Kamervraag 2019Z15278

Kosten gerelateerd aan de sociale zekerheid van allochtonen

Ingediend 19 juli 2019
Beantwoord 22 oktober 2019 (na 95 dagen)
Indieners Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV)
Beantwoord door Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen immigratie migratie en integratie organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z15278.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-470.html
  • Vraag 1
    Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger1 op de schriftelijke vragen van het lid Fritsma van 10 jaar geleden – 17 juli 2009- over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?

    Ja, de eerder gestelde vragen zijn mij bekend. Als altijd stuur ik u een zorgvuldige beantwoording.

  • Vraag 2
    Kunt u aangeven welk deel van alle voorzieningen (zoals bijstand en remigratie uitkeringen), volksverzekeringen en werknemersverzekeringen aangewend wordt voor (niet westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking, de oververtegenwoordiging van deze groep in bijvoorbeeld de bijstand, de gezinssamenstelling en leeftijdsopbouw van deze groep (die van invloed is op bijvoorbeeld de kinderbijslag)?

    Het CBS stelt jaarlijks cijfers beschikbaar over het gebruik van socialezekerheidsregelingen naar herkomst. Het meest recente complete beeld van het gebruik van uitkeringen betreft september 2017.
    In onderstaande analyse van het gebruik van uitkeringen worden twee leeftijdsgroepen onderscheiden: van 15 jaar tot de AOW-leeftijd (in 2017: 65 jaar en 9 maanden) en boven de AOW-leeftijd.
    De Nederlandse bevolking van 15 jaar tot AOW-leeftijd wordt gecategoriseerd naar hun arbeidsmarktstatus: Werk, Uitkering en Geen werk of uitkering.
    Onder de categorie «werk» vallen personen die op de laatste vrijdag van september van het verslagjaar 2017 wonen in Nederland, en een inkomensbron hebben uit arbeid als werknemer, arbeid als zelfstandige of als overig-arbeider. Onder de categorie «uitkering» vallen personen die inkomen hebben uit een bijstandsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of ziektewet, dan wel een werkloosheidsuitkering. Onder de subcategorie «sociale voorzieningen overig» worden personen gerekend die inkomen hebben uit de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW); de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz); de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen jonggehandicapten (Wajong); Oorlogs- en verzetspensioenen alsmede niet nader te bepalen overige uitkeringen. Onder de categorie «geen werk of uitkering» vallen personen waarvan geen inkomen uit werk of uitkering bekend is.
    In 2017 hadden 413 duizend personen zowel werk als een uitkering. Van deze groep had 75,8 procent geen migratieachtergrond (313 duizend personen), 9,6 procent een westerse migratieachtergrond (40 duizend personen) en 14,6 procent een niet-westerse migratieachtergrond (60 duizend personen).
    Onderstaande CBS-tabellen geven het algemene beeld van de Nederlandse bevolking van 15 jaar tot AOW-leeftijd, verdeeld naar belangrijkste inkomensbron en naar migratieachtergrond over 2017, in absolute aantallen en percentages.
    Personen zonder migratieachtergrond
    Personen met een westerse migratieachtergrond
    Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
    Totaal
    6.623
    816
    894
    8.333
    882
    137
    381
    1.400
    w.v.
    AO en ziektewet
    381
    51
    91
    523
    Bijstand
    179
    44
    234
    456
    WW
    153
    25
    27
    205
    Sociale voorzieningen overig
    197
    21
    38
    256
    1.012
    241
    341
    1.594
    8.516
    1.194
    1.616
    1.1326
    Bron: CBS
    Personen zonder migratieachtergrond
    Personen met een westerse migratieachtergrond
    Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
    Totaal
    77,8%
    68,4%
    55,3%
    73,6%
    10,4%
    11,5%
    23,6%
    12,4%
    w.v.
    AO en ziektewet
    4,5%
    4,3%
    5,6%
    4,6%
    Bijstand
    2,1%
    3,7%
    14,5%
    4,0%
    WW
    1,8%
    2,1%
    1,7%
    1,8%
    Sociale voorzieningen overig
    2,3%
    1,8%
    2,3%
    2,3%
    11,9%
    20,2%
    21,1%
    14,1%
    100,0%
    100,0%
    100,0%
    100,0%
    Bron: CBS
    In 2017 ontvingen 381.000 personen met een niet-westerse migratieachtergrond een uitkering. Dit is 23,6 procent van alle personen met een niet-westerse migratieachtergrond in deze leeftijdsgroep. Bij de personen zonder migratieachtergrond ging het om 882.000 personen (10,4%) en bij personen met een westerse migratieachtergrond waren het 137.000 personen (11,5%) die een uitkering ontvingen.
    Tabel 3 geeft de verdeling van de verschillende uitkeringspopulaties weer.
    Personen zonder migratieachtergrond
    Personen met een westerse migratieachtergrond
    Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
    Totaal
    65,3%
    9,7%
    24,9%
    100,0%
    w.v.
    AO en ziektewet
    74,1%
    9,6%
    16,3%
    100,0%
    Bijstand
    39,8%
    9,6%
    50,5%
    100,0%
    WW
    75,1%
    12,0%
    12,9%
    100,0%
    Sociale voorzieningen overig
    78,2%
    8,0%
    13,7%
    100,0%
    Bron: CBS
    In de gehele bevolking van 15 jaar tot AOW-leeftijd heeft 75,2% geen migratieachtergrond, 14,3% een niet-westerse migratieachtergrond en 10,5% een westerse migratieachtergrond. De verdeling per type uitkering wijkt hier het meest van af bij bijstandsuitkeringen. Van de totale bijstandspopulatie in 2017 bestond 50,5% uit personen met een niet-westerse migratieachtergrond, 39,8% waren personen zonder migratieachtergrond en 9,6% personen met een westerse migratieachtergrond.
    Bij de cijfers moet, net zoals in 2009, worden opgemerkt dat personen met een (niet-westerse) migratieachtergrond een zeer gemêleerde groep vormen, zowel naar migratiemotief, herkomstland, persoonskenmerken (leeftijd, opleidingsniveau en taalbeheersing), als verblijfsduur.
    Personen zonder migratieachtergrond
    Personen met een westerse migratieachtergrond
    Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
    Totaal
    2.650
    294
    112
    3.056
    127
    85
    106
    318
    w.v.
    Aanvullend bijstand
    4
    8
    34
    46
    Bron: CBS
    Personen zonder migratieachtergrond
    Personen met een westerse migratieachtergrond
    Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
    Totaal
    86,7%
    9,6%
    3,7%
    100,0%
    39,9%
    26,8%
    33,3%
    100,0%
    w.v.
    Aanvullend bijstand
    8,4%
    16,7%
    74,9%
    100,0%
    Bron: CBS
    Van de 3.056.000 in Nederland wonende AOW-gerechtigden die in 2017 AOW ontvingen, waren er circa 112.000 ouderen met een niet-westerse migratieachtergrond (3,7% van het totaal), circa 294.000 ouderen met een westerse migratieachtergrond (9,6% van het totaal) en circa 2.650.000 ouderen zonder migratieachtergrond (86,7% van het totaal).
    Als iemand buiten Nederland gewoond of gewerkt heeft, dan is de persoon mogelijk niet verzekerd geweest en kan het AOW-pensioen lager uitvallen. Voor elk jaar dat een persoon niet verzekerd is, wordt 2% gekort op het AOW-pensioen. In 2017 werden circa 106.000 personen met een niet-westerse migratieachtergrond gekort op hun AOW (33,3% van het totaal). Bij de ouderen met een westerse migratieachtergrond ging het om circa 85.000 personen (26,8% van het totaal) en bij ouderen zonder migratieachtergrond ging het om circa 127.000 personen (39,9% van het totaal).
    Een groep van circa 46.000 in Nederland wonende AOW-ers met een gekorte AOW, ontvangt aanvullend een AIO-uitkering (bijstand voor ouderen). Hiervan valt 74,9% (34.000 personen) onder de categorie personen met een niet-westerse migratieachtergrond, 16,7% (8.000 personen) onder de categorie personen met een westerse migratieachtergrond en 8,4% (4.000 personen) onder de categorie personen zonder migratieachtergrond.
    Het percentage van de geëxporteerde AOW-uitkering dat naar ouderen met een (westerse of niet-westerse) migratieachtergrond gaat, is net zoals in 2009 onbekend.
    Artikel 13 (x € 1 mln.)
    2014
    2015
    2016
    2017
    2018
    Facilitering remigratiewet
    39
    45
    44
    43
    42
    Het doel van de Remigratiewet is om personen, die niet zelf hun remigratie kunnen bekostigen en waarvoor het Rijk een bijzondere verantwoordelijkheid2 heeft, onder strikte voorwaarden tegemoet te komen door hen een voorziening te bieden om vrijwillig terug te gaan naar hun land van herkomst. Er is een uitfasering van toepassing voor deze wet: vanaf 2025 zijn nieuwe aanvragen voor een remigratie uitkering niet meer mogelijk.
    De kosten hebben betrekking op een maandelijkse remigratie uitkering en tegemoetkoming ziektekosten. Op dit moment maken 14.000 personen, inclusief personen met een nihil uitkering, gebruik van deze regeling.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven wat de weerslag hiervan is op de kosten die hierdoor ten aanzien van (niet westerse) allochtonen worden gemaakt, inclusief uitvoeringskosten van bijvoorbeeld UWV?

    De totale kosten van de sociale zekerheid in Nederland bedragen in 2019 ruim € 81 miljard. Van die € 81 miljard, betreft iets minder dan de helft (€ 39 miljard) de AOW, ruim € 13 miljard de arbeidsongeschiktheidsregelingen, bijna € 10 miljard werkloosheidsregelingen en bijstand, € 9 miljard de kind- en kinderopvangregelingen en ca. € 3 miljard overige uitkeringen (o.m. Anw, ZW, Wazo). Uitvoering van de sociale zekerheid en re-integratie kosten elk ca. € 2 miljard. Andere SZW-gerelateerde uitgaven betreffen onder meer uitgaven aan de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl). Het CBS heeft geen gegevens over de kosten van het gebruik van de sociale zekerheid uitgesplitst naar personen met en zonder (niet-westerse) migratieachtergrond.
    De aandelen personen met een migratieachtergrond in de populaties van de verschillende socialezekerheidsregelingen (zie ook de beantwoording vraag 2) kunnen niet één-op-één worden doorvertaald in kosten. Immers, de hoogte van WAO-, WIA en WW-uitkeringen is afhankelijk van het oude loon. Aangezien personen met een migratieachtergrond een gemiddeld lager loon verdienen dan personen zonder migratieachtergrond, zijn hun WAO-, WIA- en WW-uitkeringen lager dan gemiddeld. Een soortgelijke redenatie geldt voor de hoogte van de AOW-uitkering die afhankelijk is van het aantal jaren dat iemand in de 50 jaar voorafgaande aan de AOW-leeftijd in Nederland heeft gewoond. De gemiddelde AOW-uitkering van personen met een migratieachtergrond is daardoor lager dan die van personen zonder migratieachtergrond.
    Voor het antwoord op de vraag naar de opbrengsten van personen met een (niet-westerse) migratieachtergrond wordt verwezen naar de begeleidende brief. (Kamerstuk 30 573, nr. 176)

  • Vraag 4
    Wat is het totaal van de overige SZW-gerelateerde kosten die, gelet op eerdergenoemde factoren, voor (niet westerse) allochtonen worden gemaakt?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van SZW?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 6
    Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van niet- westerse allochtonen in de bevolking, de oververtegenwoordiging van deze groep in bijvoorbeeld de bijstand, de gezinssamenstelling en leeftijdsopbouw van deze groep?

    Voor de beantwoording van de Kamervragen zijn de cijfers van het CBS3 geraadpleegd en de Rijksbegroting.

  • Vraag 7
    Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen 5 jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende 5 jaar?

    Zie het antwoord op vragen 3,4 en 5

  • Vraag 8
    Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen, wat is hier de reden van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Mededeling - 9 september 2019

    Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel van Dijk (allen PVV) over de kosten van personen met een (westerse of niet-westerse) migratieachtergrond op verschillende beleidsterreinen (2019Z15278) niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. De afstemming ten behoeve van de beantwoording van de vragen kost meer tijd. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen. Deze uitstelbrief verzend ik mede namens de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van Economische Zaken en Klimaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Medische Zorg en Sport, van Defensie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën en de Staatsecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Defensie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z15278
Volledige titel: Kosten gerelateerd aan de sociale zekerheid van allochtonen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-470
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel van Dijk over kosten gerelateerd aan de sociale zekerheid van personen met een migratieachtergrond