Nr. 42 NADER VERSLAG

Vastgesteld 22 maart 2011

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft na ontvangst van de derde nota van wijziging (32 022, nr. 41) besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over die nota van wijziging.

Onder het voorbehoud dat de in het nader verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

blz.

  

I. ALGEMEEN

1

  

1. Inleiding

1

2. Onderdeel A

3

3. Onderdeel B

3

4. Onderdeel C

5

5. Onderdeel E

7

6. Onderdeel G

10

7. Overige vragen en opmerkingen vanuit de fracties

11

  

II. ARTIKELSGEWIJS

15

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Zij hebben hierover echter een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Alleen een combinatie van maatregelen zal het overmatig alcoholgebruik doen afnemen. Naar aanleiding van de derde nota van wijziging hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Het aanhangige wetsvoorstel van de Drank- en Horeca wet is vorig jaar in eerste termijn door de Kamer behandeld. De regering stelt met de derde nota van wijziging een aantal aanpassingen voor. Te weten:

  • A. Strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank door jongeren onder de 16 jaar uit te breiden naar publiek toegankelijke plaatsen.

  • B. De regering legt de nadruk op het naleven en handhaven van de huidige leeftijdsgrens van 16 jaar en schrapt het artikel dat de gemeenten de mogelijkheid geeft om te experimenteren met het verhogen van de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar.

  • C. De burgemeester wordt niet langer verplicht een sanctie op te leggen aan een detailhandelaar die drie maal binnen een jaar drank verkoopt aan te jonge klanten, maar hij houdt wel de bevoegdheid.

Hieronder worden deze drie aanpassingen besproken door deze leden. Vervolgens zal in worden gegaan op een aantal andere relevante zaken die verband houden met deze wet.

De leden van de CDA-fractie zijn vooral geïnteresseerd in de voorstellen die zijn gericht op het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik. Immers het is algemeen bekend dat overmatig alcohol gebruik een desastreuze uitwerking heeft op de ontwikkeling van de hersenen van met name jonge mensen. Maar niet alleen alcoholgebruik onder jongeren is een probleem. Ook het alcohol gebruik onder ouderen neemt gestaag toe. Verantwoord met alcohol omgaan en je eigen grenzen leren kennen vinden de leden van groot belang. Jongeren moeten leren weerbaar te zijn tegen groepsdruk. Zij moeten leren hun eigen grenzen te geven en vast te stellen als het over alcoholconsumptie gaat. Daarnaast stelt de overheid een grens waaronder alcohol niet mag worden genuttigd.

De wet die nu voorligt wordt een belangrijk hulpmiddel in het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik onder anderen onder jongeren. Tegengaan van schadelijk alcoholgebruik is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de jongeren zelf en hun ouders. Wat via zelfregulering en het aanspreken op maatschappelijke verantwoordelijkheid kan, is meegenomen. Maar voor deze leden staat het buiten kijf dat aanvullende maatregelen nodig zijn om het schadelijk alcoholgebruik van jongeren tegen te gaan. Aanvullende wettelijke maatregelen kunnen ook een impuls geven aan de zelfregulering. Wettelijke maatregelen zijn onderdeel van de integrale aanpak die de regering voorstaat om het schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Wetgeving is pas effectief wanneer het wordt ingezet in een uitgebalanceerde mix van handhaving, preventie, en behandeling. Ook is een goede balans nodig tussen lokaal maatwerk binnen landelijke kaders. Het geven van bevoegdheden aan het lokale bestuur, in casu de burgemeester, moet passen binnen de landelijke kaders. Een goed voorbeeld daarvan is het initiatief «Vroeg op stap» dat door deze leden van harte wordt ondersteund. De landelijke regelgeving moet het lokale integrale alcoholbeleid ondersteunen en faciliteren, en richting geven, maar niet dichttimmeren. Genoemde leden zijn daarom geen voorstander van het opleggen van een landelijke sluitingstijd van de horeca.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet en hebben nog een paar aanvullende vragen. Zij hebben moeite met de aanpassing in de derde nota van wijziging om jongeren onder de 16 jaar strafbaar te stellen voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Eveneens hebben zij moeite met de wijziging dat de burgemeester niet langer verplicht wordt om een sanctie op te leggen aan een detailhandelaar die drie maal binnen een jaar drank verkoopt aan te jonge klanten. Behalve de vragen die deze leden hebben over deze wijzigingen in het voorstel, zijn er ook vragen gerezen over de visie van de regering op de wijzigingen op de Drank- en Horecawet zoals deze door het vorige kabinet aan de Kamer zijn verzonden.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Zij constateren dat de regering met een aantal voorgestelde wijzigingen van de Drank- en Horecawet de lichamelijke gezondheid van jongeren bevordert. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de negatieve invloed van alcohol op jongeren zeer groot is en ook dat de leeftijd waarop jongeren kwetsbaar zijn voor overmatig alcoholgebruik hoger ligt dan lang werd aangenomen. Deze leden blijven daarom van mening dat alcoholgebruik of –misbruik door jongeren terecht een onderwerp is van blijvende overheidsaandacht. Zij hebben voorts nog enkele vragen en opmerkingen over de voorliggende wetswijzigingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie van de hebben kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Genoemde leden zijn teleurgesteld dat gekozen is voor afzwakken en verwijderen van maatregelen om overmatig alcoholgebruik onder jongeren en verkoop aan minderjarigen tegen te gaan. In het bijzonder de afzwakking van handhaving van de leeftijdgrens in supermarkten en het schrappen van het experimenteerartikel met betrekking tot de 18-jaargrens. Genoemde leden kunnen instemmen met maatregelen om controle effectiever te maken, zoals decentralisatie van de toezichttaak en verbetering van naleving en handhaving bij verkoop van alcohol door gebruik van aantoonbaar effectieve instrumenten voor leeftijdcontrole.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet. Deze leden zijn verheugd te vernemen dat ook deze regering het belang onderstreept van het tegengaan van schadelijk alcoholmisbruik, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde en een reductie van de administratieve lasten. Over de wijzigingen die de regering aanbrengt ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel, hebben deze leden nog een aantal vragen die zij de regering voorhouden in dit verslag.

2. Onderdeel A

De leden van de ChristenUnie-fractie zien in een stevig alcoholbeleid een voordeel voor de volksgezondheid, maar ook in verbetering van openbare orde en veiligheid. Zij vragen of de versoepeling van de regels rondom ontheffingen niet leidt tot minder grip op de openbare orde door de gemeente. Leidt het ontbreken van een Verklaring Sociale Hygiëne (Svh) niet tot minder kennis over verantwoord alcoholschenken?

3. Onderdeel B

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de wijziging waardoor de burgemeester niet langer verplicht is een sanctie op te leggen aan een detailhandelaar die drie maal binnen een jaar drank verkoopt aan te jonge klanten, maar wel de bevoegdheid hiertoe behoudt.

De leden van de PvdA-fractie vinden dat er onduidelijkheid bestaat voor de sanctie voor de verstrekker van alcoholhoudende dranken. Op basis van het »three strikes out» principe mag de burgemeester nu zelf kiezen of hij de zwaarste sanctie, namelijk sluiting van de supermarkt, oplegt. Deze leden voorzien dat het «three strikes out» principe op deze wijze een papier tijger wordt. Waarom kiest de regering in een zaak van volksgezondheid voor vrijblijvendheid en niet voor eenduidigheid van strikte regelgeving? Zijn supermarkten en burgemeesters niet juist gebaat bij eenduidig beleid omdat er zo geen juridische ruimte voor claims zal bestaan?

De leden van de CDA-fractie vinden het passend dat de controle op alcoholverkoop verschuift naar het lokale niveau. Dat verruimt de mogelijkheden voor het voeren van een lokaal alcoholbeleid. Deze leden zien dat de regering de kritiek van de Raad van State heeft overgenomen en de zogenaamde «three strikes out» heeft geschrapt. Genoemde leden kunnen het eens zijn met het feit dat de burgemeester niet langer deze verplichte sancties hoeft op te leggen. Eerder genoemd voorstel levert namelijk voor het bevoegd gezag, in dit geval de burgemeester, een lastig dilemma op. Enerzijds is hij verplicht na drie overtredingen de alcoholafdeling te sluiten, maar anderzijds zal de supermarkt bij de rechter altijd een beroep doen op het mogelijke onevenredige nadeel. Kan dat ook betekenen dat de burgemeester zelfs kan worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding vanwege het mogelijke onevenredig nadeel? Dat levert een hoog aansprakelijkheidsrisico op voor het bevoegd gezag. De leden van de CDA-fractie voelen meer voor het advies van de Raad van State om de burgemeester enige beoordelingsvrijheid te laten bij het al dan niet sluiten van de drankafdeling. Zij zijn dan ook tevreden over het feit dat het verplicht toepassen van «three strikes out» principe uit de wetstekst wordt gehaald.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering er voor kiest om de burgemeester niet langer te verplichten een sanctie op te leggen aan een detailhandelaar die drie maal binnen een jaar drank verkoopt aan te jonge klanten. Genoemde leden zijn van mening dat er duidelijke sancties voor de verkopende partij moeten zijn om het alcoholgebruik onder jongeren verder terug te dringen. Die sancties worden in dit voorstel nu juist weggehaald. Waarom wil de regering de burgemeester niet verplichten om, na drie maal binnen een jaar alcohol verkocht te hebben aan jonge klanten, de sanctie van sluiting op te leggen? Graag een toelichting van de regering hierop.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering met onderdeel B aan de wens van deze fractie met betrekking tot de sanctionering van detailhandelaren, die drie maal binnen een jaar artikel 20, het eerste lid, overtreden, tegemoet komt. Hiermee wordt de verplichting voor burgemeesters om na drie overtredingen over te gaan tot sluiting van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, voorkomen. Deze leden concluderen dat burgemeesters hiermee zowel de mogelijkheid tot sluiting hebben, alsook de mogelijkheid om, rekening houdend met de lokale en/of bijzondere omstandigheden, een andere sanctie toe te passen. Zij vinden het van belang om deze verruimde mogelijkheden voor burgemeesters wettelijk te verankeren.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de huidige handhaving tekortschiet om overtreding van de leeftijdgrenzen effectief aan te pakken. Bovendien is het niet of nauwelijks voorgekomen dat een supermarkt in korte tijd meerdere malen wordt gesanctioneerd voor overtreding van de leeftijdgrens. Verwacht de regering dat met voorliggende wet daadwerkelijk een risico is voor supermarkten dat zij de alcoholafdeling zullen moeten sluiten?

Genoemde leden vragen naar de beweegredenen om de «three strikes out» maatregel af te zwakken. Zij menen dat het afzwakken van de sanctie op drie maal onrechtmatige alcoholverkoop aan minderjarigen effectieve handhaving belemmert. Het vergrote risico dat een supermarkt inkomstenderving mist door sluiting van de alcoholafdeling is immers een gevolg van het meermaals overtreden van het wettelijk verbod op verkoop aan minderjarigen. Bovendien zijn supermarkten prima in staat om aan effectieve leeftijdcontrole te doen. Kan de regering de beweegredenen voor de versoepeling van de maatregel nader toelichten? Wat zijn de laatste cijfers van onrechtmatige verkoop van alcohol aan minderjarigen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat de regering in gesprek gaat over effectieve controlesystemen. Zij vragen nadere toelichting op de inzet van de regering aangezien supermarktketens wel te kennen geven dat het systeem goed functioneert, maar dat landelijke invoering nog steeds niet aan de orde is. Zij wijzen bovendien op het initiatief dat ruim 100 slijters in Nederland hebben genomen om een effectief camerasysteem in te zetten. Is de regering met deze leden van mening dat bredere toepassing van effectieve systemen zullen bijdragen aan lagere overheidskosten voor controle?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom zij het nodig vindt om het verplichtende karakter van artikel 19a te wijzigen in een bevoegdheid van de burgemeester. In de praktijk is het nog nooit voorgekomen dat een supermarkt in relatief korte tijd meerdere keren is beboet vanwege overtreding van de Drank- en Horecawet. Erkent de regering dat de supermarkten door dit wijzigingsvoorstel nog minder het risico zullen voelen dat ze hun alcoholafdeling zullen moeten sluiten?

In de motie van het Kamerlid Van der Staaij c.s.2 wordt de regering verzocht te bevorderen dat de geldende normen beter nageleefd worden, onder andere door in te zetten op aantoonbaar effectieve controlesystemen. In reactie daarop geeft de regering aan dat er met het betrokken bedrijfsleven gesproken wordt over de mogelijkheden. Graag vernemen deze leden de inzet van de regering. Op welke effectieve controlesystemen zet de regering dan met name in?

4. Onderdeel C

Ten aanzien van de derde nota van wijziging kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden in het schrappen van het experimenteerartikel.

De leden van de CDA-fractie vinden nog steeds dat eerst de norm van geen alcohol onder de 16 jaar beter moet worden gehandhaafd voordat we spreken over het al dan niet landelijk verhogen van de leeftijdsgrens naar 18 jaar. Deze leden zijn, net als de regering, niet blind voor de vele maatschappelijke en wetenschappelijke signalen over de grote gezondheidsschade van (veel) alcohol voor de leeftijdsgroep tot 18 jaar. Dat is ook de reden waarom deze leden hebben gepleit voor een experimenteerartikel. Vooral gemeenten die voorop lopen met hun lokale of regionale alcoholaanpak en gemeenten met veel alcoholgerelateerde overlast hebben behoefte aan het verhogen van de leeftijdsgrens. Genoemde leden willen die ontwikkeling niet tegenhouden, maar juist stimuleren. De nieuwe alcoholwet moet mee kunnen groeien met die ontwikkeling in plaats van deze blokkeren. De leden van de CDA-fractie vinden het dan ook betreurenswaardig dat de regering het artikel dat de gemeenten de mogelijkheid geeft om te experimenteren met het verhogen van de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar in het vernieuwde wetvoorstel schrapt. Zij vragen de regering of het onderzoek naar de positieve en negatieve (neven)effecten van het verhogen van de leeftijdsgrens naar 18 jaar nu ook komt te vervallen. Genoemde leden vinden dit geen goede ontwikkeling. Zij zien graag dat het onderzoek naar de schadelijke effecten van alcohol boven de 16 jaar en de experimenten met betrekking tot de handhaving van overmatig alcoholgebruik onder de 18 jaar worden voorgezet. Ook vinden zij het erg jammer dat middels deze aanpassing gemeenten die hun eigen verantwoordelijkheid willen nemen deze niet kunnen nemen door landelijke wetgeving. Deze leden staan voor een «Verantwoordelijke samenleving», middels deze aanpassing wordt de mogelijkheid om verantwoordelijkheid te nemen op gemeentelijk niveau gedwarsboomd. Een stap terug, zo vinden zij.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering op welke wijze zij dan wel gaat onderzoeken of een landelijke verhoging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar een gewenste ontwikkeling is. Zij vragen de regering hoe zij deze verantwoordelijkheid vorm gaat geven.

De leden van de SP-fractie zijn blij dat het experimenteerartikel, wat gemeenten de mogelijkheid bood om te experimenteren met het verhogen van de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar, heeft geschrapt. Zij zijn van mening dat er geen regionale verschillen in de regels met betrekking tot verkoop van alcoholverkoop moeten zijn.

De leden van de D66-fractie steunen de intentie van de regering om strenger te handhaven. Zij hebben altijd aangegeven dat handhaven op 16-jarige leeftijd prioriteit heeft, maar dat zij open staat voor experimenten met het verhogen van de leeftijdsgrens. In dit kader zijn deze leden verbaast over de opmerking van de minister in de brief van 15 februari 2011, dat de regering de nadruk legt op het naleven en handhaven van de huidige leeftijdsgrens van 16 jaar en dat dat de reden is waarom de pilots met het verhogen van die leeftijdsgrens naar 18 jaar geschrapt worden. Genoemde leden menen dat het voor de handhaving an sich niet zoveel uitmaakt of de leeftijdsgrens op 16, dan wel op 18 jaar ligt. De pilots waren ervoor bedoeld, om jongeren op latere leeftijd in aanraking te laten komen met alcohol. De minister ziet om twee praktische redenen af van die pilots, zo blijkt uit de nota van wijziging. Ten eerste, een verhoging van de leeftijd in één of enkele pilotgemeente(n) zal naar de verwachting van de regering leiden tot problemen in naburige gemeenten die niet deelnemen aan het experiment, het zogenaamde alcoholtoerisme. Ten tweede, de tijdelijke gemeentelijke verschillen zullen moeilijk uit te leggen zijn aan toeristen en enkele andere passanten. Deze leden vinden het jammer dat de regering om deze praktische redenen zo makkelijk afstapt van de eerder door de Kamer geuite wens om onderzoek te doen naar de effectiviteit van het verhogen van de leeftijdsgrens op de alcoholconsumptie door jongeren, met als doel om alcoholmisbruik onder jongeren tegen te gaan. Daarom willen zij weten of de regering met het laten vervallen van de gemeentelijke experimenten ook de doelstelling om jongeren op latere leeftijd in aanraking te laten komen met alcohol verlaat en welke ambitie zij dan wel heeft op dit gebied.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de regering niet kiest voor een algehele ophoging van de leeftijdgrens, maar bovendien gemeenten de mogelijkheid ontneemt om in de toekomst met de leeftijdgrens te experimenteren. Verschillende gemeenten en regio’s zouden graag experimenteren met de 18-jaargrens ten behoeve van volksgezondheid en van openbare orde en handhaving door de politie. Zelfs enkele supermarkten zijn al zelfstandig tot een leeftijdgrensverhoging overgegaan, ten behoeve van de veiligheid. Bovendien zien deze gemeenten goede mogelijkheden om zogenaamd alcoholtoerisme tegen te gaan, een argument dat vaak tegen het experimenteerartikel wordt gebruikt. Waarom ontneemt de regering gemeenten zoals Katwijk de mogelijkheid om te bezien of openbare ordeproblemen beter kunnen worden aangepakt door leeftijdgrensverhoging? Wordt nu vooraf voor gemeenten bepaald dat zij een verhoging van de leeftijdgrens niet effectief kunnen toepassen? Het doel van het experimenteerartikel is immers om te zien of problemen met de toepassing worden ervaren?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat veel gemeenten voordelen zien in ophoging van de leeftijdgrens naar 18 jaar, voor zowel gezondheid van jongeren als voor verbetering van openbare orde en veiligheid op straat. Ziet de regering ook deze voordelen van verhoging van de leeftijdgrens? Erkent de regering dat verhoging van de leeftijdgrens naar 18 jaar voor alcoholverkoop een verbetering oplevert van de gezondheid van jongeren, met name door vermindering van hersenschade? Wat doet de regering besluiten om de leeftijdgrens niet te verhogen, tegen het advies in van onder meer kinderartsen, het Trimbos Instituut, de WHO en de gemeenten Utrecht, Rotterdam en Den Haag?

Genoemde leden wijzen bovendien op eerdere discussies over leeftijdverhoging, waarbij tegenstanders het argument hanteren dat eerst tot 16 jaar de handhaving op orde moet zijn. Erkent de regering dat controle van één eenduidige leeftijdsgrens effectiever is dan van twee leeftijdgrenzen? Deelt de regering de mening dat het terugdringen van hersenschade ook 16- en 17-jarigen aangaat en dat we de aantoonbaar effectieve maatregel van verkoopbeperking zouden moeten benutten? Deze leeftijdgroep hoeft immers niet af te wachten tot de controle van jongere leeftijdgenoten op orde is, aangezien verkoopbeperking met effectieve controlesystemen voor iedere leeftijd kan worden toegepast. Wiens belangen laat de regering prevaleren?

Genoemde leden zien bovendien in cijfers van NIPO uit 2007 dat driekwart van de Nederlanders en zelfs een meerderheid van de jongeren van 16 tot 19 jaar voor een verkoopverbod van alcohol aan 16- en 17-jarigen is. Hoe weegt de regering dit grote draagvlak in de samenleving voor de ophoging van de leeftijdgrens mee?

In het verslag hebben de leden van de SGP-fractie vragen gesteld over de introductie van het experimenteerartikel, waarmee een beperkt aantal gemeenten toestemming zou krijgen om de leeftijdsgrens van 16 jaar op te hogen naar 18 jaar. Aan dit experimenteerartikel zaten volgens deze leden enkele haken en ogen. De regering deelt de analyse van deze leden, maar stelt vervolgens een andere oplossing voor namelijk de leeftijdsgrens voor de verkoop van licht alcoholische dranken wordt opnieuw generiek op 16 jaar gezet. Genoemde deden daarentegen in het verslag, en later ook bij amendement3 het voorstel om de leeftijdsgrens generiek te verhogen naar 18 jaar.

Waarom heeft de regering, in navolging van het advies van de commissie Van de Donk «Geen deuren maar daden», hier niet voor heeft gekozen. De genoemde commissie beveelt gezien de medische indicaties een leeftijd van 18 jaar aan voor zowel alcohol als drugs. Onderzoek laat zien dat jongeren nog niet in staat zijn tot het reëel inschatten van risico’s. Bovendien blijkt uit diverse onderzoeken dat verhoging van deze norm ook leidt tot een feitelijke verhoging van de leeftijdsgrens waarop jongeren gaan drinken. Erkent de regering dat de ophoging van de normstelling ook tot een feitelijke verhoging van de leeftijd zal leiden waarop jongeren voor het eerste alcohol gebruiken en de gemiddelde leeftijd van jongeren die zich in coma drinken?

5. Onderdeel E

De leden van de PvdA-fractie vinden dat de strafmaat voor een jongere die alcohol aanwezig heeft nog onduidelijk. Welke sanctie wordt er precies opgelegd en wie is bevoegd die sanctie op te leggen, de politie of de controleur van de gemeente? Is een verplichte alcoholcursus onderdeel van de strafmaat?

Genoemde leden constateren dat de regering naast preventie-inspanningen ook kiest voor strengere regelgeving voor jongeren onder de 16 jaar en alcohol. Dat de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank onder de 16 jaar wordt uitgebreid, heeft de instemming van deze leden en was van oorsprong een voorstel van deze leden. Echter, de uitbreiding van strafbaarstelling naar bezit voor het publiek toegankelijke plaatsen, waaronder de supermarkt, het café en de slijterij roept vragen op. De straffen voor jongeren worden verzwaard, gelijktijdig verwijdert de minister de verplichte sanctie die een detailhandelaar zou krijgen als die drie maal per jaar drank verkoopt aan jonge klanten uit het voorstel («three strikes out»). Het wordt nu een heel vrijblijvende mogelijkheid. Komt het zwaartepunt van de wet op deze wijze niet te veel op het minderjarige kind te liggen, terwijl de verstrekkers steeds meer buiten schot blijven? Zou het niet logischer zijn de sancties voor verstrekker en jongere onder de 16 jaar parallel aan elkaar te verzwaren? Gaat het «three strikes out» principe ook gelden voor het café en de slijterij? Zou het niet vreemd zijn als een minderjarige met alcohol in een kroeg strafbaar is, maar de verstrekkende kroegbaas niet extra bestraft wordt?

Eerder was het niet mogelijk de strafbaarstelling op de «openbare weg» naar de «publiek toegankelijke ruimte» uit te breiden omdat er dan in horecagelegenheden en detailhandels sprake zou zijn van een «duo delict». Zowel koper als verstrekkers zouden verdachte zijn en zich kunnen beroepen op het zwijgrecht. In die situatie zou het te gecompliceerd zijn om het bewijs rond te krijgen. Waarom kan die uitbreiding nu wel? Indien een jongere onder de 16 jaar met alcohol in de publieke ruimte wordt aangetroffen en duidelijk is wie de verstrekker van het product is, bijvoorbeeld door een kassabon, zullen er dan ook stappen naar de verstrekker worden ondernomen? Of moet de verkoop op heterdaad worden betrapt? Op wie moet de controleur zich primair richten?

GGD Nederland pleit voor de invoering van een «kanskaart»-beleid in alle gemeenten. Jongeren onder de 16 jaar ontvangen momenteel in diverse gemeenten een kanskaart en moeten een leerstraf over alcoholmisbruik doen waar hun ouders of verzorgers bij worden betrokken. GGD Nederland denkt dat dit een goede mogelijkheid is de weerbaarheid van jongeren, voordat zij in contact komen alcohol, te vergroten. Is de regering bereid in te zetten op deze vorm van weerbaarheidvergroting?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regeringonder meer de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank door jongeren onder de 16 jaar heeft uitgebreid naar voor het publiek toegankelijke plaatsen. Genoemde leden kunnen zich vinden in deze aanpassing. Zij vinden het een goede zaak dat nu de jongeren zelf ook aansprakelijk worden voor het onwetmatig in bezit hebben van alcohol onder de 16 jaar ook in publieke ruimten zoals de supermarkt, feesttenten en dergelijke. Zij hechten waarde aan het zelf ervaren van deze verantwoordelijkheid. Daarbij komt dat deze aanscherping er toe leidt dat ook de ouders op deze manier er bij worden betrokken. Deze leden vragen wat de hoogte wordt van de op te leggen boetes.

In hoeverre heeft het strafbaar stellen van de aanwezigheid van alcohol bij jongeren onder de 16 jaar consequenties voor de definitie van alcoholverstrekking (zie toelichting artikel 20)? Momenteel is in de definitie ook opgenomen dat als de alcohol is gekocht door een meerderjarige maar kennelijk bedoeld is voor iemand van onder de 16 jaar deze niet mag worden verstrekt. Dit is volgens deze leden in de praktijk bijna onmogelijk na te gaan. Kan dit onderdeel van de definitie van alcoholverstrekking vervallen vanwege het strafbaar stellen van de jongere onder de 16 jaar die alcohol bij zich heeft?

Schadelijk alcoholgebruik van jongeren betreft voor de leden van de CDA-fractie zowel de gezondheidsschade als de overlast die jongeren veroorzaken onder invloed van alcohol. Het is onomstotelijk bewezen dat vanwege de mogelijke hersenschade drinken onder de 16 jaar niet door de beugel kan. Ouders, vrienden, scholen, familie en ondernemers of leiddinggevenden die kinderen beneden de 16 jaar aanzetten tot alcoholgebruik zouden om die reden veel duidelijker op hun verantwoordelijkheid moeten worden gewezen. In hoeverre spelen zij bijvoorbeeld een stimulerende rol bij het comazuipen van jonge kinderen? Deze leden vonden dat de maatschappelijke norm van «onder de 16 geen alcohol» nog te weinig systematisch doorklonk en nog steeds onvoldoende doorklinkt in het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben moeite met de aanpassing in de derde nota van wijziging om jongeren onder de 16 jaar strafbaar te stellen die op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig hebben Zij vragen in hoeverre jongeren ook minder gaan drinken als zij strafbaar worden gesteld voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank in de publieke ruimte. Hoe denkt de regering hierover? Is hier onderzoek naar verricht? Zo neen, kan dat alsnog gebeuren? Hoe hoog is de boete als een jongere onder de 16 jaar door de politie wordt betrapt met alcohol in de openbare ruimte? Kan de politie enkel een boete uitschrijven of zijn er andere middelen die de politie, of het openbaar ministerie kan opleggen? Zo ja, welke andere middelen zijn dit?

In de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat ook de verkoper beboet kan worden indien duidelijk is dat de drank die hij/zij verstrekte kennelijk bestemd was voor een jongere onder de geldende leeftijdsgrens. In hoeverre gaat de politie, wanneer deze een jongere beboet, ook actief op zoek naar de verkopende partij? In hoeverre wordt er de regering actief ingezet op het opsporen van de verkopende partij als een jongere onder de 16 jaar beboet wordt voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank in de publieke ruimte?

De leden van de D66-fractie zijn er van overtuigd dat te allen tijde voorkomen moet worden dat jongeren en jongvolwassenen zichzelf zodanig sociaal of lichamelijk schade toebrengen dat het de ontwikkeling en kansen, later in hun leven, onevenredig beperkt. Eerder bij de behandeling van de voorliggende wetswijzigingen hebben deze leden aangegeven dat de reeds gecreëerde instrumenten voor streng ingrijpen mogelijkheden bieden om alcoholmisbruik onder jongeren tegen te gaan. De uitbreiding van de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank voor jongeren onder de 16 jaar naar voor het publiek toegankelijke plaatsen is hier een goed voorbeeld van. Genoemde leden steunen deze uitbreiding. In dit kader willen deze leden van de regering weten wat zij precies bedoelen met de eigen verantwoordelijkheid van jongeren onder de 16 jaar voor naleving van de leeftijdsgrens. Er is genoeg wetenschappelijk bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat jongeren van 16 jaar nog niet op alle levensgebieden capabele en verantwoorde beslissingen kunnen nemen en dat hun oordeelsvermogen zeer sterk beïnvloed wordt door omgevingsfactoren, zoals verleidende reclame-uitingen of sociale druk door alcohol drinkende vrienden. Hoe denkt de regering het verantwoordelijkheidsbesef van jongeren ten aanzien van alcoholconsumptie positief te beïnvloeden en welke maatregelen gaat zij nemen? Deze leden kijken daarom met belangstelling uit naar de door de minister van VWS aangekondigde landelijke voorjaarsnota gezondheidsbeleid.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de maatregel van strafbaarstelling van het bezit van alcohol in de openbare ruimte. Genoemde leden menen dat het voorstel van de regering om strafbaarstelling van bezit van alcohol uit te breiden naar horecagelegenheden of supermarkten sympathiek oogt, maar tot handhavingproblemen kan gaan leiden. De voormalige minister van VWS, Klink, heeft dit bij de eerdere behandeling van de wet uiteengezet. Het strafbaar stellen van de jonge koper leidt immers tot een «duo delict», waarbij zowel verkoper als koper verdachte zijn en zich kunnen beroepen op het zwijgrecht. Verwacht de regering niet grote problemen rondom bewijslast? Deelt de regering de mening dat de ondernemer geacht wordt de wet goed na te leven? Waarom verschuift de regering de verantwoordelijkheid van iemand die een economisch belang heeft bij de verkoop van alcohol aan minderjarigen deels naar diezelfde minderjarige?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wijzigingsvoorstel om de strafbepaling voor alcoholbezit voor jongeren onder de 16 jaar ruimer te formuleren. Wat is de verwachting van de regering over de handhaving door gemeenten? Is de financiering voor de handhaving voldoende geregeld?

6. Onderdeel G

De leden van de PvdA-fractie hebben bedenkingen bij de kracht van de handhaving, welke naar gemeenten verschuift. De afgelopen jaren bleek gebrek aan handhaving en daarmee pakkans, de zwakste schakel. Hoe moeten gemeenten de handhaving uitvoeren? Komen hier extra financiële middelen in het gemeentebudget voor beschikbaar? Zullen er controleurs van de voedsel- en warenautoriteit (VWA) naar de gemeenten worden overgeheveld? Hoe gaat de regering zorgen voor een reële pakkans die een afschrikwekkende werking heeft? Wat is de pakkans voor verstrekkers en gebruikers? Wie wordt er aanspreekbaar op de handhaving lokaal en komt er landelijk toezicht? Worden boetes- en nalevingcijfers landelijk geregistreerd? Zorgt de uitbreiding naar «voor het publiek toegankelijke plaatsen» er voor dat ook «zuipketen» kunnen worden beboet of gesloten? Zo nee, wat gaat de regering hieraan doen?

Bij de lokale bevoegdheid hoort straks ook de controle op de naleving van de wet, aldus de leden van de CDA-fractie. Het toezicht van de landelijke inspectie vervalt en een groot deel van de taken van de VWA komen terecht bij de lokale toezichthouders. Deze leden horen graag wat de pilots met lokale toezichthouders tot nu toe hebben opgeleverd en welke knellende punten nu reeds in het wetsvoorstel zijn te verwerken (zie ook artikel 41). Bij de handhaving van de leeftijdsgrens van 16 jaar hoort ook de handhaving van de leeftijdsgrens via alternatieve verkooppunten zoals internet? Genoemde leden willen graag weten hoeveel alcohol momenteel via internet wordt besteld en op welke wijze momenteel gecontroleerd wordt op leeftijd. Heeft de regering ook inzicht in de omvang van de illegale verkoop van drank via internet. Graag horen deze leden of de regering het noodzakelijk vindt het wetsvoorstel aan te passen in verband met regels rond de feitelijke of virtuele verkoop van alcohol via internet en de wijze van leeftijdscontrole.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat decentralisatie van het toezicht een verslechtering is ten opzichte van de huidige situatie. Zij vragen de regering in hoeverre het toezicht in elke gemeente goed en onafhankelijk wordt uitgevoerd als er sprake is van decentralisatie. Wat gebeurt er als een gemeente het toezicht en de handhaving niet goed heeft georganiseerd? Wat gebeurt er met de landelijke expertise van de VWA? Wat gebeurt er als een gemeente het toezicht en de handhaving onvoldoende waarborgt? Is de regering bereid om gemeenten te verplichten een handhavings- en toezichtsplan te hebben? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het toezicht en de handhaving op het internet, wat niet direct onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Hoe denkt de regering over het toezicht op de alcoholverkoop en alcoholreclame op internet? Hoe moeten alle afzonderlijke gemeenten hierop gaan controleren?

Genoemde leden vragen de regering in hoeverre de burgemeester zijn of haar onafhankelijke positie kan behouden in het lokale toezicht. Burgermeesters worden in de Drank- en Horecawet bevoegd om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen voor het lokale toezicht. Hoe denkt de regering te voorkomen dat de burgemeester zijn eigen vlees keurt en wel zijn of haar onafhankelijke positie behoudt?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank voor jongeren onder de 16 jaar naar voor het publiek toegankelijke plaatsen gaat handhaven. Genoemde leden zijn van mening dat het succes van het beleid valt of staat met de mogelijkheden tot effectieve handhaving. De regering geeft dan wel aan dat met deze uitbreiding in een extra instrument voor handhaving van de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcoholhoudende drank wordt voorzien, maar geeft niet aan of de handhaving door de extra inzet van ambtenaren van de VWA betekent, dat de formatie van de VWA zal worden uitgebreid. Het is daarom lastig voor deze leden om te beoordelen in hoeverre dit extra handhavinginstrument daadwerkelijk bijdraagt aan vermindering van alcoholmisbruik onder jongeren. Daarom vragen zij nogmaals aan de regering om een cijfermatige onderbouwing van deze voorliggende wetswijziging en de te verwachten effectiviteit hiervan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de handhaving van het verbod op het aanwezig hebben van alcohol door minderjarigen in de openbare ruimte. Ligt deze taak bij de politie of slechts bij gemeentelijke toezichthouders? Is er voldoende capaciteit voor handhaving? Is de politie in staat om deze taak uit te voeren? Genoemde leden vragen naar de overgang van de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet naar de gemeente. Op welke wijze wordt de kwaliteit van de toezichtfunctie gegarandeerd, gelet op het feit dat voor het uitvoeren van het toezicht een speciale wetskennis vereist is alsmede een goede kennis van de praktijk van het werkveld? Worden er opleidingseisen gesteld aan gemeenteambtenaren die deze functie moeten uitoefenen? Zo ja, welke eisen zijn dat en wie is belast met de bewaking van deze kwaliteitseisen?

7. Overige vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Sluitingstijden en prijsacties

De leden van de VVD-fractie constateren een ongewijzigd aspect van het wetsvoorstel namelijk de uitbreiding van de gemeentelijke bevoegdheid om toegangsleeftijden voor de horeca vast te stellen (artikel 25b). Gemeenten mogen die voortaan koppelen aan sluitingstijden. Wat is het oordeel van de regering over de mogelijke kostenstijging die dit voor ondernemers oplevert? Staat deze kostenstijging volgens de minister in verhouding tot de opbrengst, in termen van een afname van het alcoholgebruik onder jongeren?

Het wetsvoorstel geeft gemeenten de bevoegdheid prijsacties in de horeca te verbieden (artikel 25d). De leden van de VVD-fractie vragen of een dergelijke locale bevoegdheid daadwerkelijk zal leiden tot een vermindering van het drankgebruik onder jongeren, en niet juist een verplaatsing van het drankgebruik vanuit de horecagelegenheid naar andere locaties. Hoe beoordeelt de regering het risico dat dit leidt tot verschillen tussen gemeenten waardoor mogelijk alcoholtoerisme op gang komt naar gemeenten die geen gebruik maken van deze bevoegdheid? Wat is het oordeel van de regering over het ingrijpen van lokale overheden in het prijsbeleid van ondernemers?

De leden van de CDA-fractie vinden dat consequent moet worden bezien welke regels eenduidig op landelijk niveau zijn te regelen en waar lokaal maatwerk wenselijk of noodzakelijk is. Deze leden vinden het wenselijk en noodzakelijk dat de burgemeester meer mogelijkheden krijgt om happy hours in de horeca aan te pakken. Dat biedt de ruime voor lokaal maatwerk. Ook ligt het voor de hand om op lokaal niveau afspraken te maken met de sportinstellingen en andere paracommerciële instellingen over schenktijden en openingstijden. Dat maakt een betere lokale sturing mogelijk dan dat het enkel in het alcoholreglement van de instelling vastligt of dat het landelijk wordt gedicteerd zoals in het conceptwetsvoorstel. Voor wat betreft het stunten met prijzen in supermarkten pleiten deze leden echter wel voor een landelijke regeling. Nu al is in de zelfreguleringcode geregeld dat prijsacties mogelijk zijn tot een derde van de normale verkoopprijs (dat is de standaardprijs van bier in de desbetreffende supermarkt). Deze leden zijn geen voorstander van zogenaamde minimumprijzen voor bier en wijn, maar vinden dat de marges voor het stunten met bierprijzen kleiner kunnen, tot 2/3 van de normale verkoopprijs. Zij zijn het niet eens met de regering om deze regelbevoegdheid van stunten tot 2/3 van de verkoopprijs bij de burgemeester neer te leggen, maar vinden dat dat klip en klaar in de wet moet worden geregeld. Graag horen zij hierop de reactie van de regering.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een standpunt van de regering over het Vroeg op Stap-initiatief. Genoemde leden vinden het positief dat in voorliggende wet toegangsleeftijden kunnen worden gekoppeld aan de sluitingstijd. Op welke manieren kan deze koppeling van leeftijd en sluitingstijd worden toegepast? Is een onderscheid in avond- en nachthoreca mogelijk, zoals voorafgaand aan de Drank- en Horecawet van het vorige kabinet door deze leden is voorgesteld? Hoe wordt bevorderd dat in regionaal verband afspraken over sluitingstijden worden gemaakt, zoals in West-Friesland?

Ouderen en alcohol

Bij het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik bij jongeren kan ook het schadelijk alcoholgebruik onder ouderen niet buiten schot blijven, aldus de leden van de CDA-fractie. Ouderen hebben immers een belangrijke voorbeeldfunctie voor jongeren. De toenemende alcoholproblematiek en de daaruit voortvloeiende hulpverleningsvraag onder de 55plussers is schrikbarend. Alcoholproblemen blijken bovendien sterk samen te hangen met andere (geestelijke) gezondheidsproblemen zoals angststoornissen en depressies en bovendien vaak gepaard te gaan met problematisch medicijngebruik. Onduidelijk is wat daarbij de achterliggende oorzaak is.

Geïntegreerde Alcoholwet

De leden van de CDA-fractie vinden dat in de Alcoholwet alle belangrijke wetsartikelen samen moeten komen zodat sprake kan zijn van een eenduidige samenhangende, integrale aanpak van de alcoholproblematiek. Een nadere uitwerking kan dan plaatsvinden in afzonderlijke wetten, zoals de Wegenverkeerswet, het Strafrecht en de Gemeentewet.

Preventiebeleid

De leden van het CDA-fractie vragen op welke wijze de preventie van alcoholschade wordt voorgegeven door de regering. Zij vinden het van groot belang dat jongeren zelf actief en interactief worden betrokken bij de opzet van preventie van alcoholschade. Ook het gebruik van sociale media hierin is belangrijk.

De leden van de PvdA-fractie nemen al jaren initiatieven om de preventie, strenge regels en handhaving op het gebied van minderjarig alcoholgebruik te verbeteren. Zij hebben daarom in juli 2007 het actieplan «niet comazuipen, maar cola drinken» gepresenteerd. Genoemde leden zijn verheugd dat een aantal van de voorstellen uit het actieplan in de wet zijn opgenomen, maar hebben ook nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen over de nota van wijziging. De regering geeft aan jongeren actief weerbaar te willen maken tegen dagelijkse verleidingen en daarom in te zetten op leefstijlbrede interventies die aansluiten bij de belevingswereld van jongeren. Deze leden delen deze mening maar vinden dit voornemen moeilijk te rijmen met het feit dat sterk wordt bezuinigd op het preventiebudget. Welke concrete acties neemt de regering om de kennis en vaardigheden van jongeren te vergroten? Welke acties worden er ondernomen om de verantwoordelijkheid van ouders en ouderen bij het ontmoedigen van alcoholgebruik vorm te geven? Op welke wijze worden ouders ondersteund, zodat ze hun kind in de hand kunnen houden? Het is vaak geen onwil, maar onkunde. Kan de regering een «best practice»-lijst van geven van gemeenten die op het gebied van alcohol preventiebeleid voeren, uit welke maatregelen dit bestaat, en wat de effecten zijn? Het vorige kabinet heeft deze leden toegezegd een lijst bij te houden welke gemeente wel en niet actief preventiebeleid voeren. Is deze lijst er al?

Zuipketen

De leden van de CDA-fractie vinden de aanpak van keten onderdeel van het lokaal alcoholbeleid. Keten hebben een belangrijke sociale functie. In sommige keten is echter onmiskenbaar sprake van drankmisbruik. Ook komt het voor dat jongeren onder de 16 jaar daar ongecontroleerd alcohol kunnen drinken in een keet. De Drank- en Horecawet moet de kaders bieden voor het aanpakken van onveilig alcoholgebruik in keten en het tegengaan van semicommerciële ketens. Waar de sociale functie van keten wordt misbruikt voor risicovol zuipgedrag of semicommerciële verkoop moeten er lokale mogelijkheden zijn om in te grijpen. Nu moeten gemeenten daarvoor nog gebruik maken van de Wet op de ruimtelijke ordening. Graag horen deze leden van de regering of en zo ja, welke mogelijkheden zij ziet om de uitgangspunten voor de aanpak van zuipketen en semicommerciële keten in de Drank- en Horecawet te regelen.

Sportkantines

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar nalevingcijfers van leeftijdgrenzen in sportkantines. Wat vindt de regering van het schenken van alcohol voor 12 uur ’s middags in sportkantines? Wil de regering zich inzetten tegen het verstrekken van alcohol rondom jeugdwedstrijden? Zo ja, op welke manier?

Reclame

Momenteel is er een verbod op alcoholreclame op radio en televisie tot 21.00 uur ’s avonds. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit verbod het gewenste effect, namelijk een lager bereik van minderjarigen door de alcoholreclame, is bereikt? Kan worden toegelicht hoeveel jongeren na 21.00 uur nog bereikt worden door deze reclame? Indien dit grote aantallen zijn, is de regering dan van plan de reclamerestrictie uit te breiden naar een later tijdstip met het doel de minderjarigen beter te beschermen? Zijn de alcoholadverteerders nu gebruik gaan maken van andere soorten media zoals bioscoop en internet om voor hun product te adverteren? Zo ja, is de regering van plan de Mediawet uit te breiden naar ander typen media?

Genoemde leden juichen toe dat enkele jaren geleden is besloten tot een verbod op alcoholreclame na 21 uur in de Mediawet. Andere reclamebeperkingen worden in de Drank- en Horecawet geregeld. In deze wet staat echter niet een duidelijke definitie van alcoholreclame. Zou een dergelijke definitie niet in de wet moeten worden opgenomen om ongewenste vormen van alcoholreclame effectiever tegen te gaan?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom er geen wijzigingen zijn voorgesteld rond de regels voor alcoholreclame. Uit diverse wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat alcoholreclame het gebruik en de (ver)koop van alcohol op z’n minst beïnvloedt. Is de regering bereid om een reclameverbod in te voeren? Zo nee, waarom is dat volgens de regering ongewenst? Wat zijn de argumenten om een onderscheid te maken tussen alcohol en tabak?

Relatie tussen drank, drugs, overlast en criminaliteit

De Drank- en Horecawet regelt nu al dat het bevoegd gezag in bepaalde situaties en omstandigheden alcoholverboden kan opleggen (artikel 22), zo lezen de leden van de CDA-fractie. Ook is geregeld dat het niet is toegestaan om personen toe te laten in horecagelegenheden en slijterijen die in kennelijke staat verkeren als gevolg van alcohol of andere drugs (artikel 20). Nog veel te vaak blijft onbekend of overlast en geweld mede zijn veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik en/of drugsgebruik. Ook doet het zich voor in sommige keten waar niet meer de gezelligheidsfunctie centraal staat, maar de sociale functie is verengd tot «zuipen». Er is dan sprake van het zogenaamde zuipketen. Voortbordurend op de bestaande wetsartikelen en inspelend op de alcoholproblematiek kunnen deze leden zich voorstellen dat in specifieke omstandigheden kan worden gekozen voor een groepsgewijze, een locatie- of gebiedsgewijze of een individuele controle op alcoholmisbruik. Ook kunnen deze leden zich voorstellen dat ongevallen op de spoedeisende hulp standaard worden gecontroleerd op alcoholmisbruik. Tevens vragen genoemde leden wat de relatie is tussen het gebruik van overmatig alcohol of drugs en de instroom in de (justitiële) jeugdzorg.

Verplichte blaastest

De leden van de PvdA-fractie hebben eerder aangedrongen op de mogelijkheid om stappende jongen aan een blaastest te kunnen werpen. Zodat een middel ontstaat in te grijpen, voordat een kind dronken omvalt of narigheid veroorzaakt. Hier bestond een Kamermeerderheid voor en heeft de steun van de Raad van Hoofdcommissarissen. Op dit moment is het wettelijk enkel mogelijk in het verkeer een blaastest af te nemen. Jongeren worden anders dronken dan volwassen en de politie wil dit graag kunnen vaststellen om gezondheidsschade, overlast, geweld en vernieling tegen te voorkomen. Dit is in lijn met dit wetsvoorstel. Gaat de regering de juridische mogelijkheden voor deze blaastest voorbereiden?

Graag horen de leden van de CDA-fractie of de regering bereid is en mogelijkheden ziet het verplicht meewerken aan een blaastest bij vermoedens van alcoholmisbruik of een drugstest voor verdovende middelen in de Drank- en Horecawet te regelen. De afgenomen alcoholtest moet hierbij worden gezien als hulpmiddel voor het vaststellen van alcoholmisbruik. Voor de indicatie van alcoholmisbruik is geen eenduidig promillage vast te stellen. Wel kan worden gewerkt met categorieën van een beetje, veel of enorm veel alcohol. Op basis van de resultaten van alcoholtesten is ook een betere registratie mogelijk van geweld onder invloed. Het helpt ook om bepaalde risicogroepen en risicosituaties beter in kaart te krijgen. Daarmee kunnen ook bepaalde vooronderstellingen worden bevestigd dan wel ontzenuwd, zoals omvangrijk alcoholmisbruik door Poolse werkers of hooligans.

Alcoholpoli

De leden van de SP-fractie zijn een groot voorstander van een landelijk dekkend netwerk van alcoholpoli’s. Wat is het standpunt van de regering hierover? Gaat de regering er voor zorgen dat er ook een landelijk dekkend netwerk van alcoholpoli’s in geheel Nederland komt? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet?

II. ARTIKELSGEWIJS

B.

Artikel I, onderdeel M artikel 19a

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de beschrijving is van een «bijzondere omstandigheid»? Waarom wordt de nadruk gelegd op «de uitzonderingen» en niet op de manier hoe de burgemeesters moet handhaven? Hoe verhoudt de positie van de burgermeester en de wethouders zich ten opzichte van de plaatselijke ondernemers.

C.

Artikel I, onderdeel EE, vervalt

De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke argumenten en welke feiten er zijn om te veronderstellen dat alcoholtoerisme zal ontstaan. Toeristen en passanten komen en gaan. Waarom zou het aan hen moeilijk uit te leggen zijn?

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Adjunct-griffier van de commissie,

Sjerp