| Ingediend | 21 oktober 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 11 november 2025 (na 21 dagen) |
| Indiener | Queeny Rajkowski (VVD) |
| Beantwoord door | Moes |
| Onderwerpen | economie hoger onderwijs ict internationaal internationale samenwerking onderwijs en wetenschap |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z19148.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-385.html |
Ja.
Ik heb geen aanwijzingen dat Amerikaanse bedrijven de samenwerking met Nederland stoppen als gevolg van wetgeving tegen de Boycott, Divestment, Sanctions(BDS) beweging. Het bericht verwijst naar specifieke wetgeving uit de Staat Florida. Florida kent sinds 2016 anti-boycotwetgeving die het publieke pensioenfonds van de staat – de Florida State Board of Administration (SBA) – verplicht om elk kwartaal een geactualiseerde lijst te publiceren van «onderzochte bedrijven die Israël boycotten» en de betreffende bedrijven hierover schriftelijk te informeren. Het is verboden voor het fonds om directe aandelen te verwerven in de bedrijven op die lijst. Voor zover bekend heeft deze wetgeving tot nog toe geen gevolgen gehad voor Nederlandse bedrijven.
Afgelopen juni heeft Florida de bestaande anti-boycotwetgeving uitgebreid, waardoor meerdere publieke beleggings- of pensioenfondsen niet langer mogen investeren in onderwijsinstellingen die een academische boycot van Israël voeren. De lijst die nu circuleert, is afkomstig van het publieke pensioenfonds SBA. SBA heeft de bestaande lijst geactualiseerd naar aanleiding van de voorgenoemde wetswijziging. Dit fonds investeert zelf niet in Nederlandse kennisinstellingen. De verwachte directe impact van deze lijst op Nederlandse kennisinstellingen is daardoor nihil.
De betreffende lijst is gepubliceerd door de SBA van Florida. De Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen die op de lijst staan vermeld zijn de Technische Universiteit Eindhoven, de Erasmus Universiteit Rotterdam (met een aparte vermelding van de Rotterdam School of Management), de Gerrit Rietveld Academie, de Radboud Universiteit, de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, de Technische Universiteit Delft, de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Tilburg, en de Universiteit van Amsterdam (met een aparte vermelding van de Amsterdam School for Cultural Analysis).
Bij het opstellen van de lijst hanteert de SBA de criteria zoals meegegeven in de statelijke wetgeving van Florida. Zoals hierboven is aangegeven, vereist deze wetgeving sinds juni 2025 dat ook instellingen die participeren in «academische boycots» dienen te worden opgenomen in de lijst. De Staat Florida definieert een academische boycot van Israël als een situatie waarin een onderwijsinstelling restrictieve beleidsmaatregelen voert, of op andere wijze deelneemt aan activiteiten die resulteren in het beperken van bestaande of potentiële academische relaties op basis van banden met de staat Israël of met diens academische, onderwijs- of onderzoeksinstellingen. Binnen de gehanteerde definitie valt ook het collectief aansprakelijk stellen van onderzoekers, (toekomstige) studenten of gastdocenten voor vermeend aanstootgevend gedrag van de staat Israël. Een onderwijsinstelling wordt beschouwd als deelnemer aan een academische boycot van Israël wanneer één van de onderdelen van een instelling (bijvoorbeeld een vakgroep of faculteit) een boycot voert.3
De SBA claimt de selectie van opgenomen entiteiten op de lijst gemaakt te hebben op basis van publiek beschikbare informatie en gesprekken die het fonds voert met belanghebbenden en andere investeringsfondsen. Het is niet duidelijk welke informatie precies heeft geleid tot de toevoeging van de genoemde Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Veel Amerikaanse staten kennen een vorm van anti-boycotwetgeving met betrekking tot Israël. In de meeste staten richt de wetgeving zich op bedrijven die overheidsdiensten leveren of op publieke fondsen die in bedrijven investeren. Florida is voor zover bekend de enige Amerikaanse staat die onderwijsinstellingen en academische boycots expliciet opneemt in de wet.
De huidige lijst is afkomstig van een individueel fonds uit één Amerikaanse staat. Dit fonds investeert zelf niet in Nederlandse kennisinstellingen. De verwachte directe impact van deze lijst op Nederlandse kennisinstellingen is daardoor nihil.
Ik heb geen signalen ontvangen dat Amerikaanse instellingen hun samenwerking met Nederlandse universiteiten opschorten. Ik verwacht daarom geen impact op de Nederlandse kennisinfrastructuur.
Mijn ministerie voert geen regulier overleg met afzonderlijke staten. Wel is er contact op federaal niveau. Samen met de Minister van Economische Zaken, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zet ik me in om de samenwerking met de Verenigde Staten op het gebied van wetenschap en innovatie te behouden en versterken, onder meer via dialoog en uitwisseling.
Kennisinstellingen onderhouden over het algemeen geen regulier contact met de statelijke overheden. Zij staan direct in contact met de lokale kennisinstellingen en/of wetenschapsfinanciers.
Ik sta doorlopend in contact met onze universiteiten en hogescholen over de impact van ontwikkelingen in de Verenigde Staten op het onderwijs en onderzoek in Nederland. De Vereniging Universiteiten van Nederland (UNL) en de Vereniging Hogescholen (VH) hebben mij laten weten dat enkele universiteiten en hogescholen een informerend bericht hebben gehad van de SBA over de toevoeging van hun instelling aan de lijst. Vanwege het ontbreken van een financieringsrelatie met de SBA verwachten UNL en de VH vooralsnog niet dat dit bericht impact zal hebben op de voortgang van onderzoek en wetenschap bij de universiteiten en hogescholen die op de lijst vermeld staan.
Zoals hiervoor aangegeven, verwacht ik geen schade voor Nederlandse instellingen.