Kamerstuk 32472-4

Verslag van een algemeen overleg

EU-voorstel: Verordening voor de teelt van GGO-gewassen COM(2010) 375


Nr. 4 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 december 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu2 en de vaste commissie voor Europese Zaken3 hebben op 16 november 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 augustus 2010 over het fiche inzake de mogelijkheid tot verbieden of beperken van teelt van ggo’s op eigen grondgebied (32 472, nr. 2);

  • de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 23 juli 2010 over de aanbieding van het rapport naar aanleiding van het onderzoek naar de voedsel- en diervoederveiligheid van cisgene gewassen, zoals toegezegd tijdens het AO in januari jl. (27 428, nr. 171);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 12 november 2010 over de reactie op het verzoek van de commissie om het advies van de juridische dienst van de Europese Raad te versturen (32 472, nr. 3);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 16 november 2010 over de inhoudelijke taakverdeling ggo-beleid tussen bewindspersonen van I en M, ELI en VWS (27 428, nr. 176).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Koopmans

Griffier: Peen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Koopmans, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Ouwehand, Van Gerven, Dikkers, Van Veldhoven en Snijder-Hazelhoff,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: We houden ons strikt aan de geplande duur van twee uur, want anders hebben degenen die nog niet hebben gegeten, geen tijd om te eten. Ik ken in ieder geval één iemand voor wie dit geldt; we stoppen dus echt over twee uur. Is een spreektijd van vijf minuten genoeg? Mevrouw Wiegman wil zes minuten. Daar houden we strikt de hand aan en er zijn maximaal twee interrupties.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik mag vanavond mede namens de SGP mijn bijdrage leveren; dat vind ik heel verheugend.

De voorgestelde verordening biedt lidstaten de ruimte om de teelt van een toegelaten ggo op het gehele grondgebied of een deel daarvan te verbieden, maar in hoeverre mag nationale vormgeving van co-existentie reden zijn voor het verbieden van ggo's op een deel van het nationale grondgebied? De fracties van de ChristenUnie en de SGP vinden dat die ruimte op z'n minst geboden zou moeten worden. Wat overblijft, zijn sociaaleconomische factoren die juridisch moeilijk te onderbouwen zijn en die met grote gretigheid aangevochten zullen worden door biotechbedrijven. Tijdens het algemeen overleg over de informele Landbouwraad op 15 september heb ik daarom gesteld dat ik enerzijds het voordeel zie dat met de voorliggende verordening patstellingen kunnen worden doorbroken, maar dat ik anderzijds behoorlijk veel vragen had. De kernvraag was of het voorstel juridisch voldoende gefundeerd is. Ik heb begrepen dat die vragen in meer landen leven, zoals Oostenrijk, Hongarije, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en andere landen. Ik vraag de staatssecretaris om dezelfde terughoudendheid te betrachten als deze landen, zolang deze vragen over de juridische houdbaarheid niet bevredigend zijn beantwoord. Daarop krijg ik graag een reactie.

De voorzitter: Even een puntje van orde: ik denk dat het goed is om elke keer aan te geven aan welke staatssecretaris de vraag wordt gesteld, want anders gaan zij de vraag allebei beantwoorden of juist allebei niet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb net vanmiddag kennisgenomen van de brief over de taakverdeling. Het spijt mij dat ik de taakverdeling nog onvoldoende heb bestudeerd om haar vanavond direct toe te passen. Ik roep dus «staatssecretaris» en dan vertrouw ik erop dat de juiste staatssecretaris de vraag weet te beantwoorden, omdat de staatssecretarissen goed doordrongen zijn van hun taakverdeling.

Agra Facts berichtte vorige week over een nieuwe juridische analyse van het commissievoorstel door de Council Legal Service. Samengevat lijken ethische afwegingen de enige grond waarop lidstaten een teeltverbod voor een ggo kunnen afkondigen, maar de analyse onderbouwt met jurisprudentie dat ethische afwegingen niet in overeenstemming zijn met het GATT-verdrag. Het voorstel biedt dus onvoldoende juridische basis om een teeltverbod stand te laten houden bij de rechtbank. Ook de juridische onderbouwing die is gericht op het bereiken van één Europese markt, is ten onrechte als rechtsgrondslag voor dit voorstel gebruikt. Het is fijn dat de staatssecretaris toestemming vraagt om het advies naar de Kamer te sturen, maar de vraag om daarbij een kabinetsstandpunt te geven, blijft voor mijn fractie en de SGP-fractie staan.

In de analyse staat dat ethische afwegingen onder andere lastig zijn omdat landen vaak al veel gentechveevoer importeren. Dit zou voor Nederland betekenen dat Roundup Ready-maïs, dat nu op proefvelden staat voor registratie op de Nederlandse zaadrassenlijst, nooit kan worden tegengehouden. Het wordt immers al geïmporteerd en de EFSA heeft al groen licht gegeven voor de teelt van deze maïs. Ook de teelt van gentechzetmeelaardappelen staat voor de deur. BASF kijkt geïnteresseerd naar Nederlandse boeren voor de vermeerdering van pootgoed van de onlangs toegelaten Amflora-aardappel. Ook Avebe heeft een genpieper in de Brusselse pijplijn. Er bestaan al verschillende gentechvrije zetmeelaardappelen die exact hetzelfde zetmeel leveren als de Amflora-aardappel van BASF, maar Nederland zal niet kunnen beslissen om voor de gentechvrije variant te gaan. De Nederlandse zaai- en pootgoedbedrijven zijn koploper in innovatieve gentechvrije veredeling. Het Nederlandse uitgangsmateriaal heeft afzet over de hele wereld. Het zou niet in het belang van deze sector zijn om te moeten functioneren in een «unlevel playing field", waarbij in andere lidstaten bijvoorbeeld illegale ggo's en gentechvrij zaaigoed kunnen opduiken. Daarom moet meer ruimte voor lidstaten voor al dan niet toelaten gepaard gaan met een beter en strenger afwegingskader. De Tweede Kamer heeft zich uitgesproken voor het op een bindende manier betrekken van sociaaleconomische afwegingen en duurzaamheidscriteria.

Er is ook nog steeds een reactie nodig op de steeds groter wordende problemen door ongewenste uitkruising tussen biologische en transgene gewassen. Gentechvrije productiewijzen mogen niet eenzijdig de rekening krijgen van ketenbewaking, preventieve maatregelen, zaaigoedvervuiling en vervuilde oogsten.

Dan de cisgenese. De wetenschap dat de wijsheid van onze Schepper de wijsheid van de wetenschap overtreft, maakt de fracties van de ChristenUnie en de SGP heel voorzichtig, zeker ten aanzien van transgenese. Dezelfde Schepper heeft in zijn schepping immers soortgrenzen aangebracht. Bij transgenese worden soortgrenzen overschreden. Vandaar onze ethische bezwaren tegen toepassing van deze techniek. Die ethische bezwaren hebben trouwens ook een flinke maatschappelijke en ecologische staart. De wetenschap ziet weinig risico's, maar de grote vraag is of de wetenschap daar voldoende inzicht in heeft. Bij cisgenese worden geen soortgrenzen overschreden. Dat maakt dat wij die techniek anders tegemoet treden. Het RIKILT heeft op verzoek van VROM onderzocht hoe cisgenese beoordeeld zou moeten worden, maar de nauwgezette lezer kan in het RIKILT-rapport tussen de regels door lezen dat de T-DNA borders te klein zijn om een toxine of een allergische stof te produceren.

De voorzitter: Tot slot.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik kan dit hele stuk overslaan en gewoon de vragen stellen, maar dan weet niemand waarover het gaat. Dit onderwerp behoeft veel uitleg. Ik hoop dus dat de staatssecretaris mij begrijpt.

De voorzitter: We hebben gewoon een spreektijd van zes minuten afgesproken. Dat is al een minuut langer dan wij dachten. Doe even uw best.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ga mijn best doen. Er zijn tekorten in het rapport, ten eerste omdat het verzoek van VROM om de voedselveiligheid van cisgene, transgene en klassiek veredelde rassen te vergelijken, niet adequaat is uitgevoerd en tot foutieve conclusies heeft geleid die correcties behoeven. Ten tweede gebruikt de huidige GMO-regelgeving de huidige klassieke plantenveredeling als baseline, terwijl dat in dit rapport niet is gedaan. Het rapport zoomt sterk in op kleine veranderingen in het DNA door het inbrengen van natuurlijke cisgene en negeert de veel grotere variatie in het DNA die van nature optreedt door mutaties en inkruisen van genen uit wilde planten. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen om plantenwetenschappers te laten beoordelen in hoeverre de risico's op allergie en toxiciteit bij cisgenese groter zijn dan bij klassieke veredeling. Ik wil hem ook vragen om het RIKILT-rapport als voorlopig rapport te beschouwen en de opstellers daarvan of andere wetenschappers te vragen om ook een vergelijking met klassieke plantenveredeling te maken, zodat recht wordt gedaan aan de destijds door de minister in het rapport zelf geformuleerde onderzoeksvragen.

De voorzitter: Ik vergat de commissie toestemming te vragen voor de deelname aan dit debat van mevrouw Dikkers van de PvdA-fractie, die geen lid is van deze commissie. Ik ga ervan uit dat iedereen die toestemming met veel plezier geeft. Iedereen knikt. Welkom, mevrouw Dikkers.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb eerst een interruptievraag voor mevrouw Wiegman. Ik snap het standpunt van haar fractie en van de SGP-fractie over ethische bezwaren tegen het inbrengen van soortvreemde genen. Zijn er echter ook bezwaren op het terrein van de voedselveiligheid? Mevrouw Wiegman sprak zelf over allergieën. Ik heb in het RIKILT-rapport de duidelijke aanbeveling gelezen dat er op dat punt geen reden is om af te wijken van de huidige toelatingsprocedure. Het lijkt mij dat wij ook dat vanuit het voorzorgsprincipe zouden moeten omarmen.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil van de ChristenUnie weten of naast die ethische bezwaren ook de onbedoelde effecten die kunnen optreden in cisgenese en de gevolgen daarvan voor de voedselveiligheid en noem maar op, zwaar wegen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Natuurlijk staat voedselveiligheid ook bij de ChristenUnie voorop. Daarom heb ik gezegd dat er volgens mij tekorten zitten in het rapport. VROM heeft destijds verzocht om de voedselveiligheid van cisgene, transgene en klassiek veredelde rassen te vergelijken, maar die vergelijking is niet adequaat uitgevoerd. Maar goed, daarbij zit dus dat verhaal van de T-DNA borders. Het is prima dat het RIKILT-rapport er is, maar ik denk dat het aanvulling behoeft, zodat er meer rekening wordt gehouden met de verschillen tussen cisgenese en transgenese.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Genetische manipulatie is een ingewikkeld onderwerp, zoals ook weer blijkt uit de laatste woorden van mevrouw Wiegman. De discussies zijn vaak technisch, maar het is van groot belang dat wij het hierover hebben. Ik begin met de cisgenese. Ik benadruk dat die term is ingevoerd door lobbyisten en wetenschappers die genetische manipulatie in de landbouw willen bevorderen. De soorteigen genen die gebruikt worden bij cisgenese, zouden alle risico's van gentech hebben weggenomen. Blijkbaar zouden hiermee ook ethische bezwaren tegen genmanipulatie overbodig zijn. De Partij voor de Dieren heeft zich daar altijd tegen verzet en heeft erop gewezen dat het er niet toe doet waar de genen vandaan komen. Het gaat erom dat zij lukraak in het genoom worden ingebracht. Dat blijft altijd een zeer onvoorspelbaar proces. Het RIKILT-rapport onderstreept die conclusie. Cisgenese is een politiek woord. Een versnelde toelatingsprocedure is voor de Partij voor de Dieren dan ook zeker niet aan de orde. Ik hoor graag dat de huidige staatssecretaris het standpunt van het vorige kabinet hierover niet herziet.

Dan het voorstel met betrekking tot de toelating van teelt en de beslissingen daarover in Europa. Ik citeer een artikel in het Agrarisch Dagblad: «De Europese Commissie stuurt aan op een deal met de lidstaten: in ruil voor het niet langer traineren van Europese toelatingen van genetisch gemanipuleerde organismen zouden ze de teelt van transgene gewassen nationaal mogen gaan verbieden.» Dat was het plan. Uit stukken van de Commissie, die wij hebben gezien in Agra Facts, blijkt echter dat de lidstaten in de praktijk geen nieuwe juridische grondslag voor ggo-verboden zullen krijgen en misschien zelfs een beperking van hun huidige rechten. Dat constateert de Nederlandse jurist Thijs Etty van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Het is jammer dat het advies niet openbaar is. We hebben daarom gevraagd. Ik dank de staatssecretarissen voor de toezegging dat zij gaan bekijken of wij het advies kunnen krijgen, maar nu de Legal Council heeft gezegd dat er grote problemen zijn, is de prangende vraag natuurlijk of de staatssecretarissen nog steeds achter het voorliggende voorstel staan. Wat is nu precies de juridische basis en waarom is die basis gekozen? Ligt de basis van het voorstel niet in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het functioneren van de interne markt moet bevorderen? Zijn daar niet ernstige vraagtekens bij te plaatsen, juist omdat het voorstel de interne markt gaat verstoren? Moeten ook richtlijnen niet aangepast worden om een afdoende rechtsgrondslag te creëren voor een nationaal verbod? Welke juridische status heeft de beslissing die een lidstaat straks zou kunnen nemen en hoe verhoudt die beslissing zich tot de interne marktregels en de regels van de WTO? De nationale verboden op teelt van gentech waartoe op grond van dit voorstel besloten zal worden, zullen volgens het advies geen stand houden in de rechtszaal. Ik krijg graag een reactie op de volgende denkbare situatie: Oostenrijk kondigt een teeltverbod aan; een bedrijf zoals Monsanto of BASF gaat op zoek naar een boer die gentech wil telen; de boer stelt dat hij keuzevrijheid heeft en in een nadelige concurrentiepositie terecht is gekomen en dat hem rechten worden ontnomen en tekent daarom bezwaar aan. Op welke bepalingen en gronden kan Oostenrijk zich dan beroepen in die zaak? Ik zie niet hoe het voorliggende voorstel garandeert dat dit door Oostenrijk afgekondigde verbod gehandhaafd kan worden; integendeel. Ethische argumenten om gentech af te wijzen, zullen wat de WTO betreft niet de doorslag geven. Daarop krijg ik graag een reactie.

Ik vraag de staatssecretarissen om mij uit te leggen hoe ik dit anders kan zien dan dat dit precies de bedoeling van Nederland is geweest. De kritische landen wordt door dit voorstel de mond gesnoerd. Dat lijkt voor ons land belangrijker dan de vraag of wij werkelijk autonomie over de beslissing inzake genteelt krijgen. Het lijkt er sterk op dat het Nederland helemaal niet is te doen om de mogelijkheid van een nationaal teeltverbod, maar om versnelde toelatingen, zodat onze vee-industrie snel en goedkoop gentechveevoer kan invoeren, BASF zijn gentechaardappelen hier kan vermeerderen en de WUR heel Nederland als een proeftuin kan gebruiken. Ik hoop dat de staatssecretaris mij er vandaag van overtuigt dat ik dit anders moet zien, want het lijkt hier sterk op.

Gelet op de tijd, stap ik kort over naar de EFSA. Volgens de oud-minister van LNV staan de kwaliteit, de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de EFSA en haar beoordelingen van gengewassen op basis van de veiligheid niet ter discussie. Kan de staatssecretaris ingaan op de al in december 2008 in de Milieuraad afgesproken verbeteringen, die daadwerkelijk bij de EFSA zouden moeten plaatsvinden? Hoe staat het daarmee? Ik heb begrepen dat Frankrijk niet eens verder wil praten over het voorstel totdat er helderheid is over de betrouwbaarheid en de kwaliteit van de beoordelingen van de EFSA.

Van de voorzitter van de EFSA werd onlangs duidelijk dat zij belangen had in een organisatie die de belangen van Monsanto verdedigt. Zij had dat verzwegen. De voorzitter van de EFSA lobbyt voor de producenten van gentech; dat is toch niet te verteren? Toch is zij opnieuw gekozen tot voorzitter. Ik vind dit onbestaanbaar en ik stel voor dat de staatssecretarissen aandringen op de benoeming van een onafhankelijke voorzitter. Ik hoor ook graag hoe het staat met de beloofde verbeteringen van de beoordelingen door de EFSA.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. In het fiche dat wij hebben ontvangen over genetisch gemodificeerde organismen, staat een hoeraverhaal over het voorstel van de Commissie over de teelt van ggo's. Over het gebrek aan juridische houdbaarheid wordt met geen woord gerept, terwijl er toch een vernietigend rapport ligt van de juridische dienst van de Raad, waarin grote juridische tekortkomingen worden geconstateerd. Het voorstel is in strijd met de regels van de WTO en het GATT-verdrag, het gebruikte begrip «ethische overwegingen» is wellicht niet houdbaar tegenover het Europese Hof van Justitie en het is in strijd met het Lissabon-verdrag. Hoe kunnen de bewindslieden met droge ogen beweren dat het voorstel prachtig is als er toch zo'n zeldzaam kritisch rapport ligt? Hoe kunnen wij als parlement ons werk doen als zo selectief met de waarheid wordt omgegaan? Ik ontvang dan ook graag een brief van beide staatssecretarissen of van één van beide staatssecretarissen met daarin een uitgebreide juridische onderbouwing van de houdbaarheid van het voorstel, waarbij ook wordt ingegaan op de punten van de juridische dienst. Ik heb begrepen dat het rapport niet openbaar is, maar laten we maar zeggen dat er toch van alles uitlekt.

Toen wij dit onderwerp een halfjaar geleden bespraken met minister Verburg, heb ik al gezegd dat het toen uitgelekte voorstel juridisch aan alle kanten rammelde. Het antwoord kwam erop neer dat ik maar rustig moest gaan slapen en dat het allemaal wel in orde zou komen, maar het blijkt gewoon een juridisch broddelwerkje te zijn. Dat was eens maar nooit weer. Er moet gewoon een keiharde garantie komen dat de staatssecretaris niet instemt met een voorstel, tenzij dat voorstel juridisch waterdicht is en tenzij de sociaaleconomische criteria goed uitgewerkt zijn. Anders krijgen wij in Europa gewoon één groot juridisch gevecht. Daar schieten wij niets mee op.

De SP is ervoor dat landen meer beslissingsbevoegdheden krijgen om ggo's te weigeren, bijvoorbeeld op grond van sociaaleconomische criteria. Dat mag echter niet betekenen dat de Europese standaard naar beneden gaat. Op de kwaliteit van de beoordeling moet de Europese burger blindelings kunnen vertrouwen. De EFSA moet dan ook kwalitatief beter en onafhankelijk functioneren. Ik heb er de vorige keer al op gewezen dat de EFSA eigenlijk niet goed in staat is om de consequenties voor de lange termijn te beoordelen. Ik heb begrepen dat de EFSA nieuwe richtlijnen heeft gepubliceerd. Mijn verzoek is om die richtlijnen met het commentaar daarop naar de Kamer te sturen, zodat wij daarover van gedachten kunnen wisselen voordat zij in Europa worden besproken.

De vorige spreekster heeft al gewezen op de belangenverstrengeling tussen mensen van de EFSA en derden; dat noopt tot nadenken. Er is ook al gesproken over de conclusies van de Milieuraad in 2008. Die conclusies zijn ook voor ons de startvoorwaarden. In die conclusies is sprake van een verbetertraject van de EFSA en van onderzoek naar de gevolgen van de herbicidetolerantie. Ik verneem graag de visie van de regering op de noodzaak van een adequate uitwerking van die conclusies. Willen de staatssecretarissen ook ingaan op de motie-Wiegman/Van Velzen die er ook nog ligt en die op dit punt betrekking heeft?

Ik kom nu bij de octrooien en de kwekersvrijstelling. We hebben een brief gekregen van de voormalige minister Verburg. Daaruit bleek dat in consultatie met Plantum NL en Niaba gekeken wordt naar de voorstellen.

De voorzitter: Mevrouw Snijder wil iets vragen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb een agendatechnische opmerking, want we hebben dit onderwerp in de procedurevergadering van vorige week van de agenda afgevoerd.

De heer Van Gerven (SP): Dit is alleen een vraag; het gaat niet om een discussie. Mijn vraag is of LTO Nederland en de milieuorganisaties bij die consultatie worden betrokken. Ik neem aan dat de VVD en – ik kijk even naar de voorzitter – het CDA daar niet tegen zijn.

De voorzitter: Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat dit niet is geagendeerd.

De heer Van Gerven (SP): Ik leg het maar even neer.

De sociaaleconomische criteria moeten op een goede manier worden uitgewerkt, want nu lijkt het erop dat er wordt gezegd dat landen op basis van die criteria kunnen weigeren. Dan moet echter duidelijk zijn wat die criteria precies zijn. In de inzet van Nederland ten aanzien van die criteria wordt dit aspect volgens ons op drie punten veronachtzaamd, ten eerste op het punt van het machtsevenwicht. Middels patenten zorgen ggo's ervoor dat agromultinationals een versterkte machtspositie krijgen ten opzichte van boeren. Daarbij gaat het ook om de machtspositie van multinationals ten opzichte van de burger en de consument op het punt van het voedsel en het zaaigoed.

De voorzitter: Rondt u af?

De heer Van Gerven (SP): Ik ben bijna klaar, voorzitter.

Dat het patentrecht inzake een primaire levensbehoefte bij private spelers komt te liggen, is een sociaaleconomische factor van betekenis. Het tweede punt is het draagvlak onder de bevolking: wat vinden consumenten, boeren en omwonenden ervan? Het derde punt wordt gevormd door sociale kwesties en milieukwesties in ontwikkelende landen, bijvoorbeeld met betrekking tot de soja in Zuid-Amerika. Over deze drie zaken zien wij dus graag een aanvullende adviesaanvraag.

Tot slot krijgen wij graag de garantie dat de staatssecretaris cisgenese per geval bekijkt en de toelating niet versoepelt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Momenteel zijn 30 voedselgewassen verantwoordelijk voor 90% van de calorieën van de wereldbevolking. Dat maakt de wereldwijde voedselvoorziening kwetsbaar. Wat D66 betreft kunnen ggo's een rol spelen bij het verminderen van die kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid is namelijk niet iets waarvoor wij de kop in het zand moeten steken. Die discussie is vandaag echter niet aan de orde. Vandaag gaat het over het voorstel van de Europese Commissie om het voor individuele lidstaten mogelijk te maken om de teelt van ggo-gewassen te verbieden. Nu kunnen lidstaten alleen in termen van veiligheid over ggo's discussiëren. Dit betekent dat lidstaten zich in bochten wringen om hun maatschappelijke of sociaaleconomische bezwaren, die geheel terecht kunnen zijn, te vertalen in veiligheidsrisico's, wat niet altijd terecht is. De Commissie wil dit veranderen en wil met dit voorstel de lidstaten meer vrijheid geven, maar het gaat nadrukkelijk niet om het vastleggen van beslissingen op basis van milieu- of gezondheidsrisico's. Wat ons betreft komt dit een kritisch debat over ggo's ten goede; dat kritische debat kan nu nationaal gevoerd worden.

Wij zijn echter ook kritisch over het voorstel. Het voorstel moet juridisch goed in elkaar steken, maar het is moeilijk om een goed oordeel te geven over dit aspect, zonder alle stukken te hebben. Graag vernemen wij dan ook hoe de staatssecretaris het Europese juridische advies interpreteert. Dat advies zouden wij uiteraard heel graag willen zien. Verder willen wij ook graag weten of er varianten zijn die specifieker zouden bepalen op welke gronden een uitzonderingsverbod mag worden toegepast; dit is al genoemd door collega's.

Een tweede vraagstuk is de relatie tussen het toestaan van een dergelijke nationale vrijheid en de consequenties voor de interne markt. In het voorstel lezen wij dat zeven verschillende lidstaten maatregelen hebben genomen om goedgekeurde ggo's te verbieden. Dat is volgens de Europese rechter onterecht. In de laatste vijf jaar is de Commissie echter vier keer door de Raad teruggefloten toen zij hieraan een einde wilde maken. Dat is natuurlijk een onhoudbare situatie die voor producenten en consumenten veel onduidelijkheid creëert. De leidende vraag is of het voorstel van de Europese Commissie per saldo leidt tot een grotere of tot een kleinere verstoring van de interne markt. Ik ben benieuwd naar de taxatie door de staatssecretaris en zijn onderbouwing daarvan, want voor mijn fractie is het moeilijk om hier op dit moment een inschatting van te maken. Daarom heb ik hier een aantal vragen over. Heeft de staatssecretaris contact gehad met zijn collega's uit andere lidstaten of blijkt uit de onderhandelingen in de werkgroep van de Raad dat de mogelijkheid om individueel af te wijken, zal leiden tot een snellere acceptatie op EU-niveau, waar dit nu op basis van de veiligheidsdiscussie bleef steken? En zal een individueel verbod van een ggo door een lidstaat vooral tijdelijk van aard zijn – wil men de kat uit de boom kijken? – of wordt hiermee een permanente uitzondering geschapen? Is een verplichte herziening voorzien van het besluit om een onderscheid te maken tussen regio's waar ggo's wel en regio's waar zij niet geteeld mogen worden? Welke mogelijkheden hebben lokale boeren om bezwaar aan te tekenen tegen het tot ggo-ruimte of tot ggo-vrij verklaren van hun regio? Is de verordening conform de WTO-regels? Als wij daarover niet zeker zijn, kunnen wij daar dan wellicht advies over vragen? En wat vindt de EFSA, die de veiligheidsaspecten en de milieu- en gezondheidsafwegingen nu wetenschappelijk onderzoekt, op dit moment van de wijzigingsvoorstellen?

Nu heel even kort naar de bredere discussie. De commissie-Terlouw stelde aan het begin van deze eeuw dat wat Nederland betreft, voor zover tegen biotechnologie in voedsel bezwaren bestaan, deze slechts bij een beperkt aantal mensen lijken voort te komen uit principiële of ethische bezwaren tegen de biotechnologie op zich. Die uitspraak lijkt echter niet op te gaan voor een aantal andere landen. Dit voorstel beoogt juist om ruimte te bieden om die verschillen te laten bestaan in de vorm van verschillen in de toelating van door de EFSA goedgekeurde ggo's. Het rapport-Terlouw eindigde met de stelling dat een publiek debat, bij alle beperkingen en tekortkomingen, een poging is om het publiek te geven waarop het recht heeft, namelijk om behandeld te worden als mondige burgers die inspraak hebben in ontwikkelingen die hun aangaan. Dit voorstel van de Europese Commissie biedt lidstaten de vrijheid om die discussie te voeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het gaat vandaag inderdaad niet om een fundamentele discussie over gentech. De D66-fractie kijkt daar anders tegenaan dan de Partij voor de Dieren, maar ik wil graag scherp krijgen hoe D66 tegen het voorstel en de vrijheid aankijkt. Is D66 het met de Partij voor de Dieren eens dat dit voorstel alleen kan worden gesteund als op voorhand zeker is dat in het zojuist door mij beschreven voorbeeld de rechter zal oordelen dat bijvoorbeeld Oostenrijk zich succesvol kan verdedigen? Is D66 met ons van mening dat dit een voorwaarde is?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik meen dat ik heel duidelijk heb aangegeven dat de juridische houdbaarheid van dit voorstel heel belangrijk is. Dit voorstel moet juridisch duidelijkheid geven aan alle partijen, dus ook aan een land als Oostenrijk: als dat land een andere mening kiest dan bijvoorbeeld Nederland, moet dat land die mening kunnen doorvoeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is nog niet helder genoeg. Betekent «juridisch houdbaar» dat D66 er volledig achter staat dat lidstaten, zoals ons met dit voorstel was beloofd, zelf beslissen of zij die teelt op hun grondgebied willen toestaan?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Inderdaad, de essentie van dit voorstel is dat lidstaten die keuze krijgen. Die keuze moeten zij dan ook kunnen effectueren.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de commissie voor het tolereren van mijn aanwezigheid hier. Als je niet op de lijst staat, ben je een soort ggo in de commissie. De PvdA-fractie vindt dat boeren en consumenten zelf moeten kunnen kiezen of zij genetisch gemodificeerde organismen willen telen en willen eten. De keuzevrijheid staat voorop. EU-lidstaten moeten zelf kunnen kiezen, maar ontwikkelingslanden en boeren in ontwikkelingslanden moeten ook een zelfstandige keuze kunnen maken. Met name voor ontwikkelingslanden waar ggo's met nog veel meer agressie worden gepromoot dan hier in het Westen het geval lijkt, lijkt die keuzevrijheid mij cruciaal. Daar heeft Europa ook een rol in te spelen. De wereldwijde vraag naar veevoer maakt dat «small scale farmers» in Brazilië van hun land verdreven worden omdat grootschalige teelt van ggo-maïs moet plaatsvinden. Dat vindt de PvdA-fractie buitengewoon zorgwekkend. Ik heb begrepen dat wij daar straks over kunnen debatteren. Toelating tot de EU van ggo-maïs dat op die manier geproduceerd wordt, zouden wij eigenlijk niet moeten willen.

De voorzitter: Ik heb een vraagje aan u. U zei: «niet moeten willen». Wat betekent dat? Wilt u het?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat betekent dat wij het niet willen, niet moeten willen. Ik kom uit Deventer en daar zeggen wij: dat moet je niet willen. Daar komt dat vandaan.

De voorzitter: Ik kom uit Noord-Limburg.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Daar zegt u dit vast anders: «niet willen».

De voorzitter: Bent u tegen of bent u voor?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben tegen.

De voorzitter: Dat is duidelijk; gaat u verder.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De PvdA-fractie maakt zich zorgen over het feit dat de wereldwijde ontwikkeling van de patentering en de handel in ggo's in handen zijn van een klein aantal spelers. Een keuze voor ggo's is niet alleen een keuze of je uit ethische overwegingen wel of niet genetisch gemodificeerd organismen wilt, maar ook een keuze of je wel of niet in handen wilt vallen van dergelijke enorm grote bedrijven die de patenten in handen hebben en waarvan je niet volledig afhankelijk wilt zijn. «Small scale farmers", biologische boeren en consumenten hebben niet de massa die die grote bedrijven wel hebben. Wij zouden erg graag zien dat Europa ter bescherming van de boeren hier, maar ook ter bescherming van de boeren daar een systeem heeft om die mensen daadwerkelijk uit de wind te kunnen houden of om hen te ondersteunen. De voorbeelden uit India, waar boeren zelfmoord hebben gepleegd vanwege de schuldenlast, zijn natuurlijk hemeltergend.

Dan de aansprakelijkheid bij vervuiling met ggo. Zuidelijk Afrika is een kwetsbare regio voor schade aan biodiversiteit door grensoverschrijdend transport van ggo's. Begin 2010 gaf de Nederlandse regering aan dat zij deze regio wil steunen bij de aanpak van dit probleem en dat zij de regio meer wil betrekken bij het Cartagena-protocol, dat het grensoverschrijdend transport van ggo's regelt. Wil deze regering dat ook? Daar ga ik natuurlijk van uit. Hoe staat het daarmee? Grote ggo-exporterende landen hadden het protocol afgelopen voorjaar nog niet geratificeerd. Hoe staat het daarmee? Wat doet Nederland om deze landen te overtuigen van het nut van het protocol?

Wat cisgenese betreft: de PvdA-fractie heeft in het verleden gevraagd om te kijken naar de aanpassing van de toelatingseisen voor deze gewassen. Er ligt nu een rapport dat niet veel meer duidelijkheid geeft over de veiligheid daarvan. Door de gebruikte technieken van knippen en plakken in genetisch materiaal kunnen onvoorspelbare bijeffecten ontstaan. Ik zeg: kunnen. We delen het standpunt van de staatssecretarissen dat veiligheid vooropstaat en dat nu geen sprake moet zijn van een algemene versoepeling voor cisgenesegewassen. Verder onderzoek is echter noodzakelijk. Kunnen de staatssecretarissen mij toezeggen dat er onderzoek wordt gedaan naar de veiligheid, zoals andere collega's al hebben gevraagd? Ook ik heb de brief over de taakverdeling niet paraat en weet dus niet welke staatssecretaris ik hierop moet aanspreken.

Rotterdam is een grote doorvoerhaven van ggo's. Er zijn met name enkele maïsvarianten die wel zijn goedgekeurd door de EFSA, maar waarover nog geen politiek besluit is genomen. Ik heb begrepen dat er gerommeld wordt aan de nultolerantie voor regio's en dat wij vanuit Brussel een rapport of een brief krijgen. We hebben via de band al wel iets daarover vernomen, maar wij horen graag van de staatssecretaris hoe het hiermee staat. Twee jaar geleden zou de Europese Commissie met een oplossing komen voor de nultolerantie. Ik zie heel enthousiast geknik; heel goed, het is dus duidelijk wat ik bedoel.

Het rapport van de EFSA over sociaaleconomische criteria voor de teelt wordt in 2010 verwacht. Weten wij al preciezer wanneer dat wordt verwacht? Hoe zal Nederland zich in dit debat mengen? Wij hechten er sterk aan dat dit rapport zo vroeg mogelijk met de Kamer wordt besproken.

De heer Van Gerven (SP): Ik ben een beetje in verwarring gebracht door dit betoog. De PvdA is een heel dynamische partij, maar misschien kan de woordvoerster mij helpen. Zij begon haar betoog met de opmerking dat de boeren de vrije keuze moeten hebben om wel of niet genetisch gemodificeerde organismen te telen. Betekent dit dat een Nederlandse boer die ggo's wil telen, dat moet kunnen doen?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ja.

De heer Van Gerven (SP): Het zou heel goed kunnen dat de overheid dat niet wil toestaan omdat het niet veilig is, sociaaleconomisch niet verantwoord is of noem maar op. Is het niet een zeer liberaal standpunt dat een boer hierover zelf kan beslissen? Daar zitten toch allerlei risico's aan?

Mevrouw Dikkers (PvdA): De boer is uiteraard gehouden aan wat in Nederland wel en niet mag. Het uitgangspunt is keuzevrijheid. Wij vinden het dus erg fijn dat de boeren hierover geconsulteerd worden. Als wij uiteindelijk met z'n allen besluiten dat het niet mag, mag het niet. Volgens mij is dat nu echter niet aan de orde.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Het zal niemand vreemd in de oren klinken dat de VVD voorstander is van voortschrijdende innovatieve ontwikkeling en vooral inzet op verbeteringen in de biotechnologie, waarmee wij ook qua voedselvoorziening stappen kunnen zetten. Dit betoog heb ik hier al een aantal keren gehouden. Ik heb in het verleden zelfs gezegd dat het niet waar kan zijn dat wij in Europa op een eilandje leven en al onze ontwikkelingen stilzetten. Het leek en het lijkt er een beetje op dat Europa op dit punt stappen wil zetten. Gelukkig, maar nu ligt er een fiche voor. Op zich staan wij er positief tegenover en volgens mij geldt dit ook voor het kabinet, maar dat hoor ik graag. De juridische analyse leidt echter tot grote twijfels over de houdbaarheid van het fiche; mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Wiegman hebben die vraag al keurig gesteld. Ik hoor graag van een van de staatssecretarissen hoe de regering hiertegen aankijkt en welk perspectief dat fiche uiteindelijk nog biedt als het juridisch niet houdbaar is. Waar staan wij dan op het punt van de vernieuwing, de ggo's en de biotechnologie?

Op het punt van de cisgenese zijn wij verrast door de brief van het vorige kabinet, van de vorige minister. Die brief is van 23 juli en ligt er dus al heel lang. Twee onderzoeken, van de COGEM en het RIKILT, plaatsen vraagtekens bij de veiligheidsbeoordeling: zijn de risico's bij cisgenese wel weg? De VVD-fractie heeft in het verleden altijd een aantal andere beweegredenen gehoord, bijvoorbeeld dat cisgenese heel erg lijkt op de klassieke plantenveredeling. Het is: iets doorzetten en doorgeven met soorteigen genen. De vorige minister – maar de beide aanwezige bewindslieden zitten er nu – schreef in zijn brief dat op basis van de resultaten een generieke vrijstelling van cisgenesegewassen onder de ggo-regelgeving vooralsnog niet gepast is. Ik vraag mij overigens af waarom dit onder de ggo-regelgeving valt, maar ik vraag beide bewindslieden ook of zij die conclusie delen. Of willen zij stappen vooruit zetten?

De werkgroep van de Europese Commissie gaat zijn werk hervatten. Hoelang duurt dat allemaal nog? Juist op het punt van de cisgenesetechnieken kunnen wij stappen zetten in de biotechnologie en de vooruitgang. Welke vaart zit er in deze ontwikkeling? Als deze ontwikkeling dezelfde weg moet gaan als de weg die wij nu bij de ggo's zien, maakt de VVD-fractie zich zeer grote zorgen. Ik hoor graag een duidelijk antwoord van beide bewindslieden over het hele cisgenesetraject, zodat duidelijk wordt hoe zij tegen deze ontwikkeling aankijken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Sluit u zich aan bij mijn opmerkingen over de tekorten in de rapporten en de benodigde aanvullingen? Of wilt u geen rapporten meer en vindt u dat dit gewoon door moet gaan?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben verrast, want allerlei gegevens leken erop te duiden dat cisgenese uiteindelijk heel gemakkelijk doorgang zou kunnen vinden. Nu liggen er twee rapporten die zo sterk daarvan afwijken dat ik mij afvraag waar wij nu staan. Ik kan niet inschatten waar gaten zitten; dat wil ik graag weten van beide bewindslieden. Wij willen namelijk graag doorgaan. Wij hebben het gevoel dat wij juist met cisgenese op de goede weg zijn en vaart kunnen maken met innovatieve ontwikkelingen.

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Als voorzitter heb ik mevrouw Dikkers van harte welkom geheten, maar na haar betoog heet ik haar nog meer welkom. Ik ben blij dat de PvdA-fractie stevige stappen zet in de richting die een deel van de Kamer – namelijk de fracties van de VVD en het CDA – al jaren heeft ingezet.

Wij zijn ontevreden over de slagvaardigheid van de Europese besluitvorming over de markttoelating van ggo's. Dat ligt niet aan de Nederlandse inzet, niet van het vorige kabinet en naar ik aanneem ook niet van het huidige kabinet. Wij waarderen pogingen om de besluitvorming over de import van ggo's en de teelt op eigen bodem van elkaar los te koppelen, in de hoop om af te komen van de door de EU opgebouwde achterstand en van het door mevrouw Snijder genoemde eiland. Dat is noodzakelijk voor de voedselzekerheid en de voedselveiligheid; wij geloven zelfs dat dit daarvoor nodig is. Wij zijn dan ook benieuwd hoe beide bewindslieden – ik denk vooral de staatssecretaris van I en M – aankijken tegen de uitwerking van de raadsconclusies van december 2008. Die zijn namelijk besproken in het kader van het voorstel van de Commissie en die waren en zijn voor ons leidend. Wij denken dat daarmee te werken valt.

Wij zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot het juridisch advies. Daar zeggen wij meteen bij dat het voorstel van de Commissie natuurlijk ook het resultaat is van een ingewikkelde politieke zoektocht. Ik kan mij dus voorstellen dat er hier of daar een muizengaatje in zit – ik heb het niet over grote juridische lacunes – en dat je daar mogelijkerwijs overheen zou kunnen stappen. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij daartegen aankijkt.

Wij zijn er dus voor dat het ingezette spoor wordt doorgezet. Dat lijkt ons van belang. Wij zijn benieuwd wanneer en hoe de Commissie met voorstellen komt over etikettering van zaaigoed en dergelijke. Wij denken ook dat het goed is dat de Commissie heeft benadrukt dat de veiligheidsbeoordeling een EU-zaak blijft. Lidstaten mogen dus niet zelfstandig een eigen oordeel over de veiligheid of het milieu volgen.

Door de nultolerantiedrempel, waarvoor wij al eerder aandacht hebben gevraagd, dreigen potentiële handelverstoringen. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om het nultolerantiebeleid in Europees verband te heroverwegen? Die vraag hebben wij natuurlijk al eerder gesteld, zoals de staatssecretaris van I en M zelf heel goed weet. In wezen is hier tot nu toe echter niets aan veranderd. Wij willen op dit punt stappen zetten.

Wij houden een pleidooi voor cisgenese; ook dat is niets nieuws. De CDA-fractie vindt dit een voortzetting van de al eeuwenlang toegepaste plantenveredeling, gebruikmakend van onze toegenomen kennis van de biologie. Vrijstelling voor cisgenese heeft zeer belangrijke sociaaleconomische effecten. In Nederland is op dit terrein topkennis aanwezig. Wij zijn er voorstander van dat met name de mkb-bedrijven die op dit terrein actief zijn, een soort alternatief zijn voor enkele mondiaal opererende multinationals. Nogmaals, vrijstelling is een belangrijke prikkel voor innovatie, ook om bestaande rassen van complexe gewassen, zoals de aardappel en de appel, te verbeteren. De CDA-fractie vraagt de regering om toe te zeggen dat zij zich inzet voor een snelle herdefiniëring van genetisch gemodificeerde gewassen, waarbij mutagenese en cisgenese zijn vrijgesteld.

Tot slot: wat is de stand van zaken met betrekking tot de Europese werkgroep die is ingesteld met betrekking tot nieuwe technieken?

Voorzitter: Koopmans

De voorzitter: Voor de beantwoording door de regering geef ik het woord allereerst aan staatssecretaris Atsma en daarna, als er nog iets te vertellen is, aan staatssecretaris Bleker. Per Kamerlid zijn twee interrupties mogelijk.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik stel collega Bleker gerust: er zal voor hem genoeg overblijven.

Ik dank de Kamer voor de inbreng en de veelsoortige vragen. Het lijkt mij goed om kort de door ons voorgestane lijn uiteen te zetten. Wij gaan allereerst altijd voor de veiligheid van de ggo's. Ik hecht eraan om dat te zeggen, omdat soms het beeld wordt opgeroepen dat daarmee niet altijd even serieus zou worden en zou zijn omgegaan. Integendeel, het kabinet gaat net als vorige kabinetten primair uit van de veiligheid. Als de veiligheid niet gewaarborgd is, moet je ernstig betwijfelen of je dit wel wilt. Ik zeg daar meteen bij: als de veiligheid wel gewaarborgd is, moet je in onze beleving de kansen die ggo's bieden, proberen te benutten. Dat moet uiteraard op een verstandige manier, maar die kansen zijn er soms wel degelijk. Ook dat is vanavond door verschillende afgevaardigden naar voren gebracht.

De discussie binnen de EU gaat vooral over de veiligheid en over principes. Het voorstel waarover nu veel discussie is en dat ook hier op verschillende manieren naar voren is gebracht, raakt die aspecten in de kern. Het Commissievoorstel houdt eigenlijk in dat de lidstaten van de EU meer ruimte krijgen om zelf te oordelen over de toelating. Dat heeft enerzijds alles te maken met de discussie die de Kamer de afgelopen jaren hierover heeft gevoerd – ik herinner mij discussies waarin dit nadrukkelijk aan de orde werd gesteld – maar anderzijds roept dit ook vragen op over de positie van de EU als geheel ten opzichte van de individuele lidstaten. Het zal niemand zijn ontgaan dat het Commissievoorstel kritisch is ontvangen door de lidstaten, stakeholders en milieuorganisaties.

Hoe zit het nu met het advies van de juridische dienst? Daarmee ga ik in op een aantal vragen, want verschillende oud-collega's hebben daarnaar gevraagd: mevrouw Ouwehand, mevrouw Wiegman en de heer Van Gerven hebben dit genoemd. Wat is nu precies de status van het advies van de juridische dienst van de Raad? Ik kan herhalen wat de heer Van Gerven heeft aangegeven: het advies is niet openbaar; het is een vertrouwelijk, intern stuk. Dat maakt het voor ons buitengewoon lastig om daar in brede zin over te communiceren. Sterker nog: dat wat vertrouwelijk is, wordt niet gekend. Het is echter een publiek geheim dat in het advies kritische kanttekeningen worden geplaatst bij datgene wat door de Commissie is gepresenteerd. De Commissie is het volstrekt oneens met datgene wat in het advies is verwoord. Dat hebben ook wij kunnen lezen, zien en horen, maar ik herhaal dat het advies zelf vertrouwelijk is. Wij hebben erop aangedrongen dat de Commissie zelf met een document komt waarin wordt aangegeven hoe zij denkt om te gaan met het advies van de juridische dienst; we hopen dat dit document er op korte termijn komt. Zodra dat stuk van de Commissie bekend is, zullen wij ervoor zorgen dat het naar de Kamer gaat. Dat is eigenlijk het enige wat wij op dit punt kunnen toezeggen. Wij kunnen niets met een vertrouwelijk advies van de juridische dienst. Wij kunnen pas iets als de Commissie daar zelf een oordeel over heeft geveld. Ik reageer absoluut positief op de vraag of wij de Kamer dat oordeel dan zo snel mogelijk kunnen doen toekomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): U zegt dat de Europese Commissie het volstrekt oneens is. Wat bedoelde u daarmee?

Staatssecretaris Atsma: Ik citeer vrijelijk uit een aantal krantenberichten. Ik zei dat u en wij hebben gelezen dat de Commissie het er volstrekt mee oneens is. Als dat zo is, zal dat straks blijken uit het stuk dat wij zullen ontvangen. Ik heb het dus over het oordeel van de Commissie over het juridisch advies.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Precies, maar er is dus nog geen officieel standpunt van de Europese Commissie?

Staatssecretaris Atsma: Er is nog geen officieel schriftelijk stuk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan begrijpen wij elkaar goed.

Staatssecretaris Atsma: Zodra wij dat stuk van de Commissie – dus het oordeel van de Commissie over het juridisch advies – hebben, zullen wij ervoor zorgen dat het bij de discussie met de Kamer wordt betrokken.

Verschillende fracties hebben gevraagd hoe je de sociaaleconomische criteria moet duiden. Dat is natuurlijk een van de discussiepunten die de afgelopen jaren ook in de Kamer meerdere malen aan de orde zijn gesteld. Het uiteindelijke oordeel over hoe je daarmee moet omgaan, hebben wij op dit moment nog niet. De motie van mevrouw Wiegman en mevrouw Van Velzen van krap twee jaar geleden refereerde daar al min of meer aan. Naast de sociaaleconomische weging die je ten aanzien van de toelating moet maken, moet je ook kijken naar de consequenties, bijvoorbeeld voor het bedrijfsleven en de consumenten. Op het punt van de consequenties voor het bedrijfsleven weet je bijna op voorhand zeker dat de sociaaleconomische criteria zouden kunnen leiden tot vertraging en kostenverhoging. Daarbij moet je tegelijkertijd het Europese speelveld laten meewegen: hoe komt dat er daardoor uit te zien? Kortom: als je de sociaaleconomische criteria laat meewegen – de wens van de Kamer is in het verleden volstrekt helder geweest – kan dat eigenlijk alleen door die criteria in een bredere Europese context te plaatsen. Bij de vraag of je de nationale toelating overlaat aan de lidstaten, moet je nadrukkelijk het element meewegen in hoeverre je het Europese gelijke speelveld geweld aandoet, geweld wilt aandoen of geweld mag aandoen.

Een aantal fracties heeft specifiek vragen gesteld over cisgenese. Mevrouw Wiegman heeft dit element als eerste aangekaart en daarna hebben nagenoeg alle fracties daarover gesproken. Daarbij gaat het in de kern om de generieke vrijstelling. Mevrouw Snijder verwoordde dit als laatste door te pleiten voor een generieke vrijstelling. Ook de heer Koopmans heeft daarnaar verwezen. Mevrouw Wiegman plaatste daartegenover precies het tegenovergestelde. Als er sprake moet en kan zijn van generieke vrijstelling, zal het kabinet die zeker toepassen, maar dan moet wel 100% zeker zijn dat er sprake is van een veilige situatie. In mijn eerste zin van dit debat heb ik immers gezegd dat het vertrekpunt altijd de veiligheid voor mens en milieu is. De vraag of cisgenese 100% veilig is, ligt op dit moment voor en die vraag moet je ten principale eerst beantwoord hebben, voordat je er «ja» tegen kunt zeggen. Er is gewezen op de opmerkingen van het RIKILT. Wij hebben daar uiteraard ook kennis van genomen en aangegeven dat het goed is dat daar met voorrang naar wordt gekeken. Ook in Europees verband zal er op de korte termijn naar gekeken worden. De verwachting is dat er begin volgend jaar duidelijkheid komt en ik hoop, net als alle woordvoerders, dat die duidelijkheid ook snel komt. Zowel de fracties die voorstander zijn als de fracties die een meer gereserveerde houding hebben, hebben daar immers alle recht op. Kortom: als er sprake kan zijn van een generieke vrijstelling, moeten wij die zeker toepassen, maar voorop staat de vraag of de veiligheid gewaarborgd wordt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Gaat u hier nu verder onderzoek naar doen?

Staatssecretaris Atsma: Ik heb al gezegd: het RIKILT is één. Wij hebben aangegeven dat het ook verstandig is om dit in Europees verband te bekijken. Vanuit Europa, vanuit Brussel, is dat toegezegd. De verwachting is dat het resultaat van dat onderzoek volgend jaar bekend zal zijn. Ik kijk mijn rechter buurman aan en die knikt instemmend. Dan heb ik dat dus goed gezegd: volgend jaar komt het antwoord op die vraag. Er kan overigens alleen een antwoord op worden gegeven als er een onderzoek aan ten grondslag ligt. Daarmee heb ik ook de vraag van mevrouw Ouwehand op dit terrein beantwoord. Zij beweert tevens dat kritische landen de mond wordt gesnoerd. Dat is een opmerking voor collega Bleker. Ik kijk even naar links en hij geeft aan dat hij daar inhoudelijk op ingaat.

Verschillende commissieleden hebben kanttekeningen geplaatst bij de positie en vooral de werkwijze van de EFSA, de Europese autoriteit voor voedselveiligheid. Die discussie speelde de afgelopen jaren ook in de Kamer. In de debatten met de vorige bewindslieden kwam dat regelmatig aan de orde. Toen is een- en andermaal gezegd en ook verdedigd dat ten aanzien van de deskundigheid op het gebied van de voedselveiligheid en de beoordeling daarvan geen enkele twijfel bestaat over de autoriteit van de EFSA. Dat moeten wij ook niet willen. Dat doen wij dan ook niet en dat zullen wij ook niet gaan doen, want de EFSA is wat dat betreft voor ons een belangrijke richtsnoer. Als je daar ook maar enige twijfel over zou hebben, zou je er dus niet mee in zee moeten gaan. Het feit dat vanuit Europa nog steeds breed steun wordt gegeven aan hetgeen de EFSA doet, bevestigt ons standpunt.

Dan kom ik bij de opmerking van mevrouw Ouwehand met betrekking tot de voorzitter van de EFSA. Ik heb haar zo verstaan dat zij vraagtekens plaatst bij de mogelijke dubbelrol die in dit verband gespeeld zou worden. Daar kan ik op dit moment eerlijk gezegd geen inhoudelijk oordeel over geven, maar ik zeg haar graag toe dat ik zal kijken naar de door haar geponeerde vooronderstelling, die ik niet kan bevestigen, maar graag zou willen ontkennen. Zodra dat kan, zal ik het laten weten. Ik ben wat dat betreft als was in de handen van de Kamer, maar ik vind het altijd ingewikkeld om te spreken over personen, hun functies en hun andere activiteiten te spreken, als je niet zeker weet waar je het over hebt. Wij komen daarop terug in een vervolgbrief aan de Kamer.

De heer Van Gerven heeft nadrukkelijk gevraagd naar de juridische belemmeringen. Ik heb al gezegd dat wij met spanning wachten op wat de Europese Commissie in reactie op de juridische dienst gaat melden. De heer Van Gerven heeft ook aangegeven dat de landen ruimte moeten hebben. Deze stellingname wordt de afgelopen jaren breed gedeeld door de Kamer, waarmee wij in algemene zin ook de opstelling van de Commissie volgen, omdat dat toch wel de kern is van wat er wordt betoogd. De heer Van Gerven heeft voorts gevraagd of de richtlijnen van de EFSA, zodra deze bekend zijn, naar de Kamer kunnen worden gestuurd. Dat is uiteraard geen enkel probleem, maar momenteel zijn die nieuwe richtsnoeren er nog niet.

Mevrouw Van Veldhoven heeft aangegeven dat zij het eens is met de lijn dat ook lidstaten een eigen verantwoordelijkheid hebben. Ik heb al aangegeven dat wij het daarmee volstrekt eens zijn, waarbij het dan natuurlijk gaat om de randvoorwaarden die worden gesteld. Het voorstel beoogt ruimte te bieden. Dat is in onze beleving ook wat de lidstaten hebben gevraagd en dit sluit dus ook aan bij de afsluitende woorden van mevrouw Van Veldhoven. Dit standpunt zou ik dus een-op-een willen overnemen. Overigens is mevrouw Van Veldhoven wel consequent, want haar voorgangers in dit huis hebben de afgelopen jaren een vergelijkbaar standpunt ingenomen. Dat waarderen wij zeer.

Dan kom ik bij de internationale context en de afstemming, waarnaar mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd. Dit onderwerp staat op de agenda van de Milieuraad in december. Over de afstemming zullen wij dus ongetwijfeld op korte termijn nog komen te spreken, mocht de inzet nu onduidelijk zijn. Ik zal er in elk geval voor zorgen dat de Kamer dan van ons de uitvoerige rapportage krijgt over de internationale stand van zaken, voor zover die nu niet bekend is. Het zal echter ook de Kamer niet ontgaan zijn dat er hier en daar in Europa wat changementen zijn gepleegd, niet alleen in Nederland maar ook in andere landen, zelfs deze week nog. Ik ben benieuwd hoe collega's op het Europees podium daarmee omgaan.

Mevrouw Dikkers van de Partij van de Arbeid pleit voor een vrije keuze voor boeren en consumenten. Dat ondernemers en consumenten de ruimte krijgen, juichen wij op zich toe, maar dan moet je er ook voor zorgen dat de ruimte niet op voorhand dusdanig beperkt wordt dat de boeren die wél in ontwikkelingen mee willen gaan, die ruimte niet krijgen. Collega Bleker zal daar straks op ingaan, ook in relatie tot de vraag van de heer Koopmans en met betrekking tot contaminatie.

De heer Van Gerven heeft gevraagd naar het EFSA-rapport; dat komt eind dit jaar.

Staatssecretaris Bleker: Is die voorlaatste vraag gesteld?

Staatssecretaris Atsma: Ja, die is gesteld.

Staatssecretaris Bleker: Ik had even het idee dat mijn collega vragen doorschuift die niet gesteld zijn. Dat is niet het geval, toch?

De voorzitter: Dat was een vraag van mij en die was, aldus de heer Atsma, gesteld.

Staatssecretaris Atsma: De staatssecretaris was benieuwd of er nog wat voor hem over zou blijven. Wat dat betreft, zijn wij als was in zijn handen.

Mevrouw Snijder pleit voor generieke vrijstelling van cisgenese. Die opvatting deel ik, mits er sprake is van volledige veiligheid zodat het licht op groen kan worden gezet.

De voorzitter: De heer Van Gerven heeft nog een vraag.

De heer Van Gerven (SP): Ik neem aan dat, zodra die guidelines van de EFSA er komen, ook een reactie van het kabinet volgt.

Staatssecretaris Atsma: Uiteraard! Zonder reactie van het kabinet kan de Kamer niets.

De heer Van Gerven (SP): U kunt soms ook gewoon iets sturen en zeggen: wij reageren nog. Dat komt ook voor.

Staatssecretaris Atsma: Daar houden wij niet van.

De heer Van Gerven (SP): Uitstekend! Dat waardeer ik zeer. Ik heb nog een vraag over de sociaaleconomische criteria. Daar gaat u eigenlijk niet op in. Ik heb een aantal elementen genoemd die heel belangrijk zijn, namelijk de machtspositie van de multinationals ten opzichte van de boeren, het draagvlak onder de bevolking en de sociale kwesties en milieukwesties in economieën van derde landen. Wilt u daar aanvullend onderzoek naar doen?

Staatssecretaris Atsma: Het mag volstrekt helder zijn dat alle door u genoemde elementen onderdeel uitmaken van de totale afweging binnen die sociaaleconomische criteria. Bij de positie van de boeren tegenover de grote bedrijven hoort bijvoorbeeld ook het kwekersrecht. Dit punt staat vanavond niet meer op de agenda, maar die discussie is in de Kamer ook eerder gevoerd. Het is dus volstrekt logisch dat de positie van de consument, de positie van de ondernemer ten opzichte van het grootbedrijf en de positie van de derde landen in die criteria worden meegenomen. Daartegenover heb ik ook een aantal elementen genoemd die in het totaal van de afweging moeten worden meegenomen, namelijk de positie van ondernemers versus de gezamenlijke Europese markt en de positie van ondernemers ten aanzien van de kostenverhoging. Ook over de tijdsdruk valt nog het een en ander te zeggen. Uiteraard nemen wij dat allemaal mee.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De staatssecretaris erkent dat er gerede twijfels zijn over de juridische houdbaarheid van het Commissievoorstel. Mijn vraag in eerste termijn daarbij was heel concreet. Is de staatssecretaris, zolang deze juridische onduidelijkheid er is, van plan zich namens Nederland terughoudend op te stellen in de Europese debatten? Mijn indruk is dat ontzettend veel landen kritiek hebben, maar dat Nederland als een van de weinige landen op dit terrein nog de vrolijke Frans speelt en zeer hoopvol is. Dat lijkt mij niet helemaal terecht.

Staatssecretaris Atsma: Of over dit serieuze onderwerp de vrolijke Frans wordt gespeeld, waag ik te betwijfelen. Ik heb al aangegeven dat de reactie van de Commissie medio volgend jaar wordt verwacht. Wij hopen dat dit zo snel mogelijk zal zijn, omdat dat ook goed is om vervolgstappen te zetten. Daarnaast heb ik aangegeven dat er wat ons betreft geen twijfel is over de deskundigheid binnen de EFSA. Het gaat nu louter om de vraag of je als land een eigen koers mag varen. Daar gaat ook de juridische discussie over. Het staande beleid blijft dus gewoon van toepassing.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): «Optimistische Frans"; laat ik het dan zo stellen. Het gaat mij niet zozeer om de EFSA, maar puur om de gerezen juridische twijfels en de positie van Nederland, zeker ook in het licht van al die kritische landen en van hoe zij zich opstellen. Het zou beter zijn als Nederland zich daarbij aansluit dan dat het een heel eigen positie inneemt die niet helemaal in lijn is met de werkelijkheid.

Staatssecretaris Atsma: Ik heb de afgelopen dagen echt het beeld gekregen dat het gros van de landen met kritische kanttekeningen dezelfde kritische kanttekeningen heeft. Wat dat betreft is er voor Brussel haast geboden om duidelijkheid te geven. Zolang er in de vertreksituatie niets verandert, blijft het beleid zoals het was: staand beleid. In dat kader noem ik nog maar eens de EFSA, als het baken waarop wij konden varen. De discussie richt zich echter op de nieuwe criteria, waarover de heer Van Gerven al het nodige heeft gezegd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wanneer komt de EFSA dan eindelijk met de beloofde verbeteringen?

Staatssecretaris Atsma: Op korte termijn! Er komt een tweetal rapporten, het ene hopelijk nog dit jaar en het andere begin volgend jaar. Zodra de richtlijnen van de EFSA er zijn, zorgen wij ervoor dat die ook worden doorgestuurd, inclusief het commentaar en het standpunt van het kabinet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een verzoek aan de staatssecretaris dat tegenovergesteld is aan dat van mevrouw Wiegman. Wij zijn er namelijk voorstander van om lidstaten keuzemogelijkheid te geven, waarbij de juridische consistentie uiteraard vooropstaat. Kan de staatssecretaris zich actief en constructief opstellen om die onduidelijkheden uit de weg te ruimen? Alleen voor zover hij daarover gaat uiteraard, want de EFSA is een ander verhaal.

Staatssecretaris Atsma: Dit onderwerp staat op de agenda van de Milieuraad in december en wij zullen in elk geval vanuit Nederland erop aandringen om dit ingewikkelde dossier zo spoedig mogelijk af te ronden. Wij kennen de gevoelens van de Kamer en van andere lidstaten. Als er ruimte wordt geboden om kansen te nemen, zo zeg ik tegen mevrouw Wiegman, moet je die dus ook durven nemen, maar wel onder de voorwaarde dat er sprake is van een veilige situatie. Ik heb niet het idee dat iemand aan dat laatste wil tornen.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Allereerst ga ik nog even in op het Commissievoorstel om de bevoegdheid tot het toelaten van ggo's te scheiden van de toelating van de teelt van ggo's; over dit voorstel bestaan onduidelijkheid, onzekerheid en juridisch dispuut. De Commissie is met dit voorstel gekomen, mede overigens op verzoek van Nederland en vele andere lidstaten, precies vanuit de intentie die mevrouw Van Veldhoven heeft aangegeven, namelijk dat de toelating op de markt en de veiligheid op Europees niveau moeten worden geregeld, terwijl de politieke en morele discussie over de teelt op nationale schaal moet worden gevoerd. In die zin was het een interessante wens van die vele lidstaten om die bevoegdheidsverdeling eens te bekijken; niet met het oogmerk, zoals door mevrouw Ouwehand werd gesuggereerd, om de toelating er in de toekomst even lekker snel doorheen te rammen, maar juist om de zorgvuldigheid op die twee verschillende niveaus te borgen. Het is jammer dat daar aanzienlijke juridische complicaties aan kleven, die zich ook naar andere domeinen van de Europese Unie kunnen verbreden. Daarom is het niet alleen voor dit domein, maar ook voor andere domeinen van belang dat wij niet over een nacht ijs gaan. Lidstaten die in het algemeen kritisch zijn, zoals Oostenrijk en Hongarije, hebben juist dit model gepresenteerd willen zien en het is nu dus, zoals staatssecretaris Atsma al zei, een soort gemeenschappelijk probleem geworden, waarbij te bezien is of dit model werkbaar is en juridisch houdbaar te maken is. Die intentie moet bij onze inbreng de komende tijd dan ook leidend zijn.

Sinds 2006 of 2005 bestaat een verordening van het Productschap Akkerbouw teneinde te bekijken op grond van welke co-existentiemaatregelen ggo-teelt, biologische teelt en gewone teelt naast elkaar kunnen bestaan, zonder dat de ene teelt schade ondervindt van de andere. Die maatregelen zijn in de sector beschreven, maar een en ander moet nog tot een verdere afwikkeling komen. Ik kijk even naar rechts en stel vast dat ik op dat punt de ondersteuning krijg van staatssecretaris Atsma. Die productschapverordening is van de sector zelf – het precieze moment van inwerkingtreding komt later – wat het mogelijk maakt om dit op een verantwoorde manier te doen. Daarmee is er dus ook geen blokkade om toegelaten teelten te laten plaatsvinden.

Voorts is gevraagd of LTO en milieuorganisaties bij de octrooidiscussie worden betrokken. Dat is het geval. Ik verwijs naar een verzamelbrief waarmee wij de Kamer recent hebben geïnformeerd naar aanleiding van het AO van juni 2010 over octrooi- en kwekersrecht.

Daarnaast is de kwestie van sojateelt en Brazilië, enzovoorts, aan de orde gekomen. De grote vraag naar soja en maïs leidt tot vergroting van de areaalbehoefte. Wij zijn het met mevrouw Dikkers erover eens dat dit soms leidt tot ongewenste situaties, maar dat heeft op zichzelf niets te maken met de discussie die wij hier nu voeren. Die staat daar namelijk los van. Nederland zet in zijn handelsbeleid juist in op duurzame ketens, zoals wij dat recent voor palmolie hebben gedaan en zoals dat ook voor soja kan gelden, teneinde ervoor te zorgen dat spullen die hierheen komen, in ieder geval op een fatsoenlijke manier elders zijn geproduceerd. Over enige tijd zullen wij daarvan wel de resultaten hebben.

In het kader van de import is gevraagd hoe het staat met het zogenaamde nultolerantiebeleid en of ik daarover contacten heb met de Europese Commissie. Dat laatste is het geval. In de Raad hebben wij de Europese Commissie gevraagd om tot een oplossing te komen voor het nultolerantieprobleem. Daarbij hebben wij het over diervoeders en levensmiddelen. De Europese Commissie heeft op 15 november, dus recent, een conceptcontroleverordening gepresenteerd die volgens mij betrekking had op diervoeders. Een belangrijk element uit die conceptverordening is dat partijen die sporen van niet in de EU toegelaten ggo's bevatten, niet geweerd worden als het gehalte van deze ggo's gelijk is aan of lager is dan 0,1%. Dat is het laagst mogelijke gehalte dat nauwkeurig kan worden gedetecteerd en vastgesteld. Dat staat in de conceptcontroleverordening die door Eurocommissaris Dalli is gepresenteerd. Die zullen wij bestuderen en zodra wij daar een reactie op hebben, zullen wij die de Kamer doen toekomen.

De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel een minuut per fractie voor, zonder interrupties. Daar ben ik heel streng in. Omdat mevrouw Wiegman ook namens de SGP spreekt, krijgt zij twee minuten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik net als staatssecretaris Bleker de complicaties betreur ten aanzien van de bestaande juridische onzekerheid en onduidelijkheid. Ik roep het kabinet daarom op om enige terughoudendheid te betrachten zolang die onzekerheid bestaat. Wat de sociaaleconomische criteria betreft, verwijs ik naar mijn eigen motie die ik inderdaad samen met mevrouw Van Velzen heb ingediend. Daarin maken wij heel duidelijk een toespeling op de zogenaamde Cramer-criteria, die heel zinvol en bruikbaar zijn wat betreft de vraag wat «sociaaleconomische criteria» nu precies zijn.

Ook voor de ChristenUnie staat de veiligheid bij cisgenese voorop. Ik wil nog wel helder krijgen wat het kabinet precies met de rapporten gaat doen. Het zou jammer zijn als een incompleet Nederlands rapport ook de Nederlandse inbreng gaat worden in de werkgroep voor nieuwe veredelingstechnieken van de Europese Commissie. Dat zou de belangen van ons mkb namelijk behoorlijk kunnen schaden. Ook zouden hoge toelatingskosten het onbetaalbaar maken voor het mkb om met cisgenese verder te gaan. Genetische modificatie blijft dan sterk in transgenese met vreemde genen en blijft daardoor beheerst worden door multinationals als Monsanto, Pioneer en Syngenta, waarbij het Nederlandse mkb het nakijken heeft. Daarom herhaal ik heel concreet de vraag of deze rapporten aangevuld kunnen worden. Graag duidelijkheid hierover, want ik zou graag zien dat het eigen onderzoek doorgaat en dat wij niet alleen afhankelijk zijn van de Europese Commissie. Als ik daarover geen heldere toezegging krijg, ben ik voornemens op dit punt een motie in te dienen.

Het octrooi- en kwekersrecht betreft een andere discussie. Het is fijn dat milieuorganisaties mee kunnen praten, maar uit de non-verbale communicatie vanaf de publieke tribune kan ik opmaken dat deze organisaties nog geen brief hebben ontvangen. Wellicht is die ergens zoekgeraakt, maar het lijkt mij goed om hernieuwde contacten te leggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb de staatssecretarissen gevraagd om mij ervan te overtuigen dat zij met de beste bedoelingen dit voorstel hebben gelanceerd in Europa. Ik zie echter alleen wat wij de afgelopen jaren al hebben gezien, namelijk slalombewegingen om de vragen die voor het kabinet nu uit de lucht lijken te vallen, maar in de Kamer al lang gesteld zijn. Het spijt me wel: ik heb geen pakhuis vol met ambtenaren en juristen, maar toch kan ik die vragen wel verzinnen. Hoe kan het dat deze staatssecretarissen nog steeds geen reactie weten te geven op de juridische lacunes – daarbij druk ik me nog voorzichtig uit – in dit voorstel? Je kiest voor een basis in het verdrag dat gericht is op de interne markt en je weet dat jouw voorstel de interne markt gaat verstoren. Ik zou van de staatssecretarissen willen weten of zij geen passend voorstel kunnen of willen indienen, waarbij de lidstaten daadwerkelijk bevoegdheden worden gegeven om teelten te weigeren op hun grondgebied. Ik vind het heel vervelend dat wij daarop steeds maar geen antwoord krijgen. Dat heeft niet te maken met het voorliggende oordeel van de Legal Council maar dat betreft juridische vragen die wij in de Kamer al gesteld hebben en waarop het kabinet gewoon een antwoord moet hebben.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik zit nog een beetje in mijn maag met het standpunt van de Partij van de Arbeid over de vrije keuze van de boer. Er wordt gezegd dat die maar zijn gang moet kunnen gaan met het uitkruisen van gemodificeerde gewassen. Ik vraag de PvdA om daar toch nog eens goed over na te denken, want volgens mij is het toch allemaal iets te simpel.

Graag ontvangen wij van de staatssecretarissen de guidelines van de EFSA en verzoeken wij hun om de Milieuraadsconclusies uit 2008, die een startvoorwaarde zijn, bij hun reactie te betrekken. Ook vraag ik hun om verder geen stappen te zetten, voordat er een duidelijk standpunt van de Commissie ligt. Bovendien beveel ik hun van harte de brief van de Eerste Kamer van 12 oktober aan, waarin zeer goede vragen worden gesteld. Ik verzoek om die brief aan de Tweede Kamer te sturen en om, voordat een en ander weer in Europa wordt besproken, nog een keer samen over dit onderwerp te spreken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de toezegging om hard te werken aan het oplossen van de juridische onzekerheid. Ik dank ook voor de toezegging om de Kamer de Commissiereactie op het advies van de juridische dienst te doen toekomen. Ik vroeg mij af of het Europees Parlement zelf ook om een juridisch advies heeft gevraagd op het voorstel, of dat advies wellicht wél openbaar is, of het Europees Parlement wellicht al werkt aan een rapport op dit advies en of dat dit wellicht zelfs al beschikbaar is. Dank ook voor het feit dat de Kamer zo snel mogelijk wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de veiligheid van cisgenese.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik hoor de staatssecretarissen zeggen: wij kijken even naar rechts. Als PvdA'er kijk ik van nature wat gemakkelijker naar links, hoewel er nu een liberale collega aan mijn linkerkant zit. Het is zeker niet de bedoeling geweest van mijn bijdrage om de deuren wagenwijd open te zetten voor ggo's. Als de staatssecretarissen dit als uitnodiging daartoe hebben gezien, heb ik daar graag een debatje over. Laten wij wel wezen: dit zal absoluut aan allerlei voorwaarden moeten voldoen. Mijn angst betreft overigens niet zozeer de toelating van de ggo's, als wel de macht die het grote bedrijfsleven daarmee gaat krijgen, hier en in ontwikkelingslanden. Ik weet heus wel dat het debat vanavond niet gaat over ontwikkelingslanden, maar in Nederland gaat het debat al de hele tijd over Nederland, waardoor ik mij geroepen voel om iedere keer – welk debat ik ook maar voer – de belangen van de boeren in Afrika mee te nemen. Daarom voeg ik het gewoon iedere keer, gepast of ongepast, toe. Stel je voor dat Nederland straks teelt gaat toelaten; hoe gaan de staatssecretarissen dan borgen dat het mkb in Nederland niet vermalen wordt onder Monsanto en zijn collega's? Wat gaan de staatssecretarissen daaraan doen en in welk overleg met de sector treden zij?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Allereerst kom ik te spreken over het juridisch advies. Ik hoop dat snel duidelijk wordt wat er nu gaat gebeuren, want daar hangt in hoge mate van af hoe wij door kunnen gaan. Ik hoop dat het kabinet de Kamer snel een reactie kan geven zodra het oordeel er is. Ik heb immers van de heer Atsma begrepen dat wij dan direct het kabinetsoordeel krijgen.

Over de cisgenese ben ik nog iets ongeruster geworden. In de brief daarover staat dat door diverse nationale en internationale experts een grondig onderzoek is gedaan. Ik weet dus niet wat nu dan nog moet gebeuren, ook niet op Europees niveau. Er wordt immers gesuggereerd dat er op Europees niveau nog iets gaat gebeuren. Ik maak mij dan ook echt zorgen over het huidige traject ten aanzien van de cisgenese. Ik doe een beroep op het kabinet om zelf de inzet te plegen om desnoods andere onderzoeksbureaus nog eens te laten bekijken of wij op dat gebied wellicht stappen kunnen zetten, want nogmaals: ik ben echt ongerust over dit proces.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Mevrouw Wiegman heeft gevraagd naar de Cramer-criteria. Collega Bleker gaat daarop straks iets uitgebreider in, ook in relatie tot de motie die zij destijds samen met mevrouw Van Velzen heeft ingediend.

Met name tegen mevrouw Snijder zeg ik dat het RIKILT slechts een advies heeft gegeven, maar dat het advies wel duidelijk is. Ik ben het met haar eens dat meerdere deskundigen ernaar hebben gekeken en dat je alleen bij twijfel niet moet inhalen. Vandaar dat ik in eerste termijn over de cisgenese heb gezegd: laten wij nu ervoor zorgen dat ook op dit punt snel duidelijkheid komt. Zodra die duidelijkheid er is, kun je ook de vervolgstap zetten. Het moge duidelijk zijn wat de insteek van het kabinet is zodra er sprake is van veiligheid en van voldoende waarborgen voor de veiligheid.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De crux zit hem nu juist in de uitspraak «zodra de veiligheid gewaarborgd is». Hoe zet u stappen om daartoe te komen? Als wij niet weten dat u opnieuw onderzoeken entameert, heb ik niet zoveel vertrouwen in dat proces.

Staatssecretaris Atsma: Ik zei net: bij twijfel moet je niet inhalen. Daarom is vanuit Brussel een EU-werkgroep in gang gezet om juist deze vraag adequaat te beantwoorden. Je moet natuurlijk wel ergens beginnen. Als er tegengestelde meningen zijn, enerzijds het RIKILT met een uitgesproken mening over de veiligheid van cisgenese en anderzijds een aantal andere experts die u zelf aanhaalt, onder wie wetenschappers uit Nederland, is het goed dat iemand de knoop doorhakt. Vandaar dat ook gezegd is: laten wij nu in Europees verband bekijken of er snel duidelijkheid kan worden gegeven. Voorjaar 2011 zal die duidelijkheid er zijn. Ik kan er ook niet veel anders van maken. Het spijt mij!

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik zie dit toch anders. Vanavond heb ik juist geprobeerd duidelijk te maken dat het RIKILT-rapport niet duidelijk is. Natuurlijk is het fijn als er vanuit Europa meegedacht wordt, maar als wij in Nederland zoveel expertise hebben op het terrein van cisgenese, geconcentreerd in Wageningen, waarom zouden wij de kennis van onze wetenschappers dan niet gebruiken om een aanvulling te plegen op het RIKILT-rapport?

Staatssecretaris Atsma: Laten wij er nu voor waken dat dit een welles-nietesspelletje en een welles-nietesdiscussie wordt tussen de aanhangers van het RIKILT en de andere deskundigen in Nederland. Om zo'n discussie te voorkomen, is het goed dat vanuit Europa één definitief oordeel wordt geveld. Laten wij hopen dat dit snel komt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voor de duidelijkheid: ik heb ook geen zin in welles-nietesspelletjes. Laten wij echter in aanvulling op het RIKILT-rapport nog enig nader onderzoek doen, zodat de vergelijking met de klassieke veredeling echt goed op papier wordt gezet en ook echt voldoende recht wordt gedaan aan de onderzoeksvragen, zoals die aanvankelijk zijn gesteld.

Staatssecretaris Atsma: Zoals u weet, heeft het RIKILT juist die parallel getrokken met de klassieke veredeling, waardoor nu die discussie is ontstaan. Ik geloof echter niet dat het uw bedoeling is dat wij nu de experts die mevrouw Snijder aanhaalt, erbij gaan halen om te komen tot een definitief oordeel. Vandaar dat ik mijn voorstel handhaaf om te wachten op het oordeel vanuit Brussel. De EU-werkgroep is aan de slag gegaan en zal over een drie- à viertal maanden haar rapport uitbrengen, zodat wij op basis daarvan de vervolgconclusie kunnen trekken. Zodra duidelijk is dat er sprake is van een veilige situatie, kan die generieke vrijstelling ook gegeven worden. Dat is de inzet van het kabinet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Kan de staatssecretaris de Kamer nader informeren over de reikwijdte en de scope van hetgeen die werkgroep allemaal bespreekt en onderzoekt? Dus bijvoorbeeld over de experts die door de werkgroep worden uitgenodigd, de rapporten die de werkgroep hierbij betrekt of de experts die in die werkgroep zitten en hierover discussiëren? Dat kan ons misschien een idee geven van de breedte van de discussies van die werkgroep en duidelijk maken of alle relevante aspecten worden meegenomen.

Staatssecretaris Atsma: Ik hoop dat u mij niet euvel duidt dat ik alle deskundigen in de werkgroep niet persoonlijk ken. Ik heb de namen niet bij mij, maar ik zal ervoor zorgen dat de Kamer zo snel mogelijk een overzicht krijgt van de specifieke deskundigen die vertegenwoordigd zijn in de werkgroep. In dat overzicht zal uiteraard ook de werkwijze en dergelijke worden meegenomen. Ik zal dit de Kamer voor de Milieuraad doen toekomen.

De voorzitter: De vraag van mevrouw Van Veldhoven was iets breder en ging ook over de werkwijze en dergelijke.

Staatssecretaris Atsma: Dat is goed overgekomen; dat komt allemaal voor elkaar.

De voorzitter: Fantastisch.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris echt vertrouwen heeft in het oordeel van de werkgroep? Wij zitten nu in een traject waarbij wij niet echt goed kunnen inschatten hoe dit uitpakt. Ik heb het gevoel dat een groot deel van de Kamer de inzet op cisgenese echt goed in beeld heeft en zou willen. Heeft de staatssecretaris het gevoel dat wij nu op de goede weg zijn met die werkgroep van Europa? Ik maak mij daarover een beetje zorgen. Wij hebben het daar neergelegd en moeten nu maar afwachten hoe het rolt. Stuurt de staatssecretaris daarop en heeft hij echt zicht op dat proces?

Staatssecretaris Atsma: Het kabinet stuurt niet op de uitkomst van het oordeel dat de werkgroep velt, maar heeft wel gezorgd voor input voor de deskundigheid, net als andere lidstaten. Aangezien het een brede internationale werkgroep is, mag je ook verwachten dat daar autoriteit van uitgaat op dit specifieke terrein. Ik heb mij ervan laten overtuigen dat dit inderdaad het geval is. Ik heb daar dus alle vertrouwen in. Ik vraag de Kamer dan ook om de uitkomsten van de werkgroep af te wachten.

Mevrouw Ouwehand vroeg waarom wij zo geheimzinnig doen over het juridisch advies. Ik heb een- en andermaal gezegd dat het om een vertrouwelijk advies aan de Commissie gaat. De Commissie komt met een standpunt, maar desondanks is het standpunt van het kabinet volstrekt helder. Wij hebben er goede argumenten voor dat het juridisch houdbaar is. Anders hadden wij ons niet daarvoor ingezet. In de Kamer is de afgelopen jaren daarover gediscussieerd. Kortom: wij gaan er, net als de Commissie overigens, van uit dat het juridisch wel houdbaar is. Met het voorgaande hoop ik een iets duidelijkere positiebepaling van het kabinet te hebben gegeven en ik neem aan dat onze inschatting van de houdbaarheid ook mevrouw Ouwehand aanspreekt.

De voorzitter: Ik kan slecht tellen; dit wordt eigenlijk al de derde interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik had één verhelderende vraag; die telt volgens mij niet mee. Ik heb heel duidelijk gezegd dat het niet over het advies gaat. Wij hebben hierover inderdaad debatten gevoerd in de Kamer, maar minister Verburg bleef behoorlijk op de vlakte toen wij onze juridische vragen stelden. Ik heb niet voor niets het woord «slalommen» gebruikt, want om die vragen wordt heen geslalomd. Dat gebeurt nu weer, want de staatssecretaris zegt ervan overtuigd te zijn dat het juridisch houdbaar is. Wij hebben al gewaarschuwd dat dit niet zo is. Nu zegt de Legal Council van de Europese Commissie dat het klopt en dat die mevrouw van de Partij voor de Dieren eigenlijk gelijk had. De staatssecretaris heeft daar geen antwoord op!

Staatssecretaris Atsma: Ik begrijp volstrekt dat u hoopt dat dat ongeveer de tekst en de strekking zouden zijn en dat u misschien zelfs met name wordt genoemd. Aangezien het echter een vertrouwelijk advies is, kennen wij het dus niet en wachten wij vol spanning het standpunt van de Europese Commissie in relatie tot het uitgebrachte advies af. Nogmaals: het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat het juridisch gezien wél houdbaar is. De Europese Commissie heeft er alle vertrouwen in dat het wel houdbaar is, want anders waren wij er natuurlijk niet aan begonnen. Overigens zijn wij er op aandringen van de Kamer aan begonnen.

De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoven, ook voor u wordt dit de derde interruptie. Ga maar even uw gang.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom even terug op het punt van de vertrouwelijkheid. Ik heb zelf ook in Brussel onderhandeld en ik ben ook met enige regelmaat in de werkgroep van de Raad geconfronteerd met een advies van de juridische dienst van de Raad. Vertegenwoordigers van de lidstaten waren wel in de gelegenheid om daar kennis van te nemen. Ik kan mij voorstellen – ik krijg daarover graag advies van de EU-adviseurs – dat er een mogelijkheid is om deze Kamercommissie in vertrouwen inzicht te laten hebben in zo'n advies. Tenslotte heeft een aantal ambtenaren daar ook inzicht in. Het wordt voor de Kamer moeilijk om haar controlerende taak uit te oefenen als zij helemaal geen inzicht heeft in dat stuk. De staatssecretaris heeft net gezien dat ik qua inhoud redelijk op zijn lijn zit, maar ik krijg toch graag wat extra informatie over het advies. Wat voor soort advies betreft het dat het zelfs niet in vertrouwen met de Kamer kan worden gedeeld?

De voorzitter: U refereerde aan onze EU-adviseurs, onder wie de heer Hidde Jan Buning, die hier aan tafel zit. In een procedurevergadering kunt u hen altijd raadplegen, maar de staatssecretaris geeft alleen antwoord op de aan hem gestelde vragen.

Staatssecretaris Atsma: Helaas ken ik de code van het cijferslot van de Brusselse Lips-kluis niet. Wel hebben wij toegezegd de Commissie te vragen of zij ermee kan instemmen dat het vertrouwelijk advies eventueel vertrouwelijk aan de Kamer wordt voorgelegd. Dat is geen enkel probleem. Sterker nog, die vraag is al uitgezet in Brussel, want wij hebben er zelf geen enkele moeite mee. Formeel kennen wij het advies echter niet. Je kunt moeilijk dingen in vertrouwelijkheid aan de Kamer voorleggen als je daar geen ruimte voor krijgt. Wij hebben die vraag wel gesteld. Zodra het antwoord daarop positief is, stellen wij de Kamer in de gelegenheid om vertrouwelijk kennis van het advies te nemen.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil op dit punt een ander verhaal houden en een andere vraag stellen. Ik voel niets voor vertrouwelijkheid en ik voel er niets voor om ons dat advies vertrouwelijk te laten inzien. Het advies ligt op straat; wij lezen daarover in de krant. Het is dus vast ergens verkrijgbaar. Kan de staatssecretaris zich, gezien het verloop van de zaken, ervoor sterk maken dat het advies openbaar wordt gemaakt, zodat wij het samen met de reactie van het kabinet in openbaarheid kunnen bespreken.

Staatssecretaris Atsma: Het kan zelfs de beste partijen in het land overkomen dat er ineens vertrouwelijke dingen op straat liggen, maar dat wil niet zeggen dat je ze meteen ook hebt. Ik herhaal wat ik tegen mevrouw Van Veldhoven heb gezegd: wij hebben de Commissie inmiddels verzocht om het vertrouwelijk advies eventueel vertrouwelijk ter inzage aan de Kamer en dus ook aan ons, het kabinet, voor te leggen. Zodra daar antwoord op is, zullen wij de Kamer daar kond van doen, maar ik heb geen enkele zin om op als-danvragen in te gaan.

De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, het is prima dat u uw punt maakt over het al dan niet vertrouwelijk inzien van het advies, maar hoe wij ermee omgaan als het er komt, besluiten wij als Kamercommissie in een procedurevergadering.

De heer Van Gerven (SP): Mijn vraag had een ander doel. Wil de staatssecretaris ervoor pleiten dat het advies openbaar wordt gemaakt?

Staatssecretaris Atsma: Als de Commissie in haar wijsheid zou bepalen er geen moeite mee te hebben dit alsnog openbaar te maken, zijn wij natuurlijk allen enthousiast.

De heer Van Gerven (SP): Wilt u de openbaarmaking bevorderen?

Staatssecretaris Atsma: U kent mij; ik heb er geen enkel probleem mee om die vraag te stellen maar kan niet instaan voor het antwoord.

Mevrouw Van Veldhoven heeft erop gewezen dat het Europees Parlement ook nog aan de bak moet wat de brede discussie betreft. Daarover zijn wij het met elkaar eens.

Mevrouw Dikkers heeft nogmaals aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de positie van de kleine ondernemer. Volgens mij hebben wij daar al in eerste termijn op gereageerd. Collega Bleker zal nog ingaan op hetgeen over het mkb is gevraagd.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik heb donderdag het genoegen gehad van een vrij uitgebreid gesprek met de verantwoordelijke Eurocommissaris. Dat ging ook over het juridische advies of de juridische adviezen. Mijn indruk van dat moment was dat er nog geen afgerond juridisch advies voorlag, maar dat er nog gesprek over gaande was. Toen heb ik van de Commissaris ook begrepen dat wij dat advies dus nog even moeten afwachten. Het leek mij inderdaad zeer verstandig om, ook gelet op de belangen die in het algemeen daarmee in het geding zijn, het definitieve advies waarvan wij vervolgens om openbaarmaking kunnen vragen, af te wachten.

Dan kom ik bij de Cramer-criteria. Aangezien de vraag van de ChristenUnie/SGP-woordvoerder afkomstig was, dacht ik even dat criteria van Ernst Cramer werden bedoeld, terwijl het in werkelijkheid de criteria van professor Cramer over onder andere duurzaamheid betrof. In een motie van 18 november 2008 – dat is dus bijna twee jaar geleden; dat is ook een realiteit – die door de Tweede Kamer is aangenomen, vraagt mevrouw Wiegman om criteria te ontwikkelen die vergelijkbaar zijn met de ontwikkelde Cramer-criteria voor de toetsing van biomassa. De COGEM heeft deze criteria vervolgens opgesteld. Aan de hand van de criteria kan de bijdrage van ggo's aan verduurzaming worden bepaald. Dit levert waardevolle bouwstenen op die in het Europese discussietraject worden ingebracht. Dat is de stand van zaken. Uiteindelijk zal, zoals het er nu naar uit ziet, de Europese Commissie in de eerste helft van 2011 – dat is ruim geformuleerd – een rapport uitbrengen over deze aspecten. Het ziet er dus naar uit dat de motie van mevrouw Wiegman van 18 november 2008 in uitvoering is en dat het uiteindelijke resultaat in de eerste helft van 2011 zichtbaar wordt.

Mevrouw Dikkers heeft met betrekking tot de multinationals en dergelijke gevraagd wat de overheid daaraan doet. Dan kom je in feite in een fundamentele economische structuurdiscussie terecht en dat wil de voorzitter niet. Daar houd ik mij dus even buiten. De concentratie in de veredelingssector neemt inderdaad toe. Dat is een economisch proces en dat heeft zeer waarschijnlijk ook te maken met de grote investeringen die daarmee zijn gemoeid. In het verband van «NL Plant» worden allerlei kleinere bedrijven bij die innovatieprocessen betrokken. Het is ook het beleid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om dat te bevorderen. Zelfs als een groot concern bij innovaties «leading» is, moet worden geprobeerd ook kleinere bedrijven, gesteund vanuit onze organisatie, erbij te betrekken. Helaas kunnen wij dus zelfs vanuit Nederland het kapitalisme niet aan zijn eind brengen, zelfs niet vanuit de Troelstrazaal.

Dan is er nog over non-verbale communicatie gesproken. Daarvan heb ik niets gemerkt en ik kan daar dus ook niet op reageren.

Mevrouw Dikkers (PvdA): U maakt een grapje over het kapitalisme. Dat waardeer ik enorm, maar ik neem aan dat u de zorgen deelt.

Staatssecretaris Bleker: Zeker!

Mevrouw Dikkers (PvdA): Prima!

De voorzitter: De heer Van Gerven heeft nog gevraagd naar de vragen van de Eerste Kamerleden aan de voormalige minister Verburg. Daar gaat nu dus staatssecretaris Bleker over. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris van de beantwoording ook een afschrift aan de Tweede Kamer zal sturen; als hij die vragen beantwoordt, zijn die antwoorden immers publiek.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Zij liggen er al ruim een maand.

De voorzitter: Voor de goede orde: het betreft vragen van de Eerste Kamer die daarvoor haar eigen procedures heeft waar wij niet in kunnen treden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zal onze senator vragen om een rappel te doen.

De voorzitter: Zo moet het! Wij proberen altijd zorgvuldig de procedures te volgen.

De heer Van Gerven (SP): De staatssecretarissen kijken naar links, zij kijken naar rechts en zij kijken goed naar elkaar. Zij kunnen het kennelijk goed met elkaar vinden. Dat doet mij deugd, maar ik vraag hun om vooral ook naar de samenleving te kijken. Bij het debat dat wij nu gevoerd hebben, bestaat toch de grote angst dat de kleinere producent de dupe wordt van de voorliggende voorstellen.

De voorzitter: Mag ik heel eerlijk zijn: dit is allemaal al aan de orde geweest in de afgelopen twee uur. U geeft nu een samenvatting.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil dit toch nog eens met klem benadrukken en ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of bij de uitwerking van de motie-Van Gerven over het kwekersrecht ook de milieuorganisaties en LTO betrokken worden.

Staatssecretaris Bleker: Er komt een AO over het kwekersrecht. Volgens mij is dat een AO waarin minister Verhagen zal acteren, omdat het dat type van zaken betreft. Het is de bedoeling om ook de diverse organisaties daarbij te betrekken.

De voorzitter: In dat geval is het wel handig als u aan minister Verhagen doorgeeft dat er blijkbaar nog geen antwoord is op de vraag hoe de motie-Van Gerven uitvoering krijgt. Zeg ik dat goed?

De heer Van Gerven (SP): Die motie wordt uitgewerkt. Daar is men mee bezig. Het gaat erom dat bij de consultatieronde ook LTO en milieuorganisaties betrokken worden.

De voorzitter: Dat is helder, maar dat is dan iets voor dat andere overleg. Dat wordt allemaal gelezen en gehoord op dat departement.

De heer Van Gerven (SP): Willen de staatssecretarissen die vraag doorgeleiden en kunnen wij er antwoord op krijgen of dit ook gebeurt?

Staatssecretaris Bleker: Wij geleiden dat door.

De voorzitter: Mevrouw Wiegman, voor de vijfde keer. Ik ben in een milde bui.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb nog een kleine aanvulling. Ik ben natuurlijk blij met de toezegging dat LTO en milieuorganisaties zijn of worden uitgenodigd, maar er is gezegd: de brief is verstuurd. Dat is misschien zo, maar hij is niet aangekomen. Doe dus nog even een kopietje op de bus. Misschien dat de brief vandaag niet wordt bezorgd aangezien TNT Post staakt, maar ...

De voorzitter: Daar wordt voor gezorgd.

Wij zijn aan het einde gekomen van dit overleg. Ik meen dat mevrouw Wiegman een motie aankondigde. Speelt dat nog? Ik verzoek sowieso, mocht dat spelen, om die bij de begrotingsbehandeling van I en M of ELI in te dienen. Dat is namelijk veel handiger voor eenieder.

Ik dank de bewindslieden en hun ondersteuning, het publiek, de commissieondersteuning en de Kamerleden en de voorzitter.