Kamerstuk 32022-33

Amendement van het lid Zijlstra over ontheffing van de eis aan leidinggevenden om te beschikken over kennis van sociale hygiëne

Dossier: Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten


Nr. 33 AMENDEMENT VAN HET LID ZIJLSTRA

Ontvangen 7 april 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel F, komt artikel 8, vierde lid, te luiden:

  • 4. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in het derde lid gestelde eis indien de leidinggevende voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, geen bemoeienis heeft met de bedrijfsvoering of de exploitatie van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf waarvoor vergunning wordt gevraagd of is verkregen en de vergunninghouder dit in een schriftelijke verklaring bevestigt.

II

In artikel I, onderdeel V, wordt artikel 29, tweede lid, tweede volzin, vervangen door: Ten aanzien van een leidinggevende aan wie ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 8, vierde lid, maakt de burgemeester daaromtrent een aantekening.

Toelichting

Leidinggevenden dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne. Ingevolge het voorgestelde vierde lid van artikel 8 geldt deze eis niet voor leidinggevenden die geen bemoeienis hebben met de bedrijfsvoering of de exploitatie van het horecabedrijf. Blijkens de toelichting gaat het hier om een oplossing voor een knelpunt dat het bedrijfsleven heeft gesignaleerd in gevallen dat leidinggevenden permanent in het buitenland verblijven of omdat er sprake is van een ernstige lichamelijke of geestelijke beperking.

Dit amendement beoogt de algemene regel die in het vierde lid beschreven staat te wijzigen in een ontheffingsinstrument. De definitie van leidinggevende in artikel 1 biedt de mogelijkheid gebruik te maken van een gevolmachtigde. Daarmee is een algemene uitzonderingsregel zoals geformuleerd in het vierde lid niet noodzakelijk. Aangezien het om een gering aantal gevallen gaat (volgens de memorie van toelichting 30 tot 40 gevallen in de gehele horecasector) acht de indiener van het amendement het verlenen van een ontheffing een beter instrument. Het betreft immers een uitzondering op een wettelijk verbod voor een aantal individuele gevallen. Een dergelijke ontheffing kan worden verbonden aan de vergunning zoals bedoeld in artikel 3. Dit amendement sluit daarmee ook aan bij het commentaar van de Raad van State op het wetsvoorstel.

Zijlstra