Kamerstuk 32123-XIII-49

Reactie op het rapport 'Wederzijds profijt: de strategische waarde van de top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland èn van Nederland voor deze top 100' van de Rotterdam School of Management

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 28 december 2009
Indiener(s): Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting belasting economie financiën organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XIII-49.html
ID: 32123-XIII-49

32 123 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2010

nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 december 2009

Onlangs heeft de Rotterdam School of Management (RSM) het rapport «Wederzijds profijt: de strategische waarde van de top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland èn van Nederland voor deze top 100» gepubliceerd. Uw Kamer heeft mij verzocht te reageren op de bevindingen van dit rapport.

Hoofdkantoren zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Het RSM-rapport onderstreept dit belang en geeft bovendien inzicht in de visie van de top 100 concernhoofdkantoren op het Nederlandse vestigingsklimaat. Dit is uiterst relevante informatie die – net als het rapport «Hoofdkantoren een hoofdzaak» van the Boston Consulting Group – aantoont dat het een permanente uitdaging is om ervoor te zorgen dat (inter)nationale bedrijven Nederland als een aantrekkelijke vestigingsplaats van hun hoofdkantoor (blijven) zien.

In deze brief worden achtereenvolgens het belang van hoofdkantoren voor de Nederlandse economie en het Nederlandse vestigingsklimaat besproken. Aan de hand hiervan worden tenslotte relevante beleidsimplicaties benoemd.

1. Het belang van hoofdkantoren voor de Nederlandse economie

Eén van de conclusies in het RSM-rapport is dat hoofdkantoren van groot belang zijn voor de Nederlandse economie. Deze conclusie onderschrijft dit kabinet volledig. Ook de redenen die de RSM aandraagt om het strategisch belang van hoofdkantoren te duiden worden gedeeld.

De aanwezigheid van buitenlandse bedrijven in Nederland – en hoofdkantoren in het bijzonder – heeft tal van gunstige effecten op de Nederlandse economie. Zo leidt deze aanwezigheid tot (hoogwaardige) directe en indirecte werkgelegenheid – zoals additionele werkgelegenheid voor accountants, advocaten, ICT’ers en het lokale MKB. Qua directe werkgelegenheid bieden deze bedrijven interessante carrièremogelijkheden voor (jonge) hoogopgeleide mensen. Excellente Nederlandse hoogopgeleiden krijgen hierdoor interessante loopbaanperspectieven en ontwikkelkansen. Daarnaast versterken deze bedrijven de Nederlandse concurrentiekracht.

Hoofdkantoren in het bijzonder brengen daarnaast nog een aantal andere specifieke voordelen met zich mee. Bedrijven investeren relatief meer in het land waarin het hoofdkantoor gevestigd is dan in andere landen. Enerzijds zijn hoofdkantoren hierdoor een belangrijke bron van hoogwaardige werkgelegenheid binnen de zakelijke en financiële dienstverlening. Anderzijds spelen hoofdkantoren daardoor een belangrijke rol bij de investeringen in R&D in Nederland.

Tenslotte heeft de aanwezigheid van hoofdkantoren een positief effect of het economisch imago en het internationale aanzien van Nederland. Door het behoud van bestaande hoofdkantoren is het bovendien makkelijker om nieuwe hoofdkantoren aan te trekken.

2. Het Nederlandse vestigingsklimaat

In Nederland zijn relatief veel hoofdkantoren gevestigd. Zoals de RSM ook stelt, telt Nederland 14 concernhoofdkantoren van zeer grote internationale ondernemingen uit de Fortune Global 500, waarmee ons land tot de top 10 van de Fortune Global 500 vestigingslanden behoort.

Internationalisering dwingt (inter)nationale bedrijven zich daar te vestigen waar de voorwaarden het gunstigst zijn. Om bestaande hoofdkantoren te behouden en nieuwe aan te trekken is een gunstig vestigingsklimaat van groot belang. Ten aanzien van de top 100 concernhoofdkantoren in Nederland concludeert het RSM-rapport dat 85% niet van plan is het concernhoofdkantoor of een substantieel deel daarvan binnen 5 jaar te verplaatsen naar het buitenland. Dit toont aan dat Nederland nog steeds een aantrekkelijke locatie is voor hoofdkantoren, zoals ook is geconcludeerd in eerdere onderzoeken.

Onderzoek van Ernst & Young toonde bijvoorbeeld aan dat Nederland, ná Zwitserland, over het beste vestigingsklimaat voor Europese hoofdkantoren beschikt1. Bedrijven die hun Europese hoofdkantoren in Nederland vestigen, waarderden ons vestigingsklimaat met een 7,8 en 86% van deze Europese hoofdkantoren zou opnieuw voor Nederland kiezen als vestigingslocatie.

Onderzoek van The Boston Consulting Group concludeert dat Nederland een wereldspeler is als het gaat om het aantrekken van hoofdkantoren. Gecorrigeerd voor het aantal inwoners staat Nederland op de tweede plaats wat betreft mondiale hoofdkantoren en op de vijfde plaats als het gaat om Europese hoofdkantoren.2

Ook de resultaten van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) zijn zeer positief. Het NFIA is de laatste vijf jaar betrokken geweest bij het binnenhalen van in totaal 111 hoofdkantoren van buitenlandse bedrijven. Hiermee was een investeringsbedrag gemoeid van € 353 miljoen en 3480 nieuwe directe arbeidsplaatsen.

Dit alles leidt tot een positief beeld over het Nederlandse vestigingsklimaat. Er zijn daarnaast natuurlijk ook altijd wensen en uitdagingen ten aanzien van het vestigingsklimaat. We moeten er dus voor zorgen dan Nederland aantrekkelijk is en blijft en dat de voorwaarden voor vestiging hier gunstig zijn. Nederland moet inzetten op het vasthouden en versterken van het goede vestigingsklimaat, zodat Nederlandse bedrijven hier activiteiten handhaven, terwijl buitenlandse bedrijven hier graag naar toe komen.

3. Beleidsimplicaties

Bedrijven – en hoofdkantoren in het bijzonder – zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Om deze hoofdkantoren in Nederland te houden en nieuwe hoofdkantoren aan te trekken, is een continue inzet op een aantrekkelijk vestigingsklimaat noodzakelijk. Gezien de huidige dynamische omgeving kunnen we niet stil blijven zitten; stilstand is achteruitgang. We moeten aan het vestigingsklimaat blijven werken; Nederland moet bekend staan als dé plaats om te ondernemen, concurreren en innoveren.

In de afgelopen jaren hebben verschillende kabinetten veel gedaan om het vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven te versterken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het verlagen van de winstbelasting voor bedrijven, de verlaging van de regeldruk en de sleutelgebieden aanpak van het innovatiebeleid.

Zoals hierboven gesteld mogen we niet op onze lauweren rusten, maar moeten we ons continu blijven inzetten voor het vestigingsklimaat. Ook in de (nabije) toekomst is dit een speerpunt van het kabinetsbeleid. Het RSM-rapport benoemt specifiek belastingen en talent als twee belangrijke locatiefactoren waarop Nederland qua attractiviteit niet bijzonder hoog scoort. Dit zijn twee onderwerpen waarvoor het kabinet zeker aandacht heeft, nu én in de (nabije) toekomst.

Fiscaal klimaat

In het RSM-rapport wordt nogmaals bevestigd dat het fiscale klimaat één van de belangrijkste factoren is voor concernhoofdkantoren om zich in Nederland te vestigen. Het kabinet heeft in het verleden al veel gedaan voor de verbetering van het fiscale vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven, voor kleine en grote bedrijven. Ik denk hierbij aan:

• de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting (Vpb): in de periode 2001–2007 van 35% naar 25,5%;

• de verlaging van het Vpb-tarief in de eerste schijf: in de periode 2001– 2007 is dit gedaald van 30% naar 20%;

• de verhoging van de eerste schijf voor de Vpb: van € 22 689 in 2006 naar € 200 000 in 2009;

• invoering van de octrooibox in 2007;

• verlaging van het tarief voor dividendbelasting in 2007: van 25% naar 15%;

• uitbreiding van het verdragennetwerk (Nederland heeft met circa 90 landen een belastingverdrag);

• de vermindering van administratieve lasten, en

• vooral voor buitenlandse bedrijven de APA/ATR-praktijk (voorheen: rulingpraktijk).

Ook in het Belastingplan 2010 worden maatregelen voorgesteld:

• de octrooibox wordt sterk verbeterd en omgedoopt tot innovatiebox, en

• de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek wordt verruimd en gestroomlijnd.

Bovendien heeft het kabinet in het kader van de crisis een aantal tijdelijke maatregelen ten behoeve van het bedrijfsleven genomen:

• een substantiële verruiming van de afdrachtsvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO);

• een tijdelijke verruiming van de verliesverrekening in de Vpb.

Tenslotte heeft de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 5 december 2009 aan uw Kamer aangegeven dat hij, met het oog op de (buitenlandse) investeringen in Nederland, vooralsnog afziet van de invoering van een verplichte rentebox en de aftrekbeperking voor deelnemingsrente en earningsstripping. In de Studiecommissie Belastingstelsel zal een verkenning plaatsvinden naar een fundamentele aanpassingen in de vennootschapsbelasting, waarbij als randvoorwaarde geldt dat de vennootschapsbelasting internationaal concurrerend moet blijven.

Investeringen in talent

Op 15 september jl. heeft uw Kamer de brief «Naar een robuuste kenniseconomie» ontvangen (Kamerstukken II 2009 – 2010, 27 406, nr. 153). Met deze brief geeft het kabinet invulling aan het in het aanvullend beleidsakkoord aangekondigde streven om de ontwikkeling van onderwijs, innovatie en kennis naar tenminste het niveau van het OESO-gemiddelde te brengen.

Hierbij streeft het kabinet niet alleen naar meer hoger opgeleiden, maar ook naar betere hoger opgeleiden. Het stimuleren van talenten tot excellente studenten vindt in het hoger onderwijs bijvoorbeeld plaats door honoursprogramma’s en uitdagende (onderzoeks)masters aan te bieden. In het zogenaamde Siriusprogramma krijgen instellingen middelen en mogelijkheden om tot excellentie te komen. Zo krijgen University Colleges binnenkort de mogelijkheid om selectie en collegegelddifferentiatie toe te passen. Daarnaast heeft het kabinet de kenniswerkersregeling opgezet. Met de eerste tender van de kenniswerkersregeling hebben bijna 1500 kenniswerkers een baan kunnen behouden.

De brief van de minister-president over de voortgang van het Innovatieplatform, die op 13 juli 2009 naar de Tweede Kamer is gestuurd, gaat in op de aanbevelingen van het Innovatieplatform (IP) op het gebied van internationale scholen (Kamerstukken II 2008 – 2009, 27 406, nr. 147). Het kabinet steunt de doelstelling van het IP om het internationaal onderwijs tot een selling point voor ons land te maken. Het kabinet gaat daarom na hoe uitvoering kan worden gegeven aan de aanbevelingen van het IP.

De Innovatieprogramma’s dragen ook steeds meer bij aan de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationaal talent. Bedrijven, kennisinstellingen en overheid werken in Innovatieprogramma’s aan groeiende netwerken op terreinen waarop Nederland aantoonbaar excelleert. Deze netwerken groeien, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. In een aantal Innovatieprogramma’s werken kennisinstellingen binnen Technologische Topinstituten samen aan een door de bedrijven geformuleerde onderzoeksagenda. Daarmee worden steeds meer kansen geboden aan Nederlandse én buitenlandse onderzoekers om mee te doen aan internationaal excellent onderzoek. TTI’s breiden ook hun internationale netwerk met kennisinstellingen en bedrijven steeds meer uit. Nederland wordt zo ook aantrekkelijker voor buitenlandse kenniswerkers en R&D-intensieve buitenlandse bedrijven, die ook steeds meer aansluiting vinden bij Innovatieprogramma’s en TTI’s.

Overige maatregelen

Daarnaast zet het kabinet ook in op andere maatregelen om het vestigingsklimaat verder te versterken. Om sterker, schoner en slimmer uit de crisis te komen, heeft het kabinet in het aanvullend beleidsakkoord fors ingezet op het stimuleren van innovatie en investeringen in duurzaamheid. Zo is €100 miljoen beschikbaar voor high tech top projecten die passen binnen twee innovatieprogramma’s waar vraaguitval als gevolg van de huidige economische neergang groot is (PointOne (technologie) en HTAS (automotive)). Op duurzaamheidsgebied is onder andere extra geld voor investeringen in wind op zee beschikbaar gesteld en wordt het innovatiekrediet uitgebreid met een duurzaamheidsluik. Al deze maatregelen dragen bij aan een innovatiever en duurzamer Nederland en daarmee ook aan een versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie.

Daarnaast bestaat specifieke aandacht voor het aantrekken van nieuwe hoofdkantoren en andere hoogwaardige activiteiten. Zo zijn verschillende grote gemeenten druk bezig met het opzetten van expatdesks als one-stop-shops voor expats die zich in Nederland komen vestigen. De NFIA heeft het initiatief genomen tot en is voorzitter van een rondetafel van dergelijke expatdesks om ervaringen te delen. Daarnaast start de NFIA op advies van het Innovatieplatform met een Strategische Acquisitie Unit. Deze unit focust zich speciaal op het gericht aantrekken van hoogwaardige activiteiten (hoofdkantoren, R&D, productie) van internationaal aansprekende bedrijven in voor Nederland belangrijke sleutelgebieden. Deze activiteiten hebben een groot uitstralingseffect voor Nederland en kunnen veel hoogwaardige werkgelegenheid opleveren.

Uit het voorgaande blijkt dat het kabinet zijn ambitie ten aanzien van een aantrekkelijk Nederlands vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven – en hoofdkantoren in het bijzonder – zeer serieus neemt. Met de hierboven genoemde maatregelen verwacht het kabinet deze ambitie adequaat in te vullen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

«European Headquarters: Location decision and establishing sequential company activities» Ernst & Young, 2005. De onderzochte landen zijn: België, Frankrijk, Duitsland, VK, Luxemburg en Zwitserland.

XNoot
2

«Hoofdkantoren een hoofdzaak. Tijd voor industriepolitiek nieuwe stijl», The Boston Consulting Group, Amsterdam maart 2008.