Kamerstuk 32123-XIV-60

Uitvoering motie Jacobi en Van Gent (31700 XIV nr. 86) over publieke openstelling van ommetjes en (historische) paden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 13 november 2009
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: begroting cultuur en recreatie financiƫn landbouw organisatie en beleid recreatie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XIV-60.html
ID: 32123-XIV-60

32 123 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2010

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2009

Bij motie Jacobi (PvdA) en Van Gent (GL) c.s. (31 700 XIV, nr. 86) is de regering verzocht te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in de subsidievoorwaarden voor landschap, natuur, landbouw en landinrichting vast te leggen dat subsidieontvangers in voorkomende gevallen medewerking verlenen aan de publieke openstelling van ommetjes en (historische) paden, en te bevorderen dat de akkerranden en watergangen van de betreffende percelen zoveel mogelijk worden opengesteld voor wandelaars, met name in recreatief aantrekkelijke gebieden.

In vervolg hierop bericht ik u als volgt, waarbij ik twee acties wil benadrukken.

Ik zal komend jaar een budget van 1 miljoen euro ter beschikking stellen uit de aanvullende middelen voor de Agenda Landschap, als extra impuls voor de openstelling van boerenland voor recreatie in de directe nabijheid van de grote steden. Daarnaast zal op korte termijn door het Wandelplatform de vernieuwde website boerenlandpad.nl worden gelanceerd.

De praktijk van ommetjes en paden

Maatwerk

Er zijn in Nederland vele initiatiefnemers van ommetjes en het herstellen van historische paden, zoals dorpsraden, historische verenigingen en agrarische natuurverenigingen. De uitvoering van de diverse plannen is steeds maatwerk. Organisaties als Landschapsbeheer Nederland en Stichting Wandelplatform-LAW zijn gespecialiseerd in ondersteuning van dit proces. Op gebiedsniveau maken betrokken partijen samen afspraken. De provincies hebben in het kader van de gebiedsgerichte aanpak hierbij een stimulerende rol. In gemeenten met een landschapsontwikkelingsplan (LOP) is veelal een landschapscoördinator actief.

Succesfactoren

Of een initiatief daadwerkelijk tot uitvoering komt, hangt van verschillende factoren af. In de praktijk worden de volgende succesfactoren genoemd:

• Trekkerschap en lokale betrokkenheid;

• Tijdig betrekken van grondeigenaren bij de planvorming (op basis van vrijwilligheid en bij voorkeur door mensen uit de eigen omgeving);

• Flexibiliteit in de route (bereidheid bij plannenmakers voor alternatieve schakels);

• Een coöperatieve houding of eigen initiatief van grondeigenaren;

• Het hebben van economisch belang bij ontsluiting door wandelpaden in geval recreatie als vorm van verbrede landbouw wordt aangeboden (zoals een boerderijwinkel, kamperen bij de boer, boerengolf);

• Voldoende informatie over praktische oplossingen om eventuele zorgen bij grondeigenaren te verminderen of weg te nemen, (zoals voldoende afstand van pad tot woonerf, hondenverbod, collectieve aansprakelijkheidsverzekering, beplanting, onderhoud door vrijwilligers);

• Voldoende waardering voor grondeigenaren, door een financiële vergoeding, sponsoring, en door positieve publiciteit.

Huidig beleid

Recreatief medegebruik van het landelijk gebied wordt door Rijk, provincies en andere overheden op verschillende manieren gestimuleerd. Het is een rijk palet.

Rijksacties

Het Rijk stimuleert openstelling van natuur, landschap en platteland voor recreanten via verschillende sporen.

Zo heb ik ingezet op kennisontwikkeling en -verspreiding over openstelling van oevers. De aanjaagrol is door de Unie van Waterschappen opgepakt, en zij heeft inmiddels samen met Rijkswaterstaat een kennisnetwerk opgericht om recreatief medegebruik bij waterschappen verder te stimuleren. Zie hierover ook de alinea in mijn brief «Genieten van Buiten» van 29 juni jl. aan u.

In die brief heb ik tevens mijn inzet op het voorkomen en opheffen van barrièrewerking door infrastructuur, en op het versterken van de stad-landverbindingen verwoord. Iedereen moet gemakkelijk en liefst via een aantrekkelijke route vanuit zijn/haar woonomgeving in het groen kunnen komen.

Verder is openstelling al vele jaren een voorwaarde in ruil voor fiscale voordelen in de Natuurschoonwet. Recentelijk heb ik in het kader van de Agenda Landschap, waarin toegankelijkheid van landschappen een belangrijk aandachtspunt is, ondersteuning toegezegd aan vijf «goede groene ideeën», die betrokkenheid bij het landschap vergroten. Twee hiervan zijn initiatieven waarin ook ommetjes en wandelpaden over boerenland worden aangelegd.

Vergoeding wandelpaden over boerenland

Ik stimuleer specifiek het proces van de ommetjes en boerenlandpaden met een financiële vergoeding aan boeren voor aanleg en onderhoud van routes over hun land.

Sinds 2007 is het budget hiervoor (2,4 miljoen) onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), voor een prestatie van 1000 kilometer boerenlandpad in 2013. De regie voor de totstandkoming hiervan ligt dus bij de provincies.

De provincies zorgen voor cofinanciering, en kunnen daarnaast ervoor kiezen extra middelen in te zetten. Verder zijn ook gemeenten, recreatieschappen, provinciale landschappen, waterschappen en lokale bedrijven of organisaties dikwijls (financieel) betrokken bij individuele initiatieven. Zo kan ook de aanleg van extra voorzieningen zoals een bruggetje worden gerealiseerd. Mede dankzij dit beleid is al menig ommetje en historisch wandelpad mogelijk geworden.

In de praktijk blijken gemeenten en waterschappen niet altijd op de hoogte te zijn van de mogelijke financiële vergoeding voor boerenlandpaden via het ILG. Ik zal met de provincies contact opnemen om dit onder betrokken partijen meer bekendheid te geven.

Overige stimulansen via het ILG

Naast de specifieke inspanningen voor wandelpaden over boerenland, wordt via het ILG openstelling van het landelijk gebied voor recreanten op grote schaal gestimuleerd via de landelijke routenetwerken (wandelen, fietsen en varen), in de Nationale Landschappen, bij realisering van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en Recreatie om de Stad terreinen (RodS), en bij beheervergoedingen aan terreinbeherende organisaties (Programma Beheer).

POP2, gebiedsontwikkeling en landinrichting

Ook het Plattelands Ontwikkelingprogramma 2007–2013 (POP2) bevordert het toegankelijk maken van het platteland. Maatregel 313 ter bevordering van toeristische activiteiten kan bij uitstek worden ingezet als er sprake is van gebiedsontwikkeling, zodat de recreatieve ontsluiting wordt meegenomen.

In gebiedsontwikkeling en ook in landinrichtingsprojecten worden overigens al jaren wandelpaden over boerenland gerealiseerd. Hierbij kan desgewenst gebruik worden gemaakt van het stellen van eisen aan de toegankelijkheid bij uitgifte van overheidsgrond aan pachters. De praktijk leert dat het actief benaderen van agrariërs en in onderling overleg afspraken maken, het meest effectief is.

De kracht van eigen initiatief en lokale betrokkenheid

Illustratief voor de kracht van het eigen initiatief van agrariërs en de betekenis die lokale betrokkenheid heeft, zijn de diverse succesvolle projecten die Nederland rijk is. Zo zijn op initiatief van agrarische natuurverenigingen onder meer de volgende projecten gerealiseerd: Maashorstboeren, Noord-Brabant (6 routes, 32 km); Akkerbouwers Exloërveen, Drenthe (12 km), Land van Wijk en Wouden, Zuid-Holland (6 routes, 40 km), Ooijpolder, Gelderland (11 routes, ca 50 km). Belangrijke schakels in deze routes en ommetjes lopen over particuliere agrarische grond.

Een ander illustratief project is gericht op het herstel van kerkepaden in de Gelderse Achterhoek. Het initiatief begon eind jaren ’90 in Zieuwent, en is intussen uitgebreid naar andere plaatsen, waaronder Mariënvelde en Harreveld. Het betreft halfverharde voet-/fietspaden, grotendeels aangelegd over particuliere grond. Ieder dorp heeft afspraken, beheer en onderhoud (vrijwilligers) geregeld d.m.v. een stichting.

Stimuleren in plaats van verplichten

De huidige praktijk en het huidige beleid bieden een keur aan stimulansen. Gezien uw motie heb ik mij bezonnen op de mogelijkheden nog meer te doen, in de zin zoals u voorstelt via het vastleggen van medewerking aan ommetjes in de voorwaarden van bestaande subsidies.

De praktijk overziend, en advies ingewonnen hebbend bij verschillende partijen, kom ik tot de conclusie dat de lijn van stimuleren in plaats van verplichten de zinvolste weg blijft.

Volgens praktijkorganisaties als Landschapsbeheer Nederland, de Stichting Wandelplatform-LAW en de Dienst Landelijk Gebied (DLG), alsook volgens de onderzoeksinstituten LEI en Alterra, zal het afdwingen van medewerking aan wandelpaden door grondeigenaren averechts werken, omdat vrijwilligheid de voorwaarde is voor succes.

Bij natuur- en landschapssubsidies is nóg een reden om niet te kiezen voor het opleggen van medewerking aan wandelpaden. Het animo voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer bij agrariërs zal volgens de geraadpleegde bronnen met een extra subsidievoorwaarde verder afnemen. In dat geval worden zowel de doelstelling om meer ommetjes en wandelpaden te realiseren, als de doelstellingen in het kader van biodiversiteit en landschap niet gehaald.

In de nieuwe Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) wordt daarom gekozen voor stimuleren in plaats van verplichten. In de nieuwe beheerpakketten voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer in het SNL zijn geen aanvullende voorwaarden opgenomen om agrariërs te verplichten mee te werken aan de aanleg en het beheer van wandelpaden. Daarentegen is de mogelijkheid opgenomen voor de subsidiëring van het beheer van wandelpaden over boerenland, via het beheertype «wandelpad over boerenland». Ik zie het als een verantwoordelijkheid van de provincies dit pakket daadwerkelijk open te stellen, zodat er een aanvullende stimulerende werking vanuit kan gaan.

Ook op het gebied van de landbouwsubsidies richt ik mij op het spoor van het verleiden. In het huidige GLB is het niet mogelijk om voorwaarden te stellen aan boeren. Los daarvan zou recreatieve openstelling van agrarisch grond als extra verplichting ook niet gewenst zijn, omdat gastvrijheid niet af te dwingen is. De visie van het kabinet op de toekomst van het GLB is neergelegd in de Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020 (sept. 2008). Nederland wil de communautaire steun aan de land- en tuinbouw sterker verbinden aan het realiseren van maatschappelijke waarden. Eén van de mogelijkheden die in de houtskoolschets is genoemd, is het belonen van maatschappelijke prestaties, die bovenwettelijk zijn. In 2010 zal ik de Kamer informeren over verdere stappen om het GLB sterker te verbinden aan maatschappelijke waarden.

Kortom, ik sta voor de lijn van het stimuleren in plaats van het verplichten, zoals ook de verschillende praktijkorganisaties en onderzoekers adviseren. Bovendien heb ik hierin op basis van het bovenstaande alle vertrouwen. Ik roep dan ook alle betrokken partijen op tot onverminderde inzet op de realisering van de vele mooie initiatieven, en handig in te spelen op de genoemde succesfactoren.

Om hier op door te pakken, ben ik verheugd dat op korte termijn een vernieuwde website www.boerenlandpad.nl wordt gelanceerd. Deze prikkelt boeren mee te doen, toont wandelaars waar je kunt genieten van het groen, en helpt ommetjesmakers op weg bij de uitvoering van plannen.

Daarnaast stel ik komend jaar een budget van 1 miljoen euro ter beschikking uit de aanvullende middelen voor de Agenda Landschap, als extra impuls voor de openstelling van boerenland voor recreatie, via onder meer ommetjes en recreatieve verbindingen in de directe nabijheid van de grote steden, aangezien de behoefte aan recreatieruimte daar het grootst is.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg