Knelpunten en drempels bij de boostercampagne |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Huisartsen Drenthe in noodkreet aan Minister «GGD slaat hulp af bij boosteren», «Verpleegkundigen: ik wil GGD Fryslân helpen met vaccineren maar ik mag niet», «Lange rijen bij prikposten, maar tientallen GGD-medewerkers voelen zich aan de kant gezet», «EU Commission head says booster shots should come within six months»», en tot slot het bericht van Nieuwsuur dat ongeveer de helft van de 60-plussers problemen heeft met het maken van een boosterafspraak volgens ouderenbond ANBO? Wat vindt u van deze berichten?1 2 3 4 5
Ja.
Bent u het eens dat, mede gelet op de Omikron-variant, alles op alles gezet moet worden voor een verdere versnelling van de boostercampagne en dat alle hulp daarbij nodig is? Zo nee, waarom niet?
De boostcampagne is vanaf begin december 2021 versneld: op 6 januari 2022 was het voor alle 18-plussers met een afgeronde basisserie mogelijk om drie maanden na hun laatste prik een afspraak te maken voor een boostvaccinatie. De GGD’en hebben hierbij hulp ontvangen van het Ministerie van Defensie, ziekenhuizen, huisartsen en andere zorgprofessionals.
Klopt het dat de GGD Drenthe de hulp van huisartsen, thuiszorgmedewerkers en apothekers moest afslaan vanwege landelijke regelgeving? Om welke regelgeving gaat het dan? Hoe kan dit verholpen c.q. opgelost worden?
Op veel plekken hebben onder andere huisartsen, thuiszorgmedewerkers en apothekers hun hulp aangeboden tijdens de boostcampagne en hebben zij de campagne ook daadwerkelijk ondersteund. Daarvoor ben ik iedereen die heeft meegewerkt zeer erkentelijk. Uitgangspunt tijdens de boostcampagne is geweest dat er snel, massaal en zorgvuldig geprikt moest worden. Hiervoor waren de GGD’en de meest geschikte uitvoerders en lag het prikken bij de huisarts of apotheek, minder voor de hand. Er is geen landelijke regelgeving die de inzet van deze professionals in de weg heeft gezeten. Wel was een belangrijk uitgangspunt van de boostcampagne dat alle vaccinaties goed geregistreerd moesten worden. Waar goede registratie geborgd kon worden, heeft een aantal GGD’en afspraken gemaakt om in huisartsenpraktijken te gaan vaccineren. De GGD’en hebben deze mogelijkheden afgewogen tegen de doelstelling om zo snel mogelijk, zoveel mogelijk mensen een boostvaccinatie aan te bieden.
In hoeverre worden huisartsen op dit moment ingeschakeld bij de boostercampagne?
Met huisartsen zijn door de GGD’en afspraken gemaakt over de samenwerking in de landelijke boostcampagne. Huisartsen hebben waar mogelijk volop meegeholpen met vaccineren tijdens deze campagne. Zij hebben meegeholpen met het vaccineren van niet-mobiele thuiswonenden en met vaccineren in instellingen zonder medische dienst. Daarnaast spelen huisartsen een belangrijke rol bij het aanspreken en informeren van 50-plussers die zich nog niet hebben laten vaccineren.
Klopt het dat er nog steeds problemen zijn met het verlengen van tijdelijke contracten van GGD-medewerkers en bij het omzetten naar vaste contracten? Hoe gaat u dit, in overleg met de GGD’en in het land, oplossen? Wat zijn nu nog de belemmeringen om de contracten van GGD-medewerkers te verlengen? Hoe gaat dit opgelost worden?
GGD-organisaties zijn als werkgever zelf verantwoordelijk voor het voeren van goed personeelsbeleid. Zij zijn ook primair zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij tijdelijke werknemers inzetten en behouden als deze belangrijk zijn voor de continuïteit van de organisatie en het uitvoeren van hun taken. Er zijn verschillende mogelijkheden om tijdelijke, inmiddels ervaren GGD-medewerkers te behouden. Afhankelijk van de gevraagde personeelsinzet en hoe vaak ze op grond daarvan tijdelijke contracten verlengd hebben, lopen GGD-organisaties voor een deel van hun tijdelijke personeel tegen het maximale aantal tijdelijke contracten aan. Om de continuïteit te waarborgen kan deze groep een vast contract worden aangeboden. Noodzakelijk personeel hoeft de GGD’en dus niet kwijt te raken. De kosten die hiermee gepaard gaan worden gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Hoe gaat u de problemen voor het maken van een afspraak voor ouderen oplossen, want is toch de meest kwetsbare groep voor een ernstig ziekteverloop?
Ik vind het vervelend als ouderen knelpunten hebben ervaren bij het maken van een afspraak voor een boostvaccinatie. Het RIVM evalueert de boostercampagne. De lessen uit deze campagne worden toegepast door het RIVM en uitvoeringspartners in de huidige campagne voor de herhaalprik.
Wanneer kan de capaciteit bij de telefonische afsprakenlijn opgevoerd zijn, zodat ouderen daar zonder lange wachtrijen terecht kunnen?
De callcenters van de GGD zijn tijdens de versnelling van de boostcampagne maximaal opgeschaald.
Wanneer kunnen de 70.000 mensen die nu pas een afspraak in januari 2022 hebben een sms verwachten voor het vervroegen van hun afspraak?
De groep 60-plussers met een afspraak na 9 januari 2022 waarnaar verwezen wordt, heeft in het weekend van 25 en 26 december via een sms-bericht een oproep ontvangen om hun afspraak te vervroegen. Ongeveer 25% van de geadresseerden heeft hierop gereageerd. Met hen is telefonisch contact geweest om hun afspraak te vervroegen.
Hoe voorkomt u dat mensen jonger dan zestig of zeventig jaar straks eerder een boosterprik hebben dan ouderen?
In de vaccinatiestraten is gecontroleerd of mensen op basis van hun leeftijd in aanmerking kwamen voor een boostvaccinatie. Het maken van afspraken was pas mogelijk voor mensen als hun geboortejaar aan de beurt was. Voor 60-plussers die een afspraak hadden in januari 2022 is aangeboden deze afspraak te vervroegen. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 9.
Hoe ziet de planning van de opschaling van de GGD voor de boostercampagne er de komende weken uit?
De GGD’en hebben zich in december en januari buitengewoon ingespannen om snel op te schalen. Op 6 januari 2022 was het voor alle 18-plussers met een afgeronde basisserie mogelijk om drie maanden na hun laatste prik een afspraak te maken voor een boostvaccinatie. Tot en met zondag 30 januari 2022 waren er meer dan 8,4 miljoen boostvaccinaties gezet. Per 3 april jl. was dit aantal opgelopen tot bijna 9,1 miljoen.
Hoe ziet de planning van de boostercampagne voor het zetten van prikken er in de periode tot eind januari 2022 uit, oftewel hoeveel prikken kunnen wanneer gezet worden?
Op 6 januari 2022 was het voor alle 18-plussers met een afgeronde basisserie mogelijk om drie maanden na hun laatste prik een afspraak te maken voor een boostvaccinatie.
Wanneer is het plan voor heel 2022 en 2023 voor eventueel noodzakelijke aanvullende boostercampagnes gereed? Hoe bereidt de GGD zich daarop voor?
Samen met het RIVM, GGD GHOR Nederland en andere betrokken partijen werkt het kabinet verschillende scenario’s en uitvoeringsplannen uit voor eventuele vervolgcampagnes in 2022 en 2023. De planning is dat in mei de scenario’s voor de rest van 2022 gereed zijn.
Wat zijn de laatste ontwikkelingen naar aanleiding van de Europese top met betrekking tot de boostervaccins, mede naar aanleiding van de uitspraken van Von der Leyen? Wanneer kunnen de RNA-boosters eventueel aangepast zijn aan de Omikron-variant en worden geleverd? Welke afspraken om een wirwar te voorkomen zijn er op de Europese top gemaakt over de reisregels?
Moderna geeft aan te werken aan de ontwikkeling van een bivalent vaccin, gericht op de twee meest dominante varianten van het virus. Ook geven zij aan te werken aan een mogelijk gecombineerd vaccin tegen griep en SARS-CoV-2. BioNTech/Pfizer heeft hierover nog geen nadere informatie gegeven.
Binnen de Europese Unie heeft gedurende de pandemie coördinatie en afstemming plaatsgevonden op meerdere aspecten van de pandemiebestrijding. Zo is binnen de Europese Unie gewerkt aan een gecoördineerd reisbeleid en het Digitaal Corona Certificaat (DCC). Tegelijkertijd is het zo dat lidstaten verschillende eisen stellen aan het gebruik van dit certificaat voor binnenlandse voorzieningen. Dit vergt veel extra inzet en tijd van sectoren en van reizigers. Het kabinet zet daarom in op verbeterde coördinatie en versterkte samenwerking op dit gebied.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende coronadebat?
Door de termijn van één dag tussen de indiening van deze vragen en het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus is dit helaas niet gelukt. Op een aanzienlijk deel van deze vragen is mijn voorganger tijdens het debat van 21 december jl. reeds ingegaan.
Het bericht 'Extra coronaprik nu ook voor 60-plussers' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u het bericht «Extra coronaprik nu ook voor 60-plussers»?1
Ja.
Kent u de volgende tweet van het Ministerie van VWS d.d. 21 maart 2022: «Ben je in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar? Dan kun je als je wilt een boosterprik krijgen. Bijvoorbeeld om een kwetsbaar familielid te beschermen. Het is belangrijk dat je goed geïnformeerd je keuze maakt.»?
Ja.
Is u bekend dat veel huisgenoten van ernstig immuun-gecompromitteerden, zoals ouders van een inwonende zoon die een longtransplantatie heeft ondergaan, zichzelf in isolatie plaatsen omdat ze bang zijn hun kwetsbare dierbare te besmetten?
Ja.
Bent bereid te (laten) bekijken of het mogelijk is voor de huisgenoten van dergelijke ernstig immuun-gecompromitteerden ook een extra booster te halen?
De Gezondheidsraad benoemt in het advies van 25 maart jl. over revaccinatie van 60 tot en met 69-jarigen dat een extra vaccinatie voor mensen jonger dan 60 jaar op dit moment niet noodzakelijk is2. De raad concludeert dat de te voorkomen ernstige ziekte door revaccinatie voor deze groep zeer beperkt is. Wel realiseert de raad zich dat er in individuele gevallen maatwerk nodig is. Ik onderzoek samen met het RIVM op welke manier we de uitvoering hiervan voor uitzonderlijke gevallen kunnen realiseren. De Gezondheidsraad heeft overigens geen uitspraken gedaan over het inzetten van herhaalvaccinaties om kwetsbare huisgenoten beter te kunnen beschermen.
Bent u eens dat de tweet van het Ministerie VWS richting jongeren haaks staat op het advies van de Gezondheidsraad dat een booster voor jongeren geen toegevoegde waarde heeft? Kunt u aangeven waarom deze booster dan toch wordt aangeboden?
De raad concludeert in het advies van 4 februari jl. dat er geen medisch-wetenschappelijke reden is om boostervaccinatie aan te bieden aan alle 12- tot en met 17-jarigen3. Wel adviseert de raad om individueel maatwerk mogelijk te maken voor adolescenten met een ernstige afweerstoornis en adolescenten die een booster willen om kwetsbare familieleden te beschermen. Conform het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van deze groep heb ik bij het beschikbaar stellen van de booster ruimte gegeven voor een eigen afweging van jongeren (en hun ouders) ten aanzien van het beschermen van kwetsbare gezinsleden. Bij de herhaalprik tegen COVID-19 heeft de Gezondheidsraad hier geen uitspraken over gedaan.
Kunt u aangeven waarom niet alle mensen die de griepprik krijgen op dit moment niet aanmerking komen voor de extra booster, terwijl daaraan wel behoefte is?
Op 18 februari jl. adviseerde de Gezondheidsraad mensen van 70 jaar en ouder, bewoners van verpleeghuizen, volwassenen met het Syndroom van Down en volwassenen met een ernstige immuunstoornis een tweede boostvaccinatie (ook wel herhaalprik of revaccinatie) aan te bieden4. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, heeft de Gezondheidsraad op 25 maart jl. ook geadviseerd om 60- tot en met 69-jarigen toe te voegen aan deze groep.
De Gezondheidsraad adviseert geen herhaalprik voor mensen onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep. De raad benoemt in het advies dat de te voorkomen ernstige ziekte door revaccinatie voor deze groep zeer beperkt is. De nu dominante omikronvariant is een mildere variant van het SARS-CoV-2-virus. Hierdoor is er in de lagere leeftijdsgroepen, ondanks een groot aantal besmettingen met de omikronvariant, een veel kleinere kans op ziekenhuisopname door COVID-19. De raad concludeert daarom dat er in de huidige situatie geen medisch-wetenschappelijke redenen zijn om een tweede revaccinatie aan te bieden aan mensen van onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep. Revaccinatie zou volgens de Gezondheidsraad zou bij deze groep een zeer beperkt aantal ziekenhuisopnames voorkomen bij de inmiddels afgenomen ziektelast.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en uiterlijk voor 19 april 2022?
Ja.
Het bericht dat Rijkswaterstaat niet weet waar zijn metaalafval met giftige stoffen zoals Chroom-6 blijft |
|
Agnes Mulder (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Giftig staal Rijkswaterstaat ging stiekem naar de ovens van Tata»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering uit het onderzoek van het Financieele Dagblad dat het vermengen van vervuild en schoon schroot aan de orde van de dag is en dat de meldplicht hiervoor – die werkgevers in staat moet stellen om risico’s te beoordelen en maatregelen te nemen – slecht wordt nageleefd?
Bedrijven moeten ter bescherming van hun personeel voldoen aan strenge arboregels met betrekking tot handelingen die kunnen leiden tot blootstelling van het personeel aan chroom-6. Hier wordt ook toezicht op gehouden door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Verwerkers hebben dus reden om goed op te letten of ze chroom-6-houdend schroot innemen. Bovendien stellen bedrijven waar sloopwerkzaamheden plaatsvinden waarbij chroom-6-houdend schroot vrij kan komen vaak contractuele eisen aan de aannemer ten aanzien van het garanderen en aantonen van veilige verwerking van het schroot.
De erkend verwerker zal het metaalschroot vaak verkleinen. Daarna gaat het schroot voor recycling naar smelters, bijvoorbeeld een staalbedrijf. Bij de fysisch-chemische omstandigheden die heersen bij het recyclen van staal in een smelter wordt het chroom-6 omgezet in niet-kankerverwekkende vormen van chroom, die grotendeels in de metaallegering worden opgenomen. Recyclen van staal met chroom-6-houdende verf leidt dus niet tot nieuw staal met chroom-6. Voor het transport naar smelters kan chroom-6-houdend schroot gemengd worden met schroot zonder chroom-6, in een verhouding die de smelter die het schroot afneemt kan en mag accepteren.
Wat vindt u ervan dat zowel landelijke als regionale toezichthouders amper zicht hebben op de vermenging van vervuild en schoon schroot en dat de pakkans van het vermengen van vervuild en schoon schroot nihil is?
Het is voor de veiligheid van met name het personeel van schrootverwerkers van groot belang dat deze bedrijven zicht hebben op de aanwezigheid van chroom-6 in partijen ingenomen schroot. Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om te letten op verflagen en bij onduidelijkheid het zekere voor het onzekere te nemen omwille van de gezondheid van zijn werknemers. Omgevingsdiensten zijn verantwoordelijk voor het toezicht, maar kunnen niet alle partijen chroom-6 houdend metaalschroot volgen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, werken bedrijven die dergelijk schroot innemen om het te verkleinen (snijden, knippen; daar in hun vergunning toestemming voor hebben) waarbij blootstelling aan chroom-6 een reëel risico is, met stringente veiligheidsmaatregelen en worden zij hierop ook gecontroleerd.
Informatie over aanwezigheid van chroom-6 is ook belangrijk in de fase van transport naar smelters, zodat de smelter en diens bevoegd gezag kunnen beoordelen of het innemen van het schroot verantwoord is en of extra eisen aan het verwerkingsproces gesteld moeten worden. Uiteraard is transparantie over de samenstelling van metaalschroot ook van belang bij export. Export van schroot met chroom-6 moet onder de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) altijd bij de autoriteiten aangevraagd worden. In Nederland dient deze «kennisgeving» gedaan te worden bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Schroot met chroom-6 is kennisgevingsplichtig ongeacht het gewichtspercentage.
In de praktijk is het voor het bevoegde gezag vaak lastig te beoordelen of er sprake is van aanwezigheid van chroom-6-houdend schroot. Zeker bij export gaat het namelijk vaak om (scheeps-)ladingen van honderden tot duizenden tonnen metaal. Het metaal met chroom-6 kan sterk verkleind zijn, wat de herkenbaarheid vermindert. De ILT is bezig een plan van aanpak op te stellen voor deze problematiek.
Bij schroot dat werd geleverd aan Tata Steel in IJmuiden is de aanwezigheid van stukken schroot van de Lekbrug uiteindelijk wel opgemerkt, volgens de berichtgeving in Het Financieele Dagblad, waarna de betreffende partij schroot naar de afzender is geretourneerd.
Klopt het dat het volgen van chroomschroot lastig is omdat het meestal niet wordt bestempeld als gevaarlijk, omdat de hoeveelheid giftige stof vaak onder de grenswaarde van 0,1% van de totale massa blijft?
Voor het aanmerken van een afvalstof als gevaarlijk afval of niet-gevaarlijk afval moet de systematiek worden gevolgd van de Beschikking 2000/532 van de Europese Commissie, in Nederland geïmplementeerd in de Regeling Europese afvalstoffenlijst. Volgens de Commissie moet staalschroot met chroom-6 verf als niet-gevaarlijk afval worden aangemerkt als het gehalte chroom-6 lager is dan 0,1% van de totale massa schroot. In de praktijk is bij grote objecten het gewicht van een verflaag zo klein ten opzichte van het metaalgewicht dat de classificatie altijd uitkomt op niet-gevaarlijk afval. De classificatie als niet-gevaarlijk afval laat onverlet dat schrootverwerkers scherp moeten zijn op aanwezigheid van chroom-6, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2.
In hoeverre brengt het systematisch ongezien hergebruik van vervuild schroot gezondheidsrisico’s met zich mee?
Gezondheidsrisico’s doen zich met name voor bij handelingen die verfdeeltjes uit een chroom-6-houdende verflaag losmaken, zoals schuren, stralen en snijbranden. Bij recycling van schroot wordt het gesmolten en wordt chroom-6 zoals gezegd omgezet in niet-kankerverwekkende vormen van chroom, die in de metaallegering worden opgenomen.
Hoeveel zaken van schrootvermenging door zogenoemde «erkende verwerkers» zijn er door de omgevingsdiensten en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in de afgelopen jaren aan het licht gebracht?
In hoeveel gevallen in de afgelopen jaren sprake is van schrootvermenging is mij niet bekend. Gezien het feit dat smelters schroot kunnen accepteren dat deels chroom-6-houdend is, is vermenging op zichzelf geen misstand die signalering behoeft. Van belang is dat de verwerker transparant is over de vermenging in het kader van transacties met afnemers.
Wat zijn de gevolgen voor recyclebedrijven wanneer zij betrapt worden op het vermengen van schoon en vervuild schroot? Kunt u in uw beantwoording specifiek ingaan op de casus van het staal uit de gesloopte Lekbrug en het recyclebedrijf dat het staal met Chroom-6 heeft vermengd met gewoon schroot?
Het mengen van schroot is in de fase van transport naar de smelter toegestaan als de smelter die het materiaal afneemt, aangeeft een dergelijk mengsel te kunnen en mogen accepteren. Hiervoor moet toestemming zijn van het bevoegd gezag. De casus van het staal uit de Lekbrug is aangehaald in het antwoord op vraag 3. Het bedrijf dat de betreffende partij schroot leverde, heeft deze volgens de berichtgeving moeten terugnemen.
Bij export van schroot waarin chroom-6-houdend schroot gemengd zit moet op grond van de Europese afvalregelgeving een aanvraag ingediend worden bij de ILT (kennisgeving). Als dit niet gebeurt, is sprake van illegale export. Als de ILT dit bij controles vaststelt, wordt in lijn met de landelijke handhavingsstrategie bestuursrechtelijk en eventueel strafrechtelijk opgetreden.
Deelt u de mening dat iedere erkende schrootverwerker vervuild schroot onder gecontroleerde omstandigheden moet verwijderen en er dus geen discrepantie moet bestaan tussen goedkopere en duurdere schrootverwerkers?
Ik onderschrijf dat schrootverwerking altijd veilig moet gebeuren en dat het niet acceptabel is dat schrootverwerkers tegen een laag tarief schroot kunnen innemen door te bezuinigen op de kosten die veiligheidsmaatregelen met zich meebrengen.
Volgens het vigerende derde Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) moet schroot in principe gerecycled worden. Verwijdering betekent in de terminologie van het afvalbeheer verbranden (wat met metaalschroot niet mogelijk is) of op een stortplaats brengen. Slechts in specifieke gevallen waarin recycling niet op milieuhygiënische wijze mogelijk is, mag metaalschroot naar een stortplaats. Voor chroom-6-houdend schroot is veilige recycling mogelijk, zoals hierboven aangegeven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle erkende schrootverwerkers zo snel mogelijk aan dezelfde standaarden voldoen en er meer toezicht en handhaving komt op de verwerking van metaalafval met giftige stoffen en schrootvermenging door de omgevingsdiensten en de ILT?
Rijkswaterstaat legt contractueel vast dat de opdrachtnemer chroom-6-houdend afval aantoonbaar aan een erkend verwerker moet leveren. Zo’n verwerker hanteert de juiste arbobeschermingsmaatregelen, is bekend met en gebonden aan wet- en regelgeving omtrent de verwerking en wordt daarop gecontroleerd door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Om de markt hiervoor handvatten te bieden, is door ProRail, Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf het Beheersregime chroom-6 ontwikkeld2. Dit beschrijft de toe te passen arbeidshygiëne bij het werken met chroom-6-houdende verven en coatings. Voor de gangbare werkzaamheden is vastgelegd welke preventieve beheersmaatregelen moeten worden genomen. Het document is beschikbaar op het Arboportaal en wordt breed binnen de sector Rijk toegepast, zowel vanuit de rol van werkgever als van opdrachtgever. Naar verwachting wordt een nieuwe versie van het Beheersregime, met daarin de laatste inzichten, nog dit voorjaar gepubliceerd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (vanuit diens verantwoordelijkheid voor de sector Rijk) zal uw Kamer hierover informeren.
Zoals hierboven aangegeven is voor de eindverwerking van schroot in smelters mengen toegestaan als de smelter het betreffende mengsel kan en mag accepteren.
Heeft Rijkswaterstaat inmiddels de samenwerking met de Jansen Recycling Group verbroken?
Rijkswaterstaat heeft geen directe samenwerking met Jansen Recycling Group. Jansen Recycling Group is een door het bevoegd gezag erkend verwerker.
Deelt u de mening dat tot het moment dat alle erkende schrootverwerkers vervuild schroot onder gecontroleerde omstandigheden verwijderen, Rijkswaterstaat, vanwege zijn zorgplicht als overheidsinstelling, afgedankt materiaal met giftige stoffen moet laten verwerken door een recyclebedrijf dat aan de hoogste standaarden voldoet?
Zoals hierboven is aangegeven, is het beleid erop gericht dat metaalschroot wordt gerecycled. Rijkswaterstaat schrijft in contracten met zijn opdrachtnemers voor dat:3
Door deze eisen kan Rijkswaterstaat controleren dat het staal waarin chroom-6 aanwezig is, terechtkomt bij een erkend verwerker die hiervoor de juiste vergunningen en expertise heeft.
Meldingen dat kleine kinderen bijna zijn gestikt in papieren rietjes |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht ««Milieubewuste» rietjes zijn levensgevaarlijk voor jonge kinderen: meldingen verstikking»?1
Dit bericht is gepubliceerd naar aanleiding van het persbericht van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA): «NVWA onderzoekt verstikkingsgevaar papieren rietjes». Het wijst mogelijk op een ernstig risico van een relatief nieuw product. Het is goed dat de NVWA een waarschuwing heeft afgegeven en hier nader onderzoek naar doet.
Krijgt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) deze meldingen ook vanuit gehandicapteninstellingen en verpleeghuizen, aangezien de indiener van deze schriftelijke vragen een soortgelijke melding kreeg over papieren rietjes van iemand met een lichamelijke beperking?
Bij de IGJ zijn tot op heden geen meldingen van incidenten met papieren rietjes binnengekomen.
Zo niet, bent u bereid de IGJ te vragen hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en doet hiervoor onafhankelijk onderzoek op basis van de risico inschatting die zij maakt. Ik ga ervan uit dat wanneer de IGJ aanleiding ziet voor een onderzoek, zij dit zelf zal initiëren en zie op dit moment geen aanleiding om dit aan IGJ te verzoeken.
Vindt u het advies van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om goed op te letten voldoende?
Het is nog niet duidelijk wat de omvang van het probleem is, hoe vaak incidenten voorkomen en hoe ernstig de effecten zijn. Ik steun het initiatief van de NVWA om dit nader te onderzoeken en zal in het oog houden of de toezichthouder signalen krijgt dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Zijn er meer meldingen binnengekomen bij de NVWA, nadat zij een oproep hiertoe deden?
Na de oproep van de NVWA zijn er zo’n 1.300 meldingen binnengekomen, variërend van onvrede over de rietjes tot aan mogelijke incidenten van bijna verstikkingen. De NVWA analyseert op dit moment de meldingen om de omvang en de ernst goed te kunnen vaststellen. Op basis daarvan zullen vervolgacties worden bepaald.
Weegt de milieuwinst op tegen het risico dat kleine kinderen, gehandicapten en hoogbejaarden lopen op verstikking door de papieren rietjes? Zo ja, hoe dan?
Plastic rietjes voor eenmalig gebruik zijn sinds 3 juli 2021 verboden op basis van de EU-Richtlijn 2019/904 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (Europese Single-use plastics richtlijn), omdat ze in de top 10 van meest gevonden wegwerpplastics op Europese stranden voorkwamen. De milieu-impact van deze wegwerpplastics is groot, waardoor met alle lidstaten passende maatregelen per productcategorie zijn afgesproken.
Er zijn genoeg alternatieven voor plastic rietjes voorhanden. Naast papieren rietjes, zijn er ook rietjes van andere materialen te verkrijgen, bijvoorbeeld herbruikbare rietjes van siliconen of bamboe. Bovendien is een rietje niet altijd nodig. Er kan ook gedronken worden uit een drinkfles, tuitbeker of een kinderdrinkbeker waarbij het rietje onderdeel is van het product. In deze context vind ik het verbod op plastic rietjes voor eenmalig gebruik een goede keuze. Bovendien is er reeds een uitzondering op het verbod van plastic rietjes voor medisch gebruik, speciaal bedoeld voor ouderen (en hun verzorgers) en kwetsbare groepen. Via drogisterijen en apotheken mogen de plastic rietjes aan deze doelgroepen worden verstrekt.
Natuurlijk zijn ongelukken met kleine kinderen of kwetsbare groepen niet acceptabel. Alternatieven die de plastic rietjes vervangen, moeten aan Europese en nationale productvereisten voor veilig gebruik voldoen. De daarvoor verantwoordelijke instantie (NVWA) houdt hierop toezicht.
Als er onverhoopt toch incidenten zijn, moeten de daarvoor verantwoordelijke instanties dit oppakken. Blijkens het bericht waar de vragen naar verwijzen, gebeurt dit ook.
Zo nee, bent u bereid de invoering van de papieren rietjes terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
De wetgeving schrijft niet het invoeren van papieren rietjes voor, maar verbiedt het op de markt brengen van plastic rietjes voor eenmalig gebruik. Ik zie het terugdraaien van dit verbod niet als een mogelijkheid, zie ook antwoord 6.
Het nieuwe onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van landbouwgif |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er in het coalitieakkoord is afgesproken dat er opnieuw onderzoek gedaan zal worden naar de gezondheidsrisico’s van landbouwgif voor boeren en omwonenden?
Kunt u meer informatie geven over de onderzoeksvragen, de opzet en de duur van dit nieuwe onderzoek?
Kunt u bevestigen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in diens gezondheidsverkenning van 2018 reeds concludeerde dat luchtwegaandoeningen, de ziekte van Parkinson, oogirritaties en leukemie vaker voorkomen bij omwonenden van landbouwpercelen?1
Kunt u bevestigen dat het RIVM in een aanvullend blootstellingsonderzoek in 2019 concludeerde dat landbouwgif aangetroffen wordt in de huizen en in de urine van omwonenden, tot aan de luiers van hun baby’s?2
Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad in 2020 op basis van deze reeds uitgevoerde onderzoeken heeft geadviseerd dat de overheid het voorzorgsprincipe moet toepassen en maatregelen voor de reductie van het gebruik van landbouwgif moet intensiveren, alsmede moet zorgen voor strengere toelatingsprocedures voor landbouwgif?3 Welk gevolg gaat u geven aan dit advies?
Deelt u de conclusie van onder andere de Gezondheidsraad dat blootstelling aan landbouwgif een risico voor de gezondheid vormt?
Deelt u het inzicht dat nieuw epidemiologisch onderzoek, waartoe ook de Gezondheidsraad adviseert, zeer waardevol kan zijn, maar dat dit geen voorwendsel mag zijn om maatregelen voor de reductie van landbouwgif uit te stellen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit niet gebeurt?
Bent u ermee bekend dat er nieuw grootschalig onderzoek gedaan wordt naar het effect van blootstelling aan landbouwgif op de meest voorkomende hartritmestoornis boezemfibrilleren, waar in Nederland 363.000 mensen mee gediagnosticeerd zijn?4 5
Bent u voornemens om voor het nieuwe gezondheidsonderzoek ook opdracht te geven om naar de epidemiologie van boezemfibrilleren in relatie tot landbouwpercelen te kijken?
Bent u voornemens om voor het nieuwe gezondheidsonderzoek ook opdracht te geven om naar de epidemiologie van de ziekte van Parkinson in relatie tot landbouwpercelen te kijken?
Wanneer en op welke manier gaat u uitvoering geven aan de motie Vestering6 die vraagt om het stellen van kwantitatieve tussendoelen voor de uitfasering van het gebruik van pesticiden, aangevuld met een plan om boeren te helpen bij de benodigde omschakeling?
Papieren rietjes |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over papieren rietjes van 11 april jl.?1
Bent u bekend met het bericht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 21 april jl., «Let op bij papieren rietjes»?2
Bent u bekend met uw antwoord op vraag 4, waarin u stelde dat de omvang van het probleem nog onduidelijk was en onduidelijk was hoe vaak incidenten voorkomen?
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de NWVA van 21 april jl. bij het gebruik van papieren rietjes door mensen met een beperking en jonge kinderen?
Het zijn toch juist mensen met een beperking en jonge kinderen die drinkpakjes met papieren rietjes consumeren?
Hoeveel drinkpakjes met een rietje voor eenmalig gebruik worden er jaarlijks in ons land geconsumeerd?
Wat is uw reactie op de omvang van 400 meldingen waarbij een kind een stuk van zo’n rietje in de keel kreeg? Schrikt u hier niet net zo erg van als wij?
Wat is uw reactie op de 10 tot 15 procent van deze 400 gevallen waarbij het nodig was om op de rug te kloppen of het stuk rietje met de hand weg te halen?
Bent u nog steeds niet bereid (antwoord op vraag3 het verbod op het op de markt brengen van plastic rietjes voor eenmalig gebruik terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Wie is verantwoordelijk indien iemand in een losgelaten stuk van zo’n papieren rietje stikt, terwijl het risico op stikken bekend is?
Het bericht ‘Duizenden cosmeticaproducten bevatten microplastics’ |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Duizenden cosmeticaproducten bevatten microplastics»1 en het rapport «Plastic: The Hidden Beauty Ingredient»2?
Wat is uw reactie op het feit dat uit het rapport blijkt dat 87% – bijna negen op de tien – van de producten van de tien meest verkochte cosmeticamerken microplastics blijken te bevatten?
Bent u ervan op de hoogte dat microplastics recent voor het eerst zijn aangetroffen in menselijk bloed3 en in de longen van levende mensen4?
Bent u ervan op de hoogte dat microplastics een ontstekingsreactie kunnen veroorzaken, doordat ze kunnen worden opgenomen door (immuun)cellen, en dat microplastics bij de hersenen en vermoedelijk ook in de placenta terecht kunnen komen, maar dat de mogelijke effecten hiervan meer onderzoek vereisen?
Bent u bereid meer onderzoek te laten doen naar de schadelijkheid van microplastics voor de gezondheid? Zo ja, wanneer kunnen we hier de resultaten van verwachten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het bizar is dat aan de ene kant het milieu en onze gezondheid negatief beïnvloed worden door een overvloed aan microplastics, terwijl aan de andere kant producenten opzettelijk microplastics toevoegen aan hun cosmeticaproducten? Zo nee, waarom niet?
Bent u het met Jeroen Dagevos, programmadirecteur van de Plastic Soup Foundation, eens dat het toevoegen van microplastics aan cosmeticaproducten vooral een financiële keuze is van de producenten, aangezien al ruim 200 merken werken zonder microplastics? Zo nee, waarom niet?
Welke specifieke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat producenten stoppen met microplastics toe te voegen aan cosmeticaproducten?
Bent u ervan op de hoogte dat er nu een smalle definitie voor «microplastics» wordt opgesteld voor in het voorstel van de Europese Commissie om de bewuste toevoeging en productie van microplastics te beperken, waarmee het overgrote deel van alle microplastics (synthetische polymeren) wordt uitgesloten?
Hoeveel procent van alle microplastics die opzettelijk aan cosmeticaproducten worden toegevoegd, vallen onder de definitie zoals die nu wordt opgesteld? Wat is uw reactie hierop?
Bent u ervan op de hoogte dat de microplastics die nu worden uitgezonderd van de definitie, waaronder vloeibare en semi-vloeibare synthetische polymeren die onder andere worden toegevoegd aan cosmeticaproducten, slecht afbreekbaar en toxisch kunnen zijn, en dat wetenschappers zich daar zorgen over maken? Wat is uw reactie hierop?
Ziet u ook het mogelijke gevaar voor mens en milieu van de microplastics die worden uitgezonderd van de definitie? Zo nee, waarom niet?
Welke specifieke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat alle microplastics worden meegenomen in het voorstel van de Commissie om de bewuste toevoeging en productie van microplastics te beperken, aangezien u in uw brief als reactie op de Plastic Soup Foundation5 aangeeft dat u zich op basis van het definitieve voorstel zal uitspreken over het voorkomen van eventuele onnodige ontheffingen en lange overgangstermijnen?
Bent u bereid een voortrekkersrol te nemen binnen Europa op het gebied van microplastics? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u het belang van ambitieuze nationale regelgeving met betrekking tot microplastics? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in Nederland strengere eisen te stellen omtrent de onnodige ontheffingen en lange overgangstermijnen, als blijkt dat de definitie niet wordt uitgebreid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Bent u bereid te onderzoeken welke stappen Nederland zelf kan nemen om microplastics die bewust worden toegevoegd aan producten, zo snel en volledig mogelijk uit te faseren ten behoeve van het milieu en de menselijke gezondheid?
Geldende richtlijnen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan het begin van de coronacrisis en onderzoek naar Long COVID |
|
Pieter Omtzigt |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u zich de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-richtlijn van 24 maart 2020 herinneren, waarin wordt beschreven dat zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis alleen beschermingsmaterialen mochten gebruiken bij hoestende/niezende patiënten?1
Kunt u vertellen waarom het RIVM onderscheid maakt tussen bescherming in de ziekenhuiszorg en bescherming buiten de ziekenhuizen, zoals beschreven staat in deze richtlijn van maart 2020? Is hierbij volgens u voldoende rekening gehouden met de risico’s voor medewerkers in verpleeghuizen en thuiszorg?
Bent u bekend met de richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), uitgebracht op 21 maart 2020? Kunt u aangeven op basis waarvan en waarom het RIVM een strakke casusdefintie van hoesten en niezen hanteerde bij verdenking op COVID-19?2
Bent u ervan op de hoogte dat de RIVM-richtlijnen van 24 en 27 maart afwijken van de WHO-richtlijnen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom de RIVM-richtlijnen onbeschermd contact aanbevelen bij bijvoorbeeld kort contact, maar wel bij bewezen COVID-patiënten buiten de ziekenhuizen, terwijl de WHO-richtlijn al op 21 maart 2020 aanbeveelt om medische mondneusmaskers te dragen bij contact met voor COVID verdachte en/of bewezen COVID-19 patiënten?3
Kunt u zich het artikel van NOS en Nieuwsuur op vrijdag 11 februari jl. nog herinneren over bemoeienis van het ministerie met Outbreak Management Team (OMT)-adviezen?4
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de NOS geantwoord dat de RIVM-richtlijnen gebaseerd waren op medische adviezen en dat het ministerie «geen eigen toevoegingen» had gedaan, «noch wijzigingen aangebracht»?
Kunt u het precieze antwoord geven dat aan Nieuwsuur gegeven is? Staat u nog steeds achter dat antwoord of wenst u dat antwoord te nuanceren en wilt u deze Kamervraag aangrijpen om dat te doen?
Is deze notitie die door hoogleraren geschreven is, waarin de volgende voorstellen stonden, ingebracht bij het OMT van 14 april:
Klopt het dat de hoogleraren prof. dr. Buurman, prof. dr. Hertogh, prof. dr. Schols en prof. dr. Achterberg deze aanbevelingen inbrachten in het OMT van 14 april en daarmee zeer duidelijk stelling namen?
Hoeveel mensen zijn naar uw schatting tussen 1 maart en 14 april 2020 overleden in verpleeghuizen aan corona?
Heeft het ministerie vervolgens daarop voorgesteld deze zin aan het OMT-advies toe te voegen: «het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de aanhoudende schaarste aan BPM ook niet gewenst»?6
Deelt u de mening dat het advies van de hoogleraren ouderengeneeskunde en de wens van het ministerie mijlenver van elkaar verschillen? Hoe beoordeelt u deze suggestie?
Kunt u vertellen wanneer het ministerie op de hoogte is gesteld van het zorgprobleem «Long COVID» of het «post-COVID-syndroom» en aanvullend vanaf welk moment bekend was dat dit zeker ook zorgmedewerkers betrof?
Vanaf welk moment was u op de hoogte dat Long COVID een structureel en langdurige ziektelast kan opleveren zonder uitzicht op herstel? Wat is er vanaf toen gedaan om deze zorgmedewerkers te ondersteunen?
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het debat op 11 april jl. een motie van het lid Omtzigt over structureel meer (biomedisch) onderzoek naar Long COVID ontraadde, en u aangaf dat er al heel veel onderzoek plaatsvindt op dit terrein? Kunt u heel precies aangeven welke publiek gefinancierde onderzoeken in Nederland lopen naar Long COVID en dit uitsplitsen in type onderzoek (oriënterend, revalidatie, psychologisch, biomedisch, trials met geneesmiddelen)?
Bent u van mening dat voldoende onderzoek in Nederland wordt gedaan naar het biomedisch aspect van Long COVID, in lijn met het advies van de Gezondheidsraad op 14 februari 2022?
Deelt u de mening dat vanwege de geldende richtlijnen van het RIVM aan het begin van de coronacrisis en de instemming hiermee door de Inspectie SZW (nu de Arbeidsinspectie), de overheid nu verantwoordelijkheid zou moeten nemen om passende tegemoetkoming te regelen voor deze groep zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoeveel aanvragen er door werkgevers zijn gedaan, voor de tijdelijke subsidieregeling die vanaf juni 2022 beschikbaar is, om zorgmedewerkers die met Long COVID te maken hebben minimaal zes maanden en maximaal een jaar langer in dienst te kunnen houden?
Kunt u aangeven op basis van welk evidence u denkt dat herstel en re-integratie na twee jaar nog mogelijk is?
Wat gaat u doen voor de groep zorgmedewerkers die in het begin van de coronacrisis, vaak onvoldoende beschermd, in de frontlinie hebben gewerkt en nu ontslagen zijn of ontslag is aangezegd?
Kunt u toelichten hoe het staat met de beschikbaarheid van een Long COVID-fonds voor zorgmedewerkers? Voor wie en onder welke voorwaarden zullen middelen uit dit fonds beschikbaar zijn en wanneer? Hoeveel aanvragen zijn hiervoor binnen?
Herinnert u zich dat u in het Kamerdebat van 7 april heeft toegezegd op twee vragen nog terug te komen en daar een precies antwoord op te geven?
Kunt u aangeven of er in de afgelopen twee jaar in relatie tot de coronacrisis op enig moment een kabinetsbesluit is geweest om bepaalde Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoeken niet of later te honoreren? Kunt u aangeven of in de afgelopen twee jaar in relatie tot de coronacrisis is besloten om bepaalde informatie niet met de Kamer te delen? Kunt u deze vragen met redenen omkleed beantwoorden?
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De permanente goedkeuring van het Pfizer/BioNTech coronavaccin voor de medicijnmarkt |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Kuipers |
|
|
Hebt u het jaarlijks rapport van Pfizer BioNtech aangaande hun vaccin tegen het coronavirus gezien1 en bent u op de hoogte van de passage «Risk Factors» van het hoofdstuk «Key Information»?
Hebt u in deze passage gelezen dat Pfizer BioNTech aangeeft niet in staat te zijn dusdanige effectiviteit en veiligheid van het coronavaccin te kunnen aantonen dat het vaccin permanente goedkeuring kan krijgen voor de medicijnmarkt in zowel de VS, Europa als andere landen?
Realiseert u zich dat het Pfizer BioNTech coronavaccin daarmee slechts gebruikt mag worden als middel in een noodsituatie, waarvan op dit moment wereldwijd maar in ieder geval in Nederland, geen sprake meer is?
Kunt u bevestigen dat het gebruik van het Pfizer BioNTech coronavaccin op dit moment dus ongeoorloofd is? Zo ja, waarom wordt het op dit moment dan nog steeds gebruikt? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Onderschrijft u de conclusie dat het Pfizer BioNTech vaccin dus altijd een experimenteel vaccin was? Kunt u een beargumenteerde verklaring geven waarom dit niet het geval is?
Als het Pfizer BioNTech coronavaccin noch veilig, noch effectief genoeg is voor permanente goedkeuring op de medicijnmarkt, kan dan geconcludeerd worden dat iedereen die is gevaccineerd met dit vaccin een potentieel gezondheidsrisico heeft gelopen en/of nog steeds loopt? Zo ja, kunt u aangeven welke risico’s gevaccineerden hierdoor precies lopen en in welke percentages?
Als het Pfizer BioNTech coronavaccin noch veilig, noch effectief genoeg is voor permanente goedkeuring op de medicijnmarkt, kan dan geconcludeerd worden dat de bevolking onvolledig is voorgelicht over de experimentele status van het vaccin, de veiligheid en de effectiviteit en daarmee dus slachtoffer is geworden van medische misleiding? Zo nee, kunt u een uitgebreide toelichting geven waarom dit niet het geval is?
Gaat u de Nederlandse bevolking informeren over de bevindingen van Pfizer BioNTech? Zo nee, waarom niet?
Wordt het gebruik van het Pfizer Biotech coronavaccin na de bevindingen uit dit rapport gestaakt? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Mocht in de toekomst blijken dat het Pfizer BioNTech coronavaccin heeft geleid tot gezondheidsschade bij mensen, omdat het niet veilig en/of effectief genoeg was, worden deze mensen voor deze schade dan gecompenseerd? Zo ja, hoe en door wie? Zo nee, waarom niet? Kunt een uitgebreide toelichting geven?
Welke betekenis komt in het verband van uw antwoord op vraag 12, «Op basis van de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van werknemers. De werkgever moet de risico’s op de werkvloer inventariseren, evalueren en op basis daarvan passende maatregelen nemen. Professionele richtlijnen door beroepsgroepen en de uitgangspunten van het RIVM geven aan wat de uitgangspunten zijn voor het professioneel gebruik van PBM in verschillende situaties. De aard van richtlijnen is niet om een verplichting op te leggen.», toe aan artikel 7:658 BW als het gaat om het verschaffen van mondneusmaskers en overige persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) door werkgevers aan medewerkers in verpleeghuizen en de thuiszorg, temeer als zij vermoedden dat zij met coronapatiënten te maken hadden?1
Hoe verhouden de opvolgende versies van de richtlijnen voor het gebruik van PBM van het RIVM (met name die van 20 maart 2020, 15 april 2020, 23 april 2022, 1 mei 2022 en 29 mei 2022) zich tot de verplichting van werkgevers zoals neergelegd in artikel 7:658 BW? Wat betekent dat voor het toezicht voor de Inspectie SZW in de maanden maart, april en mei 2020?
Is, in het licht van uw antwoord op vraag 12, «De verdeling van die middelen heeft plaatsgevonden op basis van besmettingsrisico’s in specifieke behandelsituaties, op basis van professionele richtlijnen en op basis van de destijds beschikbare inzichten in virusoverdracht.», hierbij (achteraf gezien) voldoende rekening gehouden met medewerkers in verpleeghuizen en de thuiszorg? Heeft de Nederlandse overheid (achteraf gezien) zijn uiterste best gedaan om te zorgen dat er, ook in tijden van wereldwijde extreme schaarste, PBM beschikbaar waren in Nederland voor medewerkers in verpleeghuizen en de thuiszorg? Hoe beoordeelt u in dat verband dat in Duitsland via een speciaal gezant al sinds begin maart 2020 centraal mondneusmaskers zijn ingekocht?
Had het nieuwe verdeelmodel, dat op 13 april 2020 in Nederland van kracht werd, niet eerder gemoeten, temeer nu in antwoord op vraag 15 wordt aangegeven dat schaarste geen criterium was bij het opstellen van de uitgangspunten voor het gebruik van neusmondmaskers en overige PBM?
Als werkgevers aan medewerkers in verpleeghuizen en de thuiszorg, op basis van artikel 7:658 BW, ook in de maanden maart, april en mei 2020, neusmondmaskers en overige PBM hadden moeten verstrekken, hoe wordt in dat verband dan de aansprakelijkheid van de overheid beoordeeld in het kader van het beleid rond het beschikbaar stellen van medische neusmondmaskers en overige PBM?
Herinnert u zich vraag 19 in de vorige vragenset: «Heeft de regering (juridisch) advies gekregen over mogelijke aansprakelijkheid door het centraliseren van de persoonlijke beschermingsmiddelen en de daaraan verwante vraagstukken? Zo ja, wanneer en van wie en kunt u dat aan de Kamer doen toekomen?»?
Wilt u de vorige vraag heel precies beantwoorden, namelijk of er (juridisch) advies is over mogelijke aansprakelijkheid door het centraliseren van de persoonlijke beschermingsmiddelen en de daar aan verwante vraagstukken?
Kunt u dat advies of die adviezen aan de Kamer doen toekomen? . Kunt u het intern juridisch advies dat is gegeven, over de kaders waarbinnen centraal inkopen mogelijk zou zijn, aan de Kamer doen toekomen?
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Ondanks het feit dat deze procedure (waaronder testen door RIVM en aanvullende RIVM-richtlijnen voor een aangepast gebruik van deze middelen) niet geheel conform de wettelijke vereisten is, heeft de Staatssecretaris van SZW, gelet op de uitzonderlijke situatie, ermee ingestemd dat deze handelwijze wordt gevolgd en dat de Inspectie SZW tijdelijk de door het RIVM gehanteerde normen en instructies voor gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als uitgangspunt hanteert bij de invulling van haar toezichtstaken.»?2
Kunt u het formele besluit waarmee de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hiermee ingestemd heeft, aan de Kamer doen toekomen?
Van wanneer tot wanneer was dat besluit van kracht?
Wat was de wettelijke grondslag voor dat besluit?
Op welke wijze en op welke datum is dat besluit gepubliceerd en publiek kenbaar gemaakt?
Heeft de regering ooit druk uitgeoefend op de V&V sector (of vertegenwoordigers van de V&V sector) om akkoord te gaan met richtlijnen, die feitelijk het zorgpersoneel en de patiënten veel te weinig bescherming boden?
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen twee weken beantwoorden (mede omdat ze eerdere onbeantwoorde vragen bevatten, die meer dan zes weken onbeantwoord bleven)?
Het bericht ‘GGD wil binnen een paar weken duidelijkheid over toekomst test- en prikstraten’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «GGD wil binnen een paar weken duidelijkheid over toekomst test- en prikstraten»?1
Wanneer kan de Kamer de door de GGD uit te werken capaciteitsopties die samenhangen met de verschillende epidemiologische scenario’s, zoals uitgewerkt door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), verwachten?
Op welke manier wordt de inzet van zelftesten meegenomen in de capaciteitsopties?
Deelt u de mening dat sequentiëring van grote waarde is bij het zicht houden op ontwikkeling en verspreiding van nieuwe varianten en dat sequentiëring nadrukkelijk meegenomen moet worden in het toekomstig test- en traceerbeleid? Zo nee, waarom niet?
Is de Aanpak Najaar die in september 2021 ontwikkeld is, ook toegerust op het najaar 2022, mocht het coronavirus een opleving doormaken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid een herijkte Aanpak Najaar 2022 op te zetten?
Welke voorbereidingen worden nu getroffen om direct inzetbare capaciteit (testen, vaccineren en personeel) te creëren voor dit najaar? Wat verwacht u daarbij van de GGD? Wat verwacht u daarbij van andere nulde- en eerstelijnszorgverleners? Kunt u een overzicht geven van de betrokken instanties?
Het artikel ‘Website voor registreren coronazelftest van de baan’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Website voor registreren coronazelftest van de baan»?1
Klopt het dat u op dit moment niet voornemens bent een meldportaal zelftesten te openen maar eventueel wel op de lange termijn? Wat is de reden dat u dat niet nu doet?
Bent u na het 110e Outbreak Management Team (OMT)-advies gestart met de benodigde stappen tot aanpassingen in de registratiesystemen om het melden van positieve zelftesten mogelijk te maken? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke stappen zijn tot op heden gezet?
Met welke afwegingen heeft u het advies van het OMT, namelijk om een portaal op te zetten als voorwaarde voor het afschaffen van de GGD-test, naast u neergelegd?
Deelt u de mening dat gezien de onzekerheid rondom nieuwe varianten en het mogelijk opleven van het virus in het najaar als gevolg van het seizoenseffect, het belangrijk is dat we zoveel mogelijk doen om zicht te houden op de verspreiding van het virus? Zo ja, op welke manieren geeft u daaraan invulling?
Deelt u de mening dat het opzetten van een meldportaal zelftesten voor positieve uitslagen, naast onder andere de rioolwatersurveillance en NIVEL-peilstations, kan helpen bij het zicht houden op de verspreiding van het virus, zeker nu een positieve zelftest niet meer bevestigd hoeft te worden met PCR-test bij de GGD?
Kunt u aangeven welke belemmering er is om een positieve uitslag anoniem door te geven via een portaal zoals men ook anoniem een melding doet van een positieve uitslag via de Coronamelder?
Bent u bereid te kijken naar wat de resultaten en ervaringen zijn in andere Europese landen, zoals Ierland, waar wel gebruik wordt gemaakt van een meldportaal zelftesten? Bent u bereid om op grond van de resultaten daarvan, alsnog een meldportaal zelftesten op te zetten? Kunt u de Kamer hierover spoedig informeren?
Het voldoen aan inreisregels van andere landen rondom corona |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met inreisregels van landen, alsmede met de eisen voor het bezoek van bijvoorbeeld horeca in het land zelf, waar andere eisen gelden dan het Nederlandse coronatoegangsbewijs (ctb)?
Wat kunnen Nederlanders doen in het geval dat een doorgemaakte infectie in Nederland niet geldig is als bewijs om in te reizen en men geen booster kan halen omdat men niet binnen drie maanden na doorgemaakte infectie geboost mag worden?
Wat kunnen Nederlanders doen als landen een doorgemaakte infectie niet erkennen in combinatie met twee prikken en minimaal drie vaccinaties vragen, aangezien in met in Nederland een ctb kan krijgen na een doorgemaakte infectie plus twee prikken (basisserie en booster)?
Welke opties hebben mensen gevaccineerd met AstraZeneca en/of Janssen als landen minimaal drie mRNA-vaccinaties eisen en andere type vaccins niet meer worden gezien als geldig vaccinatiebewijs?
Wat zijn momenteel de mogelijkheden voor Nederlanders om extra vaccinaties te krijgen in het kader van een reizigersvaccinatie? Indien die mogelijkheden er nog niet zijn, hoe kijkt u in de lange termijn aan tegen het zetten van vaccinaties omdat andere landen deze eisen?
Zijn er nog andere situaties waarbij Nederlanders bij het reizen naar het buitenland problemen kunnen ondervinden omdat de definities van «volledig gevaccineerd» of «booster» verschillen met Nederland?
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht dat Rijkswaterstaat niet weet waar zijn metaalafval met giftige stoffen zoals Chroom-6 blijft |
|
Agnes Mulder (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Giftig staal Rijkswaterstaat ging stiekem naar de ovens van Tata»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering uit het onderzoek van het Financieele Dagblad dat het vermengen van vervuild en schoon schroot aan de orde van de dag is en dat de meldplicht hiervoor – die werkgevers in staat moet stellen om risico’s te beoordelen en maatregelen te nemen – slecht wordt nageleefd?
Bedrijven moeten ter bescherming van hun personeel voldoen aan strenge arboregels met betrekking tot handelingen die kunnen leiden tot blootstelling van het personeel aan chroom-6. Hier wordt ook toezicht op gehouden door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Verwerkers hebben dus reden om goed op te letten of ze chroom-6-houdend schroot innemen. Bovendien stellen bedrijven waar sloopwerkzaamheden plaatsvinden waarbij chroom-6-houdend schroot vrij kan komen vaak contractuele eisen aan de aannemer ten aanzien van het garanderen en aantonen van veilige verwerking van het schroot.
De erkend verwerker zal het metaalschroot vaak verkleinen. Daarna gaat het schroot voor recycling naar smelters, bijvoorbeeld een staalbedrijf. Bij de fysisch-chemische omstandigheden die heersen bij het recyclen van staal in een smelter wordt het chroom-6 omgezet in niet-kankerverwekkende vormen van chroom, die grotendeels in de metaallegering worden opgenomen. Recyclen van staal met chroom-6-houdende verf leidt dus niet tot nieuw staal met chroom-6. Voor het transport naar smelters kan chroom-6-houdend schroot gemengd worden met schroot zonder chroom-6, in een verhouding die de smelter die het schroot afneemt kan en mag accepteren.
Wat vindt u ervan dat zowel landelijke als regionale toezichthouders amper zicht hebben op de vermenging van vervuild en schoon schroot en dat de pakkans van het vermengen van vervuild en schoon schroot nihil is?
Het is voor de veiligheid van met name het personeel van schrootverwerkers van groot belang dat deze bedrijven zicht hebben op de aanwezigheid van chroom-6 in partijen ingenomen schroot. Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om te letten op verflagen en bij onduidelijkheid het zekere voor het onzekere te nemen omwille van de gezondheid van zijn werknemers. Omgevingsdiensten zijn verantwoordelijk voor het toezicht, maar kunnen niet alle partijen chroom-6 houdend metaalschroot volgen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, werken bedrijven die dergelijk schroot innemen om het te verkleinen (snijden, knippen; daar in hun vergunning toestemming voor hebben) waarbij blootstelling aan chroom-6 een reëel risico is, met stringente veiligheidsmaatregelen en worden zij hierop ook gecontroleerd.
Informatie over aanwezigheid van chroom-6 is ook belangrijk in de fase van transport naar smelters, zodat de smelter en diens bevoegd gezag kunnen beoordelen of het innemen van het schroot verantwoord is en of extra eisen aan het verwerkingsproces gesteld moeten worden. Uiteraard is transparantie over de samenstelling van metaalschroot ook van belang bij export. Export van schroot met chroom-6 moet onder de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) altijd bij de autoriteiten aangevraagd worden. In Nederland dient deze «kennisgeving» gedaan te worden bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Schroot met chroom-6 is kennisgevingsplichtig ongeacht het gewichtspercentage.
In de praktijk is het voor het bevoegde gezag vaak lastig te beoordelen of er sprake is van aanwezigheid van chroom-6-houdend schroot. Zeker bij export gaat het namelijk vaak om (scheeps-)ladingen van honderden tot duizenden tonnen metaal. Het metaal met chroom-6 kan sterk verkleind zijn, wat de herkenbaarheid vermindert. De ILT is bezig een plan van aanpak op te stellen voor deze problematiek.
Bij schroot dat werd geleverd aan Tata Steel in IJmuiden is de aanwezigheid van stukken schroot van de Lekbrug uiteindelijk wel opgemerkt, volgens de berichtgeving in Het Financieele Dagblad, waarna de betreffende partij schroot naar de afzender is geretourneerd.
Klopt het dat het volgen van chroomschroot lastig is omdat het meestal niet wordt bestempeld als gevaarlijk, omdat de hoeveelheid giftige stof vaak onder de grenswaarde van 0,1% van de totale massa blijft?
Voor het aanmerken van een afvalstof als gevaarlijk afval of niet-gevaarlijk afval moet de systematiek worden gevolgd van de Beschikking 2000/532 van de Europese Commissie, in Nederland geïmplementeerd in de Regeling Europese afvalstoffenlijst. Volgens de Commissie moet staalschroot met chroom-6 verf als niet-gevaarlijk afval worden aangemerkt als het gehalte chroom-6 lager is dan 0,1% van de totale massa schroot. In de praktijk is bij grote objecten het gewicht van een verflaag zo klein ten opzichte van het metaalgewicht dat de classificatie altijd uitkomt op niet-gevaarlijk afval. De classificatie als niet-gevaarlijk afval laat onverlet dat schrootverwerkers scherp moeten zijn op aanwezigheid van chroom-6, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2.
In hoeverre brengt het systematisch ongezien hergebruik van vervuild schroot gezondheidsrisico’s met zich mee?
Gezondheidsrisico’s doen zich met name voor bij handelingen die verfdeeltjes uit een chroom-6-houdende verflaag losmaken, zoals schuren, stralen en snijbranden. Bij recycling van schroot wordt het gesmolten en wordt chroom-6 zoals gezegd omgezet in niet-kankerverwekkende vormen van chroom, die in de metaallegering worden opgenomen.
Hoeveel zaken van schrootvermenging door zogenoemde «erkende verwerkers» zijn er door de omgevingsdiensten en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in de afgelopen jaren aan het licht gebracht?
In hoeveel gevallen in de afgelopen jaren sprake is van schrootvermenging is mij niet bekend. Gezien het feit dat smelters schroot kunnen accepteren dat deels chroom-6-houdend is, is vermenging op zichzelf geen misstand die signalering behoeft. Van belang is dat de verwerker transparant is over de vermenging in het kader van transacties met afnemers.
Wat zijn de gevolgen voor recyclebedrijven wanneer zij betrapt worden op het vermengen van schoon en vervuild schroot? Kunt u in uw beantwoording specifiek ingaan op de casus van het staal uit de gesloopte Lekbrug en het recyclebedrijf dat het staal met Chroom-6 heeft vermengd met gewoon schroot?
Het mengen van schroot is in de fase van transport naar de smelter toegestaan als de smelter die het materiaal afneemt, aangeeft een dergelijk mengsel te kunnen en mogen accepteren. Hiervoor moet toestemming zijn van het bevoegd gezag. De casus van het staal uit de Lekbrug is aangehaald in het antwoord op vraag 3. Het bedrijf dat de betreffende partij schroot leverde, heeft deze volgens de berichtgeving moeten terugnemen.
Bij export van schroot waarin chroom-6-houdend schroot gemengd zit moet op grond van de Europese afvalregelgeving een aanvraag ingediend worden bij de ILT (kennisgeving). Als dit niet gebeurt, is sprake van illegale export. Als de ILT dit bij controles vaststelt, wordt in lijn met de landelijke handhavingsstrategie bestuursrechtelijk en eventueel strafrechtelijk opgetreden.
Deelt u de mening dat iedere erkende schrootverwerker vervuild schroot onder gecontroleerde omstandigheden moet verwijderen en er dus geen discrepantie moet bestaan tussen goedkopere en duurdere schrootverwerkers?
Ik onderschrijf dat schrootverwerking altijd veilig moet gebeuren en dat het niet acceptabel is dat schrootverwerkers tegen een laag tarief schroot kunnen innemen door te bezuinigen op de kosten die veiligheidsmaatregelen met zich meebrengen.
Volgens het vigerende derde Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) moet schroot in principe gerecycled worden. Verwijdering betekent in de terminologie van het afvalbeheer verbranden (wat met metaalschroot niet mogelijk is) of op een stortplaats brengen. Slechts in specifieke gevallen waarin recycling niet op milieuhygiënische wijze mogelijk is, mag metaalschroot naar een stortplaats. Voor chroom-6-houdend schroot is veilige recycling mogelijk, zoals hierboven aangegeven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle erkende schrootverwerkers zo snel mogelijk aan dezelfde standaarden voldoen en er meer toezicht en handhaving komt op de verwerking van metaalafval met giftige stoffen en schrootvermenging door de omgevingsdiensten en de ILT?
Rijkswaterstaat legt contractueel vast dat de opdrachtnemer chroom-6-houdend afval aantoonbaar aan een erkend verwerker moet leveren. Zo’n verwerker hanteert de juiste arbobeschermingsmaatregelen, is bekend met en gebonden aan wet- en regelgeving omtrent de verwerking en wordt daarop gecontroleerd door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Om de markt hiervoor handvatten te bieden, is door ProRail, Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf het Beheersregime chroom-6 ontwikkeld2. Dit beschrijft de toe te passen arbeidshygiëne bij het werken met chroom-6-houdende verven en coatings. Voor de gangbare werkzaamheden is vastgelegd welke preventieve beheersmaatregelen moeten worden genomen. Het document is beschikbaar op het Arboportaal en wordt breed binnen de sector Rijk toegepast, zowel vanuit de rol van werkgever als van opdrachtgever. Naar verwachting wordt een nieuwe versie van het Beheersregime, met daarin de laatste inzichten, nog dit voorjaar gepubliceerd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (vanuit diens verantwoordelijkheid voor de sector Rijk) zal uw Kamer hierover informeren.
Zoals hierboven aangegeven is voor de eindverwerking van schroot in smelters mengen toegestaan als de smelter het betreffende mengsel kan en mag accepteren.
Heeft Rijkswaterstaat inmiddels de samenwerking met de Jansen Recycling Group verbroken?
Rijkswaterstaat heeft geen directe samenwerking met Jansen Recycling Group. Jansen Recycling Group is een door het bevoegd gezag erkend verwerker.
Deelt u de mening dat tot het moment dat alle erkende schrootverwerkers vervuild schroot onder gecontroleerde omstandigheden verwijderen, Rijkswaterstaat, vanwege zijn zorgplicht als overheidsinstelling, afgedankt materiaal met giftige stoffen moet laten verwerken door een recyclebedrijf dat aan de hoogste standaarden voldoet?
Zoals hierboven is aangegeven, is het beleid erop gericht dat metaalschroot wordt gerecycled. Rijkswaterstaat schrijft in contracten met zijn opdrachtnemers voor dat:3
Door deze eisen kan Rijkswaterstaat controleren dat het staal waarin chroom-6 aanwezig is, terechtkomt bij een erkend verwerker die hiervoor de juiste vergunningen en expertise heeft.
Het bericht 'Extra coronaprik nu ook voor 60-plussers' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u het bericht «Extra coronaprik nu ook voor 60-plussers»?1
Ja.
Kent u de volgende tweet van het Ministerie van VWS d.d. 21 maart 2022: «Ben je in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar? Dan kun je als je wilt een boosterprik krijgen. Bijvoorbeeld om een kwetsbaar familielid te beschermen. Het is belangrijk dat je goed geïnformeerd je keuze maakt.»?
Ja.
Is u bekend dat veel huisgenoten van ernstig immuun-gecompromitteerden, zoals ouders van een inwonende zoon die een longtransplantatie heeft ondergaan, zichzelf in isolatie plaatsen omdat ze bang zijn hun kwetsbare dierbare te besmetten?
Ja.
Bent bereid te (laten) bekijken of het mogelijk is voor de huisgenoten van dergelijke ernstig immuun-gecompromitteerden ook een extra booster te halen?
De Gezondheidsraad benoemt in het advies van 25 maart jl. over revaccinatie van 60 tot en met 69-jarigen dat een extra vaccinatie voor mensen jonger dan 60 jaar op dit moment niet noodzakelijk is2. De raad concludeert dat de te voorkomen ernstige ziekte door revaccinatie voor deze groep zeer beperkt is. Wel realiseert de raad zich dat er in individuele gevallen maatwerk nodig is. Ik onderzoek samen met het RIVM op welke manier we de uitvoering hiervan voor uitzonderlijke gevallen kunnen realiseren. De Gezondheidsraad heeft overigens geen uitspraken gedaan over het inzetten van herhaalvaccinaties om kwetsbare huisgenoten beter te kunnen beschermen.
Bent u eens dat de tweet van het Ministerie VWS richting jongeren haaks staat op het advies van de Gezondheidsraad dat een booster voor jongeren geen toegevoegde waarde heeft? Kunt u aangeven waarom deze booster dan toch wordt aangeboden?
De raad concludeert in het advies van 4 februari jl. dat er geen medisch-wetenschappelijke reden is om boostervaccinatie aan te bieden aan alle 12- tot en met 17-jarigen3. Wel adviseert de raad om individueel maatwerk mogelijk te maken voor adolescenten met een ernstige afweerstoornis en adolescenten die een booster willen om kwetsbare familieleden te beschermen. Conform het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van deze groep heb ik bij het beschikbaar stellen van de booster ruimte gegeven voor een eigen afweging van jongeren (en hun ouders) ten aanzien van het beschermen van kwetsbare gezinsleden. Bij de herhaalprik tegen COVID-19 heeft de Gezondheidsraad hier geen uitspraken over gedaan.
Kunt u aangeven waarom niet alle mensen die de griepprik krijgen op dit moment niet aanmerking komen voor de extra booster, terwijl daaraan wel behoefte is?
Op 18 februari jl. adviseerde de Gezondheidsraad mensen van 70 jaar en ouder, bewoners van verpleeghuizen, volwassenen met het Syndroom van Down en volwassenen met een ernstige immuunstoornis een tweede boostvaccinatie (ook wel herhaalprik of revaccinatie) aan te bieden4. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, heeft de Gezondheidsraad op 25 maart jl. ook geadviseerd om 60- tot en met 69-jarigen toe te voegen aan deze groep.
De Gezondheidsraad adviseert geen herhaalprik voor mensen onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep. De raad benoemt in het advies dat de te voorkomen ernstige ziekte door revaccinatie voor deze groep zeer beperkt is. De nu dominante omikronvariant is een mildere variant van het SARS-CoV-2-virus. Hierdoor is er in de lagere leeftijdsgroepen, ondanks een groot aantal besmettingen met de omikronvariant, een veel kleinere kans op ziekenhuisopname door COVID-19. De raad concludeert daarom dat er in de huidige situatie geen medisch-wetenschappelijke redenen zijn om een tweede revaccinatie aan te bieden aan mensen van onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep. Revaccinatie zou volgens de Gezondheidsraad zou bij deze groep een zeer beperkt aantal ziekenhuisopnames voorkomen bij de inmiddels afgenomen ziektelast.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en uiterlijk voor 19 april 2022?
Ja.
Zorgmedewerkers met post-covid-syndroom die reeds zijn ontslagen of dreigen hun baan te verliezen |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wanneer start de regeling tijdelijke ondersteuning zorgwerknemers met post-covid-syndroom die u aankondigde in uw brief van 25 februari jongstleden?1
Ontvangt u, net als Kamerleden, ook signalen van zorgwerknemers die ontslagen zijn ondanks de aangekondigde regeling?
Hoe heeft u uw dringende beroep richting werkgevers gedaan om, vooruitlopend op de regeling, met zorgwerknemers met post-covid-syndroom in gesprek te blijven en niet tot ontslag over te gaan? Heeft u gesprekken gevoerd met brancheverenigingen om dit onder de aandacht te brengen? Hoe heeft u hierover actief gecommuniceerd?
Kan het UWV bij een ontslagaanvraag op grond van langdurige ziekte, indien geregistreerd is dat dit gaat om langdurige covid-klachten, de werkgever ook direct wijzen op deze aanstaande regeling? Of zou het mogelijk zijn om bij alle ontslagaanvragen op grond van langdurige ziekte in de zorgsector de werkgever hierop te wijzen?
Welke mogelijkheden hebben zorgwerknemers om met terugwerkende kracht, indien zij reeds ontslagen zijn, alsnog aanspraak te kunnen maken op de subsidieregeling via hun oude werkgevers? Bijvoorbeeld door opnieuw een arbeidsovereenkomst aan te gaan?
Kunt u nader ingaan op het juridische kader met betrekking tot zorgwerknemers met post-covid-syndroom en hun rechten via ontslagwetgeving wanneer de subsidie van start gaat?
Bent u blijvend in contact met vakbonden, te meer omdat de regeling nog niet van start is gegaan en zij meldingen kunnen ontvangen van zorgwerknemers waarbij ontslag dreigt?
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Het vaccinatiestatuslogo in het patiënten informatiesysteem ‘HiX’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het patiënten-informatiesysteem genaamd «HiX» dat door veel Nederlandse ziekenhuizen wordt gebruikt?
Klopt het dat gevaccineerde patiënten in HiX een vaccinatielogo hebben (gekregen)?1,2
Waar staat dit symbool voor? Met andere woorden, wanneer krijgt een patiënt dit vaccinatielogo?
Sinds wanneer is dit vaccinatielogo toegevoegd aan HiX? Wat was hiervoor de reden?
Worden behalve de COVID-vaccinaties ook andere vaccinaties van patiënten bijgehouden in HiX? Zo ja, welke vaccinaties zijn dit? Indien dit niet het geval is, waarom wordt uitsluitend de COVID-vaccinatiestatus van patiënten bijgehouden?
Welke medische protocollen maken gebruik van dit vaccinatielogo?
Wordt dit vaccinatielogo gebruikt voor het afgeven van een indicatiestelling?
Wordt dit vaccinatielogo gebruikt voor onderzoek naar vaccinatiebijwerkingen?
Kan (het ontbreken van) dit vaccinatielogo ertoe leiden dat patiënten geen behandeling krijgen?
Kan (het ontbreken van) dit vaccinatielogo ertoe leiden dat patiënten met voorrang behandeling krijgen?
Wie krijgt wanneer dit vaccinatielogo te zien, betreft dit alle zorgmedewerkers met toegang tot HiX? Hoeveel zorgmedewerkers zijn dit ongeveer? Of betreft dit alleen diegenen die een behandelrelatie met de desbetreffende patiënt hebben?
Het coronabeleid |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de luchtvaartmaatschappijen KLM, Transavia, TUI en Corendon hebben aangegeven per 23 maart niet langer het dragen van een mondkapje te verplichten, terwijl deze plicht wél blijft gehandhaafd en ook ten zeerste wordt aanbevolen door het Outbreak Management Team (OMT), het Aviation Health Safety Protocol (AHSP) van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC)?
Ja.
Gaat het kabinet KLM, Transavia, TUI en Corendon hierop niet alleen aanspreken maar ook een sanctie treffen wanneer zij zich hier niet aan willen houden? Is het kabinet zich er van bewust dat zij tevens een minderheidsbelang heeft als aandeelhouder in KLM (en Transavia) en door voorgenoemde aankondiging het beleid van deze luchtvaarmaatschappijen rechtstreeks indruisen tegen het beleid van de aandeelhouder (wetende de staat)?
Tijdens het weegmoment van 15 maart jl. heeft het kabinet besloten om de mondkapjesplicht in de luchtvaart te continueren en hiermee te blijven aansluiten bij de internationale lijn van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Vervolgens hebben de luchtvaartmaatschappijen KLM, Transavia, TUI en Corendon aangekondigd om de mondkapjesplicht per 23 maart niet meer te zullen handhaven en de passagiers het dragen van een mondkapje dringend te zullen aanbevelen in plaats van te verplichten. Naar aanleiding van deze brief hebben constructieve telefonische gesprekken plaatsgevonden met de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben inmiddels schriftelijk bevestigd dat zij in de klantcommunicatie en op de websites melding zullen blijven maken van de mondkapjesverplichting achter de security en aan boord van de vliegtuigen. Sanctionering is derhalve niet aan de orde, nu er met de luchtvaartmaatschappijen afspraken zijn gemaakt over het continueren van de verplichting.
Waarom zijn van de tien miljoen beschikbare zelftesten voor sociale minima tot op heden slechts 3,9 miljoen besteld door gemeenten? Deelt u de mening dat zelftesten eigenlijk een collectieve voorziening behoren te zijn in het kader van de publieke gezondheid en dat grotere groepen aanspraak moeten kunnen maken op gratis zelftesten en mondneusmaskers? Wanneer loopt de houdbaarheid van deze zelftesten (en mondneusmaskers) af?
Van een aantal gemeenten hebben wij begrepen dat, nu de maatregelen zijn opgeheven, de urgentie voor het gebruik van zelftesten bij de mensen sterk is afgenomen en daarmee de vraag naar zelftesten dus ook afneemt. Ook vergt het verstrekken van zelftesten aan sociale minima tijd bij gemeenten om dit te organiseren. Ik deel uw mening niet dat zelftesten een collectieve voorziening moeten zijn voor iedereen. Ik ben wel van mening dat voor diegenen voor wie het financieel niet of nauwelijks mogelijk is om zelftesten te kopen, het een publieke voorziening moet zijn. Om deze groep te bereiken zijn deze zelftesten voor gemeenten beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn er in een eerder stadium al zelftesten verstrekt via Voedselbanken Nederland, het Armoedefonds, het Rode Kruis, Stichting Valente, het Leger des Heils en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Ik ben momenteel aan het bezien hoe ik deze groep nog beter kan bereiken.
De houdbaarheidsdatum van de testen en de mondkapjes verschilt. De testen die in principe gereserveerd zijn voor de sociale minima zijn tot eind november 2023 houdbaar en de testen voor de wijkgerichte aanpak zijn houdbaar tot begin juni 2023. Wat betreft de mondkapjes is een deel houdbaar tot april, mei en juni 2022. Een ander deel is nog houdbaar tot april 2023.
Kunt u vertellen hoe het staat met de uitvoering van de motie Westerveld c.s. waarin wordt verzocht scenario’s uit te werken voor het kosteloos verstrekken van zelftesten en goede mondneusmakers?1
Uw Kamer heeft op 22 maart jl. de uitwerking van de motie Westerveld c.s. ontvangen als bijlage bij de verzamelbrief COVID-19.2
Waarom kiest u ervoor om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer te doen laten vervallen? Kunt u zich voorstellen dat kwetsbaren door het ontbreken van deze laagdrempelige plicht zich onveilig voelen in het openbaar vervoer? Waarom heeft u er niet voor gekozen om, in plaats van een advies, meer maatwerk toe te passen bijvoorbeeld door in iedere trein een mondkapjescoupé te verplichten?
We gaan nu het derde coronajaar in. Het kabinet heeft er in deze fase voor gekozen om de doelen van het coronabeleid te herzien. Zoals benoemd in mijn brief van 8 februari jl.3, gaat het kabinet voortaan sturen op twee gelijkwaardige en nevengeschikte doelen: sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit/vitaliteit én het toegankelijk houden van de gehele zorgketen voor iedereen. Het beschermen van de gezondheid van kwetsbaren in het bijzonder en van ons allemaal blijft daarbij de aandacht van het kabinet houden.
Omdat de omikronvariant van het coronavirus minder ziekmakend is en de verwachting is dat op korte termijn sprake blijft van een relatief beperkte toename van de ziekenhuis- en IC-opnames, heeft het kabinet besloten dat enkele resterende coronamaatregelen, zoals de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer, kunnen worden afgeschaft. Het kabinet vertrouwt erop dat met deze versoepelingen de toegankelijkheid van de zorg niet in het gedrang komt en dat de versoepelingen de maatschappelijke vitaliteit ten goede komen.
Omwille van het voeren van een eenduidig, handhaafbaar en praktisch uitvoerbaar beleid kiest het kabinet ervoor om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer te laten vervallen. Het kabinet heeft er niet voor gekozen om in delen van het openbaar vervoer en/of delen van voertuigen het mondkapje verplicht te houden. De huidige situatie laat het toe om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer los te laten. Het alsnog in stand houden van bepaalde verplichtingen met maatwerk leidt tot onduidelijkheid en levert praktische problemen op met handhaving en uitvoerbaarheid.
Ik kan mij wel voorstellen dat kwetsbaren zich minder veilig voelen in het openbaar vervoer nu de mondkapjesplicht daar is afgeschaft. Daarom wordt in de publiekscommunicatie ook ingezet op bewustwording: het is belangrijk dat het algemene publiek zich realiseert dat niet iedereen zich veilig voelt nu de maatregelen zijn afgeschaald, en dat het daarom belangrijk is dat iedereen elkaar de ruimte geeft om extra beschermende maatregelen te treffen. Daarnaast blijft het advies luiden om een mondkapje te dragen op drukke plekken, zoals in en rond het openbaar vervoer. Met het dragen van een mondkapje bescherm je jezelf en anderen.
Wanneer is het mogelijk voor overige kwetsbare risicogroepen (<70 jaar) om een tweede booster te halen?
De Gezondheidsraad heeft gewogen of het wenselijk en noodzakelijk is de doelgroepen die eerder werden aangewezen voor de herhaalprik verder uit te breiden. In het nieuwe advies van 25 maart jl. adviseert de Raad om de doelgroep uit te breiden naar mensen van 60 jaar en ouder. Dit advies heb ik overgenomen4 en voor deze mensen is het vanaf 26 maart jl. mogelijk een afspraak te maken voor de herhaalprik. De Gezondheidsraad adviseert geen herhaalprik voor mensen onder de 60 jaar. Deze groep is voorlopig nog goed beschermd tegen ernstige ziekte. Mensen vanaf 18 jaar met een ernstige afweerstoornis of met het syndroom van Down kunnen, zoals de Gezondheidsraad adviseert, ook een herhaalprik krijgen. Dit geldt ook voor bewoners van verpleeghuizen. Voor de meest kwetsbare personen jonger dan 60 jaar is er dus wel een herhaalprik voorzien. Daarbij geeft het advies van de Gezondheidsraad ruimte voor maatwerk voor specifieke gevallen. Op dit moment wordt er gekeken naar de mogelijkheden hier invulling aan te geven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ongevaccineerden er van op de hoogte zijn dat het Novavax-vaccin beschikbaar is? Hoeveel mensen laten zich alsnog hierdoor voor het eerst vaccineren, denkt u? Welke stimuleringsmaatregelen zijn bewezen effectief?
De beschikbaarheid van het Novavax-vaccin is bekend gemaakt door middel van publiekscommunicatie, waaronder een persbericht vanuit het Ministerie van VWS en berichtgeving vanuit het RIVM en de GGD. Ook via sociale media is het door deze drie organisaties onder de aandacht gebracht. Daarbij is er een informatiepagina over Novavax op coronavaccinatie.nl. Als mensen zoeken naar Novavax komt deze pagina hoog in de zoekresultaten naar boven. Op prikkenzonderafspraak.nl wordt verwezen naar de locaties waar Novavax beschikbaar is. Daarnaast worden mensen die vragen stellen aan het Ministerie van VWS over dit onderwerp geattendeerd op de mogelijkheid om te kiezen voor Novavax.
Uit onderzoek van de Gedragsunit van het RIVM kunnen we opmaken dat een kleine groep mensen heeft aangegeven zich te willen laten vaccineren met Novavax. Dit onderzoek geeft echter alleen aan wat de intentie is. Er zijn tot en met 3 april jl. 554 eerste prikken en 9 tweede prikken met Novavax. Het totaal aantal nog geplande afspraken met Novavax was op 4 april 595 afspraken, waarvan 93 voor een eerste prik. Het is uiteraard aan iedereen die nog geen COVID-19-vaccinatie heeft gehad zelf om hierin een keuze te maken.
Wat voor gevolgen heeft de toepassing van de In-vitro Diagnostic Medical Devices Regulation (IVDR) per 26 mei 2022 concreet op de toelating en de minimale kwaliteitseisen van zelftesten (in navolg op de beantwoording van eerdere Kamervragen)?2
Graag verwijs ik u naar mijn eerdere antwoorden over zelftesten van 21 februari 2022.6 Voor zelftesten die vanaf 26 mei 2022 voor het eerst op de markt komen, gaan strengere voorwaarden gelden voor onder andere prestatiestudies, kwaliteitsmanagement, post-market surveillance en het rapporteren en melden van incidenten. Aanvullend zal al deze informatie grotendeels openbaar toegankelijk worden in de Europese Database voor Medische hulpmiddelen (EUDAMED). EUDAMED moet eventuele incidenten eerder aan het licht brengen, zodat sneller passende maatregelen kunnen worden getroffen, indien nodig.
Hoe staat het met de onderzoeken van het Zorginstituut Nederland naar de effectiviteit van de paramedische herstelzorg? Blijft de vergoeding voor paramedische herstelzorg in stand totdat het Zorginstituut haar onderzoek heeft afgerond?
Het onderzoek naar de effectiviteit van de paramedische herstelzorg na COVID-19 is op dit moment gaande. Naar verwachting is in het voorjaar van 2023 meer bekend over de resultaten van het onderzoek. Een eventuele verlenging van de paramedische herstelzorg na augustus 2022 neem ik in overweging.
Hoe worden patiënten en zorgverleners betrokken bij het onderzoek naar effectiviteit en kostenefficiëntie door het Zorginstituut? Klopt het dat de voorwaardelijke toelating afloopt in augustus 2022? Bent u bereid om de voorwaardelijke toelating nogmaals te verlengen in afwachting van het onderzoek van het Zorginstituut?
Het onderzoek naar de effectiviteit van de paramedische herstelzorg na COVID-19 is op dit moment gaande. Alle patiënten en zorgverleners die zorg krijgen of verlenen in het kader van de regeling zijn in principe betrokken bij het onderzoek. Het klopt dat de voorwaardelijke toelating afloopt in augustus 2022. Een eventuele verlenging van de regeling neem ik in overweging.
Bent u bekend met de brief die de #VergeetOnsNietErnst-groep aan u gestuurd heeft? Zo ja, heeft u op de punten in de brief gereageerd en zou u in gesprek willen gaan met deze groep?
Op 15 maart jl. heeft #VergeetOnsNietErnst een brief aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van VWS gestuurd met «een «verlanglijst»» die #VergeetOnsNietErnst met hem wil bespreken, met «direct implementeerbare, concrete maatregelen». Zoals #VergeetOnsNietErnst aangeeft in deze brief, hebben diverse directies van het ministerie reeds regelmatig overleg met #VergeetOnsNietErnst. Het Ministerie van VWS zal op korte termijn reageren op de brief van de groep #VergeetOnsNietErnst.
Maatregelen om hersenschade bij diverse sporten te beperken |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse oud-voetballer kreeg dementie door koppen»?1
Is het nog steeds zo dat naar schatting jaarlijks 76.000 mensen een hoofdblessure oplopen tijdens het sporten en 14.000 mensen op de spoedeisende hulp terechtkomen? Zo nee, wat zijn de actuele cijfers?
Bij welke sporten hebben sporters een verhoogd risico op hoofdblessures en gevolgen zoals hersenschade?
Zijn de risico’s op hoofdletsel en hersenschade voldoende in beeld bij sportorganisaties, verenigingen en sporters?
Wat is er bij deze verschillende sporten in de afgelopen jaren gedaan om de risico’s op hersenschade te beperken?
Welke protocollen zijn er sportbreed om hersenschade en hoofdtrauma te voorkomen? Hoe wordt hierop toegezien en gehandhaafd? Is er – door toenemende kennis over het onderwerp – aanleiding om aanvullende afspraken te maken of regels aan te passen om hersenschade zoveel mogelijk te voorkomen?
Welke afspraken worden er gemaakt bij nieuwe en opkomende sporten over bijvoorbeeld beschermende kleding en het dragen van een helm om de gezondheidsrisico’s te beperken?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitkomsten van het onderzoek dat het Amsterdam UMC en de KNVB hebben gedaan naar het effect van koppen in het jeugdvoetbal en begin 2021 zou zijn afgerond? Wat is er gebeurd met de conclusies?2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de projectgroep op het Ministerie van VWS die zich bezig houdt met hersenschade in de sport? Is er een actie-agenda? Zijn er concrete doelen gesteld?
Financiert of faciliteert het Ministerie van VWS onderzoeken naar hersenschade in de sport? Zo ja, welke onderzoeken zijn dat?
Hoe staat het met de afspraken in de vechtsport om na 1 januari 2020 geen klappen of stoten naar het hoofd toe te staan? Worden deze gerespecteerd? Wordt ook gecontroleerd of afzonderlijke verenigingen zich aan deze afspraken houden? Zo ja, wie ziet hierop toe?
Hoe beoordeelt u ondertussen de verschillende (internationale) onderzoeken naar het koppen? Bent u nog steeds van mening dat het niet duidelijk is of dit schadelijk is?3
Hoe kijkt u naar aanpassing van de regels om koppen in het voetbal te ontmoedigen of zelfs niet toe te staan voor jeugdspelers, bijvoorbeeld om naar Engels voorbeeld het aantal kopballen op trainingen per week te maximeren?
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Het nieuws dat overgewicht, roken en drinken in drie jaar nauwelijks gedaald zijn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws dat overgewicht, roken en drinken in drie jaar nauwelijks gedaald zijn?1
Ja.
Deelt u onze zorgen over het behalen van de gestelde doelen uit het preventieakkoord in het licht van dit nieuws? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw zorgen. Deze cijfers liggen nog ver af van de ambities die in het Nationaal Preventieakkoord voor 2040 zijn afgesproken. We willen toe naar een gezond, fit en veerkrachtig Nederland. Het RIVM heeft in 2021 geïnventariseerd met welke maatregelen we een inhaalslag kunnen maken. Dat is hard nodig om de ambities in 2040 te behalen.
Hoe beoordeelt u de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over overgewicht, roken en drinken? Wilt u per preventiedoel uit het preventieakkoord aangeven of de gepubliceerde cijfers van het CBS in lijn zijn met de ambities van het preventieakkoord?
Het percentage van de bevolking dat overgewicht heeft is de afgelopen jaren gelijk gebleven. Het is mooi dat geen verdere stijging is opgetreden, maar ik wil – samen met alle partners uit het Nationaal Preventieakkoord – de trend keren en een daling van het percentage mensen met overgewicht.
Een tussendoel van het preventieakkoord op roken, minder dan 20% rokers in 2020, is met 21% rokers in 2021 niet gehaald. Het is duidelijk dat voor roken de prevalentiecijfers voor 2021 niet in lijn zijn met de ambities van het preventieakkoord.
Het aantal overmatige drinkers is tussen 2018 en 2021 gedaald van 8,2% naar 7,3% en het aantal zware drinkers is in diezelfde periode gedaald van 9% naar 8,3%. De ambitie uit het Nationaal Preventieakkoord is om zowel het aantal overmatige als zware drinkers te laten dalen naar 5% in 2040. Hoewel ik blij ben met een daling, is het nog te vroeg om te zeggen of de trend echt doorzet, of dat sprake is van een tijdelijke daling door de corona-maatregelen. Er waren met de sluiting van de horeca en het wegvallen van evenementen en feestjes immers minder situaties om te drinken.
Zijn deze cijfers aanleiding om zo snel mogelijk de suikertax en de verlaging van btw op groente en fruit in te voeren?
Het kabinet wil de gezonde keuze stimuleren en de ongezonde keuze ontmoedigen. Prijsmaatregelen zijn daarbij onderdeel van een breder pakket aan bewezen effectieve maatregelen om gedragsverandering te stimuleren. Die voer ik graag zo snel mogelijk in. Voor beide maatregelen geldt dat ze ook zorgvuldig en doelmatig moeten worden vormgegeven om daadwerkelijk gezonder eten te stimuleren en om uitvoerbaar te zijn voor zowel de belastingdienst als betrokken ondernemers. Hier werk ik samen met mijn collega van Financiën aan.
Wat wilt u extra doen om te bewerkstelligen dat de preventiedoelen voor 2040 behaald worden? Kunt u dit expliciteren per onderwerp (roken, drinken, overgewicht)?
Ik bereid een sterke en brede preventieaanpak voor2. De doelen van het preventieakkoord worden doorgezet en de maatregelen worden geïntensiveerd, versneld en aangevuld. De belastingen op tabak en frisdrank gaan omhoog, waarbij ook het laagste tarief op bier wordt verhoogd zodat we niet minder accijns op bier betalen dan op fris.
Het RIVM heeft in 2018 aangegeven dat de inzet van het Nationaal Preventieakkoord niet voldoende is om de ambities op overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik in 2040 te halen. Op basis van het RIVM rapport uit 20213, waarin het instituut per thema een overzicht geeft van effectieve maatregelen, ga ik met partijen van de tafels verkennen wat we kunnen versnellen en intensiveren om de ambities te halen. Waar nodig wil ik aanvullende wettelijke maatregelen nemen. Het is duidelijk dat er een tandje bij moet om een gezonde generatie in 2040 te realiseren. Ik zal uw Kamer rond de zomer informeren over mijn aanpak op de verschillende thema’s.
Gelooft u dat de acties genoemd in het regeerakkoord voldoende zijn om de preventiedoelen te behalen? Zo ja, waar baseert u dit op?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u bereid zijn om preventiedoelen in de wet te verankeren en zo te verzekeren dat niet alleen dit kabinet maar ook volgende kabinetten zich zullen moeten blijven inspannen om de preventiedoelen te behalen? Zo nee, waarom niet?
De gedachte om preventiedoelen in de wet te verankeren is mogelijk interessant, zeker waar het gaat om de rol van gemeenten. Tegelijkertijd is de wet een zwaar instrument dat we niet lichtvaardig moeten inzetten.
Dit kabinet heeft ervoor gekozen zich onverminderd in te blijven spannen voor de preventiedoelen die door het vorige kabinet zijn vastgesteld en neergelegd in landelijke beleidsnota’s en het Nationaal Preventieakkoord. Een wettelijke verankering van deze preventiedoelen is wat mij betreft dan nu ook niet nodig. Het doet ook geen recht aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen voor de oplossing van het probleem. Het vastleggen van doelen in een akkoord geeft hier veel beter uitdrukking aan. Een eendimensionale focus op realisatie van wettelijke gezondheidsdoelen kan voorbijgaan aan de individuele verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van mensen. Mijn ambities zijn helder, en ik ga graag met u in debat over de maatregelen die nodig zijn om deze ambities te bereiken.
Het ontwikkelen van een Europese digitale identiteit in het algemeen en in het bijzonder in relatie tot het coronatoegangsbewijs |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
Sinds wanneer is de Europese Unie (EU) bezig met de ontwikkeling van een Europese digitale identiteit?
De Europese Commissie heeft op 3 juni 2021 een wetsvoorstel ingediend voor een «raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit», dat de huidige eIDAS-verordening herziet.1 Dit voorstel heeft de Commissie ingediend conform het verzoek daartoe van de Europese Raad.2
Klopt het dat de EU in juni 2021 constateert dat de implementatie van de Europese digitale identiteit niet goed loopt, getuige de passage: «Vanaf de inwerkingtreding van het e-ID-deel van de verordening in september 2018 hebben slechts 14 lidstaten ten minste één e-ID-regeling aangemeld (...). Er zijn maar 7 regelingen die volledig mobiel zijn (...).»1
Dit klopt niet, omdat de Commissie het in uw quote heeft over de eIDAS verordening van 2014 en niet over het wetsvoorstel van 3 juni 2021 voor een «raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit» dat die eerdere eIDAS verordening herziet.
De Commissie heeft geconstateerd, evenals het kabinet, dat de implementatie van de eIDAS-verordening uit 2014 onvoldoende resultaten opgeleverd heeft. De digitale interne markt is nog steeds te versnipperd om als burger en bedrijf eenvoudig en veilig online diensten af te kunnen nemen in een ander Europees land. Het aantal elektronische transacties in andere lidstaten is laag, het aantal erkende eID's is beperkt tot 14 lidstaten en 59% van de EU-populatie, en het aantal online diensten dat beschikbaar is voor grensoverschrijdend gebruik is te beperkt. Dit pakt het nieuwe wetsvoorstel aan.
Ook hebben we te maken met een veranderende maatschappelijke context waarin steeds meer digitaal gedaan wordt en is de technologische ontwikkeling zich meer gaan richten op oplossingen waarbij eID's (inlogmiddelen) gelinkt kunnen worden aan attributen. Online (social media) platformen bieden accounts aan en worden steeds dominanter in Europa, terwijl deze accounts en de online transacties ermee, onvoldoende zekerheid bieden voor betrouwbaar en veilig gebruik en bescherming van gegevens van gebruikers.
Het voorstel van de Commissie beoogt de werking van de eIDAS-verordening te bevorderen door lidstaten te verplichten eID's te erkennen voor Europees gebruik én de functionaliteiten van eID-middelen te vergroten in de vorm van een nationaal te introduceren digitale identiteit wallet. De wallet kunnen lidstaten in eigen beheer of onder mandaat uitgeven of ze kunnen een onafhankelijk uitgegeven wallet erkennen. Deze wallet dient burgers en bedrijven die dit willen, de mogelijkheid te bieden om onder een hoog beveiligingsniveau hun elektronische identiteit én daaraan gelinkte attributen, zoals kwalificaties, bevoegdheden en digitale documenten, zelf ter beschikking te stellen.4
Klopt het dat de EU in oktober 2021 stelt dat: «… het digitale EU-COVID-certificaat [heeft] aangetoond dat het mogelijk is op een toegankelijke manier een veilig en beveiligd systeem te ontwikkelen dat privacy en persoonsgegevens beschermt. Het is een belangrijke testcase voor de ontwikkeling van een «toolbox voor digitale identiteit» van de EU.»?2
Het klopt dat de Commissie dit gesteld heeft over de technologie die het EU Digitaal COVID certificaat mogelijk maakt. Het EU Digitaal COVID Certificaat staat inhoudelijk los van de ontwikkeling van de «toolbox voor een digitale identiteit». De lessen die we geleerd hebben door in Nederland op een privacybeschermende manier om te gaan met digitale middelen in de bestrijding van de COVID-19 pandemie, nemen wij mee in de uitwerking van het Europese digitale identiteit raamwerk. Ook het risico op overbevraging van de wallet, waarbij burgers onnodig gevraagd worden gegevens uit een digitale wallet te bewijzen, nemen wij zeer serieus.
Op welke manier is het EU-COVID-certificaat een testcase voor de ontwikkeling van de «toolbox voor een digitale identiteit» van de EU?
Zoals ook in het commissiedebat van 9 maart jl. is benoemd, wordt het EU DCC enkel ingezet in het kader van de huidige COVID-19 pandemie. De inrichting van het «raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit», dat de huidige eIDAS-verordening herziet, en de ontwikkeling van de «toolbox voor een digitale identiteit» van de EU staan hier dan ook los van. Als vanzelfsprekend zullen de lessen die we geleerd hebben tijdens het gebruik van het digitale COVID-certificaat wel meegenomen worden in de ontwikkeling van deze toolbox.
Is de techniek en de software voor de corona-app en voor de scanner voor het controleren van de vaccinatiestatus, te gebruiken voor de verdere ontwikkeling van de Europese digitale identiteit? Wordt de techniek voor de corona-app en de scanner op enige manier doorontwikkeld ten behoeve van de bredere Europese digitale identiteit? Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de technische mogelijkheden en onmogelijkheden voor deze doorontwikkeling?
CoronaCheck (zowel de app voor de burger als de app voor de controleur) is ontwikkeld met als doel om een betrouwbaar bewijs te kunnen verstrekken van een testresultaat en/of een vaccinatie, waarbij eenieder dat bewijs kan controleren zonder dat er meer persoonsgegevens worden overlegd dan strikt noodzakelijk. Deze privacy-by-design filosofie heeft geleid tot diverse keuzes in de architectuur, en de gebruikte software en cryptografie. Deze staan open beschreven op de GitHub van het Ministerie van VWS.6 Iedereen die dat wil kan deze technologie checken en hergebruiken, omdat het open inzichtelijk is. De specifieke software voor de CoronaCheck app wordt door de overheid niet doorontwikkeld tot een breder inzetbare EU digitale identiteit wallet.
Kunt u een nadere toelichting geven op de uitspraken van u en van de Minister van Buitenlandse Zaken dat Nederland al is aangesloten op de Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s? Kunt u een gedetailleerde beschrijving geven van wat deze Europese infrastructuur inhoudt en hoe en door wie die momenteel gebruikt wordt? Wat houdt de aansluiting van Nederland concreet in?3, 4
Zoals in de beantwoording van vraag 2 is benoemd, betreft deze aansluiting de eIDAS verordening uit 2014. De huidige verordening beoogt te zorgen voor een goede werking van de digitale interne markt door met wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen (eID's) en met harmonisatie van vertrouwensdiensten veilige en betrouwbare elektronische transacties tussen burgers, bedrijven en overheden te bevorderen. De eIDAS-verordening stelt de voorwaarden vast waaronder lidstaten elkaars eID's voor burgers en bedrijven wederzijds moeten erkennen. «Openbare instanties» (overheden en organisaties met publiekrechtelijke taken) dienen erkende eID's op betrouwbaarheidsniveaus «substantieel» en «hoog» kosteloos toe te laten bij grensoverschrijdende transacties in het publieke domein. Om grensoverschrijdend gebruik van elektronische identificatie en authenticatie mogelijk te maken, is Nederland aangesloten op het Europese eIDAS-netwerk. Daarnaast heeft Nederland zowel het publieke middel DigiD voor burgers als het publiek-private stelsel eHerkenning voor bedrijven, doen erkennen voor gebruik over de grens.
Een overzicht van de Europees aangemelde eID stelsels kunt u vinden op de openbare website van de Europese eID User Community.9 Ik ontvang maandelijks een overzicht van het huidige gebruik van Europese eID's bij Nederlandse dienstverleners met een publiekrechtelijke taak. Het betreft op dit moment maandelijks ongeveer 10.000 authenticaties met eID-middelen uit andere EU-landen met als koplopers België, Duitsland, Italië, Spanje en Portugal. De dienstverleners met de meeste bevragingen zijn de Belastingdienst, de SVB, het UWV, DUO en het pensioenregister.10
Kunt u aangeven of en hoe het parlement betrokken werd bij de besluitvorming over de aansluiting van Nederland op de Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s?
De Kamer heeft in 2016 ingestemd met Wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten, eIDAS).11
Is de software die gebruikt is voor het EU-COVID-certificaat te gebruiken binnen de Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s?
Ja. De CoronaCheck en CoronaCheck Scanner apps zijn beide ontwikkeld ter ondersteuning van zowel het reizen met een DCC als het binnenlands gebruik van het coronatoegangsbewijs (CTB). De CoronaCheck-app is niet meer dan een digitaal ondertekend certificaat inzake de test-, vaccinatie-, en/of herstelstatus van de burger. Met de CoronaCheck Scanner app kan vervolgens de geldigheid van dit certificaat of bewijs gecontroleerd worden. Het checken van de geldigheid van ondertekende certificaten is standaard technologie die opnieuw te gebruiken valt.
Bent u ervan op de hoogte dat de Nederlandse zorgsector sinds 2016 een «voorloper en kwartiermaker» is voor het e-ID-stelsel van de EU?5
Medische persoonsgegevens zijn gevoelige gegevens. Daarom is het belangrijk dat patiënten veilig kunnen inloggen om hun eigen gegevens te raadplegen en dat professionals veilig kunnen inloggen om gegevens van hun patiënten te raadplegen. Een goed werkend e-ID-stelsel is daarom belangrijk voor de zorg. Het Ministerie van VWS heeft daarom voor de invoering van het e-ID-stelsel in de zorg intensief overleg met zowel het Ministerie van BZK als het zorgveld. De afgelopen jaren heeft het Ministerie van VWS daarin ook geïnvesteerd; denk aan de ontwikkeling van de benodigde technische infrastructuur zoals de Toegangsverleningsservice (voor de efficiënte afhandeling van de verschillende inlogmiddelen) en de ondersteuning bij het aansluiten hierop. Dit kan als vooroplopen gekwalificeerd worden.
Is er een relatie tussen de zorgsector als «voorloper en kwartiermaker» voor het e-ID en de persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s)? Zo ja, welke?
Nee. Wel is het belangrijk dat mensen op een veilige manier kunnen inloggen om hun medische gegevens in hun PGO op te halen. Daarom volgt de ontwikkeling van PGO’s de door het Ministerie van BZK toegelaten eID middelen om patiënten veilig te laten inloggen.
Is de techniek die gebruikt wordt voor PGO’s, zoals websites en apps voor online toegang tot medische gegevens, waarop Nederlandse huisartsen via het Huisarts Informatie Systeem (HIS) zijn aangesloten en waarmee patiënten hun gegevens kunnen delen met zorginstellingen, afgestemd op de (bestaande c.q. door te ontwikkelen) Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s?
Nee. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Zijn er behalve de zorgsector nog meer sectoren in Nederland die nu en/of in het recente verleden een rol hebben bij de ontwikkeling van de Europese digitale identiteit? Welke sectoren zijn/waren dat en wat waren de resultaten?
Voor de ontwikkeling van het Europese digitale identiteit raamwerk is het noodzakelijk om verschillende sectoren te betrekken. De Europese Commissie heeft voorzieningen beschikbaar gesteld voor een open consultatie waarbij alle partijen hun positie ten opzichte van dit voorstel en de uitwerking kunnen uiten. Dit gebeurt op een zo open mogelijke wijze. In antwoorden op vragen van het lid Jansen (FvD) gaf ik reeds aan dat het Kabinet zich zo breed mogelijk laat adviseren voor de invulling van het de Nederlandse implementatie van het Europese digitale identiteit raamwerk.13 Hierbij zijn diverse sectoren betrokken zoals het onderwijs, de mobiliteit sector, werkgelegenheid, de financiële sector en de zorg.
Is de proef in de Tweede Kamer met gezichtsherkenning bij de toegangspoorten met behulp van een camera en de toegangspas op de een of andere manier een onderdeel van de (bestaande c.q. door te ontwikkelen) Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s? Is de techniek die daarbij wordt gebruikt afgestemd op de (bestaande c.q. door te ontwikkelen) Europese infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik van e-ID’s? Zo ja hoe? Zo nee, waarom niet?
Deze proef is bij mij niet bekend, dus hier is geen afstemming tussen.
Kunt u bevestigen dat het opslaan van de persoonskenmerken adres, leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, gezinssamenstelling, nationaliteit, onderwijskwalificaties, -titels en -diploma’s, beroepskwalificaties, -titels en -licenties, openbare vergunningen en licenties en financiële en bedrijfsgegevens door de EU alsminimale eis is gesteld voor de Europese digitale identiteit? Zo ja, onderschrijft u het verplicht toegankelijk maken van minimaal al deze persoonsgegevens via de Europese digitale identiteit? Wat gaat er mis als één van deze persoonsgegevens niet verplicht toegankelijk is via de Europese digitale identiteit?6
Ja, dat kan ik bevestigen. Annex VI van de voorgestelde verordening voor het Europese digitale identiteit raamwerk (revisie van de eIDAS verordening) omschrijft de minimale set van attributen die lidstaten uit authentieke bronnen ter beschikking moeten stellen voor gebruik in wallets.15
Deze gegevens worden echter nooit «door de EU» ergens opgeslagen. De burger kiest er altijd zelf in vrijwilligheid voor om attributen (geverifieerde gegevens) in een zelf gekozen wallet op te nemen. Het zal aan de burgers zelf zijn welke attributen ze in hun wallet willen opnemen en vervolgens onder eigen regie deze gegevens te gebruiken om gemakkelijk en met behoud van privacy zaken te doen.
Dit voorstel geeft mensen juist meer autonomie en regie over eigen gegevens dan de huidige situatie waarin de burger niet over deze attributen kan beschikken en deze vaak op onveilige wijze overgedragen worden. Denk hierbij aan kopietjes paspoort, gescande handtekeningen of minder veilige cloud of sociale media platformen.
Ik onderschrijf de noodzaak om Europees af te spreken welke gegevens of liever attributen op welk moment in Europees verband minimaal uitgewisseld moeten kunnen worden. Daarbij merk ik op dat het kabinet op dit moment in de onderhandelingen nog geen positie ingenomen heeft ten aanzien van de definitieve invulling van Annex VI. U weet dat ik gemandateerd ben in het BNC-fiche, waaraan ik me ook voor Annex VI houdt, en ik u geen antwoord kan geven ten aanzien van de onderhandelingen. Het parlement, zoals u weet, beoordeelt voorstellen van de Commissie niet inhoudelijk en heeft tegen de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel geen bezwaren geuit.16
Wel merk ik op dat het kabinet terughoudend is wat betreft de reikwijdte, impact en uitvoerbaarheid van het voorstel en het voorgestelde tijdspad. De hoge ambitie kan alleen gerealiseerd worden met een daarbij passend, realistisch tijdspad. Het voorstel vraagt om een beheersbare, gefaseerde implementatie op basis van gezamenlijke prioritering door de lidstaten, vooral op het terrein van de verplicht op te nemen attributen. Er moet daarbij ook voldoende ruimte zijn om de nodige maatregelen en regelgeving tijdig door te voeren binnen de context van nationale uitvoeringsagenda's en beleidsontwikkelingen en van beheersbare implementatie en realistische effectuering in de uitvoering. Zo staat dit ook in het BNC-fiche.17
Kan het kabinet zich nog uitspreken tegen deze minimale eis van de EU? Zo ja, bent u daartoe bereid?
Zie antwoord vraag 14.
Kan het parlement zich nog uitspreken tegen deze minimale eis van de EU? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de EU alle lidstaten wil verplichten tot het erkennen van een Europese digitale identiteit? Klopt het dat het kabinet hier een groot voorstander van is? Heeft het parlement de mogelijkheid deze verplichting tegen te houden? Zo ja, hoe?
Zie antwoorden op vraag 2 en 14–16. Het klopt dat de herziening van de eIDAS-verordening lidstaten verplicht tot het ontwikkelen van minstens één digitale identiteit wallet. Zoals in het coalitieakkoord is benoemd krijgen burgers een eigen «online» identiteit. Centraal hierin is de regie op eigen data.
Kunt u een toelichting geven op de passage «Voor een ruime beschikbaarheid en bruikbaarheid van Europese portemonnees voor digitale identiteit is aanvaarding door particuliere dienstverleners vereist. Particuliere vertrouwende partijen die diensten verlenen op het gebied van vervoer, energie, financiële dienstverlening, sociale zekerheid, gezondheidszorg, drinkwatervoorziening, postdiensten, digitale infrastructuur, onderwijs of telecommunicatie moeten het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit aanvaarden voor de verlening van diensten waarvoor op grond van nationale of Uniewetgeving of contractuele verbintenis sterke gebruikersauthenticatie voor online-identificatie vereist is.»?7
Dit is een overweging die ten grondslag ligt aan de voorgestelde verordening. Geen onderdeel van de wettekst.
Gebruikers moeten niet verplicht worden de portemonnee of wallet te gebruiken, zoals de overweging die u aanhaalt enkele zinnen later stelt.19 In het voorstel is aangegeven dat de beoogde middelen ook gebruikt zouden kunnen worden in de gezondheidszorg; bijvoorbeeld voor de identificatie en authenticatie van zorgverleners én patiënten. In het voorstel is een minimale lijst opgenomen van attributen die in de wallet (kunnen) zitten wanneer de gebruiker deze wil toevoegen. Deze minimale lijst bevat op dit moment geen attributen met medische gegevens en dus ook geen COVID-certificaten en/of bewijzen.
Klopt het dat er behalve de genoemde minimale eisen (zie vraag 14) het in de bedoeling ligt dat ook gegevens op bovengenoemde terreinen (zie vraag 18), dus inclusief gezondheidszorg, toegankelijk worden via de Europese digitale identiteit? Is het denkbaar dat de door te ontwikkelen Europese digitale identiteit op termijn ook gebruikt gaat worden om de vaccinatiestatus op te slaan en te controleren? Kunt u dit toekomstig gebruik uitsluiten?
Zie antwoord vraag 18.
Is het document EU 2016/679, d.d. 27 april 2016 nog steeds de vigerende verordening voor gegevensbescherming? Zo ja, hoe verhoudt zich het doel van gegevensminimalisatie uit deze verordening tot de voorgenomen opeenstapeling van persoonsgegevens en andere gegevens in de Europese digitale identiteit? Zo nee, wat is de huidige verordening van de EU over gegevensbescherming en wat is daarin geregeld over gegevensminimalisatie?8
Leidend is inderdaad de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).21 Het concept «dataminimalisatie» omschrijft dat wanneer persoonsgegevens worden verwerkt, er niet meer persoonsgegevens mogen worden verwerkt dan strikt noodzakelijk voor het omschreven doel. De Europese Digitale Identiteit wallet zal deze gegevens niet «stapelen», maar de burger de mogelijkheid bieden om deze vanuit diens eigen omgeving te ontsluiten aan publieke of private partijen waarmee de burger zaken wil doen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 22 maart 2022 in verband met het geplande commissiedebat Digitale overheid, datagebruik en algoritmen, digitale identiteit?
Nee. Vanwege de noodzakelijke interdepartementale afstemming was het helaas niet mogelijk om uw vragen te beantwoorden vóór 22 maart 2022.
Bent u bekend met uw reactie van 7 maart 2022 op het verzoek van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het bericht dat positief geteste zorgmedewerkers toch kunnen worden ingezet in ziekenhuizen en de consequenties daarvan voor uitbreiding van het coronatoegangsbewijs (ctb) met werk?1
Ja.
Waarom reageert u in de brief niet op de consequentie van het inzetten van positief geteste medewerkers in ziekenhuizen voor de wetgeving die nog altijd niet is ingetrokken en die voorstelt de coronatoegangsbewijzen uit te breiden met werk?
Zorginstellingen hebben de wettelijke plicht om onder alle omstandigheden zorg te blijven verlenen. De mogelijkheid tot het inzetten van positief geteste zorgmedewerkers in ziekenhuizen strookt met deze wettelijke verplichting. De inzet van positief geteste zorgmedewerkers in ziekenhuizen kan alleen in uitzonderlijke situaties en is gebonden aan strenge voorwaarden.
Vanaf 23 maart 2022 eindigt de inzet van het coronatoegangsbewijs (hierna: ctb) op basis van 1G in hoog risico omgevingen. De tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen (ctb op basis van 2G) wordt ingetrokken. Het ctb op basis van 3G wordt niet meer ingezet.
De Raad van State gaf eerder aan dat het onlogisch is om wel een ctb te vragen aan bezoekers, maar niet aan werknemers werkzaam op ctb-plichtige locaties. Mede hierom houdt het kabinet het wetsvoorstel voor inzet van het coronatoegangsbewijs op de arbeidsplaats aan. Dit betekent dat het kabinet afziet van het toepassen van het ctb in de zorg, zoals het kabinet ook in de Kamerbrief over de langetermijnstrategie COVID-19 van 1 april jl. heeft toegelicht.
Waarom verwees u naar de stand van zakenbrief van 15 februari 2022 waarin zou staan hoe het kabinet denkt over coronatoegangsbewijzen terwijl daarin staat: «Het wetsvoorstel voor inzet van het coronatoegangsbewijs op de arbeidsplaats wil ik aanhouden vanuit de wens nader af te wegen of het verstandig is om dit instrument «in de gereedschapskist» te hebben om een coronatoegangsbewijs te kunnen vragen aan werknemers in sectoren waar het coronatoegangsbewijs voor bezoekers wordt toegepast. Eerder gaf de Raad van State aan dat het niet logisch is om op plaatsen wel een ctb aan bezoekers te vragen, maar niet aan medewerkers die met de bezoekers in contact komen. Ik wil de tijd nemen voor nader onderzoek ten behoeve van verbetering van de regeling op iets langere termijn»?
Het doel van het ctb is om de samenleving voor iedereen eerder te heropenen en langer open te houden. Het ctb wordt alleen ingezet indien proportioneel en noodzakelijk. In de stand van zakenbrief van 15 februari 2022 heeft het kabinet de zienswijze over het ctb toegelicht. Onderdeel van deze toelichting is het aanhouden van het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen. Het aanhouden van dit wetsvoorstel stelt het kabinet in staat om te onderzoeken of het wetsvoorstel een bijdrage kan leveren aan het doel van het ctb.
Deelt u de mening dat wanneer positief geteste medewerkers kunnen worden ingezet op hun werk, uitbreiding van de coronatoegangsbewijzen met werk niet anders dan van de baan moet zijn en het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen derhalve moet worden ingetrokken? Zo nee waarom niet? Kunt u deze keer wel een uitgebreide inhoudelijke reactie geven?2
Het beschermen van de toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen is een van de twee nevengeschikte en gelijkwaardige doelen van het coronabeleid. In uitzonderlijke situaties kan het daarom mogelijk zijn dat positief geteste zorgmedewerkers in ziekenhuizen onder voorwaarden worden ingezet om hiermee te voorkomen dat patiënten niet de zorg krijgen die nodig is.
Het beschermen van de sociaalmaatschappelijke en economische continuïteit is het andere hoofddoel van het coronabeleid van het kabinet. Het aanhouden van het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen stelt het kabinet in staat om te onderzoeken of de mogelijkheid tot het beschikken over een ctb-plicht voor werknemers werkzaam in ctb-plichtige sectoren kan bijdragen aan dit hoofddoel. Namelijk indien het ctb kan bijdragen aan het op een veilige manier eerder heropenen of langer openhouden van sectoren. Daarbij ziet het kabinet af van het toepassen van het ctb in de zorg, zoals het kabinet ook in de Kamerbrief over langetermijnstrategie COVID-19 van 1 april jl. heeft toegelicht.
De mogelijkheid tot het inzetten van positief geteste zorgmedewerkers in ziekenhuizen en het aanhouden van het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen zijn niet tegenstrijdig, maar dragen beide bij aan de hoofddoelen van het coronabeleid van het kabinet.
De licht verhoogde kans op borstkanker voor GGD’ers door constante desinfectie van de handen met ethanol |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Licht verhoogde kans op borstkanker voor GGD’ers»?1
Als het risico op borstkanker door het vaker dan 25 keer per dag desinfecteren van de handen met ethanol verhoogd is van 143.000 naar 143.015 per 1 miljoen mensen, om hoeveel GGD-medewerkers gaat het dan?
Van hoeveel zorgmedewerkers zorgbreed wordt verlangd dat ze meer dan 25 keer per dag hun handen desinfecteren met ethanol? Tot hoeveel extra borstkankergevallen leidt dat?
Waarom is het beleid aangepast tot maximaal 25 keer per dag desinfecteren met ethanol als 25 keer per dag aantoonbaar leidt tot meer bostkankergevallen?
Tot hoeveel minder besmettingen met corona leidt het 25 keer per dag desinfecteren met ethanol door GGD-medewerkers?
Wegen deze borstkankergevallen voor u op tegen een verminderde kans op besmetting van corona?
Waarom zijn de desinfectieregels (150 keer op werkdag van 6 uur) niet eerder aangepast, aangezien het sinds mei 2021 de gouden standaard (CDC/WHO) is dat corona zich vooral verspreidt (mainroute) via het inademen van elkaars adem (inhalation of virus)?
Als volgens de wet medewerkers hun handen niet meer dan 32 keer per dag mogen desinfecteren met ethanol, waarom werden zij dan verplicht om dit 150 keer op een werkdag van 6 uur te doen?
Waarom hield de GGD zich niet aan de wet? Bij wie kunnen de GGD-medewerkers die borstkanker ontwikkelen door het overmatig en tegen de wettelijke regels in desinfecteren van de handen met ethanol terecht? Krijgen zij een schadevergoeding?
Gaat de GGD de tienduizenden medewerkers die hiermee te kamen hebben gehad een brief sturen en op de risico’s wijzen? Zo nee, waarom niet?
Waarom wordt het beleid nu pas, negen maanden na het RIVM-rapport, gewijzigd?
Hoeveel borstkankergevallen waren te voorkomen geweest als de regels direct, negen maanden geleden, waren aangepast?
Hoeveel borstkankergevallen waren te voorkomen geweest als de wettelijke regels van het begin af aan gerespecteerd waren geweest?
Wie is er verantwoordelijk voor de gezondheidsschade die deze medewerkers hebben opgelopen door het overmatig desinfecteren van handen met ethanol? De GGD als werkgever? Of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of het Ministerie van VWS als hoeders van de wet?
Wat zijn de gezondheidsrisico’s van de alternatieve desinfectiemiddelen die nu worden ingezet in plaats van ethanol?
Meldingen dat kleine kinderen bijna zijn gestikt in papieren rietjes |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht ««Milieubewuste» rietjes zijn levensgevaarlijk voor jonge kinderen: meldingen verstikking»?1
Dit bericht is gepubliceerd naar aanleiding van het persbericht van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA): «NVWA onderzoekt verstikkingsgevaar papieren rietjes». Het wijst mogelijk op een ernstig risico van een relatief nieuw product. Het is goed dat de NVWA een waarschuwing heeft afgegeven en hier nader onderzoek naar doet.
Krijgt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) deze meldingen ook vanuit gehandicapteninstellingen en verpleeghuizen, aangezien de indiener van deze schriftelijke vragen een soortgelijke melding kreeg over papieren rietjes van iemand met een lichamelijke beperking?
Bij de IGJ zijn tot op heden geen meldingen van incidenten met papieren rietjes binnengekomen.
Zo niet, bent u bereid de IGJ te vragen hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en doet hiervoor onafhankelijk onderzoek op basis van de risico inschatting die zij maakt. Ik ga ervan uit dat wanneer de IGJ aanleiding ziet voor een onderzoek, zij dit zelf zal initiëren en zie op dit moment geen aanleiding om dit aan IGJ te verzoeken.
Vindt u het advies van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om goed op te letten voldoende?
Het is nog niet duidelijk wat de omvang van het probleem is, hoe vaak incidenten voorkomen en hoe ernstig de effecten zijn. Ik steun het initiatief van de NVWA om dit nader te onderzoeken en zal in het oog houden of de toezichthouder signalen krijgt dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Zijn er meer meldingen binnengekomen bij de NVWA, nadat zij een oproep hiertoe deden?
Na de oproep van de NVWA zijn er zo’n 1.300 meldingen binnengekomen, variërend van onvrede over de rietjes tot aan mogelijke incidenten van bijna verstikkingen. De NVWA analyseert op dit moment de meldingen om de omvang en de ernst goed te kunnen vaststellen. Op basis daarvan zullen vervolgacties worden bepaald.
Weegt de milieuwinst op tegen het risico dat kleine kinderen, gehandicapten en hoogbejaarden lopen op verstikking door de papieren rietjes? Zo ja, hoe dan?
Plastic rietjes voor eenmalig gebruik zijn sinds 3 juli 2021 verboden op basis van de EU-Richtlijn 2019/904 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (Europese Single-use plastics richtlijn), omdat ze in de top 10 van meest gevonden wegwerpplastics op Europese stranden voorkwamen. De milieu-impact van deze wegwerpplastics is groot, waardoor met alle lidstaten passende maatregelen per productcategorie zijn afgesproken.
Er zijn genoeg alternatieven voor plastic rietjes voorhanden. Naast papieren rietjes, zijn er ook rietjes van andere materialen te verkrijgen, bijvoorbeeld herbruikbare rietjes van siliconen of bamboe. Bovendien is een rietje niet altijd nodig. Er kan ook gedronken worden uit een drinkfles, tuitbeker of een kinderdrinkbeker waarbij het rietje onderdeel is van het product. In deze context vind ik het verbod op plastic rietjes voor eenmalig gebruik een goede keuze. Bovendien is er reeds een uitzondering op het verbod van plastic rietjes voor medisch gebruik, speciaal bedoeld voor ouderen (en hun verzorgers) en kwetsbare groepen. Via drogisterijen en apotheken mogen de plastic rietjes aan deze doelgroepen worden verstrekt.
Natuurlijk zijn ongelukken met kleine kinderen of kwetsbare groepen niet acceptabel. Alternatieven die de plastic rietjes vervangen, moeten aan Europese en nationale productvereisten voor veilig gebruik voldoen. De daarvoor verantwoordelijke instantie (NVWA) houdt hierop toezicht.
Als er onverhoopt toch incidenten zijn, moeten de daarvoor verantwoordelijke instanties dit oppakken. Blijkens het bericht waar de vragen naar verwijzen, gebeurt dit ook.
Zo nee, bent u bereid de invoering van de papieren rietjes terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
De wetgeving schrijft niet het invoeren van papieren rietjes voor, maar verbiedt het op de markt brengen van plastic rietjes voor eenmalig gebruik. Ik zie het terugdraaien van dit verbod niet als een mogelijkheid, zie ook antwoord 6.