Nr. 21 BRIEF VAN HET LID BISSCHOP C.S.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2015

Tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel inzake een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht heeft het lid Verhoeven aangegeven zijn amendement te zullen wijzigen. In afwachting van deze wijziging hebben de initiatiefnemers hun oordeel over het amendement opgeschort. Bij dezen reageren zij op het inmiddels gewijzigde amendement-Verhoeven (Kamerstuk 33 862, nr. 20). Eveneens reageren zij op de gewijzigde motie van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (Kamerstuk 33 862, nr. 18).

De initiatiefnemers ondersteunen de bedoeling en de inhoud van het amendement-Verhoeven. Zij vinden het belangrijk dat vanaf de inwerkingtreding van de wet bij alle scholen met dezelfde systematiek gewerkt wordt, waarin niet langer de kwaliteitsaspecten centraal staan maar het schoolplan. Met dit amendement kan voorkomen worden dat scholen hun schoolplan moeten wijzigen voordat dat de reguliere termijn van vier jaar is verstreken, terwijl de inspectie de ruimte krijgt om scholen met een ongewijzigd schoolplan wel te onderzoeken op de met dit voorstel toegevoegde elementen. De initiatiefnemers verwachten dat de inspectie alleen naar deze toevoegingen zal vragen wanneer daar aanleiding voor bestaat (artikel 4, tweede lid, Wet op het onderwijstoezicht). Zij vinden het amendement belangrijk voor de zorgvuldige invoering van het wetsvoorstel.

In de beantwoording in tweede termijn hebben de initiatiefnemers aangegeven dat zij onderscheid maken tussen gedifferentieerd toezicht en gedifferentieerde oordelen. In de motie-Van Nispen en Jasper van Dijk liepen deze begrippen door elkaar. Met hun gewijzigde motie verduidelijken deze leden dat zij doelen op de gedifferentieerde oordelen. Het oordeel van de initiatiefnemers over deze motie blijft desondanks ongewijzigd. In de nota naar aanleiding van het verslag hebben de initiatiefnemers aangegeven het onwenselijk te vinden dat de inspectie zonder wettelijke basis zelf zou overgaan tot het invoeren van kwaliteitsoordelen, zoals bij de oordelen (zeer) zwak is gebeurd (Kamerstuk 33 862, nr. 11, p. 5). Zij hebben daarbij echter ook aangegeven dat aanvullende kwaliteitsoordelen (zoals goed en excellent) buiten het bestek van het wetsvoorstel vallen. Volgens de initiatiefnemers kunnen de door de motie bedoelde predicaten daarom ook niet in strijd met de geest van het voorstel zijn. Zij ontraden derhalve ook de gewijzigde motie.

Met bijgaande derde nota van wijziging (Kamerstuk 33 862, nr. 22) worden enkele technische onvolkomenheden hersteld.

Bisschop Van Meenen Rog