Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 2022

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I

ALGEMEEN DEEL

2

       
 

1.

Aanleiding en doel van het wetsvoorstel

2

 

2.

Inhoud wetsvoorstel

4

 

3.

Het huidige Nederlandse recht inzake antidoping

6

 

4.

Internationale context van het Nederlandse antidopingbeleid

6

 

5.

Rechtvaardiging overheidsinterventie

6

 

6.

Rechtvaardiging oprichting nieuwe publiekrechtelijke zbo

7

 

7.

Inrichting Beoordelingscommissie dopingzaken

7

 

8.

Taak zbo

8

 

9.

Verhouding tot nationaal recht

8

 

10.

Gevolgen, inclusief financiële gevolgen

8

 

11.

Monitoring en evaluatie

9

 

12.

Advies en consultatie

9

       

II

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

9

I. ALGEMEEN DEEL

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het is volgens deze leden van groot belang dat er sprake is van eerlijke topsport en dat sporters zuiver behandeld worden in de handhaving. Zij ondersteunen daarom het principe achter het onderhavige wetsvoorstel dat het beroep tegen een dopinggerelateerde beslissing afgehandeld wordt door een organisatie die onafhankelijk is van de Dopingautoriteit, welke de beslissing in eerste instantie heeft gemaakt. Over de uitvoering en achtergrond van dit wetsvoorstel hebben genoemde leden nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zien de noodzaak om te voldoen aan de Wereld Anti-Doping Code (WAD-code), gezien de potentiële consequenties voor de Nederlandse sportsector en Nederlandse (top)sporters als gevolg van non-conformiteit aan de WAD-code. Zij begrijpen echter ook de bezwaren die de Afdeling advisering van de Raad van State maakt bij het instellen van een apart zelfstandig bestuursorgaan voor de Beoordelingscommissie dopingzaken en hebben mede daarom nog enkele vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken. Genoemde leden hebben hierbij nog enkele vragen die zij aan de regering zouden willen voorleggen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en heeft nog enkele vragen en opmerkingen.

1. AANLEIDING EN DOEL VAN HET WETSVOORSTEL

De leden van de D66-fractie wijzen de regering op het grote belang dat verduidelijkt gaat worden wat de grenzen tussen tuchtrecht en strafrecht zijn en wie welke rol heeft, zoals verwoord in de motie-Westerveld c.s.1. Deze leden vragen de regering naar de voortgang van de uitvoering van deze motie. Is dit al voldoende duidelijk en vraagt het onderzoek naar aanleiding van deze motie niet op meer plaatsen om aanpassingen in wet- en regelgeving, zodat de grenzen tussen tuchtrecht en strafrecht duidelijker zijn? Leidt het apart behandelen van dit wetsvoorstel niet tot vertraging in deze opgave? Waarom wordt de wet nu wel op dit specifieke punt aangepast, maar wordt de motie-Westerveld c.s. niet uitgevoerd, zo vragen deze leden de regering.

De leden van de D66-fractie vinden het zorgelijk dat er met dit wetsvoorstel gekozen lijkt te zijn voor een proces dat naar oordeel van de Raad van State niet passend is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zeker omdat de Kamer al gevraagd heeft dit hele stelsel te analyseren via de genoemde motie-Westerveld c.s. Waarom is er bijvoorbeeld niet voor gekozen om conform de motie-Westerveld c.s. het tucht- en strafrechtstelsel grondig te analyseren, zodat wellicht een groter wetstraject de overeenstemming met de WAD-code had kunnen oplossen en tegelijkertijd de problemen uit de motie-Westerveld c.s. en de bezwaren vanuit de Raad van State had kunnen aanpakken op een wijze die wel passend is binnen de Awb?

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de Raad van State zeer kritisch is op de juridische constructie. Dat heeft geleid tot een negatief dictum. De regering neemt een deel van de suggesties van de Raad van State over. Hoe staat de regering tegenover het idee om de Raad van State nu, na de wijzigingen, opnieuw advies te laten uitbrengen over het gewijzigde wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering constateert dat de WAD-code sterk juridificeert. Is dit een ontwikkeling die de regering toejuicht of zorgen baart? Welke acties onderneemt de regering als gevolg daarvan? Waarom is de huidige mogelijkheid om na bezwaar bij de Dopingautoriteit naar de bestuursrechter te stappen onvoldoende om te voldoen aan de WAD-code, terwijl daarmee ook een mogelijkheid bestaat tot onafhankelijk beroep bij een dopinggerelateerd besluit?

De leden van de D66-fractie willen de regering in de context van het onderhavige wetsvoorstel graag wijzen op motie-Van der Laan c.s.2 over een sportwet. Wat is de voortgang van de uitvoering van deze motie? Hoe passen de keuzes die in dit wetsvoorstel gemaakt worden bij de verdiepingsslag die gemaakt wordt als gevolg van deze motie? Loopt dit wetsvoorstel vooruit op de stelseldiscussie die onderdeel is van de uitvoering van deze motie?

De Minister geeft aan dat een aantal van de besluiten die volgens de WAD-code appellabel zijn bij de Dopingautoriteit zijn belegd. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering precies kan aangeven welke appellabele besluiten niet bij de Dopingautoriteit zijn belegd en waar deze besluiten dan wel zijn belegd.

Aangezien het Instituut Sportrechtspraak (ISR) en andere commissies van beroep binnen de sportbonden en -organisaties dopingovertredingen beoordelen, heeft de huidige Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement (BND) alleen een aanvullende functie. De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van 27 augustus 20213 dat in de eerste tweeëneenhalf jaar van het bestaan van de BND daarom slechts twee zaken door de BND zijn behandeld. Kan de regering aangeven wat voor soort zaken dit waren? De leden van de CDA-fractie vragen tevens of de regering kan reflecteren op de proportionaliteit van het oprichten van een aparte zelfstandig bestuursorgaan (zbo) ten behoeve van zo weinig zaken. Is overwogen om – als er werkelijk geen alternatief zou zijn voor het oprichten van een apart zbo – extra taken bij dit zbo te beleggen?

Zowel de Raad van State als de regering zelf geven aan van mening te zijn dat met de huidige mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter onafhankelijkheid van een beroepsprocedure al gegarandeerd is. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten met welke argumentatie het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) aangeeft dat deze mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter echter toch niet voldoet aan de WAD-code.

In de brief van 1 oktober 20214 schreef de toenmalig Staatssecretaris van VWS dat hij in overleg was met de Dopingautoriteit over eventueel door hen te nemen juridische stappen tegen een mogelijke non-compliance verklaring. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de uitkomsten van dit overleg zijn. Heeft de regering daarnaast overwogen om de constatering van non-compliance voor te leggen bij het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS). Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting van de regering op het proces van wijziging van de WAD-code. Heeft Nederland of een Nederlandse organisatie hierin een rol gespeeld en/of mee mogen praten? Was bij het tot stand komen van de wijziging van de WAD-code (nog) niet duidelijk dat deze wijziging zou kunnen leiden tot non-conformiteit aan de WAD-code? Had Nederland hier naar oordeel van de regering eerder van op de hoogte kunnen en moeten zijn?

De leden van de CDA-fractie vagen de regering hoe realistisch het nog is dat dit wetsvoorstel uiterlijk in het najaar van 2022 wordt geïmplementeerd. Wat zijn de consequenties als de implementatie van het wetsvoorstel later dan dit najaar zal zijn?

Het lid van de BBB-fractie onderschrijft de noodzaak van het aanpassen van de wet als gevolg van de aanwijzing die de WADA aan Nederland heeft gegeven. In zijn algemeenheid kan het lid van de BBB-fractie deze wetswijziging dan ook steunen. Voor het lid zijn een paar zaken van belang: transparantie, de samenstelling van de Beoordelingscommissie en de mogelijkheid om controle uit te oefenen op het functioneren van de commissie.

2. INHOUD WETSVOORSTEL

De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom de Beoordelingscommissie alleen beroepen zal beoordelen die appellabel zijn op grond van de WAD-code. Om wat voor besluiten van de Dopingautoriteit die niet appellabel zijn op grond van de WAD-code gaat het? En is het daarvoor niet mogelijk en/of logisch om ook hierbij een beroep bij de Beoordelingscommissie mogelijk te maken, zodat er een eenduidige procedure is?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering niet nader is ingegaan op het alternatief dat de Raad van State aandraagt om dopinggerelateerde besluiten op te nemen op de negatieve lijst van de Awb. Op die manier is er immers nog steeds de mogelijkheid om na bezwaar naar de burgelijke rechter te stappen, maar voldoet de gang van zaken wel aan het stelsel binnen de Awb, zo stelt de Raad van State. Waarom zou de rechter niet kunnen beschikken over de benodigde kennis en daarmee gelden als onafhankelijke beroepsmogelijkheid? Hoe kan het dat de regering deze optie overbodig acht, terwijl de Raad van State deze aandraagt als alternatief voor hun voornaamste bezwaar tegen dit wetsvoorstel dat deze procedure niet passend is in het kader van de Awb? De regering geeft aan het wetsvoorstel en de Memorie van toelichting hierop integraal te hebben herzien. Welke wijzigingen zijn er doorgevoerd naar aanleiding van dit alternatief?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het wetsvoorstel is voorgelegd aan de WADA en of de regering de garantie van de WADA heeft dat als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, Nederland weer voldoet aan de WAD-code.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het bij alle besluiten die genomen worden op grond van de taken uit artikel 5, eerste lid, onder a, b of c van de Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) zo is dat beroep alleen door de Beoordelingscommissie dopingzaken behandeld kan worden.

Betekent dit tevens dat alleen besluiten die worden genomen op basis van de taken die de dopingautoriteit heeft op basis van artikel 5, eerste lid, onderdelen d en e van de Wuab onder de Awb blijven vallen? Wat voor besluiten kunnen dat zijn, aangezien het hierbij slechts gaat om «het geven van voorlichting over doping» en «andere door Onze regering opgedragen taken die verband houden met het bestrijden van toepassing van doping in de sport».

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering voorstelt dat het zbo Beoordelingscommissie dopingzaken één lid, de voorzitter, heeft. Daarnaast lezen de genoemde leden dat de regering van mening is dat de Kaderwet zbo’s en het onderhavige wetsvoorstel voldoende waarborging bieden om te verzekeren dat het lid van de Beoordelingscommissie onafhankelijk is en dat de besluiten van de Beoordelingscommissie van een goede kwaliteit zijn. Zij vragen de regering echter welke eisen concreet gesteld zullen worden aan de voorzitter om diens onafhankelijkheid te garanderen. Daarnaast vragen zij de regering op basis van welke concrete criteria de voorzitter geselecteerd zal worden. Verder stelt de regering dat de kwaliteit van oordeelsvorming geborgd wordt door de controlebevoegdheid van de Minister. Neemt de regering andere concrete maatregelen om de kwaliteit van de besluiten van de Beoordelingscommissie te waarborgen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, hoezo kiest de regering niet voor verdere maatregelen?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat niet alle sporten verenigingsrechtelijk georganiseerd zijn. Deze leden vragen de regering hoe de wetswijziging invloed zal hebben op beoefenaars van deze sporten. Welke concrete maatregelen zal de regering nemen om de Dopingautoriteit te ondersteunen bij het bestrijden van doping binnen deze sporten? Zullen atleten die een dergelijke sport beoefenen, of sportaanbieders die een dergelijke sport aanbieden, aanspraak kunnen maken op de Beoordelingscommissie?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering overwogen heeft om de oplossing voor de problematiek welke het onderhavige wetsvoorstel beoogt op te lossen, te laten liggen bij de sportorganisaties. Genoemde leden lezen dat de regering uiteindelijk van mening was dat dit een minder geschikte mogelijkheid is ten opzichte van overheidsinterventie. Heeft de regering andere alternatieven overwogen? Zo ja, welke en waarom hadden deze de voorkeur niet?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering verwacht dat privacyrisico’s met betrekking tot het onzorgvuldig omgaan met informatie minimaal zijn. Zij vragen de regering waarop zij deze verwachting baseert? Hoe zal gegarandeerd worden dat de betrokken procespartijen in regel professionele partijen zullen zijn die zich bewust zijn van de gevoeligheid van de informatie en ook daarnaartoe handelen? Welke concrete maatregelen zullen getroffen worden om te voorkomen dat meer gegevens zullen worden gedeeld dan noodzakelijk? Daarnaast lezen genoemde leden dat de regering erkent dat de mogelijkheid bestaat dat de Beoordelingscommissie de aanwezige gegevens verwerkt voor andere doeleinden. Welke consequenties zullen verbonden worden aan het onrechtmatig verwerken van gegevens? Ook lezen deze leden dat de Beoordelingscommissie gebonden zal zijn aan een informatiebeveiligingsbeleid. Op welke wijze zal het risico en de impact bepaald worden voor dit informatiebeveiligingsbeleid? Welke partijen zullen betrokken worden bij het opstellen van het informatiebeveiligingsbeleid?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoe de Dopingautoriteit sporters van verschillend niveaus gaat behandelen. Genoemde leden zien eigenlijk drie categorieën. De eerste is de amateursporter, de tweede de amateursporter op topniveau en tot slot de professionele sporter. Zij vragen de regering of er onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende sporters als het gaat om het gebruik van middelen op de dopinglijst en welke straffen daarbij worden gegeven. Ook vragen zij de regering hoe de verschillende categorieën sporters worden gestraft als zij worden betrapt op het gebruik van genotsmiddelen op de dopinglijst die in Nederland niet zijn gecriminaliseerd. Is hierbij verschil in de strafmaat bij gebruik van genotsmiddelen en prestatieverhogende middelen?

De leden van de GroenLinksfractie hebben ook nog een aantal zorgen over de positie van met name amateursporters. Als zij worden betrapt op gebruik van een middel op de dopinglijst hebben zij geen professionele organisatie die hun kan helpen bij de verdediging. Genoemde leden vragen de regering hoe deze sporters worden geïnformeerd over hun rechten en welke juridische ondersteuning aan hen wordt aangeboden?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoe amateursporters die wel gecontroleerd worden op doping, worden voorgelicht. Op welke wijze wordt aan hen duidelijk gemaakt welke middelen verboden zijn voor sporters op dat niveau en welke straf zij daarvoor kunnen krijgen? Is dat een verantwoordelijkheid van de (amateur)sporters zelf of ziet de regering daar ook een rol weggelegd voor de Dopingautoriteit?

3. HET HUIDIGE NEDERLANDSE RECHT INZAKE ANTIDOPING

De leden van de CDA-fractie begrijpen uit het advies van de Raad van State dat er in het aanvankelijke wetsvoorstel ten onrechte vanuit werd gegaan dat de dopinggerelateerde beslissingen van de Dopingautoriteit een privaatrechtelijk karakter zouden hebben en dat de Awb daarom niet van toepassing zou zijn. De regering neemt die kritiek over en constateert in het verband van dit wetsvoorstel dat de Awb wel degelijk van toepassing is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze constatering nog verdere consequenties voor de Dopingautoriteit met zich meebrengt, en zo ja, welke.

Eén van de aanleidingen om de Wuab in te voeren en daarmee van de Dopingautoriteit een zbo te maken, was destijds dat de (toen nog privaatrechtelijke) Dopingautoriteit geen informatie kon uitwisselen met bijvoorbeeld de douane. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of uit de ervaring van afgelopen jaren blijkt dat dit probleem daadwerkelijk weggenomen is met de invoering van de Wuab.

4. INTERNATIONALE CONTEXT VAN HET NEDERLANDSE ANTIDOPINGBELEID

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de houding van de Nederlandse regering ten aanzien van de WAD-code en de Overeenkomst ter bestrijding van doping, waarin bepaald is dat de Beoordelingscommissie onafhankelijk van de Dopingautoriteit zou moeten opereren, terwijl dat niet het geval is in Nederland. Was de Nederlandse situatie nog wel in overeenstemming met de WAD-code voor de herziening op 1 januari 2021 inging? Was Nederland betrokken bij het opstellen van de herziening van de WAD-code? Zo ja, op welke manier is de Nederlandse situatie van beroep en bezwaar betrokken in dit proces en is de Dopingautoriteit daar goed bij betrokken? Zo nee, waarom niet, gezien dit een dermate grote impact heeft op het nationale topsportbeleid? Heeft binnen de context van de Overeenkomst ter bestrijding van doping ook het punt van een onafhankelijke beoordelingscommissie gespeeld en zo ja, wanneer? En wat was daarbij de positie van de Nederlandse regering? Heeft de regering destijds de Dopingautoriteit goed betrokken bij het besluit om al dan niet de overeenkomst te ondertekenen of om te pleiten voor aanpassing voor de Nederlandse situatie?

5. RECHTVAARDIGING OVERHEIDSINTERVENTIE

De leden van de D66-fractie hechten er belang aan dat Nederlandse sporters onder eigen vlag kunnen deelnemen aan toernooien en Nederland sportevenementen mag organiseren. Hoe realistisch is het dat Nederland deze rechten ontnomen worden als deze wetswijziging niet (snel) wordt geïmplementeerd? Indien dit risico aannemelijk is, waarom heeft de regering dan niet direct na totstandkoming van de WAD-code ervoor gezorgd dat deze kwestie opgelost werd? Waarom is gewacht tot inwerkingtreding en toetsing van de herziene versie van de WAD-code tot aanpassing van de wet?

De leden van de D66-fractie vragen de regering in hoeverre is overwogen om onafhankelijkheid tussen het oorspronkelijke besluit van de Dopingautoriteit en het beroep bij de Beoordelingscommissie zodanig te borgen dat voldaan kan worden aan de voorschriften uit de WAD-code, zonder dat oprichting van een nieuw zbo nodig was.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Raad van State vraagtekens stelt in hoeverre de werkwijze van deze nieuwe zbo past binnen de Awb. Is door de regering overwogen om de Awb zodanig aan te passen dat deze wel met elkaar in overeenstemming zijn?

Het Nederlandse systeem heeft zowel bestuursrechtelijke als verenigingsrechtelijke dimensies. Dit is een combinatie die in ons omringende landen niet voorkomt. De regering legt uit waarom het onverstandig is de oplossing van het probleem bij de sportorganisaties te laten, maar legt niet uit waarom er niet voor wordt gekozen dopingregelgeving vast te leggen bij wet zoals in België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk en Spanje het geval is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom hier niet voor gekozen is en daarmee dopinggebruik strafbaar te stellen.

6. RECHTVAARDIGING OPRICHTING NIEUWE PUBLIEKRECHTERLIJKE ZBO

De regering geeft aan dat er geen ander bestaand bestuursorgaan bestaat waar deze taak bij past en gemakkelijk kan worden ingericht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke mogelijkheden bij andere bestuursorganen onderzocht zijn en om welke redenen deze mogelijkheden niet passend zijn bevonden.

Bij de Beoordelingscommissie dopingzaken gaat het slechts om gemiddeld één zaak per jaar. Bovendien gaat het hierbij om zaken volgend uit internationale regelgeving. Om die redenen vragen de leden van de CDA-fractie de regering of ook is overwogen om voor de taken van de Beoordelingscommissie aan te sluiten bij een internationale organisatie en/of samen met andere kleine landen een gezamenlijke beoordelingscommissie in te richten.

7. INRICHTING BEOORDELINGSCOMMISSIE DOPINGZAKEN

De leden van de D66-fractie lezen dat er op dit moment slechts een laag aantal beroepszaken voorkomt bij de Beoordelingscommissie. Hoeveel zaken per jaar betrof het de afgelopen tien jaar? Wat is de verwachting voor het aantal zaken in de komende jaren? Bestaat er een bepaalde ondergrens voor het aantal casussen om een commissie apart van de Dopingautoriteit te laten opereren en een zekere mate van kwaliteit te kunnen waarborgen? Staat de kwaliteit van de besluiten niet onder druk indien deze commissie maar uit één lid bestaat?

De leden van de D66-fractie merken op dat personen die de inhoudelijke behandeling van de voorgelegde zaken doen, niet werkzaam mogen zijn bij de Dopingautoriteit. Hoeveel mensen zijn er die op dat niveau dopingzaken kunnen behandelen, daar voldoende ervaring mee hebben en niet werkzaam zijn bij de Dopingautoriteit, gelet op het zeer specialistische werk van de Dopingautoriteit?

De regering benoemt, schorst en ontslaat de experts die besluiten inhoudelijk beoordelen. Voor iedere specifieke zaak worden personen uit deze groep genomineerd voor de behandeling. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe groot de groep van te benoemen experts (minimaal) moet zijn. Wie bepaalt op welke wijze welke experts bij een specifieke zaak worden ingezet?

De Beoordelingscommissie zal bestaan uit een voorzitter en een secretaris. De leden van het expertpanel worden per zaak gekozen. Het lid van de BBB-fractie begrijpt de achterliggende redenering om op deze wijze te handelen. Van belang daarbij is volgens haar wel dat er duidelijkheid en transparantie is over de keuze voor deze leden.

8. TAAK ZBO

De regering geeft aan dat ingevolge de artikelen 4.4.2 en 13.2.3.2 van de WAD-code onder andere de Dopingautoriteit in beroep mag gaan tegen besluiten die conform de WAD-code appellabel zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij dit in de context van de Beoordelingscommissie dopingzaken moeten zien, aangezien het hierbij gaat om bezwaar maken tegen besluiten van de Dopingautoriteit zelf. Bedoelt de regering hiermee aan te geven dat de Dopingautoriteit bij de (Nederlandse) Beoordelingscommissie in beroep mag gaan tegen besluiten van antidopingautoriteiten in het buitenland?

9. VERHOUDING TOT NATIONAAL RECHT

De leden van de D66-fractie delen de mening dat sprake is van een besluit in de zin van Awb en dat het niet gaat om een privaatrechtelijke aangelegenheid. Deze leden vernemen graag van de regering of dat gevolgen heeft voor de juridische verplichtingen die rusten op het bestuursorgaan. Zij denken bijvoorbeeld aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die mogelijk een meer prominente rol gaan spelen.

De regering schrijft dat het merendeel van de dopingovertredingen niet strafbaar gesteld is. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voorbeelden kan geven van overtredingen die wel strafrechtelijke consequenties hebben. Hoe vaak worden zaken door de Dopingautoriteit voorgelegd voor strafrechtelijke vervolging?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe mogelijke jarenlange uitsluiting van deelname aan sport zich verhoudt tot het nationale recht, waarbij er geen straf staat op het gebruik van zulke middelen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen dit vooral met oog op amateursporters.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoeveel dopingzaken er in Nederland plaatsvinden en in hoeverre deze betrekking hebben op professionele sporters en amateursporters. Wat zijn de gevolgen voor amateursporters als zij worden betrapt op gebruik van genotsmiddelen of prestatieverhogende middelen? Kan de regering hier een overzicht van geven over de afgelopen tien jaar?

10. GEVOLGEN, INCLUSIEF FINANCIELE GEVOLGEN

De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat de rechtspositie voor sporters op orde is. Indien zij in beroep gaan bij de Beoordelingscommissie, kunnen zij daarna niet meer in bezwaar gaan zoals dat nu het geval is. In hoeverre is dat een verandering van de huidige rechtspositie, waarbij het bezwaar ook uitgevoerd wordt door de Beoordelingscommissie, maar dan nog niet als aparte zbo? Zijn er bepaalde rechten in de procedure die als gevolg van dit wetsvoorstel voor sporters worden toegevoegd of verdwijnen, omdat deze anders zijn voor bezwaar bij de Beoordelingscommissie dan voor beroep bij de Beoordelingscommissie als zbo? In hoeverre verandert dit wetsvoorstel iets aan de rechten en procedure van de blijvende mogelijkheid om daarna in beroep te gaan bij de bestuursrechter?

11. MONITORING EN EVALUATIE

Conform artikel 13a van de huidige Wuab is er in het voorjaar van 2022 een eerste evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het zbo Dopingautoriteit uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer de Kamer over de resultaten hiervan wordt geïnformeerd.

12. ADVIES EN CONSULTATIE

De leden van de VVD-fractie vinden het zorgelijk te lezen dat de Afdeling advisering van de Raad van State ernstige bezwaren heeft tegen het voorstel. De regering wenst te bevorderen dat voldaan wordt aan de WAD-code en wil in dat verband de behandeling van bezwaren neerleggen bij een instantie die onafhankelijk is van de Dopingautoriteit. De voorgestelde opzet komt volgens de Raad van State feitelijk neer op een vorm van administratief beroep. Dit is volgens de Raad van State echter niet verenigbaar met de hoofdsystematiek van de Awb, die uitgaat van bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, en daarna eventueel beroep bij de onafhankelijke bestuursrechter. Daarvan uitgaande beschrijft de Raad van State drie alternatieven die kunnen worden verkend en die in alle gevallen nopen tot fundamentele herziening van het wetsvoorstel. De regering stelt dat de door de Raad van State aangedragen alternatieven geen sluitende oplossing bieden waarbij zowel voldaan wordt aan de eisen die WAD-code stelt alsook een uitvoerbare situatie wordt gecreëerd. De leden van de VVD-fractie hechten aan uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid van de voorgestelde wet. Deze twee elementen lijken met het advies van de Raad van State onder druk te staan. De leden van de VVD-fractie horen graag van de regering wat de gevolgen zijn voor de uitvoering en de handhaving indien de wet in huidige vorm wordt doorgezet. Is de regering voornemens om dit door de Raad van State nader in kaart te laten brengen?

Genoemde leden lezen in de beslisnota dat het miniserie van Justitie en Veiligheid na het Raad van State-advies in het kader van de wetgevingstoets opnieuw naar het wetsvoorstel heeft gekeken. Ambtelijk is akkoord ontvangen, maar de formele bevestiging moet nog. Genoemde leden vragen de regering of de formele bevestiging inmiddels aan de orde is, of dat dit nog moet gebeuren?

De leden van de D66-fractie zouden graag meer toelichting willen bij de conclusie van de Dopingautoriteit dat het zaak is om te komen tot een sluitende (wettelijke) constructie, separaat van het wetsvoorstel. Op welke termijn kan de Kamer voortgang verwachten op de dialoog die de regering hier aankondigt?

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Onderdeel F en G

Op basis van het nieuwe artikel 18 kan de Beoordelingscommissie dopingzaken een vergoeding toekennen aan de personen die onderdeel zijn van het panel van experts. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de vergoeding. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van plan is nadere regels te gaan stellen, en zo ja, welke dat zijn.

De voorzitter van de vaste commissie, Smals

De adjunct-griffier van de vaste commissie, Heller