Ngo’s die de oversteek van illegale immigranten over de Middellandse Zee faciliteren |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u in beeld welke niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) «reddingsoperaties» uitvoeren in het Middellandse Zeegebied? Kunt u een overzicht geven van deze organisaties en hun schepen? Zo nee, waarom niet?
Het EU-grondrechtenagentschap verzamelt en publiceert regelmatig data over opsporings- en reddingsoperaties op de Middellandse Zee, waarbij schepen betrokken zijn die in beheer zijn van een non-gouvernementele organisatie (ngo). In dit overzicht wordt onder ander melding gemaakt onder welke vlag een schip vaart en sinds wanneer het schip operationeel is. Eind juni jl. waren er achttien schepen en drie vliegtuigen, toebehorend aan verschillende ngo’s, actief op Middellandse Zee. Van die achttien schepen zijn er eind juni jl. dertien daadwerkelijk operationeel.1
Heeft u in beeld waar deze schepen opereren? Wat is hun ligplaats, wat zijn hun voornaamste vaarroutes, waar pikken zij «drenkelingen» op en waar worden deze mensen vervolgens afgezet?
Uit gegevens en data van het Europees grens- en kustwachtagentschap (Frontex) blijkt dat een groot deel van de reddingsoperaties op de Middellandse Zee plaatsvindt op de Centraal-Mediterrane route.
Actuele informatie over de bewegingen van schepen en de huidige locatie van schepen in havens is onder andere beschikbaar via openbare bronnen, zoals de website Marine Traffic.
Zijn er ngo’s die subsidie ontvangen van de Nederlandse overheid in het kader van «reddingsoperaties» op de Middellandse Zee? Zo ja, welke? Kunt u een overzicht geven van de bedragen die worden uitgekeerd vanaf 2010?
Nederland verleent geen subsidies aan ngo’s in het kader van opsporings- en reddingsoperaties op de Middellandse Zee. Ook in de beschikbare archieven sinds 2010 zijn geen dergelijke subsidies geïdentificeerd.
Waarom worden mensen die op bootjes slechts enkele tientallen kilometers uit de kust van Afrika dobberen, soms zelfs nog binnen de territoriale wateren van Libië, door ngo’s aan boord genomen op een ruim duizend kilometer lange reis naar Europa? Waarom worden zij niet weer in Afrika afgezet?
Het bijstaan van mensen in nood op zee is volgens het internationaal recht een plicht van alle staten en kapiteins van schepen. Op grond van het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee 1979 zijn de wereldzeeën verdeeld in afzonderlijke opsporings- en reddingsgebieden (SAR-zones). Voor iedere SAR-zone is een ander land verantwoordelijk. Op operationeel niveau ligt de verantwoordelijkheid bij het nationaal reddings- en coördinatiecentrum (RCC). Dit systeem zorgt ervoor dat iedere reddingsoperatie op zee wordt gecoördineerd door één RCC. Die verantwoordelijkheid houdt verder in dat op het moment dat er personen gered worden in de SAR-zone van een bepaald land, dit land zorg moet dragen voor ontscheping in een veilige haven. Een schip dat een reddingsoperatie uitvoert, of dat nu een schip is dat toebehoort aan de nationale kustwacht van een land of een schip in beheer van een ngo, dient op grond van hetzelfde internationaal recht altijd de instructies van het RCC op te volgen. Het is daarom niet zo dat de kapitein van een schip zelf bepaalt waar ontscheping van drenkelingen plaatsvindt.
Het kabinet is van mening dat er behoefte is aan duidelijke kaders en goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen. Hier ligt wat het kabinet betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied. Ontscheping dient in een veilige haven plaats te vinden en het is niet vanzelfsprekend dat opsporings- en reddingsoperaties van schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU. In EU-verband wordt hierover gesproken in de Search and Rescue Contact Group onder leiding van de Commissie. Nederland neemt hier ook aan deel.
Bent u het ermee eens dat we moeten voorkomen dat «reddingsdiensten» in de praktijk fungeren als pendeldiensten voor illegale immigranten?
Het kabinet wil voorkomen dat migranten de levensgevaarlijke routes over zee afleggen en dat daarmee hun leven op het spel wordt gezet. Daar zet het kabinet zich voor in. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het ontwikkelen van brede migratiepartnerschappen, hervestiging van vluchtelingen via de UNHCR, het tegengaan van grondoorzaken van migratie en de aanpak van mensensmokkel. Het is van belang dat de criminele smokkelnetwerken zelf worden aangepakt en dat hun verdienmodel zoveel mogelijk wordt ondermijnd. In Nederland is hiertoe voor de integrale aanpak van mensensmokkel het barrièremodel mensensmokkel ontwikkeld. Hierin staan verscheidene interventies op verschillende niveaus benoemd – te weten in landen aan de andere kant van de EU-buitengrenzen, binnen het Schengengebied alsook in Nederland zelf. Deze worden door de betrokken organisaties uitgevoerd, zoals onder meer het OM, de Koninklijke Marechaussee, de Politie en de Immigratie en Naturalisatiedienst. Internationaal werkt Nederland ook middels diverse initiatieven en projecten samen met andere landen, EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex en andere internationale organisaties om irreguliere migratie tegen te gaan en mensensmokkel en de netwerken daarachter te bestrijden.
Erkent u dat het «reddingswerk» van ngo’s de kans op een succesvolle oversteek voor gelukszoekers aanzienlijk vergroot en daarmee zorgt voor een aanzuigende werking op Afrikanen die illegaal de oversteek naar Europa willen maken?
Voor het kabinet staat de internationaalrechtelijke plicht om mensen in nood op zee te redden, niet ter discussie.
Het kabinet waardeert de inzet van ngo’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd dienen de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones stelselmatig drenkelingen aan boord nemen, niet behulpzaam te zijn bij het in stand houden van criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Vanaf welk jaar zijn de «reddende» ngo’s actief in het Middellandse Zeegebied en hoeveel mensen zijn sindsdien door deze organisaties getransporteerd naar Europa?
Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en het EU-grondrechtenagentschap zijn er sinds medio 2014 schepen in beheer van ngo’s actief op de Middellandse Zee op het gebied van opsporing en redding van mensen in nood. Het kabinet beschikt niet over het totaal aantal personen dat gered is door schepen in beheer van ngo’s.
In hoeverre ondersteunen Nederlandse ambtenaren of overheidsdiensten de «reddingsoperaties» in het Middellandse Zeegebied?
Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het verblijfsrecht van derdelanders onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat derdelanders onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn zolang het hoger beroep loopt nog verblijfsrecht in Nederland hebben?
Er is ten aanzien van de derdelanders met een tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne een besluit genomen tot beëindiging van de tijdelijke bescherming per 4 september jl. Na dit besluit is op 2 september besloten aan de gevolgen van dit besluit geen uitvoering te geven totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) een richtinggevende uitspraak doet in hoger beroep. Met andere woorden: de gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming zijn bevroren. Dat betekent dat deze groep derdelanders op dit moment wordt behandeld alsof zij onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn vallen. Zij hebben hierdoor nog recht op de voorzieningen die aan de tijdelijke bescherming verbonden zijn (opvang, werk, etc.). Het eerdere besluit tot beëindiging van de tijdelijke bescherming is dus niet ingetrokken, maar wel opgeschort.
Herkent u de signalen van derdelanders dat zij na inloggen in het Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)-portaal te zien krijgen dat zij geen verblijfsrecht hebben?
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven is er sprake van een situatie waarin een besluit is genomen om het verblijfsrecht te beëindigen, maar zijn de gevolgen hiervan bevroren. Dit betekent dat het besluit tot beëindiging van het verblijfsrecht niet is ingetrokken. In het IND-portaal staat daarom inderdaad dat er geen verblijfsrecht is.
Om de situatie te verduidelijken hebben de betreffende derdelanders een brief ontvangen van de IND waarin zij zijn geïnformeerd over de bevriezing. Met deze brief kunnen zij, in combinatie met hun O-document, hun rechtmatig verblijf aantonen. De IND beziet welke technische mogelijkheden er zijn om deze aanvullende informatie over de bevriezing ook in het IND-portaal te verduidelijken, om zo verwarring over de situatie te voorkomen.
Kunt u zich voorstellen dat dit tot veel onzekerheid leidt bij deze groep, zeker gezien het feit dat uw ministerie al eerder terugkwam op het premature besluit om het verblijfsrecht (zonder juridische basis) in te trekken en hen uit de opvang te zetten?
Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van het terugkomen op het besluit, maar het opschorten van de uitvoering daarvan. Ik kan mij voorstellen dat er een zekere mate van onzekerheid bestaat.
Echter, de inzet van de Nederlandse overheid om derdelanders, die veilig kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, niet langer onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn te laten vallen is al geruime tijd bekend.
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gecommuniceerd is mede de reden voor mijn besluit om de reikwijdte aan te passen, dat Nederland een ruimhartiger beleid voerde dan andere EU-landen en ruimhartiger dan vereist is in het Raadsbesluit. De groep derdelanders waarvan de tijdelijke bescherming wordt beëindigd, had een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne ten tijde van het uitbreken van het conflict, bijvoorbeeld voor werk of studie. Zij zijn na het uitbreken van het conflict opgevangen in Nederland. Vanwege het voortduren van de oorlog in Oekraïne en de aanhoudende druk op opvang en voorzieningen, is op 18 juli 2022 bekendgemaakt dat deze groep dient terug te keren naar hun land van herkomst.
Indien iemand niet terug kan keren naar het land van herkomst, kan hij/zij asiel aanvragen in Nederland. Daarnaast heb ik mij samen met betrokken partijen ingezet om de onzekerheid zo veel mogelijk te beperken. Door de situatie voor alle derdelanders zonder permanent verblijf in Oekraïne te bevriezen tot er een richtinggevende uitspraak is van de Afdeling tracht ik deze onzekerheid zo veel mogelijk weg te nemen. De IND heeft daarnaast alle derdelanders op wie dit betrekking heeft een brief gestuurd met informatie over de situatie.
Bent u bereid deze status in het IND-portaal zo snel mogelijk te rectificeren?
Zie het antwoord op vraag 2, de technische mogelijkheden om de bevriezing van de gevolgen van het beëindigen van de tijdelijke bescherming zichtbaar te maken in het IND-portaal, worden op dit moment bezien.
Kunt u tot slot toelichten op welke manier er momenteel wordt gecommuniceerd met derdelanders over de juridische processen en welke scenario’s klaarliggen voor het beëindigen van het verblijfsrecht en de opvang indien de Raad van State in uw voordeel besluit?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, zijn de derdelanders op wie dit betrekking heeft per brief geïnformeerd over de bevriezing van de gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming. In deze brief is tevens aangegeven wat dit voor hen betekent. Daarnaast kunnen derdelanders terecht op rijksoverheid.nl voor informatie. Er wordt in aanloop naar de uitspraak van de Raad van State gewerkt aan communicatieplannen. Hierin is aandacht voor communicatie aan deze groep derdelanders.
Wilt u deze vragen voor 1 november 2023 beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om voor 1 november 2023 antwoord te geven.
Het voorgenomen besluit om arbeidsmigranten te huisvesten in het buurtschap Vrilkhoven, gelegen in Liempde (gemeente Boxtel) |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het uitgestelde besluit om een vergunning te verlenen voor de huisvesting van 400 arbeidsmigranten in het Liempde buurtschap Vrilkhoven?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Vanuit mijn departement is contact gezocht met de gemeente Boxtel, waar het buurtschap Vrilkhoven onder valt, over de huisvesting van arbeidsmigranten.
Vindt u dat het grootschalig huisvesten van arbeidsmigranten in kleine gemeenschappen zoals het buurtschap Vrilkhoven een nadelig effect heeft op de leefbaarheid in de omgeving? Zo nee, waarom niet?
In maart 2023 heeft uw fractie twee keer vergelijkbare vragen gesteld over het dorp Riel waar eveneens arbeidsmigranten gehuisvest worden. Net als bij die situatie ben ik nu weer van mening dat het uiteraard belangrijk is om bij de huisvesting van arbeidsmigranten zorgvuldig te kijken naar de huisvestingsbehoefte en de inpassing in wijken of kernen, en ook het schaalniveau van huisvesting daarin meenemen. Het is nuttig en noodzakelijk dat buurtbewoners, lokale overheden en de huisvesters in een vroeg stadium hierover het gesprek met elkaar aan gaan. Bovendien is het belangrijk om wanneer de huisvesting tot stand gekomen is, met elkaar in gesprek te blijven over onder andere de leefbaarheid in de wijk.
Vindt dat het bewaken van de leefbaarheid in het buurtschap Vrilkhoven niet geschaad mag worden door het commerciële belang van goedkope arbeid van het slachtbedrijf Vion? Zo nee, waarom niet?
Ook voor dit antwoord verwijs ik naar de beantwoording van uw vragen van afgelopen maart. Ik ben van mening dat de afweging tussen economische belangen door vestiging van bedrijvigheid en het bewaken van de leefbaarheid door de desbetreffende gemeente moet plaatsvinden, en de huisvesting van (toekomstige) werknemers daarin moet worden meegewogen. Ik ondersteun gemeenten met dergelijke vraagstukken met het ondersteuningsprogramma vanuit de VNG. Het doel van dit ondersteuningsprogramma is om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren naar aanleiding van de bevindingen van Roemer in het rapport «Geen Tweederangs Burgers». Dit kan zijn op het gebied van draagvlak, de mogelijk op te stellen Bedrijfseffectrapportage (BER) en goede huisvesting conform de Wet Goed Verhuurderschap.
Vindt u dat de gemeente Boxtel bij protest en afkeuring van die gemeenschap naast haar eigen inwoners moet gaan staan? Zo ja, gaat u hierover in gesprek met de gemeente Boxtel? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eveneens in de beantwoording van eerdere Kamervragen heb aangegeven ben ik met alle gemeenten in gesprek over het huisvesten van arbeidsmigranten. De gemeente Boxtel is naar aanleiding van uw vragen geattendeerd op een recente subsidie die is verstrekt aan de Vereniging Huisvesting Arbeidsmigranten (VHA) voor het ontwikkelen van een beheerzorgsysteem. Dit beheerzorgsysteem heeft tot doel gemeenten en omwonenden inzicht te geven in de wijze van beheer en de exploitant op basis van concrete informatie aanspreekbaar te maken. In dit geval zouden omwonenden concrete meldingen van eventueel ervaren overlast via dit systeem kunnen maken waar de exploitant vervolgens op gaat reageren. Zo kan er objectief bijgehouden worden wat voor soort meldingen er gedaan worden en hoe deze opgepakt worden. Dit komt de leefbaarheid ten goede voor zowel de arbeidsmigranten als de omwonenden. De VHA en de gemeente zijn vervolgens een samenwerking aangegaan.
Wat vindt u van het inzetten van de landsadvocaat tegen bezorgde burgers die handelen in het belang van de gemeenschap? Deelt u de mening dat de overheid het belang van de eigen inwoners en de leefbaarheid van de omgeving boven het economische belang van een bedrijf moet zetten en dus niet moet procederen wanneer bewoners dit bij de overheid aankaarten?
De landsadvocaat is ingezet om het proces dat de gemeente heeft gevoerd en leidde tot vergunningverlening, waarbij alle belangen die spelen vanuit de gemeenschap mee worden gewogen, nogmaals te bekijken. Dit was na uitspraken van de bezwarencommissie. Uiteindelijk heeft de landsadvocaat aangegeven dat het proces voor vergunningverlening voor de nieuwe verblijfsaccommodatie zorgvuldig is uitgevoerd, waarna het college van B en W de vergunning definitief heeft verleend.
Wat vindt u van het verdienmodel van bedrijven zoals Vion, die alleen door massale arbeidsmigratie kunnen bestaan? Deelt u de mening dat er voor bedrijven die alleen kunnen draaien op grootschalige arbeidsmigratie geen plek is in Nederland?
Ik vind het belangrijk en noodzakelijk dat bedrijven als Vion zich inzetten om arbeidsmigranten huisvesting te bieden en hun verantwoordelijkheid hierin nemen. Het instrument Bedrijfseffectrapportage (BER) bij nieuwe bedrijvigheid is door de VNG in afstemming met mijn departement specifiek ontwikkeld om in de nabije toekomst in een vroeg stadium in te kunnen spelen op het effect van nieuwe bedrijvigheid op de huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten. De VNG werkt nu in afstemming met BZK aan de mogelijkheden om de BER verplicht te stellen.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen de huisvesting van 400 arbeidsmigranten voor slachthuis Vion in buurtschap Vrilkhoven? Zo nee, waarom stelt u het economische belang van Vion boven het gemeenschappelijk belang?
Zoals ook in de eerdere beantwoording van maart 2023 aangegeven ben ik van mening dat dit een afweging is die de betreffende gemeente moet maken. Dat neemt niet weg dat ik het wel van groot belang vind dat gemeenten de handschoen oppakken om extra huisvesting te realiseren. We hebben naar schatting 156.000 extra kamers nodig voor de huisvesting van arbeidsmigranten (Bron: Expertisecentrum Flexwonen, jan. 2023). Mede door dit gebrek aan huisvesting komen arbeidsmigranten in huisvestingssituaties terecht komen die druk oplevert voor de omgeving. Vanuit mijn departementen worden gemeenten ondersteund met de realisatie van passende huisvesting.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het verkiezingsreces beantwoorden?
Ja, in afstemming met de desbetreffende gemeente en binnen de daarvoor gestelde beantwoordingstermijn. Voor het verkiezingsreces was helaas niet haalbaar gezien de krappe termijn.
Het onderzoek Oxfam 'From Development to Detterence' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Anne-Marijke Podt (D66), Don Ceder (CU), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het Oxfam onderzoek «From development to deterrence? Migration spending under the EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)»?1
Ja, het onderzoek is bij het kabinet bekend.
Wat is uw reactie op de bevindingen van het rapport dat een aanzienlijk deel van de OS-projecten prioriteit lijken te geven aan de binnenlandse migratieproblemen van de EU, in plaats van aan de ontwikkelingsdoelstellingen waar de fondsen voor bedoeld zijn?
Official Development Aid (ODA) fondsen dienen bij te dragen aan ontwikkelingsdoelstellingen zoals vastgesteld door de OESO. Hier heeft de Europese Commissie zich aan gecommitteerd en de Commissie dient er voor te zorgen dat de vanuit NDICI gefinancierde migratieprogramma’s die bij de OESO als ODA worden gerapporteerd voldoen aan deze richtlijnen.
Vanuit de OESO wordt jaarlijks een kwaliteitscheck gedaan voordat de activiteiten gepubliceerd worden op de website van de OESO. Indien er twijfels zijn over bepaalde activiteiten, gaat de OESO hierover het gesprek aan met de Commissie en kan de Commissie gevraagd worden om deze activiteiten uit de rapportage te verwijderen. In december 2023 wordt de OESO publicatie van de ODA-activiteiten van de CIE uit 2022 verwacht. We wachten deze en toekomstige rapportages af en zullen op basis hiervan met de Commissie het gesprek aangaan.
Het Kabinet verwelkomt het concept «Casebook on activities in the field of migration» dat de OESO recent heeft opgesteld en dat poogt meer duidelijkheid te verschaffen over of migratieprojecten wel of niet aan de ODA-richtlijnen voldoen. Het Kabinet heeft hier recent feedback op geleverd op basis van onze ervaringen met migratieprojecten en zien uit naar een finale versie als gezamenlijk richtsnoer.
Migratieprogramma’s kunnen bijdragen aan de brede samenwerking tussen de EU en een partnerland. De ODA-richtlijnen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking deel uit kan maken van een bredere beleidsdialoog met het begunstigde land, ook op het gebied van migratie. In veel gevallen zien we dat ontwikkelings- en migratiedoelstellingen elkaar kunnen versterken. Een voorbeeld is samenwerking met herkomst en -transitlanden op het tegengaan van mensenhandel ten behoeve van de bescherming van migranten. Veilige, ordelijke en reguliere migratie is immers in ieders belang. NDICI programma’s spelen daar een belangrijke rol in.
Onderschrijft u de criteria van de OESO voor het beoordelen van migratie activiteiten die worden gefinancierd vanuit ODA-budget? Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat deze criteria al voorafgaand aan de goedkeuring van projecten worden getoetst (in plaats van achteraf)?
Ja, het kabinet onderschrijft de OESO criteria. Het is van belang om aan de voorkant de verschillende doeleinden helder te formuleren, ook ten behoeve van effectieve besteding en een transparante en gelijkwaardige dialoog met partnerlanden. De Commissie geeft aan voorafgaand een indicatieve toets uit te voeren om in te schatten of aan de ODA-criteria wordt voldaan. Nederland zal de Commissie oproepen de uitkomsten van deze toets inzichtelijk te maken in de fora waar over deze programmering wordt besloten.
Onderschrijft u dat de interceptie van migranten nooit zou moeten kunnen worden gefinancierd vanuit OS-budget? Hoe beoordeelt u in dit licht de financiering van de Libische en Tunesische kustwacht vanuit het Europese OS-budget?
Het kabinet onderschrijft de richtlijnen zoals opgesteld door de OESO. Volgens de OESO moet het hoofddoel in het geval van de maritieme activiteit worden bekeken om te bepalen of reddingen op zee in aanmerking kunnen komen voor ODA. Als het hoofddoel het beschermen van grenzen is, mogen uitgaven voor reddingen op zee niet worden meegerekend als officiële ontwikkelingshulp. Als het hoofddoel het identificeren van mogelijke behoeften voor het redden van vluchtelingen op zee is, kunnen de extra kosten voor deze operaties worden gerekend als officiële ontwikkelingshulp. De financiering van de Libische en Tunesische kustwacht zal dan ook vanuit dat oogpunt door de Europese Commissie en OESO moeten worden beoordeeld.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling om vooraf gaand aan projectgoedkeuring een analyse te maken van de risico’s op het gebied van effectiviteit en mensenrechten. Deze analyse kan dan vervolgens gebruikt worden om een kader te ontwikkelen voor mitigerende maatregelen en opschorting in gevallen van aanhoudende mensenrechtenschendingen. Het kabinet zal hier bij de Europese Commissie op aandringen.
Wat is uw beoordeling van de conclusie van de onderzoekers dat de Europese Commissie onvoldoende transparant rapporteert over de besteding van het budget voor migratie onder het EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)? Bent u bereid de Europese Commissie in het kader van de mid-term review van het financieringsinstrument op te roepen hier transparanter, tijdiger en publiekelijk over te rapporteren en projecten in Libië en Tunesië te toetsen op mensenrechtenschendingen?
Het Kabinet acht transparantie en democratische waarborgen van groot belang. Het Kabinet zal in de EU pleiten voor verbetering van de informatievoorziening over migratieprojecten onder NDICI. Nederland zal in Brussel aandacht blijven vragen voor de OESO richtlijnen voor migratie gerelateerde activiteiten en de ODA criteria. In het kader van de mid-term evaluatie van NDICI heeft Nederland de Commissie gevraagd om inzicht in berekening van migratie gerelateerde uitgaven en inzage in de markers die worden gebruikt om uitgaven aan de migratiedoelstelling van NDICI toe te rekenen. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten – en zal dat ook blijven doen.
Zijn er projecten beschreven in het rapport waar Nederland direct en/of middels Team Europe initiatieven bij betrokken is? Zo ja, kunt u een overzicht geven van deze projecten en aangeven wat zij beogen?
Nederland is niet direct betrokken bij de genoemde projecten en is enkel indirect betrokken als lidstaat van de EU.
Kunt u van de projecten uit vraag zes aangeven wat de financiële bijdrage van Nederland is aan deze projecten en waaruit worden zij gefinancierd?
Zoals beschreven bij vraag 6 is Nederland niet direct bilateraal betrokken bij de financiering van deze projecten. Nederland draagt hier wel aan bij via de Nederlandse afdrachten aan de EU, waaruit het NDICI wordt gefinancierd. Momenteel draagt Nederland circa 5,9% bij aan de EU begroting.
Bent u bereid om het onwenselijke misbruik van de officieel erkende financiering ontwikkelingssamenwerking (ODA) aan te kaarten in de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober?
Van misbruik is voor zover wij op dit moment weten geen sprake. De Europese Commissie heeft zich als OESO-DAC lid gecommitteerd aan de ODA-criteria. Een conclusie over of specifieke migratieprogrammering uiteindelijk als ODA zal en kan worden aangemerkt berust op het oordeel van de Commissie met een kwaliteitscheck van de OESO. In december wordt verwacht dat de OESO kwaliteitscheck over 2022 is afgerond en de ODA-activiteiten op de website zullen worden gepubliceerd. We wachten die en toekomstige rapportages af.
De lobby-activiteiten van oud-bewindspersonen bij de IND |
|
Nicole Temmink , Lilian Marijnissen (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Waarom heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ervoor gekozen lobbygesprekken te voeren met twee oud-bewindspersonen?1
Waarom is, na deze lobbygesprekken, door de IND besloten om de procedure voor het verstrekken van visa aan verpleegkundigen uit Indonesië aan te passen?
Deelt u de mening van de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat er niks verkeerds is aan het gegeven «dat partijen met geld meer kunnen bereiken dan partijen zonder geld. Dat is in de hele wereld zo. Dus ook bij de IND»? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zijn er meer instanties die onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid vallen waarbij lobbycontacten onderhouden worden met voormalige bewindspersonen van het departement, of worden er op het ministerie zelf lobbygesprekken gevoerd met oud-bewindspersonen? Zo ja, waarover gaan deze gesprekken en welke organisaties betreft dit?
Hoeveel klokkenluiderszaken lopen er die betrekking hebben op het Ministerie van Justitie en Veiligheid of een van de organisaties die onder de verantwoordelijkheid vallen van dit ministerie?
Is het beleid dat klokkenluiders worden ontslagen als ze contact hebben met de pers? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Klopt het dat de agenda’s van bewindspersonen nog altijd niet goed openbaar gemaakt worden? Deelt u de mening dat openheid over lobby belangrijk is om besluitvorming te controleren?2
Hoe kan het dat een gezamenlijk gesprek van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en u, de Minister van Justitie en Veiligheid, met de KNVB niet in uw openbare agenda vermeld staat maar wel in de openbare agenda van de andere Minister?
Bent u nu wel bereid een lobbyregister in te voeren, na meerdere oproepen van de Tweede Kamer, en meerdere weigeringen van het kabinet, omdat de agenda’s van bewindspersonen openbaar zouden zijn? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Een nieuw azc in Alphen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat bewoners in rep en roer zijn inzake de komst van een nieuw asielzoekerscentrum (azc) in Alphen aan den Rijn?
Hoe kan het zo zijn dat er maximaal 400 vluchtelingen, voor een periode van vijf jaar direct naast een al bestaand centrum waar zo’n 200 Poolse arbeidsmigranten en Oekraïense vluchtelingen zitten én een gevangenis met 1.100 gedetineerden komt? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven hoe je het kunt verzinnen om deze mensen allemaal bij elkaar te stoppen?
Wat zegt het over de huidige staat van de democratie dat bezorgde bewoners, a) nooit voor een grootschalig asielzoekerscentrum hebben gestemd en b) daarover zeer grote zorgen hebben, zorgen die niet gehoord worden, want bewoners stellen dat er geen structureel overleg is geweest met de bewoners en de aangrenzende bedrijven op het bedrijventerrein, ook gezien het feit dat de gevangenis en de bestaande locatie voor arbeidsmigranten van niks weten?
Deelt u de mening dat een burgemeester zou moeten kiezen voor het dienen van de belangen van de eigen inwoners, in dit geval de inwoners van Alphen, voor wie zij burgemeester is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Wat vindt u van het feit dat bewoners waarschuwen voor ernstige overlast en veiligheidsproblemen? En kunt u duiden waarom voorzieningen zoals onderwijs, openbaar vervoer, winkelen en recreatie nauwelijks voorhanden zijn?
Wat gaat u doen om een einde te maken aan deze vorm van dwang en drang waar bewoners en andere betrokkenen volledig buitenspel worden gezet? Kunt u in uw antwoord gedetailleerd aangeven wat u gaat doen om de bezorgde bewoners uit Alphen aan den Rijn, die allen slachtoffer zijn van uw asielbeleid, te helpen?
Bent u het inmiddels met de stelling eens het absorptievermogen van wat Nederland qua asielzoekers aankan allang is bereikt? Zo ja, wanneer komt u met voorstellen zoals een asielstop, het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag uit 1951, het uitzetten van veilige landers en asielzoekers die de wet overtreden en het invoeren van grenscontroles? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De antwoorden op schriftelijke vragen over de voornemens van het kabinet tot asielopvang in Albergen |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kunt u exact aangeven op welke momenten en welke manieren de gemeente Tubbergen gewezen zou zijn op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat erop gewezen zou zijn dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden, zoals u als onderdeel van het antwoord op vraag 4 aangeeft, en of dit bestuurlijk of ambtelijk is geweest en kunt u daarvan bewijsstukken leveren?1 Wat is uw reactie op het gegeven dat de gemeente Tubbergen dit in alle toonaarden ontkent?
Zal het Ruimtelijk Ordeningsinstrumentarium vaker worden ingezet indien de spreidingswet niet aangenomen wordt en kunnen we in dat geval soortgelijke situaties als die in Albergen verwachten, aangezien als onderdeel van het antwoord op vraag 5 wordt aangegeven dat om in de toekomst inzet van het Ruimtelijk Ordening instrumentarium te voorkomen dit wetsvoorstel is ingediend?
Kunt u vraag 6 («Bent u zich bewust van de impact die de beslissing om dwang toe te passen heeft en heeft gehad, op de inwoners van Albergen, op het bestuur van de gemeente Tubbergen, op de verhouding tussen inwoner en de overheid en het vertrouwen van de inwoner in de overheid, en kunt u in al deze vier opzichten reflecteren op de gevolgen van de keuze om dwang toe te passen door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium?») alsnog zorgvuldig beantwoorden en een grondige reflectie toepassen op de genoemde aspecten, aangezien daarvan geen sprake is in de beantwoording die wij hebben mogen ontvangen?
Kunt u tevens alsnog een concreet antwoord gegeven op het laatste deel van vraag 7 («Kunt u aangeven of dit (het te doorlopen proces tussen het COA, de gemeente Tubbergen en commissies bestaande uit omwonenden en andere betrokkenen) ook naar tevredenheid verloopt volgens de gemeente Tubbergen en de eerdergenoemde commissies?»)?
Kunt u onomwonden bevestigen dat er na 1 november 2032 geen sprake meer is van opvang van asielzoekers en statushouders in het voormalige hotel in Albergen, aangezien als onderdeel van het antwoord op vraag 9 en 10 wordt aangegeven dat de bestuursovereenkomst na tien jaar eindigt?
Hoe kunt u verklaren dat er enerzijds wordt gesproken over een harde einddatum en sluiting op 1 november 2032, maar dat het anderzijds aan het dan zittend college, de dan zittende gemeenteraad en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is om te bezien of er nieuwe afspraken worden gemaakt? Is er dan sprake van definitieve sluiting op 1 november 2032, of is dat niet het geval?
Bent u bekend met het derdenbeding, een juridisch instrument, en is het eventueel toepassen van dit instrument aan bod gekomen in de overleggen voor de totstandkoming van de bestuursovereenkomst?
Bent u bereid om het derdenbeding alsnog toe te laten passen in de bestuursovereenkomst om de einddatum van 1 november 2032 juridisch bindender te formuleren?
Wat zal er met het voormalig hotel gebeuren na 1 november 2032?
Hoe gaat u de afspraak nakomen uit een eerder vastgelegde kaderovereenkomst tussen het COA, de gemeente Tubbergen en u dat ook inwoners van de gemeente Tubbergen geen financiële nadelen zullen ondervinden van de komst van het asielzoekerscentrum (azc), aangezien als onderdeel van het antwoord op vraag 12 wordt aangegeven dat derden geen aanspraak kunnen maken op de financiële regeling?
Kunt u reflecteren op de totstandkoming en de onderbouwing van de financiële regeling?
Kunt u met uw reactie in antwoord op vraag 13 dat het niet noodzakelijk is om aanvullende bebouwing te plaatsen daarmee ook uitsluiten dat er aanvullende bebouwing geplaatst zal worden op het perceel waarop het voormalig hotel is gelegen?
Kunt u deze vragen voor 20 november 2023 beantwoorden?
Het verblijfsrecht van derdelanders onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat derdelanders onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn zolang het hoger beroep loopt nog verblijfsrecht in Nederland hebben?
Er is ten aanzien van de derdelanders met een tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne een besluit genomen tot beëindiging van de tijdelijke bescherming per 4 september jl. Na dit besluit is op 2 september besloten aan de gevolgen van dit besluit geen uitvoering te geven totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) een richtinggevende uitspraak doet in hoger beroep. Met andere woorden: de gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming zijn bevroren. Dat betekent dat deze groep derdelanders op dit moment wordt behandeld alsof zij onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn vallen. Zij hebben hierdoor nog recht op de voorzieningen die aan de tijdelijke bescherming verbonden zijn (opvang, werk, etc.). Het eerdere besluit tot beëindiging van de tijdelijke bescherming is dus niet ingetrokken, maar wel opgeschort.
Herkent u de signalen van derdelanders dat zij na inloggen in het Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)-portaal te zien krijgen dat zij geen verblijfsrecht hebben?
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven is er sprake van een situatie waarin een besluit is genomen om het verblijfsrecht te beëindigen, maar zijn de gevolgen hiervan bevroren. Dit betekent dat het besluit tot beëindiging van het verblijfsrecht niet is ingetrokken. In het IND-portaal staat daarom inderdaad dat er geen verblijfsrecht is.
Om de situatie te verduidelijken hebben de betreffende derdelanders een brief ontvangen van de IND waarin zij zijn geïnformeerd over de bevriezing. Met deze brief kunnen zij, in combinatie met hun O-document, hun rechtmatig verblijf aantonen. De IND beziet welke technische mogelijkheden er zijn om deze aanvullende informatie over de bevriezing ook in het IND-portaal te verduidelijken, om zo verwarring over de situatie te voorkomen.
Kunt u zich voorstellen dat dit tot veel onzekerheid leidt bij deze groep, zeker gezien het feit dat uw ministerie al eerder terugkwam op het premature besluit om het verblijfsrecht (zonder juridische basis) in te trekken en hen uit de opvang te zetten?
Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van het terugkomen op het besluit, maar het opschorten van de uitvoering daarvan. Ik kan mij voorstellen dat er een zekere mate van onzekerheid bestaat.
Echter, de inzet van de Nederlandse overheid om derdelanders, die veilig kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, niet langer onder de Tijdelijke beschermingsrichtlijn te laten vallen is al geruime tijd bekend.
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gecommuniceerd is mede de reden voor mijn besluit om de reikwijdte aan te passen, dat Nederland een ruimhartiger beleid voerde dan andere EU-landen en ruimhartiger dan vereist is in het Raadsbesluit. De groep derdelanders waarvan de tijdelijke bescherming wordt beëindigd, had een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne ten tijde van het uitbreken van het conflict, bijvoorbeeld voor werk of studie. Zij zijn na het uitbreken van het conflict opgevangen in Nederland. Vanwege het voortduren van de oorlog in Oekraïne en de aanhoudende druk op opvang en voorzieningen, is op 18 juli 2022 bekendgemaakt dat deze groep dient terug te keren naar hun land van herkomst.
Indien iemand niet terug kan keren naar het land van herkomst, kan hij/zij asiel aanvragen in Nederland. Daarnaast heb ik mij samen met betrokken partijen ingezet om de onzekerheid zo veel mogelijk te beperken. Door de situatie voor alle derdelanders zonder permanent verblijf in Oekraïne te bevriezen tot er een richtinggevende uitspraak is van de Afdeling tracht ik deze onzekerheid zo veel mogelijk weg te nemen. De IND heeft daarnaast alle derdelanders op wie dit betrekking heeft een brief gestuurd met informatie over de situatie.
Bent u bereid deze status in het IND-portaal zo snel mogelijk te rectificeren?
Zie het antwoord op vraag 2, de technische mogelijkheden om de bevriezing van de gevolgen van het beëindigen van de tijdelijke bescherming zichtbaar te maken in het IND-portaal, worden op dit moment bezien.
Kunt u tot slot toelichten op welke manier er momenteel wordt gecommuniceerd met derdelanders over de juridische processen en welke scenario’s klaarliggen voor het beëindigen van het verblijfsrecht en de opvang indien de Raad van State in uw voordeel besluit?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, zijn de derdelanders op wie dit betrekking heeft per brief geïnformeerd over de bevriezing van de gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming. In deze brief is tevens aangegeven wat dit voor hen betekent. Daarnaast kunnen derdelanders terecht op rijksoverheid.nl voor informatie. Er wordt in aanloop naar de uitspraak van de Raad van State gewerkt aan communicatieplannen. Hierin is aandacht voor communicatie aan deze groep derdelanders.
Wilt u deze vragen voor 1 november 2023 beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om voor 1 november 2023 antwoord te geven.
Het voorgenomen besluit om arbeidsmigranten te huisvesten in het buurtschap Vrilkhoven, gelegen in Liempde (gemeente Boxtel) |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het uitgestelde besluit om een vergunning te verlenen voor de huisvesting van 400 arbeidsmigranten in het Liempde buurtschap Vrilkhoven?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Vanuit mijn departement is contact gezocht met de gemeente Boxtel, waar het buurtschap Vrilkhoven onder valt, over de huisvesting van arbeidsmigranten.
Vindt u dat het grootschalig huisvesten van arbeidsmigranten in kleine gemeenschappen zoals het buurtschap Vrilkhoven een nadelig effect heeft op de leefbaarheid in de omgeving? Zo nee, waarom niet?
In maart 2023 heeft uw fractie twee keer vergelijkbare vragen gesteld over het dorp Riel waar eveneens arbeidsmigranten gehuisvest worden. Net als bij die situatie ben ik nu weer van mening dat het uiteraard belangrijk is om bij de huisvesting van arbeidsmigranten zorgvuldig te kijken naar de huisvestingsbehoefte en de inpassing in wijken of kernen, en ook het schaalniveau van huisvesting daarin meenemen. Het is nuttig en noodzakelijk dat buurtbewoners, lokale overheden en de huisvesters in een vroeg stadium hierover het gesprek met elkaar aan gaan. Bovendien is het belangrijk om wanneer de huisvesting tot stand gekomen is, met elkaar in gesprek te blijven over onder andere de leefbaarheid in de wijk.
Vindt dat het bewaken van de leefbaarheid in het buurtschap Vrilkhoven niet geschaad mag worden door het commerciële belang van goedkope arbeid van het slachtbedrijf Vion? Zo nee, waarom niet?
Ook voor dit antwoord verwijs ik naar de beantwoording van uw vragen van afgelopen maart. Ik ben van mening dat de afweging tussen economische belangen door vestiging van bedrijvigheid en het bewaken van de leefbaarheid door de desbetreffende gemeente moet plaatsvinden, en de huisvesting van (toekomstige) werknemers daarin moet worden meegewogen. Ik ondersteun gemeenten met dergelijke vraagstukken met het ondersteuningsprogramma vanuit de VNG. Het doel van dit ondersteuningsprogramma is om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren naar aanleiding van de bevindingen van Roemer in het rapport «Geen Tweederangs Burgers». Dit kan zijn op het gebied van draagvlak, de mogelijk op te stellen Bedrijfseffectrapportage (BER) en goede huisvesting conform de Wet Goed Verhuurderschap.
Vindt u dat de gemeente Boxtel bij protest en afkeuring van die gemeenschap naast haar eigen inwoners moet gaan staan? Zo ja, gaat u hierover in gesprek met de gemeente Boxtel? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eveneens in de beantwoording van eerdere Kamervragen heb aangegeven ben ik met alle gemeenten in gesprek over het huisvesten van arbeidsmigranten. De gemeente Boxtel is naar aanleiding van uw vragen geattendeerd op een recente subsidie die is verstrekt aan de Vereniging Huisvesting Arbeidsmigranten (VHA) voor het ontwikkelen van een beheerzorgsysteem. Dit beheerzorgsysteem heeft tot doel gemeenten en omwonenden inzicht te geven in de wijze van beheer en de exploitant op basis van concrete informatie aanspreekbaar te maken. In dit geval zouden omwonenden concrete meldingen van eventueel ervaren overlast via dit systeem kunnen maken waar de exploitant vervolgens op gaat reageren. Zo kan er objectief bijgehouden worden wat voor soort meldingen er gedaan worden en hoe deze opgepakt worden. Dit komt de leefbaarheid ten goede voor zowel de arbeidsmigranten als de omwonenden. De VHA en de gemeente zijn vervolgens een samenwerking aangegaan.
Wat vindt u van het inzetten van de landsadvocaat tegen bezorgde burgers die handelen in het belang van de gemeenschap? Deelt u de mening dat de overheid het belang van de eigen inwoners en de leefbaarheid van de omgeving boven het economische belang van een bedrijf moet zetten en dus niet moet procederen wanneer bewoners dit bij de overheid aankaarten?
De landsadvocaat is ingezet om het proces dat de gemeente heeft gevoerd en leidde tot vergunningverlening, waarbij alle belangen die spelen vanuit de gemeenschap mee worden gewogen, nogmaals te bekijken. Dit was na uitspraken van de bezwarencommissie. Uiteindelijk heeft de landsadvocaat aangegeven dat het proces voor vergunningverlening voor de nieuwe verblijfsaccommodatie zorgvuldig is uitgevoerd, waarna het college van B en W de vergunning definitief heeft verleend.
Wat vindt u van het verdienmodel van bedrijven zoals Vion, die alleen door massale arbeidsmigratie kunnen bestaan? Deelt u de mening dat er voor bedrijven die alleen kunnen draaien op grootschalige arbeidsmigratie geen plek is in Nederland?
Ik vind het belangrijk en noodzakelijk dat bedrijven als Vion zich inzetten om arbeidsmigranten huisvesting te bieden en hun verantwoordelijkheid hierin nemen. Het instrument Bedrijfseffectrapportage (BER) bij nieuwe bedrijvigheid is door de VNG in afstemming met mijn departement specifiek ontwikkeld om in de nabije toekomst in een vroeg stadium in te kunnen spelen op het effect van nieuwe bedrijvigheid op de huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten. De VNG werkt nu in afstemming met BZK aan de mogelijkheden om de BER verplicht te stellen.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen de huisvesting van 400 arbeidsmigranten voor slachthuis Vion in buurtschap Vrilkhoven? Zo nee, waarom stelt u het economische belang van Vion boven het gemeenschappelijk belang?
Zoals ook in de eerdere beantwoording van maart 2023 aangegeven ben ik van mening dat dit een afweging is die de betreffende gemeente moet maken. Dat neemt niet weg dat ik het wel van groot belang vind dat gemeenten de handschoen oppakken om extra huisvesting te realiseren. We hebben naar schatting 156.000 extra kamers nodig voor de huisvesting van arbeidsmigranten (Bron: Expertisecentrum Flexwonen, jan. 2023). Mede door dit gebrek aan huisvesting komen arbeidsmigranten in huisvestingssituaties terecht komen die druk oplevert voor de omgeving. Vanuit mijn departementen worden gemeenten ondersteund met de realisatie van passende huisvesting.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het verkiezingsreces beantwoorden?
Ja, in afstemming met de desbetreffende gemeente en binnen de daarvoor gestelde beantwoordingstermijn. Voor het verkiezingsreces was helaas niet haalbaar gezien de krappe termijn.
Ngo’s die de oversteek van illegale immigranten over de Middellandse Zee faciliteren |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u in beeld welke niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) «reddingsoperaties» uitvoeren in het Middellandse Zeegebied? Kunt u een overzicht geven van deze organisaties en hun schepen? Zo nee, waarom niet?
Het EU-grondrechtenagentschap verzamelt en publiceert regelmatig data over opsporings- en reddingsoperaties op de Middellandse Zee, waarbij schepen betrokken zijn die in beheer zijn van een non-gouvernementele organisatie (ngo). In dit overzicht wordt onder ander melding gemaakt onder welke vlag een schip vaart en sinds wanneer het schip operationeel is. Eind juni jl. waren er achttien schepen en drie vliegtuigen, toebehorend aan verschillende ngo’s, actief op Middellandse Zee. Van die achttien schepen zijn er eind juni jl. dertien daadwerkelijk operationeel.1
Heeft u in beeld waar deze schepen opereren? Wat is hun ligplaats, wat zijn hun voornaamste vaarroutes, waar pikken zij «drenkelingen» op en waar worden deze mensen vervolgens afgezet?
Uit gegevens en data van het Europees grens- en kustwachtagentschap (Frontex) blijkt dat een groot deel van de reddingsoperaties op de Middellandse Zee plaatsvindt op de Centraal-Mediterrane route.
Actuele informatie over de bewegingen van schepen en de huidige locatie van schepen in havens is onder andere beschikbaar via openbare bronnen, zoals de website Marine Traffic.
Zijn er ngo’s die subsidie ontvangen van de Nederlandse overheid in het kader van «reddingsoperaties» op de Middellandse Zee? Zo ja, welke? Kunt u een overzicht geven van de bedragen die worden uitgekeerd vanaf 2010?
Nederland verleent geen subsidies aan ngo’s in het kader van opsporings- en reddingsoperaties op de Middellandse Zee. Ook in de beschikbare archieven sinds 2010 zijn geen dergelijke subsidies geïdentificeerd.
Waarom worden mensen die op bootjes slechts enkele tientallen kilometers uit de kust van Afrika dobberen, soms zelfs nog binnen de territoriale wateren van Libië, door ngo’s aan boord genomen op een ruim duizend kilometer lange reis naar Europa? Waarom worden zij niet weer in Afrika afgezet?
Het bijstaan van mensen in nood op zee is volgens het internationaal recht een plicht van alle staten en kapiteins van schepen. Op grond van het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee 1979 zijn de wereldzeeën verdeeld in afzonderlijke opsporings- en reddingsgebieden (SAR-zones). Voor iedere SAR-zone is een ander land verantwoordelijk. Op operationeel niveau ligt de verantwoordelijkheid bij het nationaal reddings- en coördinatiecentrum (RCC). Dit systeem zorgt ervoor dat iedere reddingsoperatie op zee wordt gecoördineerd door één RCC. Die verantwoordelijkheid houdt verder in dat op het moment dat er personen gered worden in de SAR-zone van een bepaald land, dit land zorg moet dragen voor ontscheping in een veilige haven. Een schip dat een reddingsoperatie uitvoert, of dat nu een schip is dat toebehoort aan de nationale kustwacht van een land of een schip in beheer van een ngo, dient op grond van hetzelfde internationaal recht altijd de instructies van het RCC op te volgen. Het is daarom niet zo dat de kapitein van een schip zelf bepaalt waar ontscheping van drenkelingen plaatsvindt.
Het kabinet is van mening dat er behoefte is aan duidelijke kaders en goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen. Hier ligt wat het kabinet betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied. Ontscheping dient in een veilige haven plaats te vinden en het is niet vanzelfsprekend dat opsporings- en reddingsoperaties van schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU. In EU-verband wordt hierover gesproken in de Search and Rescue Contact Group onder leiding van de Commissie. Nederland neemt hier ook aan deel.
Bent u het ermee eens dat we moeten voorkomen dat «reddingsdiensten» in de praktijk fungeren als pendeldiensten voor illegale immigranten?
Het kabinet wil voorkomen dat migranten de levensgevaarlijke routes over zee afleggen en dat daarmee hun leven op het spel wordt gezet. Daar zet het kabinet zich voor in. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het ontwikkelen van brede migratiepartnerschappen, hervestiging van vluchtelingen via de UNHCR, het tegengaan van grondoorzaken van migratie en de aanpak van mensensmokkel. Het is van belang dat de criminele smokkelnetwerken zelf worden aangepakt en dat hun verdienmodel zoveel mogelijk wordt ondermijnd. In Nederland is hiertoe voor de integrale aanpak van mensensmokkel het barrièremodel mensensmokkel ontwikkeld. Hierin staan verscheidene interventies op verschillende niveaus benoemd – te weten in landen aan de andere kant van de EU-buitengrenzen, binnen het Schengengebied alsook in Nederland zelf. Deze worden door de betrokken organisaties uitgevoerd, zoals onder meer het OM, de Koninklijke Marechaussee, de Politie en de Immigratie en Naturalisatiedienst. Internationaal werkt Nederland ook middels diverse initiatieven en projecten samen met andere landen, EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex en andere internationale organisaties om irreguliere migratie tegen te gaan en mensensmokkel en de netwerken daarachter te bestrijden.
Erkent u dat het «reddingswerk» van ngo’s de kans op een succesvolle oversteek voor gelukszoekers aanzienlijk vergroot en daarmee zorgt voor een aanzuigende werking op Afrikanen die illegaal de oversteek naar Europa willen maken?
Voor het kabinet staat de internationaalrechtelijke plicht om mensen in nood op zee te redden, niet ter discussie.
Het kabinet waardeert de inzet van ngo’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd dienen de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones stelselmatig drenkelingen aan boord nemen, niet behulpzaam te zijn bij het in stand houden van criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Vanaf welk jaar zijn de «reddende» ngo’s actief in het Middellandse Zeegebied en hoeveel mensen zijn sindsdien door deze organisaties getransporteerd naar Europa?
Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en het EU-grondrechtenagentschap zijn er sinds medio 2014 schepen in beheer van ngo’s actief op de Middellandse Zee op het gebied van opsporing en redding van mensen in nood. Het kabinet beschikt niet over het totaal aantal personen dat gered is door schepen in beheer van ngo’s.
In hoeverre ondersteunen Nederlandse ambtenaren of overheidsdiensten de «reddingsoperaties» in het Middellandse Zeegebied?
Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het onderzoek Oxfam 'From Development to Detterence' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Anne-Marijke Podt (D66), Don Ceder (CU), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het Oxfam onderzoek «From development to deterrence? Migration spending under the EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)»?1
Ja, het onderzoek is bij het kabinet bekend.
Wat is uw reactie op de bevindingen van het rapport dat een aanzienlijk deel van de OS-projecten prioriteit lijken te geven aan de binnenlandse migratieproblemen van de EU, in plaats van aan de ontwikkelingsdoelstellingen waar de fondsen voor bedoeld zijn?
Official Development Aid (ODA) fondsen dienen bij te dragen aan ontwikkelingsdoelstellingen zoals vastgesteld door de OESO. Hier heeft de Europese Commissie zich aan gecommitteerd en de Commissie dient er voor te zorgen dat de vanuit NDICI gefinancierde migratieprogramma’s die bij de OESO als ODA worden gerapporteerd voldoen aan deze richtlijnen.
Vanuit de OESO wordt jaarlijks een kwaliteitscheck gedaan voordat de activiteiten gepubliceerd worden op de website van de OESO. Indien er twijfels zijn over bepaalde activiteiten, gaat de OESO hierover het gesprek aan met de Commissie en kan de Commissie gevraagd worden om deze activiteiten uit de rapportage te verwijderen. In december 2023 wordt de OESO publicatie van de ODA-activiteiten van de CIE uit 2022 verwacht. We wachten deze en toekomstige rapportages af en zullen op basis hiervan met de Commissie het gesprek aangaan.
Het Kabinet verwelkomt het concept «Casebook on activities in the field of migration» dat de OESO recent heeft opgesteld en dat poogt meer duidelijkheid te verschaffen over of migratieprojecten wel of niet aan de ODA-richtlijnen voldoen. Het Kabinet heeft hier recent feedback op geleverd op basis van onze ervaringen met migratieprojecten en zien uit naar een finale versie als gezamenlijk richtsnoer.
Migratieprogramma’s kunnen bijdragen aan de brede samenwerking tussen de EU en een partnerland. De ODA-richtlijnen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking deel uit kan maken van een bredere beleidsdialoog met het begunstigde land, ook op het gebied van migratie. In veel gevallen zien we dat ontwikkelings- en migratiedoelstellingen elkaar kunnen versterken. Een voorbeeld is samenwerking met herkomst en -transitlanden op het tegengaan van mensenhandel ten behoeve van de bescherming van migranten. Veilige, ordelijke en reguliere migratie is immers in ieders belang. NDICI programma’s spelen daar een belangrijke rol in.
Onderschrijft u de criteria van de OESO voor het beoordelen van migratie activiteiten die worden gefinancierd vanuit ODA-budget? Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat deze criteria al voorafgaand aan de goedkeuring van projecten worden getoetst (in plaats van achteraf)?
Ja, het kabinet onderschrijft de OESO criteria. Het is van belang om aan de voorkant de verschillende doeleinden helder te formuleren, ook ten behoeve van effectieve besteding en een transparante en gelijkwaardige dialoog met partnerlanden. De Commissie geeft aan voorafgaand een indicatieve toets uit te voeren om in te schatten of aan de ODA-criteria wordt voldaan. Nederland zal de Commissie oproepen de uitkomsten van deze toets inzichtelijk te maken in de fora waar over deze programmering wordt besloten.
Onderschrijft u dat de interceptie van migranten nooit zou moeten kunnen worden gefinancierd vanuit OS-budget? Hoe beoordeelt u in dit licht de financiering van de Libische en Tunesische kustwacht vanuit het Europese OS-budget?
Het kabinet onderschrijft de richtlijnen zoals opgesteld door de OESO. Volgens de OESO moet het hoofddoel in het geval van de maritieme activiteit worden bekeken om te bepalen of reddingen op zee in aanmerking kunnen komen voor ODA. Als het hoofddoel het beschermen van grenzen is, mogen uitgaven voor reddingen op zee niet worden meegerekend als officiële ontwikkelingshulp. Als het hoofddoel het identificeren van mogelijke behoeften voor het redden van vluchtelingen op zee is, kunnen de extra kosten voor deze operaties worden gerekend als officiële ontwikkelingshulp. De financiering van de Libische en Tunesische kustwacht zal dan ook vanuit dat oogpunt door de Europese Commissie en OESO moeten worden beoordeeld.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling om vooraf gaand aan projectgoedkeuring een analyse te maken van de risico’s op het gebied van effectiviteit en mensenrechten. Deze analyse kan dan vervolgens gebruikt worden om een kader te ontwikkelen voor mitigerende maatregelen en opschorting in gevallen van aanhoudende mensenrechtenschendingen. Het kabinet zal hier bij de Europese Commissie op aandringen.
Wat is uw beoordeling van de conclusie van de onderzoekers dat de Europese Commissie onvoldoende transparant rapporteert over de besteding van het budget voor migratie onder het EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)? Bent u bereid de Europese Commissie in het kader van de mid-term review van het financieringsinstrument op te roepen hier transparanter, tijdiger en publiekelijk over te rapporteren en projecten in Libië en Tunesië te toetsen op mensenrechtenschendingen?
Het Kabinet acht transparantie en democratische waarborgen van groot belang. Het Kabinet zal in de EU pleiten voor verbetering van de informatievoorziening over migratieprojecten onder NDICI. Nederland zal in Brussel aandacht blijven vragen voor de OESO richtlijnen voor migratie gerelateerde activiteiten en de ODA criteria. In het kader van de mid-term evaluatie van NDICI heeft Nederland de Commissie gevraagd om inzicht in berekening van migratie gerelateerde uitgaven en inzage in de markers die worden gebruikt om uitgaven aan de migratiedoelstelling van NDICI toe te rekenen. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten – en zal dat ook blijven doen.
Zijn er projecten beschreven in het rapport waar Nederland direct en/of middels Team Europe initiatieven bij betrokken is? Zo ja, kunt u een overzicht geven van deze projecten en aangeven wat zij beogen?
Nederland is niet direct betrokken bij de genoemde projecten en is enkel indirect betrokken als lidstaat van de EU.
Kunt u van de projecten uit vraag zes aangeven wat de financiële bijdrage van Nederland is aan deze projecten en waaruit worden zij gefinancierd?
Zoals beschreven bij vraag 6 is Nederland niet direct bilateraal betrokken bij de financiering van deze projecten. Nederland draagt hier wel aan bij via de Nederlandse afdrachten aan de EU, waaruit het NDICI wordt gefinancierd. Momenteel draagt Nederland circa 5,9% bij aan de EU begroting.
Bent u bereid om het onwenselijke misbruik van de officieel erkende financiering ontwikkelingssamenwerking (ODA) aan te kaarten in de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober?
Van misbruik is voor zover wij op dit moment weten geen sprake. De Europese Commissie heeft zich als OESO-DAC lid gecommitteerd aan de ODA-criteria. Een conclusie over of specifieke migratieprogrammering uiteindelijk als ODA zal en kan worden aangemerkt berust op het oordeel van de Commissie met een kwaliteitscheck van de OESO. In december wordt verwacht dat de OESO kwaliteitscheck over 2022 is afgerond en de ODA-activiteiten op de website zullen worden gepubliceerd. We wachten die en toekomstige rapportages af.
Doorduwen van opvang vluchtelingen in Midden-Delfland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de opvang van meer dan 200 vluchtelingen wordt doorgedramd in Midden-Delfland, zonder dat bewoners dat willen?1
Waarom is er niks met de zorgen en suggesties van bewoners gedaan? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Deelt u de mening dat democratische proces geweld wordt aangedaan, daar geen enkele partij bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft gezegd: doe ons honderden asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Deelt u de mening dat het gedram met het opvangen van vluchtelingen voortkomt uit falend asielbeleid door de landelijke politiek? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven waarbij u aangeeft wanneer u het tijd vindt voor een asielstop?
Wat heeft u gedaan met de geluiden die deze zomer voortkwamen uit een actiegroep tegen de komst van de opvanglocatie en wat heeft u gedaan met de petitie die is geopend? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Arbeidsmigratie |
|
Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat de Kamer op 10 juli in het debat over de ontstane politieke situatie de motie-Omtzigt heeft aangenomen1?
Ja. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageert op deze motie in de brief aan uw Kamer over het «arbeidsmigratiepakket n.a.v. motie lid Omtzigt» van heden.
Hoeveel arbeidsmigranten zijn naar Nederland gekomen in 2021 en in 2022?
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeidsmigranten uit andere lidstaten van de Europese Unie (EU) en arbeidsmigranten van buiten de EU.
Vanwege het vrij verkeer van personen in de EU is het bij EU-migranten alleen achteraf mogelijk om vast te stellen of een persoon als arbeidsmigrant gezien kan worden. Dit in tegenstelling tot arbeidsmigranten van buiten de EU voor wie een vergunning moet worden verkregen. Deze instroomcijfers zijn jaarlijks beschikbaar via de IND. Dit is ook de reden waarom de cijfers voor arbeidsmigratie uit de EU minder actueel zijn dan de cijfers voor arbeidsmigratie van buiten de EU.
Het CBS publiceert in de Migrantenmonitor hoeveel migranten uit EU-lidstaten in totaal in Nederland werken (meetmoment CBS: december). Het betreft dus niet de jaarlijkse instroom. De populatie EU-arbeidsmigranten is heel divers. Soms gaat het om arbeidsmigranten uit andere EU-lidstaten die al jaren in Nederland wonen en werken. Soms gaat het om EU-arbeidsmigranten die slechts enkele weken of maanden in Nederland seizoensarbeid verrichten. CBS heeft aangegeven dat de Migrantenmonitor met de cijfers over de jaren 2021 en 2022 niet eerder dan in november 2023 wordt gepubliceerd, waardoor ik uw Kamer helaas over die cijfers op dit moment nog niet kan informeren. Zodra die cijfers beschikbaar zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
De cijfers van de jaren 2016 tot en met 2020 geven een indruk van het aantal EU-arbeidsmigranten in Nederland. Bij deze groep is geen onderscheid gemaakt in type werk (ongeschoold/hooggeschoold, etc.) en salarisniveau.
Werknemer
Zelfstandige
421.450
33.430
472.470
36.100
532.660
41.000
566.400
45.300
507.560
46.900
Voor arbeidsmigranten van buiten de EU zijn cijfers bekend van de jaarlijkse instroom voor de jaren 2021 en 2022. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de arbeidsmigranten die vallen binnen de categorie «kennis en talent» (waaronder de zogeheten kennismigrantenregeling en de Europese blauwe kaart) en overige arbeidsmigranten: arbeidsmigranten die voor kortere of langere tijd in verschillende sectoren werken en voor wie de hoofdregel geldt dat de werkgever een tewerkstellingsvergunning moet aanvragen.
Binnen de categorie «arbeid: kennis en talent» zijn 20.230 aanvragen ingewilligd in 2021 en 30.990 in 2022. Binnen de categorie «arbeid: overig» zijn 2020 aanvragen ingewilligd in 2021 en 2520 aanvragen in 2022.2
Is de brief met maatregelen die Nieuwsuur publiceerde authentiek?2
Om de redenen die genoemd worden in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 10 juli 20234 kan deze vraag niet worden beantwoord. De Minister van Justitie en Veiligheid schrijft in die brief: «Conform de vaste lijn in het verkeer tussen Kamer en kabinet en het wettelijk kader is het niet aangewezen om vanuit het kabinet de politieke inbreng en stukken te verstrekken. Als stukken inzicht kunnen bieden in – al dan niet daadwerkelijk in de onderhandelingen ingebrachte en al dan niet nadien gehandhaafde – interne standpunten van de aan de onderhandelingen deelnemende partijen doet openbaarmaking daarvan afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid waarin deze standpunten zijn geformuleerd. Ook wanneer dit achteraf gebeurt. Het zou in de toekomst het vrijelijk uitwisselen van opvattingen en het verkennen van mogelijke overeenkomsten bemoeilijken als dergelijke standpunten al dan niet na het bereiken van een overeenkomst achteraf openbaar gemaakt worden.»
Kunt u per maatregel over arbeidsmigratie in de brief aangeven wanneer u die heeft uitgewerkt en zult voorleggen aan de Tweede Kamer?
De brief waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens het kabinet reageert op de motie-Omtzigt, wordt heden aan uw Kamer gezonden. In die brief wordt benadrukt dat het kabinet over de maatregelen op het gebied van arbeidsmigratie die in die brief worden genoemd, zowel individueel als in zijn geheel, als onderdeel van het bredere pakket, geen overeenstemming heeft bereikt. Daarbij benadruk ik dat het kabinet de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onverkort en met urgentie uitvoert, om arbeidsmigranten beter te beschermen en misstanden tegen te gaan.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden, zodat de antwoorden beschikbaar zijn op Prinsjesdag en betrokken kunnen worden bij de Algemeen Politieke Beschouwingen?
Ja.
De gelekte migratiebrief |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke van de plannen in de migratiebrief bent u van plan door te zetten of uit te voeren?1
Welke plannen uit de migratiebrief zijn al volledig, dan wel gedeeltelijk staand beleid?
Op welke van deze plannen bent u van plan in Brussel stappen te zetten?
Indien u van plan bent hierop in Brussel stappen te zetten, wat is hierin het beoogde tijdspad?
Blijven de voorstellen op de Europa-dossiers deel uitmaken van de agenda van het demissionaire kabinet in Brussel?
Waarom zette het kabinet in de voorstellen met name in op kennismigratie van hooggeschoolden, de zogenaamde «hoogwaardige sectoren»?
Op basis van welke criteria zou moeten worden vastgesteld van welke arbeidsmigratie «het twijfelachtig is of we daar als land echter beter van worden»?
Kunt u uitweiden waarom er met name werd ingezet op het binnenhalen van arbeidsmigranten met hoge salarissen, zoals het aanscherpen van het salariscriterium met name voor kennismigranten onder de 30 jaar?
In de migratiebrief staan een aantal – volgens het kabinet – negatieve effecten genoemd van migratie: woningtekorten, vollere steden, verpauperde wijken, druk op onderwijs en zorg en verrommeling op het platteland en in de natuur; kunt u ingaan op basis van welke grond deze volgens het kabinet negatieve effecten kennelijk minder zwaar wegen voor de zogenaamde kennismigranten of specialisten dan voor (arbeids)migranten, zoals vakarbeiders en studenten?
Heeft u bijvoorbeeld de verschillen in effecten van specialisten, vakmigranten en studenten op deze negatieve effecten gemeten, alvorens u deze maatregel voorstelde? En zo ja, kunt u deze bevindingen met de Kamer delen?
Gezien het feit dat u in de brief verwijst naar de negatieve effecten van andere EU-lidstaten als het gevolg van het wegtrekken van de bevolking, hoe rijmt u dit met de voorstellen om juist hoogopgeleide kennismigranten uit derde landen aan te werven en te stimuleren voor lange tijd in Nederland te blijven?
Kunt u uiteenzetten hoe de asielinstroom in Nederland zich relatief verhoudt met zowel omliggende landen als landen in de regio?
Klopt het dat Nederland in vergelijking met andere EU-lidstaten, zoals Duitsland, Frankrijk en Italië relatief gezien minder asielzoekers opvangt?
Hoe verhoudt de Nederlandse inzet op afspraken over verplichte asielgrensprocedures voor personen met een kansarm asielverzoek zich tot artikel 8, lid 2 van de Procedurerichtlijn, alsook de bepalingen over bewaring in de Opvangrichtlijn?
Aan welke maatregelen werd gedacht in het kader van het wegnemen van prikkels in systeem om kinderen alleen vooruit te sturen?
Bent u van plan de mogelijkheid voor binnengrenscontroles alsnog via de Schengengrenscode mogelijk te maken?
Indien u van plan bent om in de wijzigingen van de Schengengrenscode te pleiten voor het herintroduceren van binnengrenscontroles, welke criteria moeten er dan voor zorgen dat dit echt als een allerlaatste redmiddel ingezet zal worden?
Kunt u uiteenzetten wat de concrete effecten zijn op het vrij verkeer van mensen en goederen in Europa bij het instellen van binnengrenscontroles, alsook de daarmee gepaard gaande kosten voor het instellen van binnengrenscontroles, zowel voor de in te zetten capaciteit als de effecten op de economie ten gevolgen van dergelijke controles, zoals we ook gezien hebben bij Brexit?
Bent u nog steeds van plan inzet te plegen op het ontwikkelen van migratiepartnerschappen, waaronder met Algerije, Egypte, Marokko, Tunesië, Niger, Nigeria, Irak en Turkije?
Hoe verhoudt zich dit tot de misstanden tegen de mensheid zoals we die nu waarnemen in Tunesië, als gevolg van de deal?
Hoe zal Nederland te allen tijde voorkomen dat migratiedeals bijdragen aan het verslechteren van de positie van mensen op de vlucht?
Welke criteria wil Nederland verruimen om de Europese lijst van derde landen te vergroten en welke redenering zit hierachter?
Kunt u uiteenzetten welke criteria Nederland wil gebruiken om het bandencriterium te verruimen?
Kunt u uiteenzetten hoe het versoberen van de opvang zich verhoudt tot de minimumvereisten in de Opvangrichtlijn en daarbij de relevante artikelen in uw antwoord opnemen?
In hoeveel procent van de gevallen wordt een verzoek van een zogenaamde kansarme aanvraag in hoger beroep alsnog toegekend?
Op basis van welke criteria is het juridisch mogelijk om ongedocumenteerden vast te houden en hoelang?
Kunt u van deze maatregelen aangeven hoe het de instroom zou verminderen en op basis van welk onderzoek u dit kan constateren?
Kunt u alle vragen die niet onder uw portefeuille vallen doorgeleiden naar de verantwoordelijke collega en door hem/haar laten beantwoorden?
Kunt u alle vragen één voor één en los van elkaar beantwoorden?
Het alleen schriftelijk beoordelen van asielaanvragen |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland waarschijnlijk het enige EU-land is dat gebruikt maakt van schriftelijk horen?1
Gegeven dat u binnen de EU naar zoveel mogelijk eenheid van asielbeleid streeft, kunt u in deze context toelichten waarom Nederland het enige land is waarbij schriftelijk horen wordt toegepast?
Waarop baseert u de stelling dat de mogelijkheid tot schriftelijk gehoor niet heeft geleid tot het aantrekkelijker maken van Nederland voor asielzoekers?
Aangezien doorvragen niet mogelijk is tijdens een schriftelijk gehoor, hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van dit proces? Wat zijn hiervan de risico’s?
Hoeveel procent van asielaanvragen van Syriërs en Jemenieten via schriftelijk horen wordt afgewezen?
Bij hoeveel procent van de schriftelijke procedures besluit de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) alsnog een fysiek gehoor af te nemen om tot een oordeel over de asielaanvraag te komen?
Hoe heeft het aantal aanmeldingen van Syriërs en Jemenieten zich ontwikkeld sinds de invoering van schriftelijk horen? Hoe verhouden deze aantallen zich tot de maanden daarvoor en dezelfde periode een jaar eerder?
Hoe heeft het inwilligingspercentage van Syriërs en Jemenieten zich ontwikkeld sinds de invoering van schriftelijk horen? Hoe verhouden deze aantallen zich tot de maanden daarvoor en dezelfde periode een jaar eerder?
Deelt u de mening dat schriftelijk horen in spoor 4 zo snel mogelijk afgeschaft moet worden? Zo ja, wanneer bent u bereid deze maatregel te nemen? Indien nee, waarom niet?
Bent u bereid alle vragen afzonderlijk en vóór het eerstvolgende commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid te beantwoorden?
De aanhoudende onveiligheid in Budel en Maarheeze |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u op de hoogte van de berichten ««Ernstige overlast» van asielzoekers in Maarheeze: bankjes weg en camera’s in winkelgebied»1 en «Vrijwilligers houden toezicht in supermarkten na overlast azc: «Personeel en klanten voelen zich veiliger»«2?
Ja.
Welke boodschap heeft u aan de ondernemers in Budel en Maarheeze die al tijden geconfronteerd worden met aanhoudend geweld en overlast, dankzij falend beleid?
Overlastgevend gedrag in het winkelgebied is onaanvaardbaar. De signalen van ondernemers neem ik dan ook uiterst serieus. Inmiddels ligt er een stevig pakket aan maatregelen om overlast te voorkomen en aan te pakken. Dat desondanks toch incidenten plaatsvinden, sterkt mijn ambitie om de nationale aanpak verder te versterken.
Dat doe ik specifiek ten aanzien van de situatie in Budel en Maarheeze door een speciaal team van vier mobiele toezichthouders te faciliteren. Daarnaast wordt in navolging van de werkmethode in Ter Apel ook op de COA-locatie in de gemeente Cranendonck op korte termijn gestart met het snel en slagvaardig afhandelen van asielzoekers met een kansarme aanvraag. Op die manier blijven deze asielzoekers niet langer in de opvang dan nodig en worden potentiële overlastgevers die niet oprecht bescherming zoeken, ontmoedigd om naar Nederland te komen.
In het kader van overlastpreventie worden (potentiële) overlastgevers – ongeacht de kansrijkheid van de asielaanvraag – vanuit Budel en Ter Apel aangedragen om (na de aanmeldprocedure) versneld te worden doorgestuurd naar andere opvanglocaties. Of iemand hiervoor in aanmerking komt wordt, op basis van ervaring en deskundigheid, bepaald door COA-medewerkers op locatie.
Daarnaast faciliteert het Rijk de gemeenten die overlast van asielzoekers ervaren, waaronder de gemeente Cranendonck, met financiële middelen om zelf aanvullende maatregelen te nemen. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van cameratoezicht.
Met deze maatregelen wil ik zorgen dat het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen die oprecht bescherming zoeken en die geen overlast veroorzaken, behouden blijft.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat er in Nederland vrijwilligers de veiligheid in Nederland mede moeten waarborgen vanwege aanhoudende overlast?
In principe ben ik verheugd wanneer burgers betrokken zijn en verantwoordelijkheid nemen in hun eigen omgeving. De politie is er echter voor de handhaving van de wet en de openbare orde, dat is niet een taak voor burgers. De inzet van vrijwilligers en buurtpreventie moet gericht zijn op het tijdig signaleren van problemen. Waar burgers zich verenigen in bijvoorbeeld een initiatief als buurtpreventie, moet daarom een goede verbinding met de politie voorop staan. Zo kunnen burgers, als de oren en ogen van de wijk, en de politie, als handhavers van de openbare orde, elkaar versterken in de zorg voor veiligheid op straat.
Bent u het met de stelling eens dat veiligheid een kerntaak van de overheid is, en dat het onaanvaardbaar is dat burgers gedwongen worden zelf maatregelen te treffen om deze veiligheid te waarborgen in Maarheeze en Budel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel vermeldt dat de aanwezigheid van de vrijwilligers van Buurtpreventie als burgerwacht een positief effect heeft op de veiligheid in en rondom de supermarkten. Echter wordt gesteld dat er hierdoor een mogelijk uitwijkingseffect van winkeldieven van de ene locatie naar de andere plaatsvindt. Betekent dit dat straks op meer plekken in Brabant dergelijke initiatieven van vrijwilligers nodig zijn? Kunt u dit toelichten?
De organisaties in de asielketen en strafrechtketen hebben hun krachten gebundeld om overlast door asielzoekers te voorkomen en bestrijden. Als desondanks strafbare incidenten plaatsvinden, wordt door politie en OM lik-op-stuk gegeven en werken de organisaties in de asielketen aan een persoonsgerichte aanpak om de aanvraag van de overlastgever zo snel mogelijk af te handelen zodat gestart kan worden met de vertrekprocedure.
Indien sprake is van zogenaamde uitwijking, dan zullen de politie en het OM optreden. Voorts kan een gemeente in samenwerking met de lokale driehoek aanvullende maatregelen treffen in het winkelgebied, zoals reeds in Maarheeze en Budel is gedaan.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel incidenten in en rondom het asielzoekerscentrum (azc) in Budel dit jaar hebben plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Het COA publiceert jaarlijks een incidentenoverzicht op locatieniveau. Het gaat om gebeurtenissen waarbij de veiligheid, leefbaarheid en beheersbaarheid op een locatie in het geding zijn. Het meeste recente incidentenoverzicht, dus ook voor azc Budel, beslaat het jaar 2022 en is te raadplegen op de website van het COA3. De cijfers over 2023 komen in 2024 beschikbaar, zodat ze goed vergelijkbaar zijn met de jaren daarvoor.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel dieven en overlastgevers er zijn opgepakt en vervolgd? Zo nee, waarom niet?
Jaarlijks doet het WODC onderzoek naar incidenten en misdrijven waar COA-bewoners bij betrokken zijn. Afgelopen juni heb ik het meest recente rapport, dat gaat over de periode 2017 -2022, met uw Kamer gedeeld.4 In deze rapportage wordt op landelijk niveau inzichtelijk gemaakt hoeveel verdachten per delictcategorie, waaronder vermogensmisdrijven als winkeldiefstal, in het voorgaande jaar zijn geregistreerd en hoeveel zaken door het Openbaar Ministerie per delictcategorie zijn afgehandeld.
Ziet u ook in dat het plaatsen van camera’s, het weghalen van bankjes en vrijwilligers die toezicht houden in supermarkten een gevolg is van het falende beleid? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw gevolgtrekking niet, omdat de praktijk aantoont dat de genomen maatregelen effect sorteren. In de pilot procesoptimalisatie in Ter Apel zijn het afgelopen jaar sterke resultaten geboekt ten aanzien van het versneld afhandelen van zaken van overlastgevende asielzoekers.
Tegelijkertijd erken ik dat tempo geboden is als het gaat om het inrichten van sobere opvanglocaties voor kansarme asielzoekers. Het COA en de ketenpartners werken hard om de locatie in Ter Apel zo spoedig mogelijk op te schalen. Per 1 oktober jl. zijn 30 plekken gerealiseerd. Op korte termijn worden deze plekken opgeschaald naar 50 plekken met het doel om uiteindelijk 100 plekken te realiseren. Dat het beoogd aantal plekken niet eerder kan worden gerealiseerd, hangt samen met de vereiste aanpassingen van gebouwen en de werving van voldoende gekwalificeerd personeel.
Voor het einde van deze maand gaat de sobere opvang voor kansarme asielzoekers ook in Cranendonck van start. Deze maatregelen versterken de bestaande aanpak van (potentiële) overlastgevende asielzoekers.
Ik blijf in gesprek met de burgemeesters van Westerwolde en Cranendonck omdat ik mij tot het uiterste wil inspannen om de gemaakte afspraken na te komen.
Bent u het met de burgemeester van de gemeente Cranendonck eens dat de huidige situatie in Budel en Maarheeze zorgt voor polarisatie onder inwoners? Steunt u de oproep van de gemeenteraad om azc Budel te sluiten? Waarom?
Ik zie dat incidenten het draagvlak voor asielopvang op scherp zet. Het is van cruciaal belang dat de beperkte groep overlastgevers het niet verpest voor de vluchtelingen die wel onze bescherming verdienen. Ik zet mij daarom met COA en andere ketenpartners en in overleg met de gemeente Cranendonck blijvend in om met verschillende maatregelen de rust weer terug te laten keren. Om zo met elkaar het draagvlak voor opvang te behouden, ook in de gemeente Cranendonck.
Het bericht ‘Draagvlak minder door incidenten opvang’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Draagvlak minder door incidenten opvang»?
Ja.
Hoe beoordeelt u de reeks aan incidenten in en rond het onderkomen van een grote groep minderjarige asielzoekers in Papendrecht?
Ik betreur het dat er op de genoemde locatie incidenten hebben plaatsgevonden in de opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv). Het is begrijpelijk dat dit tot onrust heeft geleid bij omwonenden. De situatie in en rondom de opvanglocatie is de afgelopen weken onrustig geweest en de politie is meerdere keren aanwezig geweest op de locatie. Overigens is er niet altijd iets aan de hand is wanneer de politie aanwezig is bij de opvanglocatie, soms is dit enkel voor overleg.
Het COA heeft passende maatregelen opgelegd aan de jongeren die betrokken waren bij een vechtpartij. Zo zijn sommige jongeren doorgeplaatst naar een andere locatie. Ook heeft het COA extra personeel ingezet op de locatie om de rust terug te laten keren.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel incidenten er sinds begin april gemeld zijn zowel binnen als rondom de asielopvang in Papendrecht? Zo nee, waarom niet?
Het COA publiceert jaarlijks een incidentenoverzicht op locatieniveau. Het gaat om gebeurtenissen waarbij de veiligheid, leefbaarheid en beheersbaarheid op een locatie in het geding zijn. Het meeste recente incidentenoverzicht, dus ook voor locatie Papendrecht, beslaat het jaar 2022 en is te raadplegen op de website van het COA.1 De cijfers over 2023 komen in 2024 beschikbaar, zodat ze goed vergelijkbaar zijn met de jaren daarvoor.
Deelt u de mening dat de situatie in Papendrecht, door het grote aantal incidenten en de oproep van omwonenden, onhoudbaar is geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u voornemens in te grijpen?
Deze mening deel ik niet. Hoewel de incidenten die hebben plaatsgevonden niet te tolereren zijn, ben ik van mening dat het COA gepaste maatregelen heeft genomen om de rust op en rondom de locatie te herstellen. Alle inzet is erop gericht om incidenten in de toekomst te voorkomen. De laatste weken hebben geen incidenten plaatsgevonden. Omwonenden zijn in goed contact met de locatiemanager en worden betrokken bij de stand van zaken.
Hoe beoordeelt u dat de gemeenteraad van Papendrecht steevast buitenspel wordt gezet en pas achteraf wordt bijgepraat over plannen omtrent asielopvang in hun gemeente?
Ik herken mij niet in de geschetste situatie. Het college van burgemeesters en wethouders (hierna: B&W) in Papendrecht heeft het nodige gedaan om de gemeenteraad en omwonenden op de hoogte te stellen van plannen omtrent asielopvang in de gemeente. Voor een toelichting bij de stappen die het college van B&W hierbij heeft ondernomen, verwijs ik u naar de website van de gemeente Papendrecht.
De gemeente Papendrecht geeft aan dat bij «structureel overlast of onveiligheid op of rondom deze opvanglocatie, de gemeente samen met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een oplossing gaat zoeken»1. Kunt u aangeven hoe deze oplossing er concreet uit zal zien? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van een incident enkele weken geleden heeft het COA onderzocht welke aanpassingen noodzakelijk waren in de samenstelling van de groep op de locatie. Deze zijn doorgevoerd. Daarnaast is er begeleidingscapaciteit toegevoegd op de locatie en zal het dagbestedingsprogramma tijdens schoolvakanties worden aangepast. Daardoor is er weer rust gekomen op de locatie. COA en de gemeente hebben hierover intensief contact.
Hoe rijmt u de situatie die aan de Seringenstraat is ontstaan en de plannen om in het voormalige politiebureau aan de Poldermolen asielzoekers onder te brengen?
De incidenten in de amv-opvang hebben geen rechtstreekse betekenis voor de plannen om asielzoekers op te vangen aan de Poldermolen. Wel neemt het COA op de locatie aan de Poldermolen, net als op de amv-locatie, gepaste voorzorgsmaatregelen om incidenten zoveel als mogelijk te voorkomen.
Het migratiepakket |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich dat u ongeveer negen maanden onderhandeld heeft over een pakket om grip te krijgen op migratie, maar geen totale overeenstemming bereikte en toen besloot om het ontslag van het kabinet aan te bieden?
Ja.
Herinnert u zich dat u voornemens was migratie, dat wil zeggen arbeidsmigratie, studiemigratie en asielmigratie, meer in goed banen te leiden en er grip op te krijgen?
Ja.
Kunt u een lijst opstellen van alle maatregelen die u overwogen heeft op grip te krijgen op migratie?
Bij brief van 10 juli jl.1 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid gereageerd op het informatieverzoek van meerdere fracties in de regeling van werkzaamheden van diezelfde datum.2 In de bijlage bij die brief zijn onder meer de afschriften verstrekt van stukken die ambtelijk zijn ingebracht ten behoeve van de bewindspersonenoverleggen over migratie. In die ambtelijke stukken zijn maatregelen opgenomen die aan de orde zijn geweest bij de genoemde besprekingen.
Kunt u een lijst opstellen van alle maatregelen waarover de vier onderhandelende partijen overeenstemming bereikt hadden en die samen konden dragen?
Zoals reeds in genoemde brief van 10 juli jl. is verwoord, gold voor alles dat er geen overeenstemming was totdat over het geheel overeenstemming zou worden bereikt. Van een lijst van maatregelen waarover overeenstemming was, kan dan ook niet worden gesproken.
Kunt u een lijst opstellen van maatregelen die dit kabinet nog voornemens is te implementeren of in wetgeving aan de Kamer voor te leggen?
Met de indiening van het ontslag is het kabinet demissionair geworden. Dit houdt in dat het kabinet terughoudendheid past. Welke stappen noodzakelijk zijn, zal per geval moeten worden beoordeeld. Hiervoor is niet bij voorbaat een lijst van maatregelen op te stellen.
Indien u voornemens bent geen of nauwelijks maatregelen te nemen, acht u het dan verantwoord en wijs om een jaar geen beleid vorm te geven, terwijl er toch echt noodzaak toe is?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid alsnog met een pakket maatregelen te komen dat alle vier de demissionaire partijen kunnen dragen, zodat de volgende regering niet geconfronteerd wordt met nog grotere problemen dan noodzakelijk?
Het kabinet heeft na intensieve besprekingen moeten constateren dat het niet mogelijk was overeenstemming te bereiken over een pakket van beleidsmaatregelen op dit punt. Er is geen reden te veronderstellen dat het bereiken van een gezamenlijk pakket op dit moment wel mogelijk is.
Hoe gaat u de aangenomen motie over de voorbereide maatregelen ten aanzien van arbeidsmigratie verder uitwerken en in het vroege najaar voorleggen aan de Kamer uitvoeren? (Kamerstuk 36 392, nr. 5)
De wijze waarop het kabinet uitvoering wenst te geven aan de genoemde motie is nog onderwerp van bespreking binnen het kabinet. Vooruitlopend daarop is het niet mogelijk een lijst van maatregelen te bieden of een precieze datum aan te geven.
Kunt u een lijst geven van maatregelen die u aan de Kamer zult voorleggen om deze motie uit te voeren en de datum waarop elke maatregel voorgelegd wordt?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Deze beantwoording is zo spoedig als mogelijk opgesteld. Enkel waar dit de beantwoording ten goede kwam zijn vragen samengepakt.
De brief van de staatssecretaris over Italiaanse Dublinzaken van 23 mei 2023 |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe verhoudt de doelstelling van de Dublinverordening om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek zich tot de beslissing om de volledige overdrachtstermijn af te wachten bij zaken met een Dublinindicatie voor Italië, terwijl de rechter heeft geoordeeld dat het niet mogelijk is om «vast te stellen wanneer het gebrek aan opvangfaciliteiten zal zijn opgelost en de overdrachten aan Italië weer kunnen worden hervat»?1
Het doel van de Dublinverordening is om te komen tot snelle vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Het kabinet streeft ernaar om wanneer die verantwoordelijkheid is vastgesteld, personen ook zo snel mogelijk over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Dit geldt eveneens voor personen die onder de Dublinverordening worden overgedragen aan Italië. De keuze om de volledige overdrachtstermijn af te wachten, volgt uit het feit dat de Italiaanse autoriteiten aangeven dat het gaat om een tijdelijke opschorting. Wanneer de uiterste overdrachtstermijn is verstreken, wordt de persoon alsnog opgenomen in de nationale asielprocedure.
Zijn de asielzoekers opgenomen in de nationale procedure nu de in de Dublinverordening vastgelegde dwingende uiterlijke overdrachtstermijn (UOD) van zes maanden verstreken is? Zo ja, welke registratiedatum wordt er gebruikt voor de asielaanvraag? Hoe verhoudt zich deze datum tot de wettelijke vastgelegde maximale termijn van behandeling van asielverzoeken, zoals beschreven in de Procedurerichtlijn?
In de gevallen waar de uiterste overdrachtstermijn (UOD) van zes maanden is verstreken, worden deze in de nationale procedure opgenomen. Als registratiedatum voor de asielaanvraag geldt de datum waarop het verzoek om internationale bescherming in Nederland is ingediend. Voor deze zaken geldt evenwel dat de beslistermijnen ingevolge artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet, eerst aanvangt nadat is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. Dat is ook als zodanig in artikel 31 van de Procedurerichtlijn bepaald.
Gezien het al sinds december vorig jaar duidelijk is dat overdracht naar Italië niet mogelijk is, Italië dit nogmaals bevestigd heeft in februari 2023 en de rechter dit bevestigd heeft in april, kunt u reflecteren op het feit dat mensen niet direct bij aankomst opgenomen zijn de nationale procedure, dan wel meteen na de rechterlijke uitspraak?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1.
Hoeveel asielzoekers zitten er momenteel in de opvang die een Dublinindicatie voor Italië hebben waarvan de vastgelegde dwingende uiterlijke overdrachtstermijn (UOD) van zes maanden nog niet verstreken is? Bent u van plan ook in deze gevallen de UOD af te wachten alvorens mensen op te nemen in de nationale procedure?
Zie in de tabel hieronder het aantal zaken waarin is vastgesteld dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is (omdat een claimakkoord is ontvangen) en waarvan de overdrachtstermijn nog niet is verstreken. Het betreft afgerond in totaal 1910 zaken, waarvan 820 zaken in 2023. Voor de zaken van vóór 2023 zal het gaan om zaken met een verlenging of opschorting van de overdrachtstermijn bijvoorbeeld vanwege de situatie dat de personen in kwestie met onbekende bestemming zijn vertrokken. In die gevallen wordt de duur tot aan het moment van aflopen van de overdrachtstermijn dus langer dan zes maanden, zoals volgt uit de Dublin wetgeving. Van het totaal aantal zaken van 1910 zijn er 390 als met onbekende bestemming vertrokken, geregistreerd.
Afwachten overdracht MOB
<10
50
320
20
390
#N/B
<10
20
700
800
1520
Ik ben vooralsnog van plan de uiterste overdrachtstermijn in deze zaken af te wachten, omdat uit informatie van de Italiaanse autoriteiten blijkt dat sprake is van een tijdelijke situatie. Wel wordt momenteel een verkenning gedaan voor wat betreft het versneld afdoen (in spoor 2) van asielverzoeken van personen afkomstig uit veilige landen van herkomst en Dublinclaimanten. Hierover wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd, zoals door mij is toegezegd tijdens het Commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 28 juni jl.
Verwacht u dat er meer asielzoekers met een Dublinindicatie voor Italië bij zullen komen in de opvang? Zo ja, om hoeveel mensen verwacht u dat het gaat? Bent u van plan ook in deze gevallen de UOD af te wachten alvorens mensen op te nemen in de nationale procedure?
Het is niet onaannemelijk dat ook in de aankomende periode verzoeken tot internationale bescherming worden ingediend in Nederland door vreemdelingen voor wie geldt dat Italië in beginsel de verantwoordelijke lidstaat is om hun verzoek in behandeling te nemen. Het valt evenwel niet te voorspellen om welke aantallen het gaat. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Bent u het met de stelling eens dat mensen niet teruggestuurd mogen worden naar een mensonwaardige situatie in de asielopvang?
Nederland mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en daarmee dat een andere lidstaat zijn internationale verplichtingen nakomt, in het bijzonder de mensenrechten volgend uit het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en het Europees Handvest van de Grondrechten (het Handvest). Indien de situatie in de verantwoordelijke lidstaat (bijvoorbeeld t.a.v. de asielopvang) dusdanig is dat er structurele tekortkomingen zijn die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid halen, dan kunnen vreemdelingen niet meer op grond van de Dublinverordening aan dat land worden overgedragen.
Gezien Italië EU-lidstaten verzocht heeft om Dublin-overdrachten aan Italië tijdelijk op te schorten door een gebrek aan capaciteit en de rechter daarover gesteld heeft dat er een «reëel risico is dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande deprivatie (…), waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften zoals onderdak, eten en stromend water»2, en er dus sprake is van een mensonwaardige situatie in de asielopvang, hoe verhoudt zich dit tot uw antwoord op vraag 6 en de uitspraken in uw brief?
Er wordt om de redenen die u noemt op dit moment tijdelijk niet overgedragen aan Italië.
Voldoet de opvang in Italië op dit moment aan de criteria van de Opvangrichtlijn? Wordt dit door Nederland getoetst en zo ja, hoe? Welke indicatoren gebruikt u om dit te toetsen?
Het is aan de Europese Commissie als hoedster van de verdragen om toe te zien op de naleving van het EU-acquis, dat geldt ook voor de naleving van de Opvangrichtlijn. Nederland mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel (zie ook mijn antwoord op vraag 6). Voorts wordt uitgegaan van de informatie die de Italiaanse autoriteiten hebben geboden.
Bent u nog steeds van plan mensen terug te sturen naar Italië? Zo ja, hoe gaat u dan voldoen aan de uitspraak van de rechter om ervoor te zorgen dat u «niet meer mag uitgaan van het vermoeden dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen»?
De Italiaanse autoriteiten hebben aangegeven dat het gaat om een tijdelijke situatie. Op het moment dat er voldoende aanleiding is aan te nemen dat de asielopvangsituatie in Italië weer afdoende is voor terugkerende Dublinclaimanten, zullen zij weer worden overgedragen aan Italië.
Gezien u in uw brief stelt dat Italië unilateraal de Dublinsamenwerking tijdelijk opschort, terwijl Italië aangeeft dat zij een groot capaciteitsgebrek hebben waardoor zij hun internationale verplichtingen niet kunnen nakomen en u daarbij benadrukt dat van Italië mag «worden verwacht dat zij haar internationale verplichtingen jegens asielzoekers en Europese afspraken nakomt»3, kunt u reflecteren op de uitspraken van Italië dat zij kampen met een capaciteitstekort en de uitspraken van de rechter dat u «niet meer mag uitgaan van het vermoeden dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen»?
Via het geldend EU-acquis committeren alle lidstaten zich aan een werkend Dublin-systeem en aan het bieden van opvang die voldoet aan de vereisten in internationaal recht. Er mag dus worden verwacht van lidstaten dat zij hiertoe alles in het werk stellen, desnoods met hulp van agentschappen van de Europese Unie. Het Dublin-systeem werkt alleen als lidstaten ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid nemen voor de asielzoekers wiens asielverzoek zij moeten behandelen, en niet als zij eenzijdig bepalen om geen overdrachten en dus verantwoordelijkheid te accepteren.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
De overlast van asielzoekers in Maarheeze |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de gevolgen van de overlast van asielzoekers in Maarheeze, zoals de sluiting van de Jumbo1 en de wens van machinisten om het station in Maarheeze over te slaan?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze gevolgen door overlast van asielzoekers in Maarheeze?
Iedere vorm van overlast veroorzaakt door asielzoekers is onacceptabel, zo ook in Maarheeze. Onze gastvrijheid mag nooit ten koste gaan van onze veiligheid. Ik zet mij daarom met COA en andere ketenpartners en in overleg met de gemeente Cranendonck in om met verschillende maatregelen de rust weer terug te laten keren in de gemeente. Deze worden hieronder toegelicht.
Waarom is er vorig jaar niet ingegrepen toen inwoners en winkeliers in Maarheeze aangaven zich nog steeds onveilig te voelen in hun eigen dorp?3
Er zijn verschillende maatregelen getroffen in en rondom het azc in de gemeente Cranendonck. Zo heeft het COA het hekwerk rondom het terrein aangepast om mensen buiten te houden en is het toezicht op gebouw F16, waar de overlastgevende bewoners worden opgevangen, verscherpt.
Om verblijf op het azc-terrein voor de asielzoekers aantrekkelijker te maken wordt het naastgelegen terrein geëgaliseerd en ingericht als sportveld, wordt planmatig onderhoud uitgevoerd aan de buitenzijde van de gebouwen, zijn overtollige units verwijderd en is een mobiele winkel gerealiseerd die op doordeweekse dagen door bewoners van het azc druk wordt bezocht. Er wordt bekeken of het assortiment kan worden vergroot. Ten behoeve van plaatsing van permanente camera’s op het azc-terrein is een plan in ontwikkeling. Hierbij is ook uitvoerig onderzoek gedaan naar de impact op privacy.
Daarnaast is er sinds maart 2023 in samenwerking met de Coördinator Nationale Aanpak Overlast en de ketenmariniers een toezichtteam gestart in de gemeente Cranendonck. Met hun zichtbaarheid en aanwezigheid zetten de toezichthouders zich in om bepaalde vormen van overlast te voorkomen. Door persoonlijk contact met de asielzoekers, weten zij in situaties waar onrust heerst of onenigheid dreigt, vaak de angel eruit halen voordat de spanning escaleert. Daarnaast onderhouden zij nauw en frequent contact met de lokale bewoners, winkeliers en ondernemers, de politie, het COA en vervoerders.
Bent u bekend met de maatregelen die de Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft genomen als reactie op de wens van de machinisten?4
Ja. Ik ben doorlopend in gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vervoerders over maatregelen om de overlast die door asielzoekers in het openbaar vervoer wordt veroorzaakt terug te dringen. De voortgang hierop wordt maandelijks met de gemeente besproken. Een van de aanvullende maatregelen die wordt uitgewerkt is de inzet van COA-hosts op station Maarheeze. Het COA en de NS zijn hier reeds over in gesprek. Dergelijke hosts zijn actief op het station van Emmen, waar ze een belangrijke preventieve werking hebben.
Daarnaast kunnen vervoerders een reis- of verblijfsverbod opleggen aan personen, waaronder ook asielzoekers, die veelvuldig overlast veroorzaken. Met het verbod kan de toegang tot een station of een bepaald traject worden ontzegd.
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat inwoners van Maarheeze zich weer veilig voelen in hun dorp en dat het niet verandert in een spookdorp? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 3.
Worden de overlastplegers gestraft en daarna als de wiedeweerga teruggestuurd naar het land van herkomst? Indien dit niet het geval is, waarom blijven ze ongestraft?
Het uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland.
Op grond van Europese regelgeving kan de IND de vluchtelingenstatus of een subsidiaire beschermingsstatus echter alleen weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hiervan is sprake als een straf is opgelegd van minimaal zes maanden («ernstig misdrijf» in geval van subsidiaire bescherming) of tien maanden («bijzonder ernstig misdrijf» bij een vluchtelingenstatus). Ook moet er sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap, in artikel C2/7.10.1 van de Vreemdelingencirculaire (Openbare orde als afwijzingsgrond) is een verdere invulling van dit begrip gegeven. Daarnaast dient voor een intrekking van een reeds verleende vergunning gekeken te worden naar de zogenoemde glijdende schaal in het kader van de openbare orde (art. 3.86 Vb). Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan.
Een veroordeling voor een (bijzonder) ernstig misdrijf kan dus grond zijn om geen verblijfsvergunning te verlenen. Na een afwijzend besluit van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of vreemdelingenbewaring.
De komst van azc op vakantiepark De Lindenberg in Holten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de reacties van omwonenden van vakantiepark De Lindenberg?1
Ja.
Wat is uw reactie op de onvrede vanuit de buurtbewoners?
De emoties die naar voren komen zijn begrijpelijk. Tegelijkertijd is de urgentie voor nieuwe opvangplekken onverminderd hoog. Het is belangrijk dat er wordt opengestaan voor de zorgen en vragen van de buurtbewoners. Een constructieve dialoog, transparante communicatie en passende maatregelen om de zorgen aan te pakken kunnen helpen om de spanningen te verminderen. Ik blijf mij onverminderd inzetten om eventuele overlast te voorkomen en de veiligheid van bewoners, medewerkers en omwonenden te garanderen. Dit doe ik onder andere met de maatregelen die ik uiteen heb gezet in de Kamerbrief van 9 mei jongstleden. Tegelijkertijd doet het mij deugd om te horen dat een deel van de buurtbewoners ook de noodzaak van het opvangen van asielzoekers erkent.
Hoe komt het dat een groot gedeelte van de buurtbewoners niet is ingelicht over de komst van het asielzoekerscentrum (azc)?
De gemeente laat mij weten dat ervoor is gekozen om de inwoners schaalbaar te informeren over het voorgenomen besluit. In eerste instantie hebben de direct aanwonenden, in een straal van 300 meter rond de opvanglocatie, alle grond- en woningeigenaren, een brief ontvangen. Vervolgens is op dinsdag 4 juli 2023 voor deze aanwonenden een inloopavond georganiseerd waar inwoners in gesprek konden gaan met bestuurders, ambtenaren en COA-medewerkers. Naar aanleiding van de grote interesse in deze inloopavond, heeft de gemeente besloten om 2 extra inloopmomenten te organiseren. Op zaterdagochtend 8 juli en woensdagavond 12 juli zijn deze inloopmomenten geweest. Ten slotte is op 10 juli 2023 een openbare raadsvergadering geweest over dit onderwerp. Tijdens deze vergadering hebben de buurtbewoners de kans gekregen om in te spreken. Hier hebben 10 mensen gebruik van gemaakt. De vragen die door de insprekers zijn gesteld, zijn verwerkt in de rubriek «meeste gestelde vragen» op de website van de gemeente Rijssen-Holten.
Snapt u de angst die omwonenden hebben, en dat ze nadenken over «flinke maatregelen» zoals camera’s en een groot, elektronisch hek?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van plan om, als de gemeenteraad in meerderheid de komst van het azc afwijst, af te zien van de transformatie van het vakantiepark naar een azc? Indien dit niet geval is, waarom bent u bereid om de lokale democratie te ondermijnen en de zorgen van omwonenden te negeren, voor het opvangen van 250 asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De gemeente laat mij weten dat er op 10 juli een openbare raadsvergadering heeft plaatsgevonden waar de raad en insprekers hun wensen en bedenkingen konden uitten over het aan te kopen vakantiepark. De gemeente laat weten dat in de besluitenlijst van de vergadering van 10 juli is opgenomen dat de gemeenteraad positief staat tegenover het voornemen om het park te kopen en te verhuren aan het COA.
Alleenstaande minderjarige asielzoekers in de noodopvang en crisisnoodopvang |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bestaat er, of wordt er, sinds de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2022, gewerkt aan een (stappen)plan dat de kwaliteit van de opvang van asielzoekers weer in lijn brengt met de geldende wettelijke normen van de Opvangrichtlijn? Zo ja, kunt u dit delen met de Kamer?
Een stabiel opvanglandschap is voorwaardelijk om de kwaliteit van de opvang van asielzoekers te borgen. Daar wordt hard aan gewerkt, maar voor het realiseren daarvan moet nog veel gebeuren en is bovendien de hulp nodig van medeoverheden. Op dit moment is nog steeds sprake van noodopvang om te voorkomen dat asielzoekers buiten moeten slapen. Ik erken dat tijdelijke opvanglocaties in veel gevallen een lager kwaliteitsniveau hebben dan gewenst. Om te zorgen voor voldoende opvangplekken waarbij de kwaliteit van opvang verzekerd wordt heb ik voor de langere termijn gewerkt aan het wetsvoorstel gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvang (ook wel: de Spreidingswet), dat op dit moment voorligt in uw Kamer. Het is aan uw Kamer om te bepalen of de Spreidingswet tijdens de demissionaire periode wordt behandeld.
In algemene zin onderschrijf ik dat de kwaliteit van de opvang een punt van aandacht, en op onderdelen van zorg is. Medewerkers van zowel het COA als gemeenten zetten zich aanhoudend in om iedereen van de benodigde voorzieningen te verzekeren. Dit geldt met name voor personen met specifieke opvangbehoeften zoals kinderen. Tegelijkertijd verschilt de situatie per locatie, met name als het gaat om tijdelijke locaties. Zo worden de leefomstandigheden van kinderen onder meer bepaald door het soort gebouw waarin opvang wordt geboden, de kennis en ervaring van de medewerkers en de duur van het verblijf. Door middel van praktische ondersteuning wordt beoogd de leefomstandigheden, waar nodig, te verbeteren.
Het gebrek aan geschikte en beschikbare locaties is de kern van het probleem. Zo ook het vinden van voldoende kleinschalige opvanglocaties voor statushoudende alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv). Het gebrek aan locaties werkt op diverse onderdelen van de asielopvang door. Ook zorgen achterstanden in asielprocedures ervoor dat de duur van de asielopvang langer is dan gewenst. Voorts is het binnen de huidige arbeidsmarkt lastig om voldoende (gekwalificeerd) personeel te vinden. Nieuwe medewerkers hebben bovendien naast kennis en kunde over de kaders ook ervaring nodig om in alle situaties adequaat te handelen. Dat kost tijd. Daarom is ook tijd een belangrijke, bepalende factor voor de kwaliteit van opvang.
Daarnaast speelt dat het gebrek aan locaties in samenhang met de huidige inzet van noodlocaties, in de praktijk betekent dat voortdurend locaties worden gesloten en nieuwe, veelal tijdelijke locaties worden geopend. Die dynamiek heeft tot gevolg dat bestaande teams vaak weer opgedeeld worden en nieuwe teams worden samengesteld. Die dynamiek belemmert dat een duurzaam fundament wordt opgebouwd. Niet alleen individuele medewerkers, maar ook teams hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen om een kwaliteitsslag te kunnen maken.
Welke concrete belemmeringen zijn er, afgezien van het gebrek aan geschikte en beschikbare locaties, om de kwaliteit van de opvang van asielzoekers weer in lijn te brengen met de geldende wettelijke normen van de Opvangrichtlijn? Zijn hier extra mensen en middelen voor nodig en zo ja, kunt u aangeven hoeveel?
Zie antwoord vraag 1.
Verwacht u dat hetgeen het Gerechtshof en de inspecties vragen voor langere tijd nog onmogelijk zal blijven? Op welke termijn en hoe verwacht u dat de situatie in orde gebracht kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) verblijven er op dit moment op noodopvanglocaties?
Op 7 augustus 2023 verbleven er ca. 1.570 amv in noodopvanglocaties bij het COA. Er verbleven geen amv in crisisnoodopvanglocaties bij gemeenten.
Hoeveel van de locaties voldoen er op dit moment niet aan de daarvoor geldende normen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u te allen tijde een actueel overzicht van het aantal amv’s per locatie? Zo ja, hoe waarborgt u dit?
Ja, het COA houdt een actueel bewonersbestand bij van alle bewoners, dus ook amv, die op de COA-locaties verblijven.
Hoeveel van de amv’s hebben geen toegang tot onderwijs en/of zorg?
Uitgangspunt is dat alle amv toegang hebben tot onderwijs en zorg. Toegang tot onderwijs moet, conform Europese richtlijnen, binnen 3 maanden na aankomst in Nederland zijn georganiseerd. Het nieuwkomersonderwijs staat echter onder grote druk. Dit komt enerzijds door het landelijke lerarentekort en anderzijds door de verhoogde asielinstroom en de verhoogde toestroom van Oekraïense kinderen en ook door kinderen van kennis- en arbeidsmigranten die van dit onderwijs gebruik maken. Hierdoor zijn voor de internationale schakelklassen (ISK) wachtlijsten ontstaan.
Op dit moment is niet inzichtelijk hoeveel amv niet binnen 3 maanden onderwijs krijgen. Dit wordt namelijk (nog) niet gemonitord door COA of onderwijsinstellingen. Wel is verkend om dit te gaan bewerkstelligen. Daartoe is het noodzakelijk dat er informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen de systemen van diverse betrokken partners, met name van het COA en DUO. Op dit moment wordt onderzocht wat daarvoor nodig is, of een dergelijke uitwisseling doelmatig is en ook daadwerkelijk valt te realiseren. Zodra er een uitkomst is zal het kabinet uw Kamer hierover informeren.
Om gemeenten en schoolbesturen te helpen in geval van nood is er de spoedwet Tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor onderwijs aan nieuwkomerskinderen. Via deze wet, die inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen en in afwachting is van behandeling in de Eerste Kamer, krijgt de gemeente in geval van nood (dat wil zeggen dat alle reguliere mogelijkheden zijn uitgeput) en na toestemming van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de mogelijkheid tot het oprichten tot een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
Voor alle amv in de asielopvang is toegang tot zorg geregeld. Voor uitleg hoe dit is ingeregeld in de (crisis)noodopvang verwijs ik naar het antwoord op vraag 17.
Wat is uw inschatting van de veiligheid van amv’s op noodoplocaties? Welke initiatieven worden er genomen om amv’s beter te beschermen?
Op alle COA-locaties, dus ook noodopvanglocaties, is er beveiliging en is het mogelijk om straatcoaches en cultureel mediators in te zetten die de amv-medewerkers ondersteunen. Amv-medewerkers zijn via hun functieprofiel geselecteerd om te werken met (kwetsbare) jongeren. Zij zijn 24/7 aanwezig op de locaties en staan zoveel mogelijk in contact met de amv, zodat ook eventuele zorgelijke signalen snel opgepakt kunnen worden. Daarnaast moeten amv zich in ieder geval twee keer per dag melden volgens de inhuisregistratie. Voor iedere amv wordt in een dossier bijgehouden hoe het met de jongere gaat. Zorgelijke signalen worden gedeeld met de voogd van Nidos. Wanneer er risico’s met betrekking tot de veiligheid gezien worden, wordt er door de amv-mentoren in samenwerking met de voogd een veiligheidsplan opgesteld zodat er adequaat gereageerd kan worden.
Klopt het dat zeker 360 amv’s sinds vorig jaar zijn verdwenen uit opvangcentra, waarvan zo’n 237 in totaal uit Ter Apel? Zo nee, hoeveel kinderen zijn volgens u wel verdwenen?
Voor de meest recente cijfers en informatie over verdwenen amv uit de asielopvang verwijs ik naar de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen van het lid Podt (D66) over het bericht «Bijna elke dag verdwijnt er een kind uit de asielopvang»1 van 31 juli jl.
Heeft u enig zicht op met welke bestemming amv’s uit de opvanglocaties zijn verdwenen? Zo ja, kunt u hier nadere informatie over geven?
De bestemming van amv die de opvang verlaten, wordt niet geregistreerd. Het is ook bijna niet mogelijk om onderzoek en navraag te doen naar de aanleiding van vertrek, omdat uit de praktijk blijkt dat asielzoekers vaak niet vooraf aangeven dat zij van plan zijn de asielopvang te verlaten en zij na het verlaten van de opvang ook uit het zicht verdwijnen.
Het vermoeden is dat een groot deel van de amv de opvang verlaat omdat zij Nederland niet als bestemmingsland hebben en doorreizen naar een ander land. Daarnaast is voorstelbaar dat amv met weinig kans op een verblijfsvergunning eerder geneigd zijn de opvang te verlaten, omdat zij weten dat ze niet in Nederland mogen blijven. Het WODC heeft reeds onderzoek gedaan naar rondreizende amv, waarin wordt stilgestaan bij mogelijke beweegredenen voor het rondreisgedrag van deze specifieke doelgroep. Deze wordt op korte termijn gepubliceerd.
Klopt het dat een deel van de verdwenen amv’s belandt in de criminaliteit, de prostitutie of in de handen van mensenhandelaren? Zo ja, hoeveel meldingen vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel zijn er gedaan en wat gebeurt er met deze meldingen?
Zie antwoord vraag 9.
Op welke manieren kunt u en gaat u direct ingrijpen om de risico’s die kinderen nu lopen in de (crisis)noodopvang weg te nemen, zoals de vier inspecties in hun brief van 19 april jongstleden aan u vragen?
Ik ben de Inspecties erkentelijk voor het benoemen van knelpunten en het aandragen van aanbevelingen in hun brief van 19 april jl. Zoals reeds aangegeven is het helaas nog altijd zo dat asielzoekerskinderen in (crisis)noodopvanglocaties opgevangen moeten worden. Dit heeft uiteraard niet de voorkeur, aangezien deze locaties afwijken van het reguliere kwaliteitsniveau. Verder is het belangrijk om te benoemen dat er in de crisisnoodopvang, waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn, geen amv worden geplaatst.
Ik wil benadrukken dat op alle fronten wordt gewerkt aan het wegnemen van knelpunten die de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve opvang in de weg staan. Dit is een proces van de lange adem dat alleen met betrokkenheid van een veelheid aan partijen kan worden volbracht. In eerdere brieven heb ik uw Kamer geïnformeerd over het maatregelenpakket dat ten uitvoer wordt gelegd om een opvangtekort te voorkomen, maar ook de doorstroom van statushouders te bevorderen. Hierdoor ontstaat meer ruimte op de reguliere opvanglocaties, alwaar de voorzieningen op het gewenste niveau kan worden geboden.
Het COA blijft zich hard inzetten om voldoende geschikte en langdurige locaties te vinden om iedere bewoner een goede plek te geven. Tot dit gelukt is zet het COA (tijdelijke) maatregelen in. Om de druk op Ter Apel aan te kunnen is er voldoende personeel om de opvang van 120 amv aan te kunnen. Echter wordt fors ingezet op het vinden, opleiden en trainen van meer amv-medewerkers. Gezien de actuele groei van het aantal amv dat opvang nodig heeft en de huidige krapte op de arbeidsmarkt is dat nu eenmaal een forse uitdaging.
Zoals in het antwoord op vraag 7 al is toegelicht heeft het Ministerie van OCW een wetsvoorstel gemaakt om te kunnen garanderen dat kinderen die nieuw zijn in Nederland ten minste binnen drie maanden na aankomst in Nederland onderwijs kunnen volgen. Het wetsvoorstel is in afwachting van behandeling door de Eerste Kamer.
In de brief aan de kamer van 24 april jl.2 ben ik nader ingegaan op de uitdagingen die de druk op de asielopvang meebrengt voor het bieden van medische zorg. De punten die de inspecties aangeven zijn bekend en hangen voor een belangrijk deel samen met het feit dat het opvangen van asielzoekers in (crisis)noodopvang niet ideaal is, maar het altijd nog te verkiezen is boven geen opvang. Desondanks wordt ingezet om ook daar de medische zorg zo goed mogelijk te borgen.
In de brief van 13 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken van de IND.3 De IND heeft diverse maatregelen getroffen om asielaanvragen versneld te behandelen en zo de voorraad minder te laten oplopen. Per 1 mei jl. is de IND gestart met het project bespoediging afdoening asiel (BAA) waarbinnen asielaanvragen van Syriërs en Jemenieten versneld en efficiënt worden afgehandeld. Binnen het project worden ook asielaanvragen van Syrische en Jemenitische amv behandeld. Daarbij is het goed om te benoemen dat op dit moment een substantieel deel van de amv-asielvoorraad bestaat uit Syrische amv. Tevens blijft de IND capaciteit inzetten op de behandeling van amv met andere nationaliteiten.
Ontbreken de heldere kaders over de kwaliteit van asielopvang waar de vier inspecties over spreken? Hoe kunt u ervoor zorgen dat iedere verantwoordelijke voor een (crisis)noodopvangvoorziening in elk geval die kaders helder heeft?
Het is geenszins het geval dat kwaliteitskaders ontbreken. Het gaat in de eerste plaats om geldende wettelijke normen volgend uit de Opvangrichtlijn. De maatstaf waaraan de opvang dient te voldoen is neergelegd in artikel 17 lid 2 van de Opvangrichtlijn. Deze maatstaf heeft betrekking op alle vormen van opvang en betekent concreet dat de materiële opvangvoorzieningen geacht worden een levensstandaard te bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt. Die norm is op onderdelen nader uitgewerkt in artikel 18 van de Opvangrichtlijn en, specifiek voor kwetsbare personen, in de artikelen 21 tot en met 25.4
Naast juridische (minimum)kaders hanteert het COA ook kaders gestoeld op bestuurskundige beginselen en welzijnsnormen. Dit zijn uitvoeringskaders die niet per definitie juridisch noodzakelijk zijn, maar wel wenselijk met het oog op een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de asielopvang respectievelijk de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid van locaties. Voor een nadere toelichting verwijs ik graag naar een eerdere brief aan uw Kamer d.d. 8 juli 2022.5
Wat gaat er concreet veranderen als de veiligheidsregio’s vanaf 1 juli niet meer de crisisnoodopvang gaan coördineren? Hoe wordt deze taak overgenomen?
De bestuurlijke betrokkenheid van het Veiligheidsberaad (VB) op het gebied van asielopvang is op 1 juli jl. beëindigd. Dit betekent concreet dat Veiligheidsregio´s geen inspanningsverplichting meer hebben om tijdelijke noodopvang te realiseren. Tegelijkertijd blijven de locaties van groot belang om de periode tot de realisatie van voldoende structurele opvang te overbruggen en daarmee een nieuw opvangtekort te voorkomen. Om die reden is tijdens het VB van 6 juni jl. besproken dat het wenselijk is dat Veiligheidsregio´s en gemeenten een rol blijven spelen op het terrein van asielopvang in de vorm van voortgezette of nieuwe locaties.
Het COA werkt hard om de tijdelijke noodopvang (ook wel Tijdelijke Gemeentelijke Opvang/ TGO genoemd)6 van gemeenten te kunnen overnemen. Met de overname van de coördinatie van deze locaties is met name de volledige bewonerslogistiek (plaatsing van bewoners, matching, spreiding en vervoer) aan het COA overgedragen. Daarnaast wordt een deel van de TGO door gemeenten geëxploiteerd in samenwerking met het COA. Op deze locaties neemt het COA ook andere taken op zich zoals processen rondom zorg van de asielzoekers, administratie, ondersteuning van procesbegeleiding, het verstrekken van weekgeld aan bewoners, e.d. De samenwerking met de gemeenten wordt de komende maanden verder vormgegeven, dit zal op verschillende manieren gestalte krijgen. Ik ben, net als het COA, zeer blij met deze gemeentelijke inzet.
Waarom heeft u niet gereageerd op de oproep van de vier inspecties om asielzoekerskinderen niet langer anders te behandelen dan ontheemde kinderen uit Oekraïne? Kunt u dat alsnog doen?
In de beleidsreactie op het rapport «Kinderen in de noodopvang en crisisnoodopvang» 7 heb ik hier destijds inderdaad geen inhoudelijke reactie op gegeven. In algemene zin ben ik het eens met de oproep van de vier inspecties om asielzoekerskinderen niet anders te behandelen dan ontheemde kinderen uit Oekraïne. In beginsel worden kinderen in de asielopvang gelijk behandeld als kinderen in de opvang voor Oekraïense ontheemden. Echter blijkt door de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit dat er verschillen zijn in het kwaliteitsniveau van de tijdelijke gemeentelijke opvang en de opvang voor Oekraïense ontheemden. Dit ervaar ik als een onwenselijke situatie. Binnen de migratieketen wordt er hard aan gewerkt om deze kwaliteitsverschillen te verminderen.
Hebben alle alleenstaande minderjarige asielzoekers een voogd, heeft die voogd zich aan hen bekendgemaakt en is die voogd voor hen bereikbaar? Hoe kan het gebeuren dat een minderjarige jongen vier weken niet wordt opgemerkt door diens voogd, zoals wordt gesteld in het radioprogramma Argos?1
Iedere amv heeft een voogd die door Nidos wordt aangewezen. De situatie dat een jongere vier weken geen contact heeft gehad met de voogd is een incident. De situatie ontstond doordat de voogd geen verhuisbericht had doorgekregen vanuit Ter Apel en het COA geen plaatsingsbesluit naar Nidos had doorgestuurd. Hierdoor waren de voogden niet op de hoogte van een nieuwe plaatsing, waardoor het drie á vier weken heeft geduurd voordat er kennis is gemaakt met deze jongen. Nadat dit is voorgevallen, worden nu op regelmatige basis (per één á twee weken) de lijst met bewoners doorlopen, zodat dit niet meer voorkomt. Wanneer de amv niet op de hoogte is wie zijn/haar voogd is, kan deze bij de mentoren op locatie navragen wie zijn/haar voogd is. De contactgegevens van de voogd worden dan met de amv gedeeld. Daarnaast weten de mentoren van het COA en de voogden van Nidos elkaar snel te vinden wanneer dit in het belang van de jongeren is.
Bij wie kunnen asielzoekers in de (crisis)noodopvang met medische klachten binnen 24 uur terecht voor hulp? Wie moeten ze aanspreken om bij die hulp terecht te komen?
Noodopvang: In het overgrote deel van de noodopvang is de zorg geregeld via de huisartsenpraktijken van GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA), op de locatie zelf en bij kleinere locaties op een nabijgelegen grotere COA-locatie. Daar kan de bewoner terecht met medische klachten tijdens de spreekuren. Daarnaast kunnen de bewoners voor medische vragen bellen met de praktijklijn van GZA zeven dagen per week 24 uur per dag. Afhankelijk van de ernst van de klacht die bepaald wordt op basis van triage wordt de bewoner doorverwezen naar een eerstvolgend spreekuur, de dienstdoende huisartsenpost en in geval van spoed wordt een ambulance ingeschakeld. In alle gevallen kan een telefonische tolk worden ingeschakeld door GZA. De bewoner kan zelf met de praktijklijn bellen via eigen telefoon of COA-telefoon maar ook de COA-receptie kan daarbij behulpzaam zijn. Op de noodopvang locaties waar GZA geen zorg kan leveren zijn afspraken gemaakt met Just4care. Just4care houdt spreekuren op locatie en is buiten de spreekuren telefonisch bereikbaar voor medisch advies. Zo nodig komt de arts naar locatie toe.
Crisisnoodopvang: In een deel van de crisisnoodopvang verloopt de zorg via GZA en is de zorg geregeld zoals hierboven omschreven. In een deel van de CNO-locaties wordt gebruik gemaakt van de diensten van Arts en Specialist, de bewoners van deze locaties kunnen naast de spreekuren gebruik maken van de speciale praktijklijn van GZA voor de CNO-locaties. In een deel van CNO opvang hebben de gemeenten aparte afspraken gemaakt met lokale zorgpartijen, deze werkwijzen kunnen per locatie verschillen.
Hoe reageert u op de situatie zoals beschreven in de reportage van het radioprogramma Argos waar sprake is van spanningen tussen Eritrese asielzoekers en asielzoekers met een Arabische achtergrond? Herkennen COA-medewerkers deze situaties? Hoe wordt hierop gereageerd?
Dergelijke signalen zijn het COA inderdaad bekend en er zijn vaker spanningen tussen groepen asielzoekers uit verschillende regio’s. Bij de uitzending van Argos werd ook ingegaan op de handelwijze hierop van medewerkers, als het gaat om gebruik van taal en vermeend «voortrekken» van bepaalde jongeren. Daar waren eerder klachten over binnengekomen via de interne klachtenprocedure. Het COA heeft medewerkers hierop aangesproken en afspraken gemaakt over de omgangsvormen. Daar waar noodzakelijk zijn ook disciplinaire maatregelen getroffen en enkele medewerkers zijn niet langer meer werkzaam voor het COA.
In algemene zin geldt dat de schijn van voortrekken in ieder geval al gewekt kan worden als een medewerker in dezelfde taal als de jongere spreekt. Om medewerkers onder andere hiervan bewuster te maken volgen alle teams twee keer per jaar een integriteitstraining. Daarnaast wordt gewerkt met interculturele mediators die onder andere bewustwording hierover creëren binnen de teams. Op deze manier is er bij verschillende teams aandacht voor dit onderwerp.
Bent u bereid te onderzoeken of er inderdaad sprake is van discriminatie in (crisis)noodopvang en/of asielzoekerscentra (azc’s), zoals bijvoorbeeld van Eritrese asielzoekers ten opzichte van Arabische, zoals naar voren komt in de reportage? Zo nee, waarom niet?
Door de aanhoudende druk op de asielopvang is het onvermijdelijk dat in opvanglocaties soms spanningen ontstaan. Dat dit soms escaleert in ongewenste omgangsvormen geeft aanleiding om alert te blijven op signalen van discriminatie en daarop te acteren. Een grootschalig onderzoek acht ik onder deze omstandigheden niet opportuun.
Wat gebeurt er met meldingen over suïcidaliteit van kinderen, bijvoorbeeld op school?
Binnen het COA is er een handreiking suïcide. Als een jongere aangeeft dat hij of zij suïcidaal is, zal een amv-medewerker met de jongere in gesprek gaan, net zoals bij andere zorgelijke signalen. Ook wordt de jeugdbeschermer geïnformeerd. Er kan geschakeld worden met gezondheidszorg, de jongere kan besproken worden in het volgende multidisciplinair overleg of er kan een individueel casusoverleg met betrokken partijen worden georganiseerd.
Scholen zijn verplicht om zorg te dragen voor de sociale, fysieke en mentale veiligheid van leerlingen. De onderwijsinspectie houdt toezicht op het veiligheidsbeleid op scholen. Bij het maken van het veiligheidsbeleid kunnen scholen hulp krijgen van Stichting School & Veiligheid. Deze stichting verzamelt en verspreidt informatie en deskundigheid over (sociale) veiligheid op scholen. Deze stichting heeft onder meer het «niet-pluis-instrument» ontwikkeld. Dit instrument helpt scholen om het beeld van een leerling completer te krijgen en vervolgstappen te zetten, wanneer een leerling gedrag vertoont dat het gevoel oproept dat er iets niet in orde is met de leerling zoals tekenen van suïcide.
Wat gebeurt er met meldingen aan het COA over geweldsincidenten tussen bewoners? Wordt hierover gerapporteerd en zo ja, hoe en aan wie? Wat gebeurt er met dergelijke meldingen en rapportages? Hebben die consequenties voor aanstichters?
Wanneer er geweldsincidenten tussen bewoners op COA-locaties plaatsvinden, worden deze door medewerkers in het systeem gerapporteerd en wanneer minderjarigen hierbij betrokken zijn, wordt dit aan Nidos gemeld. Nidos beoordeelt of deze incidenten meldenswaardig zijn volgens de criteria voor melding bij de inspecties. Is dat het geval, dan worden de incidenten door Nidos gemeld. Elk incident wordt op locatie afgehandeld. Onderdeel van de afhandeling is ook het opleggen van maatregelen. Het opleggen van maatregelen is maatwerk. In het algemeen geldt dat het kan gebeuren dat er in de uitvoering van het werk gaten vallen en dit niet altijd volgens de kaders plaatsvindt.
Daarnaast worden jongeren bij incidenten geïnformeerd over de mogelijkheden tot aangifte en op welke wijze dit kan. Een jongere kan hierin ondersteund worden door zijn mentor en jeugdbeschermer, zowel bij het gesprek over het doen van aangifte als het daadwerkelijk doen van een aangifte. Het is uiteindelijk de beslissing van de jongere of hij dit doet. Of dit consequenties heeft voor de verdachte wordt beoordeeld in het strafrechtelijk proces.
Klopt het dat een grote vechtpartij in Biddinghuizen niet aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is gemeld? Kunt u bij het COA ophelderingen vragen waarom dit niet meteen gemeld is en de Kamer hierover inlichten? Gaat de IGJ ook het verwijt van betrokkenen onderzoeken dat de politie aanwezig was en hen niet heeft beschermd?
Het COA heeft het incident bij Nidos gemeld, maar door de grote druk is helaas verzuimd het incident direct bij de inspectie te melden. Dit had wel gemoeten en is op een later moment alsnog gedaan. De inspectie is hiervan op de hoogte. Naar aanleiding van de vechtpartij heeft COA de jongeren ter de-escalatie en time-out overgeplaatst naar andere locaties. Deze maatregel was noodzakelijk om de veiligheid op locatie te kunnen herstellen en waarborgen. Ik herken mij niet in de weergave van de feiten zoals deze in de vraag wordt geschetst.
Klopt het dat COA-medewerkers een zwijgclausule hebben, en zo ja, waarom wordt hen dan niet door de organisatie zelf regelmatig gevraagd naar hun ervaringen om daar lessen uit te trekken? Bent u bereid een (anoniem) onderzoek te houden onder COA-medewerkers om een beeld te krijgen van wat zich afspeelt en van hun welbevinden? Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd over de situaties als beschreven in de reportage van Argos? Indien hier al rapportages over beschikbaar zijn, kunt u deze met de Kamer delen?
Nee, er is geen zwijgclausule binnen het COA. Het beschermen van persoonsgegevens en gevoelige bedrijfsinformatie is één van de uitgangspunten van het integriteitsbeleid van het COA. Werken bij het COA is echter ook werken met gevoelige gegevens. De geheimhoudingsverklaring die medewerkers van het COA daartoe tekenen ziet toe op de informatie die als vertrouwelijk beschouwd wordt. Denk hierbij aan kennis over openen en sluiten locaties, persoonsinformatie van bewoners, etc. Het gaat in de geheimhoudingsverklaring zeker niet over zaken die vallen onder ongewenste omgangsvormen en integriteitsschendingen. In de gedragscode van het COA is opgenomen dat van medewerkers wordt verwacht dat je er iets mee doet als je vermoedt dat er iets mis is. De interne meldstructuur is daarvoor de eerst geëigende tool om vermoedens van een misstand aan te kaarten. Dat kan via de hiërarchische lijn, al dan niet met behulp van het netwerk van vertrouwenspersonen, of direct bij het meldpunt integriteit. Ook kan een klacht ingediend worden bij de klachtencommissie (o.l.v. een externe voorzitter). Het extern melden van een misstand is uiteraard ook een optie. Dit is immers vastgelegd in wet- en regelgeving (wet bescherming klokkenluiders). Het COA ontslaat geen medewerkers omdat zij misstanden aankaarten.
Het COA heeft onlangs opnieuw een PSA-werkbelevingsonderzoek (Psycho-Sociale Arbeidsbelasting) gehouden voor alle medewerkers. Daarin wordt medewerkers gevraagd naar hun beleving bij arbeidsrisico’s die werkstress kunnen veroorzaken, zoals emotionele belasting, werkdruk, werk-privé balans en ongewenste omgangsvormen zoals discriminatie en seksuele intimidatie, agressie en geweld en/of pesten. De uitkomsten van het onderzoek worden ook nog per team besproken: van de leidinggevenden wordt verwacht dat ze met de resultaten aan de slag met hun team. Ik zie geen reden om daar een aanvullend onderzoek op te (laten) organiseren.
Wanneer is het inspectieonderzoek naar de in de reportage genoemde calamiteit rond de dood van een asielzoeker afgerond en kan de uitkomst hiervan met de Kamer gedeeld worden?
Op 12 juni jl. hebben de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid hun rapport over het onderzoek naar het overlijden van 3 maanden oude baby bij het aanmeldcentrum in Ter Apel gepubliceerd. In de bijbehorende kamerbrief van 13 juni jl.9 heb ik hier een reactie op gegeven.
De dood van een drie maanden oude baby in het aanmeldcentrum Ter Apel |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Kuipers , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht1 dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd constateert dat, hoewel geen link te leggen is tussen het overlijden en de omstandigheden, de dood van de drie maanden oude baby in het aanmeldcentrum Ter Apel plaatsvond in verblijfsomstandigheden die ongezond waren voor een moeder met jonge kinderen?
Ja, ik ben bekend met het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid (de «Inspecties») over het onderzoek naar het overlijden van 3 maanden oude baby bij het aanmeldcentrum in Ter Apel gepubliceerd.
Wat vindt u ervan dat de Inspecties hebben geconstateerd dat in de provisorisch ingerichte verblijfsruimten voor kwetsbare asielzoekers sprake was van onhygiënische omstandigheden met een risico op besmettingsziekten, dat er werd gerookt en dat het ontbrak aan wiegjes en slaapzakken? Bent u het met de stelling eens dat, zelfs onder de moeilijke omstandigheden waaronder asielopvang moest worden geregeld, het hier gaat om de meest essentiële voorwaarden die geregeld hadden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De omstandigheden in Ter Apel waren gedurende de onderzoekperiode van de inspecties onwenselijk. Niet alleen voor (kwetsbare) bewoners, ook voor medewerkers van de keten. De inspecties constateerden tevens dat betrokken medewerkers er alles aan hebben gedaan om opvang en begeleiding te bieden in deze moeilijke omstandigheden. De sporthal, aannemende dat u hiernaar verwijst met «provisorisch ingerichte verblijfsruimten» is nooit ingezet als volwaardige opvangplaats en was het alternatief voor buiten op het veld moeten slapen.
Ik wil daarom nogmaals de noodzaak onderstrepen om met elkaar te komen tot voldoende aantal reguliere opvangplekken in Nederland.
Waarom was het noodzakelijk voor de moeder, die al een verblijfsvergunning had en sinds 2019 in Nederland woonde, om voor een aanvraag voor een zelfstandige asielvergunning naar Ter Apel af te reizen?
Het uitgangspunt is dat een asielaanvraag door de vreemdeling in persoon of door diens wettelijk vertegenwoordiger wordt ingediend in Ter Apel. Dit is ook als zodanig neergelegd in het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire. Dit geldt voor alle asielaanvragen, dus ook voor vreemdelingen die reeds in het bezit zijn van een – in dit geval – afgeleide asielvergunning en die graag een zelfstandige asielvergunning willen hebben. Het moment van indiening van deze asielaanvraag kan de vreemdeling in dat laatste geval wel zelf kiezen. Een vreemdeling met een afgeleide vergunning heeft immers reeds verblijfsrecht in Nederland. Er is overigens ook altijd overleg mogelijk met de IND in bijzondere gevallen om maatwerk te bieden indien nodig.
In het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 28 juni jl. heb ik toegezegd dat ik nog schriftelijk terugkom op de vraag van het lid Podt over het verplicht melden in Ter Apel door kinderen onder de 15 jaar. Dit ga ik betrekken bij de inhoudelijke beleidsreactie op het rapport van de inspecties. Uw Kamer zal deze in het najaar ontvangen.
Waarom moest de moeder zelfs in Ter Apel verblijven? Waarom moest zij haar kinderen meenemen? Bood de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de moeder geen mogelijkheid aan om zich elders, wellicht digitaal, aan te melden voor een aanvraag voor een zelfstandige asielvergunning?
Momenteel moet een vreemdeling zich in persoon melden. Zoals toegezegd ga ik deze werkwijze voor kinderen nader bestuderen. Het in persoon aanmelden heeft onder andere als doel om de identiteit vast te stellen. Dit gebeurt aan de hand van biometrie, die enkel in persoon kan worden afgenomen. Daarnaast dienen er handelingen te worden verricht, zoals het registreren in systemen – aan de hand van de biometrie – die noodzakelijk zijn voor het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Dat is ook de reden dat een enkele digitale melding – ook indien het een vreemdeling betreft die al verblijfsrecht heeft – onvoldoende is. Ook bij kinderen die asiel aan willen vragen is het van belang de identiteit vast te stellen. Om die reden is het belangrijk dat zij meekomen bij het indienen van een asielaanvraag.
In de regel neemt de betreffende procedure niet onnodig veel tijd in beslag. Afgelopen zomer was echter tijdelijk sprake van een unieke en uitzonderlijke situatie in Ter Apel. Vreemdelingen die op dat moment asiel aan wilden vragen, hebben onder moeilijke omstandigheden soms meerdere dagen moeten wachten voordat zij daadwerkelijk konden worden geregistreerd en een aanvraag konden indienen. Dat is helaas ook deze moeder overkomen. Dit is een uitermate onwenselijke situatie geweest en ik betreur dit ten zeerste.
Vindt u het niet omslachtig, onnodig en risicovol om statushouders in soortgelijke gevallen in Ter Apel te laten verblijven?
Het belang van het in persoon verschijnen ten behoeve van de registratie van de persoonsgegevens, het afnemen van biometrische gegevens en het indienen van een asielaanvraag – ook in geval vreemdelingen al verblijfsrecht hebben – onderstreep ik. Voor kinderen ga ik deze werkwijze nader bestuderen (zie beantwoording vraag 3 en 4). De omstandigheden waaronder dit afgelopen zomer heeft plaatsgevonden, betreur ik echter wel.
Om de druk op Ter Apel te ontlasten is daarom sinds 28 juni jl. een voorportaallocatie geopend in Assen, alwaar asielzoekers kunnen verblijven totdat zij aan de beurt zijn voor de procedure en niet onnodig lang in Ter Apel hoeven te verblijven.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om herhaling van dit afschuwelijke incident te helpen voorkomen?
Laat ik vooropstellen dat herhaling van dit incident voorkomen moet worden. Op basis van de nu bekende informatie, aldus de inspecties, is geen relatie vast te stellen tussen de verblijfsomstandigheden in de sporthal en het overlijden van de baby. Ik deel de aanbeveling van de inspectie om de sporthal niet meer in te zetten voor kwetsbare bewoners. Daarvoor is nodig dat we in Nederland met elkaar voldoende aantal reguliere opvangplekken organiseren. Die oproep blijf ik continue dan ook doen.
Op korte termijn zet ik mij in om het mogelijk te maken dat het aantal bewoners op locatie Ter Apel binnen het gestelde maximum van 2.000 blijft, bijvoorbeeld zoals eerder genoemd via het organiseren van overloop- en voorportaallocaties. Ook heb ik de politie opdracht gegeven om de verwerkingscapaciteit voor de identificatie procedure verder op te schalen, zodat eenieder vlot door de procedure kan.
Op langere termijn werk ik aan trajecten zoals bespoediging afdoening asiel (BAA) van de IND, de spreidingswet en een heroriëntatie op het asielsysteem in Nederland. Dit nog los van de trajecten die internationaal spelen, zoals de recent gemaakte afspraken in Europa en de afspraken met Tunesië.
Bent u bereid om deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid van 28 juni 2023 te beantwoorden?
Helaas is het mij niet gelukt om binnen de gebruikelijke termijn uw vragen te beantwoorden, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Het collegegeld voor gevluchte Oekraïense studenten |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat Universiteiten van Nederland (hierna:UNL) en de Vereniging Hogescholen (hierna:VH), in tegenstelling tot het collegejaar 2022–2023, voor het collegejaar 2023–2024 geen landelijke afspraken hebben gemaakt om aan gevluchte Oekraïense studenten het wettelijk collegegeld te vragen in plaats van het instellingstarief?
Eerder dit jaar heeft de VH haar voornemen kenbaar gemaakt om het instellingcollegegeld voor de zittende studenten uit Oekraïne voor het volgend studiejaar (studiejaar 2023–2024) te verlagen ter hoogte van het wettelijk collegegeld. De VH heeft ervoor gekozen om deze afspraken in een bindingsbesluit vast te leggen dat begin februari jl. op de website van de VH is gepubliceerd. Ook UNL heeft aangegeven bereidwillig tegenover het verlagen van het instellingscollegegeld te staan. Deze landelijke afspraken zouden betrekking moeten hebben op de zittende studenten, dat wil zeggen studenten die reeds eerder aan een Nederlandse ho-instelling ingeschreven hebben gestaan, en dus de studie hebben gevolgd. Wat de nieuwe instroom betreft behouden de instellingen hun reguliere bevoegdheid om – eigenstandig – een groep of groepen studenten aan te wijzen die in aanmerking komen voor een lager instellingcollegegeld-tarief. Dit geldt eveneens voor de andere groepen asielzoekers.
Krijgt u ook signalen van studenten uit Oekraïne die nu onverwachts geconfronteerd worden met een tariefsverhoging van duizenden euro’s en die niet ineens een bedrag van 16.000 euro kunnen ophoesten?
Zoals ik reeds bij vraag 1 heb aangegeven, zijn de instellingen bevoegd tot het bepalen, en waar nodig verlagen, van het instellingscollegegeld-tarief. De praktijk laat zien dat bij het verlagen van het instellingscollegegeld-tarief gehandeld wordt op basis van merites van individuele gevallen en omstandigheden van de student, dan wel groepen studenten. Het bepalen van het instellingscollegegeld is bij de instellingen een zorgvuldig proces waarbij de betrokkenheid van de medezeggenschap van belang is, en waarbij het besluit in alle redelijkheid gebeurt. Daarnaast wordt van de instellingen verwacht, en verlangd, dat ze de informatie inzake het instellingscollegegeld tijdig en correct richting de aankomende studenten communiceren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat studenten uit Oekraïne met ingang van het volgend collegejaar het instellingstarief moeten betalen voor hun opleiding? Zo ja, bent u hierover in gesprek met UNL en VH en bent u voornemens onderwijsinstellingen te ondersteunen, zodat zij het lagere wettelijke collegegeld kunnen vragen aan deze groep studenten?
In formele zin vallen studenten uit Oekraïne onder de categorie niet-EER studenten. Conform de huidige wet is deze groep het instellingscollegegeld verschuldigd. Instellingen kunnen echter – zoals hiervoor aangegeven – hierover anders besluiten. Ik roep de instellingen op om deze groep studenten waar nodig ook volgend studiejaar te ondersteunen vanuit de huidige bevoegdheid die zij daartoe hebben.
Zoals ik tijdens het tweeminutendebat op 1 februari 2022 heb aangegeven, zal ik het voorstel van het lid Westerveld inzake generieke maatregel ter ondersteuning van bepaalde groepen studenten meenemen in een breder gesprek binnen het kabinet over migratie. De bredere gesprekken zijn nog niet afgerond.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat internationalisering in het hoger onderwijs op 15 juni 2023?
Ja.