Ingediend | 15 mei 2025 |
---|---|
Beantwoord | 23 juni 2025 (na 39 dagen) |
Indiener | Wytske de Pater-Postma (CDA) |
Beantwoord door | Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z09377.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2518.html |
Ja.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zoals in de beantwoording van vraag 2 benoemd, zijn er diverse factoren die in samenhang bepalen hoe groot de groep huishoudens in energiearmoede is.
Het kabinet heeft een sterke voorkeur voor het bieden van ondersteuning bij het nemen van structurele maatregelen die de energierekening blijvend verlagen. Het verduurzamen van de woning is een belangrijke manier om minder kwetsbaar te zijn voor toekomstige prijsstijgingen en de noodzaak voor nieuwe tijdelijke compensatiemaatregelen te verminderen.
TNO heeft in het rapport, genoemd in vraag 3, de impact van stijgende energieprijzen op energiearmoede in 2025 onderzocht. Aan de hand van drie prijsscenario’s maakte TNO een inschatting van het aantal huishoudens met energiearmoede. Gezien de onzekerheid van de energieprijsontwikkeling geven deze drie scenario’s een bandbreedte.
Het hoogste prijsscenario (gemiddelde gasprijs € 1,52) leidt volgens TNO tot een toename van energiearmoede tot 7,6% (circa 640 duizend huishoudens). Op dit moment (april 2025)3 ligt de gemiddelde consumentenprijs voor gas op € 1,36 en daarmee dichtbij het laagste prijsscenario zoals geschetst door TNO. Zonder het effect van andere gerichte steunmaatregelen mee te nemen, stijgt het aantal huishoudens in energiearmoede volgens TNO in dit scenario tot 6,6% (circa 550 duizend huishoudens).
Het is echter belangrijk om hierbij aan te tekenen dat het effect van diverse gerichte maatregelen die het kabinet treft in 2025 niet in dit cijfer van TNO wordt meegenomen. Het gaat bijvoorbeeld om de financiële ondersteuning van circa 110 duizend energiearme huishoudens via het Energiefonds 2025 en de effecten van diverse verduurzamingsmaatregelen die ook van belang zijn voor huishoudens met (risico op) energiearmoede, zoals de inzet van SPUK Aanpak Energiearmoede, het verder uitfaseren van EFG huurwoningen en de renteloze lening van het Warmtefonds voor woningbezitters met een verzamelinkomen tot 60 duizend euro.
Het hoge aantal aanvragen dat in korte tijd is binnengekomen bij het Energiefonds laat zien dat veel huishoudens zich zorgen maken over het betalen van de energierekening en dat het Energiefonds goed vindbaar is. De stichting beoordeelt op dit moment welke aanvragen aan de voorwaarden voldoen en aan wie steun zal worden uitgekeerd.
Voor meer informatie over het beschikbare budget en het proces rondom de openstelling van het Energiefonds, verwijst het kabinet graag naar de eerdere Kamerbrief en beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van GL-PvdA en de SP over het Energiefonds 2025.4 5 6
In het Berenschot-rapport wordt berekend dat huishoudens hun energierekening fors kunnen verlagen door het nemen van isolatiemaatregelen in combinatie met het aanschaffen van een (hybride) warmtepomp. Dit sluit aan bij de visie van het kabinet: het nemen van verduurzamingsmaatregelen is een belangrijke route om de energierekening te verlagen en daarmee ook minder kwetsbaar te worden voor prijsstijgingen. Tegelijkertijd geeft Berenschot aan dat de situatie en hoogte van de mogelijke besparing per woning verschilt, bijvoorbeeld op basis van de huidige energetische kwaliteit of andere kenmerken van de woning. Zoals eerder benoemd spelen ook andere ontwikkelingen op de energiemarkt een belangrijke rol in de uiteindelijke totstandkoming van de energierekening. De modelmatige benadering van Berenschot geeft nuttige inzichten in het potentieel voor en de gemiddelde effecten van deze verduurzamingsmaatregelen, echter een structurele halvering van de energierekening na verduurzaming voor ieder huishouden kan niet worden gegarandeerd.
Ja, op lange termijn is een aanpak die structureel de energierekening verlaagt effectiever dan herhaalde inzet van tijdelijke financiële steunmaatregelen. Echter, het verduurzamen van de gebouwde omgeving kost tijd en een deel van de huishoudens heeft ook op dit moment directe steun nodig. Daarom zet het kabinet met het plan voor het Social Climate Fund (SCF) in op gerichte steun voor huishoudens bij het verlagen van de energierekening via beide routes. Daarnaast blijft het belangrijk om de ontwikkeling van de prijzen op de energiemarkt te monitoren.
Energiearmoede ontstaat uit een samenspel van ontwikkeling van het inkomen, energiekosten en de energetische kwaliteit van de woning. Het kabinet zet daarom in op een combinatie van verduurzaming in de gebouwde omgeving, ondersteuning bij het betalen van de energierekening en voldoende en concurrerend aanbod voor consumenten op de energiemarkt. Het is hierbij de inzet dat de energierekening betaalbaar wordt en blijft voor iedereen. Het halveren van de gemiddelde energierekening is hierbij geen doel op zich. Zie ook de kanttekening hierbij in antwoord op vraag 7.
Het kabinet stimuleert op diverse manieren woningbezitters en verhuurders tot het nemen van verduurzamingsmaatregelen voor de langere termijn. Via de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE), de Subsidieregeling verduurzaming verenigingen van eigenaar (SVVE) en gunstige leenvoorwaarden via het Warmtefonds, worden woningbezitters financieel ondersteund bij het nemen van dergelijke maatregelen. Het kabinet zet de uitfasering van EFG-labels bij huurwoningen door. Via de Subsidieregeling Onderhoud en Verduurzaming Huurwoningen (SVOH) wordt aan private verhuurders subsidie verstrekt voor het verduurzamen van huurwoningen. Het Ondersteuningspakket Verduurzaming Particuliere Verhuurders biedt daarbij praktische ondersteuning. Daarnaast treffen we maatregelen met extra gunstige voorwaarden voor huishoudens met een laag of middeninkomen, bijvoorbeeld het Warmtefonds en maken gemeenten gebruik van de subsidie voor de lokale aanpak van het Nationaal Isolatie Programma (in totaal € 1,6 miljard). Ten slotte is er aandacht voor extra ondersteuning voor energiebesparing bij de groep huishoudens met energiearmoede, bijvoorbeeld via de inzet van de SPUK energiearmoede.
Echter, het verduurzamen van de gebouwde omgeving kost tijd en een deel van de huishoudens heeft ook op dit moment directe steun nodig. Ook hier geeft het kabinet aandacht aan in 2025 en in de komende jaren, bijvoorbeeld door de verlaging van de energiebelasting7 en de inzet van het Energiefonds. Het kabinet heeft besloten om de middelen uit het Social Climate Fund voor Nederland (€ 720 mln.) onder andere in te zetten voor maatregelen in de gebouwde omgeving om energiearmoede te beperken. Het kabinet dient hiertoe medio 2025, op een nog met de Europese Commissie af te stemmen moment, een definitief plan in. Daarin zal door het kabinet worden ingezet op het beschikbaar stellen van € 174,5 mln. uit het SCF voor een publiek Energiefonds en € 350 mln. uit het SCF voor de verlenging/uitbreiding van het Warmtefonds en ondersteuning voor huishoudens via één loketfunctie. Hiermee helpt het kabinet mensen met een laag inkomen met structurele verduurzaming in combinatie met ontzorging en tijdelijke ondersteuning bij het betalen van de energierekening.
Isolatie tot schillabel B is geen randvoorwaardelijke stap om naar een volledig elektrische warmtepomp over te stappen. Of het mogelijk is om over te stappen op een elektrische warmtepomp hangt ook af van andere zaken, zoals het type afgiftesysteem in de woning en het type warmtepomp. Een woning moet redelijk tot goed geïsoleerd zijn om te kunnen overstappen op een volledig elektrische warmtepomp.
Woningcorporaties zijn goed op weg met de verduurzaming van hun woningen. Uit de Aedes benchmark (2024) volgt dat inmiddels 44,1% van de corporatievoorraad energielabel A of beter heeft. Het aantal E, F en G label woningen laat een afname van 21% zien (van 180.700 in 2023 naar 142.900 in 2024). Ook het aantal D en C-labels neemt af. Bij het uitfaseren van EFG-labels worden corporatiewoningen veelal naar circa energielabel B gebracht. Voor een deel zal ook de installatie van een (hybride) warmtepomp hebben bijgedragen aan deze labelstappen.
Ja, daar ben ik mee bekend. Het kabinet onderschrijft het belang van het bereiken en ontzorgen van huishoudens bij energiebesparing en verduurzamingsmaatregelen, in het bijzonder bij huishoudens met energiearmoede. Voor deze doelgroep gebruiken veel gemeenten de SPUK energiearmoede voor de inzet van energiehulporganisaties. Het is duidelijk dat lokale energiehulporganisaties vaak zeer goed werk verrichten en goed de aansluiting vinden bij bewoners door geworteld in de wijk hun werk te doen. Ook meer landelijk opererende energiehulporganisaties hebben echter een belangrijke rol gespeeld bij de aanpak van energiearmoede, bijvoorbeeld door in relatief korte tijd grote aantallen huishoudens te bezoeken. Gemeenten hebben veel beleidsvrijheid gekregen bij de besteding van de SPUK energiearmoede, mits zij de middelen gebruiken om huishoudens te ondersteunen die in een kwetsbare positie zitten vanwege de hoge energielasten.
Sinds de energiecrisis is er vanuit het Ministerie van VRO op diverse manieren ondersteuning geboden om dit type organisaties op te richten en te ondersteunen. De belangrijkste impuls is de SPUK Aanpak Energiearmoede van 550 miljoen euro waar gemeenten dit type organisaties mee ondersteunt. Ook zijn er specifieke subsidies verstrekt om deze organisaties te verstevigen zoals het initiatief van Energie Samen, de Energiebank en de Fixbrigade in het zogenaamde LEA Lokale Aanpak Energiearmoede en er wordt binnen het programma Energiehulpnetwerk van Milieu Centraal geïnvesteerd in kennis en kunde over het vinden van een goede aansluiting bij bewoners van diverse achtergronden.
Voor de uitvoering van het amendement Rooderkerk/Postma (36 600 XXII, nr. 60) is 10 miljoen beschikbaar gesteld om dit type organisaties verder te ondersteunen en het Ministerie van VRO is met deze partijen in gesprek om hier vorm aan te geven.
Voor de uitwerking van het Social Climate Fund worden middelen aangevraagd om vorm te geven aan de zogenaamde «one stop shop», het zogeheten Energiehuis. Daarmee worden gemeenten verder ondersteund om goede lokale organisaties op te zetten die bewoners ondersteunen met verduurzaming.
Er is een belangrijk verschil tussen generieke en gerichte maatregelen. Met generieke maatregelen ondersteunt het kabinet alle huishoudens. Een goed voorbeeld hiervan is de aangekondigde verlaging van de energiebelasting9 met 600 miljoen euro in de komende drie jaar.
Met gerichte maatregelen zet het kabinet de beschikbare financiële middelen zoveel mogelijk in voor de groep huishoudens die deze steun het meest nodig hebben. Het Energiefonds, operationeel in 2023, 2024 en 2025, is het meest gericht, door de combinatie van een laag inkomen én hoge energiekosten mee te nemen. Ten slotte zet het kabinet in op diverse verduurzamingsmaatregelen die ook ten goede komen aan huishoudens in energiearmoede zoals beschreven in vraag 8.
Het is niet eenvoudig om het budgettaire beslag en de impact van maatregelen volledig te isoleren voor de groep huishoudens in energiearmoede. Daarbij is de ontwikkeling van de energierekening en daarmee energiearmoede sterk afhankelijk van marktomstandigheden en andere factoren, onder andere benoemd in de beantwoording van vraag 2.
Ja, het commissiedebat Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens is momenteel ingepland op 3 juli 2025.
De vragen van het lid Postma (NSC) over het Berenschot-rapport: «De effecten van energiebesparende maatregelen op de energierekening van huishoudens in energiearmoede» (2025Z09377) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord, omdat er meer afstemming benodigd is met de departementen waarmee wordt samengewerkt aan het dossier energiearmoede. Het kabinet zal de Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.