80,0 %
20,0 %

PvdA

PVV

CU

Bontes

PvdD

50PLUS

SP

D66

CDA

VVD

SGP

GL


Nr. 30 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN NIEUWENHUIZEN-WIJBENGA EN VAN WEYENBERG

Ontvangen 12 februari 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel XXII worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel XXIIa

  • 1. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor dat tijdstip.

  • 2. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.

Artikel XXIIb

Artikel 652 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor dat tijdstip.

Artikel XXIIc

Artikel 653 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor dat tijdstip.

Artikel XXIId

Artikel 668, leden 1, 2, 3 en 4, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel komt te luiden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, van deze wet, is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die eindigen binnen een maand na het tijdstip van inwerkingtreding van dat onderdeel.

Artikel XXIIe

  • 1. Artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin hetgeen in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op die dag, van toepassing is verklaard of waarin toepassing is gegeven aan artikel 668a, lid 5, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende twaalf maanden na die inwerkingtreding.

  • 2. Op arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden voortgezet op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van deze wet, is artikel 668a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel komt te luiden na dat tijdstip, eerst van toepassing, indien op of na dat tijdstip een volgende arbeidsovereenkomst wordt aangegaan ten hoogste zes maanden na de dag waarop de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomst eindigde, met dien verstande dat in afwijking van artikel 668a, lid 1, een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor dat tijdstip en de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten geacht worden elkaar niet te hebben opgevolgd, indien zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.

  • 3. In afwijking van artikel 668a, lid 1, zoals dat artikel komt te luiden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van deze wet worden de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 1, en de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten geacht elkaar niet te hebben opgevolgd, indien zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.

II

Artikel XXIII komt te luiden:

Artikel XXIII

  • 1. Artikel 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel II, van deze wet blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor dat tijdstip.

  • 2. Artikel 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel II, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 691, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.

III

Artikel XXXIX wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Artikel I, onderdeel N, van deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Toelichting

Per 1 juli 2015 wordt het ontslagrecht hervormd. Dit maakt het vaste contract aantrekkelijker en leidt tot een nieuwe dynamiek op de arbeidsmarkt. Dit zal de kans vergroten dat mensen een vast contract krijgen na afloop van de ketenbepaling. Volgens het huidige wetsvoorstel zou het ontslagrecht hervormd worden na de aanscherping. Met dit amendement wordt geregeld dat de wijziging van de ketenbepaling (artikel I, onderdeel N) gelijktijdig plaatsvindt met de wijziging op ontslagrecht op 1 juli 2015.

In het voorgestelde artikel XXIII is overgangsrecht opgenomen voor de wijzigingen die worden voorgesteld ten aanzien van flexibele arbeid. In artikel XXIII was er vanuit gegaan dat alle maatregelen met betrekking tot flexibele arbeidsrelaties op hetzelfde moment in werking zouden treden. Om een gefaseerde inwerkingtreding van de onderdelen die betrekking hebben op flexibele arbeid mogelijk te maken, wordt voor elk afzonderlijk onderdeel binnen het onderwerp flexibele arbeid een afzonderlijk artikel met overgangsrecht opgenomen. Hierdoor staat de wijze waarop het overgangsrecht is geformuleerd niet meer in de weg aan de uitgestelde inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N.

De termijn waarmee de ketenbepaling wordt uitgesteld zou bovenop de overgangsrechtelijke periode van maximaal anderhalf jaar komen, die cao partijen gegund wordt om de cao afspraken aan te passen aan het nieuwe recht. Als er sprake is van uitstel van inwerkingtreding van de aanscherping van de ketenbepaling, krijgen cao-partijen wat dat betreft langer dan beoogd is de gelegenheid om zich in te stellen op de nieuwe situatie. Zo’n lange overgangsperiode is niet nodig. Daarom is de overgangsbepaling die ziet op de ketenbepaling in artikel XXIIe, eerste lid, zo aangepast dat de overgangsperiode voor cao’s waarin van de ketenbepaling wordt afgeweken niet anderhalf jaar, maar een jaar duurt. Vanaf het moment waarop de wet in het Staatsblad wordt gepubliceerd, is voor partijen duidelijk dat de wet gewijzigd wordt, en heeft men, uitgaande van publicatie van de wet voor 1 juli 2014, twee jaar, voordat het nieuwe recht van toepassing wordt op dan nog lopende cao’s.

Van Nieuwenhuizen-Wijbenga Van Weyenberg