Gepubliceerd: 10 maart 2009
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid rijksoverheid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31811-10.html
ID: 31811-10
Origineel: 31811-2

31 811
Wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009)

nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 maart 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel XIX wordt onderdeel aA vervangen door:

aA

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

9. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot kapitaalovereenkomsten of premieovereenkomsten waarbij het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke uitkering aansluitende, levenslange uitkering. In deze regeling:

a. kunnen dergelijke uitkeringen, en daarbij horende uitkeringen voor nabestaanden, worden gelijkgesteld met een pensioen als bedoeld in artikel 1;

b. kan worden bepaald dat dit pensioen voldoet aan de artikelen 15 en 63;

c. kan worden bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn mee te werken aan splitsing zoals beschreven in de aanhef; en

d. kunnen regels worden gesteld betreffende een goede uitvoering.

10. De regeling, bedoeld in het negende lid, is uitsluitend van toepassing indien de pensioendatum is gelegen na 31 december 2008 en het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal nog niet is aangewend voor aankoop van een levenslange uitkering.

2

In artikel XX wordt onderdeel aA vervangen door:

aA

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot kapitaalregelingen of premieregelingen waarbij het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke uitkering aansluitende, levenslange uitkering. In deze regeling:

a. kunnen dergelijke uitkeringen, en daarbij horende uitkeringen voor nabestaanden, worden gelijkgesteld met een pensioen als bedoeld in artikel 1;

b. kan worden bepaald dat dit pensioen voldoet aan de artikelen 31 en 75;

c. kan worden bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn mee te werken aan splitsing zoals beschreven in de aanhef; en

d. kunnen regels worden gesteld betreffende een goede uitvoering.

5. De regeling, bedoeld in het vierde lid, is uitsluitend van toepassing indien de pensioendatum is gelegen na 31 december 2008 en het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal nog niet is aangewend voor aankoop van een levenslange uitkering.

Toelichting

De mogelijkheid om ouderdomspensioen te splitsen door eerst een tijdelijke uitkering te kopen gevolgd door een aansluitende levenslange uitkering, zal niet alleen gelden voor deelnemers met een «zuivere» premieovereenkomst maar voor alle deelnemers met een pensioenovereenkomst die voorziet in een op de pensioendatum beschikbaar komend kapitaal waarmee de uitkering moet worden gekocht. Zoals in de eerste nota van wijziging (Kamerstukken II 2008–2009, 31 811, nr. 8) is opgemerkt zal deze regeling tijdelijk zijn, waarbij gedacht wordt aan degenen die uiterlijk op 1 januari 2014 pensioneren.

In de eerste nota van wijziging is de bovengenoemde splitsing mogelijk gemaakt voor (zuivere) premieovereenkomsten. Hiermee kunnen deelnemers met een zuivere premieovereenkomst ook profiteren van een stijgende rente, die van belang is voor de hoogte van het in te kopen pensioen. De rentestand is ook van belang voor het in te kopen pensioen bij kapitaalovereenkomsten met pensioenclausule. Tussen een kapitaalovereenkomst en een premieovereenkomst zitten in de opbouwfase principiële verschillen. In het eerste geval is het (eind)kapitaal bepaald en is de premie-inleg daarvan afhankelijk. In het tweede geval is de in te leggen premie bepaald en staat het te bereiken (eind)kapitaal niet vast. Echter, in beide gevallen is op pensioendatum een (eind)kapitaal bekend waarmee pensioen wordt ingekocht. Gegeven de tijdelijke mogelijkheid tot splitsen bij premieovereenkomsten, kan het ook voor kapitaalovereenkomsten wenselijk zijn om het pensioen te kunnen splitsen, niet omdat daarmee geprofiteerd zou kunnen worden van stijgende beurskoersen, maar van stijgende rente. Daarom worden kapitaalovereenkomsten met pensioenclausule toegevoegd aan de pensioenvormen waarvoor tijdelijk de mogelijkheid wordt geboden van splitsen zoals bedoeld in het nieuwe artikel 2, negende lid, Pensioenwet. Daarmee wordt de voormalige pensioenknip in verband met lage rentestand, zoals deze gold onder het regime van de voormalige Pensioen- en spaarfondsenwet voor kapitaalverzekeringen met pensioenclausule, tijdelijk gehandhaafd. Als reden voor de tijdelijkheid van deze mogelijkheid geldt ten eerste dat daarmee wordt aangesloten bij de tijdelijke beleggingsknip. Ten tweede is er in de structurele situatie geen behoefte aan een knipmogelijkheid wegens lage rentestand, omdat sociale partners in pensioenregeling kunnen opnemen dat vóór pensioendatum reeds met het dan beschikbare kapitaal alvast een periodieke uitkering kan worden ingekocht tegen de dan geldende tarieven. Dit is echter niet van betekenis voor degenen die thans met pensioen gaan en die de eerdere mogelijkheid van inkoop van een uitkering niet hebben gehad of benut. Voor dergelijke situaties is de tijdelijke verlenging van de renteknip van betekenis om tegemoet te komen aan de lage rentestand.

Vervolgens wordt voorzien in overgangsrecht. De regeling zal alleen gelden bij een pensioendatum vanaf 1 januari 2009 indien het kapitaal nog niet is gebruikt voor aankoop van een levenslange uitkering.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner