31 791
Wijziging van de Wet inburgering (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en harmoniseren handhavingstermijnen)

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2009

Met deze brief breng ik u op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek naar de aantallen (potentiële) inburgeraars met een visuele beperking.

Aanleiding

Tijdens de tweede termijn van het plenair debat over het voorstel tot de wijziging van de Wet inburgering op 25 juni jongstleden heeft het lid Ortega-Martijn een motie ingediend, waarin zij de regering verzoekt in samenwerking met gemeenten, aanbieders van inburgeringsprogramma’s en blinden- en slechtziendeninstellingen een inburgerprogramma voor blinden en slechtzienden te ontwikkelen (Kamerstukken 2 2008–2009, 31 791, nr. 16).

Ik heb uw Kamer toegezegd op zoek te gaan naar cijfermateriaal over de omvang van de groep en de bestaande mogelijkheden, om op basis van de resultaten uit dit onderzoek te bekijken of de stap naar een apart inburgeringsprogramma noodzakelijk is.

Het onderzoek naar de doelgroep visueel beperkten is uitgevoerd door het onderzoeksbureau Regioplan. Het resultaat van dit onderzoek stuur ik u als bijlage1 met deze brief mee.

Belangrijkste conclusies over de omvang van de groep

Aantal inburgeraars met een visuele belemmering

In het onderzoek van Regioplan wordt gesproken over een totaal aantal van 2 000 potentiële inburgeraars2 met een visuele belemmering. Deze groep bestaat uit 500 blinden die, vanwege de ernst van hun visuele belemmering, het inburgeringstraject niet kunnen doorlopen en worden ontheven van de inburgeringsplicht en 1500 slechtzienden.

De omvang van het aantal inburgeraars met een visuele belemmering is aanzienlijk kleiner dan het aantal van ruim 30 000 migranten van niet-westerse afkomst met een visuele beperking dat het adviesbureau Profor eerder dit jaar noemde in het rapport «Blind zijn is vooruitzien». Het verschil in aantal wordt met name verklaard doordat de prevalentie van blindheid en slechtziendheid exponentieel toeneemt onder de categorie ouderen. Het onderzoek van Regioplan beperkt zich echter tot de groep inburgeraars in de leeftijdscategorie 18 tot 65 jaar (personen van 65 of ouder zijn immers niet (meer) inburgeringsplichtig) waarin de prevalentie van blindheid en slechtziendheid aanzienlijk lager is.

Aantal inburgeraars met een auditieve of motorische belemmering

Op mijn verzoek heeft Regioplan tevens een schatting gemaakt van het aantal inburgeraars dat vanwege auditieve of motorische belemmeringen niet of moeilijk kunnen deelnemen aan een inburgeringsprogramma cq het inburgeringsexamen. Het aantal (potentiële) inburgeraars met een auditieve beperking wordt geschat op 11 800, waarvan 1280 doof of zwaar slechthorend.1 Het bleek niet mogelijk een gedegen schatting te maken van de groep potentiële inburgeraars met een motorische belemmering omdat het een zeer diffuse groep betreft.

Bestaande mogelijkheden voor inburgeraars

Uit het onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de personen met een visuele of auditieve beperking in staat zou kunnen zijn om met lichte aanpassingen in de inburgeringscursus te doorlopen. Als een traject met lichte aanpassingen kan worden doorlopen, vormt deelname aan het inburgeringsexamen, eventueel met gebruikmaking van bijzondere examenomstandigheden, ook geen barrière. In de praktijk blijkt dan ook dat inburgeringsplichtigen met een visuele of auditieve belemmering niet per definitie op medische gronden worden ontheven.

Een relatief kleine groep inburgeraars is niet in staat met extra begeleiding of andere lichte aanpassingen een inburgeringstraject te doorlopen. Het gaat hierbij om de doelgroep blinden en zwaar slechtzienden, doven en zwaar slechthorenden. Deze groep wordt altijd ontheven van de inburgeringsplicht maar kan wel terecht bij een aantal instellingen dat reeds taalonderwijs als geïntegreerd onderdeel van een breder zorgtraject aanbiedt. Zo biedt Visio het Loo taalonderwijs voor blinden en slechtzienden. Daarnaast zijn er alfabetiseringsmethoden en taalmethoden beschikbaar voor doven en slechthorenden.

De interviews met gemeenteambtenaren en taalaanbieders laten echter tevens zien dat gemeenten slechts zeer beperkt in aanraking komen met inburgeraars met een fysieke beperking en dat daardoor nog geen specifiek beleid wordt gevoerd op deze doelgroep. Een aantal inburgeraars krijgt daarom niet de begeleiding die ze nodig heeft, kan vaak niet meekomen met de cursus en of stopt vroegtijdig met het inburgeringstraject.

Voornaamste knelpunten voor inburgeraars met een fysieke belemmering

Uit het onderzoek komen de volgende knelpunten naar voren voor inburgeraars met een fysieke beperking. De gemeente heeft veelal weining zicht op de mogelijkheden voor de groep inburgeraars met een fysieke belemmering en op instellingen die extra begeleiding kunnen bieden aan deze groep. De gemeente maakt daarnaast veelal geen expliciete afspraken met de taalaanbieder over de extra begeleiding en eventuele andere lichte aanpassingen die noodzakelijk zijn voor inburgeraars met een belemmering. Ook is de gemeente vaak niet op de hoogte van de voortgang van het inburgeringstraject van een inburgeraar met een belemmering, en weet dus niet of de noodzakelijke aanpassingen voldoende zijn voor een succesvolle afronding van het traject. Ten slotte blijkt dat er bij het inburgeringsloket van de gemeente nog onvoldoende zicht is op bestaande financieringsmogelijkheden via het Participatiebudget. Ook is er beperkt zicht op financieringsmogelijkheden voor onderwijs of reïntegratie trajecten die niet perse hoeven te leiden tot het inburgeringsexamen, of via de WMO voor het scheppen van de randvoorwaarden voor de participatie van personen met een belemmering in de samenleving.

Belangrijkste conclusie n.a.v. het onderzoek

Uit het rapport blijkt dat er binnen het bestaande beleidskader reeds mogelijkheden zijn om ook inburgeraars met een fysieke belemmering met lichte aanpassingen een succesvol inburgeringstraject te doen doorlopen, maar dat hier op gemeentelijk niveau nog weinig gebruik van wordt gemaakt door enerzijds de geringe omvang van het aantal inburgeraars met een belemmering dat reeds bekend is bij het inburgeringsloket en anderzijds gebrek aan kennis over bestaande mogelijkheden.

Uit het onderzoek bleek echter ook dat sommige gemeenten er wel in slagen de bestaande mogelijkheden optimaal te benutten en zich inspannen om ook inburgeraars met een fysieke belemmering te ondersteunen in de weg naar participatie, onder meer door inzet van het persoonlijk inburgeringsbudget.

Acties naar aanleiding van het onderzoek

Hoewel het aantal inburgeraars met visuele en auditieve beperkingen relatief klein is, vind ik dat iedereen die kan en wil ook gestimuleerd moet worden om in te burgeren.

Ik vind het daarbij belangrijk dat de mogelijkheden die er nu zijn ook benut worden. Ik zal daarom bezien op welke wijze bestaande initiatieven en financieringsmogelijkheden op dit gebied breder gepropageerd kunnen worden onder gemeenten. De eerste ervaringen van gemeenten met het gebruik van het Persoonlijk Inburgeringsbudget komen binnenkort beschikbaar via de reguliere websites. Daarnaast zal ik in overleg met welzijnsorganisaties bekijken op welke wijze hun expertise kan worden ingezet binnen de inburgering en op welke wijze er een betere verwijzing door de gemeente naar de juiste instanties kan plaatsvinden. Vanwege de beperkte omvang van de groep inburgeringsplichtigen met een fysieke belemmering die niet met lichte aanpassingen een inburgeringstraject kunnen volgen, ben ik niet voornemens om specifieke inburgeringsprogramma’s centraal te laten ontwikkelen. Het is evident dat deze groep zwaar fysiek beperkten baat heeft bij een breder zorgtraject dan enkel het inburgeringstraject.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Naar schatting is de helft van deze groep inburgeringsplichtig en de helft vrijwillige inburgeraar.

XNoot
1

Naar schatting is de helft van deze groep inburgeringsplichtig en de helft vrijwillige inburgeraar.