van dit soort privacyschendingen, is verontrustend.
Hoe duidt u het fenomeen van «exposegroepen», waar met name meisjes en vrouwen met een migratieachtergrond slachtoffer van zijn?
Sociale media bieden een middel voor mensen om zich te laten zien aan anderen. «Exposegroepen» zijn een uitwas van deze ontwikkeling: het gaat in deze groepen om het in brede kring verspreiden van naaktfoto’s die ofwel in vertrouwen zijn gedeeld of heimelijk vervaardigd zijn. Zoals gezegd, kunnen dergelijke acties een grote weerslag hebben op degene wiens foto, video, of andere privégegevens gedeeld worden. Hierbij is het van belang om extra aandacht te hebben voor personen in extra kwetsbare situaties. Denk bijvoorbeeld aan meisjes en vrouwen met een migratieachtergrond, personen uit religieuze gemeenschappen, LHBTIQ+-personen en hulpverleners die gedoxed worden in het kader van de uitoefening van hun beroep of andere personen waarbij exposen ernstige gevolgen kan hebben voor de (sociale) veiligheid.
Wat is uw reactie en actie op de lakse houding van Telegram?
Het bestaan van exposegroepen op Telegram vind ik uiteraard kwalijk, met name wanneer deze bij melding niet offline worden gehaald door de betreffende aanbieder. De internetsector speelt namelijk een belangrijke rol in het veilig houden van de online omgeving en in het bestrijden van de verspreiding van content die de veiligheid van burgers en instituties ondermijnt. Omwille van dit belang zet ik in op een goede samenwerking met de internetsector. Dat neemt niet weg dat er partijen zijn zoals Telegram of X, waarmee het contact minimaal is en waarbij medewerking in het kader van de zelfregulering of opsporingsonderzoeken ook te wensen overlaat. Het kabinet verhoogt de inspanningen om deze partijen op hun verantwoordelijkheden te wijzen, deels met behulp van nieuwe wetgevende instrumenten, zoals de Verordening Terroristische Online Inhoud3 en de Digital Services Act (DSA).4 Over de ontwerp Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik wordt nog onderhandeld. Deze drie verordeningen dienen ertoe om tussenhandeldiensten meer verplichtingen op te leggen als het gaat om online content moderatie en zijn dus belangrijke instrumenten in de aanpak van dit soort inhoud. Daarnaast treed ik in constante dialoog met verschillende departementen, Openbaar Ministerie, politie en de verschillende soorten aanbieders in de internetsector. Bijvoorbeeld via de «publiek-private samenwerking online content moderatie». Juist door de constructieve samenwerking met de aldaar aanwezige platforms (zoals Meta, TikTok en Snapchat) is de afwezigheid van partijen als X (voorheen Twitter) en Telegram te betreuren.
Welke acties kunnen met de huidige wet- en regelgeving worden ondernomen tegen (anonieme) accounts die deze haat plaatsen?
Er zijn voor opsporing en vervolging mogelijkheden om personen die strafbare feiten plegen te herleiden, bijvoorbeeld door het doen van een vordering tot informatie bij een tussenhandeldienst of online platform.5 Maar hoewel het mogelijk is om strafrechtelijke vervolging in te zetten, stuit dat in veel gevallen op technische of juridische bezwaren. De identiteit van een plaatser bij online strafbare feiten kan in theorie achterhaald worden, maar dit is sterk afhankelijk van de mate van medewerking van de online aanbieder op wiens service het strafbare feit zich heeft voorgedaan, en of deze op Nederlands grondgebied gevestigd is. Voor buitenlandse providers dient gebruik te worden gemaakt van een rechtshulpverzoek, wat vaak een tijdrovende exercitie is. Nadat iemand geïdentificeerd is, kan deze vervolgens in sommige gevallen strafrechtelijk vervolgd worden, bijvoorbeeld voor het versturen van wraakporno of kinderpornografisch materiaal, doxing of afpersing. Het civiele recht bevat daarnaast mogelijkheden om identificerende gegevens van gebruikers op te vragen bij tussenpersonen als aannemelijk is dat sprake is van onrechtmatig handelen, de verzoeker een reëel belang heeft bij verkrijging van de gegevens, er geen minder ingrijpende mogelijkheid voorhanden is om de gegevens te achterhalen en een belangenafweging zich hier niet tegen verzet.6
Welke mogelijkheden hebben de politie en het OM op dit moment om exposegroepen te blokkeren? Is het volgens u noodzakelijk dat zij meer mogelijkheden krijgen om de personen achter deze exposegroepen op te sporen? Zo ja, op welke punten zou dat kunnen?
Op basis van artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie, na toestemming van de rechter-commissaris, een aanbieder van een communicatiedienst bevelen om content ontoegankelijk te maken wanneer deze strafbare inhoud bevat. In 2021 is dit gebeurd nadat bedreigingen en opruiingen tegen publieke personen werden gedeeld via de Telegram-kanalen van De Bataafse Republiek en Bataafse Nieuws.7 Op grond van 125p Sv jo 181 Sv was politie bevoegd, na toestemming van de rechter-commissaris, om via de telefoon van verdachte de gegevens in drie Telegram-groepen ontoegankelijk te maken.8
Afgezien van deze uitzonderlijke casus is de politie vaak niet in de positie om Telegramkanalen te blokkeren. Telegram is een platform dat niet tot slecht in verbinding staat met de Nederlandse politie. Het indienen van vorderingen in het kader van opsporingsonderzoeken heeft weinig meerwaarde; Telegram reageert niet op dergelijke vorderingen of bevelen. Andere Europese landen hebben overeenkomstige ervaringen. De onlangs verdwenen exposegroepen op Telegram lijken het gevolg van handelen van het platform zelf, of de beheerders van de exposegroepen.9
Ten aanzien van de opsporing van personen achter accounts bestaan de mogelijkheden voor politie en openbaar ministerie zoals beschreven bij de beantwoording op vraag 5.
Kent u het bericht «Telegram haalt Looijkartel offline na haatcampagne tegen Hilversummer»2? Zo ja, welke consistentie is er bij dit en andere platforms om op te treden tegen onder andere doxing, haat, oproepen tot geweld, wraakporno en kinderporno? Welke consequenties volgen er als zij niet hun verantwoordelijkheid nemen?
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Online platforms zijn vrij om hun eigen gebruikersvoorwaarden op te stellen op basis van de vrijheid van onderneming en contractsvrijheid, mits deze uiteraard niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Gebruikersvoorwaarden gaan vaak verder in het verbieden van online inhoud dan wet- en regelgeving op dit terrein. In de gebruikersvoorwaarden van zowel YouTube, Snap Inc., TikTok als Meta zijn regels te vinden die doxing, haat, oproepen tot geweld, wraakporno en kinderporno, intimidatie en cyberpesten verbieden op het platform. Voor de meeste platforms geldt dat er een lijn te vinden is in de snelheid en consistentie waarmee zij illegale content verwijderen.
De gebruikersvoorwaarden van Telegram zijn daarentegen veel minder uitgebreid. Wanneer een gebruiker zich aanmeldt voor Telegram stemt de gebruiker ermee in om de gehele dienst niet te gebruiken voor het verzenden van spam of om andere gebruikers op te lichten. Verder is het verboden om geweld te promoten of illegale pornografische inhoud te plaatsen op openbaar toegankelijke Telegram-kanalen.
Daar waar strafbaar of onrechtmatig materiaal wordt gepubliceerd op platforms richt mijn aanpak zich op de snelle verwijdering van dit materiaal van het internet.
Op welke manier kunt en wilt u minderjarige slachtoffers van doxing, haatberichten en smaadberichten bijstaan en beschermen?
Voor alle slachtoffers van online illegaal materiaal staat de mogelijkheid open om zelfstandig een verwijderverzoek in te dienen bij het betrokken platform. Het platform is op basis van de DSA verplicht om hierop tijdig en met tekst en uitleg te reageren.11 Daarnaast kunnen slachtoffers uiteraard aangifte doen bij de politie wanneer het een strafbare uiting betreft.
Naast de inzet van politie en Openbaar Ministerie werk ik aan handelingsperspectieven voor slachtoffers die te maken krijgen met dit soort online gedragingen. Op dit moment faciliteert de overheid Meld.Online Discriminatie (MOD), het Meldpunt Kinderporno en Helpwanted. Bij MOD kunnen slachtoffers van online strafbare discriminatoire content terecht. Indien hiervan sprake is, wordt door MOD naar de internettussenpersoon bij wie deze content staat een verwijderverzoek gestuurd. Via het Meldpunt Kinderporno kan melding worden gedaan van materiaal van online seksueel misbruik van minderjarigen. Ook dit meldpunt stuurt verwijderverzoeken in het geval van strafbaar materiaal. Helpwanted.nl is een hulplijn voor online grensoverschrijdend gedrag. Minderjarige slachtoffers die hiermee te maken hebben, maar ook bijvoorbeeld ouders en docenten, kunnen bij deze voorziening terecht voor informatie en advies. In het geval van illegale content kan Helpwanted dit onder de aandacht brengen bij internettussenpersonen met wie zij goede contacten onderhouden. In samenwerking met Helpwanted wordt momenteel een pilot uitgevoerd als onderdeel van het voornemen om een laagdrempelige meldvoorziening in te richten om melders te ondersteunen met informatie, hulp om een verwijderverzoek in te dienen of doorverwijzing naar een andere partij te faciliteren (zoals 113, politie of slachtofferhulp bijvoorbeeld). Mocht een internettussenpersoon na ontvangst van dergelijke meldingen niet overgaan tot ontoegankelijk maken of verwijderen van de gewraakte content, dan kan het slachtoffer er uiteraard alsnog voor kiezen de zaak voor te leggen aan een civiele rechter, eventueel ook via een kortgedingprocedure. Ook zet Helpwanted in op preventie en educatie middels de campagne «Het stopt bij jou».12 Aanvullend kunnen slachtoffers terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Zij bieden mensen praktische en juridische hulp en emotionele ondersteuning, maar kunnen ook doorverwijzen naar andere organisaties. In 2022 heeft Slachtofferhulp Nederland een specifieke campagne voor shame sexting gedraaid om voor dit onderwerp aandacht te vragen en slachtoffers de helpende hand te bieden.13
Verder investeer ik in een publiek-private samenwerking waarbinnen de internetsector en de overheid afspraken maken om samen actief en effectief te kunnen handelen bij (onder ander seksueel getint) online materiaal dat strafbaar is, schade toebrengt of maatschappelijke ongewenste effecten met zich meebrengt (zie ook het antwoord op vraag 4).14
Zoals aangegeven verhoogt het kabinet tevens de inspanningen om deze partijen op hun verantwoordelijkheden te wijzen, deels met behulp van nieuwe wetgevende instrumenten, zoals de Verordening Terroristische Online Inhoud15 en de Digital Services Act (DSA).16 Over de ontwerp Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik wordt nog onderhandeld. Deze drie verordeningen dienen ertoe om tussenhandeldiensten meer verplichtingen op te leggen als het gaat om online content moderatie en zijn dus belangrijke instrumenten in de aanpak van dit soort inhoud.
Bent u het met het CDA eens dat ten minste forse boetes moeten volgen als platforms haat, geweld en strafbare zaken de ruimte geven, zoals bijvoorbeeld eerder Duitsland en Brazilië hebben gedaan?
De huidige regelgeving in Duitsland, de NetzDG, verplicht sociale mediaplatforms met meer dan 2 miljoen gebruikers om «duidelijk illegale» inhoud binnen 24 uur na melding te verwijderen en alle illegale inhoud binnen 7 dagen nadat het is geplaatst. Indien hieraan geen opvolging wordt gegeven, lopen platforms het risico van een boete van maximaal 50 miljoen euro. Hierbij moet wel aangetekend worden dat deze wetgeving zeer omstreden is: de wet is zowel nationaal als internationaal bekritiseerd door politici, mensenrechtengroeperingen, journalisten en academici omdat de wet sociale mediaplatforms stimuleert om online uitingen snel te verwijderen door strenge deadlines en hoge boetes.17 Ook stimuleert de wet geprivatiseerde handhaving van de vrijheid van meningsuiting online. De NetzDG zal binnenkort ingetrokken worden omdat de DSA daarvoor in de plaats treedt. De DSA is namelijk maximumharmonisatie voor wat betreft de verplichtingen voor tussenhandeldiensten door de EU, waardoor dergelijke nationale wetgeving niet langer is toegestaan.
Het Braziliaanse wetsvoorstel, Bill 2630, bepaalt dat sociale media, messaging-apps en zoekplatforms proactiefmoeten optreden om online illegale inhoud tegen te gaan. Bedrijven kunnen een boete krijgen als ze een rechterlijke beslissing om criminele inhoud te verwijderen niet opvolgen en kunnen voor de rechter aansprakelijk worden gesteld voor schade veroorzaakt door inhoud die de wet overtreedt. Ook over dit wetsvoorstel bestaan zorgen over de implicaties op de vrijheid van meningsuiting, en het is nog onzeker of dit wetsvoorstel uiteindelijk zal worden aangenomen.18
Ik ben het eens met het CDA dat passende handhaving en boetes moeten volgen wanneer online platforms haat, geweld en andere strafbare zaken de ruimte geven en hier weet van hebben. Hiervoor biedt de Digital Services Act straks de mogelijkheid aan nationale toezichthouders en de Europese Commissie om boetes uit te delen.
Welke samenwerking op internationaal niveau wordt er nu ingezet om mensenrechten en fatsoensnormen richting elkaar ook in de digitale wereld als basisvoorwaarden te eisen voor platforms?
Op het niveau van de Raad van Europa en de Verenigde Naties wordt ingezet op het uitdragen van de principes uit onder andere de DSA in internationale afspraken en gezamenlijke verklaringen. Een voorbeeld hiervan is de door Nederland geïnitieerde Global Declaration on Information Integrity Online, die onlangs tijdens de Algemene vergadering van de Verenigde Naties is gepresenteerd. Deze verklaring, ondertekend door een brede coalitie van 28 landen, onderstreept dat bij het tegengaan van desinformatie en het bevorderen van integere informatie, internationale mensenrechten de norm moeten zijn. Daarnaast is Nederland een aanjager van de Freedom Online Coalition (FOC). In 2024 zal Nederland voorzitter zijn van deze coalitie van 38 landen. Als voorzitter heeft Nederland de ambitie om het lidmaatschap van de FOC te verbreden, alsook een verdiepingsslag te maken in de thematiek die deze coalitie op de internationale agenda zet. Hieronder valt ook de relatie tussen het respecteren van mensenrechten en (grote) aanbieders van online diensten.
In hoeverre biedt de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal aanknopingspunten om tegen deze praktijken op te treden? Zou het feit dat het vaak gaat om besloten groepen een belemmering vormen om een beroep te kunnen doen op deze wet?
De Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal maakt handhaving door de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) op het verwijderen van kinderpornografisch materiaal mogelijk. De ATKM kan aan een binnen Nederland gevestigde aanbieder van een communicatiedienst een bindende aanwijzing uitvaardigen om online materiaal van seksueel kindermisbruik binnen korte termijn ontoegankelijk te maken. Mocht de aanwijzing niet worden opgevolgd, dan kan de aanwijzing worden afgedwongen door middel van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete. Het moet hierbij dan dus wel gaan om kinderpornografisch beeldmateriaal (artikel 240b Wetboek van Strafrecht); het wetsvoorstel biedt geen grondslag om op te treden in het geval van andersoortig materiaal. Mocht een exposegroep bijvoorbeeld naaktbeelden van een minderjarige gebruiken, dan kan de ATKM handhaven als die beelden niet ontoegankelijk worden gemaakt. De besloten groepen kunnen een belemmering vormen omdat er doorgaans geen melding over beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik zal worden gedaan. Indien die melding er wel is, dan kan de ATKM op basis daarvan optreden.
Het schieten met een pistool en mitrailleur op een foto van mijn hoofd |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het filmpje1 waarin een man met een pistool en vervolgens mitrailleur kogels op mijn hoofd schiet en vervolgens in brand steekt?
Ja.
Wat is uw oordeel hierover?
Bedreigingen, ongeacht of deze uit binnen- of buitenland komen, en in het bijzonder die gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. De beelden zijn verwerpelijk. Volksvertegenwoordigers moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Daar zullen wij ons altijd voor inzetten.
Bent u hierover door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geïnformeerd?
Zoals bij uw Kamer bekend kunnen er over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigings-casuïstiek en beveiligingsmaatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven bij vraag 1 heb ik kennisgenomen van deze beelden en keuren wij deze nadrukkelijk af.
In het algemeen kan ik wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend, zowel desgevraagd als ongevraagd, dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Vindt u dit inmiddels zo normaal dat u er publiekelijk over zwijgt?
Nee, nooit.
Welke stappen zijn ondernomen om de dader met spoed op te sporen?
Als Minister van Justitie en Veiligheid kan ik niet ingaan op individuele zaken, dit om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
De heer Wilders zal op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
Bent u bereid – indien dit filmpje uit Pakistan komt – de Pakistaanse ambassadeur te ontbieden en onmiddellijk medewerking te vragen aan het opsporen en vervolgen van de persoon uit het filmpje? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet doet er alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.
Indien dit filmpje inderdaad uit Pakistan komt dan zullen de ernstige zorgen en afkeuring van het kabinet worden overgebracht aan de Pakistaanse ambassadeur.
Een eventuele vervolging zou kunnen leiden tot een verzoek om rechtshulp aan de autoriteiten van Pakistan.
Indien Pakistan opnieuw medewerking met de Nederlandse autoriteiten weigert bent u dan bereid de Pakistaanse ambassadeur uit te wijzen? Zo nee, waarom niet?
We zullen er alles aan doen om de daders te pakken en te berechten. Zoals ik eerder heb aangegeven moeten volksvertegenwoordigers vrij en veilig hun werk kunnen doen. Het is belangrijk om in contact te blijven met de Pakistaanse autoriteiten, ook om de daders te kunnen pakken en te berechten. Uitwijzen van een ambassadeur is een zeer zwaar middel dat ertoe leidt dat de contacten met de autoriteiten van het land in kwestie ernstig zullen worden bemoeilijkt.
Wilt u deze vragen apart en met spoed binnen 48 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Fors financieel tekort dwingt NVWA tot bezuinigingen en personeelsstop, Kamerleden bezorgd: 'Wat betekent dit voor al die belangrijke taken?'' |
|
Eline Vedder (CDA) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Een Vandaag «Fors financieel tekort dwingt NVWA tot bezuinigingen en personeelsstop, Kamerleden bezorgd: «Wat betekent dit voor al die belangrijke taken?»»1?
Ja.
Bent u op de hoogte van de financiële situatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de mededeling die de NVWA op het intranet deed over de maatregelen die genomen worden om het financiële tekort zoveel mogelijk te dichten?
Ja.
Klopt het volgens u dat de NVWA kampt met financiële tekorten? Zo ja, om hoeveel geld gaat het?
Uit de reguliere (kwartaal)prognoses aan mijn ministerie bleek dat de NVWA voor 2023 verwachtte af te koersen op een financieel negatief resultaat. De oorzaken zijn met name hogere kosten in 2023 ten gevolge van inflatie, vernieuwde CAO-afspraken en minder retributie opbrengsten, mede als gevolg van marktomstandigheden. Het is, kortgezegd, lopende het jaar 2023 duurder geworden om het geplande niveau van formatie en bedrijfsvoering te kunnen bekostigen in 2023. Om de kostenstijging zoveel als mogelijk te beheersen, heeft de NVWA, in afstemming met mijn ministerie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een aantal mitigerende maatregelen genomen, zoals het verantwoord vertragen van de instroom, het beperken van inhuur, het optimaliseren van opbrengsten en kostenbesparingen op opleidingen, inrichting en inventaris.
Hoeveel van het financiële tekort wordt naar verwachting opgelost door de voorgenomen maatregelen?
Mijn ministerie, het Ministerie van VWS en de NVWA werken samen om de financiële situatie te verbeteren en 2023 zo goed mogelijk af te sluiten. Ik verwacht dat de maatregelen ervoor zorgen dat het geprognosticeerd negatief resultaat voor 2023 wordt opgelost.
Kunt u schetsen wat er in de periode tussen het commissiedebat NVWA (31 mei 2023) en de mededeling op het intranet zich heeft afgespeeld binnen de NVWA, waardoor de financiële situatie plotseling verslechterd is?
Gedurende deze periode zijn de gestegen kosten voor de organisatie als gevolg van inflatie en de nieuwe CAO afspraken en tegenvallende opbrengsten, onder andere door marktomstandigheden, inzichtelijk geworden.
Gaat de financiële situatie van de NVWA mogelijk een effect hebben op de kwaliteit van dienstverlening? Kunt u dit toelichten?
In 2022 en 2023 heeft de NVWA ca. 900 medewerkers aangenomen en is begonnen met het investeren in urgente thema’s, het herstellen van het fundament en aan het versterken en vernieuwen van het toezicht. Gelet op de compenserende en mitigerende maatregelen heb ik geen reden om aan te nemen dat de financiële prognose voor 2023 effect heeft op de kwaliteit van het toezicht van de NVWA dat is voorzien in het jaarplan 2023.
Is het de verwachting dat de ontstane situatie ook effect heeft op het huidige personeelsbestand?
Zoals te lezen bij het antwoord op vraag 3, hebben de compenserende en mitigerende maatregelen betrekking op het optimaliseren van opbrengsten, reduceren van kosten en het verantwoord vertragen van de instroom van personeel. Ook beperken we de inhuur op onder andere functies in de bedrijfsvoering. Dit gaat niet ten koste van de kwaliteit van het toezicht dat is voorzien in het jaarplan 2023.
Wat zegt de ontstane situatie over de efficiency en doelmatigheid van de NVWA?
De NVWA stuurt als agentschap met een baten-lastenstelsel sterk op doelmatigheid en efficiëntie en streeft – binnen de wettelijke kaders – naar een zo laag mogelijke kostprijs. Daarbij zet ik mij ervoor in om – waar mogelijk – de doelmatigheid en efficiëntie van de stelsels waar de NVWA op toeziet te verbeteren. Ik informeer de Tweede Kamer regelmatig over de stappen die ik, samen met de NVWA, op dit terrein zet (zie hiervoor onder andere Kamerstuk 33 835, nr. 216).
Wat vindt u ervan dat deze situatie is ontstaan?
De NVWA heeft dit jaar te maken met sterk stijgende kosten als gevolg van inflatie, nieuwe CAO-afspraken en tegenvallende opbrengsten, onder meer als gevolg van marktomstandigheden. Gedurende het jaar wordt gekeken aan de hand van prognoses of nog in de pas wordt gelopen met de begroting.
Om een negatief financieel resultaat aan het einde van het jaar te voorkomen wordt bijgestuurd. En dat mag ook worden verwacht in het belang van een gezonde financiële huishouding.
Wat vindt u ervan dat dit nieuws via een klokkenluider openbaar is geworden, terwijl in het commissiedebat van 31 mei 2023 aangegeven werd dat transparantie belangrijk is?
De financiële situatie van de NVWA is geen geheim. De (kwartaal)prognose is onderdeel van de periodieke gesprekken tussen mijn ministerie, het Ministerie van VWS en de NVWA. De gesprekken over te nemen maatregelen waren nog gaande. Ik verwacht dat de maatregelen ervoor zorgen dat het geprognosticeerd negatief resultaat voor 2023 wordt opgelost.
Arbeidsmigratie |
|
Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat de Kamer op 10 juli in het debat over de ontstane politieke situatie de motie-Omtzigt heeft aangenomen1?
Ja. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageert op deze motie in de brief aan uw Kamer over het «arbeidsmigratiepakket n.a.v. motie lid Omtzigt» van heden.
Hoeveel arbeidsmigranten zijn naar Nederland gekomen in 2021 en in 2022?
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeidsmigranten uit andere lidstaten van de Europese Unie (EU) en arbeidsmigranten van buiten de EU.
Vanwege het vrij verkeer van personen in de EU is het bij EU-migranten alleen achteraf mogelijk om vast te stellen of een persoon als arbeidsmigrant gezien kan worden. Dit in tegenstelling tot arbeidsmigranten van buiten de EU voor wie een vergunning moet worden verkregen. Deze instroomcijfers zijn jaarlijks beschikbaar via de IND. Dit is ook de reden waarom de cijfers voor arbeidsmigratie uit de EU minder actueel zijn dan de cijfers voor arbeidsmigratie van buiten de EU.
Het CBS publiceert in de Migrantenmonitor hoeveel migranten uit EU-lidstaten in totaal in Nederland werken (meetmoment CBS: december). Het betreft dus niet de jaarlijkse instroom. De populatie EU-arbeidsmigranten is heel divers. Soms gaat het om arbeidsmigranten uit andere EU-lidstaten die al jaren in Nederland wonen en werken. Soms gaat het om EU-arbeidsmigranten die slechts enkele weken of maanden in Nederland seizoensarbeid verrichten. CBS heeft aangegeven dat de Migrantenmonitor met de cijfers over de jaren 2021 en 2022 niet eerder dan in november 2023 wordt gepubliceerd, waardoor ik uw Kamer helaas over die cijfers op dit moment nog niet kan informeren. Zodra die cijfers beschikbaar zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
De cijfers van de jaren 2016 tot en met 2020 geven een indruk van het aantal EU-arbeidsmigranten in Nederland. Bij deze groep is geen onderscheid gemaakt in type werk (ongeschoold/hooggeschoold, etc.) en salarisniveau.
Werknemer
Zelfstandige
421.450
33.430
472.470
36.100
532.660
41.000
566.400
45.300
507.560
46.900
Voor arbeidsmigranten van buiten de EU zijn cijfers bekend van de jaarlijkse instroom voor de jaren 2021 en 2022. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de arbeidsmigranten die vallen binnen de categorie «kennis en talent» (waaronder de zogeheten kennismigrantenregeling en de Europese blauwe kaart) en overige arbeidsmigranten: arbeidsmigranten die voor kortere of langere tijd in verschillende sectoren werken en voor wie de hoofdregel geldt dat de werkgever een tewerkstellingsvergunning moet aanvragen.
Binnen de categorie «arbeid: kennis en talent» zijn 20.230 aanvragen ingewilligd in 2021 en 30.990 in 2022. Binnen de categorie «arbeid: overig» zijn 2020 aanvragen ingewilligd in 2021 en 2520 aanvragen in 2022.2
Is de brief met maatregelen die Nieuwsuur publiceerde authentiek?2
Om de redenen die genoemd worden in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 10 juli 20234 kan deze vraag niet worden beantwoord. De Minister van Justitie en Veiligheid schrijft in die brief: «Conform de vaste lijn in het verkeer tussen Kamer en kabinet en het wettelijk kader is het niet aangewezen om vanuit het kabinet de politieke inbreng en stukken te verstrekken. Als stukken inzicht kunnen bieden in – al dan niet daadwerkelijk in de onderhandelingen ingebrachte en al dan niet nadien gehandhaafde – interne standpunten van de aan de onderhandelingen deelnemende partijen doet openbaarmaking daarvan afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid waarin deze standpunten zijn geformuleerd. Ook wanneer dit achteraf gebeurt. Het zou in de toekomst het vrijelijk uitwisselen van opvattingen en het verkennen van mogelijke overeenkomsten bemoeilijken als dergelijke standpunten al dan niet na het bereiken van een overeenkomst achteraf openbaar gemaakt worden.»
Kunt u per maatregel over arbeidsmigratie in de brief aangeven wanneer u die heeft uitgewerkt en zult voorleggen aan de Tweede Kamer?
De brief waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens het kabinet reageert op de motie-Omtzigt, wordt heden aan uw Kamer gezonden. In die brief wordt benadrukt dat het kabinet over de maatregelen op het gebied van arbeidsmigratie die in die brief worden genoemd, zowel individueel als in zijn geheel, als onderdeel van het bredere pakket, geen overeenstemming heeft bereikt. Daarbij benadruk ik dat het kabinet de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onverkort en met urgentie uitvoert, om arbeidsmigranten beter te beschermen en misstanden tegen te gaan.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden, zodat de antwoorden beschikbaar zijn op Prinsjesdag en betrokken kunnen worden bij de Algemeen Politieke Beschouwingen?
Ja.
De gelekte migratiebrief |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke van de plannen in de migratiebrief bent u van plan door te zetten of uit te voeren?1
Welke plannen uit de migratiebrief zijn al volledig, dan wel gedeeltelijk staand beleid?
Op welke van deze plannen bent u van plan in Brussel stappen te zetten?
Indien u van plan bent hierop in Brussel stappen te zetten, wat is hierin het beoogde tijdspad?
Blijven de voorstellen op de Europa-dossiers deel uitmaken van de agenda van het demissionaire kabinet in Brussel?
Waarom zette het kabinet in de voorstellen met name in op kennismigratie van hooggeschoolden, de zogenaamde «hoogwaardige sectoren»?
Op basis van welke criteria zou moeten worden vastgesteld van welke arbeidsmigratie «het twijfelachtig is of we daar als land echter beter van worden»?
Kunt u uitweiden waarom er met name werd ingezet op het binnenhalen van arbeidsmigranten met hoge salarissen, zoals het aanscherpen van het salariscriterium met name voor kennismigranten onder de 30 jaar?
In de migratiebrief staan een aantal – volgens het kabinet – negatieve effecten genoemd van migratie: woningtekorten, vollere steden, verpauperde wijken, druk op onderwijs en zorg en verrommeling op het platteland en in de natuur; kunt u ingaan op basis van welke grond deze volgens het kabinet negatieve effecten kennelijk minder zwaar wegen voor de zogenaamde kennismigranten of specialisten dan voor (arbeids)migranten, zoals vakarbeiders en studenten?
Heeft u bijvoorbeeld de verschillen in effecten van specialisten, vakmigranten en studenten op deze negatieve effecten gemeten, alvorens u deze maatregel voorstelde? En zo ja, kunt u deze bevindingen met de Kamer delen?
Gezien het feit dat u in de brief verwijst naar de negatieve effecten van andere EU-lidstaten als het gevolg van het wegtrekken van de bevolking, hoe rijmt u dit met de voorstellen om juist hoogopgeleide kennismigranten uit derde landen aan te werven en te stimuleren voor lange tijd in Nederland te blijven?
Kunt u uiteenzetten hoe de asielinstroom in Nederland zich relatief verhoudt met zowel omliggende landen als landen in de regio?
Klopt het dat Nederland in vergelijking met andere EU-lidstaten, zoals Duitsland, Frankrijk en Italië relatief gezien minder asielzoekers opvangt?
Hoe verhoudt de Nederlandse inzet op afspraken over verplichte asielgrensprocedures voor personen met een kansarm asielverzoek zich tot artikel 8, lid 2 van de Procedurerichtlijn, alsook de bepalingen over bewaring in de Opvangrichtlijn?
Aan welke maatregelen werd gedacht in het kader van het wegnemen van prikkels in systeem om kinderen alleen vooruit te sturen?
Bent u van plan de mogelijkheid voor binnengrenscontroles alsnog via de Schengengrenscode mogelijk te maken?
Indien u van plan bent om in de wijzigingen van de Schengengrenscode te pleiten voor het herintroduceren van binnengrenscontroles, welke criteria moeten er dan voor zorgen dat dit echt als een allerlaatste redmiddel ingezet zal worden?
Kunt u uiteenzetten wat de concrete effecten zijn op het vrij verkeer van mensen en goederen in Europa bij het instellen van binnengrenscontroles, alsook de daarmee gepaard gaande kosten voor het instellen van binnengrenscontroles, zowel voor de in te zetten capaciteit als de effecten op de economie ten gevolgen van dergelijke controles, zoals we ook gezien hebben bij Brexit?
Bent u nog steeds van plan inzet te plegen op het ontwikkelen van migratiepartnerschappen, waaronder met Algerije, Egypte, Marokko, Tunesië, Niger, Nigeria, Irak en Turkije?
Hoe verhoudt zich dit tot de misstanden tegen de mensheid zoals we die nu waarnemen in Tunesië, als gevolg van de deal?
Hoe zal Nederland te allen tijde voorkomen dat migratiedeals bijdragen aan het verslechteren van de positie van mensen op de vlucht?
Welke criteria wil Nederland verruimen om de Europese lijst van derde landen te vergroten en welke redenering zit hierachter?
Kunt u uiteenzetten welke criteria Nederland wil gebruiken om het bandencriterium te verruimen?
Kunt u uiteenzetten hoe het versoberen van de opvang zich verhoudt tot de minimumvereisten in de Opvangrichtlijn en daarbij de relevante artikelen in uw antwoord opnemen?
In hoeveel procent van de gevallen wordt een verzoek van een zogenaamde kansarme aanvraag in hoger beroep alsnog toegekend?
Op basis van welke criteria is het juridisch mogelijk om ongedocumenteerden vast te houden en hoelang?
Kunt u van deze maatregelen aangeven hoe het de instroom zou verminderen en op basis van welk onderzoek u dit kan constateren?
Kunt u alle vragen die niet onder uw portefeuille vallen doorgeleiden naar de verantwoordelijke collega en door hem/haar laten beantwoorden?
Kunt u alle vragen één voor één en los van elkaar beantwoorden?
Het bericht 'Herstel van Toeslagenaffaire groeit uit tot peperdure, ambtelijke moloch' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Volgens de hoogste bestuursrechter hebben kabinet en Kamer heel bewust «onhaalbare» beloften gedaan aan gedupeerden; nu kunt u natuurlijk geen uitspraken doen voor de Kamer, maar heeft het kabinet bewust onhaalbare beloften gedaan? En waarom bent u het wel of niet eens met deze stellingname?1
Bij de start van de hersteloperatie heeft het kabinet, met het oog op de verwachte toestroom van gedupeerde ouders, voor een relatief ruime wettelijke termijn gekozen van 6 maanden, met mogelijkheid tot verlenging met nogmaals 6 maanden. Door de onverwacht grotere toestroom van aanvragers en de complexiteit van de hersteloperatie is deze termijn in veel gevallen helaas niet haalbaar gebleken. De lange wachttijden zijn tijdens het wetgevingsoverleg over de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) van 27 september 2022 en het wetgevingsoverleg over de Aanvullende regelingen van 12 juni 2023 ter sprake gekomen, evenals in de Memorie van Toelichting.
Waarom wordt volgens u in deze discussie met name de focus gelegd om het verlengen van termijnen in plaats van op het verkorten van doorlooptijden?
De focus in de hersteloperatie ligt op het zo snel mogelijk helpen van gedupeerde ouders en dus op het verkorten van de doorlooptijden. Sinds de start van de hersteloperatie zijn telkens maatregelen genomen om de operatie te versnellen en doorlooptijden te verkorten. Volgens de prognoses kunnen de integrale beoordelingen nu uiterlijk in 20252 worden afgerond in plaats van in 2027. Hiertoe is de capaciteit van de organisatie fors opgeschaald. De werkwijze van de integrale beoordeling is aangepast, waarbij een grotere rol is weggelegd voor de persoonlijk zaakbehandelaar (PZB-er) die samen met de ouder het feitenrelaas bekijkt en toelichting geeft waar nodig. Ouders geven aan tevreden te zijn over deze werkwijze. Verder wordt ingezet op betere uitleg aan de voorkant om zo veel als mogelijk te voorkomen dat een ouder de noodzaak voelt om in bezwaar te gaan. Met de inzet van mediation bij bezwaar wordt samen met de ouder gekeken of mediation geschikt kan zijn om tot een oplossing te komen. Ook bij het verstekken van dossiers wordt versnelling bereikt doordat de tweede controle op het lakken is afgeschaft en dit najaar nieuwe laksoftware wordt ingevoerd. Daarnaast heeft het kabinet maatregelen getroffen ten aanzien van de Commissie Werkelijke Schade3 en is een alternatieve schaderoute ontwikkeld die sneller en grofmaziger is, waarbij vergoeding van aanvullende werkelijk schade plaatsvindt via een schadekader met forfaitaire bedragen per schadepost.4
Bent u het eens met de auteur van het artikel dat de hersteloperatie trekken van de Toeslagaffaire zelf begint te vertonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met betrekking tot welke onderdelen en hoe gaat u ervoor zorgen dat het niet zover komt?
De Toeslagenaffaire heeft voor veel ouders ongekend onrecht veroorzaakt. Het kabinet erkent dit volledig en snapt dat het voor veel ouders te lang duurt. De hersteloperatie is erop gericht om gedupeerden te helpen hun leven weer op te pakken. De overheid biedt gedupeerden een zo breed en samenhangend mogelijk herstel, onder andere door erkenning van de gemaakte fouten en van het leed, een forfaitaire regeling van € 30.000, vergoeding van onterecht terugbetaalde bedragen, vergoeding van materiële en immateriële schade. Ouders hebben verder direct toegang tot brede ondersteuning door hun gemeente, hun publieke schulden worden kwijtgescholden en voor private schulden kunnen zij gebruik maken van een schuldenregeling. Tot eind augustus van dit jaar zijn bijna 62.000 eerste toetsen afgerond en is bij ruim 28.500 ouders de integrale beoordeling gedaan. Daarnaast is aan ruim 66.300 kinderen een tegemoetkoming onder de kindregeling uitbetaald. Zoals aangegeven wordt er continu gekeken naar verdere maatregelen om de integrale beoordeling, beoordeling van werkelijke schade en behandeling van bezwaar en beroep te versnellen. Ook wordt ingezet op het snel helpen van ernstig gedupeerde ouders, bijvoorbeeld door urgentie.
Heeft u signalen dat er professionele bezwaarbureaus actief zijn op dit dossier, die geen onderscheid maken tussen gedupeerden van de toeslagenaffaire en andere bezwaarmakers en die om persoonlijk gewin de dwangsom wegens «niet tijdig beslissen» willen ontvangen? Als deze signalen er zijn, wordt er dan ook opgetreden tegen deze bureaus, aangezien capaciteit niet ingezet moet worden op calculerende burgers maar op de gedupeerde ouders?
Zoals de auteur van het krantenartikel stelt kan niet worden uitgesloten dat zich onder de niet-gedupeerde aanmelders ook «calculerende» bezwaarmakers bevinden – zij die heus wel weten dat ze nergens recht op hebben. Ons zijn geen concrete signalen bekend van professionele bezwaarbureaus die hierop actief zijn. Als een dergelijk signaal ons wel bereikt wordt dat uiteraard doorgeleid aan de betreffende autoriteiten. Zo is vorig jaar een signaal over een organisatie die zich tegen betaling opwierp als tussenpersoon bij het doen van een aanvraag doorgeleid aan de ACM.
Is 30% van het budget uitgeven aan uitvoering wat u betreft een acceptabel percentage? Indien ja, waarom? Indien nee, wat gaat u doen om dit percentage te verlagen?
Van de 7,1 miljard euro die wordt besteed aan het herstel, bereikt ongeveer 70% direct de ouders in de vorm van financiële compensatie en andere concrete hulp. De overige 30% bestaat onder andere uit uitvoeringskosten, maar ook de kosten die worden gemaakt voor het emotionele en maatschappelijke herstel van de gedupeerde ouder. Vanzelfsprekend wil het kabinet de uitvoeringskosten zo beperkt mogelijk houden. Een deel van de uitvoeringskosten zit in het begeleiden van ouders, zoals de PZB-er en de brede ondersteuning door gemeenten. Mensen in de uitvoering zijn elke dag hard aan het werk om recht te doen aan het leed van gedupeerde ouders en om de hersteloperatie te versnellen en te verbeteren, en dat kost ook geld. Ouders moeten krijgen waar ze recht op hebben en financiën mogen geen belemmering zijn bij het zo volledig mogelijk recht doen aan het leed van een ouder.
Waarom blijft u vasthouden aan de huidige inrichting van de hersteloperatie terwijl keer op keer blijkt dat op deze manier doorwerken niet werkt voor met name de «ernstig gedupeerde» ouders?
Het kabinet vindt het vanzelfsprekend ook belangrijk om zwaar gedupeerde ouders snel en goed te helpen. Om met name deze groep ouders te helpen, zijn meerdere maatregelen doorgevoerd. Aanvragers in een urgente situatie, zoals zwaar gedupeerde ouders, krijgen voorrang bij de integrale beoordeling. Het kabinet zal in aanvulling hierop ook een urgentieroute bij Commissie Werkelijke Schade (CWS) en bij de recent gestarte alternatieve schaderoute via Stichting Gelijkwaardig Herstel inregelen (conform motie Inge van Dijk en Grinwis5).
Met gemeenten is afgesproken dat zij ouders voor urgentie kunnen aandragen, wat dan onverkort wordt overgenomen door UHT. Er vinden driegesprekken plaats waarbij de PZB-er, de gedupeerde ouder en de gemeente gezamenlijk naar aanleiding van de integrale beoordeling bespreken wat (aanvullend) nodig is. In geval van acute financiële nood staan de hulpteams van UHT klaar voor mensen die zich melden, bijvoorbeeld met uitbetaling van een eenmalige noodvoorziening. Ook bij CWS zijn maatregelen genomen om te kunnen versnellen6. Toetssteen voor aanpassingen is altijd: het moet uitvoerbaar zijn en daadwerkelijk sneller voor ouders.
Jaarrekening Coöperatie Mobilisation for the Environment en Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de perspublicatie van onderzoeksjournalist A. Wellens, met als titel «Raar: stikstofcrisiskoning Johan Vollenbroek hoeft van Rob Jetten jaarrekening met stikstofwinst niet meer te publiceren»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment en milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. in het bijzonder het functioneren van de Nederlandse agrarische sector ernstig hebben ontregeld en blijven ontregelen, terwijl Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek zijn aangezocht als adviseurs door of vanwege publiekrechtelijke rechtspersonen?
Ik ben ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment (MOB) al twee decennia rechtszaken voert over milieu- en natuuronderwerpen en daarbij geregeld gelijk krijgt van de rechter. Deze uitspraken hebben grote invloed gehad op de toestemmingverlening waar het stikstof betreft. De zaken betreffen overigens niet alleen de agrarische sector; ook activiteiten in bijvoorbeeld de bouw, met betrekking tot biomassa en het afvangen en opslaan van broeikasgassen (CCS) zijn onderwerpen die MOB bij de rechter aanhangig maakt of heeft gemaakt.
Het is echter niet juist om de stikstofproblematiek toe te schrijven aan de procederende partijen. Die problematiek is immers veroorzaakt doordat er op Nederlandse Natura 2000-gebieden te veel stikstof neerslaat en het daardoor lastig is om binnen de Europeesrechtelijke kaders nog toestemming te verlenen voor nieuwe activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken.
Meent u dat het in economische zin verantwoord is dat Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek zijn aangezocht als adviseurs door of vanwege publiekrechtelijke rechtspersonen en, zo ja, waarom?
Het staat publiekrechtelijke rechtspersonen vrij om zelf hun adviseurs te kiezen. Publiekrechtelijke rechtspersonen willen besluiten nemen die in rechte standhouden. Zij kunnen daarvoor externe adviseurs inhuren.
Ik deel de mening niet dat publiekrechtelijke rechtspersonen geen partijen zouden moeten aanzoeken als adviseurs wanneer deze partijen betrokken zijn bij procedures die hebben geleid tot bepaalde rechterlijke uitspraken.
Bent u ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment geen jaarrekening heeft opgesteld of gedeponeerd die betrekking heeft op het boekjaar 2022, terwijl Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. geen jaarrekeningen heeft opgesteld of gedeponeerd die betrekking hebben op de boekjaren 2020, 2021 en 2022?
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. heeft haar cijfers gedeponeerd t/m het jaar 2021. Ze heeft de cijfers over 2022 nog niet gedeponeerd, maar daartoe heeft zij de mogelijkheid tot en met 31-12-2023.
Van Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. zijn de laatst gedeponeerde cijfers over 2019. Hierna hebben inderdaad geen deponeringen meer plaatsgevonden mbt 2020, 2021, 2022 (waar over de laatste jaargang nog t/m 31-12-2023 kan worden gedeponeerd).
Heeft Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. uitstel of ontheffing gevraagd van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan de (demissionair) Minister van Economische Zaken en Klimaat en, zo ja, wanneer, waarom en voor welk(e) boekja(a)r(en)?
Er is bij ons geen verzoek tot ontheffing aangeboden door coöperatie of de BV over de genoemde boekjaren (waarbij over 2022 nog t/m 31-12-2023 kan worden gedeponeerd) of andere boekjaren
Heeft u uitstel of ontheffing verleend van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. en, zo ja, wanneer, waarom en voor welk(e) boekja(a)r(en)?
Nee, zie antwoord 5.
Bent u ermee bekend dat het niet (tijdig) voldoen aan de verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, terwijl in dat verband geen uitstel of ontheffing is verleend, een strafbaar feit is en, zo nee, waarom niet?
Ja. De strafbaarheid van het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening is geregeld in lid 3 van artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 1, sub 4, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED). Het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening is volgens artikel 2, vierde lid, van de WED een overtreding. De sanctie volgt uit artikel 6, eerste lid, sub 5, van de WED: hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (ten hoogste € 22.500).
Kunt u toezeggen dat, voor zover geen uitstel of ontheffing is verleend van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) voor één of meer van de genoemde boekja(a)r(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V., het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst handhavend zal optreden en, zo ja, wanneer of, zo nee, waarom niet?
In verband met de geheimhoudingsverplichting kunnen geen mededelingen over individuele gevallen worden gedaan. In zijn algemeenheid wordt het volgende opgemerkt.
Bij de handhaving op de deponering van jaarstukken hebben meerdere partijen een rol. Het tijdig deponeren van een jaarrekening is een taak en verantwoordelijkheid van het bestuur van de rechtspersoon. De Kamer van Koophandel (KvK) is als houder van het handelsregister verantwoordelijk voor de registratie van de gedeponeerde stukken. De handhaving is bij Bureau Economische Handhaving (BEH) en het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (OM) belegd. De KvK geeft signalen over niet-deponering van jaarstukken door aan BEH. De handhaving door BEH vindt, gegeven de capaciteit, risicogericht plaats. De basis daarvoor zijn de criteria van het OM. Daarbij komen bijvoorbeeld de volgende rechtspersonen met voorrang in aanmerking; principiële weigeraars, recidivisten, rechtspersonen met een voorbeeldfunctie en rechtspersonen die fraudegevoelig kunnen zijn. Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is belast met eventuele strafrechtelijke vervolging van deze economische delicten. BEH legt de processen-verbaal voor aan het OM. Het OM beslist of zij overgaat tot strafrechtelijke vervolging van een economisch delict.
Wob/Woo-documentatie over de gang van zaken rondom ‘Het Grootste Coronaspreekuur’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving rondom vrijgegeven Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-documentatie met betrekking tot de totstandkoming en financiering van de tweede editie van het SBS-televisieprogramma «Het Grootste Coronaspreekuur»?1
Ja.
Klopt de beschrijving van de gang van zaken zoals deze wordt gesteld in het hierboven aangehaalde artikel? Zo nee, kunt u dan gedetailleerd uiteenzetten wat niet klopt, op welke manier de context in het artikel eventueel verkeerd is en welke feitelijke informatie uit de gepubliceerde Wob-documenten niet juist zijn en/of anders geïnterpreteerd zouden moeten worden?
De informatie uit de Wob/Woo-documenten geeft de gang van zaken goed weer. Het artikel laat ik voor rekening van de auteur.
Bent u van mening dat het decreet uit 2008 met betrekking tot de Aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s in het geval van «Het Grootste Coronaspreekuur» is geschonden? Zo nee, kunt u dan verklaren op welke manier gerechtvaardigd kan worden dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en daarmee de Nederlandse overheid op een dergelijke manier betrokken waren bij het vormgeven van dit programma?
Het Vaststellingsbesluit aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s, waarnaar wordt verwezen, is op 23 juli 2008 komen te vervallen. Hiervoor in de plaats heeft elk ministerie een beleidsregel opgesteld waarin is bepaald dat er geen financiële bijdragen kunnen worden geleverd aan omroepprogramma’s.2 Agentschappen, zoals het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) vallen onder de reikwijdte van deze beleidsregel. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om van het eigen beleid af te wijken, mits daarvoor een gegronde reden is. Gezien de epidemiologische situatie, het starten met vaccineren tegen COVID-19 en de grote hoeveelheid publieksvragen hierover werd er veel waarde gehecht aan het beantwoorden van deze vragen en het correct informeren van mensen over vaccinatie. «Het Grootste Coronaspreekuur» kon hier een bijdrage aan leveren. Uiteindelijk is, alle voor- en nadelen afwegend, besloten – gezien de uitzonderlijke situatie – de productie voort te zetten. De betreffende productie is op initiatief van het CBG tot stand gekomen zonder enige vorm van inhoudelijke bemoeienis vanuit het CBG en/of het kerndepartement. De invulling van het programma is mede mogelijk gemaakt door het CBG door onder andere het aandragen van feitelijke informatie en beantwoording van vragen die door kijkers zijn ingestuurd. De betrokkenheid van het CBG is voor alle kijkers duidelijk gemaakt, conform de uitgangspunten voor overheidscommunicatie.
Op welke manier waren het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Cultuur en Media betrokken bij de totstandkoming van en/of advisering over dit televisieprogramma en de rol van de overheid hierbij? Zo ja, op welk moment is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierbij betrokken en welke bewindspersoon of bewindspersonen waren hiervan op de hoogte? Is er door dit departement bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken zoals deze wordt beschreven in de Wob-documenten, of heeft het departement de totstandkoming van het programma wellicht juist op enige manier gefaciliteerd? Zo nee, waarom is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierbij niet betrokken geweest en bent u van mening dat het departement hierover geconsulteerd had moeten worden?
In de voorbereiding van het programma is er alleen contact geweest tussen het CBG, het Ministerie van VWS en het Ministerie van Algemene Zaken (AZ). Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het programma. Het consulteren van het Ministerie van OCW was ook niet noodzakelijk.
Kunt u reflecteren op de onafhankelijkheid en objectiviteit van deze journalistieke tv-productie waarbij de overheid duidelijk nauw betrokken was en grote inhoudelijke invloed op had? Hoe verhoudt zich dit met de bepalingen in de Mediawet, die voorschrijft dat de pers autonoom moet zijn, zelf gaat over de inhoud van haar programma’s en die de overheid verbiedt daarop invloed uit te oefenen?2
De betreffende productie is tot stand gekomen zonder enige vorm van inhoudelijke bemoeienis. De invulling van het programma is mede mogelijk gemaakt door het CBG door onder andere het aandragen van feitelijke informatie en beantwoording van vragen die door kijkers zijn ingestuurd. Het CBG streeft hierbij naar objectiviteit en heeft zich gebaseerd op feiten uit de wetenschappelijke literatuur en productinformatie/bijsluiters.
Kunt u uitleggen waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bewust hebben gekozen om waarschijnlijk de letter, maar in ieder geval de geest van de Mediawet niet te respecteren, terwijl door ambtenaren van de ministerie en andere betrokkenen gedurende de totstandkoming van «Het Grootste Coronaspreekuur» herhaaldelijk is gewezen op het feit dat de bemoeienis van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op zijn minst discutabel was?
Er was, zoals valt te lezen in de openbaar gemaakte documenten, op 8 januari 2021 op ambtelijk niveau een principeakkoord gegeven en het CBG was reeds van start gegaan met de voorbereidingen voor «Het Grootste Coronaspreekuur». Zie verder het antwoord op vraag 3.
Welke Ministers, aangezien uit de Wob-documentatie blijkt dat dat er meerdere waren, waren allemaal op de hoogte van de gang van zaken rondom de totstandkoming en financiering van «Het Grootste Coronaspreekuur»? Op welk moment werden deze bewindspersonen aangehaakt en welke rol hebben zij gespeeld? Kunt u een gedetailleerde beschrijving geven van de rol en invloed van deze personen en op welke manier zij welke besluiten (mede) hebben genomen?
Zoals u in de vrijgegeven documenten kunt zien, is de toenmalig Minister van VWS geïnformeerd over de financiering. Op 20 januari 2021 heeft hij gereageerd op een memo hierover en op 24 januari 2021 heeft hij toestemming gegeven voor een financiële bijdrage aan het CBG. In het vrijgegeven document van 19 januari 2021 13:45 uur wordt onder «medewerkers van VWS met wie wij contact hebben gehad» twee keer het woord Minister genoemd. Het betreft hier niet verschillende Ministers maar twee ondersteunde ambtenaren van de Minister waarvan de functienaam op basis van artikel 5.1.2.e van de Woo is gelakt.
Kunt u de financiering van «Het Grootste Coronaspreekuur» gespecificeerd inzichtelijk maken, aangezien dit programma uiteindelijk (indirect) gefinancierd is met gelden vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo nee, waarom kunt u deze specificatie niet overleggen? Wat is de rechtmatigheid van het wegschrijven van deze kosten als «onvoorzien» op het implementatiebudget? Waarom staan deze kosten niet nader gespecificeerd?
Voor de financiering is een bedrag van 144.980 euro beschikbaar gesteld aan het CBG. Zie verdere specificatie in onderstaande tabel.
Wat
Specificatie
Totaal
Projectleiding CBG
Aansturing productiebedrijf; afstemming inhoud van het Spreekuur met het Netwerk Patiënteninformatie
€ 5.000
Inhoudsdeskundigen CBG
Inhoudelijke kennis over de werking en beoordeling van de COVID-19-vaccins
€ 7.500
Redactie
Ontwikkeling van de inhoud en productie van het Spreekuur
€ 34.100
Regie/vormgeving
Regie en vormgeving van de instarts en het Spreekuur
€ 9.350
Techniek
Camera, licht en verbindingen
€ 48.580
Locatie
Studio, catering en presentatie
€ 17.850
PR en advertenties
Onder de aandacht brengen van het Spreekuur op onder andere radio en televisie
€ 20.000
Bijkomende kosten
Beveiliging en verzekering
€ 2.600
Totaal bedrag
€ 144.980
Aangezien de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport akkoord heeft gegeven voor de productie van «Het Grootste Coronaspreekuur», heeft hij dan ook het akkoord gegeven/de handtekening gezet voor de 140.000 euro vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarmee dit programma is gemaakt? Zo nee, wie heeft dan getekend voor deze financiering vanuit het ministerie en met welke mandaat?
De Minister van VWS is akkoord gegaan met de financiering van het CBG voor de productie. Daarna heeft de directeur van de programmadirectie COVID-19 (PDC-19) namens de Minister van VWS het daadwerkelijke akkoord gegeven voor de financiering.
Welke personen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) waren actief binnen de Denktank Desinformatie en op welke manier en vanuit welke expertise waren zij betrokken bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het coronabeleid en de vaccinatiecampagne?
Zoals beschreven in de beantwoording van de Kamervragen van 29 augustus 20224, worden de namen en functies van de individuele deelnemers van de Denktank niet openbaar gemaakt in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers.
Klopt het dat de kijkersvragen in «Het Grootste Coronaspreekuur» waren gebaseerd op bevindingen van de Coronagedragsunit? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom op deze manier is gestuurd op bepaalde beeldvorming richting het publiek en wederom op welke manier dat gerechtvaardigd en in lijn is met de Mediawet?
Het klopt niet dat de kijkersvragen zijn gebaseerd op de bevindingen van de Coronagedragsunit. Voorafgaand aan de uitzending is herhaaldelijk via sociale media (onder de #coronaspreekuur) en via de website van het CBG gevraagd om vragen in te sturen.5 Daarnaast is de oproep van het CBG om vragen te stellen door andere media en websites van patiëntenverenigingen overgenomen. In het door u in vraag 1 aangehaalde artikel wordt vermeld dat de beantwoording van de vragen voorbereid was. Dat klopt. Maar waar het artikel aan voorbij gaat is dat de vragen eerst via diverse sociale mediabronnen bij burgers zijn verzameld. Het ging dus over echte vragen die op dat moment in de samenleving leefden en mensen zorgen baarden.
Hoe wordt de integriteit en de objectiviteit van organisaties zoals het CBG, de Reclame Code Commissie (RCC), het Lareb, etc. gewaarborgd als zij op een dergelijke manier betrokken zijn bij gremia zoals de Denktank Desinformatie, die direct in dienst staan van de Rijksoverheid en sterk inhoudelijk betrokken zijn bij het maken en uitdragen van overheids- en kabinetsbeleid? Wat gaat u doen om de onafhankelijkheid van dit soort organisaties te herstellen en daarmee de veiligheid van en betrouwbaarheid voor de burger te verzekeren?
De Denktank Desinformatie verbindt personen met verschillende expertises om te bespreken hoe om te gaan met circulerende desinformatie over vaccinaties. De Denktank maakt een eigen afweging of zij reageren op meldingen van desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Daarin heeft de Denktank een onafhankelijke positie.
Koppeling statushouders aan gemeenten |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke criteria (bijvoorbeeld werk, familiebanden, studie etc.) zijn er voor het met voorkeur koppelen van statushouders aan een bepaalde gemeente?
Het koppelen van vergunninghouders aan een gemeente is een complexe puzzel, waarbij rekening wordt gehouden met zowel het profiel van de vergunninghouder als de taakstelling. Het COA koppelt op basis van de individuele dossiers en de aantallen die nog in het kader van de taakstelling gekoppeld moeten worden. Daarbij wordt ook zoveel als mogelijk rekening gehouden met de lokale woningmarkt, maar met de oververtegenwoordiging van alleenstaanden krijgt iedere gemeente toch in ruime mate te maken met een doelgroep waarmee het aanbod van huisvesting minder matcht.
Aan de hand van zogenoemde harde en zachte criteria wordt door COA een regioadvies voor één of meerdere arbeidsmarktregio’s voor een vergunninghouder opgesteld. De harde criteria zijn bij het opstellen van een dergelijk advies leidend. Harde criteria zijn onder andere: familie in de eerste graad, een arbeidscontract van minimaal 8 uur per week, toelating van ofwel deelname aan een studie en een medische of psychosociale behandeling waarbij de vergunninghouder een behandeling volgt in een specifieke gemeente waarvoor hij/zij tenminste vier keer per jaar naar de behandelaar moet reizen.
Onder zachte criteria wordt onder andere verstaan: de opleidingsachtergrond, werkervaring en ambities van een vergunninghouder en de aanwezigheid van een sociaal netwerk.
In 2022 werd 79% van de regioadviezen opgevolgd. Dit was 1% onder de streefwaarde van 80%.
Een (ander) uitgangspunt van het regioadvies is dat de gekoppelde gemeente dichtbij de opvanglocatie van de betreffende vergunninghouder ligt. Door de hoge instroom van nieuwkomers en het gebrek aan voldoende permanente opvanglocaties, is het op dit moment niet altijd mogelijk om aan dat uitgangspunt te voldoen.
Het zo snel mogelijk uit de opvang naar de plek waar je gaat integreren en gehuisvest wordt, is de beste oplossing voor zowel statushouder als voor verlichten van de druk op de opvang.
Is het nog steeds het streven om statushouders zo veel mogelijk te koppelen aan (of dichtbij) een gemeente waar zij banden mee hebben in het kader van werk of studie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een schatting geven van hoe vaak dit ook lukt?
Zie antwoord vraag 1.
Is het mogelijk om bij een koppeling al in grote lijnen rekening te houden met de mogelijkheden qua huisvesting binnen een gemeente, om zo zo min mogelijk tijd verloren te laten gaan als gemeenten onderling statushouders moeten «uitruilen»?
Zie antwoord vraag 1.
Is het nog steeds de bedoeling dat statushouders zo veel mogelijk worden gekoppeld aan (of dichtbij) de gemeente waar ze als asielzoeker ook worden opgevangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een schatting geven van hoe vaak dit ook lukt? En welke acties onderneemt u om dit aantal te verhogen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met de stelling dat het bovenstaande nog belangrijker is in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's), omdat het zonde is hun band met school en een lokaal netwerk verloren te laten gaan? Wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen?
Het is voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) belangrijk om het onderwijs te kunnen continueren evenals het kunnen behouden van contacten met het lokale netwerk. Hiermee wordt rekening gehouden bij de plaatsing van een amv met een verblijfsstatus in kleinschalige opvang in een gemeente. Het uitgangspunt bij deze plaatsing is het belang van het kind. Hiervoor worden alle belangrijke elementen die een rol spelen in het leven van de amv in samenhang bezien en zorgvuldig afgewogen.
Klopt het dat statushouders alleen worden gekoppeld aan (of dichtbij) een gemeente waar eerstegraads familieleden wonen en niet als er andere familie woont? Bent u bereid in het geval van amv’s en alleenstaande jongvolwassenen een dergelijke koppeling ook mogelijk te maken als het geen eerstegraads familie betreft maar er wel een familieband is (bijvoorbeeld met een oom of tante)? Zo nee, waarom niet? Kunt u zich voorstellen dat zo’n familieband jonge mensen kan helpen hun weg in Nederland te vinden en kan bijdragen aan de mentale gezondheid van deze jongeren en kinderen?
Voor volwassen statushouders geldt dat zij alleen worden gekoppeld aan een gemeente waar eerstegraads familieleden wonen. Voor amv is dit niet het geval en wordt gekeken naar het bredere familienetwerk. Dit wordt als een belangrijk element meegenomen in de afweging in welke kleinschalige opvang of welke opvanggezin (zoals bijvoorbeeld bij een oom of tante) de amv met verblijfsstatus wordt geplaatst.
Is het de bedoeling dat gemeenten waarmee een koppeling is gemaakt zo snel mogelijk contact opnemen met de statushouder om afspraken te maken over de inburgering, ook als er voor haar of hem nog geen huis in de betreffende gemeente beschikbaar is?
Ja. Er is een brede consensus over het belang van vroegtijdig investeren in de Nederlandse taalbeheersing en participatie van kansrijke asielzoekers en statushouders. In de Memorie van toelichting op de Wet inburgering is opgenomen dat het de voorkeur heeft dat de gemeente in het geval van een asielstatushouder de brede intake al in het AZC afneemt als dit praktisch mogelijk is. Om een tijdige start van de inburgering te waarborgen, wordt van gemeenten verwacht dat zij van alle inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk een brede intake afnemen en een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) vaststellen. Door middel van de brede intake krijgen gemeenten al in een vroeg stadium zicht op de leerbaarheid van de inburgeringsplichtigen en de situatie op diverse andere leefgebieden.
Klopt het dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in de manier waarop dit wordt opgepakt? Bent u het met de stelling eens dat het zonde is dat statushouders zo soms onnodig lang moeten wachten op hun inburgering?
Er zijn verschillen tussen gemeenten hoe met deze werkwijze wordt omgegaan. Het is onwenselijk als statushouders onnodig lang moeten wachten op hun inburgering. Om die reden heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de brief van 9 maart 20231 aan uw Kamer toegezegd samen met betrokken partners de vroege start op het azc te bevorderen.
Welke zaken staan er voor gemeenten in de weg bij het al vroegtijdig laten kennismaken met de gemeente en het starten met de inburgering? Wat kunt u ondernemen om gemeenten hierin te stimuleren?
Het belangrijkste knelpunt bij vroegtijdige kennismaking met de gemeente en het starten met de inburgering is de afstand tussen de COA-opvang en de gekoppelde gemeente. Door de hoge instroom van nieuwkomers en het gebrek aan voldoende opvanglocaties, is het op dit moment niet altijd mogelijk om de asielstatushouder in alle gevallen dichtbij de gekoppelde gemeente in de opvang te plaatsen (en te houden). Andere zaken die meespelen zijn bijvoorbeeld het gebrek aan studiefaciliteiten voor een vroege start, capaciteitstekorten bij gemeenten en COA en samenwerking tussen gemeenten en COA.
Zoals ook aangegeven in de verzamelbrief Inburgering van 15 september 20232 zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met ketenpartners de korte termijn maatregelen die binnen de bestaande financiële en juridische kaders vallen uitwerken en in praktijk brengen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het stimuleren van de samenwerking tussen COA en gemeenten, het opstellen van een overzicht over de vroege start en het verkennen van mogelijkheden voor studiefaciliteiten. Op langere termijn worden ook andere manieren onderzocht om de vroege start te stimuleren. Hierbij wordt gedacht aan mogelijkheden zoals het verlengen van de inburgeringstermijn met de duur van het verblijf in het azc en het laten meetellen van onderwijsuren en participatieactiviteiten die zijn ondernomen tijdens het verblijf in het azc. Deze maatregelen vereisen aanpassing van juridische en financiële kaders.
Welke eisen worden gesteld aan de overdracht van gekoppelde statushouders aan de gemeente – hoe wordt bewerkstelligd dat deze kloppend en tijdig bij de gemeente liggen? Kent u de signalen dat gemeenten geregeld worden geconfronteerd met late aanlevering of incomplete dossiers, iets dat de snelle huisvesting van statushouders soms in de weg staat? Wat gaat u hieraan doen?
Zoals ook opgenomen in de memorie van toelichting bij de Wet inburgering wordt van gemeenten verwacht dat zij, gelet op hun regierol, de verantwoordelijkheid nemen om een warme overdracht te organiseren. Een warme overdracht is bij voorkeur in de vorm van een driegesprek tussen COA, gemeente en de asielstatushouder. Ook de noodzakelijke uitwisseling van gegevens over de asielstatushouder tussen COA en gemeenten is hierbij van belang.
Deze warme overdracht verloopt nog niet overal zonder problemen. Om die reden hebben in het afgelopen jaar meerdere sessies plaatsgevonden met casemanagers van het COA en klantmanagers van gemeenten om de samenwerking te stimuleren. Binnen de aanpak vroege start is opgenomen dat deze gesprekken en sessies vervolgd zullen worden. Divosa en COA organiseren in dit najaar onder andere een roadshow om ontmoetingen tussen de casemanagers en klantmanagers van COA en gemeenten te faciliteren3.
Aardbevingsschade aan stal en mestkelder |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat boer Peter schade aan zijn mestkelder heeft door aardbevingen, maar dat de overheid een nieuwe stal niet wil betalen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het bizar is dat de overheid niet ruimhartig over de brug komt met het vergoeden van aardbevingsschade? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Door aardbevingen kunnen bestaande scheuren in mestkelders verergeren en ook nieuwe scheuren ontstaan, waardoor grondwater naar binnen lekt en het mestvolume verandert. Veehouders moeten als gevolg hiervan meer mest uitrijden en/of afvoeren. Dit kost veel geld en reparatie is lastig.
Ruimhartigheid is een belangrijk uitgangspunt sinds de kabinetsreactie Nij begun bij het vergoeden van schade2. Dit geldt ook voor de schade aan mestkelders. Bij de beoordeling van schade wordt aangenomen dat de schade in het effectgebied is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Het IMG wil deze schade zo snel mogelijk afhandelen met zo min mogelijk gedoe voor de agrariër. De afgelopen jaren bleek dat lastig. Daarom heeft het IMG deze zomer de werkwijze voor de schadeafhandeling van mestkelders aangepast, waardoor sneller en ruimhartig schade aan mestkelders kan worden vastgesteld en afgehandeld.3
Het IMG benadert nu iedere agrariër die een melding heeft gedaan voor een keukentafelgesprek. Doelstelling van de nieuwe werkwijze is om met een snellere en persoonlijkere procedure (drie tot zes maanden) tot een adequate oplossing te komen. Er wordt, in overleg met de agrariër, gekeken naar verschillende mogelijkheden om het probleem op te lossen. Als de mestkelder niet gerepareerd kan worden, dan wordt de agrariër gecompenseerd voor het (vaker) leegmaken van de mestkelder. Deze kosten, de bedrijfsschade, worden vergoed tot het einde van de levensduur van de mestkelder.
Voor de agrariër waarvoor deze regeling toch onvoldoende oplossing biedt, is door het IMG een werkgroep ingesteld. De werkgroep Mestkelders is op 19 oktober jl. van start gegaan. De werkgroep, waar de sector aan deel neemt, buigt zich over complexe situaties bij schade aan mestkelders. Zij bekijken ook of de nieuwe werkwijze van de mestkelderregeling de schadeafhandeling in algemene zin verbetert en waar nog bijstelling nodig is. Tijdens het eerste overleg kwam naar voren dat de mestkelderregeling een positieve start heeft gemaakt met 20 afgeronde zaken.
Deelt u de mening dat het lariekoek is dat een woordvoerder van het door de Staat aangestelde Instituut Mijnbouwschade Gronningen (IMG) heeft gesteld dat er bij het vergoeden van de stal en mestkelder sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun? Zo ja, wilt u als overheid zo snel mogelijk een nieuwe stal en mestkelder realiseren? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Bij de afhandeling van schade aan lekkende mestkelders moet onder andere gekeken worden naar de nog resterende levensduur van de mestkelder. Als de vergoeding ver uitstijgt boven daadwerkelijk ontstane schade gegeven de nog resterende levensduur, dan zal niet langer sprake zijn van schadevergoeding, maar van subsidiëring. Dat zou gezien kunnen worden als ongeoorloofde staatssteun en zou in strijd zijn met het Europees recht. Een gedupeerde agrariër loopt dan het risico dat de Europese Commissie vraagt om een deel van de uitbetaalde schadevergoeding terug te betalen. Daarom wordt met de nieuwe werkwijze van de mestkelderregeling in overleg met de agrariër gekeken naar een passende oplossing.
Bent u bekend met het feit dat bij de Stichting Boerenbelang Mijnbouwschade vele tientallen meldingen van boeren bekend zijn en dat negen op de tien boeren die zich melden allemaal schade hebben aan hun mestkelder? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Het IMG voert periodiek gesprekken met de sector en maatschappelijke organisaties, waaronder ook de Stichting Boerenbelang Mijnbouwschade. De gevolgen van de schade aan mestkelders heeft effect op de bedrijfsvoering van de agrariër hetgeen naast het vele ongemak, overlast en ook extra werk oplevert.
Met de aanpassing van de mestkelderregeling hoop ik dat er een goede stap gemaakt kan worden in het oplossen van de problematiek. Een goede vinger aan de pols is hier van groot belang. Daartoe is tevens de werkgroep Mestkelders voor ingericht. (zie vraag 2 over de werkgroep Mestkelders).
Het alleen schriftelijk beoordelen van asielaanvragen |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland waarschijnlijk het enige EU-land is dat gebruikt maakt van schriftelijk horen?1
Voor zover mij bekend wordt schriftelijk horen niet op structurele wijze in andere lidstaten toegepast. Het is daarbij wel goed te melden dat schriftelijk horen onder voorwaarden kan binnen de EU-regelgeving. Zoals uw Kamer bekend is de inzet van het kabinet een migratiebeleid in overeenstemming met dat van andere EU-lidstaten. Echter, gelet op de huidige situatie met hoge voorraden, lange doorlooptijden en de druk op de opvang zag de IND zich genoodzaakt om deze maatregel toe te passen om de druk op de asielketen te verminderen.
Het schriftelijk horen is een door de IND ingerichte procedure die gelet op de hoge instroom en werkvoorraad noodzakelijk was om de productie te kunnen verhogen. Het ging hier met nadruk om een tijdelijke maatregel voor een afgebakende groep. (Zie ook antwoord op vraag 9)
Gegeven dat u binnen de EU naar zoveel mogelijk eenheid van asielbeleid streeft, kunt u in deze context toelichten waarom Nederland het enige land is waarbij schriftelijk horen wordt toegepast?
Zie antwoord vraag 1.
Waarop baseert u de stelling dat de mogelijkheid tot schriftelijk gehoor niet heeft geleid tot het aantrekkelijker maken van Nederland voor asielzoekers?
Het schriftelijk horen is een van de maatregelen die de IND neemt om op een efficiënte wijze versneld te beslissen op asielaanvragen van vreemdelingen met de Syrische en Jemenitische nationaliteit. Of dit mogelijk leidt tot een hogere instroom naar Nederland is niet vast te stellen. Zoals aangegeven in de beantwoording van april 2023 jl.2 en ook nu heb ik geen aanwijzingen dat daar sprake van is. Voor een onderbouwing van deze stelling verwijs ik verder naar de beantwoording van vraag 7.
Aangezien doorvragen niet mogelijk is tijdens een schriftelijk gehoor, hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van dit proces? Wat zijn hiervan de risico’s?
Het schriftelijk horen binnen het project Bespoediging Afdoening Asiel (hierna BAA) dit project ziet uitsluitend op asielaanvragen van vreemdelingen met de Syrische en Jemenitische nationaliteit. Dit zijn nationaliteiten waarbij het inwilligingspercentage op basis van het landenbeleid hoog is, ook indien wel fysiek gehoord wordt.
Zoals aangegeven in de beantwoording van april 2023 jl. zijn er diverse waarborgen ingebouwd om risico’s te ondervangen. Zo besteedt de IND aandacht aan het onderkennen van signalen zoals artikel 1F Vluchtelingenverdrag (Vlv), nationale veiligheid, mogelijke redenen voor afwijzing, etc. Wanneer er aanknopingspunten in het relaas zitten die maken dat de aanvraag wellicht moet worden afwezen of dat er toch sprake is van mogelijke veiligheidsrisico’s, dan zal de aanvrager alsnog de AA-procedure doorlopen en gehoord worden door de IND binnen het project BAA. Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van vraag 6. In dat antwoord is het percentage opgenomen van zaken die bij de selectie voor het schriftelijk horen afvallen. Ook het percentage van zaken die bij de beoordeling na deelname aan de schriftelijke procedure alsnog een fysiek gehoor krijgen, omdat deze niet geschikt blijken te zijn voor een schriftelijke procedure, wordt bij de beantwoording van vraag 6 vermeld.
Hoeveel procent van asielaanvragen van Syriërs en Jemenieten via schriftelijk horen wordt afgewezen?
Het is niet mogelijk een aanvraag af te wijzen na een schriftelijk gehoor. Wanneer na het schriftelijk gehoor beoordeeld wordt dat er niet kan worden ingewilligd wordt alsnog een fysiek gehoor afgenomen binnen het project BAA. Op dit moment wordt minder dan 5% van de gehele caseload afgewezen.
Bij hoeveel procent van de schriftelijke procedures besluit de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) alsnog een fysiek gehoor af te nemen om tot een oordeel over de asielaanvraag te komen?
Uit interne monitoring van het project blijkt dat in de selectie voorafgaand aan het schriftelijk horen circa 30% niet geschikt wordt bevonden om schriftelijk te horen. Redenen hiervoor kunnen zijn analfabetisme, medische problemen, een complex motief of andere inhoudelijke redenen, indicaties artikel 1F Vluchtelingenverdrag, nationale veiligheid of openbare orde. Ook blijkt dat in circa 30% van de zaken waarin de vreemdeling heeft deelgenomen aan de schriftelijke procedure de IND alsnog om inhoudelijke redenen besloot een nader gehoor af te nemen. In slechts enkele gevallen betroffen dit zaken waarbij duidelijkheid gegeven diende te worden op indicaties 1F Vluchtelingenverdrag, nationale veiligheid of openbare orde. Alle zaken die niet geschikt blijken voor het schriftelijk horen worden vervolgens via de AA-procedure verder binnen het project BAA behandeld.
Hoe heeft het aantal aanmeldingen van Syriërs en Jemenieten zich ontwikkeld sinds de invoering van schriftelijk horen? Hoe verhouden deze aantallen zich tot de maanden daarvoor en dezelfde periode een jaar eerder?
Het aantal aanvragen van Syriërs en Jemenieten is licht gedaald. Verwezen wordt naar bijlage 1 voor een overzicht van de instroom per maand vanaf oktober 2021, een jaar voor de invoering, tot en met augustus 2023. Hierbij is het van belang maandcijfers te vergelijken met dezelfde maand in het jaar daarvoor vanwege seizoenseffecten.
Hoe heeft het inwilligingspercentage van Syriërs en Jemenieten zich ontwikkeld sinds de invoering van schriftelijk horen? Hoe verhouden deze aantallen zich tot de maanden daarvoor en dezelfde periode een jaar eerder?
Het inwilligingspercentage van Syriërs en Jemenieten is nagenoeg gelijk gebleven. Verwezen wordt naar bijlage 2 voor een overzicht van de inwilligingspercentages per maand vanaf oktober 2021, een jaar voor de invoering, tot en met juni 2023.
Deelt u de mening dat schriftelijk horen in spoor 4 zo snel mogelijk afgeschaft moet worden? Zo ja, wanneer bent u bereid deze maatregel te nemen? Indien nee, waarom niet?
In april heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het voor de IND niet mogelijk is het aantal beslissingen – met de huidige werkwijze en binnen de bestaande kaders – zo te verhogen dat de instroom bijgehouden wordt of op de werkvoorraad wordt ingelopen. Ik heb toen aangekondigd dat de IND projectmatig ging inzetten op het efficiënt afhandelen van asielaanvragen van Syriërs en Jemenieten die (ingevolge het gevoerde landgebonden beleid) snel voor inwilliging in aanmerking komen.3
Inmiddels heeft de Tweede Kamer op 10 oktober jl. een motie van de leden Brekelmans (VVD) en van den Brink (CDA) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om schriftelijk horen voor kansrijke asielzoekers af te schaffen en ervoor te zorgen dat de IND bij kansrijke asielzoekers altijd een fysiek nader gehoor afneemt. In de Kamerbrief «Diverse onderwerpen migratiebeleid» heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de IND is gestopt met schriftelijk horen binnen het project BAA. Bovengenoemde motie beschouw ik hiermee als afgedaan.
Bent u bereid alle vragen afzonderlijk en vóór het eerstvolgende commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid te beantwoorden?
Het commissiedebat van 13 september jl. is komen te vervallen.
De analyse van de Zweedse coronacrisisaanpak |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de analyse van de Zweedse coronacrisisaanpak1 en de daaropvolgende stelling van CBS-statisticus Van Gaalen?2
Ja. Overigens is de tweet waarnaar in de vraag verwezen wordt inmiddels verwijderd, waarbij de auteur van die tweet heeft aangegeven dat de nuances uit het essay over de aanpak van de coronacrisis in Zweden niet goed in een kort bericht te vatten zijn.
Bent u het met de heer Van Gaalen eens dat het waarschijnlijk is dat de manier waarop Zweden de coronacrisis heeft aangepakt, heeft geleid tot minder (over)sterfte en minder maatschappelijke, economische en sociale schade dan de aanpak die de meeste andere landen hanteerden, met harde lockdowns en andere (zware) restrictieve maatregelen?
Maatregelen en de effectiviteit daarvan zijn lastig tussen landen te vergelijken omdat ze met meerdere factoren samenhangen, welke verschillen tussen landen. Voorbeelden hiervan zijn de opbouw van de bevolking qua leeftijd en gezondheid, bevolkingsdichtheid en de mate van vrijwillige en onvrijwillige gedragsaanpassingen naar aanleiding van de coronapandemie, waaronder de mate van veranderingen van gedrag ten aanzien van mobiliteit binnen steden en tussen huishoudens, in het OV, scholen of in het uitgaansleven. De stelling dat de maatregelen die in Zweden zijn genomen ter bestrijding van de coronacrisis, zouden hebben geleid tot minder (over)sterfte en minder maatschappelijke, economische en sociale schade als diezelfde maatregelen in andere landen zouden zijn toegepast, deel ik dan ook niet.
Om te kunnen leren van de aanpak van andere landen heb ik het RIVM gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit van maatregelenpakketten en individuele maatregelen. Ook laat ik via ZonMw onderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van maatregelen. Hierbij heb ik gevraagd om de effecten van maatregelen voor zover mogelijk individueel, maar ten minste in verschillende samenstellingen te evalueren. Ik verwacht de eerste resultaten nog dit jaar te ontvangen en zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden.
Kunt u zich nog herinneren dat verschillende experts, waaronder medici, statistici, sociologen, economen etc., al vroeg in de pandemie wezen op de Zweedse aanpak en daarvoor pleitten? Zo ja, kunt u dan ook verklaren waarom heel lang werd volgehouden dat de manier waarop Zweden de coronacrisis aanpakte verkeerd en schadelijk was? Kunt u uitleggen waarop de stelligheid van deze hypothetische aannames was gebaseerd?
Het kabinet heeft zich tijdens de pandemie gebaseerd op de adviezen van onder andere het Outbreak Management Team (OMT). Naast de medisch inhoudelijke adviezen van het OMT ontving het kabinet ook adviezen van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) en de gedragsunit. Voordat het MIT opgericht was, werd er altijd een sociaal-maatschappelijke en economische reflectie verricht ten behoeve van een brede afweging. Het OMT was op de hoogte van de laatste stand van de medische wetenschap en het RIVM heeft doorlopend contact gehad met een netwerk aan internationale collega’s. Daarbij is het niet eenvoudig om de effectiviteit van beleid tussen landen te vergelijken, zie ook het antwoord op vraag 2.
Waarom kon in Zweden wel een realistische kosten-baten analyse voor restrictieve en dwangmaatregelen gemaakt worden per bevolkings en/of risicogroep en was dat in Nederland steeds niet mogelijk? Vindt u niet dat het inmiddels duidelijk is dat de coronamaatregelen wel degelijk afzonderlijk moeten worden geëvalueerd, zodat getracht kan worden tot een netto-effect daarvan te komen, zowel in positieve als in negatieve zin?
Ik kan geen uitspraken doen over de inzet van evaluatie-instrumenten in het buitenland.
Kunt u uitleggen waarom de aanpak die Zweden hanteerde en de successen die het land daarmee boekte nauwelijks zijn geadresseerd door zowel de Nederlandse politiek als de Nederlandse media? Waarom zijn de evaluaties en analyses die Zweden zelf, bijvoorbeeld door de heer Anders Tegnell, aangaande het eigen beleid heeft gedaan uit zijn verband en uit de werkelijke context getrokken, door te verkondigen dat het land vond dat de gehanteerde aanpak gefaald had, terwijl dat niet is wat er daadwerkelijk door bij het Zweedse beleid betrokken experts en beleidsmakers werd beargumenteerd?
Ik onthoud mij van het geven van kwalificaties van de wijze waarop rapporten en uitspraken in de Nederlandse media en politiek zijn en worden behandeld. Politici en journalisten hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Weet u op welke epidemiologische en virologische data Zweden haar coronabeleid baseerde en waren deze data anders, of werden deze anders geïnterpreteerd, dan in Nederland? Zo ja, waarom, met welke verschillende (soorten) data opereerden beide landen en welke discrepanties zitten er tussen de interpretaties van en de gevolgtrekkingen uit deze data?
Het kabinet heeft zich laten adviseren door onder andere het OMT, waar alle relevante epidemiologische en virologische kennis aanwezig was. Zoals eerder aangegeven, is het RIVM onderdeel van een internationaal netwerk van experts. Het RIVM was op de hoogte van de laatste stand van de epidemie en de laatste stand van de wetenschap. De epidemiologische en virologische data werden en worden in internationaal in o.a. WHO-verband gedeeld. Ik beschik niet over een analyse van de gebruikte data en afwegingen per land.
Is het wat u betreft mogelijk dat de aanhoudende oversterfte in Nederland en veel andere landen een gevolg is van enerzijds «uitgestelde»/vertraagde natuurlijke sterfte van oude en zieke mensen door een infectie met een virus zoals SARS-COV-2, influenza en andere, als gevolg van bijvoorbeeld onnatuurlijke isolatie door de coronamaatregelen en anderzijds een negatief gevolg van de veel te strikte coronamaatregelen die hebben geleid tot schade op vele fronten, waarvan de langetermijneffecten in de vorm van sterfte veel groter zijn dan de kortetermijneffecten in de vorm van sterfte als gevolg van COVID-19? Kortom: is het mogelijk dat het Nederlandse coronabeleid contraproductief heeft gewerkt en nog lange tijd zal doorwerken met betrekking tot de sterfte in Nederland?
Ik heb geen aanwijzingen die de stellingname in vraag 7 onderbouwen. Ik wijs erop dat er al enige tijd geen sprake meer is van oversterfte in Nederland. Via ZonMw laat ik onderzoek verrichten naar de oorzaken van oversterfte in de periode 2020–2021. Eind dit jaar verwacht ik de resultaten van de nu nog lopende onderzoeken.
Onderschrijft u de analyse in bovengenoemd artikel dat het niet Zweden was die een «roekeloos en ongeëvenaard experiment» uitvoerde, maar juist de vele andere landen die overgingen tot zware restrictieve maatregelen, die grote schadelijke gevolgen hadden? Zo nee, waarom niet? Kunt u uiteenzetten waarom u nog altijd van mening bent dat de Nederlandse aanpak goed was en niet (deels) anders had gekund?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2. Overigens klopt het niet dat ik van mening zou zijn dat de Nederlands aanpak niet deels anders zou hebben gekund, zoals wordt gesuggereerd in vraag 8. Het kabinet heeft veel evaluaties laten doen van de aanpak van de coronacrisis, juist met als doel om hiervan te leren. Dit heeft een groot aantal aanbevelingen opgeleverd die het kabinet ter harte heeft genomen. Ik verwijs hiervoor naar de diverse kabinetsreacties op onderzoeksrapporten, bijvoorbeeld die van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Bent u van mening dat de negatieve gezondheidseffecten (niet alleen fysiek, maar ook mentaal, economisch, sociaal etc.,) voor de bevolking, die het Nederlandse coronabeleid heeft veroorzaakt, ondergeschikt zijn aan de collectieve gezondheidswinst van de maatregelen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen, met een kosten-baten analyse gespecificeerd voor verschillende demografische groepen en leeftijdscohorten in de Nederlandse samenleving en de gemiddelde volksgezondheid?
Negatieve effecten zijn niet van ondergeschikt belang geweest ten opzichte van de collectieve gezondheidswinst bij de afweging van de maatregelen tegen COVID-19. De pijlers van de coronastrategie, zoals beschreven in de Kamerbrieven van 6 mei 20203 en 8 februari 20224, vormden de basis van de afweging van het Kabinet.
Voor het antwoord op uw verzoek om dit te onderbouwen met een kosten-baten analyse verwijs ik u naar mijn antwoord van 30 januari 2023 op vraag 8 van de door u eerder gestelde schriftelijke vragen5.
Kunt u een analyse geven van de vraag waarom de Zweedse bevolking uit eigen beweging bepaalde verantwoordelijkheden nam en keuzes maakte om verspreiding van het SARS-COV-2 virus te voorkomen, bijvoorbeeld door vrijwillige (tijdelijke) sociale distantie en gerichte bescherming van de kwetsbaren in de samenleving en waarom de Nederlandse overheid van mening was dat de Nederlandse bevolking hiertoe niet in staat en/of bereid was? Kunt u onderbouwen dat dit daadwerkelijk zo was, of was dit een aanname van de Nederlandse regering? Waarom was de Nederlandse regering van mening dat verregaande «gedragsbeïnvloeding» van de burgers nodig was om hen tot bepaalde handelingen te laten komen, of bepaalde gedragingen juist te doen laten?
De stelling dat de Nederlandse overheid van mening zou zijn geweest dat de Nederlandse bevolking uit eigen beweging niet in staat en/of bereid zou zijn tot gedragsverandering, deel ik absoluut niet. De aanpak is steeds gestoeld geweest op de basisadviezen, die veel Nederlanders hebben gevolgd en toegepast. Dat de Nederlandse bevolking hier grotendeels achter stond, wordt bevestigd door inzichten in draagvlak en naleving van de adviezen en maatregelen, die regelmatig zijn onderzocht gedurende de pandemie6.
Indien het inderdaad zo is dat de Nederlandse bevolking significant minder vertrouwen heeft in de overheid dan de Zweedse bevolking en dientengevolge minder bereid is om aanbevelingen van de overheid op te volgen, kunt u dan een analyse geven van de oorzaak daarvan en daarin vooral ook het eigen aandeel van de Nederlandse overheid meenemen? Erkent u dat de steeds groter wordende inmenging en controle van de overheid in/op het (individuele) leven van burgers, de verminderende levens- en voorzieningenstandaard en de hoge belastingdruk dit wantrouwen en deze afkeer jegens de overheid in de hand werken? Deelt u de mening dat daardoor een selffulfilling prophecy ontstaat, die leidt tot maatschappelijke risico’s?
De relatie tussen vertrouwen, draagvlak en naleving van adviezen en maatregelen van instituties is aanwezig, zoals ook bevestigd door onderzoek van het RIVM en SCP7. Het is echter complex om vergelijkingen te maken met andere landen door de grote verscheidenheid tussen landen.
Bent u voornemens om, bij een volgende gezondheidscrisis/pandemie de Zweedse coronacrisisaanpak als voorbeeld te nemen? Bent u bereid om de verankering van de coronamaatregelen in de Wet publieke gezondheid (Wpg) terug te draaien, nu steeds duidelijker wordt dat het Nederlandse coronabeleid en de maatregelen waarschijnlijk averechts hebben gewerkt? Zo nee, kunt u dit onderbouwd beargumenteren, aangezien de maatregelen nog altijd niet zijn geëvalueerd, de effectiviteit ervan dus niet is aangetoond, terwijl wereldwijde data inmiddels wel laten zien dat minder maatregelen hebben geleid tot minder (gezondheids)schade?
Ik acht de bevoegdheidsgrondslagen zoals opgenomen in de Wet publieke gezondheid van groot belang om een eventuele toekomstige pandemie te kunnen aanpakken. Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden laat ik uitgebreid wetenschappelijk onderzoek verrichten naar effectiviteit van maatregelen. Ik de resultaten hiervan uiteraard met belangstelling tegemoet en zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden.
Het bericht dat AI-sites teksten van nieuwsmedia gebruiken, zonder daar bronvermelding aan toe te voegen |
|
Hülya Kat (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kunt u reflecteren op het gegeven dat AI-sites teksten van nieuwsmedia gebruiken, zonder daar bronvermelding aan toe te voegen?1
Als ik de vraag zo mag interpreteren dat de vraagstellers zich zorgen maken dat het ontbreken van bronvermelding bij AI gegenereerde tekst kan zorgen voor de verspreiding van onder andere mis- en desinformatie, dan deel ik die zorg. De verspreiding van mis- en desinformatie kan verminderen door correcte bronvermelding, aangezien dit de lezer en factcheckers in staat stelt om de herkomst en betrouwbaarheid van informatie te kunnen controleren en beoordelen. Daarom vind ik het van belang dat AI-sites en andere generatieve artificiële intelligentie bronnen correct vermelden.
Het is een andere vraag of de ontwikkelaars van generatieve artificiële intelligentie op grond van het auteursrecht ook verplicht zijn om te melden met welke werken van letterkunde, wetenschap of kunst de generatieve artificiële intelligentie is getraind. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. Artikel 25a, derde lid, van de Auteurswet bevat een definitie van tekst- en datamining. Onder «tekst- en datamining» wordt verstaan een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren, zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden. Die definitie, die op de EU-richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt is gebaseerd, is zo ruim geformuleerd dat daaronder naar het zich laat aanzien ook het trainen van artificieel intelligente applicaties met teksten van nieuwsmedia kan ressorteren. Het geven van een authentieke interpretatie is echter niet aan mij, maar uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voorbehouden. Artikel 15o van de Auteurswet regelt in lijn met de voornoemde richtlijn dat het maken van een reproductie van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst in het kader van tekst- en datamining onder twee cumulatieve voorwaarden geen inbreuk maakt op het auteursrecht. Een reproductie is dan dus toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden. In de eerste plaats moet degene die de tekst- en datamining verricht rechtmatig toegang hebben tot het werk. In de tweede plaats moet het maken van zo’n reproductie ten behoeve van tekst- en datamining niet door de makers of zijn rechtverkrijgenden uitdrukkelijk op passende wijze zijn voorbehouden. Bronvermelding is dus geen voorwaarde voor het rechtmatig kunnen maken van een reproductie in het kader van tekst- en datamining.
Momenteel wordt in de Europese Unie onderhandeld over een Europese AI-verordening. Binnen de triloogonderhandelingen van de AI-verordening is onderwerp van discussie of en hoe bij door AI gegenereerd materiaal verantwoording moet worden afgelegd over met welke (auteursrechtelijk beschermde) bronnen de data is getraind. Het Europees Parlement heeft een verplichting voorgesteld om aan te geven of de AI-systemen zijn getraind met auteursrechtelijk beschermde werken. Het gaat om een eigenstandige verantwoordingsbepaling die de auteursrechtelijke uitzondering inzake tekst- en datamining nadrukkelijk onverlet laat. Het niet naleven van zo’n eigenstandige verantwoordingsbepaling zou, als die bepaling in de verordening zou worden opgenomen, een onrechtmatige daad kunnen opleveren.
In hoeverre klopt het geschetste beeld dat u het standpunt is toegedaan dat een uitzonderingsbepaling uit de Auteurswet geldt voor hetscrapen(tekst- en datamining) van nieuwsartikelen en andere journalistieke content door tech-bedrijven?2
Artikel 15o van de Auteurswet bevat een uitzondering op het auteursrecht voor tekst- en datamining. Die uitzondering kan door iedereen, dus ook door tech-bedrijven, worden ingeroepen, mits de twee voorwaarden worden nageleefd die aan de inroepbaarheid van de uitzondering worden gesteld. Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, moet degene die zich op de beperking beroept in de eerste plaats op rechtmatige wijze toegang tot het auteursrechtelijk beschermde werk hebben verkregen. In de tweede plaats moet de rechthebbende het maken van een kopie van het werk ten behoeve van tekst- en datamining niet uitdrukkelijk op passende wijze hebben voorbehouden.
In hoeverre klopt het dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat hier een andere kijk op heeft en vindt dat het scrapen van auteursrechtelijk beschermd werk niet is toegestaan? Hoe verklaart u deze verschillende visies?
Van een andere kijk op de zaak of een verschil van inzicht tussen de Minister van Economische Zaken en Klimaat en mij is geen sprake. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft opgemerkt dat het auteursrecht onverkort geldt met betrekking tot tekst- en datamining. Het auteursrecht kent de hoofdregel dat voor het maken van een reproductie van een werk van letterkunde, wetenschap en kunst in beginsel telkens voorafgaande toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden is benodigd. De toestemming is «in beginsel» vereist, want er kan een uitzondering op het auteursrecht van toepassing zijn. Een voorbeeld van zo’n uitzondering is artikel 15o van de Auteurswet op grond waarvan het maken van een kopie van werk ten behoeve van tekst- en datamining onder bepaalde voorwaarden is toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende. Als de bij de beantwoording van de eerste twee vragen geduide voorwaarden van artikel 15o van de Auteurswet niet worden gerespecteerd is er alsnog sprake van een inbreuk.
In hoeverre deelt u de overtuiging dat hetscrapen van artikelen die nieuwsmedia achter een betaalmuur hebben geplaatst in strijd is met de Auteurswet, aangezien ook voor de uitzonderingsbepaling van de Auteurswet een voorwaarde hangt van rechtmatige toegang (dus enkel als het werk voor het publiek online vrijelijk beschikbaar is gesteld)?3
De vragenstellers merken terecht op dat alleen een beroep op artikel 15o van de Auteurswet kan worden gedaan als er rechtmatige toegang bestaat tot het werk van letterkunde, wetenschap of kunst dat wordt gereproduceerd in het kader van tekst- en datamining. Dat wil echter niet zeggen dat de bepaling alleen maar kan worden ingeroepen voor tekst- en datamining van werken die online vrij toegankelijk zijn. Ook het scrapen van artikelen die door nieuwsmedia achter een betaalmuur zijn geplaatst, kan onder artikel 15o van de Auteurswet vallen, mits degene die zich op die bepaling beroept rechtmatige toegang tot die artikelen heeft verkregen door daarvoor te betalen. Uiteraard moet ook de andere voorwaarde, dat het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden door de maker of zijn rechtverkrijgenden, worden nageleefd. Nieuwsmedia die niet willen dat hun achter een betaalmuur geplaatste artikelen worden gebruikt om artificieel intelligente applicaties te trainen, kunnen dus een daartoe strekkend uitdrukkelijk voorbehoud maken en de gebruikers van die artikelen daarop wijzen bij het verlenen van toegang. Daar wordt in toenemende mate gebruik van gemaakt. Het voorbehoud kan ook in de metadata van de nieuwsartikelen worden opgenomen.
Onderschrijft u de conclusie dat het onbeperkt vergaren en verwerken van journalistieke content achter paywalls door grote techbedrijven ten koste gaat van de exploitatie van rechthebbenden? Acht u het wenselijk dat de marktmacht van grote techbedrijven daardoor wordt vergroot ten koste van traditionele media?
Tegen het onbeperkt kunnen vergaren en verwerken van journalistieke content zijn rechthebbenden beschermd via artikel 15o van de Auteurswet, die makers en hun rechtverkrijgenden in staat stelt daaraan desgewenst paal en perk te stellen, in het bijzonder door hen in de gelegenheid te stellen het auteursrecht uitdrukkelijk op passende wijze voor te behouden. De EU-richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt, waar artikel 15o Auteurswet op is gebaseerd, zal in 2026 worden geëvalueerd.
Vermeldenswaardig is voorts dat recent de Europese Digital Markets Act (DMA) van kracht is geworden die (oneigenlijk) gebruik van data door de allergrootste tech-bedrijven (zogeheten poortwachters) moet beteugelen en tot eerlijker marktgedrag van die bedrijven moet leiden. De DMA heeft als doel concurrentie op digitale markten te versterken en meer keuzevrijheid te bieden aan gebruikers. In september 2023 zijn de eerste poortwachters aangewezen. Deze poortwachters moeten binnen zes maanden aan de verboden en verplichtingen uit de DMA voldoen. De DMA bevat onder andere transparantievereisten en verplichtingen tot het hanteren van eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden voor poortwachters.
Hoe kan de maker van een tekst het recht op reproductie voorbehouden (de tweede voorwaarde voor de uitzonderingsbepaling binnen de Auteurswet)?
Artikel 15o van de Auteurswet schrijft in het voetspoor van de EU-richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt op dit specifieke punt voor dat het auteursrecht door de maker of zijn rechtverkrijgenden niet uitdrukkelijke en passende wijze is voorbehouden zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gesteld werk. Uit overweging 18 van de voornoemde richtlijn blijkt dat de rechthebbenden specifiek de rechten om reproducties te maken en opvragingen te verrichten ten behoeve van tekst- en datamining op passende wijze kunnen voorbehouden. Bij content die online voor het publiek beschikbaar is gesteld, wordt het voorbehouden van die rechten enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt, waaronder metagegevens en de voorwaarden van een website of een dienst. Het voorbehouden van rechten ten behoeve van tekst- en datamining mag dus geen betrekking hebben op andere vormen van gebruik. In andere gevallen dan online gebruik kan het passend zijn om rechten voor te behouden met behulp van andere middelen, zoals contractuele overeenkomsten of een eenzijdige verklaring. Rechthebbenden moeten maatregelen kunnen nemen om te waarborgen dat indien zij de rechten hebben voorbehouden, dit ook wordt nageleefd. Het geven van een authentieke interpretatie van de uitzondering en daarin opgenomen voorwaarden is uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voorbehouden.
Kunt u toelichten in hoeverre de AI Act handvatten biedt om hiertegen op te treden? Wat doet u om het vrijelijk scrapen van nieuwsartikelen aan banden te leggen?
De AI-verordening biedt naar verwachting handvatten om risico’s te voorkomen en te mitigeren die ontstaan door de inzet van AI-systemen die voor een breed scala aan toepassingen kan worden ingezet, de zogeheten General Purpose AI (GPAI), maar lijkt minder geschikt om alle risico’s op schendingen van auteursrecht te adresseren. Hierbij is het wel belangrijk om te vermelden dat de AI-verordening geen afbreuk doet aan het bestaande juridische kader voor het auteursrecht. De Raad en het Europees Parlement hebben voor GPAI een andere aanpak voorgesteld waarover nog overeenstemming moet worden gevonden in de triloog in Brussel. Hiervoor verwijs ik naar de geannoteerde agenda voor de informele Telecomraad.4 Het kabinet vindt het belangrijk dat er eisen worden gesteld GPAI die leiden tot een eerlijke AI-ontwikkelketen. Omdat veel AI wordt ontwikkeld op basis van GPAI, is het noodzakelijk dat andere ontwikkelaars de juiste informatie hebben als ze op een GPAI-systeem voortbouwen. Het kabinet steunt de eis aan aanbieders van GPAI om informatie te geven en ondersteuning te bieden aan aanbieders die voortbouwen op deze GPAI om er een «nieuw» systeem van te maken waardoor ze aan de eisen van de AI-verordening die voor hen gelden kunnen voldoen.
Zoals in het antwoord bij vraag 1 is aangegeven, is binnen de triloogonderhandelingen van de AI-verordening onderwerp van discussie of en hoe bij door AI gegenereerd materiaal verantwoording moet worden afgelegd over met welke (auteursrechtelijk beschermde) bronnen de data is getraind. Het Europees Parlement heeft een aantal aanvullende eisen voorgesteld, waaronder een verplichting om te markeren dat er gebruik is gemaakt van auteursrechtelijk beschermd materiaal bij het trainen van grote AI-modellen. Dit betreft geen verplichting tot bronverwijzing, maar een samenvatting van het gebruik van trainingsdata dat is beschermd onder het auteursrecht. Deze verplichting zou rechthebbenden beter in staat moeten stellen om te controleren of de voorwaarden worden nageleefd die aan de inroepbaarheid van artikel 15o van de Auteurswet zijn gesteld, aldus het Europees Parlement. Het kabinet zet op dit moment in op goede informatieverplichtingen voor alle GPAI zoals hierboven beschreven, wat naar verwachting al gevolgen zal hebben voor de wijze waarop grote AI-modellen worden getraind. Daarnaast heeft het kabinet conform de motie Dekker-Abdulaziz en Rajkowski,5 zoals ook naar verwezen in de geannoteerde agenda van de informele Telecomraad en het bijbehorend schriftelijk overleg, een mogelijke verdergaande verplichting die zich richt op door AI gegenereerde tekst- of beeldmateriaal waarbij gebruik is gemaakt van auteursrechtelijk materiaal in de trainingsdata bij het Spaanse voorzitterschap onder de aandacht gebracht. De discussie hierover loopt echter nog. De specifieke risico’s op schendingen van auteursrecht kunnen daarnaast worden meegenomen in de evaluatie van de EU-richtlijn auteursrecht in 2026, wanneer ook de AI-verordening enkele tijd van kracht is en de eerste gevolgen kunnen worden bezien.
Heeft u er kennis van genomen dat de privacywaakhonden van twaalf landen waarschuwingen hebben uitgedeeld aan social mediabedrijven omdat zij datascraping moeten uitbannen? Wat is uw visie hierop? Vindt u dat dit ook in Nederland moet gebeuren?4
Ja, ik heb kennis genomen van de gezamenlijke verklaring die de Australische privacytoezichthouder samen met elf andere gegevensbeschermings- en privacytoezichthouders uit niet-EU landen heeft uitgebracht om scraping op sociale media en andere publiekelijk toegankelijke websites te adresseren. Organisaties dienen volgens de Australische privacytoezichthouder redelijke stappen te nemen om persoonsgegevens te beschermen tegen misbruik, inmenging, verlies, ongeoorloofde toegang en verandering. Ook het beschermen tegen het ongeoorloofd verzamelen van deze gegevens via scraping, zou daaronder vallen.
Ik zie dat ook in EU-verband organisaties die persoonsgegevens verwerken deze gegevens op een passende manier moeten beschermen. Dit wordt geregeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG telt zes basisprincipes waaraan de verwerking van persoonsgegevens dient te voldoen. De verwerking van persoonsgegevens dient rechtmatig, behoorlijk en transparant te zijn, terwijl ook dient te zijn voldaan aan de beginselen van doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking en integriteit en vertrouwelijkheid (artikel 5 AVG). Het laatstgenoemde beginsel van integriteit en vertrouwelijkheid houdt onder andere in dat de nodige technische of organisatorische maatregelen dienen te worden getroffen om een passende beveiliging van persoonsgegevens borgen. Daarbij noemt dit artikel uitdrukkelijk dat persoonsgegevens moeten zijn beschermd tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking, opzettelijk verlies, vernietiging en beschadiging. In lijn daarmee vereist artikel 32 AVG dat, rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, en de aard de omvang en de context van verwerking en de risico’s, voor de rechten van de betrokkene een op het risico afgestemd beveiligingsniveau moet worden gewaarborgd. Zo kan het noodzakelijk zijn om een procedure in te stellen voor het op gezette tijdstippen testen, beoordelen en evalueren van de doeltreffendheid van de technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verwerking (artikel 32 AVG). Welke maatregelen in concrete gevallen zijn vereist – bijvoorbeeld om te beschermen tegen de gevolgen van scraping – vraagt om een risicoanalyse waarin met alle relevante omstandigheden wordt rekening gehouden. Of in concrete gevallen is voldaan aan het vereiste niveau van beveiliging uit de AVG is uiteindelijk aan de onafhankelijke toezichthouder om te beoordelen, in Nederland de Autoriteit Persoonsgegevens.
In hoeverre heeft u reeds uitvoering gegeven aan de motie-Dekker-Abdulaziz en Rajkowski, over het Europees voorzitterschap te verzoeken om watermerken te verplichten bij door AI gegenereerde tekst en beelden?5
In het Commissievoorstel voor de AI-verordening en de raadspositie op die verordening worden gebruikers van deepfaketechnologie verplicht om bekend te maken dat het gegenereerde beeld-, audio- of videomateriaal kunstmatig gegenereerd of bewerkt is. Een dergelijke plicht draagt bij aan het zoveel mogelijk (vooraf) mitigeren van het gevaar dat gemanipuleerd materiaal ten onrechte voor authentiek wordt gehouden. Nederland heeft deze transparantieverplichting in de onderhandelingen in de Raad en in de trilogen met het Europees Parlement gesteund. Een mogelijke verdergaande verplichting die is gericht op door AI gegenereerde tekst-, audio- of beeldmateriaal waarbij gebruik is gemaakt van auteursrechtelijk materiaal in de trainingsdata, zal door het kabinet bij het Spaanse voorzitterschap onder de aandacht worden gebracht als het onderwerp op de agenda staat.
In hoeverre wordt de ontwikkeling van de kabinetsvisie op generatieve AI beïnvloed door de val van het kabinet?
De ontwikkelingen van de (kabinets)visie op generatieve AI worden voortgezet. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal deze begin 2024 met uw Kamer delen. De opgaven rondom (generatieve) AI zijn te groot om hier als kabinet geen stappen in te zetten tijdens deze demissionaire periode. Daarbij heeft uw Kamer in grote meerderheid gevraagd om deze visie via het steunen van de motie Dekker-Abdulaziz en Rajkowski.8 Daarom is het van belang om een integrale visie neer te leggen die recht doet aan de korte- en lange termijn impact en een handelingsperspectief formuleert waarmee deze technologie op verantwoorde wijze in de samenleving wordt ingebed.
Daarnaast stuurt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer voor het einde van het jaar het voorlopige standpunt inzake de omgang met generatieve AI door Rijksorganisaties. Om tot dit standpunt te komen, is onder andere advies ingewonnen van de Landsadvocaat.
Clustermunitie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de aankomende bijeenkomst, van 11 tot 14 september, van staten aangesloten bij de Conventie over Clustermunitie (CCM)? Neemt Nederland hieraan deel? Zo ja, wat is dan uw inzet?1
Ja, ik ben op de hoogte van deze bijeenkomst. Vertegenwoordigers van Nederland hebben aan de bijeenkomst deelgenomen. De inzet van Nederland was in lijn met de verplichtingen van het Verdrag inzake clustermunitie en de door Nederland onderschreven politieke documenten in dat kader. Zo heeft Nederland ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd.
Bent u van plan, net als in andere jaren, het gebruik van clustermunitie door alle partijen te veroordelen, dus ook door Rusland en Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft in de openingsverklaring ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd. Hierbij is ook de context geschetst waarbinnen het Oekraïense gebruik van clustermunitie plaatsvindt, namelijk de Russische agressie waartegen Oekraïne zich verdedigt.
Ziet u in de bepalingen van de Conventie over Clustermunitie een verplichting voor de aangesloten staten om inzet van clustermunitie te ontmoedigen? Hoe geeft Nederland hier uiting aan nu er oorlog in Europa woedt?
Ja, Nederland ziet dit als een inspanningsverplichting. Zo ontmoedigt Nederland ieder gebruik van clustermunitie en draagt dat ook uit. Samen met andere landen die partij zijn bij het Verdrag inzake clustermunitie zet Nederland zich in voor de universele toepassing van dit verdrag. Nederland zal deze lijn blijven uitdragen in gesprekken met landen die de normen van het verdrag niet naleven, ook als deze zelf geen verdragspartij zijn.
Bent u bereid de levering van clustermunitie aan Oekraïne door Turkije en de Verenigde Staten (VS) te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Alleen partijen bij het Verdrag inzake clustermunitie zijn gehouden aan de bepalingen daarvan. Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd en ontmoedigt de levering van clustermunitie. Voor niet-Verdragspartijen bestaat echter geen verbod om clustermunitie te leveren aan Oekraïne.
Het bericht ‘Ernstig lek bij Kadaster: miljoenen woonadressen door iedereen op te zoeken’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ernstig lek bij Kadaster: miljoenen woonadressen door iedereen op te zoeken»?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat gezien de toenemende dreiging en intimidatie het Kadaster extra zorgvuldig met gevoelige persoonsgegevens om dient te gaan? Zo ja, wat is hier verkeerd gegaan? Zo nee, waarom niet?
Het opzoeken en verspreiden van persoonsgegevens met de bedoeling te willen intimideren of te bedreigen vind ik een kwalijke en onacceptabele zaak. Het is goed dat dit per 1 januari strafbaar wordt gesteld. Daarbovenop ben ik het eens met de stelling dat gezien de toenemende dreiging en intimidatie, extra zorgvuldig met persoonsgegevens om dient te worden gegaan. In dit geval was het mogelijk toegang te krijgen tot zoeken op naam bij het Kadaster door misbruik te maken van de aanmeldprocedure voor nieuwe gebruikers. Dit door op basis van een KVK-nummer en een rekeningnummer van een willekeurig bedrijf een account aan te vragen.
Sinds wanneer is dit lek bij het Kadaster bekend en zijn er toen direct maatregelen getroffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Direct na melding door de journalist en voorafgaande aan de berichtgeving over dit lek in de pers zijn door het Kadaster maatregelen getroffen. Zo krijgt iedere persoon die een account aanvraagt de inloggegevens inmiddels gescheiden toegestuurd (deels via e-mail, deels via post) en op het adres dat behoort bij het KvK-nummer dat wordt opgegeven. Daarnaast is het Kadaster begonnen alle bestaande accounts door te lichten.
Voorts gaat het Kadaster inloggen via eHerkenning per begin volgend jaar verplicht stellen voor gebruikers van specifieke diensten, waaronder Kadaster Online (KOL) en Keten Integratie Kadaster (KIK). Het Kadaster faciliteert reeds eHerkenning, maar voor verplicht gebruik is het ook nodig dat ketenpartners daarop zijn ingericht. De registers kunnen dan niet meer anoniem worden geraadpleegd. Naast de bestaande logging van wie welke gegevens opvraagt, zal het Kadaster deze monitoring op KOL uitbreiden. Er zijn daardoor meer gegevens beschikbaar als het Openbaar Ministerie een verzoek om informatie doet. Tezamen met het feit dat doxing vanaf 1 januari a.s. strafbaar is, worden hiermee belangrijke stappen gezet om misbruik van persoonsgegevens verder te minimaliseren. Voor de duidelijkheid merk ik op dat er geen signalen zijn dat er ook daadwerkelijk misbruik is gemaakt van de situatie. Ook wil ik benadrukken dat persoonsgegevens van personen voor wie op grond van artikel 37a Kadasterbesluit de verstrekking van persoonsgegevens is uitgesloten, niet kunnen worden geraadpleegd via KOL en dus ook niet zichtbaar waren of zijn bij oneigenlijk gebruik van accounts. Deze personen liepen, met andere woorden, geen risico als gevolg van het in de pers genoemde lek. Datzelfde geldt voor de woonadressen van personen die deze in de BRP hebben laten afschermen.
Is het lek inmiddels volledig gedicht? Zo nee, waarom niet?
Het lek in de aanmeldprocedure is inmiddels volledig gedicht. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, zijn door het Kadaster direct na melding door de journalist maatregelen getroffen om het lek te dichten. Als gevolg van de maatregelen is het niet meer mogelijk om op basis van een KVK-nummer en een rekeningnummer van een willekeurig bedrijf een account aan te vragen. Het Kadaster werkt momenteel aan het controleren van de bestaande zakelijke accounts. Hiervan is tot op heden driekwart gecontroleerd. Accounts die niet voldoen aan de gestelde eisen en die niet reageren op contactverzoeken worden direct afgesloten van de Kadaster dienstverlening. De controle (die handmatig plaatsvindt) zal naar verwachting in november worden afgerond.
In het artikel wordt gerefereerd aan een noodzakelijke wetwijziging. Om welke wetswijziging gaat het en kan de Kamer een voorstel hiertoe zo snel mogelijk ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 5 september jl. heb ik de Kamer laten weten zoeken op naam te gaan beperken tot professionele gebruikers en daarnaast mogelijk te maken dat personen die te maken hebben met bedreigingen en intimiderende situaties op verzoek hun adres kunnen laten afschermen. Dit rekening houdend met de primaire functie van het Kadaster en onder een aantal voorwaarden. Hiertoe moet het Kadasterbesluit worden aangepast. Voor de strekking van de wijziging verwijs ik graag naar mijn brief van 5 september jl.2 Aan de uitwerking van de maatregelen en de wijziging van het Kadasterbesluit wordt momenteel hard gewerkt. Met het Kadaster streef ik er naar de maatregelen per medio oktober 2023 te implementeren. De wijziging van het Kadasterbesluit zal met terugwerkende kracht per die datum in werking treden. Ik doe dat, omdat de berichtgeving van RTL Nieuws en de toenemende mate van doxing mij en het Kadaster heeft gesterkt in de overtuiging dat zo snel mogelijk maatregelen moeten worden getroffen. Over de exacte uitwerking van de maatregelen en de wijzigingen van het Kadasterbesluit zal ik de Kamer zo spoedig mogelijk informeren.
Welke andere veiligheidsmaatregelen bent u voornemens in te voeren? Wanneer gaat dit gebeuren?
Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3 en 5 en de hiervoor genoemde brief van 5 september jl. aan uw Kamer.
Bent u bekend met het feit dat woonadressen o.a. door dit lek door criminelen aan kwaadwillenden via Telegram-groepen verkocht worden? Zo nee, hoe beoordeelt u dit? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten voor gedupeerden?
Ik was, net zoals het Kadaster, er niet mee bekend dat in criminele chatgroepen op Telegram illegaal wordt gehandeld in woonadressen van Nederlanders. Zoals reeds bij vraag 2 aangegeven veroordeel ik dat ten zeerste. Na publicatie heeft het Kadaster onderzoek gedaan naar de personen genoemd in de RTL-publicatie, waarvan de woonadressen zijn gedeeld in Telegramgroepen. Uit dat onderzoek blijkt dat er van deze personen sinds september 2022 geen signalen zijn van directe verstrekkingen uit het Kadaster voor «doxing» of andere oneigenlijke doelen.
Kunt u uiteen zetten op welke manier de gegevens van mensen beschermd worden in het Kadaster en daarbij specifiek in gaan op de gegevens van personen zonder veiligheidsindicatie, de gegevens van personen met veiligheidsindicatie en de gegevens van personen die onder het stelsel «bewaken en beveiligen» vallen? Zo nee, waarom niet?
Op 1 juli 2019 is artikel 37a van het Kadasterbesluit in werking getreden. Dit artikel regelt de mogelijkheid dat personen die vallen binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen een verzoek aan het Kadaster kunnen doen zodat gedurende vijf jaren hun gegevens niet worden verstrekt. Voor de extra maatregelen voor personen die niet vallen onder het stelsel Bewaken en Beveiligen verwijs ik u naar de in de Kamerbrief van 5 september jl. genoemde maatregelen.
Bent u het ermee eens dat er een onderzoek dient te worden gestart zodat het inzichtelijk is welke data is gelekt en bent u bereid slachtoffers te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ja, in de brief van 5 september 2023 aan de Kamer heb ik ook aangegeven dat het Kadaster begonnen is alle bestaande accounts door te lichten op mogelijke signalen van oneigenlijke toegang of gebruik van gegevens. Bij deze controles is een beperkt aantal personen ontdekt die mogelijk slachtoffer konden zijn van het lek. Deze personen zijn daarom concreet verder onderzocht door het Kadaster, tot nu toe zijn er daarbij geen signalen geconstateerd van oneigenlijk gebruik van accounts met lekken van data als gevolg. Desondanks zijn deze personen door het Kadaster wel per brief op de hoogte worden gebracht. Wanneer er in de toekomst blijkt dat er toch slachtoffers zijn naar aanleiding van dit lek, zullen zij uiteraard zo snel mogelijk worden geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat logging en autorisatie zodanig ingericht moeten worden dat het voor het Kadaster en waar gewenst voor de betreffende persoon, inzichtelijk is wie wanneer welke gegevens heeft opgevraagd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit geregeld wordt?
Ja. Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u het ermee eens dat alleen specifieke beroepsgroepen gebruik zouden mogen maken van de zoekfunctie waarbij op naam gezocht mag worden in het Kadaster en dat een beroepscode hieraan bij zou kunnen dragen? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om te voorkomen dat ook anderen (ongewenst) toegang krijgen tot adresgegevens? Zo ja, wanneer gaat u hiermee aan de slag?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 5.
Het schrijnende bericht van een jeugdzorginstelling |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het geheime onderzoeksrapport over jeugdzorginstelling Woodbrookers waarin ernstige misstanden zijn blootgelegd?1 Zo ja, kunt u toelichten welke stappen er zijn genomen naar aanleiding van dit rapport en kunt u dit onderzoeksrapport met de Kamer delen?
De instelling Woodbrookers is de accommodatie voor gesloten jeugdhulp van Jeugdhulp Friesland. Deze aanbieder heeft in opdracht van de IGJ het onderzoeksrapport laten opstellen waarover de artikelen gaan. Aanleiding daarvoor was de melding van een calamiteit bij de IGJ. Jeugdhulp Friesland heeft het rapport toegezonden aan de IGJ. Een dergelijk onderzoek in opdracht van de IGJ wordt in beginsel nooit openbaar gemaakt. Het rapport bevat gegevens die herleidbaar zijn naar personen en kan om die reden in principe niet openbaar verstrekt worden. Inmiddels heeft Jeugdhulp Friesland het rapport geanonimiseerd toch op de eigen website geplaatst vanwege de ontstane publiciteit. De rechter heeft in kort geding daarmee ingestemd omdat de ouders zelf de publiciteit hadden gezocht.
Op basis van het onderzoeksrapport heeft Jeugdhulp Friesland een verbeterplan gemaakt. De IGJ volgt de voortgang van de implementatie van dat verbeterplan. Gelet op de actuele situatie heeft de IGJ besloten het reeds geplande toezicht naar de ombouw van de gesloten jeugdhulp vervroegd uit te voeren. Recent heeft Jeugdhulp Friesland besloten om uiterlijk op 1 juli 2024 te stoppen met gesloten jeugdhulp in zijn huidige vorm. Enerzijds is dat besluit ingegeven door de kwetsbare omvang van de locatie (acht plaatsen) zoals die nu nog functioneert. Anderzijds door de omstandigheid dat extern het vertrouwen afneemt dat Woodbrookers de jongeren in voldoende mate de zorg kan bieden die zij nodig hebben.
Bent u op de hoogte van andere onderzoeksrapporten over jeugdinstellingen waarin misstanden worden blootgelegd? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen en voorzien van uw reactie?
Nee. Wel weet ik door onder andere het rapport van de commissie De Winter dat ook in de gesloten jeugdhulp zich misstanden hebben voorgedaan.3 De transformatie van de gesloten jeugdhulp naar kleinschaligheid en minder gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen moet leiden tot een veiliger leefklimaat. De IGJ houdt toezicht op deze transformatie. Vanaf eind september bezoekt de IGJ alle gesloten jeugdhulpinstellingen in het kader van haar toezicht op de ombouw van de gesloten jeugdhulp, waaronder Woodbrookers. Gelet op de actuele situatie heeft op verzoek van de zorgaanbieder de IGJ besloten het reeds geplande toezicht naar de ombouw van de gesloten jeugdhulp vervroegd uit te voeren.
Klopt het dat pijnprikkels, als methode om jongeren te begrenzen, werden ingezet in Woodbrookers? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om deze verouderde en ongepaste methode overal uit te bannen?
Jeugdhulp Friesland ontkent dat pijnprikkels worden ingezet om jongeren te begrenzen. In noodsituaties kunnen jeugdigen worden vastgepakt als de veiligheid van de jeugdige zelf, groepsgenoten of medewerkers in het geding is. Daarbij komt het soms voor dat, wanneer de jongere zich hevig verzet, dit vastpakken de jeugdige pijn doet. Het gaat dan niet om het toedienen van een pijnprikkel, maar om pijn als gevolg van een escalatie waarbij medewerkers een jongere moet vastpakken. De instelling maakt gebruik van fysiek mentale weerbaarheidstraining en traint medewerkers hierin. Het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) accrediteert deze training. Uitgangspunt van deze methode is de- escalerend te werk gaan.
Bent u het ermee eens dat de uitspraak in het artikel «toch wordt een jongere als ze agressief wordt niet alleen vastgepakt en naar de grond gewerkt, maar ook met toediening van een pijnprikkel naar haar kamer of een «time-out ruimte» gebracht. Daar wordt ze in eenzaamheid opgesloten» volkomen onacceptabel is en nooit mag voorkomen?
Wanneer een jeugdige op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp is opgenomen in een gesloten accommodatie mag de instelling waar de jeugdige geplaatst is de vrijheidsbeperkende maatregelen vastpakken en tijdelijk afzonderen toepassen, maar uitsluitend indien dat noodzakelijk is. Het daarbij toedienen van pijnprikkels is niet toegestaan. Zoals uit het antwoord op de vorige vraag blijkt stelt Jeugdhulp Friesland dat wat in citaat staat niet gebeurd is.
Naar verwachting treedt op 1 januari 2024 de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp in werking. Die wet wijzigt de Jeugdwet en stelt strengere eisen en voorwaarden aan de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook met de wetswijziging wordt het toedienen van pijnprikkels als vrijheidsbeperkende maatregel niet toegestaan.
Bent u het ermee eens dat er meer moet worden gekeken naar de behoeften van de desbetreffende jongeren, aangezien in dit rapport wordt gesteld dat er bij jongeren die binnenkomen niet goed wordt gekeken waar hun problemen vandaan komen maar dat er wel wordt gewerkt aan het aanpakken van problematisch gedrag?
Ja.
In hoeverre is de veiligheid van de jongeren in Woodbrookers gegarandeerd? Hoe kan het dat buurtbewoners zich onveilig voelden en zelfs overlast, vernielingen en geweld hebben ervaren? Welke maatregelen zijn genomen om de veiligheid in en rondom de instelling te waarborgen?
Op basis van de aanbevelingen van het onderzoeksrapport heeft Jeugdhulp Friesland een verbeterplan opgesteld en het aantal plekken op de locatie verlaagd. Ook is de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen teruggedrongen, onder meer door het sluiten van de time-out ruimtes. Verder is er inmiddels regelmatig contact van de instelling met buurtbewoners om eventuele vragen of klachten tijdig te signaleren en op te pakken. Hierdoor is de situatie voor zowel de jongeren en medewerkers op Woodbrookers als de buurtbewoners verbeterd. Recent heeft Jeugdhulp Friesland besloten om uiterlijk op 1 juli 2024 te stoppen met gesloten jeugdhulp in zijn huidige vorm. Enerzijds is dat besluit ingegeven door de kwetsbare omvang van de locatie (acht plaatsen) zoals die nu nog functioneert. Anderzijds door de omstandigheid dat extern het vertrouwen afneemt dat Woodbrookers de jongeren in voldoende mate de zorg kan bieden die zij nodig hebben
Een docent en onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) die zelf ook kinderrechter is, stelt dat hier fundamentele rechten van ouders en kinderen zijn geschonden, hoe kijkt u hiernaar?
Op grond van (internationale) bepalingen die zijn neergelegd in de Grondwet, het Internationaal Verdrag inzake de Burgerrechten en Politieke rechten en het Europees verdrag inzake de Rechten van de Mensen zijn beperkingen van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het lichaam, alsmede het beperken van verplaatsings- of bewegingsvrijheid alleen toegestaan voor zover dit bij de wet is voorzien, een geoorloofd legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Het in het kader van jeugdhulp toepassen van maatregelen die een beperking vormen van het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de onaantastbaarheid van het lichaam, of het beperken van de verplaatsings- of bewegingsvrijheid is daarom ook alleen toegestaan als de rechter een (voorwaardelijke) machtiging voor gesloten jeugdhulp heeft verleend. Bovendien moet altijd worden voldaan aan alle onderdelen van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet, waarin is geregeld wat is toegestaan in de gesloten jeugdhulp. De in het hoofdstuk limitatief benoemde maatregelen mogen uitsluitend worden toegepast als dat noodzakelijk is teneinde de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken of als dat noodzakelijk is voor de veiligheid of gezondheid van de jeugdige of anderen. Ook moet de beperking telkens worden afgewogen tegen het met die vrijheidsbeperking te dienen belang en moet worden vastgesteld of het doel van de vrijheidsbeperkende maatregelen in redelijkheid niet op een andere, voor de jeugdige minder ingrijpende wijze kan worden behaald.
Indien vrijheidsbeperkende maatregelen niet op deze wijze worden toegepast (wordt niet voldaan aan de Jeugdwet en) kan dit leiden tot schending van bovengenoemde rechten.
Worden de meldingsplicht en protocollen met betrekking tot calamiteiten en incidenten in jeugdzorginstellingen voldoende nageleefd? Hoe kan het dat er in Woodbrookers geen melding werd gemaakt van ernstige incidenten en seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht conform de Jeugdwet bij de inspectie te melden. Als blijkt dat een zorgaanbieder een wettelijk verplichte melding niet heeft gedaan, bijvoorbeeld doordat een signaal of melding via een andere melder (bijvoorbeeld familielid of zorgverlener) bij de IGJ terechtkomt, dan spreekt de IGJ de zorgaanbieder hierop aan en kan alsnog het reguliere toezicht in gang gezet worden. De signalen of meldingen via een andere melder geven geen aanleiding om te veronderstellen dat jeugdzorginstellingen de meldingsplicht onvoldoende naleven.
Jeugdhulp Friesland heeft zelf verklaard dat medewerkers dit wel degelijk wisten, maar als gevolg van de afwikkeling van het incident over het hoofd hebben gezien dat dit nog gemeld moest worden. Toen ontdekt werd dat dit incident niet was gemeld is het overigens alsnog gemeld. Het beeld dat Woodbrookers geen melding heeft gemaakt van ernstige incidenten herkent de IGJ niet. De IGJ heeft geregeld contact met jeugdzorginstelling Jeugdhulp Friesland (locatie Woodbrookers). Dit is onderdeel van het reguliere toezicht. Vanaf eind september bezoekt de IGJ alle gesloten jeugdhulpinstellingen in het kader van haar toezicht op de ombouw van de gesloten jeugdhulp, waaronder Woodbrookers. Gelet op de actuele situatie heeft op verzoek van de zorgaanbieder de IGJ besloten het reeds geplande toezicht naar de ombouw van de gesloten jeugdhulp vervroegd uit te voeren.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden? Kunt u inzicht geven in mogelijke andere onderzoeksrapporten waarin misstanden worden blootgelegd?
Helaas heeft de beantwoording van deze en andere vragen naar aanleiding van de berichtgeving over de Woodbrookers meer tijd gevraagd.
Dat inzicht kan ik niet geven omdat ik niet beschik over andere rapporten waarin misstanden worden blootgelegd.
73 biggen die zijn verdronken in hun eigen mest nadat een verouderde roostervloer het begaf |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat afgelopen week bij twee varkenshouderijen dieren door de roostervloeren zijn gezakt, waarbij 73 biggen in hun eigen mest zijn verdronken?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Bent u ermee bekend dat twee weken terug vijf koeien in een gierput zijn beland, waarbij ook het vermoeden bestaat dat deze door een rooster zijn gezakt? Zo ja, kunt u bevestigen of dit inderdaad de ware toedracht van de val in de gierput was?2
Ja. De brandweer (Veiligheidsregio Utrecht) heeft bevestigd dat de koeien door het bezwijken van de betonnen vloer in de gierput zijn terecht gekomen.
Bent u ermee bekend dat afgelopen zondag nog vijf kalfjes door de brandweer uit een mestput zijn gehaald?3
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Deelt u de mening dat verdrinken in de eigen mest een gruwelijke dood is voor de getroffen dieren?
Ja, die mening deel ik.
Bent u bekend met de uitspraak in het Algemeen Dagblad van de varkenshouder van het bedrijf waar de 73 biggen omkwamen dat «Dat stalen deel is verouderd», over de stalen constructie die het kunststof rooster draagt? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Ja, ik heb het bericht gelezen. Het laten verouderen van een stalvloer waardoor deze niet meer voldoet aan het minimumniveau voor constructieve veiligheid uit Bouwbesluit 2012 is niet toegestaan. Kennelijk was deze varkenshouder hiervan op de hoogte en hij had zorg moeten dragen voor het uitvoeren van vervolgacties, zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de benodigde reparaties en herplaatsing van de dieren.
Wordt er nader onderzoek ingesteld naar beide varkenshouders en de koeienhouder om te beoordelen of deze vóór het bezwijken van de roosters al kennis hadden kunnen hebben van de mogelijk door ouderdom versleten en daardoor levensgevaarlijke constructies en het hebben nagelaten hier iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Voor zover bekend heeft de brandweer (Veiligheidsregio) bij deze incidenten geen melding gedaan bij het gemeentelijke bouwtoezicht of bij de NWWA. Het is daarmee geheel aan de staleigenaar gelaten om vervolgacties te nemen, zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de benodigde reparaties en herplaatsing van de dieren. Dit geldt ook voor onderzoek naar de oorzaak, waarbij aannemelijk is dat ook een rol bij de verzekeraar van de staleigenaar ligt. Het is uiteindelijk ook primair de verantwoordelijkheid van de staleigenaar om vervolgacties te nemen en niet die van het gemeentelijk bouwtoezicht of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Uit oogpunt van dierenwelzijn vind ik het echter toch wenselijk dat het gemeentelijke bouwtoezicht en de NVWA na een stalincident geïnformeerd worden, zodat zij een afweging kunnen maken om de betreffende stal te controleren. Ik ga daarom samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in overleg met Brandweer Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de NVWA om te zorgen dat bij dit soort incidenten systematisch melding wordt gedaan door de brandweer aan het gemeentelijke bouwtoezicht en in geval van risico’s voor het welzijn van nog aanwezige dieren bij de NVWA.
Staan er nu op genoemde bedrijven nog dieren op mogelijk ondeugdelijke vloeren? Zo ja, hoeveel en waarom wordt dat risico genomen? Zo nee, wat is er dan gebeurd met deze dieren?
Dat is mij niet bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 zijn voor zover bekend geen melding gedaan bij de genoemde incidenten bij het gemeentelijk bouwtoezicht of de NVWA.
Bent u bekend met de uitspraken van veeroosterproducent Gerben Nooyen in het Algemeen Dagblad dat de omstandigheden in de varkensstal bepalend zijn voor de levensduur van roosters en dat dat van vele factoren, zoals diepte van de put, luchtstromen, mestplek, type mest en voerresten, afhankelijk is? Wat vindt u daarvan?
Ik heb deze uitspraken gelezen. Dat vele factoren effect hebben op de levensduur van roostervloeren maakt dat met regelmaat beoordelen van de kwaliteit van de vloer van evident belang is.
Welke richtlijnen bestaan er voor het beoordelen van de levensduur van een roostervloer in een specifieke stal en hoe wordt dit per stal bepaald?
In het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan de constructieve veiligheid van bouwconstructies. Dit geldt ook voor stalvloeren en mestkelders. Het Bouwbesluit 2012 stelt minimum prestatie-eisen aan de sterkte van bouwconstructies en wijst daarvoor NEN-normen aan. Uit deze normen volgt dat stalvloeren bij nieuwbouw gedurende een ontwerplevensduur van 15 jaar niet mogen bezwijken. De roostervloeren moeten daartoe ook voldoende bestand zijn tegen aantasting door het sterk agressieve milieu van mest- en mestdampen. Hoewel bij nieuwbouw van een ontwerplevensduur van 15 jaar wordt uitgegaan, betekent dit niet dat de roostervloeren in de praktijk ook maar 15 jaar meegaan of gebruikt mogen worden. Na de bouw van een stal is het aan de eigenaar van de stal te zorgen dat de roostervloeren blijvend voldoen aan minimumveiligheidsniveau voor bestaande gebouwen. Het ligt daarbij in de rede dat de staleigenaar regelmatig nagaat of de roostervloeren geen tekenen van schade, roest of veroudering vertonen. En dat als hiervan sprake is dat de staleigenaar de roostervloeren vervangt of (indien mogelijk) repareert. Bij de hiervoor beschreven incidenten lijkt het erop dat sprake was van oudere roostervloeren met mogelijk gebreken. Ook breder is mijn beeld dat de problematiek van instortende roostervloeren vooral speelt bij oudere roostervloeren.
Herinnert u zich dat uit onderzoek van Varkens in Nood bleek dat de brandweer in 2019 maar liefst 240 keer moest uitrukken om dieren uit mestputten te redden, bijna vijf keer per week?4
Ja.
Wat heeft u sindsdien gedaan om het risico hierop te verminderen?
Mijn voorganger heeft hierover gesproken met de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) en heeft aandacht gevraagd voor de gevaren van verouderde roostervloeren. De POV heeft dit punt onder de aandacht gebracht bij haar leden.
Heeft u, gezien het feit dat er nu in zeer korte tijd opnieuw al zeker drie ongelukken met roostervloeren zijn gebeurd, er voldoende vertrouwen in dat de sector genoeg verantwoordelijkheid neemt om de deugdelijkheid van deze vloeren te waarborgen?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 9 is mijn beeld dat de problematiek van instortende roostervloeren vooral speelt bij oudere roostervloeren.
Ik ga hierover samen met mijn collega van BZK in gesprek met de sector, Brandweer NL, VNG en de NVWA.
In de rede ligt dat er een informatieblad wordt opgesteld om staleigenaren te wijzen op de gevaren van verouderde roostervloeren voor zowel mens als dier en het belang van het uitvoeren van regelmatige controles in relatie tot veiligheid en het tijdig nemen van (herstel)maatregelen.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nog steeds geen handhavingstaak heeft op bouwtechnische zaken zoals roostervloeren, zoals uw voorganger schreef in antwoord op schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren in 2018?5
Ja, dat klopt. Zoals eerder aangegeven in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Futselaar (SP) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2553) is de constructieve veiligheid van gebouwen geregeld in het Bouwbesluit 2012 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit besluit is ook van toepassing op stallen en daarin toegepaste stalvloeren. Er gelden zowel eisen voor nieuwe als bestaande gebouwen. Bij nieuwbouw is de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen verantwoordelijk dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit. De gemeente is daarbij bevoegd gezag en beoordeelt de vergunning en kan toezicht houden op de bouw. Bij bestaande bouw is de eigenaar verantwoordelijk dat de stalvloeren voldoen. Er geldt daartoe een algemene zorgplicht voor de eigenaar. De gemeente kan hierop toezicht houden en handhaven, zij zijn bevoegd gezag. Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe zij invulling geven aan toezicht en handhaving.
Klopt het dat er nog steeds geen sanctie staat op het hebben van ondeugdelijke roostervloeren? Zo ja, waarom niet? Zo nee, wat is die?
Als geconstateerd wordt dat een roostervloer niet voldoet aan het Bouwbesluit dan kan een gemeente handhavend optreden. Dit kan met bestuursdwang of een dwangsom.
Bent u zich ervan bewust dat varkens zeer zindelijke dieren zijn die van nature ver van hun lig- en eetplek hun uitwerpselen deponeren?
Ja.
Wat vindt u ervan dat we in Nederland tienduizenden varkens houden op onbetrouwbare constructies boven diepe, open gierputten waarmee het ene na het andere ongeluk gebeurt, zonder, uitgaande van de antwoorden op de vragen in 2018, enige richtlijnen, vorm van toezicht of handhaving hierop?
Ik vind het belangrijk dat in het kader van dierenwelzijn de vloerconstructies boven mestkelders veilig zijn. Daarbij speelt ook het belang van een veilige werkomgeving voor veehouders en medewerkers. In antwoorden op de voorgaande vragen ben ik ingegaan op deze veiligheid en acties die ik ga nemen om ongelukken door het instorten van vloeren zo veel mogelijk te voorkomen.
Vindt u het dierwaardig om zindelijke dieren gedwongen te houden in hun eigen uitwerpselen en mestdampen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
In mijn beleid ga ik uit van positief welzijn voor dieren. Dat betekent dat dieren recht hebben op kwaliteit van leven. Om dat te bereiken dient er een omslag plaats te vinden naar uitsluitend gebruik van diergericht ontworpen houderijsystemen. Dat zijn systemen waarbij de dieren onder andere hun eigen gedragsbehoeftes kunnen tonen (waaronder de behoefte om als zindelijk dier de eigen lig- en eetplaats zo schoon mogelijk te houden), die een comfortabele en veilige omgeving voor de dieren bieden en waarbij hun gezondheid gewaarborgd is.
Bent u bereid een plan op te stellen voor de snelle uitfasering van diepe mestkelders onder de stal, aangezien mestkelders waarin mest en urine samen komen onder de stal zorgen voor giftige staldampen en kans op explosies, stalbranden en instorting?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 en vraag 12 is het beeld dat de problematiek van instortende roostervloeren vooral speelt bij oudere roostervloeren. Ik ga hierover samen met mijn collega van BZK in gesprek met de sector, Brandweer NL, VNG en de NVWA. In de rede ligt dat er een informatieblad wordt opgesteld om staleigenaren te wijzen op de gevaren van verouderde roostervloeren voor zowel mens als dier en het belang van het uitvoeren van regelmatige controles in relatie tot veiligheid en het tijdig nemen van (herstel)maatregelen.
Wat gaat u verder doen om te voorkomen dat nog meer dieren in de Nederlandse veehouderij het droeve lot ten deel valt om in gierkelders te belanden en te verdrinken (of bijna te verdrinken) in hun eigen uitwerpselen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 18. Naast de gesprekken die mijn ministerie hier over aangaat, is het ook aan het volgende kabinet om te bezien of aanvullend andere maatregelen nodig zijn.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de daarvoor geldende termijn beantwoorden?
Vanwege de benodigde (interdepartementale) afstemming heeft beantwoording helaas meer tijd gekost dan de gebruikelijke termijn van drie weken. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd op 12 september 2023.
Het bericht dat de drugsmaffia ‘hulp’ biedt aan Limburgse horecaondernemers die sinds de watersnood problemen hebben |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Drugsmaffia biedt «hulp» aan Limburgse horeca-ondernemers die sinds de watersnood problemen hebben»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze signalen?
Bij mijn aantreden in januari 2022 ben ik door mijn ministerie uitvoerig geïnformeerd over de lopende zaken. Dat was ook de maand waarin de burgemeester van Valkenburg aan de Geul ondernemers – in een tijd dat de coronamaatregelen van toepassing waren – de ruimte heeft geboden hun horecagelegenheid te openen, vanwege het financieel zwaar weer waarin zij destijds verkeerden.
Klopt het dat burgemeester Daan Prevoo van Valkenburg aan de Geul u begin vorig jaar al waarschuwde «dat er lieden met een zak geld rondgaan om ondernemers ondersteuning aan te bieden bij het herstel van hun pand»?2 Zo ja, wanneer heeft het contact hierover met burgemeester Prevoo plaatsgevonden? Heeft u concrete acties ondernomen naar aanleiding van deze waarschuwing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat houden deze acties in? Is de Kamer hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het fenomeen dat criminelen ondernemers in financieel kwetsbare posities proberen te benaderen voor medewerking aan criminele activiteiten. Ook verkondigde de burgemeester van Valkenburg aan de Geul in januari 2022 dat er horecaondernemers waren die door de watersnood in juli 2021, in combinatie met de geldende coronamaatregelen, in financieel zwaar weer verkeerden.
Vanuit mijn ministerie werd toen al, samen met publieke en private partners, breed ingezet op het weerbaar maken van kwetsbare ondernemers tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Zo is het weerbaar maken van kwetsbare branches (waaronder horeca) tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit een blijvend speerpunt in het Actieprogramma Veilig Ondernemen. Ook hebben de Regionale Informatie en Expertise Centra en Platforms Veilig Ondernemen meerjarig financiële middelen ontvangen voor het vergroten van de weerbaarheid in de regio.
Verder is vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) ter beschikking gesteld en heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat een financiële tegemoetkoming ter beschikking gesteld aan de provincie Limburg voor tegemoetkoming voor schade als gevolg van omzetderving. Over de voortgang wordt de Kamer op regelmatige basis geïnformeerd in de halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit en in rapportages over de voortgang van de afhandeling van de Wts.
Voor het bieden van de juiste hulp en steun aan ondernemers is het verder van belang dat de bestuurders en partners in de regio de ruimte benutten om maatwerk te leveren vanuit het zicht dat zij hebben op de problematiek. Vanuit mijn ministerie is er geregeld contact met de lokale bestuurders en worden de partners, zowel met kennis en expertise als met financiële middelen, geholpen in het kunnen bieden van deze hulp en steun aan lokale ondernemers.
Kunt u aangeven hoeveel ondernemers na de watersnood een beroep hebben gedaan op schadeloosstelling via de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts)? Hoeveel is er tot nu toe uitgekeerd? Hoeveel aanvragen zijn afgewezen, en waarom? Hoeveel ondernemers wachten nog op een vaststelling van het uit te keren bedrag en hoe lang moeten deze ondernemers nog wachten op uitsluitsel?
Na de waterschade medio juli 2021 in Limburg hebben 419 ondernemers3 bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een beroep gedaan op een financiële tegemoetkoming op grond van de Wts. In totaal is er voor afgerond € 30,5 miljoen aan tegemoetkoming uitgekeerd aan ondernemers.
Van de ontvangen aanvragen vanuit ondernemers zijn er 88 afgewezen. De afwijzingen hebben onder andere als oorzaak dat de schade buiten het schadegebied lag, de kosten niet onder de ministeriële regeling op basis van de Wts vielen of de schade onder het drempelbedrag lag. De Wts voorziet niet in tegemoetkoming voor schade als gevolg van omzetderving. Daarvoor heeft de provincie Limburg «nadere subsidieregels omzetderving door overstromingen door zoet en afstromend water in juli 2021 in Limburg en Noord-Brabant» opgesteld.
Op dit moment zijn er geen gedupeerde horecaondernemers in afwachting van een definitief besluit over de tegemoetkoming in diens schade.
Hoe verklaart u het dat criminelen «hulp» bieden aan ondernemers die veel schade hebben ondervonden van de waterramp, terwijl het de overheid is die steun zou moeten bieden? Is de tegemoetkoming vanuit de overheid wel voldoende? Zo ja, waar blijkt dit uit? Kan het zo zijn dat de criteria om een beroep te doen op schadeloosstelling te streng zijn? Zo ja, gaat u deze versoepelen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft met onder andere de regeling op basis van de Wts, de Beleidsregel teeltplanschade in uiterwaarden en de Regeling omzetderving getracht om ondernemers te ondersteunen bij de schade die zij ondervonden hebben als gevolg van de wateroverlast. Echter, criminelen zijn altijd op zoek naar (nieuwe) manieren om hun criminele activiteiten voort te zetten en hun positie in de bovenwereld verder te versterken. Een van de uitingsvormen daarvan is dat zij (horeca)ondernemers «hulp» aanbieden om de horecazaak vervolgens te misbruiken als dekmantel voor criminele activiteiten (zoals het witwassen van crimineel geld). Wanneer ondernemers zich in een (financieel) kwetsbare positie bevinden, kunnen criminelen daar misbruik van proberen te maken.
Naast financiële steun aan de gedupeerde horecaondernemers is voorlichting en bewustwording van belang. Vanuit mijn ministerie en de lokale overheidspartijen, waaronder politie, Regionaal Informatie en Expertise Centrum en Platform Veilig Ondernemen, zetten wij in allerlei vormen in op het weerbaar maken van ondernemers in (financieel) kwetsbare posities. In Limburg worden vanuit de politie informatiebijeenkomsten georganiseerd.
Is de berichtgeving in de Volkskrant3 een reden voor een tweede openstelling van de subsidieregeling voor geleden omzetschade die door de provincie Limburg is opgezet en waarvoor de Minister van Economische Zaken en Klimaat een specifieke uitkering heeft verstrekt van 24 miljoen euro?4 Zo nee, waarom niet?
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft als bijdrage voor de uitvoering van de «nadere subsidieregels omzetderving door overstromingen door zoet en afstromend water in juli 2021 in Limburg en Noord-Brabant» een specifieke uitkering verstrekt van € 24 miljoen aan de provincie Limburg. Zoals vermeld in mijn brief van 30 januari 20236 aan uw Kamer voorziet de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland iedere aanvraag van een advies aan het College van gedeputeerde staten van Limburg ter besluitvorming. Een eerste openstelling van de regeling heeft geresulteerd in 82 toekenningen voor in totaal € 4,9 mln en 30 afwijzingen voor in totaal € 0,9 mln. Aan de hand van een evaluatie heeft het College van gedeputeerde staten op 5 september jl. besloten tot een tweede openstelling van de regeling. Bij de eerste openstelling was de regeling niet bij alle ondernemers bekend en de periode voor het indienen van een aanvraag was voor sommige ondernemers te kort. De voorwaarden van de regeling blijven hetzelfde. Ondernemers die bij de eerste openstelling niet in staat zijn geweest om een aanvraag in te dienen krijgen daartoe alsnog de gelegenheid. Er komt dus een tweede openstelling, maar niet als gevolg van de berichtgeving in de Volkskrant.
Wat is uw reactie op de uitspraak van burgemeester Prevoo dat de overheid het zichzelf mag aanrekenen dat hoe langer het duurt tot gedupeerde ondernemers verzekeringen en rijksregelingen krijgen uitgekeerd, des te meer kans de georganiseerde misdaad krijgt om toe te slaan?5 Wat is uw reactie hierop, ook aangezien u ondermijning tot een van uw speerpunten heeft gemaakt? Wat gaat u eraan doen om deze negatieve ontwikkeling te stoppen?
Mijn ministerie zet zich, samen met gemeenten, andere publieke en private partners, hard in om de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in Nederland aan te pakken. Dat heeft er in geresulteerd dat er steeds meer bewustwording is en ondernemers criminele benaderingen (beter) weten te herkennen, zo blijkt ook uit de ondernemers in Limburg die zich gemeld hebben bij politie of Meld Misdaad Anoniem. De situatie bij Limburgse horecaondernemers laat zien dat een gezamenlijke aanpak blijvend nodig is.
De gebrekkige betrokkenheid bij de sanctiehandhaving |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Onderschrijft u de inhoud van het artikel «Ministerie van Wopke Hoekstra liet het in Brussel «afweten» na het uitbreken van de Oekraïne-oorlog»?1 Zo nee, welk onderdeel is feitelijk niet juist?
Ik onderschrijf de strekking van het artikel niet. Het kabinet, inclusief de Minister en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft zich sinds het uitbreken van de Oekraïne-oorlog dagelijks hard ingezet en blijft dat doen. Daarbij blijft het uitgangspunt dat Oekraïne onze steun verdient, voor zolang dat nodig is. Naast steun aan Oekraïne is de Nederlandse inzet erop gericht het vermogen van Rusland om de oorlog voort te zetten aan te pakken.
In de periode waarnaar verwezen wordt werd in EU-verband in veel vergaderingen over verschillende (deel)onderwerpen van sancties gesproken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken was hierbij aanwezig, was hiervan op de hoogte en/of leverde input voor de Nederlandse deelnemer(s). De ingestelde sancties tegen Rusland zijn van dien aard dat ook onderdelen van de Rijksoverheid die daarvoor niet of in mindere mate met sancties te maken hadden, daar toen bij betrokken werden. Afhankelijk van het precieze onderwerp van de vergadering werd de Nederlandse delegatie vastgesteld.
Is het juist dat uw ministerie «tot vier keer toe» weigerde deel te nemen aan formele gesprekken over de uitvoering van sancties?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1, werd per geval bekeken op basis van de agenda en de gevraagde expertise de delegatie vastgesteld.
Waarom waren er onder uw leiding als coördinerend bewindspersoon voor het begin van de Russische invasie op 24 februari 2022 en in de eerste weken daarna geen adequate afspraken gemaakt tussen de betrokken ministeries over de sanctiehandhaving? Hoe rijmt u dit met het belang dat u publiekelijk toekende aan effectieve sancties?
In de eerste weken na de invasie is er een ongekende hoeveelheid aan nieuwe sanctiemaatregelen tegen Rusland van kracht geworden. De ingestelde sancties zijn van dien aard dat ook onderdelen van de Rijksoverheid die daarvoor niet of in mindere mate met sancties te maken hadden, daar toen bij betrokken werden. Afhankelijk van het precieze onderwerp van de vergadering werd de Nederlandse delegatie vastgesteld. Over de precieze inspanningen is in het Kamerdebat en de Kamerbrief van 31 maart/1 april 2022 een toelichting gegeven (Kamerstuk 36 045 nr. 59). Sindsdien is uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de doorgevoerde verbeteringen en de versterkte interdepartementale coördinatie (Kamerstukken 36 000 V, nr. 56 en 36 045 nrs. 61, 104, 120 en 158).
Bent u het eens met de stelling dat u tussen 24 februari 2022 en 31 maart 2022 (het Kamerdebat over sanctiehandhaving) zodanige steken heeft laten vallen bij het coördineren van het sanctiebeleid, dat Russische oligarchen op de sanctielijst mogelijk de dans zijn ontsprongen? Welke bezittingen zijn als gevolg daarvan niet bevroren?
Zoals ook te lezen in het rapport van nationaal coördinator Blok zijn er geen aanwijzingen dat er bevriezingen zijn gemist (Kamerstuk 36 045 nr. 72). De rapportage hierover was destijds niet op orde maar is dat inmiddels wel. De Kamer is hierover regelmatig geïnformeerd.
Heeft u de Kamer wel juist geïnformeerd, als u stelde dat u «bepaald niet Laisser-faire» bent geweest? Erkent u dat een heel ander beeld uit de onthullingen naar voren komt?
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 1 heeft het kabinet, inclusief de Minister en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zich sinds het uitbreken van de Oekraïne-oorlog dagelijks hard ingezet en blijft dat doen. Deze inzet is regelmatig en uitvoerig aan uw Kamer gecommuniceerd.2
Hoe verloopt de implementatie van de aanbevelingen van Stef Blok? Erkent u dat veel van deze zaken simpelweg niet gebeuren of te traag? Hoe staat het met het verbod op de trustsector?2
Zoals gemeld in de Kamerbrief stand van zaken sanctienaleving van 4 november 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 120) waren op dat moment veertien van de negentien aanbevelingen gerealiseerd of naar hun aard doorlopend. De overige aanbevelingen worden op langere termijn gerealiseerd door de modernisering van sanctiewetgeving. Ook op 21 april 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang (Kamerstuk 36 045 nr. 158). Ten aanzien van de modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel is er op 19 april een technische briefing geweest en op 5 juli een commissiedebat.
Het onderzoek de Toekomst van de trustsector van juli 2022 concludeert dat een eventueel verbod niet efficiënt en doelmatig is om integriteitsrisico’s te beheersen. In de kabinetsreactie op het onderzoek (Kamerstukken II 2022/23, 32 545, nr. 180) neemt het kabinet deze conclusie over waardoor er geen verbod op de trustsector komt. Wel zijn in reactie op het onderzoek vervolgstappen aangekondigd zoals meer transparantie en informatie-uitwisseling van trustkantoren.
In verband met de Russische inval in Oekraïne is de spoedwet van de Minister van Financiën sinds 15 juli 2022 van kracht (ingediend op 19 april 2022). Deze wet verbiedt het verlenen van trustdiensten aan cliënten die in Rusland of Wit-Rusland wonen of gevestigd zijn.
Betekent de notie van «coördinatie van het Nederlands buitenlandbeleid» dat de Minister van Buitenlandse Zaken altijd eindverantwoordelijk is voor wat andere ministeries ten aanzien van het buitenland doen of nalaten? Zo nee, hoe gaat u de coördinatie verbeteren?
Een coördinerende taak houdt niet in dat verantwoordelijkheden worden overgenomen van eerstverantwoordelijke Ministers en/of ministeries. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 en vraag 6 is uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de inspanningen omtrent het verbeteren van de coördinatie op het gebied van sanctienaleving.
Het bericht ‘Anje dreigt haar boerderij kwijt te raken’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Roelof Bisschop (SGP) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() ![]() |
Begrijpt u het gevoel van de genoemde ondernemers dat de rijksoverheid aanstuurt op beëindiging van hun bedrijf?1
Het afwegen van de mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting is een ingrijpende keuze voor de betrokken ondernemers. Ik begrijp goed dat het maken van deze eigen keuze met emotie gepaard gaat. De aanpak piekbelasting stuurt niet en is geheel vrijwillig. Zaakbegeleiders staan binnen de aanpak piekbelasting klaar om ondernemers te ondersteunen en te begeleiden in het eigen keuze proces. Er wordt een divers aanbod aan regelingen ontwikkeld.
Wat is de bedoeling van zaakbegeleiding nu duidelijkheid over de regelingen voor verplaatsing en emissiereductie (innovatie, extensivering) nog steeds op zich laat wachten?
Een zaakbegeleider is een vast contactpersoon vanuit de overheid. Deze ondersteunt een agrarisch ondernemer bij het in beeld brengen van de mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting. De gesprekken zijn vrijwillig van aard, de behoeften en vragen van de ondernemers ten aanzien van het eigen toekomstperspectief zijn leidend. De zaakbegeleider zal de agrarische ondernemer zo goed mogelijk informeren en op de hoogte brengen van alle mogelijkheden, ook over de regelingen die nu nog niet zijn gepubliceerd. Op de website aanpakpiekbelasting.nl worden de laatste ontwikkelingen geplaatst wanneer het gaat om de verschillende regelingen. Het streven is dat alle regelingen, waaronder die voor innovatie, omschakelen, extensivering en verplaatsen, voor eind 2023 gepubliceerd zijn.
Kunt u per ommegaande of op korte termijn meer inzicht geven in de opzet van de regelingen voor verplaatsing en emissiereductie (innovatie, extensivering), zodat piekbelasters niet het gevoel hebben dat ze worden klemgezet?
Het is van belang dat alle ondernemers zich goed kunnen oriënteren op alle regelingen en om die reden over alle informatie beschikken. Er wordt momenteel hard gewerkt aan het gereed krijgen van alle regelingen ten behoeve van de aanpak piekbelasting. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 12 juni jl.2 is het mijn streven om alle regelingen voor eind 2023 te publiceren of open te stellen. Dit is een ambitieus tijdpad, aangezien het afhankelijk is van diverse factoren, waaronder de noodzakelijke goedkeuring van de Europese Commissie.
Op welke wijze zorgt u ervoor dat de zaakbegeleider onafhankelijk advies geeft?
De zaakbegeleider biedt ondersteuning en kan alle benodigde informatie op tafel krijgen die een ondernemer nodig heeft om tot een passende keuze te komen over de toekomst van het bedrijf. De zaakbegeleider geeft geen gericht of sturend advies, het is immers aan de ondernemer zelf om een bepaalde afweging te maken. Middels training en regelmatige intervisie wordt ervoor gezorgd dat zaakbegeleiders de kennis en attitude hebben die nodig is voor de uitvoering van hun ondersteunende rol.
Zorgt u ervoor dat verzamelde bedrijfsgegevens alleen worden gebruikt door de zaakbegeleider en niet worden verspreid onder andere betrokken partijen, waaronder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) zelf, zodat vrees voor oneigenlijk gebruik van bedrijfsgegevens kan worden weggenomen?
Gegevens mogen alleen met uitdrukkelijke toestemming worden gedeeld met (overheids-)partijen, zoals een zaakbegeleiding en/of de regionale uitvoeringsteams. Ander gebruik van gegevens of het delen van gegevens met andere partijen is niet toegestaan. De ondernemer geeft via een akkoordverklaring zelf aan of en welke gegevens verwerkt mogen worden in het kader van aanpak piekbelasting. De ondernemer is voorafgaand aan het geven van toestemming geïnformeerd over de wijze waarop de gegevens worden gebruikt, wanneer deze gegevens worden vernietigd en op welke wijze de ondernemer zijn toestemming kan intrekken.
Is de veronderstelling juist dat een transactieovereenkomst in het kader van de beëindigingsregelingen niet notarieel wordt vastgelegd? Zo ja, waarom kiest u er niet voor om ondernemers deze mogelijkheid wel te geven, zodat ze meer zekerheid kunnen ontlenen aan een overeenkomst?
De beëindigingsregelingen die nu in uitvoering zijn, de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) zijn niet gericht op een transactie van het bedrijf of de bedrijfslocatie. Het zijn beide subsidieregelingen op grond waarvan veehouders een vergoeding kunnen ontvangen voor het definitief en onherroepelijk beëindigen van de productie en productiecapaciteit op hun veehouderijlocatie. In het kader van een subsidieregeling geldt dat bij een positieve subsidiebeschikking de begunstigde, in dit geval de veehouder, aanspraak maakt op de verstrekte subsidie mits hij voldoet aan de voorwaarden die de regeling stelt aan de uitvoering. Aangezien er geen sprake is van een eigendomsoverdracht is er ook geen sprake van een overeenkomst die notarieel moet worden vastgelegd.
Acht u het gerechtvaardigd dat een onderneming die al in 2008 een milieuvergunning heeft gekregen voor een veel hoger aantal koeien dan het betreffende bedrijf nu heeft en kort na wijziging van deze vergunning, vanwege minder koeien dan verwacht, een door het bevoegd gezag geadviseerde en toegestane Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melding heeft gedaan, nu niet voor legalisatie in aanmerking komt?
De provincie Flevoland bevestigt dat deze ondernemer zich heeft gemeld om gelegaliseerd te worden. De provincie is het bevoegd gezag en is bezig om de PAS-melder te beoordelen. Het dossier is nog niet compleet. Op dit moment is dus niet helder of het een positief geverifieerde PAS-melder betreft. Pas als de provincie het verificatieproces heeft afgerond, kan de vraag worden beantwoord of het bedrijf voor legalisatie in aanmerking komt.
Wat is het perspectief voor PAS-knelgevallen die te goeder trouw hebben gehandeld, vóór 2015 uitbreiding van bedrijfsruimte hebben gerealiseerd en op advies van het bevoegd gezag een toegestane PAS-melding hebben gedaan? Op welke wijze gaat u zorgen voor legalisering van deze groep PAS-knelgevallen?
Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is in werking getreden op 1 juli 2015. Bepaalde groepen initiatiefnemers die vanaf dat moment een activiteit wilden beginnen of uitbreiden, konden daarvoor een PAS-melding doen. Er zijn zodoende geen PAS-knelgevallen die voor 2015 een legale uitbreiding van bedrijfsruimte hebben gedaan. Als de gebiedsprocessen zijn gestart, nemen alle ondernemers met stikstofdepositie deel aan het gebiedsproces, waaronder ook interimmers3, en alle PAS-melders – dus ook PAS-melders met een negatieve verificatie, bijvoorbeeld omdat enkel voor een uitbreiding van voor 2015 een melding is gedaan. Daar moet worden bepaald welke activiteiten op welke manier nog kunnen plaatsvinden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de voorwaarde voor de beëindigingssubsidie dat gemeenten binnen twaalf maanden het verzoek om wijziging van het bestemmingsplan in behandeling moeten hebben genomen of de situatie dat ondernemers functieverandering willen realiseren en daar binnen twaalf maanden duidelijkheid over moeten hebben, gelet op de doorlooptijden en capaciteitstekorten bij gemeenten geen onnodige struikelblokken worden voor deelname aan de opkoopregelingen?
Veehouders aan wie op grond van de Lbv of de Lbv-plus subsidie is verleend, moeten aan een aantal vereisten voldoen. Eén van de vereisten betreft het overleggen van een bevestiging van de gemeente dat het verzoek van de veehouder, om het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat op de locatie niet langer een veehouderij kan worden gevestigd, in behandeling is genomen. Er wordt niet vereist dat de gemeente op dit verzoek al een formeel besluit heeft genomen. De veehouder moet uiterlijk 18 maanden na de datum van positieve subsidiebeschikking aan dit vereiste voldoen.
In veel gevallen zal de veehouder zekerheid wensen over de bestemmingswijziging. Hiervoor is het noodzakelijk dat individuele veehouders en gemeenten tijdig met elkaar in gesprek gaan over de wensen en mogelijkheden. Om dit zoveel mogelijk te faciliteren ontvangt een gemeente melding van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) indien een veehouder een subsidieaanvraag heeft ingediend voor een veehouderijlocatie die binnen de gemeentegrenzen is gevestigd. Ook kan een zaakbegeleider de agrarische ondernemer procesmatig ondersteunen. De kans dat een gemeente tijdig duidelijkheid kan geven wordt vergoot als een veehouder tijdig en actief in gesprek gaat met zijn gemeente.
Hoeveel situaties bestaan er waarbij een PAS-melder of zogenaamde interim-mer in het kader van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) ook als piekbelaster wordt aangemerkt?
Er is geen lijst beschikbaar van ondernemingen die voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting. Als gevolg daarvan is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel van de ondernemingen die voldoen aan de drempelwaarde, PAS-melder of interimmer zijn.
Heeft u in beeld hoe groot de groep zogenaamde interim-mers is en waar deze zich bevinden?
Ik heb het RIVM verzocht de omvang van de interimmers in kaart te brengen. Zij geven aan dat de omvang van deze groep «enkele tientallen tot enkele honderden molen»4 bedraagt. Dit is niet preciezer in kaart te brengen omdat er bij de bevoegde instanties geen lijst is van bedrijven met een interim-situatie.
Op welke wijze bent u voornemens toekomstperspectief te bieden aan deze groep interim-mers?
Interimmers kunnen een vergunning aanvragen met zelf verworven ruimte. Als de gebiedsprocessen zijn gestart, nemen alle ondernemers – waaronder ook interimmers en PAS-melders – deel aan het gebiedsproces. Daar moet worden bepaald welke activiteiten op welke manier nog kunnen plaatsvinden.
Hoe waardeert u de situatie dat met de huidige aanpak ook toekomstbestendige en innovatieve agrarische bedrijven, die samenwerken met akkerbouwers in de omgeving, als in het geval van de familie Grin, kunnen worden opgekocht en gesloopt?
De aanpak piekbelasting is gebaseerd op vrijwilligheid. Het is aan ondernemers zelf om te besluiten of een subsidieaanvraag wordt ingediend voor een van de beëindigingsregelingen.
Hoe waardeert u de constatering dat de opkoopregeling minder aantrekkelijk is voor ondernemers met oude stallen, terwijl juist deze stallen relatief minder emissiearm zijn? Ziet u mogelijkheden voor bijstelling?2
Op grond van de Europese staatssteunkaders dient de vergoeding voor de productiecapaciteit (stallen) gebaseerd te zijn op de actuele waarde. In de Lbv en Lbv-plus is de vergoeding voor de productiecapaciteit gebaseerd op een voor leeftijd gecorrigeerde forfaitaire vervangingswaarde per vierkante meter staloppervlakte. Dit betekent dat de vergoeding die op grond van de Lbv en Lbv-plus kan worden verstrekt voor een oudere stal lager is dan voor een nieuwere stal. De Europese staatssteunkaders maken een bijstelling, waarbij de hoogte van de vergoeding bijvoorbeeld wordt gebaseerd op de (relatieve) omvang van de ammoniakemissie die door een stal wordt veroorzaakt, niet mogelijk.