Kamervraag 2018Z14183

Het bericht ‘Opmars No Cure, No Pay bureaus bij WOZ-bezwaren’

Ingediend 17 juli 2018
Beantwoord 16 oktober 2018 (na 91 dagen)
Indieners Erik Ronnes (CDA), Chris van Dam (CDA), Harry van der Molen (CDA)
Beantwoord door Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen belasting financiën huisvesting kopen en verkopen
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14183.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-298.html
  • Vraag 1
    Bent u op de hoogte van de conclusie van de Waarderingskamer dat in 2018 meer dan 32% van de bezwaren tegen WOZ-beschikkingen worden ingediend door bedrijven die namens belanghebbenden optreden?1 Wat is uw mening over deze groei (in 2017 betrof dit ongeveer 30%)?

    Ja, ik ben op de hoogte van de conclusie van de Waarderingskamer. De toename van het aantal bezwaren tegen WOZ-beschikkingen ingediend door bedrijven die namens belanghebbenden optreden, is mij bekend. Net als de Waarderingskamer ben ik voorstander van een laagdrempelige toegang tot bezwaar, waarbij de belanghebbende kan kiezen of hij zelf bezwaar maakt of dit door een gemachtigde laat doen.
    De Waarderingskamer heeft aangegeven dat bij bezwaren die zijn ingediend door gemachtigden die werken op basis van «no-cure-no- pay», ongewenste praktijken voorkomen. Deze signalen bereiken mijn ambtgenoten van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook in toenemende mate omdat de problematiek ook raakt aan andere beleidsterreinen, zoals de parkeerbelastingen en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ingeval van import van gebruikte auto’s. Zowel bij het niet betalen van parkeerbelasting als de import van gebruikte auto’s blijkt een groep ondernemers namens kentekenhouders massaal bezwaar en beroep in te dienen tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting dan wel de (eigen) BPM-aangifte, zelfs in die gevallen waarbij het te behalen belastingvoordeel klein is. Net zoals bij de WOZ is er ook in dit geval een verdienmodel ontstaan. In de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 5 juli 2018 is de problematiek ten aanzien van de BPM aan de orde gekomen.
    Mijn ambtgenoten en ik zullen de ontwikkeling van de aantallen bezwaren door no cure no pay bedrijven en de in verband daarmee toegekende kostenvergoedingen laten onderzoeken. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden bezien welke oplossingen voor de problematiek in de rede liggen.

  • Vraag 2
    Bent u voornemens gehoor te geven aan de oproep van de Waarderingskamer om, samen met gemeenten en anderen, een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de stevige groei van de commerciële bezwaarmakers en de misstanden die de Waarderingskamer aantreft? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid in dit onderzoek de vraag naar de bedragen die gemeenten betalen aan proceskostenvergoedingen en de administratieve kosten te betrekken? Bent u bereid (macro) inzichtelijk te maken wat het financiële voordeel is voor de belanghebbende bij een toegewezen bezwaar in relatie tot de vergoeding die het commerciële bedrijf direct of indirect ontvangt?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Welke mogelijkheden ziet u nu al om op te treden tegen de door de Waarderingskamer geconstateerde misstand dat belanghebbenden een doorlopende machtiging wordt voorgelegd op basis waarvan ze «no-cure, no-pay» bedrijven? Is er naar uw mening op dit moment sprake van voldoende consumentenbescherming bij dit type dienstverlening?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 4
    Hoe oordeelt u over de gesignaleerde praktijken dat «no-cure, no-pay» bureaus verenigingen sponsoren op basis van het aantal leden dat via hen een bezwaar indient? Welke middelen heeft u om verenigingen te waarschuwen voor dergelijke mogelijk nadelige praktijken en bent u bereid deze in te zetten?

    Hierbij benaderen bureaus belanghebbenden en adviseren zij ze om bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking van hun woning. Daarbij wordt belanghebbende de mogelijkheid gegeven om een vereniging op te geven waaraan het bureau bij een gewonnen zaak een deel van de proceskosten zal betalen. Het kan goed zijn dat de vereniging in kwestie op voorhand niet op de hoogte is van de afspraak tussen bureau en belanghebbende. Verenigingen hoeven dit ook niet te weten. Het staat partijen namelijk vrij om afspraken te maken over de voorwaarden waaronder de belanghebbende de opdracht aan het bureau verstrekt. Daarom staan mij geen middelen ter beschikking om hierin te treden.

  • Vraag 5
    Is de conclusie gerechtvaardigd, gezien de gestage groei van het aantal «commerciële» WOZ-bezwaren, dat de voorlichtingsactiviteiten die gemeenten uitvoeren op dit vlak geen of onvoldoende effect hebben en dat om die reden nadere actie vereist is? Beschikt u over gegevens over de mate waarin «commerciële» bezwaren effectiever zijn dan bezwaren van belanghebbenden in persoon en kunt u die met de Kamer delen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 6
    Welk beeld heeft u van de zorgvuldigheid waarmee gemeenten komen tot WOZ-beschikkingen? Is de doelstelling dat alle Nederlandse gemeenten aangesloten zijn bij de Landelijke voorziening WOZ inmiddels gerealiseerd?

    De Waarderingskamer is toezichthouder en controleert in die hoedanigheid periodiek de kwaliteit van de WOZ-waardering door gemeenten. Voordat gemeenten de WOZ-waarden (per WOZ-beschikking) aan belanghebbenden bekend maken, moeten zij de Waarderingskamer vragen hiermee in te stemmen. Voordat de Waarderingskamer instemt beoordeelt zij de resultaten uit verschillende controles die recent bij de gemeente zijn uitgevoerd. Daarnaast worden de conclusies uit de eigen kwaliteitscontroles door gemeenten beoordeeld (bijvoorbeeld op basis van een analyse van kengetallen). Afhankelijk van de grootte van de gemeente, de resultaten uit eerdere controles en op basis van een willekeurige steekproef voert de Waarderingskamer bij een aantal gemeenten in de vorm van een inspectie een meer intensieve beoordeling van de kwaliteit van de taxaties uit.
    In de periode december 2017 tot maart 2018 voerde de Waarderingskamer 119 onderzoeken naar de kwaliteit van de taxaties in 100 gemeenten uit. Het totaal aantal WOZ-objecten binnen deze gemeenten bedraagt ongeveer 3,5 miljoen. Nederland telt in totaal ongeveer 8,9 miljoen WOZ-objecten. Bij 7 gemeenten hebben tekortkomingen ertoe geleid dat WOZ-beschikkingen pas na het verstrijken van de wettelijke termijn van 8 weken zijn beschikt.
    Het algemene beeld hieruit is aldus dat de waardering op een juiste wijze plaatsvindt. Gemeenten die kwalitatief onvoldoende scoren worden hier door de Waarderingskamer op gewezen en kunnen in het uiterste geval zelfs worden gesanctioneerd door een tijdelijk verbod tot het opleggen van WOZ-beschikkingen. Desalniettemin was in deze gevallen de kwaliteit op orde op het moment dat de WOZ-beschikkingen werden beschikt.
    Onlangs is de laatste gemeente aangesloten op de Landelijke Voorziening WOZ. Hierdoor zijn sinds kort alle WOZ-waarden van woningen vrij toegankelijk voor iedereen in het WOZ-waardeloket, waardoor de beoordeling van de WOZ-waarde van een woning door belanghebbenden mogelijk wordt door vergelijking met andere woningen. Hiermee wordt een volgende stap gezet in de kwaliteit van de WOZ-waardering van woningen.

  • Vraag 7
    Welke mogelijkheid biedt de invoering van de Omgevingswet om een loket in te richten waar inwoners de gegevens van hun onroerende zaak kunnen inzien en corrigeren? Welke ervaringen zijn op dit vlak opgedaan in individuele gemeenten? Op welke wijze kunt u deze ervaring onder de aandacht brengen van andere gemeenten?

    De invoering van een OZB-loket zit niet in de scope van de Omgevingswet en het hierbij behorend Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Naar aanleiding van het BIT-advies2 over het DSO is dit voorjaar in een bestuurlijk overleg met het Rijk, de VNG, het IPO en de UvW een nieuw basisniveauvastgesteld voor het DSO dat gereed moet zijn bij de inwerkingtreding van de wet. Afgesproken is om de voorziene inhoudelijke vulling van het DSO-LV (DSO Landelijke Voorziening) te faseren en zo de complexiteit in de keten te reduceren. Binnen deze stapsgewijze ontwikkeling worden -vanuit dit basisniveau – alleen koppelingen voorzien met de basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en eventueel de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het is mogelijk dat in een latere fase van het digitaal stelsel (vanaf 2021) koppelingen worden gelegd met andere basisregistraties, zoals de basisregistratie WOZ.
    Via het WOZ-waardeloket (https://www.wozwaardeloket.nl/) kan een inwoner reeds gegevens over een woning bekijken (de (ontwikkeling) van de WOZ-waarde en enkele andere kenmerken). Alle gemeenten zijn hier sinds kort op aangesloten. Inwoners kunnen in het geval van foutieve gegevens contact opnemen met de gemeente om deze te laten corrigeren.

  • Mededeling - 8 augustus 2018

    Hierbij bericht ik u, mede namens Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Ronnes en Van Dam (allen CDA) over het bericht «Opmars No Cure, No Pay bureaus bij WOZ-bezwaren» (ingezonden 17 juli 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z14183
Volledige titel: Het bericht ‘Opmars No Cure, No Pay bureaus bij WOZ-bezwaren’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20182019-298
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van der Molen, Ronnes en Van Dam over het bericht ‘Opmars No Cure, No Pay bureaus bij WOZ-bezwaren’