Kamerstuk 34532-18

Aanmerken van het stelsel van fosfaatrechten als staatssteun door de Europese Commissie

Dossier: Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten

Gepubliceerd: 13 oktober 2016
Indiener(s): Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur bodem dieren landbouw natuur en milieu organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34532-18.html
ID: 34532-18

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2016

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten (Kamerstuk 34 532, nr. 3) heb ik aangegeven, dat de introductie van een rechtenstelsel om het fosfaatplafond te bereiken en te borgen raakt aan de Europese kaders voor staatssteun. Uit intensief contact met de Europese Commissie is gebleken dat het rechtenstelsel, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel, als staatssteun wordt opgevat. Van staatssteun is sprake omdat rechten worden geïntroduceerd die vanaf inwerkingtreding schaars zullen zijn, de rechten vanaf de inwerkingtreding van het stelsel vrij verhandelbaar worden en een waarde vertegenwoordigen in het economisch verkeer. Deze rechten worden bovendien gratis toegewezen aan bedrijven die in Nederland op de peildatum melkvee op hun bedrijf hielden.

Staatssteun kan door de Europese Commissie verenigbaar worden verklaard met de interne markt. In dat geval is sprake van geoorloofde staatssteun. De Europese Commissie benadrukt dat geen sprake kan zijn van geoorloofde staatssteun en dat geen goedkeuring zal worden gegeven aan maatregelen die leiden tot het verstrekken van staatssteun als het doel van de maatregel is om een overtreding van een bestaande Europese norm, hier het fosfaatproductieplafond in de derogatiebeschikking, te herstellen of indien de maatregelen niet verder gaan dan wat op basis van Europese normen reeds verplicht is. De Europese Commissie heeft recent aangegeven dat het huidige wetsvoorstel daarom niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van geoorloofde staatssteun.

Het voorgestelde fosfaatrechtenstelsel kan dus niet worden ingevoerd zonder het reële risico van een ingebrekestelling door de Europese Commissie vanwege het niet correct toepassen van de Europese staatssteunkaders. In het geval sprake is van ongeoorloofde staatssteun wordt Nederland verplicht het voordeel dat bedrijven als gevolg hiervan hebben ontvangen terug te vorderen. Dat wil zeggen, bij alle bedrijven die rechten hebben ontvangen, ongeacht of bedrijven directe inkomsten hebben gehad uit overdracht van de rechten of de rechten gebruikt hebben om de bedrijfsvoering te continueren. Dat risico is zo reëel en de consequenties voor de betrokken bedrijven zijn zo groot, dat het risico niet kan worden genomen. Daarom wordt in overleg met de Europese Commissie gezocht naar een oplossing om het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de staatssteunregels.

Bijgevoegde nota van wijziging heeft tot doel tegemoet te komen aan de bezwaren van de Europese Commissie (Kamerstuk 34 532, nr. 19). Het wetsvoorstel wordt op twee punten gewijzigd. Ten eerste wordt het volledige fosfaatrechtenstelsel ingevoerd op

1 januari 2018. Op die dag zullen fosfaatrechten worden verstrekt en vanaf die dag is het verboden fosfaat met melkvee te produceren tenzij de melkveehouder over voldoende fosfaatrechten beschikt. De rechten worden gratis verstrekt en zijn vrij verhandelbaar. De totale hoeveelheid rechten die op 1 januari 2018 wordt toegekend, komt overeen met het fosfaatproductieplafond in de derogatiebeschikking. De hoeveelheid rechten per individueel bedrijf wordt bepaald op basis van gegevens over de veestapel op 2 juli 2015 (de peildatum) en de forfaitaire excretiewaarden. De generieke korting die nu reeds in het wetsvoorstel is voorzien, zal niet worden toegepast nadat de rechten zijn verstrekt maar direct worden verwerkt in de hoeveelheid rechten die wordt toegekend.

Ten tweede wordt in de wet geëxpliciteerd dat de criteria die de fosfaatbank zal toepassen voor het toekennen van niet overdraagbare rechten verder moeten gaan dat wat reeds op basis van geldende Europese normen verplicht is.

Deze wijzigingen leiden ertoe dat het rechtenstelsel op 1 januari 2018 in plaats van op 1 januari 2017 in werking treedt én dat de hoeveelheid rechten die bij de start van het stelsel wordt toegekend past bij het derogatieplafond.

Een belangrijk, maar vanwege de staatssteunkaders, onvermijdbaar effect is dat het fosfaatrechtenstelsel in 2017 nog niet effectief stuurt op de reductie van de fosfaatproductie. De Europese Commissie benadrukt dat het essentieel is dat Nederland een overtuigend pakket presenteert waarmee de fosfaatproductie in 2017 wordt gereduceerd. De inzet van de Europese Commissie is dat eind 2017 zeker moet worden gesteld dat Nederland weer aan de verplichtingen voldoet.

We zullen de komende periode het overleg met de Europese Commissie hierover voortzetten. Ik ben in overleg met betrokken sectorpartijen over stappen die gezet moeten worden.

Er zal nadrukkelijk een beroep worden gedaan op deze partijen om een overtuigende daling van de fosfaatproductie in 2017 te realiseren.

De Europese Commissie heeft nog geen groen licht gegeven voor de introductie voor het fosfaatrechtenstelsel en er is geen zekerheid over de voortzetting van de derogatie na 2017. Ten aanzien daarvan is voor de Europese Commissie van belang dat Nederland pas na afloop van de huidige derogatieperiode aan de voorwaarden van de huidige derogatie voldoet.

Gelet op bovenstaande acht ik het noodzakelijk deze wijziging nu door te voeren en vraag uw inzet het wetsvoorstel, inclusief deze nota van wijziging, op de kortst mogelijke termijn te behandelen zodat Nederland zo snel mogelijk aan de Europese Commissie laat zien dat er een wettelijk stelsel is op basis waarvan de fosfaatproductie in 2018 in lijn is met het plafond zoals dat thans in de derogatiebeschikking is opgenomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam