Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 18 juni 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

 

Algemeen

1

1.

Noodzaak voor een voorziening – Justitiële gegevens

2

2.

Noodzaak voor een voorziening – Passagiersgegevens (PNR-gegevens)

3

3.

Toelichting van de Overleveringsovereenkomst

3

4.

Toelichting Titel VII van de Overeenkomst

4

5.

Wederzijdse rechtshulp

5

6.

Justitiële gegevens

5

7.

Toelichting Titel IX van de Overeenkomst

5

8.

Passagiersgegevens

5

9.

Uitvoerings- en handhavingsaspecten

6

10.

Overig

6

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van wet tot uitvoering van Deel III van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden betreuren het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, onder andere omdat het vertrek een groot aantal gevolgen met zich meebrengt voor Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Niettemin zijn deze leden tevreden dat het is gelukt een regeling te treffen om de negatieve effecten van de Brexit op de Britse en Nederlandse justitiële samenwerking te voorkomen. Deze leden spreken hun waardering uit voor de inzet van iedereen die betrokken is geweest bij de totstandkoming van dit deel van de samenwerkingsovereenkomst. Het is voor Nederland van cruciaal belang dat er adequate afspraken worden gemaakt, die in dit wetsvoorstel zien op de doorgifte en verwerking van persoonsgegevens van passagiers, op wederzijdse rechtshulp en op de uitwisseling van informatie uit het strafregister. Het is voor deze leden onaanvaardbaar dat veiligheid van Nederlanders of de belangen van slachtoffers van misdrijven in gevaar worden gebracht door de gevolgen van de Brexit. Deze leden stellen nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van enkele wettelijke voorzieningen ten aanzien van de overlevering van personen van en naar het Verenigd Koninkrijk, de wederzijdse rechtshulp met het Verenigd Koninkrijk en doorgifte van justitiële gegevens en passasgiergegevens. Deze leden waarderen het dat vergaande samenwerking op het terrein van rechtshandhaving en justitie doorgang zal blijven vinden met het Verenigd Koninkrijk post-Brexit. Toch hebben deze leden nog diverse vragen over de gemaakte keuzes en de uitwerking daarvan.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.

1. Noodzaak voor een voorziening – Justitiële gegevens

De leden van de VVD-fractie lezen dat Deel III, Titel IX, van de overeenkomst ziet op de doorgifte van justitiële gegevens. Zij vragen naar een nadere toelichting op de stelling van de regering dat het niet nodig zou zijn een voorziening op te nemen in het wetsvoorstel om andere soorten gegevens dan justitiële gegevens uit te wisselen, bijvoorbeeld voor de doorgifte van politiegegevens. In de memorie van toelichting wordt immers wel gesteld dat er een voorziening is voor de doorgifte van justitiële gegevens voor het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (vog). Als in 2022 het wetsvoorstel Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Kamerstuk 35 355) in werking treedt dat het mogelijk maakt in bepaalde gevallen een vog te weigeren op basis van politiegegevens, is het dan niet wenselijk een voorziening te treffen, zodat ook politiegegevens in verband met bijvoorbeeld de afgifte van een vog-politiegegevens kunnen worden uitgewisseld met het Verenigd Koninkrijk?

De leden van de D66-fractie willen graag weten van de regering wat voor gegevens worden bedoeld als men spreekt van justitiële gegevens. Zijn dit alleen gegevens van een veroordeelde persoon of kunnen dit ook persoonsgegevens zijn van iemand die nog niet veroordeeld is, maar wel reeds vervolgd wordt door het Openbaar Ministerie? Raken de Overeenkomst en dit wetsvoorstel ook het delen van politiegegevens met het Verenigd Koninkrijk? Kan de regering uiteenzetten op grond waarvan politiegegevens uitgewisseld kunnen worden met het Verenigd Koninkrijk? Deze leden willen graag weten van de regering wat de mogelijke invloed is van de Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens (Kamerstuk 35 355) op de uitwisseling van justitiële- en politiegegevens tussen Nederland en het VK als deze wijziging en het onderhavige wetsvoorstel beide inwerking zijn getreden. Deze leden zijn zich ervan bewust dat de genoemde wijzigingswet nog bij de Eerste Kamer ligt, maar toch zien zij graag een reactie van de regering op dit punt.

2. Noodzaak voor een voorziening – Passagiersgegevens (PNR-gegevens)

De leden van de D66-fractie vragen welke extra waarborgen gesteld worden aan de doorgifte van passagiersgegevens aan het VK. Zij horen graag op welke manier de uitspraken van Schrems I en Schrems II van het Europese Hof van Justitie de data-uitwisseling met het Verenigd Koninkrijk beïnvloeden, nu zij grootschalig data uitwisselen met de Verenigde Staten. Graag krijgen deze leden een reactie van de regering.

3. Toelichting van de Overleveringsovereenkomst

De leden van de VVD-fractie merken op dat de onderhavige Overleveringsovereenkomst grote gelijkenissen vertoont met de Overleveringsovereenkomst EU – Noorwegen en IJsland en ook dat er veel overeenkomsten zijn met het kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (EAB). Kan de regering toelichten welke verschillen tussen de onderhavige Overleveringsovereenkomst en de Overleveringsovereenkomst tussen de EU, Noorwegen en IJsland en welke verschillen tussen de onderhavige Overleveringsovereenkomst en het EAB het meest relevant zijn voor de uitvoeringspraktijk? Deze leden stellen dat de veelheid aan verschillende grondslagen kunnen leiden tot meer complexiteit in de uitvoeringspraktijk. De regering schrijft zelf dat de tekst van de Overeenkomst pas op 25 december 2020 door de onderhandelaars naar buiten is gebracht. Zijn inmiddels alle uitvoerings- en handhavingsaspecten in kaart gebracht en is de uitvoering intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van het wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie lezen dat uitlevering tussen de EU en het VK in grote lijnen zal geschieden in lijn met het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (EAB). De regering licht toe dat overleveringen voortaan, zoals dat binnen de EU reeds gebruikelijk is, geschieden op basis van wederzijds vertrouwen. Dit roept bij deze leden vragen op. Zij hebben namelijk recentelijk al aangegeven dat zij een structureel probleem constateren in het EAB. Kortheidshalve verwijzen zij naar hun inbreng op het schriftelijk overleg over de JBZ-raad van 7 en 8 juni 2021 (algemene deel) (Kamerstuknummer 32 317, nr. 687). Houdt deze overeenkomst straks ook in dat de aanhoudingsbevelen vanuit het VK door de Internationale Rechtskamer niet inhoudelijk getoetst kunnen worden? En wat zijn de mogelijkheden wanneer – in het uiterst onwaarschijnlijke geval – de rechtsstaat in het VK wordt afgebroken? Kunnen aanhoudingsbevelen dan worden geweigerd, omdat er geen garanties zijn afgegeven met betrekking tot een maximumvoorarrest, detentieomstandigheden, toegang tot rechtsbijstand, tolk of vertaler, medische omstandigheden of een eerlijk proces? Komen rechters, advocaten en verdachten in Europa dan ook voor de onmogelijke opgave te staan om aan te tonen dat in individuele gevallen er een reële kans op de schendingen van mensenrechten bestaat om aanhoudingsbevelen te weigeren, zoals reeds in de EU het geval is?

De clausule die regelt dat deze Overeenkomst wordt opgeschort wanneer het VK zou ophouden partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te zijn, zoals neergelegd in artikelen 692 en 693, ontvangt de goedkeuring van deze leden. Bovendien zijn deze leden tevreden met het expliciet opnemen van het evenredigheidsbeginsel bij het aanhoudingsbevel. Zij zijn benieuwd of er in dit kader ook een grondslag is voorzien om digitaal deel te nemen aan een rechtszaak, uiteraard met instemming van de verdachte, als alternatief voor overlevering. En wordt er in een grondslag voorzien om bijvoorbeeld bewijs over te dragen, zodat de rechtszaak in een land kan plaatsvinden dat niet de rechtsmacht heeft, maar wel de verdachte huisvest?

Artikel 602 bevat een uitzonderingsclausule op een aanhoudingsbevel indien de uitvoerende lidstaat van mening is dat de feiten kunnen worden aangemerkt als een politiek delict. Deze clausule wordt ontleend aan de Overleveringsovereenkomst tussen de EU en Noorwegen en IJsland. Deze leden zijn benieuwd of dit ook in het EAB is voorzien, zoals die binnen de EU geldt? Zo nee, wat vindt de regering van dit gebrek?

In lijn met de kritiek vanuit de Raad voor de rechtspraak hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen betreffende executie-EAB’s. De regering geeft aan het bestaande beleid te willen handhaven, namelijk het overnemen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wanneer een uitvaardigende lidstaat overlevering gelast van onderdanen, ingezetenen of andere personen die in Nederland verblijf houden ter fine van strafexecutie, en dat ook ten overstaande van het gespecialiseerd comité, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder r, zo te verklaren. Daarmee poogt de regering te voorkomen dat de hiaat in artikel 603, tweede lid, dat niet toeziet op ingezetenen of personen die hier verblijven op te vullen. Klopt het dat de definitieve invulling van de artikelen 601, 603 en 604 dus neerkomt op de uitspraak van het op te richten gespecialiseerd comité? Loopt Nederland hiermee niet het risico nul op zijn rekest te krijgen en straks ook ingezetenen en personen die in Nederland verblijven uit te moeten leveren ter fine van tenuitvoerlegging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen? Wanneer verwacht Nederland een uitspraak van het op te richten gespecialiseerd comité op dit punt tegemoet te zien? Welke opties ziet de regering weggelegd, zodra deze uitleg niet conform de lezing van de Nederlandse regering is? Was dit ook voorzien in de laatste versie van de Overeenkomst zoals die aan de regering is voorgelegd voorafgaand aan het bereiken van een finale tekst? Zo nee, hoe heeft de Nederlandse regering daar inhoudelijk op gereageerd?

De leden van de SP-fractie lezen op pagina 14 van de memorie van toelichting dat via de vereenvoudigde procedure verdachten in kunnen stemmen met een overleveringsverzoek en dat daarmee de procedure bij de Internationale Rechtskamer komt te vervallen. Hoe worden verdachten geïnformeerd over de consequenties van het instemmen met het overleveringsverzoek? Met andere woorden, worden verdachten wel voldoende gewezen op hun rechten? Kunnen verdachten ook aanspraak maken op een consult met een raadsman op basis van toevoegingen? En heeft de verdachte recht op een raadsman op basis van toevoeging, wanneer de verdachte het verzoek heeft geweigerd en gehoord wordt door de uitvoerende justitiële autoriteit? Waarom ziet Nederland af van de mogelijkheid om instemming met overlevering te herroepen?

4. Toelichting Titel VII van de Overeenkomst

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het gespecialiseerde comité betreffende samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie inzake strafzaken, dat wordt beschreven in de Overeenkomst en in de memorie van toelichting. Kan de regering toelichten welke taken en bevoegdheden dit comité precies krijgt en wanneer dit comité wordt geoperationaliseerd? Kan de regering tevens bevestigen dat vraagstukken die verband houden met de uitleg van de Overeenkomst ook aan het comité kunnen worden voorgelegd?

Voornoemde leden lezen dat een van de consequenties van de Brexit is dat het Verenigd Koninkrijk niet langer kan beschikken over toegang tot het Schengen Informatiesysteem. De regering schrijft dat er voorlopig geen alternatief beschikbaar is voor deze toegang. Kan de regering toelichten welke consequenties dit heeft voor de uitvoeringspraktijk van de justitiële samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland? Aan welke alternatieven op de lange termijn wordt gedacht om beperkte toegang tot het Schengen informatiesysteem te doen herleven?

5. Wederzijdse rechtshulp

De leden van de SP-fractie hekelen het feit dat parkeerboetes van buitenlandse voertuigen zelden worden geïnd. Zij vragen de regering of deze Overeenkomst daar speciale regelgeving voor treft, nu Britten nog altijd welkom zijn met hun voertuig in Nederland. Kan de regering toelichten hoe het innen van parkeerboetes is neergelegd en waarom de regering dat afdoende vindt?

6. Justitiële gegevens

De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel voorziet in het delen van een veelvoud categorieën gegevens. Waarom gaat de Overeenkomst over de uitwisseling van zo veel categorieën gegevens, zoals strafvorderlijke gegevens, tenuitvoerleggingsgegevens en gerechtelijke strafgegevens? Wat is hiervan de noodzaak, en hoe verhoudt dit zich tot het recht van verdachten op privacy? Kan de regering aangeven met welke niet-EU-landen deze gegevens ook gedeeld worden?

7. Toelichting Titel IX van de Overeenkomst

De leden van de SP-fractie constateren in de memorie van toelichting dat het VK samen blijft werken aan de Europese justitiële gegevensbank (ECRIS), maar niet met de evenknie van derdelanders (ECRIS-TCN). Maar het VK is sinds 1 januari 2021 een derde land, zoals ook de Autoriteit Persoonsgegevens constateert. Zouden de ontvangen gegevens van het VK dan niet in ECRIS-TCN moeten worden geregistreerd, waardoor in feite samenwerking met het VK met zowel ECRIS als ECRIS-TCN noodzakelijk is? Hoe is de nieuwe positie van het VK als derde land in de verordeningen van ECRIS en ECRIS-TCN vastgelegd?

8. Passagiersgegevens

De leden van de SGP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel ertoe strekt justitiële- en passagiersgegevens te kunnen doorgeven. Zij lezen in het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens dat er kritische opmerkingen worden geplaatst bij de wijze waarop dit plaatsvindt. Deze leden vragen of de overeenkomst volgens de regering de vereiste passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens bevat. Welke zijn dat?

Deze leden lezen dat is gekozen voor een afwijking van artikel 13 PNR-wet. Kan de regering aangeven waarom is gekozen voor deze afwijking en hoe verhouden de gekozen kaders voor de uitwisseling van PNR-gegevens zich tot de relevante Europeesrechtelijke bepalingen, ook als het gaat om de «bewaartermijn» van zes maanden?

Voornoemde leden lezen dat de opslag van gedepersonaliseerde gegevens die langer dan zes maanden zijn opgeslagen, alleen mag plaatsvinden met toestemming van de officier van justitie en dat de functionaris voor de gegevensbescherming daarover wordt geïnformeerd. Deze leden constateren dat het takenpakket van de functionaris voor de gegevensbescherming niet wordt geëxpliciteerd in de toelichting. Welk van de partijen levert deze functionaris? Wat is het mandaat en takenpakket van de functionaris voor de gegevensbescherming?

9. Uitvoerings- en handhavingsaspecten

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de bestaande relaties met het VK min of meer gehandhaafd blijven. Zij vragen of middels dit wetsvoorstel alles geregeld is voor een soepele justitiële samenwerking met het VK. Zijn er nog uitvoeringsvraagstukken die middels deze wetgeving niet worden opgelost? Zo ja, welke? Ziet de regering problemen in het uitvoeren van de deal?

Deze leden vragen voorts of er nog bilaterale afspraken nodig zijn om te komen tot een soepele samenwerking op het vlak van justitie met het VK. Zou het bijvoorbeeld nodig zijn om een liaison te benoemen die specifieke uitvoeringsproblemen of problemen in de samenwerking gaat oplossen?

10. Overig

De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of het nodig zou zijn om de uitvoering van deze afspraken binnen afzienbare tijd te evalueren om te zien of in de praktische uitwerking ergens de schoen wringt. Is de regering bereid een dergelijke evaluatie toe te zeggen of te verwerken in dit wetsvoorstel?

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman