Nr. 8 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 19 juli 2018 en het nader rapport d.d. 6 november 2018, aangeboden aan de Koning door de Minister van Justitie en Veiligheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2018, no. 2016001425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar), met memorie van toelichting.

Deze nota van wijziging voegt een concentratiebepaling toe aan het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar. Voorgesteld wordt om zaken tegen opsporingsambtenaren die in hun functie geweld hebben gebruikt voortaan te concentreren bij de Rechtbank Midden-Nederland.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over de voorgestelde wettelijke concentratie die van dien aard zijn dat zij adviseert de nota van wijziging niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Het uitgangspunt van de rechtspleging is dat alle rechtbanken alle zaken behandelen. Daarop wordt slechts in bijzondere gevallen een uitzondering gemaakt. Wettelijke concentratie wordt wenselijk geacht indien voor de behandeling van een categorie zaken bijzondere rechterlijke expertise nodig is. De in de toelichting genoemde argumenten voldoen niet aan dit criterium. Gelet daarop adviseert de Afdeling af te zien van de voorgestelde wettelijke concentratie, tenzij deze alsnog dragend kan worden gemotiveerd.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 juni 2018, nr. 2016001425, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 juli 2018, nr. W16.18.0149/II, bied ik U hierbij aan.

De afdeling advisering van de Raad van State (de afdeling) heeft opmerkingen gemaakt over de voorgestelde wettelijke concentratie. Daarop zal ik hierna ingaan.

1. Noodzaak

Voorgesteld wordt om strafzaken tegen opsporingsambtenaren die in hun functie geweld hebben gebruikt voortaan te concentreren bij de Rechtbank Midden-Nederland. De voorgestelde concentratie is wenselijk omdat jaarlijks een beperkt aantal opsporingsambtenaren wordt vervolgd en de beoordeling van deze feiten naar het oordeel van de regering vraagt om specifieke deskundigheid op het gebied van de toepasselijke regelingen, de wijze waarop opsporingsambtenaren worden getraind in het gebruik van geweld en de complexiteit van de situaties waarin opsporingsambtenaren hun werk moeten verrichten. Zaken waarin opsporingsambtenaren geweld hebben gebruikt, zijn per definitie anders dan zaken waarin anderen – die geen geweldsbevoegdheid hebben – geweld hebben gebruikt. Tevens kan door concentratie kennisopbouw plaatsvinden bij de Rechtbank Midden-Nederland, aldus de toelichting.

De Afdeling merkt het volgende op. Het uitgangspunt van de rechtspleging is dat alle rechtbanken alle zaken behandelen. De spreiding van rechtbanken over het land beoogt een goede bereikbaarheid en toegankelijkheid van rechtspraak te waarborgen. Dat laatste is in dit specifieke geval zowel van belang voor de betrokken politieambtenaren zelf als ook voor mogelijke slachtoffers en nabestaanden. De schaalvergroting van rechtbanken die met de Wet herziening gerechtelijke kaart heeft plaatsgevonden, had mede tot doel de mogelijkheid te vergroten om tot een deskundige behandeling te komen waardoor concentratie minder dan voorheen aan de orde zou behoeven te zijn. Daarbij is het uitgangspunt geweest dat alle rechtbanken alle zaken op kwalitatief goede wijze en zonder vertraging moeten kunnen behandelen. Daarop wordt slechts in bijzondere gevallen een uitzondering gemaakt.

De Raad voor de Rechtspraak heeft gelet op dit uitganspunt in samenwerking met de gerechten een toetsingskader voor wettelijke concentratie ontwikkeld, waarin daarvoor criteria zijn geformuleerd. Wettelijke concentratie wordt wenselijk geacht indien voor de behandeling van een categorie zaken bijzondere rechterlijke expertise nodig is. De Afdeling merkt op dat de in de toelichting genoemde argumenten niet aan dit criterium voldoen. De toepasselijke regelgeving is niet van een zodanig specifieke aard dat hiervoor meer dan gemiddelde rechterlijke kennis nodig is. Daarbij merkt de Afdeling op dat de rechtbanken voor de behandeling van de reguliere strafzaken ook op de hoogte moeten zijn van de omstandigheden waarin de politie haar werk doet. Kennisopbouw bij één gespecialiseerde rechtbank lijkt dan ook niet noodzakelijk. Nu aan het vereiste van noodzakelijke bijzondere expertise niet is voldaan, speelt volgens het toetsingskader geen rol meer dat het hierbij om een relatief gering aantal zaken gaat. Het voorgaande vindt bevestiging in de adviezen van het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak.

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling af te zien van de voorgestelde wettelijke concentratie, tenzij deze alsnog dragend kan worden gemotiveerd.

Aan het advies van de afdeling is gevolg gegeven. De noodzaak van bijzondere rechterlijke expertise voor het behandelen van zaken tegen opsporingsambtenaren die in hun functie geweld hebben gebruikt, is van een dragender motivering voorzien.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De door de afdeling gemaakte redactionele kanttekeningen zijn ter harte genomen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging de nota van wijziging niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vicepresident van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging en de gewijzigde toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus