Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 oktober 2023

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie spreken andermaal uit dat het ontoelaatbaar is dat burgers op voor de fiscaliteit niet relevante kenmerken zijn geselecteerd voor extra handmatige controle. Deze leden ondersteunen daarom de inzet van de regering om hen die daar financiële schade aan hebben ondervonden hiervoor te compenseren en om alle betrokkenen formele excuses aan te bieden. Kan de regering ingaan op in hoeverre dit laatste is afgerond?

De leden van de D66-fractie delen het belang dat de regering hecht aan het snel compenseren van burgers die op onterechte gronden geselecteerd zijn voor extra toezicht.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben daar op dit moment geen verdere vragen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met betrokkenheid en bezorgdheid kennisgenomen van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. Zij zien de noodzaak van goede grondrechtelijke bescherming in en zijn ook van mening dat bij het schenden hiervan maatregelen dienen te worden getroffen, maar hebben bij de keuzes die hierin worden gemaakt enkele aanvullende vragen. In algemene zin vragen deze leden hoe de ervaringen rond de Catshuisregeling betrokken zijn bij dit voorstel.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wetswijziging van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. Zijn hebben hierover nog een aantal vragen.

De wet gaat over een compensatie voor mensen die geselecteerd zijn op een keuring op basis van persoonskenmerken in plaats van op gegronde criteria. Per individueel geval zal worden gekeken hoeveel men aan geld krijgt in geval van schending. Deze compensatie wordt altijd vastgesteld op 100% van de bruto correctie en de eventuele bijkomende schade. Gaat dit niet enorm veel extra werk opleveren, vragen de leden van de BBB-fractie. Is het niet makkelijker op de compensatie op een vast bedrag vast te stellen? De Raad van State adviseert om in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan, daarbij het alternatief van tegemoetkoming in de vorm van een vast bedrag te wegen en zo nodig het voorstel aan te passen. Deze leden zouden dit ook graag zien.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wet. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Het lid Omtzigt is behoorlijk verbaasd dat de regering denkt nu te kunnen bepalen wie er gecompenseerd dient te worden en niet voor het illegaal opslaan van persoonsgegevens en de rechtsgevolgen die dat gehad heeft. De regering heeft geen inzicht willen geven in met wie de gegevens gedeeld zijn en welke gevolgen dat gehad heeft. Dat betekent dat, ook al krijgen mensen compensatie, zij toch ergens geregistreerd kunnen staan en zeer ernstige gevolgen kunnen ondervinden. Daarom heeft dit lid de volgende vragen.

Allereerst: met wie zijn de gegevens uit Fraude Signalering Voorziening (FSV) gedeeld? En kan de regering een verslag geven van de casussen die opgelost worden door de helpdesk die sinds een aantal maanden actief is? Zijn daar nog vermoedens bij gekomen van ander misbruik en oneigenlijk gebruik van FSV?

Meer recentelijk is de regering zelf begonnen met een onderzoek naar de database Risico Analyse Model (RAM) die nog veel omvangrijker is, zo constateert het lid Omtzigt. Dat ontslaat de regering niet van de artikel 68-verplichting om antwoorden op vragen te geven. Dit lid vraagt daarom: welke velden bevatte de RAM-database? Welke strafrechtelijke gegevens bevatte de RAM-database? En kan de regering alle memo’s over de RAM-database die de afgelopen vijf jaar ten minste het DG-niveau bereikt hebben aan de Kamer doen toekomen? Tot slot vraagt dit lid van welke wetsovertredingen in de RAM-database de regering nu al op de hoogte is.

2.2 Herbeoordeling van de betreffende aangiften

De leden van de CDA-fractie constateren dat het stappenplan voor de herbeoordeling van de selectie van de betreffende aangiften inkomstenbelasting een uitgebreid en gedetailleerd document is, en vanuit die aard voor de belanghebbende belastingplichtigen als complex kan worden ervaren. Deze leden vragen of de regering meerwaarde ziet in het maken van een overzichtelijke en begrijpelijke samenvatting, bedoeld voor belastingplichtigen die uiteindelijk een beschikking zullen ontvangen en een goede afweging moeten kunnen maken om daartegen al dan niet bezwaar aan te tekenen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering in de toelichting verschillende voorbeelden noemt van een onterechte en een terechte selectie. Deze leden maken uit de voorbeelden op dat het voor de kwalificatie «terecht» of «onterecht» nogal wat uitmaakt of de Belastingdienst voldoende archiefinformatie heeft om de juiste conclusie te kunnen trekken. Deze leden merken bijvoorbeeld op dat het de vraag is of de inspecteur ten tijde van de beoordeling alle relevante informatie heeft gedocumenteerd en of al deze informatie op een goede manier bewaard is gebleven. Ook constateren deze leden uit de voorbeelden dat het voor een juiste herbeoordeling noodzakelijk is dat de registraties in het ANBI-register van jaar tot jaar kloppen en terug te herleiden zijn. Deze leden vragen of deze indruk klopt en of de regering kan garanderen dat voldoende informatie aanwezig is om redelijkerwijs een afweging te kunnen maken. Deze leden vragen daarnaast of het klopt dat hoe minder informatie beschikbaar is, hoe meer compensatie gegeven moet worden, aangezien dit volgt uit de werkwijze dat het aan de Belastingdienst is om aannemelijk te maken dat selectie slechts op fiscale gronden heeft plaatsgevonden. Deze leden zien hierop graag een reactie van de regering.

2.3 Compensatie Selectie aan de Poort

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verwacht dat het aantal burgers dat in aanmerking komt voor compensatie nog zal stijgen of niet. Hoe verwacht de regering om te gaan met een eventueel groot aantal bezwaren van mensen die óf vinden dat zij wel recht hebben op compensatie óf recht hebben op meer compensatie? Hoe wordt geborgd dat deze mensen binnen een redelijke termijn een duidelijke uitspraak krijgen over hun bezwaar, zodat zij ontvangen waar zij op basis van de regeling recht op hebben? Welk afwegingskader wordt hierbij gehanteerd?

2.3.1 Reikwijdte compensatie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering het niet juist acht om geen rekening te houden met de situatie dat een discriminatoire selectie niet kan worden uitgesloten, maar wel aannemelijk is dat geen sprake is geweest van een selectie op grond van fiscale gronden, en dat ook in dat geval wordt gecompenseerd. Deze leden vragen of de regering bij het nemen van dit besluit een inschatting heeft gemaakt van het aantal aangiften waarin niet precies duidelijk is of discriminatoire selectie heeft plaatsgevonden ten opzichte van het totaal en zo ja, hoeveel dit er naar schatting zijn.

2.3.2 Forfaitaire compensatie

De leden van de D66-fractie vragen de regering in welk deel van de gevallen zij verwacht dat er sprake zal zijn van over- of ondercompensatie vanwege het toekennen van het bedrag van de brutocorrectie.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat er bij een forfaitaire compensatie die gelijk is aan 100% van de bruto correctie van het verzamelinkomen een grote kans is op voldoende compensatie, en slechts een (zeer) kleine kans op ondercompensatie. Deze leden vragen of zij hiermee goed begrijpen dat het effect op de toeslagen en andere regelingen met deze 100% in vrijwel alle gevallen geheel gecompenseerd is. Deze leden hebben behoefte aan enige verduidelijking hiervan, en vragen of de regering hierbij een representatief rekenvoorbeeld wil geven.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering passende maatregelen neemt om een mogelijke doorwerking naar het recht op bijstand in het jaar na het ontvangstjaar te beperken. Deze leden vragen of de regering deze maatregelen nader wil toelichten. Ook vragen zij of dit geldt voor het recht op overige inkomensafhankelijke ondersteuning, bijvoorbeeld bij gemeenten.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de belastingplichtige niet zelf een verzoek tot ambtshalve vermindering hoeft in te dienen en dat de regering samenloop zoveel mogelijk wil voorkomen. Deze leden vragen of er al veel verzoeken om ambtshalve vermindering zijn binnengekomen die zien op dit onderwerp en vragen hoe de regering met deze verzoeken omgaat.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad van State kritisch is op de keuze om de compensatie te relateren aan de hoogte van de correctie, aangezien dit kan overkomen als een beloning voor het opgeven van hogere foutieve aftrekposten. De Raad van State verwijst hierbij naar vragen van de CDA-fractie in een schriftelijk overleg (Kamerstuk 31 066, nr. 1164), waarop de Staatssecretaris antwoordt dat hij het schenden van een grondrecht zwaarder weegt dan een materieel juiste correctie. Deze leden constateren dat de regering in de toelichting aangeeft dat het alternatief, een vast bedrag, als nadeel heeft dat er meer overcompensatie plaatsvindt. Echter, hierbij gaat de regering uit van een bedrag van 2.400 euro omdat dit het correctiebedrag is dat het meeste voorkomt. Deze leden constateren dat ook gekozen zou kunnen worden voor bijvoorbeeld het gemiddelde bedrag, of een ander bedrag dat lager ligt, om overcompensatie te voorkomen. Zij vragen of de regering hierop wil reageren en de voor- en nadelen wil schetsen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat in de praktijk het verschil is tussen een bruto compensatie en een netto compensatie. Waarom heeft de regering voor bruto compensatie gekozen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel het verschil in uitvoeringskosten is tussen een individuele benadering en het uitkeren van een vast bedrag aan iedereen die zonder gegronde (fiscale) reden gecorrigeerd is.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat compensatie via een ambtshalve vermindering niet mogelijk is omdat niet zeker is dat de Belastingdienst beschikt over alle benodigde gegevens. Deze leden vragen aan welke gegevens gedacht moet worden los van de bewaartermijn. Ook vragen deze leden in hoeveel gevallen er waarschijnlijk niet voldoende gegevens zijn voor een ambtshalve vermindering.

De regering zal passende maatregelen nemen om mogelijke doorwerking naar het recht op een bijstandsuitkering te beperken, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie in de toelichting op het wetsvoorstel. Kan de regering toelichten welke passende maatregelen zij overweegt?

Er is mogelijk sprake van overcompensatie, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Kan de regering hier een inschatting van geven?

2.3.3. Geen actieve verrekening door de Belastingdienst

De leden van de CDA-fractie steunen de regering in het standpunt om compensatie niet te verrekenen met een openstaande belastingschuld. Deze leden vragen in aanvulling hierop in hoeverre dit ook geldt voor andere schuldeisers, en of er mogelijkheden zijn om dit ook voor andere schuldeisers toe te passen naar analogie met de Hersteloperatie Toeslagenaffaire.

2.4 Aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om het initiatief tot aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel bij de belastingplichtige te leggen. Deze leden vragen waaraan zo’n verzoek in formele en inhoudelijke zin moet voldoen om ten eerste in behandeling genomen te worden en om ten tweede al dan niet aanspraak te kunnen maken op aanvullende compensatie.

De leden van de CDA-fractie maken zich enige zorgen dat deze aanpak veel eist van het doenvermogen van belastingplichtigen en mogelijk te veel. Deze leden vragen hoe de Belastingdienst belastingplichtigen hierbij zo goed mogelijk helpt en of belastingplichtigen altijd toegang hebben tot laagdrempelige hulp hiervoor. Deze leden merken hierbij op dat het doenvermogen van verschillende groepen burgers verschilt, en vragen of de Belastingdienst zich inspant om aan te sluiten bij het doenvermogen van de doelgroep.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom, als de regering stelt dat het niet wenselijk is dat het recht op een bijstandsuitkering kan worden beperkt en de geselecteerde hier niet zelf om compensatie kan verzoeken, zij dan wel lezen dat geselecteerde zelf moet verzoeken tot compensatie van bijvoorbeeld huurtoeslag of andere bijkomende nadelen omtrent belastingen, premies en inkomensafhankelijke regelingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de belastingplichtige het bijkomende directe nadeel aannemelijk moeten maken. Is het een realistische inschatting dat alle betrokkenen voldoende kennis bezitten van belastingen en toeslagen om zelf in te kunnen schatten of zij nadeel hebben ondervonden aan een hogere aanslag van het verzamelinkomen dan dat zij zelf hebben aangeleverd? Heeft de regering bijvoorbeeld overwogen om de geselecteerden een begeleidende brief te sturen met een handleiding hoe zij kunnen achterhalen of zij bijkomend nadeel hebben ondervonden aan de hogere aanslag?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat fiscale partners met ondervonden materiele schade voor compensatie zich kunnen wenden tot de reeds bestaande schadeprocessen binnen de Belastingdienst. Deze leden vragen of de getroffenen ook worden geïnformeerd over deze mogelijkheid.

2.5 Rentecompensatie

De regering is van mening dat de geselecteerden recht hebben op rentecompensatie over het bedrag dat zij als compensatie ontvangen omdat de belastingplichtige niet heeft kunnen beschikken over een bepaald bedrag, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Is de regering, in het licht van dat belastingplichtigen in de basis geen recht hadden op het verschil in aangifte en correctie, van mening dat zij dan wel recht hebben op rente over dit geld als dit eigenlijk helemaal niet tot hun vermogen behoort?

De leden van de SGP-fractie vragen welke «passende maatregelen» de regering neemt om mogelijk (onwenselijke) doorwerking naar het recht op een bijstandsuitkering te beperken.

3. Uitvoering en budgettaire gevolgen

De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op de mate van zekerheid van de raming van de uitvoeringskosten.

Bij de budgettaire gevolgen lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de uitvoeringskosten bij dit wetsvoorstel geschat worden op circa 2,75 miljoen euro. Uit het voorstel maken de leden op dat de bandbreedte van het verschil tussen de aangifte en de correctie tussen de 1.600 en 2.400 euro ligt. Ook valt er te lezen dat het gemiddelde bedrag bij de steekproef 2.200 euro is. De regering vermeldt in de toelichting dat zij niet kiest voor een vast bedrag ter compensatie, omdat er dan veel overcompensatie plaatsvindt en zij dit niet wenselijk acht. Wat is het totaalbedrag aan overcompensatie wanneer gekozen wordt voor een bedrag van 2.200 euro? Zou het zo kunnen zijn dat de uitvoeringskosten van 2,75 miljoen euro hoogstwaarschijnlijk hoger zullen zijn dan de totale overcompensatie? Deze leden vragen in dat licht om een reflectie van de regering op de gekozen manier van compenseren.

4. Doenvermogen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering omgaat met gevallen waarin de hoogte van het compensatiebedrag invloed kan hebben op de hoogte van het vermogen en/of verzamelinkomen, wat in effect invloed kan hebben op de hoogte van toeslagen. Kan de regering daar nader op ingaan?

7. Advies en consultatie

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de Belastingdienst een proactieve houding aanneemt ten aanzien van het contact met belastingplichtigen. In dat kader vragen deze leden of de brieven die na herbeoordeling aan belastingplichtigen zullen worden verstuurd begrijpelijk zijn en voldoen aan de kaders die de Belastingdienst hierbij zelf heeft gesteld, bijvoorbeeld vanuit het project «Begrijpelijke brieven Belastingdienst».

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een reflectie op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het hoger «belonen» van grotere fouten.

8. Rechtsbescherming

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad van State opmerkingen heeft gemaakt over de inschatting dat slechts tegen 1% van de beschikkingen bezwaren zal worden ingediend. Deze leden missen net als de Raad van State een nadere onderbouwing hiervan. Deze leden lezen bijvoorbeeld dat wordt verwezen naar een vergelijkbaar proces, waarbij het aantal bezwaren 0,2% bedroeg. Deze leden vragen om welk proces het gaat en hoe dit vergelijkbaar is met de aanpak in dit wetsvoorstel.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de wet een tijdelijk karakter kent. Waarom kiest de regering niet voor een horizonbepaling?

Artikel 9. Inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil aangeven wanneer het compenseren van gedupeerden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2024 naar verwachting is afgerond. Deze leden vragen of er een evaluatie van het wetsvoorstel en de compensatie zal plaatsvinden en hoe dit uit de tekst van het wetsvoorstel blijkt.

OVERIG

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil ingaan op de constatering van de Raad van State dat in het wetsvoorstel niet de dubbele toets gehanteerd wordt, vanwege de aanname in het voorstel dat sprake is van een grondrechtschending. Deze leden vragen ook een reactie van de regering op de constatering van de Raad van State dat uit de jurisprudentie niet lijkt te volgen dat compensatie voor omliggende aangiftejaren nodig is. Deze leden vragen waarom de regering hier desondanks voor gekozen heeft.

De voorzitter van de vaste commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink