Nr. 13 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 juni 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, komt artikel 10 te luiden:

Artikel 10. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 12, vierde lid.

B

In artikel I, onderdeel B, komt het derde subonderdeel te luiden:

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien de leerresultaten van de school niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld bij of krachtens het vijfde lid, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 4c, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

C

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat, en

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 4c.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid wordt tevens het schoolondersteuningsprofiel betrokken.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding, bedoeld in artikel 30,

c. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid, en

d. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, mede met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem, bedoeld in artikel 8, zesde lid, en

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn.

D

Na artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de onderdelen f, j en m vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel n wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel n wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 12, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

E

In artikel I, onderdeel D, wordt «artikel 10a, eerste lid,» vervangen door: artikel 10a, eerste of vierde lid,.

F

In artikel II, onderdeel A, komt artikel 13 te luiden:

Artikel 13. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 15, vierde lid.

G

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat,

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 6a.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid worden tevens de voorzieningen betrokken die zijn getroffen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid, en

c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat een ononderbroken ontwikkelingsproces van leerlingen mogelijk wordt gemaakt en dat het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, mede met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem, bedoeld in artikel 10, vierde lid,

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn, en

c. het vorm geven aan de uitwerking van het eilandelijk zorgplan, bedoeld in artikel 27.

H

Na artikel II, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel k wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel k wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 15, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

I

Artikel III, onderdeel 0A, komt te luiden:

0A

Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het instrument, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dat door de school wordt vormgegeven of gekozen, waaronder:

a. de aandachtsgebieden die het instrument inzichtelijk maakt,

b. de representativiteit van het instrument, en

c. de frequentie waarmee het instrument wordt ingezet.

J

In artikel III, onderdeel A, komt artikel 19 te luiden:

Artikel 19. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 21, vierde lid.

K

Na artikel III, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a. Zeer zwak onderwijs

De kwaliteit van het onderwijs is zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 5a, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

L

Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat,

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 5a.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid wordt tevens het schoolondersteuningsprofiel betrokken.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid,

c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel, en

d. het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding, bedoeld in artikel 30.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, mede met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem, bedoeld in artikel 11, zevende lid, en

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn.

M

Na artikel III, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel k wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel k wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 21, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

N

Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 48a, het opschrift en het eerste lid, komen te luiden:

Artikel 48a. Informeren ouders bij zeer zwak onderwijs

1. Indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van zeer zwak onderwijs, bedoeld in artikel 19a, informeert het bevoegd gezag de ouders van de leerlingen van de school hierover door middel van in ieder geval de toezending van de door de inspectie opgestelde samenvatting van het inspectierapport, welke samenvatting gelijktijdig met het inspectierapport ter beschikking is gesteld van het bevoegd gezag. De toezending, bedoeld in de eerste volzin, geschiedt binnen vier weken na de vaststelling van het inspectierapport.

O

Artikel III, onderdeel E, komt te vervallen.

P

Voor artikel IV, onderdeel 0A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

00A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Q

In artikel IV, onderdeel 0A, wordt «artikel 3a» vervangen door: artikel 3b.

R

In artikel IV, onderdeel A, komt artikel 23a te luiden:

Artikel 23a. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 24, vierde lid.

S

Artikel IV, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 23a1 komt te luiden:

Artikel 23a1. Zeer zwak onderwijs

1. De kwaliteit van het onderwijs is zeer zwak indien de leerresultaten van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het hoger algemeen voortgezet onderwijs, het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretische leerweg en de gemengde leerweg, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg dan wel het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de kaderberoepsgerichte leerweg ernstig en langdurig tekortschieten en het bevoegd gezag in verband met dit tekortschieten eveneens tekortschiet in de naleving van een of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften. Het bevoegd gezag voldoet in elk geval niet aan de wettelijke opdracht om zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 23a, indien de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is.

2. Er is sprake van onvoldoende leerresultaten als bedoeld in het eerste lid indien in de schoolsoort dan wel de leerweg, bedoeld in het eerste lid, de gemiddelde eindexamenresultaten en het doorstroomrendement, gemeten over een periode van 3 schooljaren, liggen onder de in het derde lid bedoelde normering die daarvoor geldt in vergelijking tot die leerresultaten over diezelfde schooljaren van dezelfde schoolsoorten of dezelfde leerwegen met een vergelijkbaar leerlingenbestand

3. Indien de leerresultaten van het onderwijs niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld bij of krachtens het vierde lid, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien het bevoegd gezag ten aanzien van het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het bevoegd gezag dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 3b, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop leerresultaten worden gemeten. Voorts wordt de normering, bedoeld in het tweede lid, bepaald en de aard en het aantal van de gegevens die ten minste beschikbaar moeten zijn.

5. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

T

In artikel IV, onderdeel C, wordt «artikel 23a1, eerste lid,» vervangen door: artikel 23a1, eerste of derde lid,.

U

Artikel IV, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat, en

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 3b.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid wordt tevens het schoolondersteuningsprofiel betrokken.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid,

c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel, en

d. het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding, bedoeld in artikel 32d.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, en

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn.

V

Na artikel IV, onderdeel D, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 24a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel k wordt de punt vervangen door:, en.

3. Na onderdeel k wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 24, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

W

Voor artikel V, onderdeel 0A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

00A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

X

In artikel V, onderdeel A, komt artikel 47 te luiden:

Artikel 47. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 50, vierde lid.

Y

Artikel V, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat, en

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 4a.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid worden tevens de voorzieningen betrokken die zijn getroffen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid, en

c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid,

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn, en

c. het vormgeven aan de uitwerking van het eilandelijk zorgplan, bedoeld in artikel 68.

Z

Na artikel V, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel g vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel h wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 50, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

AA

In artikel VI, onderdeel B, wordt het voorgestelde eerste lid als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, subonderdeel 1, komt te luiden:

1°. de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit, van het onderwijs aan en het bestuur van instellingen als bedoeld in de onderwijswetten met uitzondering van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voor zover het niet betreft het onderzoek bedoeld in artikel 12a, derde lid,.

2. Aan onderdeel c wordt toegevoegd: alsmede het beoordelen en bevorderen van de financiële doelmatigheid en het bevorderen van de financiële continuïteit,.

BB

Artikel VI, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde onderdeel komt als volgt te luiden:

3. In het tweede lid wordt «aspecten van kwaliteit, te weten» vervangen door «indicatoren» en worden de onderdelen a tot en met c vervangen door:

a. schoolplan,

b. leerresultaten en de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen,

c. monitor inzake de veiligheid van leerlingen op school,

d. informatie uit de jaarstukken, met inbegrip van het financieel jaarverslag,

e. beschikbare signalen over mogelijke knelpunten, waaronder het gevoerde personeelsbeleid, voor zover daar op grond van artikel 6a, eerste en tweede lid, aanleiding toe bestaat.

2. De eerste volzin van het achtste onderdeel komt te luiden:

De inspectie bezoekt ten minste elke vier jaar een representatief aantal van de onder een bestuur ressorterende instellingen.

CC

Artikel VI, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie kaders vast waarin de werkwijze voor een onderzoek als bedoeld in de artikelen 11 en 12a en voor de toepassing van de artikelen 11a en 11b is vastgelegd. In de kaders wordt onderscheid aangebracht tussen de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde taken.

2. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Aan het tweede lid worden de volgende volzinnen toegevoegd:

Ten behoeve van het in de vorige volzin bedoelde overleg brengt de inspectie onderscheid aan tussen de in artikel 3, eerste lid, bedoelde taken, en vermeldt zij, voor zover het de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a bedoelde taak betreft, welke bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften van toepassing zijn. De inspectie maakt van het overleg een verslag, dat door Onze Minister aan de Staten-Generaal wordt gezonden.

DD

Artikel VI, onderdeel J, komt te luiden:

J

In artikel 13a wordt «ernstig of langdurig tekortschiet» vervangen door: zeer zwak is, als bedoeld in artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 19a van de Wet op de expertisecentra en artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

EE

In artikel VI, onderdeel K, komt het voorgestelde artikel 14, eerste lid, te luiden:

1. Indien de inspectie oordeelt dat de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is, als bedoeld in artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 19a van de Wet op de expertisecentra en artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel de instelling tekortschiet in de naleving van andere wettelijke voorschriften, informeert zij Onze Minister en kan zij voorstellen doen over te treffen maatregelen.

FF

Artikel VI, onderdeel Q, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «haar oordeel» vervangen door «haar oordelen en bevindingen» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: In het inspectierapport wordt onderscheid aangebracht tussen oordelen op grond van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde taak en bevindingen op grond van de in artikel, eerste lid, onderdeel b, bedoelde taak.

2. In onderdeel 3 wordt «artikel 10a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 23a1, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 19a van de Wet op de expertisecentra en artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

GG

Artikel VI, onderdeel R, komt te luiden:

R

Na artikel 21, eerste lid, wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien voor de vijfde week na vaststelling van het inspectierapport, bedoeld in artikel 20, zesde lid, wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan.

HH

Artikel VII, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0B

Artikel 11, zevende lid, tweede volzin, komt te luiden: Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten ten minste op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

2. In onderdeel A komt artikel 19 te luiden:

Artikel 19. Kwaliteit onderwijs

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 21, vierde lid.

3. In onderdeel B komt subonderdeel 3 te luiden:

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien de leerresultaten op de school niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld bij of krachtens het vijfde lid, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op de school, bedoeld in artikel 5a, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

4. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21. Schoolplan

1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

2. De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat, en

d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 5a.

Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid wordt tevens het schoolondersteuningsprofiel betrokken.

3. De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid,

c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel, en

d. het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding, bedoeld in artikel 30.

4. De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

a. het bewaken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, mede met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem, bedoeld in artikel 11, zevende lid, en

b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn.

5. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel j vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel k wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel k wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 21, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.

6. In onderdeel D wordt «artikel 19a, eerste lid,» vervangen door: artikel 19a, eerste of vierde lid,.

II

Artikel VII, onderdelen 2 tot en met 4, komen te luiden:

2. In artikel VI, onderdeel J, van deze wet na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd:, 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

3. In artikel VI, onderdeel K, van deze wet, na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd:, 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

4. In artikel VI, onderdeel Q, van deze wet, na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd:, 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

JJ

Artikel VIII, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A komt subonderdeel 3 te luiden:

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien de leerresultaten op de school niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld bij of krachtens het vijfde lid, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op de school, bedoeld in artikel 5a, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

2. Onderdeel B komt te luiden:

B

Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 48a, eerste lid, wordt «artikel 19a, eerste lid,» vervangen door: artikel 19a, eerste of vierde lid,.

KK

Artikel VIII, onderdeel 2, komt te luiden:

2. Komt artikel VI van die wet te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13a wordt na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd: , 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

B

In artikel 14, eerste lid, wordt na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd: , 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

C

In het opschrift van hoofdstuk 3b, artikel 15e, het opschrift van artikel 15f en artikel 15f wordt «College voor examens» telkens vervangen door: College voor toetsen en examens.

D

In artikel 20, zesde lid, wordt na «10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd: , 19a, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

Toelichting

Onderdelen A, C, D, F, G, H, J, L, M, R, U, V, X, Y en Z

In de Kwaliteitswet van 1998 staan het schoolplan, de schoolgids en de zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs centraal om het verbeteren van en de verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen. Met deze onderdelen van deze nota van wijziging worden de kernelementen van de Kwaliteitswet duidelijker afgestemd en uitgewerkt.

De initiatiefnemers hebben geconstateerd dat de huidige bepalingen over de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs verwarring oproepen. Allereerst wordt daarin het begrip «wettelijke opdrachten» genoemd, terwijl geen duidelijke afbakening is gegeven door de wetgever. De suggestie wordt tevens gewekt dat deze wettelijke voorschriften een bijzondere status hebben, terwijl het bevoegd gezag alle deugdelijkheidseisen op gelijke voet dient na te leven. Eveneens kan onduidelijkheid ontstaan over de mate waarin en de wijze waarop het schoolplan uitgevoerd moet worden. Het is de initiatiefnemers gebleken dat de toevoeging over de uitvoering van het schoolplan zonder inhoudelijke gevolgen kan vervallen.

Op grond van het voorgaande kunnen de initiatiefnemers als alternatief volstaan met het heldere uitgangspunt dat het bevoegd gezag de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften dient na te leven en dat zij het stelsel van kwaliteitszorg dient uit te voeren. Zij handhaven de toevoeging «in elk geval» in de definitie van het zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs. Hiermee wordt benadrukt dat kwaliteit breder is dan de wettelijke voorschriften. Deze toevoeging leidt echter niet tot een uitbreiding van het bereik van het toezicht. De inspectie kan overigens in het stimulerende rapport bijvoorbeeld wel aandacht besteden aan de mate waarin de in het schoolplan geformuleerde ambities worden uitgevoerd. Op die wijze kan zij een bijdrage leveren aan de horizontale verantwoording en het functioneren van de medezeggenschap.

Deze nota van wijziging verduidelijkt de samenhang tussen de artikelen in de sectorwetten waarin het schoolplan en de zorgplicht inzake de kwaliteit van het onderwijs zijn geregeld. Het artikel inzake het schoolplan richt zich op de beschrijving van zowel de kwaliteit van het onderwijs als de zorg voor deze kwaliteit. Deze deugdelijkheidseis verplicht het bevoegd gezag in het schoolplan ten minste de onderdelen te beschrijven die in dit artikel worden opgesomd. Het artikel inzake de kwaliteit van het onderwijs daarentegen richt zich op de uitvoering van de kwaliteit van het onderwijs door het bevoegd gezag. Hierin wordt het cruciale uitgangspunt dat het bevoegd gezag de deugdelijkheidseisen dient na te leven expliciet gemaakt. Eveneens dient het bevoegd gezag het stelsel van kwaliteitszorg dat in het schoolplan beschreven is uit te voeren.

Het schoolplan vormt een belangrijk aangrijpingspunt als het gaat om de doordenking van de kwaliteit van het onderwijs. Het is belangrijk dat voor elke school een schoolplan wordt vastgesteld dat past bij de visie van de school en de zorg voor het onderwijs in de school. Om de rol van het schoolplan te onderstrepen wordt de uitzonderingsbepaling dat het mogelijk is om voor een aantal scholen hetzelfde schoolplan te hanteren, geschrapt. De initiatiefnemers willen de suggestie wegnemen dat met eenvoudig knip- en plakwerk kan worden volstaan. Deze wijziging laat echter onverlet dat het geen probleem hoeft te zijn wanneer het schoolplan bij vrijwel identieke scholen in hoge mate dezelfde inhoud heeft, wanneer hiermee recht wordt gedaan aan het onderwijs in de onderscheiden scholen. De kernopdracht voor het bevoegd gezag die in dit wetsvoorstel bevestigd wordt, is dat zij ervoor moet zorgen dat elke school een passend schoolplan heeft.

Het toezicht richt zich enkel – zoals in de eerste nota van wijziging is verhelderd – op de voorschriften waaraan het bevoegd in relatie tot de overheid dient te voldoen. Op grond van dit uitgangspunt kan de uitvoering van het schoolplan niet ten aanzien van alle onderdelen onder het toezicht vallen. Immers, in het onderwijskundig beleid en het personeelsbeleid staan eigen opdrachten, visies en voorkeuren van de school centraal. Van het bevoegd gezag mag bijvoorbeeld wel verwacht worden dat zij een dekkend aanbod heeft voor de kerndoelen en dat zij dit aanbod beschrijft in de schoolgids, maar de methode en invulling die zij kiest, is niet ter beoordeling van de overheid. Deze onderdelen horen thuis in de horizontale verantwoording en de medezeggenschap en worden dus uitgezonderd van het toezicht. De inspectie kan aan de horizontale verantwoording in het kader overigens wel een bijdrage leveren, met name door haar bevindingen in het inspectierapport op grond van haar stimulerende taak.

Over de kwaliteitszorg merken de initiatiefnemers het volgende op. In deze nota van wijziging wordt aangesloten bij het spraakgebruik en de formulering in de Wet educatie en beroepsonderwijs (art. 1.3.6). De huidige formulering «het beleid inzake de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs» wordt in het schoolplan daarom vervangen door «het stelsel van kwaliteitszorg». Het wetsvoorstel verduidelijkt ten aanzien van het onderwijskundig beleid dat met de wettelijke opdrachten de wettelijke voorschriften inzake de inhoud, de uitgangspunten en de doelstellingen van het onderwijs bedoeld zijn. Het onderwijsaanbod, het onderwijsleerproces en de wijze van toetsen en examineren staan centraal. In de Wet op het primair onderwijs wordt dan gedacht aan de artikelen 2, 8, 8a, 9 en 9b. Voor de andere sectoren in het funderend onderwijs gelden de daarmee vergelijkbare bepalingen.

De uitvoering van het stelsel van kwaliteitszorg vormt onderwerp van toezicht. Het toezicht richt zich daarbij op de activiteiten die beschreven moeten worden in het schoolplan. Het betreft drie kernactiviteiten:

  • 1. Het mogelijk maken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen. Het bevoegd gezag dient de uitwerking van deze deugdelijkheidseis te beschrijven in het onderwijskundig onderdeel van het schoolplan.

  • 2. Het bewaken dat de onder activiteit 1 bedoelde kwaliteitsopdracht wordt gerealiseerd. Bij het bewaken van deze kwaliteit speelt het leerlingvolgsysteem een voorname rol, indien dit systeem in de betreffende onderwijssector verplicht is.

  • 3. Het vaststellen van maatregelen indien verbeteringen nodig zijn.

Het functioneren van de kwaliteitscyclus als zodanig staat dus centraal, niet de keuzes die het bevoegd gezag binnen deze cyclus maakt en de wijze waarop aan de kwaliteitszorg invulling wordt gegeven. Het is bijvoorbeeld aan het bevoegd gezag om te bepalen op welke wijze en met welke frequentie binnen de duur van het schoolplan de uitvoering van de bedoelde kwaliteitsopdracht wordt bewaakt. De inspectie toets enkel of het bevoegd gezag zicht heeft op de kwaliteit. En het feit dat het bevoegd gezag moet beschrijven welke maatregelen zij treft in het kader van de kwaliteitsverbetering, betekent niet dat de inspectie deze maatregelen inhoudelijk beoordeelt. De inspectie toetst enkel of het bevoegd gezag maatregelen treft. De inspectie kan uiteraard wel ingrijpen wanneer de maatregelen die door het bevoegd getroffen zijn niet meer of nog steeds niet tot naleving van de wettelijke voorschriften leiden.

De initiatiefnemers merken nog op dat het stelsel van kwaliteitszorg betrekking heeft op het schoolniveau. Het feit dat in een individuele situatie van een leerling het gebruik van een leerlingvolgsysteem onvoldoende is gebleken, betekent bijvoorbeeld niet vanzelf dat het stelsel van kwaliteitszorg tekortschiet.

Tot slot vragen de initiatiefnemers aandacht voor de schoolgids. De horizontale verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs is erg belangrijk. Daarom is het wenselijk om in de schoolgids informatie op te nemen over het functioneren van het stelsel van kwaliteitszorg. Het gaat daarbij niet om een beschrijving van het stelsel op zich, die is namelijk reeds te vinden in het schoolplan. De schoolgids dient informatie te bevatten over de bevindingen die het bevoegd gezag op basis van het stelsel van kwaliteitszorg heeft opgedaan en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn of worden getroffen.

Onderdelen B, K, N en S

Op scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs, maar ook op nieuwe of zeer kleine scholen kunnen de leerresultaten niet worden beoordeeld. Deze nota van wijziging creëert een definitie van zeer zwak onderwijs die is toegesneden op deze bijzondere situaties. Indien de leerresultaten niet kunnen worden aangetoond, kunnen deze scholen zeer zwak worden als het bevoegd gezag tekortschiet in de naleving van twee of meer wettelijke voorschriften. Aanvullend vereiste is wel dat de school dientengevolge tekortschiet in de veiligheid van leerlingen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen of het mogelijk maken van een ononderbroken ontwikkeling. Anders zou het tekortschieten in de naleving van voorschriften die niet direct verband houden met de kern van het onderwijs(leerproces) tot het oordeel zeer zwak onderwijs leiden.

In de situatie van deze scholen is het op grond van het oordeel zeer zwak onderwijs niet mogelijk de bekostiging te beëindigen of de school te sluiten (art. 164b Wet op het primair onderwijs of art. 109a Wet op het voortgezet onderwijs). Deze sanctie is immers specifiek bedoeld voor de situatie waarin ten minste sprake is van tekortschietende leerresultaten. Wel is het in deze situaties mogelijk om de bekostiging op te schorten of in te houden. Het bevoegd gezag schiet immers tekort in de naleving van wettelijke voorschriften. Indien een school waar de leerresultaten niet te beoordelen zijn zeer zwak wordt en verbetering binnen een redelijke termijn uitblijft, zal, gelet op de ernst van de situatie, streng worden gehandhaafd door middel van het opschorten dan wel inhouden van de bekostiging.

Strenge handhaving ligt zeker ook voor de hand wanneer een school na twee jaar tekortschietende leerresultaten in het derde jaar geen eindtoets heeft afgenomen. Scholen kunnen er niet op rekenen dat zij het beëindigen van de bekostiging of het sluiten van de school kunnen ontwijken door geen eindtoets meer af te nemen. De bekostiging kan in beide situatie desnoods met 100% worden ingehouden.

Onderdelen P en W

De Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) kent in tegenstelling tot de overige sectorwetten in het funderend onderwijs geen deugdelijkheidseis die inhoudt dat het onderwijs zodanig wordt ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen. De initiatiefnemers vinden het logisch en wenselijk deze deugdelijkheidseis in te voeren in de Wvo, temeer daar bij de introductie van deze bepaling reeds de overgang naar het voortgezet onderwijs is benoemd. Zij hechten eraan de bedoeling van deze bepaling voor het funderend onderwijs te verhelderen.

Zoals de indieners in de memorie van toelichting hebben aangegeven, is in het toezicht terughoudendheid vereist ten aanzien van doelbepalingen. Naarmate de bepaling algemener van aard is, zal het treffen van sancties op basis van concrete criteria problematischer zijn. De bovengenoemde doelbepaling inzake de ononderbroken ontwikkeling en het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen vergt terughoudendheid van de inspectie als het gaat om de wijze waarop het bevoegd gezag hieraan werkt, met name waar pedagogisch-didactische keuzes in het geding zijn. De wetgever is met het formuleren van deze doelbepaling zelf ook terughoudend geweest. Het onderwijs moet zodanig ingericht zijn dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Van het bevoegd gezag kan niet verwacht worden dat zij de ononderbroken ontwikkeling van leerlingen waarborgt.

Het zodanig inrichten van het onderwijs dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen, hangt samen met het aanbod en de verwezenlijking van dat aanbod in de klas en daarbuiten. Het onderwijsaanbod moet zodanig gestructureerd zijn en aangeboden worden dat de leerling zich gedurende zijn of haar schooltijd het totale leerstofaanbod eigen kan maken, op het niveau dat van hem of haar verwacht mag worden.

Van een zodanige inrichting van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen, is geen sprake wanneer bijvoorbeeld de structuur in de les of het onderwijsaanbod dusdanig is dat van een behoorlijk onderwijsleerproces geen sprake kan zijn. Uit de wetsgeschiedenis valt ook op te maken dat situaties waarin leerlingen worden geconfronteerd met activiteiten of onderwijsinhouden die evident niet aansluiten bij hun ontwikkelingsfase of ontwikkelingsniveau voorkomen moeten worden. Het betreft eigenlijk zodanig tekortschieten waarvan in redelijkheid niet langer gezegd kan worden dat een pedagogisch-didactische visie aan de orde is.

Een belangrijk kernpunt van de voorgestelde deugdelijkheidseis is, zoals aangegeven, dat het onderwijs aan dient te sluiten bij het ontwikkelingsniveau van leerlingen. De uitwerking daarvan zal naar zijn aard dus per sector verschillen. In de memorie van toelichting bij de Wet op het basisonderwijs stond bijvoorbeeld de discussie over de integratie van de kleuterschool in de basisschool centraal, waarbij het onderwijs aan kleuters vanwege hun ontwikkelingsfase wezenlijk dient te verschillen van het onderwijs aan oudere leerlingen. Een school die zich hier onvoldoende rekenschap van geeft, schiet tekort. In het voortgezet onderwijs zal de toenemende zelfstandigheid van leerlingen er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat activiteiten buiten de klassikale lessen een grotere plaats innemen. In dat geval staat de vraag centraal of de school in voldoende mate regie heeft over het onderwijsaanbod en het onderwijsleerproces.

Voor het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen is inzicht in het niveau van leerlingen cruciaal. De afgelopen decennia is het leerlingvolgsysteem hierbij in toenemende mate van belang geworden. In het basisonderwijs is dit systeem recent verplicht gesteld. De verplichting om een leerlingvolgsysteem te gebruiken brengt met zich mee dat niet volstaan kan worden met het invoeren van gegevens. Er dient een verband te zijn tussen het gebruik van het leerlingvolgsysteem en het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen. Voor het afstemmen van het onderwijs zijn echter niet bij of krachtens de wet concrete verplichtingen geformuleerd. In het toezicht kunnen daarom bijvoorbeeld geen eisen gehanteerd worden inzake de frequentie waarmee leerresultaten geëvalueerd moeten worden.

De indieners merken nog op dat het toezicht op deze doelbepaling zich richt op schoolniveau. De vaststelling dat een individuele leraar bijvoorbeeld onvoldoende presteert, dat eenmalig een verstoring van de orde in de klas is opgetreden of dat het leerlingvolgsysteem in een concrete leerlingsituatie onvoldoende benut is, biedt dus onvoldoende grond om te stellen dat de school tekortschiet in het zorg dragen voor de ontwikkeling van leerlingen.

Onderdeel AA

Dit onderdeel expliciteert de reikwijdte van de stimulerende taak van de inspectie. Naast de kwaliteit van het onderwijs onderzoekt de inspectie ook de kwaliteit van het bestuur van instellingen. Als het gaat om het financieel onderzoek heeft de inspectie ook de taak om de financiële doelmatigheid en de financiële continuïteit te bevorderen. Bij haar onderzoek maakt de inspectie hiervoor gebruik van signaleringswaarden, die niet het karakter van deugdelijkheidseisen hebben. In het wetsvoorstel wordt het financieel onderzoek in de risicoanalyse reeds expliciet gemaakt door toevoeging van het financieel jaarverslag.

Als het gaat om het beoordelen van de financiële doelmatigheid past een terughoudende opstelling van de inspectie, aangezien wettelijke voorschriften beperkt beschikbaar zijn. Terughoudendheid is zeker geboden wanneer doelmatigheid sterker verweven is met onderwijsinhoudelijke keuzes van het bevoegd gezag.

Met betrekking tot het hoger onderwijs heeft de inspectie in algemene zin niet de taak om de kwaliteit van het onderwijs en het bestuur te onderzoeken. De enige uitzondering op dit uitgangspunt is de situatie waarin de zogeheten brandweerfunctie aan de orde is, bedoeld in artikel 12a, derde lid, van de Wot.

Onderdeel BB

Het is belangrijk dat de Wot een overzicht biedt van de indicatoren die gehanteerd worden bij het jaarlijkse, risicogerichte onderzoek. Als onderdeel van de zorgplicht veiligheid op school worden scholen jaarlijks verplicht de gegevens van de veiligheidsmonitor aan de inspectie te verschaffen. Deze gegevens verdienen daarom vermelding in de Wot.

De inspectie is voornemens om in haar onderzoek een belangrijker rol toe te kennen aan het functioneren van het bevoegd gezag. Wanneer het vertrouwen aanwezig is dat het bevoegd gezag voldoende zorg draagt voor de kwaliteit van het onderwijs en geen risico’s bestaan op tekortschieten in de naleving van wettelijke voorschriften, kan het onderzoek ten aanzien van de instellingen die onder het bevoegd gezag vallen meer proportioneel gebeuren. De verplichting dat elke school elke vier jaar bezocht moet worden kan daarbij in de weg staan. De initiatiefnemers willen dit voorkomen. Met deze nota van wijziging wordt bepaald dat de inspectie een representatief aantal scholen bezoekt. De criteria voor representativiteit kunnen in het onderzoekskader worden uitgewerkt.

Onderdeel CC

Dit onderdeel wijzigt de procedure inzake de vaststelling van de onderzoekskaders die de inspectie ten behoeve van haar taakuitoefening opstelt. Onder meer naar aanleiding van opmerkingen van de sectorraden zien de initiatiefnemers ervan af deze kaders verplicht aan het parlement voor te laten leggen. Het toezichtskader en het stimuleringskader kunnen in één onderzoekskader opgenomen worden, mits beide kaders voldoende onderscheiden en herkenbaar aanwezig zijn.

De initiatiefnemers vinden het belangrijk dat de positie van het onderwijsveld bij het opstellen van onderzoekskaders wordt versterkt. Als het gaat om het vaststellen van de werkwijze van de inspectie dient het onderwijsveld zelf een krachtiger positie in te nemen. Transparantie over het ringenoverleg is daarbij een belangrijk middel. Deze nota van wijziging bepaalt daarom dat de inspectie een verslag van het overleg maakt, dat door de Minister aan de Staten-Generaal wordt gezonden. Het ligt voor de hand dat het verslag in ieder geval aangeeft of en in hoeverre de onderscheiden deelnemers aan het overleg zich met voorstellen van de inspectie hebben kunnen verenigen. Overigens veronderstellen de initiatiefnemers als vanzelfsprekend dat afspraken worden gemaakt over de wijze waarop het overleg voorbereid en geleid wordt.

Onderdelen FF en GG

Dit onderdeel regelt dat het toezichtsrapport en het stimuleringsrapport in één inspectierapport opgenomen kunnen worden. De inspectie wordt niet verplicht de school twee afzonderlijke rapporten te sturen. Voorwaarde blijft dat de oordelen op basis van de toezichthoudende taak en de bevindingen op basis van de stimulerende taak voldoende onderscheiden en herkenbaar gepresenteerd worden. Weliswaar zal de inspectie het onderzoek zoveel mogelijk geïntegreerd vormgeven, in het rapport naar aanleiding van het onderzoek dient het onderscheid tussen beide taken helder te zijn.

Met deze nota van wijziging vervalt de regeling dat alleen het toezichtsrapport openbaar gemaakt wordt. Zowel de oordelen als de bevindingen zijn zodoende voor een ieder kenbaar. Op basis van de openbare oordelen en bevindingen kunnen de horizontale verantwoording en de medezeggenschap gestimuleerd worden. De initiatiefnemers verwachten dat de rapporten van de inspectie het debat en de verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs zullen stimuleren. De discussie over het onderwijs kan namelijk beter gevoerd worden wanneer het onderscheid tussen oordelen en bevindingen voor iedereen duidelijker is.

Bisschop Van Meenen Rog